Kerkstatuten Preambule (inleidende rede) De Syrisch-Orthodoxe kerk ontleidt haar leer uit Goddelijke inspiratie, geopenbaard in het heilige Schrift, zoals voorgelegd door onze heilige vaderen en in de traditie overgedragen door de heilige apostelen. Artikel 1. Naam De kerkvereniging leidt de naam “ Sint Petrus & Paulus” hierna te noemen de kerk. Na de inschrijving in het verenigingsregister krijgt zij de bijbehorende toevoegingen. Het de bedoeling de vereniging als genootschap een rechtspersoonlijke karakter te geven. Artikel 2. Taken De kerk regelt het gehele kerkelijke leven van haar leden. De kerk fungeert als meester van de kerkelijke gebouwen en bijeenkomstpunten (/ zalen). Artikel 3. Zetel De zetel van de kerk is gevestigd te Enschede, Overijssel. Artikel 4. Lidmaatschap Elke ingeschreven Syrisch-Orthodoxe persoon in Nederland eventueel vertreden (recht aan het volk) is lid van de kerk. Artikel 5. Bijdrage: leden van de gemeenschap Van de leden van de gemeenschap wordt er een bijdrage ingevorderd, het ledenbestuur zal van de kerk zal de hoogte hiervan bepalen. De bijdragen zullen in de daarvoor door het ledenbestuur bepaalde tijdsbestek ingevorderd worden. Het ledenbestuur kan in bijzondere gevallen vrijstelling verlenen van de bepaalde bijdrage. De vertegenwoordigers van het ledenbestuur van de kerk beheert de bijdrage c.q. de invorderingen en worden uitsluitend aan het gestelde stelsel opgelegd. De taken en doelstellingen worden door de kerkraad nageleefd.
De kerkstatuten 2
Artikel 6. Beëindiging lidmaatschap Het lidmaatschap van de kerk beëindigt: Door uitzonderingen. Deze volgt bij een grof stafbare feit, een abuis of overtreding jegens de voorwaarden de doeleinden van de universele Syrisch-Orthodoxe kerk van Antiochië, onder het beheer van de Patriarch in Damascus of zware beschadigingen ten aanzien van het bisdom van de Syrisch-Orthodoxe kerk van Antiochië. Over deze uitzonderingen beslist de aartsbisschop, de priester en kerkraad. Door een uittreedverklaring Deze moet schriftelijk bij de kerkraad ingediend worden. Artikel 7.
Beëindiging van de ambtsperiode van de kerkraad en het ledenbestuur De ambtsperiode van de leden van de kerkraad en het ledenbestuur wordt beëindigd wanneer deze verstreken is, door uittreding, geval van overlijden of uitzonderingen. Na het uitzitten van twee opeenvolgende ambtsperioden is het niet meer mogelijk zich benaderbaar /verkiesbaar te stellen. Door een uittredingsverklaring, deze moet schriftelijk ingediend worden bij de kerkraad. Door uitzonderingen (zie par. 7 punt 1) over deze uitzonderingen beslist de kerkraad en de priester. Het is alle leden van de kerkraad en het ledenbestuur verboden om tweedracht uit te oefenen in het ledenbestuur, de kerkraad. Hun manier van optreden mag niet leiden tot onrust. Alle leden van de kerkraad en het ledenbestuur wordt strikt opgedragen zich niet te mengen met een afwijkende politieke en/ of religieuze organisatie die als doel heeft zich te keren tegen de universele Syrisch-Orthodoxe kerk van Antiochië, onder het beheer van de Patriarch in Damascus. Verder worden alle leden van de kerkraad en het ledenbestuur die gerechtelijk veroordeeld zijn of worden, van hun ambt afgesloten. Hier zal de kerkraad over beslissen gezamenlijk met de priester. De ambtsperiode van de leden van de kerkraad en het ledenbestuur die ondanks waarschuwingen noch immer niet deelnemen aan zittingen en/ of vergaderingen zonder dringende redenen kan door de kerkraad beëindigd worden.
De kerkstatuten 3
Artikel 8. Organen De organen van de kerk zijn: De priester De kerkraad Het ledenbestuur De ledenbijeenkomst De commissies Artikel 8a. De priester De priester wordt aangesteld/ benoemd door de leden van de Syrisch-Orthodoxe kerk “ Sint Petrus & Paulus”. Hij vertegenwoordigt de kerkraad en het kerkbestuur bij plechtigheden. Hij beslist over geloofsthema’s en Godsdienstorde evenals de in de statuten en andere opgelegde taken. De priester woont de zittingen van de kerkraad. De priester ontvangt een maandelijks vergoeding van € . De gedragscode van de kerk is voor de priester van toepassing. Artikel 8b. De kerkraad De kerkraad wordt gevormd door de priester, de voorzitter, vice-voorzitter, secretaris en penningmeester. Verder beschikt de kerkraad over vijf vertegenwoordigers. Deze worden benaderd, zodat de kerkraad inclusief de priester tien personen telt. Het is niet toegestaan de kerk te vertegenwoordigen door de kerkraad. Vertegenwoordiging is toegestaan met overeenstemming van het ledenbestuur. De kerkraad functioneert als adviesorgaan voor het ledenbestuur en leidt in ruimere zin de zaken van de kerk. De kerkraad bewaakt werkzaamheden van het ledenbestuur en nakoming van de kerkstatuten. De kerkraad beoordeelt de jaarlijkse begroting en geeft een keuring over. De kerkraad beslist over uitgaven boven € 10.000. Beslissingen gescheiden met simpele meerderheid: beslissingen met betrekking tot wijziging van de statuten en ontbinding van het genootschap kunnen genomen worden minstens tweederde van de kerkraad en tweederde van het ledenbestuur samen bereikt wordt. De kerkraad stelt voor zijn leden een gedragscode vast. De gedragscode kan slechts door de kerkraad gewijzigd worden. De leden van de kerkraad oefenen hun functie binnen de kerkraad op vrijwilligersbasis. Tevens worden geen vergoedingen verstrekt. Bij aftreding van meer dan de helft van de kerkraad geldt deze als opgeheven. Bij aftreding van minder dan de helft benoemt de priester samen met de resterende leden van de kerkraad nieuwe leden uit het ledenbestuur voor de resterend ambtsduur.
De kerkstatuten 4
De leden van kerkraad worden geacht de gedragscode te aanvaarden als morele richtlijn. Een kerkraadslid gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie aan derden. Een kerkraadslid wordt slechts een keer herbenaderd Na het uitzitten van twee opeenvolgende ambtsperioden is het niet meer mogelijk voor het kerkraadslid zich benaderbaar te stellen. Een kerkraadslid maakt melding van al zijn nevenactiviteiten waarbij strijdig is of kan zijn met het belang van de kerkraad. Een lid van de kerkraad neemt niet deel aan de kerk beraadslagingen over: 1. Een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken. 2. De vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of welks bestuur hij behoort. Welke eisen worden gesteld aan het lid van kerkraad?????????
De kerkstatuten 5
Artikel 8c. Het ledenbestuur Het ledenbestuur bestaat uit de vertegenwoordigde kerk. De voorzitter is alleen geautoriseerd te vertegenwoordigen/ voorzitten. Tevens mag de voorzitter of de vice-voorzitter samen met de priester de kerk te vertegenwoordigen. De kerk mag bovendien ook vertegenwoordigd worden door de secretarie of de penningmeester samen met de priester. In uitzonderlijke gevallen mag de vice-voorzitter kerk vertegenwoordigen, indien de voorzitter verhinderd is. Het ledenbestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de besluiten van de kerkraad. Het ledenbestuur is in staat besluiten te nemen als zij bij bekendmaking van de agenda binnen een maand en tweederde van de bij haar behorende leden aanwezig zijn. Beslissingen gescheiden met simpele meerderheid: beslissingen met betrekking tot wijziging van de statuten en ontbinding van het genootschap kunnen niet door het ledenbestuur genomen worden. Het ledenbestuur is belast met het opstellen van de begroting voor het komende jaar. De begroting dient goedgekeurd te worden door de kerkraad. De ledenbijeenkomsten worden door het ledenbestuur bijeengeroepen. Ook de dagindeling wordt door het ledenbestuur voorbereid. De leden van de kerkraad oefenen hun functie binnen de kerkraad op vrijwilligersbasis. Tevens worden geen vergoedingen verstrekt. Het ledenbestuur beslist over uitgaven onder € 10.000. Voor uitgaven boven € 10.000 moet er altijd toestemming wordt gevraagd van de kerkraad. Bij aftreding van meer dan de helft van het ledenbestuur geldt deze als opgeheven. Bij aftreding van minder dan de helft benoemt de priester samen met de kerkraad nieuwe leden uit het ledenbestand voor de resterend ambtsduur. De leden van het ledenbestuur worden geacht de gedragscode te aanvaarden als morele richtlijn. Een lid van ledenbestuur neemt niet deel aan de kerk beraadslagingen over: 1. Een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken. 2. De vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of welks bestuur hij behoort. Een ledenbestuurslid maakt melding van al zijn nevenactiviteiten waarbij strijdig is of kan zijn met het belang van het ledenbestuur. Een ledenbestuurslid wordt slechts een keer herkozen. Na het uitzitten van twee opeenvolgende ambtsperioden is het niet meer mogelijk voor het ledenbestuurslid zich verkiesbaar te stellen. Een ledenbestuurslid gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie aan derden. Welke eisen worden gesteld aan het lid van het ledenbestuur????????? De kerkstatuten 6
Artikel 8d. De ledenbijeenkomst 1. Minstens twee weken voor de ledenbijeenkomst dient er bijeenkomst plaats te vinden waarbij de kerkraad samen met het ledenbestuur de agendapunten bespreekt en een overeenstemming bereikt. 2. De ledenbijeenkomst verplicht: I. Verkiezingen van het ledenbestuur voor de duur van twee jaar op voorwaarde dat het ambt voortduurt tot er andere vertegenwoordigers gekozen zijn. II. Verkiezingen III. Ontbinding van het ledenbestuur IV. Vorming en structurering van de commissies ter ondersteuning van het ledenbestuur. V. Inontvangstneming van de jaarberichten van de kerkraad en de jaarrekening. VI. Controle en officiële goedkeuring van de jaar berichten en de begroting voor het komende jaar. VII. Bewaking werkzaamheden van het ledenbestuur en nakoming van de kerkstatuten. VIII. Besluit over de orde die de kerkleden in bijvoegsel deze statuten regelen. In bijzonder over de doorvoering van de beloning van de medewerkers van de kerk en overige dienstgerechtigden. IX. Overwegen de statuten en ontbinding genootschap te wijzigen door de kerkraad samen met het leden bestuur.. 3. De ledenbijeenkomst is in staat besluiten te nemen als zij bij bekendmaking van de agenda minstens een maand voor termijn schriftelijk uitgenodigd wordt en tweederde van de bij haar behorende) ledengemeente aanwezig zijn. (Aanwezige leden tijdens de bijeenkomst). Beslissingen gescheiden met simpele meerderheid: beslissingen met betrekking tot wijziging van de statuten en ontbinding van het genootschap kunnen slechts genomen worden in de vorm van verzoek indienen om de statuten en/ of de ontbinding te overwegen door de kerkrad samen met het ledenbestuur. Wordt de meerderheid niet behaald, dan beslist de volgende ledenbijeenkomst met een meerderheid van tweederde van de aanwezigen. Als ook op een tweederde ledenbijeenkomst een dusdanige meerderheid niet behaald wordt, dan wordt het besluit/ voorstel als ongeldig verworpen. Een soortgelijke voorstel mag dan een jaar lang (twaalf maanden) niet meer in stemming worden gebracht. 4. De ledenbijeenkomst vergadert niet in het openbaar als er geen bijzondere besluiten worden genomen. De persoonlijke betrokkenen worden te zijner tijd op de hoogte gehouden van de genomen beslissingen.
De kerkstatuten 7
5. De Patriarch, de aartsbisschop en het scheidsgerecht hebben te alle tijden toegang tot de ledenbijeenkomst. 6. Bij onenigheden over de bevoegdheid de handelwijze bij stemming en de geldigheid van de beslissingen, beslist het Scheidsgerecht. Het besluit is niet aanvechtbaar. 7. Jaarlijks worden er minimaal twee ledenbijeenkomsten bijeengeroepen. Eens in de maand voor Pasen ter toetsing van de jaarberichten en jaarafrekeningen en eens in de loop van de maanden november tot december ter aanneming van de huishouding. 8. Van de ledenbijeenkomst moet een resultaatakte worden gemaakt door het ledenbestuur, ondertekend door de voorzitter en de secretaris van het ledenbestuur. Artikel 8e De pastorale commissie 1. De pastorale commissie bestaat uit de priester en twee benaderde vertegenwoordigers. 2. De pastorale commissie neemt zittingen met priesters van het Bisdom der SyrischOrthodoxe kerk van Antiochië. 3. Het bereidt beslissingen voor die geloofsinhoudelijk zijn. 4. Voor het overige zal de pastorale commissie de geloofsbetrekkelijke principes gehoorzamen zoals ze door de Patriarch en de aartsbisschop verkondigd zijn. 5. De pastorale commissie wordt belast met het beantwoorden van alle geloofs- en Godsdienstige factoren en vraagstukken door de leden van de kerk. 6. De pastorale commissie wordt geacht de gedragscode te aanvaarden als morele richtlijn. Artikel 9. Orde der ledengemeente 1. Het kerkelijke leven in de ledengemeente wordt vanuit het ledenbestuur geregeld en bewaakt. Het ledenbestuur wordt voor de tijdsduur van twee jaar vanuit de gemeentelijke ledenbijeenkomst gekozen. 2. De kerkraad heeft de bevoegdheid deze periode met een extra ambtstijd van maximaal twee jaar te verlengen als dit noodzakelijk wordt geacht. 3. Het ledenbestuur is aansprakelijk voor de waarneming der financiën evenals de regeling der onderwijs en de verkiezing. 4. Leden van het ledenbestuur zijn die leden van de kerk op wie de meeste stemmen zijn gevallen. 5. Elk gemeentelid heeft maximaal een stem. Het kiesreglement regelt de bijzonderheden. 6. Het ledenbestuur zorgt, voor zover in deze regel niets anders bestemd is, voor de verdeling van de taken onder haar leden naar genegenheid en bekwaamheid. 7. De kerkraad kiest de gemeentepriester. 8. Schenkingen, die de plaatselijke met een doelbewuste keuze toevloeien, mogen door de gemeente alleen doelmatig besteed worden.
De kerkstatuten 8
9. Alle leden van de kerkraad en het ledenbestuur fungeren honorair, schadeloosstelling van welke aard ook, worden niet geoorloofd. 10. De kerkraad en/ of het ledenbestuur kan over bestedingen van gemeentemiddelen ten gunste van een lid der kerkraad en/ of ledenbestuur niet beslissen. Artikel 10. Toezicht op het kerkbestuur 1. Het ledenbestuur staat onder toezicht van de kerkraad. Als de plichten ondanks een waarschuwing van de kerkraad verwaarloosd worden, dan zal de kerkraad het ledenbestuur tegengaan. De kerkraad kan dan de uitoefening der ambt voorlopige ontzeggen. In dit geval wordt de priester van de gemeente de opdracht gegeven gemachtigden te benomen welke de bevoegdheden der ledenbestuur waarnemen. 2. Erkent het scheidsgerecht de ontbinding, dan kan het de schuldige(n) op willekeurige tijdstip de verkiesbaarheid onttrekken. Wordt het ledenbestuur ontbonden, dan regelt de gemeentelijke priester uiterlijk voor dit tijdstip gemachtigde(n) die onmiddellijk de verkiezingen van het nieuwe ledenbestuur doorvoert. Bepalingen over de nieuwe plichtschending vinden passende toepassing als een ledenbestuur zich als onbekwaam bewijst de taken te vervullen. Artikel 11. De gemeentepriester 1. De kerkgemeente heeft in de regel één priester. 2. De priester wordt geacht de gedragscode te aanvaarden als morele richtlijn. 3. De priester vervult zijn dienst voor deze gemeente tot de leeftijd van 65 levensjaar, tenzij zijn gebreken, van welke aard dan ook, hem hierin hinderen. Na deze leeftijd bereikt te hebben zal de priester in aanmerking komen voor een oude dag voorziening. 4. Wordt een priester voor een bepaalde gemeente toegewezen, dan vervult hij zijn dienst voor deze gemeente tot de leeftijd van 65 levensjaar, tenzij zijn gebreken, van welke aard dan ook, hem hierin hinderen. Na deze leeftijd bereikt te hebben zal de priester in aanmerking komen voor een oude dag voorziening. 5. De priester dient Gods woord te verkondigen, de heilige sacramenten te schenken en de kerkelijke diensten voor de gemeenteleden uit te voeren. De priester raadpleegt het ledenbestuur bij de invullingen van de taken. 6. Een priester wordt voor een gemeente benoemd, als hij gedurende een lange periode een dienst als diaken uitstekend heeft uitgevoerd en na de beëindiging tot priester in een veertig-dagen-dienst samen met minstens een Syrisch-Orthodoxe geestelijk op zijn ambt wordt voorbereid. 7. De priester kan afstand doen van zijn ambt. Hij verliest dan al zijn kerkelijke rechten als priester. Hij kan door de aartsbisschop of de Patriarch echter opnieuw een pastorale dienst geroepen worden, als hij dit wenst. Een nieuwe plechtigheid is in dit geval niet vereist. De kerkstatuten 9
De met de plechtigheid ingewilligde rechten kunnen de priester alleen door de Patriarch ontnomen worden. De onttrekking gaat van kracht als de priester zich door woord en daad voor het ambt als onwaardig heeft bewezen. Het in acht nemen van de geschrevenen en ongeschreven overgeleverde kerkregels is opgave van alle priesters. De priester mag zich voor het Scheidsgerecht tegen de onttrekking verzetten. Het Scheidsgerecht onderzoekt grondig het motief welke tot onttrekking der priester geleidt heeft en bevestigt de onttrekking definitief of verzoekt de aartsbisschop de betrokken priester opnieuw aan te horen. De, na de zaak opnieuw behandeld te hebben, genomen beslissingen van de aartsbisschop zijn erkend. De priester is functionaris van de kerkgemeente in rechtszin. De onttrekking van het priesterambt betrekt gelijktijdig een op staande voet opzegging van het dienstverdrag. 8. De priester heeft aanspraak op zorgverzekering/ salaris van een maandelijkse vergoeding van € XXXXXXXX en een jaarlijkse 8% vakantietoeslag. Deze vergoedingen worden vanuit de kerk vergoed. 9. Een priester van het Bisdom der Syrisch-Orthodoxe kerk van Antiochië in Nederland is een ambulante priester. Dit houdt in dat hij niet voor één gemeente wordt aangesteld, maar voor verschillende gemeentes. Hij dient de Nederlandse taal goed te beheersen om met broederkerken en overheidsorganen te kunnen communiceren. 10. Tot gemeentepriester mag alleen een inwoner van Nederland benoemd worden. Hij moet voor de benoeming van een verblijfsvergunning verzekerd. 11. De priester is alleen in dienst van de Syrisch-Orthodoxe kerk in Nederland en wordt door deze passend beloond (salarisvordering). Priesters hebben een aanspraak hierop, rekening houdend met de opgelegde bescheidenheid. Verschil in beloningen mag alleen voorkomen indien er sprake is van noodzakelijke uitgaven bij het uitvoeren van de priestertaken. 12. Schenkingen mogen de priester niet persoonlijk toekomen. Alle schenkingen die de priester toch persoonlijk toekomen in verband met diensten verlenen zoals bijvoorbeeld huwelijk en doopsel, worden gezien als schenkingen aan de kerk. 13. De priester gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie aan derden.
De kerkstatuten 10
Artikel 12. Dagelijks bestuur/ Commissies Ter ondersteuning van het ledenbestuur zal er commissies worden gevormd Allereerst worden de volgende commissies gevormd: a) b) c) d)
Commissie Financiën Commissie Juridische aspecten Commissie cultuur & onderwijs Commissie publieke zaken
Artikel 12a. Commissie Financiën De financiëncommissie wordt gevormd uit de vice-voorzitter, de penningmeester en twee leden van het ledenbestuur. De financiëncommissie is belast met het regelen van alle financiële zaken van de gemeentekerk. De financiëncommissie adviseert over de begroting en toetst de inkomsten en uitgaven na een jaarafsluiting en presenteert zijn belevingen inzake de toetsing aan de volgende ledenbijeenkomst. Artikel 12b. Commissie Juridische aspecten De commissie juridische aspecten wordt gevormd door een uit het ledenbestuur gekozen voorzitter en verder twee leden uit het ledenbestuur. Deze commissie onderhoudt de wijzigingen van deze statuten, wijzigingen met betrekking tot de vormingsstatuten van de gemeenteleden, de gedragscode en de kerkordening. Het beveelt de besluitvorming aan door de ledenbijeenkomst. In het overige is de Commissie juridische aspecten verplicht overige Kerkrechten van de Syrisch-Orthodoxe kerk in Nederlandse taal te verzamelen en te ordenen. Bij twijfel over de uitleg van het recht zal de commissie juridische aspecten alle deelnemers raadplegen. Leden mogen alleen beschaafde, ontwikkelde en ervaren personen zijn. Deze commissie kiest, passend bij haar taken, verdere adviserende leden. Artikel 12c. Commissie Cultuur & Onderwijs De commissie cultuur & onderwijs wordt gevormd door een uit het ledenbestuur gekozen voorzitter en verder vier leden uit het leden bestuur. Deze commissie is verplicht speciale voordrachten, religieuze, culturele en kerktraditioneel inhoudelijke bijeenkomsten binnen en buiten de kerk te organiseren. Verder organiseert deze commissie bedvaarten en culturele en ontwikkelingsactiviteiten nadat deze door het ledenbestuur zijn goedgekeurd. Deze commissie kan bovendien door de kerkraad en het ledenbestuur verdere opgaven en competentie opgelegd/ opgedragen worden. Artikel 12d. Commissie publieke zaken De commissie publieke zaken wordt gevormd door een uit ledenbestuur gekozen voorzitter en de secretaris. Deze commissie heeft voornamelijk de taak om de activiteiten van het kerkbestuur publiekrechtelijke te maken. De commissie is bovendien aanspreekpartner van de televisie, radio en printmedia. De commissie zal tezamen met de De kerkstatuten 11
Commissie cultuur & Onderwijs samenwerken aan het tijdsschrift en het internet site van de gemeentekerk voor zover hiervoor geen bijzondere, zelfstandige commissie gevormd wordt. Deze commissie kan bovendien door de kerkraad en het ledenbestuur verdere opgaven en competentie opgelegd/ opgedragen worden. Artikel 13. Financieringen De kerkgemeente wordt gefinancierd uit bijdragen, loon voor desbetreffende ambten, schenkingen en collectes voor betreffende doeleinden. De statutaire aanwending hiervan wordt door een financiële orde, de salarisvordering voor de priesters en verder hoofdbetrekkelijke leden (evenals begroting der huishouden) beslist. De kerkbijdrage bedraagt € 70 op jaarbasis per ingeschreven gezin. Het innen van de kerkbijdrage geschiedt door automatisch incasso die van kracht is door middel van een machtiging- en inschrijfformulier. De kerk is verantwoordelijk voor het innen van de jaarlijkse kloosterbijdrage ten hoogte van € 50 per ingeschreven gezin. Te voorzien zijn inzonderheid regelmatige betalingen aan de aartsbisschop (klooster) te Glane ter volbrenging (uitvoering) van de taken, uitgaven ter ondersteuning van betrekkelijke projecten in “thuislanden” van Syrisch-Orthodoxe kerk, salaris van de priester, de uitgaven van het onderhoud van de kerk. Artikel 14. Fraude De kerk vervolgt uitsluitend en onmiddellijk frauduleuze doelen met betrekking tot de fiscus. De kerk is onbaatzuchtig werkzaam. De kerk vervolgt geen doelen die in eigen behoefte voorzien. De kerk mag haar middelen slechts volgens statutaire richtlijnen gebruiken. De leden hebben geen persoonlijke aanspraak op het kerksvermogen en ontvangen geen winstdeel noch bij het uittreden noch bij ontbinding van de gemeentekerk. De kerk mag geen personen bestuursfuncties aanbieden die hiervoor ongepast zijn en waarvan de doeleinden of reden van deelname vaag of onbekend is of buitengewoon hoge beloningen uitkeren. Artikel 15. Verantwoordelijkheid De kerkraad is verantwoordelijk voor het kerksvermogen. Een lid mag nooit persoonlijk aansprakelijk worden gesteld. De organen van de gemeentekerk kunnen/ mogen verbintenissen slechts in het kader van goedkeurende huishoudelijke begrotingen doen krimpen. Dit geldt slechts bij interne betrekkingen.
De kerkstatuten 12
Artikel 16. Bekendmaking Bekendmakingen vinden plaats door middel van een publicatie in het kerktijdschrift en via het internet. De redactie geschiedt in de Nederlandse evenals de Aramese taal. Artikel 17. Inwerkingtreding Deze statuten gaan van kracht vanaf de datum waarop de handtekeningen zijn geplaatst door de priester en de kerkraad van de periode waarin deze statuten opgesteld zijn.
De kerkstatuten 13
Gedragscode De hierna volgende gedragscode te aanvaarden als morele richtlijn voor priesters, kerkraadsleden en bestuursleden en andere kerkelijke werkers. Inleiding Voor u ligt een gedragscode voor priesters, kerkbestuursleden en andere kerkelijke werkers in de Syrisch-Orthodoxe kerk sint “ Sint Petrus & Paulus” in Nederland, ingesteld door de kerkraad. Bij de totstandkoming van verschillende bepalingen in deze gedragscode hebben de Tien Geboden een zoeklichtfunctie vervuld. Door ze speciaal toe te passen op de professie van een priester ontstaan als vanzelf morele richtlijnen die specifiek zijn voor het priesterschap. Daarbij is het element van zelfbescherming van grote betekenis. Tevens moet worden beseft dat de Schrift de 'leraar' tekent als één van de vele gaven van God in een gemeente. Minder dan bij andere beroepsgroepen kunnen daarom de morele aspecten van het priesterschap losgezien worden van de morele richtlijnen die voor ieder christen gelden. Toch vertoont het priesterschap kenmerken waardoor het binnen de huidige maatschappelijke context als een professie kan worden getypeerd. Dat rechtvaardigt een afzonderlijke code. Die laatste overweging bepaalt ook de opzet van de code. Al hebben de Tien Geboden een zoeklichtfunctie vervuld bij het blootleggen van morele richtlijnen, de presentatie sluit aan bij wat de 'professie' typeert. In theorie kan dat op twee manieren: vanuit de taakvelden van het priesterschap en vanuit de relaties waarbinnen hij werkt. De taakvelden zouden ons brengen bij de verschillende visies op het priesterschap waarvan boven is aangegeven dat de code daarop niet ingaat. Daarom is gekozen voor een benadering vanuit het perspectief van de relaties. Die brengt ons ook rechtstreekser bij de morele dimensie van het priesterschap. Tenslotte: Bij sommige van de bepalingen die gericht zijn op priesters kunnen per analogie ook conclusies getrokken worden ten aanzien van andere ambtsdragers of kerkelijke werkers. Ter wille van de leesbaarheid worden alleen mannelijke voornaamwoorden gebruikt. Maar staat: 'hij' staat, kan - indien nodig - ook 'zij' gelezen worden. De relatie tot God 1. Een priester moet zich door de HEERE geroepen weten tot zijn werk. Hij moet God liefhebben boven alles. Deze liefde moet hem merkbaar motiveren, zodat hij anderen niet naar zichzelf of naar andere instanties verwijst, maar naar God.
De kerkstatuten 14
2. Een priester moet aanvaarden dat zijn roeping hem in een voorbeeldpositie brengt ten opzichte van anderen. Hij moet de richtlijnen die de Bijbel in dat verband geeft (bijvoorbeeld in 1 Timotheüs 3) erkennen en zich in de navolging van Christus zo laten vormen tot Gods beeld dat hij anderen kan voorgaan. 3. Een priester moet niet de indruk wekken dat hij zelf geen zondaar is, maar juist eerlijk zijn over zijn eigen falen, schuld en strijd tegen de zonde en zich helemaal aangewezen weten op Gods genade. Concreet betekent dit onder meer dat hij verlangt naar doorgaande levensheiliging die zijn leven en met name zijn ambtswerk vult met de zin van Christus. Hij moet laten merken dat hij niet in zichzelf volmaakt is, maar rust en vreugde vindt in Christus. In zijn ijver voor God moet Gods genade uitkomen. Daarom moet hij ook bereid zijn om tekorten en misstappen in zijn werk toe te geven en vergeving te vragen aan God en mensen. 4. Als een priester van zichzelf weet dat hij niet meer recht voor God staat, mag hij zijn ambtswerk niet zonder meer voortzetten. Dit kan het geval zijn bij ongeloof, grote twijfel of onbeleden en volgehouden zonden. Hij is dan verplicht gerichte pastorale hulp te zoeken en zichzelf tegenover een derde uit te spreken. 5. Wanneer de eer van Gods naam door het optreden van een priester schade lijdt, moet hij ermee rekenen dat hij zijn ambt -voorgoed of voor een bepaalde tijd -niet meer kan uitoefenen. Hij mag dan niet proberen om zijn positie te beschermen of zijn handelen toe te dekken. 6. Een priester moet vermijden dat hij Gods naam verbindt met wat bij die naam niet past. Hij moet vrijmoedig spreken vanuit Gods Woord. Tegelijk mag hij niet op een vanzelfsprekende manier zijn eigen acties, woorden, vermaningen, oordelen, aansporingen en meningen presenteren in de naam van God. De relatie tot zichzelf 1. Een priester moet erkennen dat God zijn gehele persoon in dienst neemt om instrument te zijn voor het evangelie. Daarom moet hij de verplichting op zich nemen van een voortgaande vorming van zijn persoon. Deze vorming betreft zijn spiritualiteit, zijn persoonlijke eigenschappen, zijn sociale en andere vaardigheden, en zijn kennis van het vakgebied en het werkveld. a. Hij moet open staan voor gefundeerde kritiek op zijn ambtsuitoefening of stijl van handelen. b. Hij moet zich er mee verantwoordelijk voor weten dat hij ook zelf regelmatig pastorale zorg ontvangt. c. Hij moet zijn werk en zijn handelen regelmatig laten toetsen door de kerkenraad. d. Hij moet gebruik maken van mogelijkheden tot bijscholing en nascholing.
De kerkstatuten 15
2. Een priester moet zich ervan bewust zijn dat zijn optreden invloed heeft op het beeld dat anderen zich van God vormen. Hij moet daarom waken tegen eenzijdigheden in zijn spreken over God en zichzelf laten corrigeren als zijn eigen spiritualiteit op een schadelijke manier invloed heeft op anderen. 3. Een priester moet ernaar streven dat de stijl en houding waarin hij zijn werk doet de zaak van het evangelie zo goed mogelijk dienen. a. Hij moet zijn ambt niet misbruiken voor doelen als eer, carrière, of materieel voordeel. b. Hij moet een samengaan nastreven van overgave en ijver, waaruit blijkt dat de kracht die alles te boven gaat van God komt en niet van ons. Hij mag geen slaaf zijn van zijn werk, en moet voldoende rust en vrije tijd nemen. Tegelijk moet hij zo flexibel met zijn tijdsindeling omgaan dat hij ruimte kan maken voor onvoorziene en urgente situaties waarvoor de ambtsdienst hem kan stellen. c. Hij moet zich niet laten leiden door de wensen van mensen maar door het Woord van God. 4. Een priester moet zelfbeheersing kennen en niet toegeven aan begeerten en verslavingen. De relatie tot de gemeente l. Een priester moet in zijn omgang met gemeenteleden streven naar een gezond evenwicht tussen afstand en nabijheid. Hij moet a. voorkomen dat pastorale relaties door wederzijdse afhankelijkheid gekenmerkt raken b. zich bij intensieve relaties met gemeenteleden bewust blijven van Gods roeping, en daarom in zulke relaties zijn onafhankelijkheid tegenover ieder behouden. Wanneer dit bij iemand niet meer lukt, moet hij de pastorale zorg overdragen aan een derde c. geen verantwoordelijkheden op zich nemen die aan anderen gegeven zijn. 2. Een priester moet zich in de omgang met gemeenteleden niet laten leiden door sympathie en antipathie. a. hij moet onpartijdig zijn, en niet meedoen aan partijvorming. b. hij mag zich niet verschuilen tussen de sterken maar moet opkomen voor de zwakken
De kerkstatuten 16
3. Een priester moet zich bewust zijn van de asymmetrie in zijn relaties met gemeenteleden. Daarin vertonen deze kenmerken van hulpverleningsrelaties. Er is veelal sprake van een dynamiek waarin macht en intimiteit een rol kunnen spelen. Door deskundigheid, positie en vertrouwensfunctie staat de priester in beginsel sterker. Bovendien kunnen diepe gevoelens en existentiële werkelijkheden naar voren komen, zowel bij de priester als bij de ander. De priester moet erop attent zijn, dat eigen problematieken, invloed hebben op de communicatie en erdoor kunnen worden geactiveerd. De pastorale relatie kenmerkt zich door een bijzondere intensiteit. a. Een priester moet onderkennen dat als gevolg daarvan sprake is van een verhoogd risico van grensoverschrijding. Het gemeentelid kan met zijn verwachtingen de persoon van de priester ten onrechte betrekken in de eigen problematiek of de gewenste oplossing daarvan. De priester kan de grenzen van zijn roeping en competentie te buiten gaan, bijvoorbeeld door te proberen aan die verwachtingen te voldoen en zo te zeer binnen te komen in het privéleven van het gemeentelid. b. De priester moet zich van dergelijke realiteiten rond pastorale relaties bewust zijn. c. Hij moet zich de ongelijkheid in positie blijven realiseren, juist wanneer een gemeentelid de indruk wekt vrijwillig en op voet van gelijkheid tot bepaalde acties of handelingen uit te nodigen. d. Hij moet grensoverschrijdend gedrag bij zichzelf voorkomen en bij een gemeentelid pareren. e. Hij moet terughoudend zijn in het alleen bezoeken van personen wanneer hij bij zichzelf of bij de ander stuit op affectieve aantrekking. Indien mogelijk draagt hij de zorg over aan een medeambtsdrager. Ook streeft hij ernaar gesprekken met zulke personen te voeren in een omgeving die bescherming biedt. 4. Iedere vorm van seksuele toenadering of intimidatie is een ernstige en schadelijke vorm van grensoverschrijdend gedrag. Hierbij maakt het geen verschil of de andere partij akkoord gaat of zelfs initiatief neemt. In het licht van de Bijbel brengt deze grensoverschrijding schade toe aan de eer van God en aan het ambtswerk. Het betreft hier: a. woorden, toespelingen, blikken of daden die affectieve, seksuele of erotische gevoelens uiten of kunnen oproepen; b. de ander uitkleden of daartoe stimuleren (ook indien gewenst door de ander) c. het hebben van geslachtsgemeenschap.
De kerkstatuten 17
5. Een priester moet ook in andere opzichten de integriteit van de ander respecteren (argumentatief, lichamelijk, emotioneel). a. Hij mag niet manipuleren -in gesprekken, vergaderingen, of anderszins - door doelen te willen bereiken of te propageren met behulp van het gewicht van zijn positie, door druk achter de schermen, of in het algemeen door geestelijke doelen na te jagen met vleselijke middelen. b. Hij moet kerkpolitiek handelen vermijden. c. Hij mag zich niet op zijn ambt beroepen om zich van kritiek af te maken, verkeerde daden goed te praten, of vergeving en verzoening af te dwingen wanneer hij zich misgaan heeft. 6. Een priester moet blijven binnen de kundigheden, bevoegdheden en beperkingen die met zijn ambt gegeven zijn. Hij moet - bijvoorbeeld bij psychische, lichamelijke, sociale en maatschappelijke problemen -geen taken op zich nemen en verwachtingen wekken in zaken die buiten zijn competentie vallen en juist tot de competentie van andere beroepsgroepen behoren. 7. Een priester moet ernaar streven leiding te geven in de stijl van Christus. Die leiding moet zich beperken tot dat terrein dat binnen zijn roeping valt. a. Hij mag niet autoritair optreden b. Hij mag de activiteiten van de gemeente niet domineren maar moet ruimte geven aan de veelkleurigheid van gaven van de Geest in de gemeente, waarop ook hij voor de uitoefening van zijn functie is aangewezen. 8. Een priester mag geen erfenissen of (buitensporige) geschenken aannemen van mensen met wie hij professioneel om gaat. Daardoor zouden relaties vertroebeld kunnen raken. Dit geldt ook voor anonieme giften. Hij mag aan dergelijke personen zulke geschenken evenmin geven. 9. Een priester moet zwijgen over wat hem in vertrouwen gezegd is. a. Wanneer hij de gewoonte heeft zaken uit zijn ambtsdienst te delen met zijn echtgenote, moeten gemeenteleden daarmee op de hoogte zijn. b. Zonder toestemming van betrokkenen mag hij vertrouwelijke informatie ook later niet openbaar maken (memoires). c. Hij moet er zorg voor dragen dat ook via zijn archief zulke informatie niet bij derden komt. d. Ook niet-vertrouwelijke informatie moet een priester niet zomaar doorgeven, tenzij dit een opbouwend doel heeft.
De kerkstatuten 18
e. Wanneer op bijbelse of kerkordelijke gronden de zorg voor iemand gedeeld moet worden met een of meer andere ambtsdragers of met gemeenteleden, mag vertrouwelijke informatie worden doorgegeven. Betrokkene moet daarvan vooraf in kennis gesteld worden, en de gemeente moet met dit recht bekend kunnen zijn. Ook bij niet-vertrouwelijke informatie moet de priester zo mogelijk aan betrokkene melden wat hij wil doorgeven (bijvoorbeeld aan een opvolger). Hierbij moet hij terughoudend handelen; in twijfelgevallen moet hij advies vragen aan een onafhankelijke raadgever (bijvoorbeeld een collega) f. In het kader van advisering of consultering mag een priester vertrouwelijke informatie (bij voorkeur anoniem) delen met derden, mits dezen evenals hij een geheimhoudingsplicht heeft. 10. Een priester moet ernaar streven consistent en betrouwbaar te zijn in zijn uitingen. Hij moet niet tegenover de een anders spreken dan tegenover de ander. Hij moet terughoudend zijn met toezeggingen in het kader van zijn ambtswerk, waarvan het niet zeker is of hij ze gestand zal kunnen doen. De relatie tot overigen 1. Een priester moet - wanneer hij getrouwd is en/of kinderen heeft - zijn verantwoordelijkheid jegens zijn echtgenote en zijn gezin als primair zien. Goede zorg voor de gemeente moet een basis vinden in goede zorg voor zijn gezin. Bij een mislukking van zijn huwelijk spreekt het niet vanzelf dat hij zijn ambtsdienst kan voortzetten. Zijn eventuele eigen aandeel in de schuld kan aanleiding zijn tot (eventueel tijdelijke) opschorting van de ambtsdienst. 2. Een priester moet respect tonen voor en zich schikken naar personen of instanties in kerk en samenleving die gezag over hem hebben (ambtsdragers, kerkelijke vergaderingen, overheden, rechters), tenzij de gehoorzaamheid aan God aantoonbaar anders vraagt. 3. Een priester moet aanvaarden dat seksuele intimidatie en grensoverschrijding altijd gevolgen zullen hebben voor zijn ambtsuitoefening: a. Hij moet onderscheid maken tussen het feit dat de boodschap van genade voor zondaars iemands persoonlijke status voor God en mensen herstelt, en het feit dat de zonde desondanks doorwerking houdt op de ambtsdienst. Daarom moet hij maatregelen als berisping, schorsing, tijdelijk ontslag of afzetting ook kunnen aanvaarden als er sprake is van persoonlijke schulderkenning en verzoening.
De kerkstatuten 19
b. Hij moet aanvaarden dat na een schorsing of tijdelijk ontslag de ambtsdienst alleen weer kan worden hervat, wanneer de opspraak in en buiten de kerk is weggenomen en verstoorde verhoudingen verzoend zijn. Er mag in geen enkel opzicht meer druk liggen op zijn dienst aan het evangelie. Een voorwaarde voor terugkomst is ook dat er voorzorgsmaatregelen genomen zijn die herhaling bedoelen te voorkomen, bijvoorbeeld therapie, werk- en procedureafspraken. 4. Een priester mag zich in de omgang met honorarium en bijverdiensten, in het bijzonder bij beroepen, niet laten leiden door geldzucht. a. Hij moet eerlijk zijn t.a.v. zijn belastingplichten en niet anderen staven in oneerlijkheid (bijvoorbeeld bij zwart werk). 5. Een priester moet met respect spreken over gemeenteleden, collega 's en medeambtsdragers en mag hen niet op lichtvaardige gronden afvallen tegenover anderen. In het algemeen moet hij in zijn mondelinge en schriftelijke uitingen een lichtvaardig oordeel vermijden. Hij mag en moet waar nodig gepaste kritiek geven, niet alleen op collega 's maar ook op de kerk, op kerkleden of anderen. b. Hij moet deze kritiek liefdevol en opbouwend uiten. c. Waar mogelijk moet hij deze kritiek eerst persoonlijk met anderen doorspreken, om onnodige publieke polarisatie te voorkomen. d. Hij moet altijd streven naar hoor en wederhoor. 6. Een priester mag geen collega’s of ambtsdragers beschermen tegen de prijs van onrecht ten opzichte van gemeenteleden of andere derden. Hij mag geen misstappen van collega's verheimelijken, bagatelliseren of achter de schermen oplossen, wanneer dit ten koste gaat van de eer van God of het recht van derden.
De kerkstatuten 20