Kerkpraktijk in België: Resultaten van de zondagstelling in oktober 2009 Rapport ten behoeve van de Belgische Bisschoppenconferentie
Nele Havermans en Marc Hooghe
KU Leuven Centrum voor Politicologie 2011
Nele Havermans en Marc Hooghe (2011). Kerkpraktijk in België: Resultaten van de zondagstelling in oktober 2009. Rapport ten behoeve van de Belgische Bisschoppenconferentie. Leuven: Centrum voor Politicologie, januari 2011. © Centrum voor Politicologie, KU Leuven, 2011
1
1. Inleiding
Sinds 2006 worden er binnen de Belgische parochies opnieuw systematisch gegevens verzameld over het bijwonen van kerkdiensten (op zondag of op Kerstavond) en over de deelname aan de katholieke overgangsrituelen. Door het verzamelen en verwerken van deze gegevens is het mogelijk om jaar na jaar de evoluties te onderzoeken. Wat nieuw is in 2009, is dat de parochies bevraagd werden over het aantal kerkgangers op de derde zondag van oktober (in dit geval: zaterdag 17 en zondag 18 oktober 2009). Hiermee knoopt men aan bij een lange traditie van het tellen van de bezoekers van kerkdiensten op zondag. Door deze zondagtelling kunnen we de cijfers van 2009 koppelen aan de cijfers van 1967 tot 1998 en nagaan of er een trend zichtbaar wordt. De wekelijkse kerkdienst vormt immers een belangrijk onderdeel van de katholieke godsdienst, en het gaat hier uiteraard om de meest frequente vorm van religieuze participatie, die ook een relatief intense band impliceert tussen de individuele gelovige en de religieuze gemeenschap waarvan hij of zij deel uitmaakt. Dat is in veel mindere mate het geval bij de grote overgangsrituelen, die veel minder frequent voorkomen in het leven van de gelovige, en we zijn dan ook uitermate verheugd dat we vanaf 2009 opnieuw over gegevens over de zondagspraktijk beschikken.
We zullen de cijfers afzetten tegenover bestaande demografische gegevens om zo gemeenten met elkaar te kunnen vergelijken. Het kerkbezoek en het aantal vrijwilligers zullen we vergelijken met de totale bevolking op actieve leeftijd, de doopsels zullen we afzetten tegenover het totaal aantal geboorten, de kerkelijke huwelijken worden vergeleken met het totale aantal burgerlijke huwelijken en het aantal kerkelijke begrafenissen zal vergeleken worden met de sterfte. Daarbij hanteren we zoveel mogelijk dezelfde methodologie als diegene die het Centrum voor Godsdienststatistiek en prof. Karel Dobbelaere decennia lang gehanteerd hebben, zodat de cijfers vergelijkbaar worden doorheen de tijd. Hierna zullen we onderzoeken of we verschillen vinden tussen verschillende types van gemeenten. Dit maakt het mogelijk om te kijken of er verschillen zijn tussen steden en kleinere gemeenten. Tot slot zullen we de data van 1967 tot 2009 gebruiken om trends doorheen de tijd te bepalen.
2
2. Gegevensanalyse
In het voorjaar van 2010 ontving iedere parochiepriester in België een vragenlijst over de religieuze praktijk binnen de parochie in 2009, waarbij de priesters gevraagd werden de ingevulde vragenlijsten terug te sturen naar hun bisdom. Deze gegevens werden verzameld en verwerkt door het secretariaat van de Belgische Bisschoppenconferentie, onder leiding van E.H. E. Quintiens. De uiteindelijke analyse gebeurde door N. Havermans en prof. dr. M. Hooghe van het Centrum voor Politicologie van de KU Leuven.
Voor het verwerken van de informatie van 2009 werd het patroon van de voorbije jaren gevolgd. In de eerste plaats werden de gegevens gekoppeld aan de meest recente bevolkingsinformatie. Op deze manier konden percentages berekend worden en kunnen gemeenten, provincies en bisdommen met elkaar vergeleken worden. De parochies werden gegroepeerd per gemeente aan de hand van het Katholiek Jaarboek van België en informatie die beschikbaar was op de Nederlandstalige en Franstalige website van de Katholieke Kerk in België. De demografische gegevens werden ontleend aan de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie.
Naast deze demografische gegevens maakten we gebruik van de socio-economische typologie van Dexia. Deze typologie deelt de gemeenten van België in in zes categorieën volgens verschillende socio-economische indicatoren. Het doel van het gebruiken van deze typologie is het indelen van de gemeenten in zes homogene socio-economische groepen. De zes categorieën zijn: 1. Woongemeenten die gelegen zijn in landelijk zones, maar ook in de stadsrand. Deze worden gekenmerkt door een hoger inkomensniveau dan het regionaal gemiddelde en een zwakke centrumfunctie (bijvoorbeeld Brasschaat en Watermaal-Bosvoorde). 2. Landelijke
gemeenten
of
verstedelijkte
plattelandsgemeenten
met
een
lage
urbanisatiegraad en een lager inkomensniveau dan het regionaal gemiddelde (bijvoorbeeld Hastière en Borgloon) 3. Gemeenten met een concentratie aan economische activiteit die een grote economische of industriële activiteit kennen (bijvoorbeeld Bree en Herstal) 3
4. Semistedelijke of agglomeratiegemeenten die ondanks hun semistedelijke type een zwakke centrumfunctie en lage economische activiteit hebben met een inkomensniveau dat gevoelig lager ligt dan het regionaal gemiddelde (bijvoorbeeld Dour en Ronse) 5. Centrumsteden waar de klemtoon ligt op het centrum- of aantrekkingskrachtfunctie (bijvoorbeeld Roeselare en Brussel) 6. Toeristische gemeenten, zoals de kustgemeenten
Wat zeker opgemerkt moet worden bij het lezen van dit verslag, is dat niet alle parochies gerapporteerd hebben. Gemiddeld hebben 78% van de parochies voldoende informatie opgestuurd om opgenomen te worden in de statistieken. Indien minder dan 75% van de parochies binnen een gemeente informatie had ingeleverd, hebben we ervoor gekozen deze gemeente te verwijderen uit de dataset omdat we niet weten hoe representatief deze parochies zijn voor de totale gemeente. Het is immers goed mogelijk dat enkel de meest actieve parochies hun gegevens hebben doorgespeeld, waardoor een vertekening zou kunnen ontstaan. In tegenstelling tot 2008 waarbij er een betere rapportering vastgesteld werd, is de rapportering in 2009 afgenomen, met name in het Waals Gewest. Voor 177 van de 589 gemeenten hadden we onvoldoende informatie, zodat we in dit rapport vooral uitspraken doen over de resterende 412 gemeenten. Van de ontbrekende gemeenten bevindt ongeveer 40 procent zich in het bisdom Namen. Dit heeft tot gevolg dat we voor het bisdom Namen geen globale percentages zullen berekenen1. In de bisdommen Luik en Doornik is er, in vergelijking met 2008, eveneens een hoger aantal ontbrekende gemeenten. Voor de berekeningen van de aantallen voor het bisdom Luik, het bisdom Doornik, het Waals Gewest en België hebben we gecorrigeerd voor de ontbrekende gemeenten in deze twee bisdommen2. Bij het lezen van dit hele rapport moet dan ook duidelijk in het achterhoofd gehouden worden dat de gegevens goed betrouwbaar zijn voor het Vlaams en het Brussels Gewest, maar dat we voor het Waals Gewest rekening moeten houden met een grotere mate van onzekerheid over de betrouwbaarheid van de gegevens.
4
3. Doopsels in België
3.1. Doopsels volgens bisdommen en gewesten
Tabel 1 geeft weer hoeveel doopsels er plaatsvonden in 2009. Vervolgens wordt het percentage doopsels per aantal geboorten berekend. We zullen dit percentage berekenen op basis van het aantal geboorten in 2008. De reden hiervoor is dat de geboortecijfers van 2009 pas in 2011 beschikbaar zullen zijn. Gelet op de algemene demografische evolutie in ons land hebben we echter geen reden om aan te nemen dat het aantal geboorten tussen 2008 en 2009 sterk zou gewijzigd zijn. De tabel toont in de eerste plaats aan dat meer dan de helft van de pasgeboren kinderen gedoopt wordt. We zien echter sterke verschillen tussen de bisdommen en de gewesten. Wat het sterkst naar voor komt, is het lage percentage in het aartsbisdom Mechelen-Brussel en het lage percentage in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het is voornamelijk het lage percentage van de Brusselse parochies die het percentage van het aartsbisdom doet afnemen. In het bisdom Brugge en Gent ligt het percentage doopsels het hoogst: ongeveer drie op vier pasgeborenen wordt in deze bisdommen gedoopt. Voor het bisdom Namen hebben we slechts gegevens binnengekregen van een beperkt aantal bijzonder actieve parochies, met als totaalcijfer 409 toegediende doopsels. Het is dus bijzonder twijfelachtig of deze parochies representatief zijn voor het volledige bisdom.
5
Tabel 1. Doopsels volgens bisdom en gewest (2009) Naam Doopsels 58.322
98.844
Percentage doopsels 57,62%
Vlaams Gewest
40.612
60.451
67,18%
Waals Gewest
15.262
26.486
57,62%
2.448
11.907
20,56%
Antwerpen
9.797
16.445
59,57%
Mechelen-Brussel
8.451
23.465
36,02%
Brugge
8.985
11.332
79,29%
11.385
14.932
76,25%
Tournai
7.566
12.708
59,53%
Liège
6.543
11.454
57,12%
Hasselt
5.595
8.508
65,76%
Namur
409
508
Het Rijk
Geboorten
Gewest
Brussels Gewest Bisdommen
Gent
n.a.
Op de grafische voorstelling van het percentage doopsels, komt deze lage rapportering door de Waalse gemeenten sterk tot uiting. In het bisdom Namen zien we dat slechts een beperkt aantal gemeenten ingekleurd is. De witte vlekken op de kaart geven gemeenten weer waarvan we onvoldoende gegevens gekregen hebben. In de bisdommen Doornik en Luik is er eveneens een hoog aantal gemeenten met ontbrekende informatie. We zien verder dat de meeste gemeenten met een laag dooppercentage terug te vinden zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in grote centrumsteden, zoals Antwerpen, Hasselt en Gent. De gemeenten met de hoogste percentages doopsels vinden we voornamelijk terug in West- en Oost-Vlaanderen, de Antwerpse Kempen en de Duitstalige Gemeenschap.
6
Figuur 1. Percentage doopsels in België (2009)
Vervolgens bekijken we of er de voorbije vier jaar een trend kan worden vastgesteld wat betreft het percentage van kinderen die gedoopt worden. De percentages voor 2006, 2007, 2008 en 2009 zijn weergegeven in de Tabel 2.
7
Tabel 2. Evolutie in percentage doopsels volgens bisdom en gewest (2006-2009) Naam
Percentage
Percentage
Percentage
Percentage
Trend 2006-
doopsels
doopsels
doopsels
doopsels
2009
2006
2007
2008
2009
56,8%
54,6%
57,3%
57,6%
+0,8 %
Vlaams Gewest
67,8%
65,1%
67,1%
67,2%
-0,6%
Waals Gewest
54,0%
51,8%
54,0%
57,6%
+3,6%
Brussels Gewest
17,1%
14,8%
17,8%
20,6%
+3,5%
Antwerpen
64,0%
60,1%
64,0%
59,6%
-4,4%
Mechelen-Brussel
36,9%
31,1%
36,8%
36,0%
-0,9%
Brugge
79,4%
77,1%
78,6%
79,3%
-0,1%
Gent
73,2%
75,7%
76,2%
76,3%
+3,1%
Tournai
56,9%
54,3%
59,0%
59,5%
+2,6%
Liège
55,2%
55,2%
54,8%
57,1%
+1,9%
Hasselt
69,9%
68,8%
65,8%
65,8%
-4,1%
Namur
44,4%
37,7%
37,5%
n.a.
n.a.
Het Rijk Gewest
Bisdommen
In het algemeen zien we dat het percentage doopsels relatief constant blijft in vergelijking met de voorbije jaren en zelfs een licht stijgende trend vertoont. In het Vlaams Gewest blijft het dooppercentage redelijk constant in de periode tussen 2006 en 2009, maar in Wallonië en Brussel zien we een toename van 3,6%. De sterkste stijging zien we in de bisdommen Doornik en Gent. In Antwerpen en Limburg daarentegen is er een daling van meer dan vier procent. Omwille van de slechtere rapportering van het bisdom Namen in 2009 in vergelijking met de voorbije jaren, zullen we het percentage van 2009 niet opnemen in Tabel 2. Terwijl in 2008 nog 46% van de parochies in Namen voldoende gegevens rapporteerde om opgenomen te worden in de statistieken, bedroeg dit percentage in 2009 slechts 27%. Het zijn voornamelijk de gemeenten die in 2008 een dooppercentage lager dan 50% kenden, die in 2009 onvoldoende gerapporteerd hebben. Het verdwijnen van deze gemeenten uit de statistieken zal bijgevolg de gemiddelde 8
cijfers voor het bisdom Namen doen stijgen en een vergelijking met de periode 2006-2008 moeilijk maken.
3.2. Doopsels volgens socio-economische typologie
We zullen vervolgens bekijken of er verschillen te vinden zijn tussen de zes onderscheiden types van gemeenten. Dit maakt het ondermeer mogelijk te bekijken of er nog steeds verschillen teruggevonden kunnen worden tussen centrumsteden en woon- en plattelandsgemeenten. In Tabel 3 staan de percentages doopsels in 2009 volgens de gemeentelijke typologie. Zoals reeds naar voren kwam in de grafische weergave van het percentage doopsels in België, ligt het aantal doopsels in de centrumsteden het laagst. Landelijke gemeenten en gemeenten met een concentratie aan economische activiteit kennen het hoogste percentage doopsels.
Tabel 3. Doopsels volgens socio-economische typologie (2009) Type Doopsels Geboorten Woongemeenten
9.627
15.530
Percentage doopsels 2009 61,99%
Landelijke gemeenten
9.038
11.215
80,59%
7.879
10.153
77,60%
7.667
10.699
71,66%
17.348
38.894
44,60%
682
1.026
66,47%
of verstedelijkte plattelandsgemeenten Gemeenten met een concentratie van economische activiteit Semistedelijke of agglomeratiegemeenten Centrumsteden Toeristische gemeenten
In Tabel 4 vergelijken we de dooppercentages van 2009 met die van de voorbije jaren. We zien de sterkste stijging in centrumsteden, maar ondanks deze toename bedraagt het percentage doopsels in centrumsteden nog steeds ongeveer de helft van die in plattelandsgemeenten. De 9
veranderingen blijven echter beperkt en we kunnen bijgevolg dus stellen dat het dooppercentage in de verschillende types gemeenten relatief constant gebleven is in de periode tussen 2006 en 2009.
Tabel 4. Evolutie in percentage doopsels volgens gemeentelijke typologie (2006-2009) Type Percentage Percentage Percentage Percentage Trend 2006doopsels doopsels doopsels doopsels 2009 2006 2007 2008 2009 Woongemeenten 60,9% 55,6% 59,9% 62,0% +1,1% Landelijke
81,6%
80,5%
79,7%
80,6%
-1,0%
76,7%
73,3%
79,6%
77,6%
+0,9%
69,4%
64,8%
69,7%
71,7%
+2,3%
Centrumsteden
41,8%
41,0%
43,1%
44,6%
+2,8%
Toeristische
69,0%
66,9%
63,3%
66,5%
-2,5%
gemeenten of verstedelijkte plattelandsgemeenten Gemeenten met een concentratie van economische activiteit Semistedelijke of agglomeratiegemeenten
gemeenten
10
Figuur 2. Evolutie in percentage doopsels volgens socio-economische typologie (2006-2009) 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Percentage doopsels 2006 Percentage doopsels 2007
Percentage doopsels 2008 Percentage doopsels 2009
3.3. Trends inzake doopsels tussen 1967 en 2009
Tenslotte zullen we voor dit sacrament de evolutie bekijken die het doorgemaakt heeft sinds 1967. We zien een duidelijke dalende trend in het percentage van pasgeborenen die gedoopt worden. In 1967 zagen we slechts kleine verschillen tussen de gewesten en werd de grote meerderheid van de pasgeborenen gedoopt. Dit percentage daalde geleidelijk tot 57,6% voor heel België in 2009. In Vlaanderen worden in 2009 de meeste kinderen gedoopt. Wat ook opvalt, is dat de kloof van Brussel met Vlaanderen en Wallonië met de jaren meer en meer uitgesproken wordt: in Vlaanderen en Wallonië worden in 2009 ongeveer driemaal zo veel kinderen gedoopt als in Brussel. Opvallend is voorts dat de systematisch dalende trend in de periode 1967-2007 nu enigszins omgebogen wordt.
Tabel 5. Trends inzake doopsels (1967-2009) 1967 1973 1980 1990
1998
2006
2007
2008
2009
België
93,6% 89,3% 82,4% 75,0% 64,7% 56,8% 54,6% 57,3% 57,6%
Vlaanderen
96,1% 93,6% 89,0% 83,1% 73,1% 67,8% 65,1% 67,1% 67,2%
Wallonië
92,8% 90,3% 82,3% 74,1% 64,8% 54,0% 51,8% 54,0% 57,6%
Brussel
81,6% 62,1% 44,9% 34,4% 23,4% 17,1% 14,8% 17,8% 20,6%
11
Figuur 3. Trends inzake percentage doopsels (1967-2009) 100% 90% 80% 70% 60%
België
50%
Vlaanderen
40%
Wallonië
30%
Brussel
20% 10% 0% 1960
1970
1980
1990
2000
2010
12
4. Kerkelijke huwelijken in België
4.1. Kerkelijke huwelijken volgens bisdom en gewest
In tegenstelling tot het dooppercentage, zien we dat het percentage huwelijken dat in de kerk ingezegend worden, redelijk laag ligt. Ongeveer één op vier huwelijken verloopt kerkelijk. In het Brussels Gewest is het percentage het laagste: slechts één op tien huwelijken worden in de kerk ingewijd. In het bisdom Brugge is dit nog bijna 33 procent, in het aartsbisdom Mechelen-Brussel komen aan een totaal percentage van 18,56 procent. Opnieuw moeten we hier wijzen op het geringe aantal verslagen uit het bisdom Namen, waar we slechts gegevens over 134 kerkelijke huwelijken ontvingen, zodat we over dit lage aantal geen zinvolle uitspraken kunnen doen.
Tabel 6. Kerkelijke huwelijken volgens bisdom en gewest (2009) Naam Kerkelijke huwelijken Huwelijken Het Rijk 9.573 36.501
Percentage 26,22 %
Gewest Vlaams Gewest
6.362
23.320
27,28 %
Waals Gewest
2.816
9.359
30,09 %
395
3.822
10,33 %
Antwerpen
1.461
6.048
24,16 %
Mechelen-Brussel
1.470
7.922
18,56 %
Brugge
1.525
4.686
32,54 %
Gent
1.486
5.618
26,45 %
Tournai
1.273
2.112
29,35 %
Liège
1.298
4.214
30,88 %
Hasselt
1.096
4.314
29,63 %
Namur
134
202
Brussels Gewest Bisdommen
n.a.
Het geografisch patroon van het percentage kerkelijke huwelijken komt sterk overeen met de kaart van de dooppercentages. In de grote steden wordt er minder kerkelijk getrouwd, terwijl voornamelijk in West-Vlaanderen (met uitzondering van een aantal kustgemeenten), de streek 13
rond Chimay en Luik er een concentratie is van gemeenten met een hoog percentage kerkelijke huwelijken. De geografische weergave weerspiegelt ook onze vermoedens over de cijfers van Namen: de gemeenten die wel voldoende gerapporteerd hebben in dit bisdom, zijn voornamelijk gemeenten waar de huwelijkscijfers hoger dan gemiddeld ligt. Dit zorgt voor een vertekening van het cijfer van Namen.
Figuur 4. Percentage kerkelijke huwelijken in België (2009)
Vervolgens zullen we de evolutie in het percentage kerkelijke huwelijken van de voorbije jaren bekijken. Zoals bij de doopsels het geval was, zien we geen drastische verschillen tussen 2006 en 2009. De sterkste stijging in het percentage kerkelijke huwelijken zien we in het bisdom Doornik. De toename in het percentage kerkelijke huwelijken in Doornik vond voornamelijk plaats tussen 2006 en 2007. De grootste afname zien we in het bisdom Antwerpen en Brugge. Brugge blijft, ondanks de daling van 3,1% in de periode tussen 2006 en 2009, het bisdom waar proportioneel gezien de meeste kerkelijke huwelijken plaatsvinden.
14
Tabel 7. Evolutie van kerkelijke huwelijken volgens bisdom en gewest (2006-2009) Naam
Percentage kerkelijke huwelijken 2006 26,7%
Percentage kerkelijke huwelijken 2007 25,6%
Percentage kerkelijke huwelijken 2008 26,1%
Percentage kerkelijke huwelijken 2009 26,2 %
Trend 20062009
Vlaams Gewest
29,6%
28,0%
28,2%
27,3 %
-2.3%
Waals Gewest
28,6%
28,4%
28,8%
30,1 %
+1,5%
Brussels Gewest
8,9%
7,2%
7,7%
10,3 %
+1,4%
Antwerpen
27,9%
26,5%
26,2%
24,2 %
-3,7%
Mechelen-Brussel
19,8%
16,8%
18,3%
18,6 %
-1,2%
Brugge
35,6%
34,4%
33,4%
32,5 %
-3,1%
Gent
28,7%
28,7%
28,4%
26,5 %
-2,2%
Tournai
26,8%
29,1%
28,0%
29,4 %
+2,6%
Liège
29,8%
32,0%
29,6%
30,9 %
+1,1%
Hasselt
30,3%
28,7%
30,6%
29,6 %
-0,7%
Namur
22,7%
19,9%
24,0%
n.a.
n.a.
Het Rijk
-0,5%
Gewest
Bisdommen
4.2. Kerkelijke huwelijken volgens socio-economische typologie
We zullen vervolgens bekijken of we de verschillen tussen stad en platteland die we op de geografische weergave terugvonden, ook kunnen zien in de percentages naar socio-economische typologie van de gemeenten. In Tabel 8 zien we een duidelijk verschil tussen de centrumsteden en de andere gemeenten: in centrumsteden wordt er minder kerkelijk gehuwd dan in andere gemeenten.
Het
hoogste
percentage
kerkelijke
huwelijken
vinden
we
terug
in
plattelandgemeenten en gemeenten met een concentratie van economische activiteit. Dit zijn eveneens de twee types van gemeenten waar we het hoogste percentage doopsels terugvonden.
15
Tabel 8. Kerkelijke huwelijken volgens socio-economische typologie (2009) Type Kerkelijke huwelijken Huwelijken Percentage kerkelijke huwelijken Woongemeenten 1.674 5.618 29,80% Landelijke gemeenten
1.572
4.496
34,96%
1.363
4.070
33,49%
1.143
3.876
29,49%
2.675
13.770
19,42%
144
513
28,07%
of verstedelijkte plattelandsgemeenten Gemeenten met een concentratie van economische activiteit Semistedelijke of agglomeratiegemeenten Centrumsteden Toeristische gemeenten
De sterkste daling van het percentage kerkelijke huwelijken in de periode 2006-2009 kan teruggevonden worden in woongemeenten en plattelandsgemeenten. In de andere types van gemeenten vinden we slechts kleine verschillen met de voorbije jaren (Tabel 9).
16
Tabel 9. Evolutie kerkelijke huwelijken volgens socio-economische typologie (2006-2009) Type Percentage Percentage Percentage Percentage Trend 2006kerkelijke kerkelijke kerkelijke kerkelijke 2009 huwelijken huwelijken huwelijken huwelijken 2006 2007 2008 2009 Woongemeenten 32,0% 28,0% 29,2% 29,8% -2,2% Landelijke
38,2%
38,1%
37,5%
35,0%
-3,2%
31,8%
33,1%
32,5%
33,5%
+1,7%
31,1%
27,8%
29,1%
29,5%
-1,6%
Centrumsteden
19,2%
19,2%
19,9%
19,4%
+0,2%
Toeristische
29,2%
28,7%
25,5%
28,1%
-1,1%
gemeenten of verstedelijkte plattelandsgemeenten Gemeenten met een concentratie van economische activiteit Semistedelijke of agglomeratiegemeenten
gemeenten
17
Figuur 5. Evolutie kerkelijke huwelijken volgens socio-economische typologie (2006-2009) 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Percentage kerkelijke huwelijken 2006 Percentage kerkelijke huwelijken 2007 Percentage kerkelijke huwelijken 2008 Percentage kerkelijke huwelijken 2009
4.3. Trends inzake kerkelijke huwelijken tussen 1967 en 2009
Ook voor wat betreft het percentage kerkelijke huwelijken zullen we de trends bekijken die hebben plaatsgevonden tussen 1967 en 2009. We zien een afname in het percentage, die voor de drie gewesten ongeveer gelijklopend is. De percentages in Vlaanderen en Wallonië blijven min of meer gelijk aan elkaar, terwijl er in Brussel steeds tussen de 20% en 30% minder kerkelijke huwelijken plaatsvinden. Deze kloof tussen Brussel en de andere twee gewesten neemt niet toe met de jaren. We zien eveneens dat de dalende trend in 2008 omgekeerd wordt en dat het percentage kerkelijke huwelijken lijkt toe te nemen en dan voornamelijk in Wallonië en Brussel.
Tabel 10. Trends inzake kerkelijke huwelijken (1967-2009) 1967 1973 1980 1990 1998 2006 België
2007
2008
2009
86,1% 82,0% 75,7% 59,1% 49,2% 26,7% 25,6% 25,6% 26,2 %
Vlaanderen 91,8% 87,6% 81,5% 64,5% 51,2% 29,7% 28,0% 28,0% 27,3 % Wallonië
83,5% 80,2% 73,4% 58,1% 54,3% 28,6% 28,4% 28,4% 30,1 %
Brussel
61,5% 54,4% 44,7% 28,1% 20,6% 8,9%
7,2%
7,7%
10,3 %
18
Figuur 6. Trends inzake kerkelijke huwelijken (1967-2009) 100% 90% 80% 70% 60%
België
50%
Vlaanderen
40%
Wallonië
30%
Brussel
20% 10% 0% 1960
1970
1980
1990
2000
2010
19
5. Kerkelijke begrafenissen in België
5.1. Kerkelijke begrafenissen volgens bisdom en gewest
Na het bekijken van de doop- en huwelijkscijfers, zullen we onze aandacht vestigen op het aantal kerkelijke begrafenissen in België in 2009. Samen met het doopsel, is dit een van de meest ingebedde sacramenten. Tabel 11 zet het aantal kerkelijke begrafenissen af tegen de sterfte van 2008. We zullen de sterfte van 2008 gebruiken om het aantal kerkelijke begrafenissen te vergelijken, omdat we op dit moment geen recentere cijfers ter beschikking hebben. We zien dat gemiddeld 63,41% van de overledenen zich kerkelijk laat begraven. Net als bij de doopcijfers en de huwelijkscijfers, vinden we het laagste percentage terug in het Brusselse Gewest en het hoogste in het Vlaams Gewest. De bisdommen met het hoogste percentage kerkelijke begrafenissen zijn Hasselt en Brugge. De laagste percentages vinden we terug in het aartsbisdom Mechelen-Brussel en het bisdom Luik.
Tabel 11. Kerkelijke begrafenissen in België volgens gewest en bisdom (2009) Naam Kerkelijke Sterfte 2008 Percentage kerkelijke begrafenissen 2009 begrafenissen 2009 Het Rijk 53.156 83.825 63,41% Gewest Vlaams Gewest 36.275 51.097 70,99% Waals Gewest 14.609 25.352 57,62% Brussels Gewest 2.272 7.376 30,80% Bisdommen Antwerpen
8.624
13.263
65,02%
Mechelen-Brussel
8.360
16.686
50,10%
Brugge
8.589
11.242
76,40%
Gent
8.745
13.017
67,18%
Tournai
7.426
12.058
61,59%
Liège
6.115
11.272
54,25%
Hasselt
5.297
6.287
84,25%
Namur
360
385
n.a.
20
Op de geografische weergave zien we hetzelfde patroon terugkeren als bij de dooppercentages. Er is een laag percentage kerkelijke begrafenissen in grote steden, zoals Gent en Antwerpen. In West-Vlaanderen zien we de meeste gemeenten die donkergroen gekleurd zijn, met uitzondering van een aantal kustgemeenten. In het Waals gewest valt het hoge aantal ontbrekende gemeenten op. De gemeenten die wel gerapporteerd hebben, zijn vaak gemeenten met een redelijk hoog percentage kerkelijke begrafenissen.
Figuur 7. Kerkelijke begrafenissen in België (2009)
De percentages voor 2009 verschillen slechts in beperkte mate van die van de periode 2006-2008. We zien in alle bisdommen een toename, behalve in de bisdommen Antwerpen en Gent waar een daling van minder dan één procent plaatsgevonden heeft. De toename is het sterkst in het Waals Gewest, terwijl in Vlaanderen het percentage kerkelijke begrafenissen in de periode tussen 2006 en 2009 eerder constant gebleven is. Ditzelfde fenomeen zien we ook in het Brussels Gewest: met uitzondering van 2007 schommelt het percentage kerkelijke begrafenissen daar rond de dertig procent. 21
Tabel 12. Evolutie in kerkelijke begrafenissen volgens gewest en bisdommen (2006-2009) Naam
Percentage kerkelijke begrafenissen 2006 61,0%
Percentage kerkelijke begrafenissen 2007 58,4%
Percentage kerkelijke begrafenissen 2008 61,2%
Percentage kerkelijke begrafeniss en 2009 63,4%
Vlaams Gewest
70,4%
68,0%
69,5%
71,0%
+0,6%
Waals Gewest
52,8%
51,2%
54,2%
57,6%
+4,8%
Brussels Gewest
29,8%
22,6%
29,1%
30,8%
+1,0%
Antwerpen
65,6%
63,0%
65,0%
65,0%
-0,6%
Mechelen-Brussel
50,7%
43,6%
50,9%
50,1%
-0,6%
Brugge
76,1%
75,8%
77,4%
76,4%
+0,3%
Gent
67,8%
68,7%
66,7%
67,2%
-0,6%
Tournai
55,7%
55,0%
59,5%
61,6%
+5,9%
Liège
52,0%
52,1%
51,7%
54,3%
+2,3%
Hasselt
81,4%
76,6%
78,8%
84,3%
+2,9%
Namur
46,2%
37,3%
42,7%
n.a.
n.a.
Het Rijk
Trend 20062009 +2,4%
Gewest
Bisdommen
5.2. Kerkelijke begrafenissen naar socio-economische typologie
Als we de percentages van de verschillende types van gemeenten bekijken, kunnen we vaststellen dat net als bij kerkelijke huwelijken, het laagste percentage in centrumsteden gevonden kan worden. Ongeveer de helft van de personen die overlijden, worden kerkelijk begraven. In plattelandsgemeenten daarentegen bedraagt dit percentage 84%. We zien dus sterke verschillen tussen gemeenten naargelang de socio-economische typologie.
22
Tabel 13. Kerkelijke begrafenissen volgens socio-economische typologie (2009) Type Kerkelijke Sterfte Percentage kerkelijke begrafenissen begrafenissen Woongemeenten 9.350 13.800 67,75% Landelijke gemeenten
7.899
9.352
84,46%
6.881
8.981
76,62%
6.800
9.363
72,63%
15.992
29.935
53,42%
924
1.569
59,00%
of verstedelijkte plattelandsgemeenten Gemeenten met een concentratie van economische activiteit Semistedelijke of agglomeratiegemeenten Centrumsteden Toeristische gemeenten
In de volgende tabel kunnen we onderzoeken of er sprake is van homogenisering, waarbij de verschillende types van gemeenten in de loop van tijd naar elkaar toe groeien of net van differentiatie, waarbij de verschillen tussen types enkel toenemen. We zien dat in alle types van gemeenten er een toename van het percentage kerkelijke begrafenissen is ten opzichte van 2008. Deze stijging is het laagst in de toeristische gemeenten aan de kust en het hoogst in woongemeenten.
23
Tabel 14. Evolutie begrafenissen volgens socio-economische typologie (2006-2009) Type Percentage Percentage Percentage Percentage Trend kerkelijke kerkelijke kerkelijke kerkelijke 2006-2009 begrafenissen begrafenissen begrafenissen begrafenissen 2006 2007 2008 2009 Woongemeenten 61,9% 57,4% 62,4% 67,8% +5,9% Landelijke
81,7%
80,7%
81,4%
84,5%
+2,8%
72,3%
71,5%
73,9%
76,6%
+4,3%
70,3%
66,2%
70,4%
72,6%
+2,3%
Centrumsteden
50,3%
47,9%
50,3%
53,4%
+3,1%
Toeristische
57,4%
55,6%
56,0%
59,0%
+1,6%
gemeenten of verstedelijkte plattelandsgemeenten Gemeenten met een concentratie van economische activiteit Semistedelijke of agglomeratiegemeenten
gemeenten
24
Figuur 8. Kerkelijke begrafenissen volgens socio-economische typologie (2006-2009) 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Percentage kerkelijke begrafenissen 2006 Percentage kerkelijke begrafenissen 2007 Percentage kerkelijke begrafenissen 2008 Percentage kerkelijke begrafenissen 2009
5.3. Trends inzake kerkelijke begrafenissen tussen 1967 en 2009
Zoals bij doopsels en kerkelijke huwelijken beschikken we over percentages vanaf 1967. Dit maakt het mogelijk om de trends tussen 1967 en 2009 te bekijken. In de grafiek zien we dat de daling van het aantal begrafenissen trager op gang komt dan de afname in het aantal doopsels en het aantal kerkelijke huwelijken. Dit wijst erop dat de deelname aan katholieke overgangsrituelen voornamelijk gedaald is bij de jongere generaties (die trouwen en kinderen krijgen) dan bij de oudere generaties (die sterven) (Dobbelaere, 2003). Er is een dalende trend, maar vanaf 2007 is er een toename die het sterkst is in Wallonië. We zien ook dat Brussel steevast een lager percentage heeft en dat de kloof tussen Brussel en de andere twee gewesten toegenomen is in de loop der jaren.
25
Tabel 15. Trends inzake kerkelijke begrafenissen (1967-2009) 1967 1973 1980 1990 1998 2006
2007
2008
2009
België
84,3% 84,3%
83,0%
81,4%
76,6%
61,0%
58,4%
61,2%
63,4%
Vlaanderen
91,3% 91,3%
90,7%
88,8%
83,6%
70,4%
68,0%
69,5%
71,0%
Wallonië
79,3% 80,0%
78,2%
76,8%
73,6%
52,8%
51,2%
54,2%
57,6%
Brussel
72,0% 68,4%
64,2%
60,4%
48,7%
29,8%
22,6%
29,1%
30,8%
Figuur 9. Trends inzake kerkelijke begrafenissen (1967-2009) 100% 90% 80% 70% 60%
België
50%
Vlaanderen
40%
Wallonië
30%
Brussel
20% 10% 0% 1960
1970
1980
1990
2000
2010
26
6. Kerkbezoek in België
6.1. Kerkbezoek in België volgens gewest en bisdom
In 2009 werd voor het eerst in tien jaar een zondagstelling gehouden: aan de parochies werd gevraagd hoeveel kerkgangers er in hun parochie waren op de derde zondag van oktober. We zullen deze aantallen vergelijken met de totale bevolking op actieve leeftijd (5- tot 69-jarigen) in 2009 om zo te berekenen hoeveel procent van de mensen op zondag kerkdiensten bijwoont. Voor heel België komen we dan op een kerkpraktijk van ongeveer 5 procent van de bevolking. In Vlaanderen (5,4 procent) ligt het percentage kerkgangers hoger dan in het Waals (4,2 procent) en Brussels (3,4 procent) gewest. Het hogere percentage in Vlaanderen zien we ook als we naar de bisdommen afzonderlijk kijken: in het bisdom Hasselt, Brugge en Gent ligt het kerkbezoek het hoogst.
Tabel 16. Kerkbezoek in België volgens bisdom en gewest (2009) Naam Kerkbezoek op Totale actieve Percentage zondag 2009 bevolking (5-69 jaar) kerkbezoek op zondag Het Rijk 315.063 6.339.062 4,97% Gewest Vlaams Gewest
246.824
4.591.742
5,38%
Waals Gewest
45.723
1.088.764
4,20%
Brussels Gewest
22.516
656.488
3,43%
Antwerpen
50.442
1.189.039
4,24%
Mechelen-Brussel
59.531
1.525.148
3,90%
Brugge
56.639
923.659
6,13%
Gent
61.858
1.103.654
5,60%
Tournai
15.872
457.057
3,47%
Liège
22.974
448.095
5,13%
Hasselt
47.747
690.342
6,92%
Namur
1.666
37.923
n.a.
Bisdommen
27
De geografische spreiding toont minder sterke verschillen tussen regio’s dan bij doopsels, huwelijken en begrafenissen. We kunnen vaststellen dat in West-Vlaanderen, Limburg en de Duitstalige Gemeenschap de hoogste percentages kerkgangers gevonden kunnen worden. In Brussel en de provincie Antwerpen vinden we daarentegen meer gemeenten met lagere percentages.
Figuur 10. Kerkbezoek op zondag (2009)
Tussen 2006 en 2008 werd er een kersttelling afgenomen, en zijn er geen cijfers over de zondagspraktijk. Het zal dus niet mogelijk zijn het percentage kerkgangers te vergelijken met de voorbije jaren. Wel zijn er percentages voor België en de drie gewesten beschikbaar van voor 1998. Op basis van deze cijfers hebben we een grafiek opgesteld die de evolutie weergeeft van de verhouding tussen het aantal personen die op zondag naar de kerk gaan en de totale actieve bevolking. We zien in deze grafiek duidelijk de neerwaartse trend in het kerkbezoek. In 1967 schommelde het percentage tussen 52% in Vlaanderen en 24% in Brussel. In 1976 daalden deze percentages met meer dan tien procent: in Vlaanderen ging nog 35% van de actieve bevolking 28
naar de kerk en Brussel kende nog steeds het laagste percentage kerkgangers met 15%. Deze dalende trend blijft aanhouden: in 1998 gingen in Vlaanderen, Wallonië en Brussel nog respectievelijk 12,70%, 9,30% en 6,30% van de bevolking naar de kerk. Met de telling in 2009 zien we dat het kerkbezoek verder gedaald is tot gemiddeld vijf procent in België.
Figuur 11. Kerkbezoek in België (1967-2009) 60% 50% 40% België 30%
Vlaanderen Wallonië
20%
Brussel
10% 0% 1960
1970
1980
1990
2000
2010
6.2. Kerkbezoek in België volgens socio-economische typologie
Wat het kerkbezoek in 2009 betreft, zien we slechts beperkte verschillen tussen de verschillende types van gemeenten. In plattelandsgemeenten en in de toeristische gemeenten aan de kust wordt het meest naar de kerk gegaan, maar de verschillen met de andere types van gemeenten zijn eerder klein. De meest voor de hand liggende verklaring hiervoor is dat niet alle gelovigen noodzakelijkerwijs de zondagsdienst bijwonen in de parochie waarin ze effectief wonen. Grotere kerken in de centrumsteden kunnen een zekere aantrekkingskracht uitoefenen, en dit verklaart het relatief gunstige cijfer voor de centrumsteden.
29
Tabel 17. Kerkbezoek naar socio-economische typologie (2009) Type Kerkbezoek op Totale actieve zondag bevolking (5-69 jaar)
Percentage kerkbezoek op zondag 4,81%
Woongemeenten
60.028
1.246.889
Landelijke gemeenten
67.008
897.088
7,47%
33.448
812.094
4,86%
36.674
786.956
4,22%
104.815
2.483.128
4,45%
7.090
110.839
6,00%
of verstedelijkte plattelandsgemeenten Gemeenten met een concentratie van economische activiteit Semistedelijke of agglomeratiegemeenten Centrumsteden Toeristische gemeenten
Figuur 12. Kerkbezoek op zondag naar socio-economische typologie, 2009.
8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0%
Percentage kerkbezoek op zondag 2009
30
7. Parochiale vrijwilligers in België
7.1. Parochiale vrijwilligers in België naar bisdom en gewest
Tot slot zullen we het aantal vrijwilligers die actief zijn binnen de kerkgemeenschap bekijken. We zullen deze aantallen, zoals bij het kerkbezoek, afzetten tegenover de actieve bevolking om zo een percentage te berekenen. De pastorale inzet is de laatste jaren sterk toegenomen omwille van twee redenen: de vergrijzende priesterpopulatie en het veranderde kerkbeleid sinds het Tweede Vaticaans Concilie (Botterman & Hooghe, 2009). Verschillende auteurs hebben al overtuigend gesteld dat het katholieke vrijwilligerschap een belangrijke factor is voor vrijwilligerswerk en het verenigingsleven in het algemeen (Bekkers, 2005; Botterman, Hooghe & Bekkers, 2009). In België zou er gemiddeld één persoon op veertig of 2,54% vrijwilliger zijn bij de kerkgemeenschap. We zien dat het percentage voor het Vlaamse gewest het hoogste is, het is bijna tweemaal zo hoog als in Wallonië en meer dan viermaal zo hoog als in Brussel. Het hoogste percentage vrijwilligers naar actieve bevolking vinden we terug in het bisdom Hasselt, terwijl het percentage het laagst is in het bisdom Doornik en het aartsbisdom Mechelen-Brussel.
31
Tabel 18. Kerkelijke vrijwilligers in België volgens bisdom en gewest (2009) Naam Kerkelijke Totale actieve Percentage vrijwilligers bevolking (5-69 kerkelijke jaar) vrijwilligers Het Rijk 160.949 6.339.062 2,54% Gewest Vlaams Gewest
138.607
4.591.742
3,02%
Waals Gewest
17.806
1.088.764
1,68%
4.536
656.488
0,69%
Antwerpen
37.391
1.189.039
3,14%
Mechelen-Brussel
25.372
1.525.148
1,66%
Brugge
26.468
923.659
2,87%
Gent
30.928
1.103.654
2,80%
Tournai
6.151
457.057
1,35%
Liège
8.527
448.095
1,90%
Hasselt
26.112
690.342
3,78%
Namur
1.102
37.923
n.a.
Brussels Gewest Bisdommen
De geografische spreiding wijst erop dat we hoge percentages kunnen terugvinden in Limburg en de Antwerpse Kempen en de Duitstalige Gemeenschap. In Brussel en Waals-Brabant vinden we meer gemeenten met lage percentages kerkelijke vrijwilligers.
32
Figuur 13. Kerkelijke vrijwilligers in België (2009)
Vervolgens zullen we 2009 vergelijken met de voorafgaande drie jaar. De percentages blijven allemaal redelijk constant, en we kunnen er dan ook van uitgaan dat het hier om relatief stabiele en trouwe kernen van vrijwillige medewerkers gaat.
33
Tabel 19. Evolutie in percentage kerkelijke vrijwilligers (2006-2009) Naam
Percentage kerkelijke vrijwilligers 2006 2,6%
Percentage kerkelijke vrijwilligers 2007 2,0%
Percentage kerkelijke vrijwilligers 2008 2,3%
Percentage kerkelijke vrijwilligers 2009 2,5%
Trend 20062009
Vlaams Gewest
3,3%
2,5%
3,1%
3,0%
-0,3%
Waals Gewest
1,6%
1,5%
1,6%
1,7%
+0,1%
Brussels Gewest
0,7%
0,5%
0,8%
0,7%
0,0%
Antwerpen
3,4%
3,3%
3,3%
3,1%
-0,3%
Mechelen-Brussel
1,8%
1,6%
1,8%
1,7%
-0,1%
n.a.
n.a.
n.a.
2,9%
n.a.
Gent
3,0%
3,0%
2,9%
2,8%
-0,2%
Tournai
1,2%
1,0%
1,1%
1,4%
+0,2%
Liège
1,9%
1,9%
1,9%
1,9%
0,0%
Hasselt
4,1%
3,8%
3,8%
3,8%
-0,2%
Namur
1,6%
1,3%
1,6%
n.a.
n.a.
Het Rijk
-0,1%
Gewest
Bisdommen
Brugge
7.2. Parochiale vrijwilligers volgens socio-economische typologie
Tussen de verschillende socio-economische categorieën van gemeenten vinden we weinig verschillen. In plattelandsgemeenten is er het hoogste percentage aan kerkelijke vrijwilligers. De toeristische gemeenten aan de Belgische kust hebben het laagste percentage vrijwilligers op de totale actieve bevolking. We kunnen hieruit besluiten dat ook in de centrumsteden de kerken blijkbaar nog voldoende overtuigde vrijwilligers vinden om de parochiale functie in stand te houden.
34
Tabel 20. Kerkelijke vrijwilligers volgens socio-economische typologie (2009) Naam Kerkelijke Totale actieve Percentage kerkelijke vrijwilligers 2009
bevolking (5-69 jaar) vrijwilligers 2009 2008
Woongemeenten
32.411
1.246.889
2,61%
Landelijke gemeenten
34.965
897.088
3,90%
23.456
812.094
2,89%
18.465
786.956
2,35%
49.701
2.483.128
2,00%
1.951
110.839
1,76%
of verstedelijkte plattelandsgemeenten Gemeenten met een concentratie van economische activiteit Semistedelijke of agglomeratiegemeenten Centrumsteden Toeristische gemeenten
We beschikken enkel over de percentages van 2008 om een vergelijking te maken met 2009. We zien dat de percentages voor de meeste types van gemeenten ongeveer hetzelfde gebleven zijn. We zien hiernaast ook een zeer lichte toename het percentage vrijwilligers in centrumsteden.
35
Tabel 21. Kerkelijke vrijwilligers volgens socio-economische typologie (2008-2009) Type Percentage Percentage Trend 2008kerkelijke kerkelijke 2009 vrijwilligers vrijwilligers 2008 2009 Woongemeenten 2,4% 2,6% +0,2% Landelijke gemeenten
3,2%
3,9%
+0,7%
2,7%
2,9%
+0,2%
2,4%
2,4%
0,0%
1,7%
2,0%
+0,3%
n.a.
1,8%
n.a.
of verstedelijkte plattelandsgemeenten Gemeenten met een concentratie van economische activiteit Semistedelijke of agglomeratiegemeenten Centrumsteden Toeristische gemeenten
Figuur 14. Kerkelijke vrijwilligers volgens socio-economische typologie (2008-2009) 4,0% 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0%
Percentage kerkelijke vrijwilligers 2008 Percentage kerkelijke vrijwilligers 2009
36
8. Besluit
De cijfers van 2009 bevestigen in zekere mate de cijfers van 2006-2008, maar we kunnen op bepaalde punten ook spreken van aanwijzingen voor een lichte trendbreuk. De dalende trend die sinds 1967 tekenend was voor de godsdienststatistieken met betrekking tot de drie overgangsrituelen, lijkt in zekere mate gekeerd te zijn en we kunnen nu spreken van een stabilisering. De percentages doopsels en begrafenissen stijgen zelfs lichtjes in Vlaanderen, Brussel en Wallonië en het percentage kerkelijke huwelijken neemt toe in Wallonië en Brussel. Het is vooral in Wallonië en Brussel dat we van een toename kunnen spreken inzake deelname aan kerkelijke overgangsrituelen. Toch moeten de cijfers met het nodige wantrouwen bekeken worden. Voor het bisdom Namen is de rapportering minder betrouwbaar dan de voorbije jaren. Als we de kaartjes met de geografische spreiding van de drie overgangsrituelen vergelijken met die van de voorbije jaren, kunnen er twee zaken opgemerkt worden. Ten eerste valt het grote aantal witte punten op de kaart op: deze duiden op gemeenten die onvoldoende informatie opgeleverd hebben om in de godsdienststatistieken opgenomen te worden. Ten tweede zien we dat voornamelijk de gemeenten die niet zo hoog scoorden de voorbije jaren, uitgevallen zijn. Het gevolg van deze twee fenomenen is dat de percentages voor Namen (en in mindere mate voor Doornik en Luik) in 2009 op het eerste gezicht veel hoger liggen dan de voorbije jaren. Voor Doornik en Luik hebben we dit opgelost door te corrigeren voor de ontbrekende gemeenten. In Namen lag het percentage ontbrekende gemeenten echter zo hoog dat we voor dit bisdom geen globale percentages meer konden berekenen. De betrouwbaarheid van de statistieken hangt voor een groot deel af van de rapportering door de parochies en we hopen dan ook dat in de toekomst de rapportering enkel zal verbeteren. Als we systematisch te weinig gegevens ontvangen uit één bisdom, dan komt uiteraard ook de berekening van het cijfers voor heel België in het gedrang. Met deze waarschuwing in het achterhoofd zullen we de resultaten voor de vier parameters van religieuze praktijk in België kort overlopen. Het eerste katholieke overgangsritueel dat we van naderbij bekeken was het doopsel. We zien dat in het Brussels Gewest en in andere grootstedelijke gebieden het doopsel het minst ingeworteld is. In de Duitstalige Gemeenschap, de Antwerpse Kempen, West- en Oost-Vlaanderen worden de meeste pasgeborenen gedoopt. Hiernaast zien we in vergelijking met de voorbije jaren een lichte stijging in het dooppercentage 37
in Brussel en een sterke stijging in Wallonië. Vervolgens bekeken we de verspreiding van de kerkelijke huwelijken in België. De geografische spreiding en de evolutie van 1967 tot 2009 komt sterk overeen met dat van de doopsels. We zien eveneens een lichte toename in Brussel en een sterke stijging in Wallonië die deels verklaard kan worden door lage rapportering in gemeenten met een lager huwelijkspercentage. In West-Vlaanderen, de Duitstalige Gemeenschap en de streek rond Chimay is het kerkelijke huwelijk het sterkst aanwezig en deze traditie wordt daar duidelijk verder gezet. In stedelijke gebieden ligt het huwelijkspercentage veel lager dan in landelijke gebieden. In landelijke gemeenten zien we wel een achteruitgang van het percentage kerkelijke huwelijken in vergelijking met de voorbije jaren. Het derde overgangsritueel waarvoor we de statistieken opstelden, zijn kerkelijke begrafenissen. Evenals bij doopsels en kerkelijke huwelijken, zien we dat er in stedelijke gebieden minder kerkelijke begrafenissen plaatsvinden. In Gent, Antwerpen en het Brussels Gewest kiezen minder personen voor een kerkelijke uitvaartdienst, terwijl dit percentage hoger ligt in de bisdommen Brugge en Hasselt. Naast de drie overgangsrituelen bekijken we ook de participatie van Belgen in het kerkelijk leven. In de eerste plaats onderzochten we het bijwonen van kerkdiensten. In de bisdommen Brugge en Hasselt wordt het vaakst naar de kerk gegaan in vergelijking met de stedelijke gebieden, zoals Brussel, Mechelen en Antwerpen. In plattelandsgemeenten vinden we het hoogste percentage kerkgangers terug. De cijfers van 2009 bevestigen de dalende trend die al sinds de jaren zeventig vastgesteld werd. Tot slot hebben we het aantal vrijwilligers die actief zijn binnen de kerkgemeenschap bekeken. Hiervoor vonden we sterke verschillen tussen de drie gewesten: in Vlaanderen zijn (procentueel bekeken) bijna dubbel zo veel vrijwilligers actief als in Wallonië. Het verschil met Brussel is nog groter: het percentage vrijwilligers is hier slechts 0,7 procent. De meeste vrijwilligers kunnen teruggevonden worden in de bisdommen Brugge en Hasselt, de Antwerpse Kempen en de Duitstalige Gemeenschap. Voor het percentage kerkelijke vrijwilligers vonden we geen al te grote verschillen tussen stedelijke en landelijke gemeenten. We vinden voor de onderzochte parameters van religieuze praktijk met andere woorden redelijk gelijklopende resultaten. De geografische spreiding is in de eerste plaats zeer gelijklopend: in West-Vlaanderen, Limburg, de Antwerpse Kempen en de Duitstalige Gemeenschap is de religieuze praktijk meer ingebed dan in het Brussels Gewest en andere grootstedelijke gebieden, zoals Gent en Antwerpen. Ten tweede zien we dat de dalende trend die al sinds de jaren zestig de godsdienststatistieken kenmerkt, minder duidelijk zichtbaar is en dat we voor doopsels, 38
huwelijken, begrafenissen en kerkelijke vrijwilligers een lichte stijging kunnen optekenen. Deze stijging lijkt het sterkst in Wallonië, maar juist voor dit gewest moeten we rekening houden met een onvoldoende rapportering door de parochies. In het Brussels Gewest zien we ook steeds een toename. De percentages in Vlaanderen blijven relatief constant ten opzichte van de voorbije jaren, en hierbij dient opgemerkt te worden dat juist de parochies in dit gewest het best rapporteren. Tot slot zien we dat de verschillen tussen landelijke en meer geürbaniseerde gemeenten blijven standhouden. In centrumsteden ligt de participatie in het kerkelijke leven en de deelname aan katholieke overgangsrituelen lager dan in landelijke of plattelandsgemeenten. Dit rapport over het jaar 2009 moet dan ook enigszins als een overgangsrapport gezien te worden. Aan de ene kant zijn er duidelijk aanwijzingen voor een stabilisering van de religieuze praktijk in België, met name voor de grote overgangsrituelen. Als deze trend zich verder zet in de periode 2010-2011, dan zou dit betekenen dat een einde is gekomen aan de systematisch dalende trend die we voor de periode 1967-2007 kenden. Anderzijds moeten we echter rekening houden met een steeds groter wordende foutenmarge, met name dan voor het Waals Gewest. Die lagere rapportage zorgt er voor dat we cijfers voor 2009, met name voor het Waals Gewest, met de grootste omzichtigheid moeten interpreteren. Op basis van de huidige gegevens kunnen we onmogelijk uitmaken of de ogenschijnlijke stabilisering in 2009 te maken heeft met een echte stabilisering, of met een verminderde rapportagebereidheid. Om na te gaan of we hier effectief te maken hebben met een trendbreuk, zullen we dus vooral naar de evolutie de komende jaren moeten kijken.
39
Referenties
Bekkers, R. (2005). Participation in Voluntary Associations. Relations with Resources, Personality, and Political Values. Political Psychology, 26, 439-454. Botterman, S., & Hooghe, M. (2008). Religieuze praktijk in België 2007: Een statistische analyse. Rapport ten behoeve van de Belgische bisschoppenconferentie. Leuven: Katholieke Universiteit Leuven. Botterman, S., & Hooghe, M. (2009). Religieuze praktijk in België in 2008: Een betere rapportering door parochies .Leuven: Katholieke Universiteit Leuven. Botterman, S., Hooghe, M., & Bekkers, R. (2009). Levensbeschouwing en maatschappelijke participatie: Is levensbeschouwing nog steeds een motiverende factor? In J. Pickery (Red.), Vlaanderen gepeild, 2009 (pp. 7-29). Brussel: Studi edienst van de Vlaamse Regering. Dexia (2007). Sociaaleconomische typologie van gemeenten. Brussel: Dexia. Dobbelaere, K. (2003). Trends in de katholieke godsdienstigheid eind 20 ste eeuw. België vergeleken met West- en Centraal-Europese landen. Tijdschrift voor Sociologie, 24(1), 9-35. Hooghe, M., Quintelier, E., & Reeskens, T. (2006). Kerkpraktijk in Vlaanderen. Trends en extrapolaties: 1967-2004, Ethische Perspectieven, 16(2), 113-123.
40
Eindnoten
1
. De onvolledige rapportage in het bisdom Namen heeft onvermijdelijk ook gevolgen voor de totaalcijfers. We stellen vast dat de parochies die rapporteren in het bisdom juist bijzonder actief en levendig zijn. Het gaat hier echter om een heel beperkt aantal parochies, en opname van deze gegevens leidt in de praktijk voor een sterke vertekening. Om dit soort vertekening te vermijden hebben we er voor geopteerd om in een aantal gevallen de globale percentages te berekenen zonder rekening te houden met de gegevens voor Namen. Hoewel het bisdom Namen geografisch bijzonder uitgestrekt is, omvat het slechts zes procent van de totale bevolking, zodat de impact van het bisdom op de globale cijfers voor België relatief beperkt blijft. 2 . In het bisdom Luik en het bisdom Doornik was er in vergelijking met 2008 een hoger aantal ontbrekende gemeenten. We kunnen vaststellen dat de gemeenten die onvoldoende gerapporteerd hebben, voornamelijk gemeenten waren die lagere percentages dan gemiddeld behaalden in 2008 voor de overgangsrituelen (doopsels, kerkelijke huwelijken en begrafenissen). Door de afwezigheid van deze gemeenten, zouden de resultaten voor deze overgangsrituelen in Luik en Doornik (en eveneens van het Waals Gewest en België) sterk stijgen in vergelijking met de voorbije jaren. Omdat het aantal ontbrekende gemeenten in Doornik en Luik lager ligt dan in Namen, zullen we deze bisdommen wel opnemen in de berekening van globale percentages, maar met een correctie voor de ontbrekende gemeenten. We corrigeren voor de afwezige gemeenten door hen de percentages van 2008 toe te kennen. Deze correctie vindt enkel plaats bij het berekenen van de doopsels, kerkelijke huwelijken en kerkelijke uitvaartdiensten. Voor kerkbezoek zijn geen cijfers van 2008 beschikbaar. Bij het berekenen van het aantal kerkelijke vrijwilligers zien we dat de percentages voor Luik en Doornik in de lijn liggen met de resultaten van 2008.
41