Keynote lezing Cultuurforum 2015, 28 september, Flagey, Brussel Koen van Eijck Erasmus Universiteit Rotterdam Erasmus School of History, Culture and Communication
[email protected]
Een buiging voor het publiek Het hoofdonderwerp van dit Cultuurforum is participatie. Het gaat dus over het publiek van culturele instellingen. Dat is een rijk en ingewikkeld onderwerp, mede omdat de cultuursector vanouds tamelijk aanbodgericht te werk is gegaan. Vraag en aanbod sluiten daarom niet per sé naadloos op elkaar aan en de onzichtbare hand die commerciële markten zo soepel schijnt bij te sturen is in deze sector vaak meer zichtbaar en voelbaar. Waardoor de sector en het publiek elkaar soms minder gemakkelijk vinden dan we zouden willen. Ik wil daarom vandaag met u twee vragen aan de orde stellen. De eerste luidt: wat wil het huidige publiek? Ik zal proberen te laten zien welke verschuivingen in de relatie tussen het publiek en het culturele aanbod zich de afgelopen decennia hebben voorgedaan. De tweede vraag luidt: Hoe kan de cultuursector haar relatie met het publiek van vandaag verstevigen en haar belangrijke rol blijven vervullen. Die twee vragen lijken vandaag belangrijker dan ooit. Want er zijn veel mensen die geloven dat het steeds moelijker wordt om het publiek te boeien met kunst en cultuur. Dat het publiek, de bevolking, te weinig interesse toont in het culturele aanbod en zich te veel laat afleiden door sociale media en televisie. Dat men op internet liever naar kattenfilmpjes kijkt dan naar documentaires of concerten. Dat jongeren gameverslaafden zijn met de concentratiespanne van een ongeduldige goudvis. Dat er te weinig literatuur gelezen wordt en dat, kortom, verdieping überhaupt eigenlijk niet langer mogelijk is door het overweldigende aanbod aan afleiding en entertainment. Ik lees u een citaat voor waarin deze ongerustheid erudiet tot uiting komt: “De loop van de geschiedenis heeft aan de geest van de tijd een richting gegeven die hem steeds verder dreigt te doen afdrijven van de kunst van het ideaal. Deze moet zich losmaken van de werkelijkheid en zich met grote stoutmoedigheid boven de behoefte verheffen, want de kunst is een dochter van de vrijheid, en zij wil haar instructie ontvangen van de noodzakelijkheid van de geest en niet van de behoefte van de materie. In deze tijd echter overheerst de behoefte en buigt de gevallen mensheid onder haar tirannieke juk. Het nut is het grote idool waaraan alle krachten herendiensten verrichten en dat door alle talenten moet worden geëerd. Op deze grove weegschaal heeft de geestelijke verdienste van de kunst geen gewicht; beroofd van iedere aanmoediging verdwijnt zij uit het luidruchtige circus van deze eeuw.” Inhoudelijk klinkt dit ons eigentijds in de oren. Het klimaat is niet bepaald gunstig voor de culturele sector. Qua taalgebruik is dit citaat misschien wat archaïsch, maar dat kunnen we 1
de auteur niet kwalijk nemen. Deze tekst is namelijk afkomstig van de Duitse dichter/filosoof Friedrich Schiller. Het komt uit één van zijn 27 brieven over de esthetische opvoeding van de mens die hij vanaf 1795 publiceerde. De klachten die we vandaag horen over nutsdenken, economische belangen en de algehele luidruchtigheid van het hedendaagse leven zijn dus niet nieuw. Ze werden 220 jaar geleden dus ook al geuit en toch zult u met me eens zijn dat er sindsdien fantastische kunst is geproduceerd en genoten. Goethe was net lekker bezig, Beethoven moest nog op gang komen. Er zat nog genoeg moois in de pijplijn. Ik probeer zometeen een aantal zaken op een rijtje te zetten die verontrustend kunnen klinken. Houd u dan alstublieft deze relativering in uw achterhoofd: deze zorgen zijn van alle tijden. Dat betekent overigens niet dat we ze kunnen afdoen als gezeur van oude of conservatieve mensen. Het geeft eerder aan dat cultuur altijd zorg nodig heeft, altijd kwetsbaar is. Dat is een constante die al sinds Aristoteles, die ook klaagde over de jeugd van zijn tijd, als een rode draad door de geschiedenis heen loopt. En altijd gelooft men dat het in de eigen tijd en de eigen samenleving opeens wel opvallend slecht gesteld is met de jeugd en het respect voor de cultuur. Zo ook vandaag. Speciaal voor u wil ik daarom beginnen met een klein lichtpuntje. Prijst u gelukkig, dames en heren, dat u in de Vlaamse cultuursector werkt en niet in de Nederlandse. Er wordt bij ons echt harder bezuinigd, zoals u wellicht weet, ondanks recente toezeggingen van minister Bussemaker om het hak- en sloopwerk van haar voorganger deels te repareren. Het aantal centra voor de kunsten daalde sinds 2007 met bijna 40 procent en het aantal amateurkunstenaars nam in diezelfde periode met tientallen procenten af. Bezoekcijfers aan klassieke concerten en opera vertonen slechts een lichte terugval, maar deze sector kent wel een sterk vergrijzend publiek. Het aantal voorstellingen op de Nederlandse podia daalde sinds de crisis met 10%. Een meevaller nog, gezien de omvang van de bezuinigingen die daar overheen kwamen. Door vooral kleinere en klassieke voorstellingen te schrappen, konden de klappen enigszins opgevangen worden en de economische schade worden beperkt. Maar verschraling ligt op de loer. Groei zien we in Nederland vooral bij de musea en de bioscopen, die dankzij een sterkere gerichtheid op educatie, interactie (bij de musea) en innovatie (in de cinema) de beleving van hun product wisten aan te passen aan de wensen van de hedendaagse consument. Het lijkt dus van groot belang die consument serieus te nemen en te begrijpen. Om het publiek van vandaag te verleiden op een manier die past en binnen een context of leefwereld die dat publiek aanspreekt. Omdat de aanval vaak de beste verdediging is. En om dat te kunnen doen, moeten we ons in dat publiek verdiepen. Een publiek dat net zozeer een kind van zijn tijd is als Schiller, Beethoven, u en ik. Laten we daarom die tijd zelf, of die tijdgeest, eens onder de loep nemen om het huidige publiek beter te begrijpen. Een briljante poging daartoe is enkele jaren geleden ondernomen door de Italiaanse schrijver en denker Alessandro Baricco. Zijn boek over de impact van culturele veranderingen op de hedendaagse cultuur heeft een weinig opbeurende titel: De Barbaren. Onder de barbaren verstaat hij, in het kort, vooral de nieuwe generatie van mensen die oppervlakte boven diepgang stellen, spektakel boven schoonheid, techniek boven inspiratie, effect boven waarheid, en snelheid boven contemplatie. Dat is de wereld waarin ze leven. Een wereld die in belangrijke mate digitaal is en maar zeer ten dele wordt gevoed door 2
instituties als overheid, onderwijs of gezin. Ik zal met enige regelmaat naar Baricco’s Barbaren verwijzen. Zijn essayistische cultuuranalyse sluit namelijk wonderwel aan bij de resultaten van empirisch sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Samen stellen ze ons in staat om de belangrijkste bredere maatschappelijke trends waar de cultuursector zich toe moet verhouden op een rijtje zetten. Ik zal er vier onderscheiden. Daarna wil ik met u kijken hoe er vanuit de politiek en de cultuursector op deze trends zou kunnen worden gereageerd.
1: Geen culturele hiërarchie, maar het zelf als stralend middelpunt Over het vervagen van de notie van culturele hiërarchie zal ik kort zijn. De culturele omnivoor, dat type dat hoge en populaire cultuur lijkt te combineren alsof er geen onderscheid bestaat, is alomtegenwoordig en ook in Vlaanderen allang geen onbekende meer. Dat weten we dus wel. Maar het is wel interessant om de sociale betekenis van die omnivoor nader te belichten. Van welke onderliggende verandering is die omnivoor een symptoom? De Duitse socioloog Gerhard Schulze biedt een fraaie diagnose. Iedereen verhoudt zich op een bepaalde manier tot de samenleving waartoe zij of hij behoort. Schulze heeft het dan over de ego-wereld relatie. Voorheen was die relatie bijna altijd verankerd in de wereld. In dat geval liggen de belangrijkste doelen die in een mensenleven moeten worden nagestreefd reeds besloten in de buitenwereld, de samenleving. Die doelen liggen daar te wachtend op het individu dat de bijbehorende verantwoordelijkheden op zich moet nemen. Zo weet iedereen dus wat de bedoeling is, of welke culturele opdracht men moet vervullen. Voor de leden van de hogere sociale klassen is een oriëntatie op hoge cultuur, contemplatie, perfectie en status een gegeven waaraan niet valt te ontkomen. De doelen zijn heilig en als tradities verankerd in de samenleving. De standaarden zijn gezet; nu is de het aan het individu om zich hiernaar te voegen door zich de voorgeschreven hoge cultuur toe te eigenen. Want wat goed of belangrijk is, is voor de goede verstaander evident en geldt als algemeen erkende vorm van cultureel kapitaal. Het omgekeerde, een ego-wereld relatie verankerd in het ego, past meer bij de huidige tijd. Symptomen hiervan ziet Schulze bij de jongere generatie in zijn Duitse steekproef. We zoemen even in op het hoger opgeleide segment daarbinnen. Voor hen geldt dat allerlei richtlijnen over wat wel en niet zou moeten of mogen in cultureel opzicht niet erg serieus worden genomen. Ze streven weliswaar naar zelfverwerkelijking, aldus Schulze, maar plukken uit de wereld datgene wat ze denken te kunnen gebruiken om in de eigen sociaal-culturele behoeften te voorzien. Ze bepalen daarbij zelf wat al dan niet bruikbaar is. Kunst kan daarin een rol spelen, maar ook populaire cultuur. Het hangt er maar net vanaf wat men wil. De keuze is aan het individu met zijn eigen wensen en behoeften. Cultuur wordt gebruikt voor het ontwikkelen van vaardigheden of een identiteit. Het is één mogelijk middel in het project van zelfontplooiing, naast andere attributen en inspiratiebronnen. Dit inzicht van Schulze is cruciaal. Cultuur is dus van een doel, of een gegeven opdracht, verworden tot een optioneel middel voor zelfontplooiing. En men is vrij om er, vanuit de centraliteit van het ego, zelf betekenis aan te verlenen. Dat is een implicatie van wat Schulze beweert met zijn stelling dat hedendaagse culturele leefstijlen hun verankering vinden in het ego en niet in de wereld daarbuiten. Wat kunst of cultuur betekent, hangt af van het individu dat er ‘gebruik’ van maakt. Want kunst krijgt pas betekenis in de ervaring die erdoor teweeg wordt gebracht. Dat maakt de betekenis van kunst en cultuur niet alleen 3
subjectief, maar ook veranderlijk. Want het ene moment heeft iemand behoefte aan verdieping, het volgende aan ontspanning en weer later wil men gewoon plezier hebben. Zo bezien regeert de subjectiviteit, verdwijnt het traditionele ontzag voor cultuur en maakt de cultuurconsument steeds minder voorspelbare keuzes. Of zo lijkt het toch. 2: Meesurfen op de laatste trends Het cultuurpubliek van vandaag gelooft dus sterk dat het zelf zijn eigen keuzes maakt. Het is echter interessant te bedenken dat juist wanneer mensen de vrijheid opeisen om hun eigen identiteit vorm te geven, zij gemakkelijker dan ooit worden beïnvloed door hun sociale omgeving. In plaats van koersvast op een innerlijk kompas te varen, oriënteren mensen zich in zo’n situatie juist voortdurend op anderen. David Riesman zou zeggen: we zijn radarmensen geworden. Vroeger wees het innerlijke, of beter verinnerlijkte, kompas onder de leden van de hogere sociale klassen als vanzelfsprekend richting Kunst met een grote K. Nu scant de innerlijke radar steeds opnieuw wat er om ons heen gebeurt en hoe we ons daartoe moeten verhouden. Hoeveel genoegen we eraan zouden kunnen beleven. Zonder de richtingvastheid of ijking die een kompas kenmerkt. De radarmens is als super-pragmaticus gevoelig voor hypes en trends. Dat zijn de bliepjes op zijn groene schermpje. Zo registreert hij waar hij moet zijn. Musicoloog Timothy Taylor spreekt in dit verband van ‘the logic of the trendy’. Wie met zijn culturele aanbod op de radar wil verschijnen, dient zich te voegen naar een zekere marketinglogica. Taylor ziet die logica ook steeds prominenter worden in zijn eigen onderzoeksgebied, de klassieke muziek. Men promoot graag supersterren en organiseert prijzenfestivals om populaire aandacht te genereren voor het klassieke genre. Want wat op de radar verschijnt wordt niet primair bepaald door de vraag of iets onderdeel uitmaakt van het hoge of het populaire cultuursegment. Voor het publiek wordt het belang van cultuuruitingen ook bepaald door hun actualiteit, hun nieuwheid, de mate waarin ze hip of trendy zijn. In deze situatie getuigt cultuurparticipatie niet alleen of primair van een zekere kennis en kunde op cultureel gebied, ofwel van cultureel kapitaal zoals bedoeld door Pierre Bourdieu. Cultuurparticipatie illustreert hier ook – of vooral - de wens om up-to-date te blijven. Of misschien is die kennis van trends en hypes wel een nieuwe vorm van cultureel kapitaal. Maar anders dan de vernieuwingsgolven die de artistieke avant-gardes sinds het modernisme op gezette tijden door de kunstwereld stuwden, ligt het tempo van de veranderingen nu zo hoog en zijn de richtingen zo divers dat het moderne idee van vooruitgang of verbetering moeilijk vol te houden is. Volgens Baricco zetten we voor de gewenste verandering net zo lief een stapje naar links of rechts als een stapje vooruit. Als iemand nog het verschil tussen vooruit en opzij zou weten. Als het maar nieuw en anders is. In de kunst, zo zag Daniel Bell in de Jaren ‘70, “style has become synonymous with fashion” en “the game of high-low-and-middle became démodé once the middlebrows caught on, to be quickly replaced by the new game of in-and-out”. 3: Verheviging van de ervaring Het boek waarin Gerhard Schulze zijn analyse uit de doeken doet, heet Die Erlebnisgesellschaft. Als overleven niet langer onze grootste zorg is, richten we ons op beleven. Dan zoeken we naar boeiende ervaringen die helpen het leven zin en betekenis te geven. De Leuvense filosoof Lieven De Cauter stelt dat de moderne mens verslaafd is aan ervaringen en belevenissen verzamelt. Steeds sneller en steeds spectaculairder. Hij gebruikt daarvoor de term ‘verheviging’. 4
Ik gaf al aan dat we de culturele omnivoor goed kennen uit allerlei onderzoek. Maar hoe zit het met die vermeende verheviging? Is die ook terug te vinden in de resultaten van wetenschappelijk studies naar het publiek? Jawel, en dan hebben we het over de zogenaamde voracious consumer. Typerend voor zo’n gulzig of vraatzuchtig cultuurpatroon is niet zozeer de grensoverschrijding die de culturele omnivoor kenmerkt, maar het in korte tijd ondernemen van veel verschillende vrijetijdsactiviteiten. Meer een kwestie van gedrag dan van smaak dus, en meer veel dan per sé gevarieerd. Met Gerbert Kraaykamp onderzocht ik trends in cultureel gedrag in Nederland tussen 1975 en 2005. Daaruit bleek dat de meest opvallende verandering niet de toename van omnivoriteit was, maar van de intensiteit van het culturele gedrag. In 2005 propte men veel meer activiteiten in een gegeven hoeveelheid vrijetijd dan in 1975 en dat gold vooral voor leden van jongere generaties. Verheviging, inderdaad. Ook Baricco benoemt deze trend als hij zegt: “zoveel mogelijk zones tegelijk bewonen met tamelijk weinig aandacht is kennelijk wat zij [de barbaren] verstaan onder ervaring opdoen”. Vroeger, zo stelt hij, “hield ervaring, in de meest verheven, heilzame vorm, verband met het vermogen toenadering te zoeken tot de dingen, een voor een, en een intimiteit ermee te laten rijpen waardoor zelfs de meest verborgen kamers ervan ontsloten konden worden. Vaak was het een werk dat veel geduld vergde, en zelfs eruditie, studie”. Maar de barbaren zijn “in hun zoektocht naar betekenis, naar ervaring, [..] op zoek naar handelingen waar ze snel in kunnen en gemakkelijk weer uit kunnen. Ze geven de voorkeur aan systemen die de beweging niet opvangen, maar genereren.” De socioloog Zygmunt Bauman zei het zo: “De wereld verandert in een reservoir van potentieel interessante objecten, en het komt erop aan al wat er aan belangwekkends inzit, eruit te halen. Het volbrengen van deze taak staat of valt evenwel met de inspanningen en het vernuft van het belangstellende subject. Er is weinig of geen inbreng mogelijk van de objecten zelf. En doordat het accent op het belangstellende subject komt te liggen, vervagen de contouren van de wereld waarin men het interessante moet zien te vinden”. Die goede oude Bauman. Alles zit erin: subjectivering, verheviging, grensvervaging. Opnieuw komen we uit bij het beeld van de cultuurconsument die voor een overvolle, slecht geordende vitrine staat. De klok tikt door, er moet nog van alles gebeuren en er moet snel een keuze gemaakt worden. Deze cultuurconsument hanteert als beslissingsheuristiek een even eenvoudig als doeltreffende criterium: wat past het beste bij mij? En die spullen, of ervaringen, grist hij mee voor onderweg. Misschien gaat hij er even rustig voor zitten, maar voor het zelfde geld verorbert hij ze thuis met een pizza op schoot en de smartphone steeds binnen handbereik. Verheviging gaat niet alleen over intense ervaringen, maar misschien vooral over de dichtheid van ervaringen, het tempo waarin die elkaar opvolgen en de intensiteit waarmee ze gecombineerd worden, of elkaar overlappen. 4: Nieuwe scheidslijnen Dus ja, de wereld is wel degelijk veranderd. Vertrouwde categorieën krijgen een andere betekenis. Boeken verkopen beter als ze zijn geschreven door BV’s als Carmen Pfaff of Markske van FC De Kampioenen. En als ze zijn geschreven in de vlotte, niet-literaire taal van 5
alledag waarbij – om maar een cliché te gebruiken - het vertellersplezier van de pagina’s spat. Beeldende kunst weet vooral via blockbuster-tentoonstellingen het publiek naar de musea te trekken. Zo hadden we het afgelopen voorjaar De late Rembrandt en de oase van Matisse in Amsterdam en een groot retrospectief gewijd aan Marc Chagall in Brussel. Komt dat zien! Slechts 100 dagen! Een unieke kans! En bij Rembrandt meldde de website ook: “Een spectaculaire tentoonstelling voor een nieuwe generatie”. De culturele wereld moet hard meeroepen in het publicitair geweld dat nodig is om de aandacht van de overvoerde burger te kunnen trekken. Zelfs de verkooplijsten van de klassieke muziek worden meer en meer aangevoerd door beroemde uitvoerders als Yo-Yo Ma, Cecilia Bartoli, Joshua Bell, Lang Lang, en André Rieu. Ook hier probeert men op verschillende manieren aansluiting te zoeken bij onderdelen van de commerciële popcultuur: door musici als sexy te presenteren, door aan te haken bij de jeugdcultuur, of door het uitvoeren van het werk van populaire artiesten zoals dj Armin van Buuren of popbands. Inderdaad, de vertrouwde contouren van de wereld vervagen. Dat maakt voor veel mensen het verschil tussen cultuur en entertainment kleiner. Weinig mensen, zo blijkt uit onderzoek, zijn in interviews bereid om de scheidslijn tussen hoge en populaire cultuur te erkennen, laat staan te verdedigen. Het goede nieuws is dat dit hun culturele habitat zou kunnen verruimen. Het zorgelijke is dat ze soms niet meer geloven dat sommige cultuur waardevoller kan zijn dan andere en zich afvragen waarom ze hun best zouden moeten doen voor iets moeilijks terwijl er zoveel andere leuke dingen te doen zijn. Tegelijk zien we echter nieuwe contouren opkomen. Nieuwe scheidslijnen. Hip versus traditioneel, snel versus langzaam, authentiek versus commercieel, digitaal versus fysiek, enz. enz. Want verschil moet en zal er zijn. Dat is een sociologische wetmatigheid. Zelfs de omnivoor doet niet zomaar wat. De omnivoor maakt verschil en is kieskeurig. En daar zit, als u het mij vraagt, toch een vrij heldere notie van kwaliteit achter. Hij mag dan van popmuziek houden, maar zal toch eerder Gruppo di Pawlowski, Balthazar of Oscar and the Wolf waarderen dan Gunther Neefs, Belle Perez of Milk Inc. Het is dus weinig informatief om te zeggen dat de omnivoor bijvoorbeeld pop en klassiek combineert. Sowieso heb ik dergelijke termen, net als hoog en populair, tot nu toe veel te gemakzuchtig gebruikt. Het was u misschien al opgevallen. Want welke pop is dat precies? Er bestaan werelden van verschil tussen de populaire artiesten die u hier ziet. En voor de omnivoor is dat niet bepaald om het even. Hij kiest meestal bewust voor de popmuziek die volgens hem kwaliteit heeft, authentiek is, origineel en niet te commercieel. En hij maakt die keuze, of dat gelooft hij althans, omdat hij die muziek zelf mooi of belangrijk vindt en niet omdat het wordt voorgeschreven door noties van culturele hiërarchie of anderszins gezaghebbende autoriteiten of tradities. Hoe dan ook, het culturele landschap wordt niet bepaald gezien als een grote, onafzienbare vlakte met producten die, zo niet inwisselbaar, dan toch gelijkwaardig zijn. Dat is het niet. Er ontstaan steeds nieuwe culturele niches, nieuwe scheidslijnen, nieuwe landschappen. Dat is van alle tijden, maar volgens Baricco gebeurt het nu grondiger dan voorheen. Hij zegt: “Maar deze keer lijkt het anders […] Gewoonlijk wordt er gevochten om zeggenschap over strategische punten op de landkaart. In dit geval lijkt het echter veel radicaler, alsof de aanvallers veel verder gaan: ze zijn de landkaart aan het veranderen. Misschien hébben ze hem zelfs al veranderd. Zoiets moet er gebeurd zijn in de gezegende jaren waarin bijvoorbeeld de Verlichting opkwam, of in de dagen waarin de hele wereld ineens romantisch bleek te zijn geworden. Er waren geen 6
troepenverplaatsingen, en ook geen zonen die hun vaders vermoordden. Ze waren mutanten, die het ene landschap vervingen voor een ander, en daar hun eigen habitat vestigden.”
Hoe hiermee om te gaan Goed, tot zover de analyse van de situatie. Een mooi moment om over te gaan naar de lijst met pasklare oplossingen. Maar helaas, die ben ik nog niet tegengekomen. Het is me ook niet gelukt om die dan maar zelf te bedenken voor deze gelegenheid. Mijn oprechte excuses daarvoor. Als troost schets ik voor u enkele aanknopingspunten die van pas kunnen komen om met deze situatie om te gaan. Op basis van de zojuist beschreven ontwikkelingen en de stand van zaken in het onderzoek naar cultuurparticipatie. Want ik ben hoopvol en geloof dat daar ook wel reden voor is. Juist als we dat eigenaardige publiek zo serieus mogelijk nemen. 1 Van wat het publiek doet naar hoe ze dat doen. Het publiek is ongrijpbaarder geworden, minder trouw en wisselvalliger. Dat maakt het moeilijk om je publiek aan te wijzen. Zeker als je dat zou willen doen op grond van kenmerken als leeftijd, sekse, opleiding, inkomen enzovoort. Die kenmerken noemen onderzoekers gezamenlijk weleens the usual suspects. En niet ten onrechte: ze worden standaard van stal gehaald wanneer het gaat over verschillen in culturele smaken, maar ook in gezondheidsbeleving, politieke voorkeur, loopbaantevredenheid of een ander willekeurig fenomeen waarin sociale wetenschappers interesse tonen. Het gebruik van zulke achtergrondkenmerken leidt tot nuttige inzichten. Maar wie wat verder wil komen op een specifiek terrein, zoals cultuur, kan hiermee steeds minder volstaan. Vandaag is het beeld aan twee kanten gedifferentieerder. Enerzijds is het culturele veld opgerekt en diffuser, zoals we hebben gezien. En dat maakt het aan de andere kant moeilijker om op grond van generieke sociaal-demografische kenmerken te bepalen wie wat zal appreciëren. Theoretisch valt er echter nog wel wat te halen bij het meer traditionele onderzoek naar cultuurparticipatie. Want een bepaald achtergrondkenmerk als leeftijd op opleidingsniveau leidt niet zomaar onmiddellijk tot een bepaald cultureel gedrag. Daar zit iets tussen wat we de esthetische dispositie zouden kunnen noemen. En die esthetische dispositie, die culturele houding of voorkeur van mensen, geeft veel directer aan wat we moeten weten om verder te komen. Dat is namelijk: waar is de hedendaagse consument of burger eigenlijk naar op zoek? Daar kunnen we ondanks allerlei grensvervagingen nog steeds achter komen. Gewoon door ernaar te vragen. Vindt men het van belang om iets nieuws te leren? Om in vervoering te raken? Emotioneel geraakt te worden? Te lachen? De dagelijkse beslommeringen te vergeten? Of specifiek over kunst: vind men dat kunst mooi moet zijn? Kan alles in principe kunst zijn? Dient kunst sociaal-kritisch te zijn? Of is vorm belangrijker dan inhoud? Onderzoekers gaan steeds meer aandacht krijgen voor dit soort indicatoren van de esthetische dispositie van mensen. Het onderzoek naar het publiek wordt zodoende steeds slimmer, niet in de laatste plaats dankzij studies vanuit het Steunpunt door m.n. Gentse collega-sociologen als Henk Roose, John Lievens en Stijn Daenekindt. Ik ben ervan overtuigd dat er belangrijke stappen worden gezet op dit gebied. De titel van mijn oratie in 2013 luidde niet voor niets: It ain’t what you do it’s the way that you do it. En vorig jaar publiceerden Stijn Daenekindt en Henk Roose een artikel onder de al 7
even veelzeggende titel: Ways of preferring; Distinction through the ‘what’ and the ‘how’ of cultural consumption. Nog weer recenter is onderzoek waarin ik zelf meewerkte en dat afgelopen maand werd gepubliceerd. Het gaat over ironische consumptie, met als voorbeeld het fenomeen dat veel mensen zich geweldig amuseren in de karaokebar terwijl karaoke eigenlijk helemaal niets voor hen is. Zeggen ze. Ook hier geldt: het gaat niet zozeer om WAT deze mensen doen, nl karaoke, maar HOE ze dit doen. Met of zonder ironie? Dat maakt nogal een verschil voor de betekenis die deze activiteit voor hen heeft. Een activiteit die ik als onderzoeker of cultuurmaker pas kan begrijpen als ik weet hoe, vanuit welke esthetische dispositie, deze wordt ondernomen. Die esthetische dispositie, of houding, kun je direct meten, ook in grootschalig kwantitatief onderzoek. Je kunt deze ook afleiden uit bredere smaakpatronen. Is mijn bezoeker een omnivoor? Of liever: wat voor omnivoor precies? Als ik weet wat mijn bezoekers zoal aan vrijetijdsinteresses koesteren naast mijn theater, mijn bibliotheek of mijn muziekschool, leer ik ze echt beter kennen. Zijn ze werkelijk helemaal zot van hun gitaar, of zijn ze daarnaast ook bezig met een ander instrument, of met sport, en welke muziekgenres en media zijn dan hun favorieten? Als de aloude contouren vervagen, moeten we de betekenis die cultuur voor mensen heeft meer zelf in kaart brengen. Vroeger wisten we wel ongeveer genoeg als iemand aankruiste van klassieke muziek te houden. Dat was een bepaald type dat we wel kenden. Nu is dat niet meer zo. Subjectivering, weet u nog? Dus moeten we verder gaan. Door te vragen naar de bijbehorende esthetische dispositie of naar aanpalende culturele voorkeuren. Dat doen we dus ook steeds vaker. En weet u wat nu zo mooi is? Daenekindt en Roose onderzochten dit zeer grondig onder museumbezoekers en vonden dat die esthetische disposities veel meer een eigen leven leiden dan tot nu toe gedacht werd. Ze kunnen niet zomaar een-op-een afgeleid worden uit cultureel gedrag of manifeste smaken. Anders gezegd: onder de waardering voor hetzelfde cultureel product, zeg een bepaald schilderij, een boek, of een voorstelling, kunnen sterk uiteenlopende disposities schuilgaan. Nog weer anders gezegd: mensen kunnen heel verschillende redenen hebben om hetzelfde te waarderen. Is het dan voor onderzoekers en voor werkers in de sector niet veel interessanter om kennis te ontwikkelen van die redenen, of disposities? Die vertellen ons meer over het publiek dan hun feitelijke culturele voorkeuren of gedrag. We begrijpen ze beter en kunnen ze eventueel segmenteren op basis van echte verschillen en wat ze willen, wat ze waarderen, waarnaar ze op zoek zijn. En zo wordt dat publiek opnieuw grijpbaar. En bovenal meer begrijpbaar dan voorheen vaak het geval was. En wie goed weet welk deel van het publiek hoe naar cultuur kijkt, vanuit welke wensen en verwachtingen, is natuurlijk veel beter in staat dat publiek op de juiste manier aan te trekken en het vervolgens naar de zin te maken. Als de culturele ervaring subjectiever wordt, dan moeten we die kant van het verhaal meer in kaart brengen. En dat is precies wat onderzoek nu doet en wat zeer bruikbare informatie voor het veld oplevert. 2 Van ‘waarom niet’ naar ‘wat dan wel’ Dus er zijn veelbelovende manieren om het publiek beter te leren kennen. En dat geldt in één moeite door ook voor het potentiele publiek. Veel onderzoek komt niet veel verder dan: lager opgeleiden en leden van etnische minderheidsgroepen nemen minder deel aan cultuur. Dat geloof ik meteen, maar het biedt weinig handvatten om die groepen er wel bij te betrekken. En vragen waarom ze niet komen leidt tot een weinig boeiende top drie van antwoorden: geen tijd, geen interesse, te duur. Daar hebben we in de praktijk weinig aan. Geen tijd en te duur zijn redenen waar we niets mee kunnen, omdat ze eigenlijk bedoelen 8
dat ze hun tijd en geld liever aan iets anders besteden. Geen interesse dus. En daar moeten we iets mee doen. Maar in plaats van op het waarom niet zouden we ons moeten richten op het wat dan wel. Wat doen of wensen deze niet-bezoekers dan wel in hun vrije tijd? Kunnen we misschien aanhaken bij wat ze wel interessant vinden? Het aansluiten bij die interesses is feitelijk onontkoombaar. Cultureel aanbod dat niet actief opduikt in de leefwereld van het potentiele publiek dreigt irrelevant te worden. Dat geldt ook voor een kunstwereld die allerlei gedragsregels voorschrijft en daarmee drempels opwerpt. Vaak horen we dat mensen niet naar klassieke concerten gaan omdat ze niet weten wat ze aan moeten trekken en wanneer ze wel en niet mogen klappen. En ze vrezen dat bij zo’n concert alleen maar rare mensen komen. Mensen waar ze zich niet bij thuis voelen. Mede daarom is het aantal liefhebbers van klassieke muziek drie keer zo groot als het aantal concertbezoekers. Vaak is de interesse er wel, maar wordt die niet omgezet in participatie. Er is dus in veel gevallen wel ergens iets te vinden wat deze mensen boeit en wat kan worden gebruikt als lijntje om hen binnen te hengelen. Als voorbeeld kan ik mijn eigen zoon van 12 nemen. Hij is dol op Assassin’s Creed, een videogame waarin, ik geef het toe, naar hartenlust gemoord en geroofd kan worden. Geweldig vindt hij dat. Maar Assassin’s Creed is tegelijk een spel waar heel veel aandacht uitgaat naar een historische correcte contextualisering van de verschillende avonturen die je er kunt beleven. Het ziet er fantastisch uit. Zo mooi zelfs, dat hij hele stukken omgeving van Assassin’s Creed meende terug te zien in de dorpjes en steden die we afgelopen zomer in Bretagne bezochten. En opeens waren die uitstapjes geen saaie verplichtingen meer, maar werd het interessant. Waar zou hij op kunnen klimmen als hij nu in het spel zat? Wat waren handige vluchtroutes, mooie verstopplaatsen? Hij keek opeens zijn ogen uit. En datzelfde spel heeft nog een ander positief effect gehad. Mijn zoon heeft pianoles. Hij is daar, als rechtgeaarde mutant, niet erg enthousiast over. Maar toen hij voor een uitvoering moest bedenken wat hij zou willen voorspelen, kwam hij aanzetten met de themamuziek van …. Assassin’s Creed. Eigenlijk ver boven zijn niveau, maar hij wilde dit speciale stuk zo graag onder de knie krijgen dat hij soms zomaar een half uur achter elkaar zat te ploeteren om het te leren. Dat was nog nooit vertoond. Waar een verguisde game al niet goed voor is. Maar vooral: wat het al niet kan opleveren als culturele zaken als architectuur en muziek op slinkse wijze kunnen worden gekoppeld aan iemands bestaande interesses. Het is een feit: de wereld bestaat voor veel jongeren vooral uit games, YouTube, sociale media en tv. Die kunnen ook meer direct ingezet worden om cultuur onder de aandacht te brengen. Dat gebeurt ook en misschien wel steeds meer. Over klassieke muziek hebben we in Nederland een reality programma. Het heet Bloed, Zweet en Snaren. En de Nederlandse comedian Tijl Beckand presenteert De Tiende van Tijl waar klassieke muziek luchtig aan een breed publiek wordt gepresenteerd. Maar we hoeven ons niet tot zulke voorbeelden te beperken. Ik ben ook blij met The Voice of Holland, of Belgium got Talent, of K3 zoekt K3. Al dergelijke programma’s leren mensen iets over kunst en cultuur. Over een bepaalde esthetische manier van kijken en beoordelen. Over reële, soms zelfs schrijnende, verschillen in kwaliteit tussen de kandidaten. Waarom is de ene beter dan de andere? Waarom zijn de juryleden het soms oneens met elkaar? Die vragen komen steeds voorbij en zorgen ervoor dat mensen hier anders, met meer oog voor esthetische kwaliteit, naar kijken dan naar veel andere programma’s. Ik zie het graag, en heb mijn negenjarige dochter als afdoende excuus daarvoor. 9
Daarnaast zijn media van belang als toegangspoort of kanaal. Laat het duidelijk zijn dat interesse voor cultuur, of participatie, niet alleen bestaat uit het bezoeken van concerten, theatervoorstellingen of musea. Wie het belang van cultuur of de legitimiteit van subsidiering alleen daaraan wil aflezen, onderschat de reikwijdte van de cultuursector. Wie thuis naar klassieke muziek luistert, een roman van een vriendin leent of via een site als www.911tabs.com akkoordenschema’s van liedjes downloadt, profiteert zeer zeker van de zegenrijke effecten die de omgang met kunst teweeg kan brengen. Amateurkunstenaars maken zeer actief gebruik van YouTube en andere platforms om te leren van anderen en ook om zichzelf te presenteren. Maar dergelijke cultuurconsumenten ontbreken in de bezoekcijfers, terwijl ze wel afhankelijk zijn van een culturele infrastructuur waarmee zij hun interesses kunnen voeden en verder ontwikkelen. Wanneer de overheid gelooft dat het deelnemen aan het culturele leven positieve effecten heeft op individu en samenleving, zou daarom kunnen worden overwogen om culturele producten niet alleen toegankelijker te maken op het moment van uitvoering, maar ook beter te ontsluiten via media. Met name internet biedt hier uiteraard ongekende mogelijkheden. Via het web zijn complete balletvoorstellingen, concerten en museumcollecties gratis te bewonderen. Denk aan de RijksStudio waar het Rijksmuseum veel materiaal beschikbaar stelt, of het YouTube kanaal waarop de Ancien Belgique live concerten integraal beschikbaar stelt. Net zoals wetenschappers geacht worden hun werk optimaal toegankelijk te maken voor collega’s en het brede publiek, zouden we ook van de gesubsidieerde cultuurmakers kunnen vragen of zij hun producties na afloop van de voorstellingenreeks bijvoorbeeld via internet beschikbaar kunnen stellen, al dan niet gekoppeld aan een bepaald verdienmodel. Vermoedelijk zal dit eerder een stimulans dan een alternatief voor cultuurbezoek zijn, zoals ook de release van dvd’s het bioscoopbezoek niet belemmert en het gratis aanbieden van muziekfragmenten via internet het verlangen om een concert te bezoeken eerder aanwakkert dan bevredigt. Het zal cultuuraanbieders bovendien aansporen om van live optredens nog meer een bijzondere belevenis te maken, om bezoekers te blijven enthousiasmeren en als uithangbord voor andere release windows als dvd, televisie of bijvoorbeeld streaming services via internet, die steeds belangrijker worden als kanaal om cultuur naar de mensen te brengen. Maar bovenal zal er zo meer cultuur binnendringen in de leefwereld van de jongeren van vandaag. 3 aansluiten bij behoefte aan nieuwe ervaring De culturele omnivoor is iemand die wordt verondersteld open te staan voor nieuwe ervaringen. Die openheid is er ook, juist omdat grenzen vervagen en er weinig taboe is. En let op: die omnivoor is volgens onderzoek ook de meest fanatieke bezoeker van haast elke vorm van cultureel aanbod. Daarin verslaat hij degenen die zich, eerder univoor, louter op de hoge kunsten toeleggen, ook op hun eigen terrein. Mede daarom ziet hij graag dat het aanbod met grote regelmaat wordt ververst, volgens de logic of the trendy. En omdat hij ook vaak een voracious consumer is. Baricco spreekt van de hedendaagse consument – de barbaar dus – als surfer ipv diepzeeduiker. In beweging blijven, veel combineren. Plaatsen waar cultuur wordt aangeboden moeten fungeren als doorgangsstations die energie geven en je in beweging houden i.p.v. het tempo eruit halen. Sommige van die doorgangsstations noemt hij synthetische sequenties. Meestal is de barbaar die ervaringen bijeensurft bezig afzonderlijke punten van de werkelijkheid, of ervaringen, aaneen te rijgen. Maar de synthetische sequentie is als het ware een geprefabriceerde concentratie van sequenties. Een knooppunt 10
dat zelf meerdere punten omvat en waar je een grote hoeveelheid werelden kunt verzamelen en tegelijk ervaren. Als voorbeelden noemt hij plaatsen als de FNAC, de IKEA, het Louvre of winkelcentra. Die zijn zeer aantrekkelijk als ze een soort lichtheid en vloeibaarheid van structuur bewaren zodat je stappen versneld worden. Films rekent hij ook tot dergelijk spektakel. Naast het museum is het festival volgens mij bij uitstek een voorbeeld van zo’n synthetische sequentie. En dat klopt ook wel met wat we om ons heen zien: musea doen het goed, film doet het goed en festivals blijven publiek trekken, ook al denken velen al geruime tijd dat de markt onderhand wel verzadigd zal zijn. Maar nee, er blijven er maar bijkomen. Juist omdat festivals een sterke opeenhoping van ervaringen bieden die in korte tijd en naar eigen goeddunken genoten kunnen worden. Waar bovendien ruimte is voor experiment, waar rijp en groen naast elkaar mogen staan. Het zijn gesynthetiseerde sequenties, net als het onvoorstelbaar succesvolle Rijksmuseum in Amsterdam of andere bekende musea zoals het Tate Modern of het MOMA. Van de succesformule die de synthetische sequentie is, kunnen we stevig profiteren door de bundeling van kracht en energie. Op het meerdaagse Nederlandse Lowlands festival, waar muziek de hoofdmoot vormt, programmeert men tevens theater en lezingen van wetenschappers en schrijvers. Ook wordt er al jarenlang met veel succes klassieke muziek geprogrammeerd. Wanneer de context van de uitvoeringspraktijk van de concertzaal naar het festival wordt verplaatst, blijkt de minimal music van Steve Reich opeens prima te passen op een dancepodium. Op zondagochtend kruipen de festivalgangers vol verwachting uit hun tentje voor Stravinsky of Ravel. Inderdaad: klassieke muziek als één van de vele muzieksoorten waarvan op Lowlands kan worden genoten, als optie, maar zeker eentje die zich voor dit publiek staande kan houden. In een zelfgekozen omgeving vol gelijkgestemden blijkt de bereidheid om iets nieuws te beleven, de openheid van de omnivoor, ruimschoots aanwezig. Er liggen nog veel kansen voor instellingen die letterlijk hun grenzen willen verleggen om naar het publiek toe te komen. Aansluiting bij de eigen subcultuur of leefwereld is hierbij essentieel, maar in de juiste context kan dat zonder concessies aan de kwaliteit van het aanbod. De term outreach mag hierbij letterlijk worden genomen. Dat werkt bij wijktheater, bij de Museumnacht, bij het Grachtenfestival Amsterdam en vermoedelijk ook bij andere vormen van cultuur die zichzelf in een nieuwe context presenteren, zo niet opnieuw uitvinden. Daarbij moet ook oog zijn voor de belevenismaatschappij; bij het aanbieden van verrijkende, authentieke ervaringen mag de cultuursector wellicht nog wat schaamtelozer gebruik maken van het creëren van de nodige buzz en hypes. Baricco zegt over onder meer festivals dat een nieuwe verpakking voor de oude cultuur te weinig soelaas zal bieden. Ik denk dat het wel helpt, maar ben het met hem eens dat we niet alleen moeten inzettten op een redding van het verleden door de cultuur van dat verleden aantrekkelijk te verpakken. Hij zegt: we kunnen ons beter richten op de veredeling van het heden om de intelligentie ook maar een beetje te beschermen tegen het gevaar van de pure, gemakkelijke commercie. Biedt dus zaken aan die hier en nu relevantie hebben, die deel kunnen uitmaken van de hedendaagse cultuur of in elk geval raad weten met eigentijdse formats. Zelf vind ik de sterke ontwikkeling van kwaliteitsvolle tv-series veelbelovend. Enerzijds kunnen ze veel sneller gerealiseerd worden dan bioscoopfilms. Dat past bij het streven om aan te sluiten bij actuele thema’s en is mede te danken aan het feit dat de schrijver van zulke series veel meer in de hand houdt hoe ze uiteindelijk gerealiseerd worden dan bij film. Anderzijds, en dat is er zo mooi aan: deze series bieden veel 11
gelegenheid voor het over langere tijd uitspinnen van karakters. Dat verleent diepgang aan die series omdat het format zich er zo goed voor leent. Er ontstaat een soort van nieuwe tweedeling: voor superhelden en spectaculaire actie en animatie kunnen we naar de bioscoop. Voor meer uitgesponnen verhalen en verdieping kijken we naar House of Cards, of Breaking Bad, of Homeland. Kwaliteit in een format voor iedereen, veelal te bekijken op momenten waarop het uitkomt en vaak gedurende lange tijd achtereen. U kent misschien het fenomeen binge watching, waarbij mensen er in één weekend een heel seizoen van zo’n serie doorheen jassen. Wat een toewijding! En wat een behoefte om zichzelf volledig onder te dompelen in een nieuwe wereld. Om iets intens te ervaren. Het lijkt verdorie wel alsof ze een boek aan het lezen zijn. Dat verlangen verdwijnt heus niet, het moet alleen het juiste aanbod tegen het lijf lopen via de juiste kanalen. 4 Tegenwicht bieden Ik zei het al eerder: waar oude verschillen of contouren verdwijnen, ontstaan steevast nieuw scheidslijnen. En zo roept ook elke dominante trend zijn eigen tegenreactie op. Waar commercie veel popmuziek plat slaat, wordt authenticiteit belangrijker en trekken allerlei nieuwe vormen van folkmuziek een groot en jong publiek. Terwijl de seculiere kermis steeds sneller draait, bereikt het aantal pelgrims richting Santiago de Compostela ongekende hoogten. Maar ook: botte grappen zijn het leukst in een politiek-correcte omgeving. Zo lijkt het ook evident dat de dominante maatschappelijke trends waarover ik het heb, een tegenreactie oproepen. En daar kan de cultuursector vanzelfsprekend een belangrijke rol spelen. Deels moet ze mee met de maatschappelijke ontwikkelingen om onderdeel te blijven van de leefwereld van nieuwe generaties. En om zelf mee vorm te geven aan die cultuur, wat Baricco de veredeling van het heden noemt. Maar er is altijd ruimte om daar juist tegenin te gaan. Het is zelfs aan de cultuursector om die ruimte te creëren. Om ook iets te bieden wat juist node gemist wordt. Waar te weinig aandacht voor is in tijden van snelheid, veelheid, eendimensionaal nutsdenken en spektakel. Laten we nooit onderschatten hoezeer de aanwezige opportuniteiten processen van culturele vorming beïnvloeden. Het is omdat er zulke prachtige games gemaakt worden en we zulk snel internet hebben dat jongeren zoveel tijd in digitale werelden vertoeven. Met die werelden moet cultuur in zekere zin concurreren en dat is niet gemakkelijk. Laat de geboden ervaring dan soms ook nadrukkelijk radicaal anders zijn, of expliciet reflectie bieden op dat dagelijkse leven dat zich grotendeels elders afspeelt. Hoewel veel jongeren zich sterk laten beïnvloeden door hun sociale omgeving, willen ze tegelijk geen cultural dopes zijn, of personen die enkel de voorspelbare, voorgeschreven paden bewandelen. Individualisering betekent enerzijds dat mensen zich minder willen aantrekken van wat hoort en niet hoort. Anderzijds zijn mensen naarstiger dan ooit op zoek naar hun eigen identiteit, waarvoor ze steeds meer persoonlijke verantwoordelijkheid voelen. Cultuur geeft hen de mogelijkheid zich van anderen te onderscheiden. En dat lijkt steeds belangrijker te worden in welvarende westerse samenlevingen als de onze, waar scheidslijnen meer langs culturele of symbolische grenzen lopen dan langs economische. In die wereld wringt men zich in allerlei bochten om zich te onderscheiden van anderen. Vooral op cultureel gebied, qua smaak, qua bijeengesprokkelde ervaringen, qua vrijetijdsgedrag. En allemaal willen ze maar creatief zijn, en origineel, en lid van K3, en liefst ook slimmer en beter op de hoogte van de laatste trends dan de rest. Daar liggen kansen voor de cultuursector. Juist ook door anders te zijn. Net even iets anders, of radicaal anders, dat is aan u. Maar er is behoefte aan tegenwicht en de 12
niet-aflatende behoefte aan een eigen identiteit. Aan u om daarvoor de ruimte te creëren en mensen uit nodigen om die ruimte te betreden. Afsluiting Baricco zegt, tot slot, dat kunst en cultuur zich niet kunnen verschansen achter wat hij de Chinese muur noemt die de barbaren scheidt van de geciviliseerden. Hij heeft alweer gelijk. De wereld van de cultuur moet zich verhouden tot nieuwe ontwikkelen, daar mee sturing aan geven en waar nodig tegenwicht bieden. Dat lukt niet als cultuur haar relevantie verliest voor grote delen van het publiek. Dan verliest zij de mogelijkheid om diepte toe te voegen aan de wereld. Want de waarde van cultuur wordt pas gerealiseerd in de relatie tussen object en subject, ofwel in de ervaring van het publiek. Een publiek dat misschien wel meer dan ooit op zoek is naar betekenis. Dat honderd andere dingen te doen heeft, maar tegelijk open staat en verrast wil worden. Een publiek dat het verdient dat u even voorover buigt. Niet om een niveauverschil te overbruggen, maar om uw respect te tonen en te laten zien dat u weet tegen wie u het hebt. En dat u dan uw rug weer recht. En dat u dan zegt: “Hallo, heb je even tijd? Ik heb hier iets bijzonders voor je.”
13