!
!
Kerend tij De zorg aan Friese jongeren vóór plaatsing in de gesloten jeugdzorg
Renske C. Broeders Eindscriptie master Jeugdzorg hogeschool Leiden 7 februari 2012
Begeleiding:
dr. G.H.P. van der Helm (hogeschool Leiden) drs. W. ten Brink (Bureau Jeugdzorg Friesland)
Tweede beoordelaar:
prof. dr. G.J.J.M. Stams (Universiteit van Amsterdam)
2
Kerend tij !
Samenvatting Een gesloten plaatsing kan een grote (soms negatieve) impact hebben op jongeren (Parhar, Wormith, Derkzen & Beauregard, 2008). Het raakt de rechten van het kind en brengt hoge kosten met zich mee. Daarom is in dit Friese praktijkonderzoek gezocht naar mogelijkheden in de zorg aan jongeren met ernstige gedragsproblemen om plaatsing in gesloten jeugdzorg te voorkomen. Aan de hand van de dossiers van 51 jongeren die in de periode juli 2010 tot juni 2011 door Bureau Jeugdzorg Friesland in de gesloten jeugdzorg (Jeugdzorgplus) zijn geplaatst is inzicht verkregen in de kenmerken, het risicoprofiel en het zorgverleden van deze Friese jongeren. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat er mogelijkheden zijn in de zorg aan jongeren met ernstige gedragsproblemen, die kunnen leiden tot reductie van het aantal gesloten plaatsingen in Friesland. Ten eerste is een gevarieerd aanbod nodig van multimodale effectieve jeugdinterventies, die zich bevinden tussen de lichte ambulante zorg en de gesloten zorgtrajecten van Jeugdzorgplus. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan dagprogramma’s voor adolescenten, het programma Nieuwe Perspectieven of Multi Treatment Foster Care. Ten tweede is het essentieel dat de neiging tot risicobeheersing in de jeugdzorg plaats maakt voor benaderingen die gericht zijn op krachten en oplossingen. Er zijn kennis en vaardigheden nodig om aan te kunnen sluiten bij en om te gaan met jongeren met ernstige gedragsproblemen, met speciale aandacht voor ‘weglopende meiden’ en ‘agressieve jongens’. Ten derde is een betrouwbare en valide taxatie van veiligheid en zorgbehoefte nodig die specifiek gericht is op adolescenten, waarbij naast de risicofactoren ook de beschermende factoren, de leerstijl en de motivatie van de jongere zichtbaar worden. Dat kan niet zonder echt met jongeren in gesprek te gaan over hun situatie en samen met op zoek te gaan naar oplossingen. Tot slot dient het zorgaanbod ook afgestemd te worden op sekse en leeftijd. Daarbij is het vooral belangrijk dat voor jongeren vanaf 13 jaar er zorg is waarin de domeinen relaties, onderwijs, vrije tijd en houdingsaspecten centraal staan en minder het gezinsdomein (Van der Put, 2011) en dat er specifieke aandacht is voor meisjes (Nijhof, 2011; Van der Helm, 2011; Van der Put 2011).
Kerend tij !
Lijst met afkortingen
ADHD
Attentional Dificit Hyperactivity Disorder
ASS
Autisme Spectrum Stoornis
DSM-IV
Diagnostic and Statical Manual of Mental Disorders
EMDR
Eye Movement Desensitization and Reprocessing
FF
Families First
FFT
Functional Family Therapy
IAG
Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling
IJ
Informatiesysteem Jeugdzorg
IVRK
Internationaal Verdrag Rechten van het Kind
IQ
Intelligentie Quotiënt
JJI
Justitiële Jeugdinrichting
LIJ
Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen
LVG/LVB
Licht Verstandelijk Gehandicapten/Licht Verstandelijk Beperkten
LGF
Leerlinggebonden Financiering
MDFT
Multi Dimensionele Familie Therapy
MST
Multi System Therapy
MTFC
Multidimensional Treatment Foster Care
ODD/CD
Oppositional Defiant Disorder/ Conduct Disorder
OTS
Onder Toezicht Stelling
PC-Noord
Plaatsingscoördinatie regio Noord
PDD
Pervasive Developmental Disorder
PCIT
Parent Child Interaction Therapy
PMTO
Parent Management Training Orgeon
PTSS
Post Traumatische Stress Stoornis
RNR- model
Risk Needs Responsivity-model
Unicef
United Nations International Emergency Fund
VNN
Verslavingszorg Noord Nederland
VWS
Volksgezondheid Welzijn en Sport
WSART
Washington State Agression Replacement Training
!
3!
4
Kerend tij !
Inhoudsopgave 1. Inleiding
6
1.1. Aanleiding tot dit onderzoek
6
1.2. Opbouw van deze scriptie
7
2. Theoretische kader
8
2.1. Stijgende vraag naar gesloten jeugdzorg 2.2. Zorg voor jongeren met ernstige en complexe gedragsproblemen 2.2.1. Jongeren in de Jeugdzorg
plus
8 10 10
2.2.2. Een intensief gevarieerd zorgaanbod
10
2.2.3. Wat werkt voor jongeren met complexe en ernstige gedragsproblemen
11
2.2.4. Effectieve interventies
13
2.2.5. Valide inschatting van risico’s en zorgbehoefte
14
3. Methode van onderzoek
16
4. Resultaten van het onderzoek
18
4.1. Inleiding
18
4.2. Stijgende vraag naar gesloten jeugdzorg in Friesland
18
4.3. Kenmerken van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg
19
4.3.1. Sekse, nationaliteit, leeftijd
19
4.3.2. Urgentie, Categorie en Differentiatie
19
4.3.3. Argumenten voor gesloten plaatsing
19
4.3.4. Significante verschillen in sekse en leeftijd
20
4.4. Risicoprofiel van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg
20
4.4.1. Schaderisico’s
20
4.4.2. Aanwezige risicofactoren per zorgdomein
21
4.4.3. Significante verschillen in sekse en leeftijd
24
4.5. Het contact jeugdzorg
24
4.5.1. De betrokkenheid van Bureau Jeugdzorg
24
4.5.2. Juridisch kader
24
4.5.3. Risicotaxatie
25
4.5.4. Significante verschillen in sekse en leeftijd
25
4.6. Zorgverleden van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg
26
4.6.1. Woonsituatie en verblijf vóór de gesloten plaatsing
26
4.6.2. Risicodomeinen versus domeinen van geboden zorg
26
4.6.3. Samenhang in risicodomeinen
28
4.6.4. Kenmerken zorgaanbod
28
4.6.5. Significante verschillen in sekse en leeftijd
29
Kerend tij ! 5. Discussie en aanbevelingen
30
5.1. Inleiding
30
5.2. Belangrijkste bevindingen
30
5.2.1. Het risicoprofiel van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg
30
5.2.2. Opvallende kenmerken van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg
31
5.2.3. Het risicobeginsel in de Friese zorg
32
5.2.4. Het behoeftebeginsel in de Friese zorg
32
5.2.5. Het responsiviteitsbeginsel in de Friese zorg
33
5.2.6. Valide en betrouwbare taxatie van risico’s en zorgbehoefte
34
5.3. Beperkingen van het onderzoek
35
5.4. Aanbevelingen
36
5.4.1. Aanbevelingen voor de Friese praktijk
36
5.4.2. Aanbeveling voor nader onderzoek
37
5.5. Slotconclusie
37
Literatuurlijst
38
Bijlagen
42
Bijlage 1: Voorbeelden van (mogelijk) effectieve interventies
43
Bijlage 2: Opnameformulier
46
Bijlage 3: Overzicht categorieën jongeren bij gesloten plaatsing
53
Bijlage 4: Kenmerken van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg
54
Bijlage 5: Risicoprofiel van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg
56
Bijlage 6: Contact met Bureau Jeugdzorg
60
Bijlage 7: Zorgverleden van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg
61
Bijlage 8: Significante verschillen in Sekse en Leeftijdscategorie
63
Bijlage 9: Samenhang in argumenten voor gesloten plaatsing
64
Bijlage 10: Samenhang in zorgdomeinen met risico’s
65
5!
6
Kerend tij !
1. Inleiding ! 1.1. Aanleiding tot dit onderzoek Jaarlijks worden zo’n 40 á 50 Friese jongeren civielrechtelijk geplaatst in een gesloten jeugdzorginstelling [Jeugdzorgplus] (Plaatsingscoördinatie Noord, 2010). Naast de hoge kosten die met een dergelijke plaatsing gemoeid gaan, is een gesloten plaatsing de meest ingrijpende vorm van gedwongen hulpverlening. Niet voor niets stelt het Internationaal Verdrag Inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dat vrijheidsbeneming van een kind alleen gehanteerd mag worden als uiterste maatregel en voor de kortst mogelijke passende duur (United Nations International Children’s Emergency Fund [Unicef], 2009). Het IVRK volgt hierin de Beijing Rules (1985). De Beijing regels geven aan dat opsluiting van jongeren negatieve effecten kan hebben op de ontwikkeling van jongeren, niet alleen vanwege vrijheidsverlies, maar ook omdat de jongere wordt weggehaald uit zijn sociale omgeving en omdat er sprake kan zijn van besmetting van antisociaal gedrag door leeftijdsgenoten. Bovendien lopen jongeren in een gesloten instelling een verhoogd risico op geweld en zelfbeschadiging (Detrick, 2008). Meerdere onderzoeken bevestigen dat plaatsing, waarbij dwang en repressie centraal staan niet tot verbetering van antisociaal gedrag leidt (Garrido & Morales 2007; Parhar, Wormith, Derkzen & Beauregard 2008; Gatti, Tremblay & Vitaro 2009; Pritikin 2009; Van der Helm 2011; Schubert, Mulvey, Loughran & Losoya, 2012). Opgesloten worden is daarnaast een stressvolle gebeurtenis. Jongeren in een gesloten instelling worden geconfronteerd met een omgeving, waarin ze van het ene op het andere moment drastisch worden beperkt in hun vrijheden en hun autonomie, geen greep meer hebben op hun leven, hun plek in de groep nog moeten verwerven en onzeker zijn over wat hun in deze omgeving te wachten staat (Van der Laan & Weijers, 2008). Sinds 1 januari 2010 worden jongeren, die vanwege ernstige gedragsproblemen gesloten behandeling nodig hebben, opgevangen in instellingen voor Jeugdzorgplus, gescheiden van strafrechtelijk geplaatste jongeren. Een eerste evaluatie van Jeugdzorgplus laat, ondanks de nadelige aspecten van geslotenheid, positieve veranderingen zien in het gedrag van de jongeren (Van Dam, Nijhof, Scholte & Veerman, 2010; Nijhof 2011). Dat neemt niet weg dat het, zowel vanuit financieel oogpunt, als vanwege de rechten van het kind en de grote (soms negatieve) impact voor jongeren, belangrijk is om na te blijven denken over de vraag op welke manier het plaatsen van jongeren in een gesloten setting beperkt kan worden.
Kerend tij ! Wellicht kan in Friesland plaatsing in de gesloten jeugdzorg beperkt worden als in eerder stadium effectievere en beter aansluitende zorg wordt geboden. De centrale vraag in dit onderzoek luidt daarom :
Wat is nodig in de reguliere zorg van Friesland, om plaatsing van jongeren in de gesloten jeugdzorg te voorkomen?
Deze scriptie heeft ten doel om inzicht te geven in de kenmerken en het risicoprofiel van de civielrechtelijk gesloten geplaatste jongeren in Friesland en in het verloop van het zorgaanbod voorafgaand aan deze plaatsing. Dit inzicht vormt samen met wetenschappelijke kennis over ‘wat werkt’ voor deze doelgroep, de basis in de zoektocht naar de mogelijkheden om gesloten jeugdzorg te voorkomen. 1.2. Opbouw van deze scriptie Het volgende hoofdstuk schets het theoretische kader van dit onderzoek (hoofdstuk 2). Dit hoofdstuk gaat in op de stijgende vraag naar gesloten jeugdzorg in de afgelopen decennia en op de factoren die bijdragen aan een effectief zorgaanbod voor jongeren met ernstige en complexe gedragsproblemen. Hoofdstuk 3 en 4 beschrijven respectievelijk de methode en de resultaten van dit onderzoek gericht op de jongeren die door Bureau Jeugdzorg Friesland civielrechtelijk gesloten zijn geplaatst. Aan de hand van de bevindingen uit hoofdstuk 2 en 4 worden in hoofdstuk 5 de discussie van dit onderzoek beschreven en aanbevelingen gedaan voor de financiers en aanbieders van jeugdzorg in Friesland gericht op nader onderzoek en versterking van het zorgaanbod voor jongeren met complexe en ernstige gedragsproblemen. !
7!
8
Kerend tij !
2. Theoretische kader 2.1. Stijgende vraag naar gesloten jeugdzorg Sinds de invoering van de Wet op Jeugdhulpverlening in 1992 kwam de nadruk in de hulpverlening te liggen op zo licht mogelijk, zo kort mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis (Van Montfoort & Tilanus, 2007). Er werd vooral ingezet op ambulante zorg. Dit leidde tot een drastische afbouw van de provinciaal gefinancierde residentiële zorg. Gelijktijdig ontstond er in de overige sectoren (landelijk gefinancierd) een forse toename in de vraag naar gespecialiseerde residentiële voorzieningen, zoals de justitiële (open) behandelinrichtingen. Blijkbaar voorzagen de intensieve ambulante programma’s niet in een verminderde behoefte aan residentiële zorg (Knorth, Knot-Dickscheit & Tausendfreund, 2007). Daarbij richtte de trend in de jeugdzorg zich vanaf de jaren negentig in toenemende mate op controle van de uitvoering en risicobeheersing (Van Montfoort, 2011). Hierdoor ontstond een defensieve praktijk, waarin de behoefte aan beschermingsmaatregelen en uithuisplaatsing groeide, uit angst voor beschuldiging door de omgeving of de media als er iets fout zou gaan (Chapman & Field, 2007). Tot 2010 werden jongeren civielrechtelijk opgevangen in de justitiële behandelinrichtingen. De stijgende vraag naar plaatsing in een Justitiële Jeugd Inrichting (JJI) maakte dat jongeren met een Onder Toezicht Stelling(OTS) steeds langer moesten wachten op een plek. Begin van de nieuwe eeuw werden daarom afspraken gemaakt tussen de gezamenlijke (gezins-) voogdij instellingen en de Dienst Justitiële Inrichtingen zodat OTSers in een crisissituatie snel geplaatst konden worden in een opvanginrichting, in afwachting van een plek in de (open) behandelinrichting. Door de verruiming van mogelijkheden nam de vraag naar civielrechtelijke crisisplaatsing in een JJI echter nog forser toe. Mogelijk doordat, zoals Spelman (2000) duidelijk maakt, de ruimte die er is ook benut zal worden. In de jaren daarna was er volop discussie en media-aandacht voor de OTS-ers die samen met strafrechtelijk geplaatste jongeren, veel te lang (gemiddeld 4,5 maand) verbleven in de justitiële opvanginrichtingen, in afwachting van een behandelplaats. Dit leidde tot de behoefte van het ministerie van justitie om het aantal civielrechtelijke plaatsingen in de JJI’s terug te dringen (Boendermaker et al. 2008). Onderzoekers concludeerden dat er, om in deze behoeften te voorzien, een nieuw zorgaanbod nodig was (Boendermaker, Eijgenraam & Geurts, 2004). Daarnaast werd verwacht dat er meer kennis en vaardigheden nodig zouden zijn om met jongeren met gedragsproblemen om te gaan, zodat voorkomen zou worden dat zij overal als te moeilijk werden gezien of werden weggestuurd. De roep van hulpverleners om geslotenheid was
Kerend tij ! volgens de Boendermaker et al. (2004) vooral gebaseerd op onmacht om met deze moeilijk te hanteren jongeren om te gaan. Uit meerdere onderzoeken bleek dat er niet zozeer geslotenheid nodig zou zijn, maar vooral investering in het aanbod van niet-justitiële jeugdzorg, waarbij het gezinsgericht en methodisch werken voorop zou staan (Boendermaker et al., 2004; Boendermaker, 2005). In de daaropvolgende jaren werd het nieuwe zorgaanbod voor jongeren met complexe en ernstige gedragsproblemen gefaseerd opgezet onder de naam Jeugdzorgplus. De Wet op Jeugdzorg werd aangepast, zodat behandeling in een gesloten accommodatie voor jeugdigen binnen deze Wet mogelijk was (Doek, Vlaardingerbroek, 2009). Daarnaast werden de mogelijkheden tot gesloten plaatsing verruimd. Sinds de aanpassing in de Wet op Jeugdzorg is een OTS niet langer noodzakelijk en kunnen ook kinderen onder de 12 jaar gesloten worden geplaatst. De Jeugdzorgplus instellingen hebben toegezegd “een samenhangend aanbod te realiseren waarin van ambulant tot residentieel, en weer terug, jongeren op maat worden geholpen. Met als ultieme noodgreep de gesloten behandeling, zo kort als mogelijk, zo intensief als nodig en altijd als onderdeel van een traject” (Nederlandse instellingen voor gesloten jeugdzorg, 2008). Het valt op dat, ondanks het streven van de Jeugdzorgplus-instellingen, bij de ontwikkeling van het nieuwe zorgaanbod het accent vooral is komen te liggen op de (nieuwe) accommodaties voor gesloten Jeugdzorg. Daarbij komt dat het beleid voor de komende jaren gericht is op de vormgeving van trajecten met een gesloten plaatsing als startpunt (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport [VWS], 2011). Tegelijkertijd wordt in de Stelwijziging Jeugd ‘Geen kind buiten spel’ een beweging ingezet richting preventie en lichte zorgvormen, in de verwachting daarmee de behoefte aan specialistische behandelzorg terug te dringen (Veldhuijzen van Zanten-Hyllner & Teeven, 2011). Samengevat kunnen van vanuit historisch perspectief een aantal verklaringen worden gegeven die mogelijk hebben bijgedragen tot de stijgende vraag naar gesloten jeugdzorg. Allereerst de nadruk op ambulante en lichte vormen van hulp en de afbouw van residentiële zorg in de jeugdhulpverlening. Ten tweede de toenemende behoefte aan controle op de uitvoering en risicobeheersing. Ten derde de verruimde mogelijkheden om jongeren gesloten op te vangen. Ten vierde het ontbreken van een alternatief zorgaanbod voor jongeren met complexe en ernstige gedragsproblemen en tot slot het gebrek aan kennis en vaardigheden om met deze jongeren om te gaan. Het is daarom de vraag of de huidige kabinetsplannen, waarbij de nadruk ligt op een preventief en licht zorgaanbod en een afbouw van specialistische behandelzorg niet juist een stijgende vraag naar gesloten jeugdzorg in de hand zal werken. Des te meer doordat de
9!
10
Kerend tij ! Jeugdzorgplus-trajecten, vanwege toereikende capaciteit en kwaliteitsverbetering wellicht een aantrekkelijk alternatief zullen vormen. De afgelopen decennia laten daarentegen juist zien dat er een specialistisch ‘open’ jeugdzorg nodig is voor jongeren met complexe en ernstige gedragsproblemen, niet handelend vanuit risicobeheersing, maar juist vanuit kennis en vaardigheden om met deze moeilijke doelgroep om te gaan (Boendermaker et al., 2004; Boendermaker, 2005). 2.2. Zorg voor jongeren met ernstige en complexe gedragsproblemen 2.2.1. Jongeren in de Jeugdzorgplus Jongeren in de gesloten jeugdzorg laten dikwijls ernstige gedragsproblemen zien, met daarbij antisociale of oppositionele problematiek op de voorgrond (Harder, 2011). De problemen zijn over het algemeen complex en vaak al op jonge leeftijd begonnen, wat er dikwijls voor zorgt dat de jongeren een lange hulpverleningsgeschiedenis hebben (Harder, 2011; Tazelaar & Berben, 2011). De jongeren variëren in de leeftijd van 10 tot 18 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 15 jaar en 8 maanden. De meeste jongeren hebben een OTS (Van Dam et al., 2010). De gedragsproblemen van de jongeren hangen vaak samen met problemen in de opvoedingssituatie en de dagbesteding, middelengebruik, risicovolle vrienden, delict-gedrag en seksueel grensoverschrijdend gedrag, waaronder Loverboyproblematiek (Van Dam et al.,2010; Nijhof, 2011). De complexiteit en de ernst van de gedragsproblemen van jongeren in de gesloten jeugdzorg maakt dat het lastig is om positieve resultaten in de hulpverlening voor deze doelgroep te behalen (Harder, 2011). 2.2.2. Een intensief gevarieerd zorgaanbod Knorth et al. (2007) concluderen dat voor jongeren met ernstige gedragsproblemen een gevarieerd zorgaanbod nodig is, waarbij enerzijds de behoefte aan gezins- en opvoedingsondersteuning centraal staat en anderzijds een zorgcontinuüm geboden wordt. Knorth haalt daarbij Pinkerton (2006) aan die laat zien dat ook als er sprake is van dagbehandeling of (tijdelijke) uithuisplaatsing, het ambulante (gezins-) programma voortgezet moet worden. Interventies worden op deze wijze ingebed in een zorgcontinuüm, waarbij sprake is van voorzorg en nazorg, alsmede vertrekzorg na een (tijdelijk) verblijf. Pinkerton (2006) onderscheidt een viertal niveaus van lichte naar intensieve zorg. Hij benadrukt dat bij de start van zorg direct het niveau gekozen moet worden dat aansluit op de problemen en de behoeften van het cliëntsysteem. Er moet geen tijd verloren gaan met het toepassen van (lichte) ondersteuningsniveaus die niet werken. Dit maakt duidelijk dat ambulante en niet- ambulante hulpvormen niet gezien moeten worden als tegengestelde,
Kerend tij ! maar juist als elkaar aanvullende interventievormen (Knorth et al., 2007). Dat betekent dat er voor jongeren met ernstige gedragsproblemen een intensief gevarieerd zorgaanbod nodig is van (intensief) ambulant, dagbehandeling tot (tijdelijke) residentiële behandeling in open, besloten en gesloten setting, waarbij de afzonderlijke vormen onderling met elkaar zijn verweven. Onderzoek naar de effecten van hulpverlening bij jeugdigen met meervoudige psychosociale problemen laat zien dat Nederland weinig gebruik maakt van dagbehandeling, zeker bij jongeren boven de 12 jaar (Scholte & Van der Ploeg, 2003). Dat is opvallend omdat een mogelijk voordeel van dagbehandeling is dat deze intensieve combinatie van behandeling en onderwijs, uithuisplaatsing voorkomt, zeker wanneer de behandeling gecombineerd kan worden met interventies in het gezin en het steunend netwerk (Van der Helm & Stams, in press.). Recent is onderzoek verricht naar de doelrealisatie van Klaas Groen in Noord Holland, een setting voor dagbehandeling van jongeren met ernstige gedragsproblemen tussen de 12-18 jaar met een normale begaafdheid. De eerste resultaten van dit onderzoek geven een indicatie van mogelijke werkzaamheid van deze vorm van hulpverlening en een aanwijzing dat dagbehandeling een alternatief kan zijn voor residentiële én gesloten jeugdzorg. Daarbij toont de doelgroep van Klaas Groen grote overeenkomsten met de huidige populatie in de Jeugdzorgplus (Van der Helm et al., in press.). 2.2.3. Wat werkt voor jongeren met complexe en ernstige gedragsproblemen Bij het aanpakken van complexe en ernstige gedragsproblemen is het van belang de invloed van risicofactoren te verminderen en de invloed van beschermende factoren te vergroten (Van der Put, 2011). Veelgebruikt is hierbij het Risk-Needs-Responsivity model (RNR model), voor het eerst geformuleerd door Andrews, Bonta & Hoge (1990). Het RNR model beschrijft drie beginselen waaraan interventies moeten voldoen om gedragsverandering te bewerkstelligen bij jongeren met antisociale gedragsproblemen. Dit betreffen het risicobeginsel, het behoeftebeginsel en het responsiviteitsbeginsel (Van der Put et al., 2011).
Het risicobeginsel Het risicobeginsel bepaalt dat de intensiteit van het programma afgestemd moet zijn op de het risico op herhaling of voortzetting van de gedragsproblemen. Andrews et al. (1990) stellen: “If it ain’t broke, don’t fix it” (Boendermaker et al. 2010). Voor jongeren met ernstige gedragsproblemen dient daarom rekening gehouden te worden met de ontwikkelingstrajecten van het gedrag. Oppositionele of antisociale gedragsstoornissen (of kenmerken daarvan), die na het 10e jaar starten, zijn over het algemeen van voorbijgaande aard en leiden doorgaans niet tot persoonlijkheidsstoornissen op volwassen leeftijd (Moffitt, 1993).
11!
12
Kerend tij !
Het behoeftebeginsel Het behoeftebeginsel bepaalt dat de behandeling afgestemd moet zijn op de risicofactoren die direct met de gedragsproblemen samenhangen en veranderbaar zijn, de zogenaamde dynamische risicofactoren (Boendermaker et al., 2010). Jongeren in de gesloten jeugdzorg zijn doorgaans blootgesteld aan verschillende risicofactoren die aanwezig zijn in verschillende levensdomeinen (Harder, 2011). Zij betreffen de jongere zelf, zijn bezigheden, de sociale omgeving en de leefsituatie. Meestal gaat het om een complex geheel van factoren, die tegelijkertijd aandacht verdienen (Van der Laan & Slotboom, 2008). Daarbij komt dat er verschillen zijn in sekse en leeftijd wat betreft de prevalentie en de impact van de risicofactoren op herhaling van het antisociale gedrag. Van der Put (2011) concludeert dat bij meisjes risicofactoren in het gezinsdomein, zoals misbruik, weglopen van huis, ouders met alcohol/drugs problemen en ouders met justitiecontacten veruit de grootste impact hebben op recidive van delinquent gedrag. Bij misbruikte meisjes worden daarnaast ook veel risicofactoren gezien op het domein van vrienden, school en vrije tijd. Bij jongens spelen risicofactoren op het gezinsdomein nauwelijks een rol en zijn vooral problemen op het gebied van vrienden, vrijetijdsbesteding en school van belang. Interventies zouden zich daarom vooral op deze domeinen moeten focussen. Het zelfde onderzoek van Van der Put laat verschillen zien tijdens de adolescentieperiode. Het potentiele effect van een interventie op 12-jarige leeftijd is het grootst wanneer er aandacht besteed wordt aan het domein gezin en op 13-jarige leeftijd als er aandacht besteed wordt aan het domein relaties, terwijl interventies vanaf 14 jaar zich naast het domein relaties beter ook kunnen richten op problemen op school en werk en het aanpakken van een antisociale houding. Daarnaast wordt duidelijk dat de samenhang van ongeveer alle risicofactoren met recidive sterk daalt, naarmate de jongeren ouder worden. Dat betekent op 12-jarige leeftijd nog relatief makkelijk effect kan worden bereikt, terwijl dit op 13-jarige leeftijd al aanzienlijk meer inspanning kan kosten (Van der Put, 2011).
Het responsiviteitsbeginsel Het responsiviteitsbeginsel houdt in dat de behandeling moet aansluiten op de jongere. Dus zowel op het intellectuele niveau, de leerstijl en de motivatie van de jongere. Van der Helm (2011) laat zien dat de intrinsieke motivatie geen vaststaand kenmerk is en zich ook bij jongeren met complexe en ernstige gedragsproblemen kan ontwikkelen, zelfs in de gesloten jeugdzorg. Een positief leefklimaat draagt bij aan de behandelmotivatie. Het gaat daarbij vooral om de responsiviteit van de jeugdzorgwerker (steun), het idee hebben dat de
Kerend tij ! hulp bijdraagt aan een beter bestaan (groei) en het vertrouwen tussen jongeren onderling (atmosfeer). Het gebruik van repressieve middelen, het gebrek aan structuur en onduidelijke regels werken een positief leefklimaat tegen (Van der Helm, 2011). Dat een goede samenwerkingsrelatie tussen de jeugdzorgwerker en de jongere positieve invloed heeft op het effect van de behandeling bevestigt ook Harder (2011) in haar promotie onderzoek. Voor een goede samenwerkingsrelatie is een benadering nodig die gericht is op mogelijkheden, krachten en ambities van de jongeren en hen serieus neemt in de ideeën, die zij over hun eigen leven hebben (Chapman & Field, 2007). In plaats van een houding van jeugdzorgwerkers gericht op problemen en risicobeheersing, is vooral een houding nodig gericht krachten en oplossingen (Berg & Kelly, 1997). Een oplossingsgerichte benadering sluit aan bij de roep van jongeren in de jeugdzorg om meer betrokken te worden in het zorgproces. Meerdere onderzoeken (Defence for Children International [DCI], 2010; Ten Brummelaar & Kalverboer, 2011) naar de beleving van jongeren in de (gesloten) jeugdzorg maken duidelijk dat jongeren graag willen dat er écht met hen gesproken wordt en dat er diep op onderwerpen wordt ingegaan, zodat zij inzicht krijgen in hun eigen situatie en hun handelen. Jongeren hebben behoefte aan duidelijkheid en eerlijkheid over wat hen te wachten staat, bijvoorbeeld in de communicatie over de beslissing tot uithuisplaatsing of tijdens een rechtsproces. De jongeren geven aan dat zij wel gehoord worden, maar dat er te weinig echt naar hen geluisterd wordt (DCI, 2010; Ten Brummelaar et al. 2011). 2.2.4. Effectieve interventies Het RNR model vormt dikwijls een basis voor effectieve interventies. Effectieve interventies zijn interventies die op basis van empirisch onderzoek effectief zijn gebleken. Het aanbod van effectieve interventies in Nederland is nog beperkt. Voor een deel wordt gebruik gemaakt interventies die in het buitenland effectief zijn gebleken, maar nog beproefd moeten worden in de Nederlandse situatie. Daarnaast worden interventies uit de Nederlandse praktijk die theoretisch goed omschreven zijn opgenomen in de databank van effectieve interventies van het Nederlands Jeugd Instituut. Dit kan verwarring scheppen omdat mogelijk te vroeg een waarde wordt toegedicht aan deze interventies terwijl de bewijskracht nog ten zeerste ontbreekt (Stams, 2011). Het is daarom belangrijk om bij de keuze van een interventie rekening te houden met de wijze waarop de effectiviteit van de interventie al dan niet is bepaald en van toepassing is op de Nederlandse situatie. In bijlage 1 is een lijst opgenomen met (mogelijk) effectieve interventies voor jongeren met complexe en ernstige gedragsproblemen in Nederland.
13!
14
Kerend tij ! De complexe problematiek van jongeren met ernstige gedragsproblemen vraagt doorgaans om multimodale interventies, die zich richten op meerdere risicofactoren en beschermende factoren in verschillen levensdomeinen. De effectieve interventies (evidencebase) presteren daarbij beter dan de gebruikelijke interventies (Weisz, Jensen-Doss & Hawley, 2006). Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat effectieve interventies alleen werken als deze daadwerkelijk aansluiten op de problematiek van de jongere en worden uitgevoerd zoals bedoeld is (Lipsey, 2009). Van der Put (2011) plaatst tot slot nog een aantal kritische noten bij het huidige Nederlandse aanbod in effectieve interventies. Ten eerste omdat er geen specifieke gedragsinterventies beschikbaar zijn die zich richten op de omgang met leeftijdsgenoten en op vrijetijdsbesteding. Ten tweede omdat multimodale programma’s met een gezinsgerichte aanpak, zoals Multi System Therapy (MST), Functional Family Therapy (FFT) en Multi Dimensional Family Therapy (MDFT) tegenwoordig veel worden ingezet bij jongeren tussen 12 en 18 jaar, terwijl in de aanpak vanaf 13 jaar de domeinen relaties, school/werk, vrije tijd en/of houdingsaspecten meer centraal zouden moeten staan. Ook meisjes vragen een sekse specifieke aanpak (Nijhof, 2011; Van der Helm, 2011; Van der Put, 2011). En ten derde omdat het huidige zorgaanbod vooral gericht is op de risicofactoren en minder op de beschermende factoren, zoals pro-sociale vrienden, een steunend netwerk, respect voor autoriteitsfiguren, waarde hechten aan school of overgaan/slagen voor school en het om kunnen aan met moeilijke situaties. Interventies die zich richten op het vermeerderen en/of versterken van beschermende factoren zouden even effectief kunnen zijn als interventies die zich richten op het verminderen van risico’s (Van der Put, 2011).! 2.2.5. Valide inschatting van risico’s en zorgbehoefte Om te bepalen welke (effectieve) interventies passend zijn bij de specifieke situatie van de jongeren is een valide, betrouwbare inschatting van de risicofactoren, beschermende factoren, mogelijkheden, motivatie en leerstijl nodig. Onderzoek naar kenmerken van en doelen voor gesloten jeugdzorg in Zuid Holland laat zien dat in de huidige indicatiestelling vooral gedragsproblemen voorop staan en nauwelijks de omgeving van de jongere, bijvoorbeeld met het oog op veiligheid (Tazelaar et al., 2011). Onlangs is er voor het strafkader een nieuw landelijk instrumentarium ontwikkeld (Van Domburgh, Doreleijers, Ferwerda, Lodewijks, Van der Put & Stams, 2009). Het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) kan worden gerekend tot een risicotaxatie-instrument geïntegreerd met casemanagement. In een eerste beoordeling kunnen doelen voor behandeling worden vastgesteld en met vervolgtaxaties kunnen eventuele veranderingen worden gemeten. Het LIJ is gebaseerd op het RNR-model en verzameld naast de
Kerend tij ! risicofactoren ook beschermende factoren, de signalen van een zorgwekkende psychosociale situatie (opgroei- en opvoedingssituatie) en de responsiviteit (motiveerbaarheid, leerstijl en veranderbaarheid van jongere en omgeving). Met het LIJ kan de verzamelde informatie worden gewogen aan de hand van specifieke sekse en leeftijdsverschillen en via een ‘systematiek gedragsinterventies’ worden gekoppeld aan erkende gedragsinterventies. De zorginschatting volgens het LIJ is niet alleen afhankelijk van risico’s op recidive, maar ook op risico- en beschermende factoren die van belang zijn voor het welzijn van jongeren (Van der Put, 2011). Het LIJ is ontwikkeld voor het strafkader en richt zich op delinquente jongeren (Van der Put et al., 2011). Gezien de vele overeenkomsten tussen civielrechtelijk en strafrechtelijk geplaatste jongeren in de gesloten jeugdzorg (Rietveld, Hilhorst & Van Dijk, 2000; Harder, 2011) zou het LIJ (met enige aanpassing) mogelijk ook van betekenis kunnen zijn bij de huidige doelgroep in de Jeugdzorgplus instellingen. Een uitdaging in het gebruik van instrumenten (zoals het LIJ) in de jeugdzorg is het vinden van de juiste balans tussen de expertise vanuit de wetenschap en de expertise van de jongere en zijn of haar systeem over de situatie van de jongere (Chapman et al., 2007). Vanuit een benadering gericht op problemen, hebben werkers in de jeugdzorg vaak de rol van expert en ligt de nadruk op professionele beoordeling en zorgverlening. Daarbij worden instrumenten dikwijls gestandaardiseerd en gehanteerd als middel tot risicobeheersing. In een op krachten en oplossingsgerichte benadering wordt de expertise van de hulpverlener vooral ingezet ter ondersteuning van (het systeem van) de jongeren, zodat zij zelf beslissingen kunnen nemen ten behoeve van hun veiligheid en noodzakelijke zorg (Chapman et al., 2007).
!
15!
16
Kerend tij !
3. Methode van onderzoek Het empirische gedeelte in deze scriptie is gericht op de jongeren die door Bureau Jeugdzorg Friesland civielrechtelijk zijn geplaatst in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg (Jeugdzorgplus). De steekproef in dit Friese praktijkonderzoek betreft de totale populatie (n=51) die in de periode Juli 2010 tot en met Juni 2011 zijn aangemeld bij Plaatsingscoördinatie Noord (PC-Noord) of rechtstreeks zijn aangemeld bij het project Doen Wat Werkt voor een plek in een Jeugdzorgplus instelling. PC-Noord gaat over de toeleiding naar de Jeugdzorgplus-instellingen en de verdeling van gesloten jeugdzorgplekken in de regio Noord, waartoe de provincies Friesland, Groningen en Drenthe behoren (D. de Wit, persoonlijke communicatie, september 23, 2010). Doen Wat Werkt is een zorgprogramma waarin jongeren voor een korte time-out van maximaal zes weken gesloten worden geplaatst en vervolgens met inzet van de gezinsprogramma’s MST of FFT terug naar huis keren. Inmiddels is de rechtstreekse aanmeldingsprocedure afgeschaft en is Doen Wat Werkt één van de Jeugdzorgplus trajecten (A. Nieuwenhuizen, persoonlijke communicatie, december 12, 2011). Overplaatsingen en doorplaatsingen zijn in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Jongeren die in verband met herplaatsing twee of meer keer voorkomen in het registratiesysteem zijn alleen wat betreft hun laatste plaatsing in het onderzoek meegenomen. Het onderzoek maakt gebruik van de dossiers van Bureau Jeugdzorg Friesland, waaruit geanonimiseerde gegevens zijn verzameld ten aanzien van de kenmerken, het risicoprofiel en het zorgverleden van de gesloten geplaatste jongeren. Deze gegevens bieden inzicht in het nodige en geboden zorgaanbod in Friesland voor jongeren met ernstige gedragsproblemen. De opnamegegevens zijn grotendeels gebaseerd op het LIJ en aangevuld met specifieke gegevens over het zorgaanbod voorafgaand aan de gesloten plaatsing. Het opnameformulier is opgenomen in bijlage 2. De gegevens met betrekking tot aantallen, geslacht, leeftijd, categorie, differentiatie, urgentie en soort plaatsing zijn verkregen uit het registratiesysteem van PC-Noord. De categorie verwijst naar de specifieke doelgroepen waarop het convenant crisisplaatsingen OTS-pupillen in justitiële jeugdinrichtingen1 vanaf 2002 van toepassing is geweest (Boendermaker et al., 2008). Een overzicht van de categorieën is weergegeven in bijlage 3. De differentiatie van de te plaatsen jongeren verwijst naar de specifieke omstandigheden van de jongere, die bepalend zijn voor de mate van beveiliging en de (specifieke) groep waarin de jongere geplaatst wordt. De volgende differentiaties kunnen worden onderscheiden: Zeden, Agressie, Verslaving, !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 1
In het (voorlopig) convenant crisisplaatsingen OTS-pupillen in Justitiële Jeugdinrichtingen zijn in 2001/2002 afspraken vastgelegd tussen de gezamenlijke (gezins-) voogdij instellingen en de Dienst Justitiële Inrichtingen
Kerend tij ! Specifieke omstandigheden en extra toezicht, Licht verstandelijke beperking, Zwanger of de leeftijd 12-min. De risicofactoren van de jongeren, het contact met Bureau Jeugdzorg Friesland en het zorgverleden zijn verkregen uit het Informatiesysteem Jeugdzorg (IJ). IJ is een gestandaardiseerd digitaal systeem dat landelijk bij alle Bureaus Jeugdzorg wordt gebruikt, ter ondersteuning van de werkprocessen. Voor het onderzoek zijn (waar nodig) alle digitale documenten gebruikt, vanaf de eerste aanmelding bij bureau Jeugdzorg. Dit betreffen documenten van de afdelingen Jeugdhulpverlening (jeugdigen vanuit vrijwillig kader), Jeugdbescherming (jeugdigen met een gezinsvoogdij of voogdij maatregel) of jeugdreclassering (jeugdigen met een jeugdreclasseringsmaatregel). Een enkele keer is het contactjournaal geraadpleegd. De onderzoeksgegevens zijn verwerkt in SPSS (Statistical Package Social Science 19). Naast frequentie-analyses, zijn verschilanalyses gemaakt ten behoeve van leeftijd en sekse. Om verbanden tussen verschillende items aan te kunnen tonen is gebruik gemaakt van verschiltoetsen (Chi-kwadraat) en correlatieberekeningen. De resultaten worden in het volgende hoofdstuk uitgewerkt.
!
17!
18
Kerend tij !
4. Resultaten van het onderzoek 4.1. Inleiding In dit hoofdstuk zijn de resultaten uit het dossieronderzoek beschreven. Het hoofdstuk brengt eerst de vraag naar gesloten jeugdzorg in Friesland in kaart. Daarna volgt een overzicht van de kenmerken van de gesloten geplaatste Friese jongeren. Het hoofdstuk beschrijft vervolgens de risicoprofiel van de jongeren gebaseerd op het landelijk instrumentarium jeugdstrafrechtketen. Dit hoofdstuk besluit met een beschrijving van de duur en het karakter van het contact met Bureau Jeugdzorg Friesland en het verloop van het zorgaanbod voorafgaand aan de gesloten plaatsing. Voor een schematisch overzicht van de onderzoeksresultaten wordt verwezen naar de bijlagen 4 tot en met 10. 4.2. Stijgende vraag naar gesloten jeugdzorg in Friesland Het aantal Friese jongeren die in de gesloten jeugdzorg zijn geplaatst is sinds 2010 licht gestegen (figuur 1). Volgens het registratiesysteem van PC-Noord zijn er in 2010 door Bureau Jeugdzorg Friesland 40 jongeren geplaatst in een Jeugdzorgplus-instelling en in 2011 zijn dat 43 jongeren. De laatste helft van 2011 vertoont overigens een sterk dalende tendens. De telling is gebaseerd op alle eerste en hernieuwde aanmeldingen. Om dubbeltelling te voorkomen zijn de overplaatsingen en doorplaatsingen buiten beschouwing gelaten. Ook de plaatsingen in het project Doen Wat Werkt zijn niet meegeteld, omdat deze in 2010 nog niet geregistreerd waren bij PC-Noord.
Figuur 1 : De vraag naar gesloten plaatsing in Friesland 44! 43!
43!
42! 41! 40!
aantal!gesloten!plaatsingen!
40!
39! 38! 2010!
2011!
Kerend tij ! In de onderzoeksperiode –Juli 2010 tot en met Juni 2011- heeft Bureau Jeugdzorg Friesland 51 jongeren geplaatst in een jeugdzorgplus-instelling. Voor 43 jongeren betreft dit een eerste plaatsing in de gesloten jeugdzorg, voor 8 jongeren is het reeds de tweede of derde keer. Drie jongeren zijn het gesloten traject gestart met een plaatsing in Doen Wat Werkt. Dertien jongeren worden na een reguliere behandeling in de gesloten jeugdzorg doorgeplaatst naar Doen Wat Werkt, om van daaruit de terugkeer naar huis mogelijk te maken. ! 4.3. Kenmerken van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg 4.3.1. Sekse, nationaliteit, leeftijd De onderzoekspopulatie betreft 53% jongens en 47% meisjes. Het zijn voornamelijk jongeren die in Nederland geboren zijn (92%) met een Nederlandse nationaliteit (94%). Het geboorteland van de ouders is niet bekend. De gemiddelde leeftijd bij opname in de gesloten jeugdzorg is 15.2 (standaard deviatie: SD= 1.95, minimum= 8 jaar en maximum=17 jaar). Het grootste deel van de steekproef bevindt zich in de vroege adolescentie, tussen de 13 en 16 jaar (69%). Drie jeugdigen zijn 12 jaar of jonger als zij voor het eerst gesloten worden geplaatst. 4.3.2. Urgentie, Categorie en Differentiatie De plaatsingscoördinatoren van het zorggebied Noord (PC-Noord) registreren volgens landelijke afspraken, voor elke jongere de urgentie, de categorie en de differentiatie waarmee de gesloten plaatsing is aangevraagd. Een urgente aanvraag krijgt voorrang op beschikbare plaatsen ten opzichte van niet-urgentie aanvragen. Het verschil in urgentie is bij de onderzoeksgroep nagenoeg gelijk. De meeste Friese jongeren zijn geplaatst met een categorie Bescherming ter voorkoming van verdere escalatie tegen de directe omgeving (45 %), gevolgd door Bescherming ter voorkoming van verdere escalatie tegen zichzelf (35 %). Wat betreft de differentiatie zijn Agressie (14 jongeren) en Verslaving (12 jongeren) de meest opvallende groepen. 4.3.3. Argumenten voor gesloten plaatsing In het verzoekschrift aan de kinderrechter onderbouwt Bureau Jeugdzorg Friesland de noodzaak tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Uit de opgestelde verzoekschriften gedurende de onderzoeksperiode zijn elf items herleid. Vaak worden meerdere argumenten aangevoerd in het verzoek tot gesloten plaatsing. Bij meer dan helft van de jongeren is ter onderbouwing van het verzoekschrift onder andere aangegeven dat de jongere thuis niet meer hanteerbaar is (69%), de schoolgang
19!
20
Kerend tij ! bedreigd is (61%) en/of dat de jongere zich onttrekt aan de hulpverlening (53%). Bij bijna de helft van de jongeren zijn weglopen (49%) en/of risicovolle vrienden (47%) genoemd. Daarop volgend wordt het verzoek dikwijls onderbouwd met redenen zoals: de jongere is in een instelling niet hanteerbaar (37%), de jongere vertoont ernstig agressief gedrag (35%), de jongere gebruikt veelvuldig alcohol en/of drugs (33%), de jongere vertoont veelvuldig en ernstig delict-gedrag (28%) en er is (een vermoeden van) loverboyproblematiek of prostitutie (14%). Tot slot is voor een enkeling het vertonen van ernstig seksualiserend gedrag of ernstige mishandeling een reden geweest om een gesloten plaatsing te verzoeken. De items ernstige agressie, veelvuldig of ernstig delict-gedrag en ernstig seksualiserend gedrag, zijn strafbare gedragingen en overlappen daarmee het strafrechtelijk kader. Uit analyse van deze specifieke items blijkt dat voor 57% van de jongeren strafbaar gedrag één van de argumenten is in het verzoek tot een gesloten plaatsing. Er is een positief verband (figuur 2, bijlage 9) tussen agressief gedrag en het thuis niet hanteerbaar zijn (r=0.32; p<0.021). Daarnaast is er een negatief verband tussen agressief gedrag en weglopen (r=-0.40; p<0.004). Het hebben van risicovolle vrienden hangt significant samen met weglopen (r=0.41; p<0.003), veelvuldig drugs/alcoholgebruik (r=0.33; p<0.017) en met (vermoedens) van loverboyproblematiek/prostitutie (r=0.31; p<0.027). 4.3.4. Significante verschillen in sekse en leeftijd Er zijn significante verschillen in sekse wat betreft de argumenten die Bureau Jeugdzorg Friesland aanvoert ter onderbouwing van het verzoek tot gesloten plaatsing bij de kinderrechter (figuur 2, bijlage 9). Een argument voor gesloten plaatsing is bij meisjes vaker dan bij jongens gelegen in het weglopen (Chi2=12.2; df=1; p<0.000), en risicovolle vrienden (Chi2=4.3; df=1; p<0.037) en vermoedens van loverboyproblematiek (Chi2=4.9; df=1; p<0.027). Bij jongens daarentegen is een argument voor gesloten plaatsing vaker dan bij meisjes gelegen in agressief gedrag (Chi2=10.3; df=1; p<0.001) en het onhanteerbaar zijn thuis (Chi2=4.4; df=1; p<0.036). Er zijn geen significante verschillen in leeftijdscategorie wat betreft kenmerken van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg.
4.4. Risicoprofiel van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg 4.4.1. Schaderisico’s Er zijn drie schaderisico’s te onderscheiden volgens het LIJ. Ten eerste de kans dat de jongere aan anderen schade berokkend of materiële schade toebrengt (bijvoorbeeld geweld, rijden onder invloed). Ten tweede de kans dat de jongere zichzelf schade toebrengt
Kerend tij ! (bijvoorbeeld risicovolle situaties, zelfverwonding) of zelf slachtoffer wordt. En ten derde de kans dat de jongere het traject schade toebrengt (bijvoorbeeld de behandeling niet afmaken). Er kunnen meerdere schaderisico’s op één jongere van toepassing zijn. Het risico dat de jongere schade berokkent aan anderen of materiele schade toebrengt gaat op voor 67% van de jongeren. Voor 77% van de jongeren geldt dat er een kans is dat de jongere zichzelf schade toebrengt. Bij 86% van de jongeren bestaat de kans dat zij het traject schade toebrengen. Er bestaat en positieve samenhang tussen de kans dat jongeren zichzelf schade toebrengen en de kans dat jongeren het traject schade toe brengen (r=0.39; p < 0.005). 4.4.2. Aanwezige risicofactoren per zorgdomein ! Domein 1 : Dagbesteding en vrijetijdsbesteding Binnen de onderzoeksgroep staat 82% van de jongeren ingeschreven op school, de overige 18% heeft geen dagbesteding. Bij 86 % is er sprake van een (enigszins) problematische vrijetijdsbesteding, zoals rondhangen op straat, het opzoeken van risicovolle situaties, veel tijd buitenshuis doorbrengen zonder toezicht, geen hobby’s of gestructureerde vrijetijdsbesteding, rondzwerven etc.
Domein 2 : School De meeste jongeren volgen voltijd onderwijs (71%), 24% is geschorst, van school gestuurd of heeft voortijdig de school verlaten en klein aantal heeft reeds een diploma behaald. Bijna één derde van de jongeren volgt het VMBO (29%), gevolgd door 22% speciaal onderwijs en 14% praktijkonderwijs. Eveneens 14% bezoekt een spijbel- of schakelvoorziening (rebound of sluisgroep). Van 41% van de jongeren is bekend dat zij ondersteuning hebben via een Leerlinggebonden Financiering (LGF) of het speciaal onderwijs. Driekwart van de jongeren (75%) heeft problemen met het gedrag op school. Meer dan de helft van de jongeren spijbelt vaak (55%), 16% spijbelt soms en 14% spijbelt niet tot nauwelijks. De uitkomsten ten aanzien van de schoolprestaties zijn niet uit het dossier op te maken (77% onbekend).
Domein 3 : Relaties Meer dan de helft van de jongeren (61%) heeft antisociale vrienden, al dan niet in combinatie met pro-sociale vrienden. De dossiers van Bureau Jeugdzorg geven weinig inzicht in de prosociale contacten van de jongeren. Voor 21% van de jongeren is niet uit het dossier op te maken wat voor vrienden de jongere heeft. Bij 10% van de jongeren is duidelijk dat er alleen pro-sociale vrienden zijn, 8% heeft helemaal geen vrienden.
21!
22
Kerend tij !
Domein 4 : Gezinssituatie Bijna de helft van de jongeren (49%) heeft gezinsleden, waarmee problemen zijn. Dit betreffen gezinsleden die deel uit maken van de opvoedingssituatie. De gezinsleden met problemen betreffen het vaakst de moeder (44%), gevolgd door de vader (29%) en andere gezinsleden (27%), zoals broers, zussen of stiefouders. Het gaat hierbij onder andere om psychische problemen (50%), gevolgd door alcoholproblemen (18%), drugsproblemen (10%), justitieproblemen met of zonder detentie (16%). Bij 20% van de jongeren is de aanwezigheid van het ouderlijk toezicht goed, in 59% is dit enigszins goed en in 18 % blijft het ouderlijk toezicht in gebreke. Deze uitkomsten komen nagenoeg overeen met het ouderlijk gezag en controle (het stellen van regels en toezien op de naleving daarvan). Het ouderlijk gezag en controle is bij 18% van de jongeren goed, in 63% enigszins goed en blijft voor 16% in gebreke. Geen enkele jongere houdt zich goed aan de afspraken en regels thuis. Voor 51% van de jongeren geldt dat zij zich niet aan de afspraken houden, 49% houdt zich enigszins aan de afspraken en regels thuis.
Domein 5 : Alcohol- en drugsgebruik Veel Friese jongeren die in de gesloten jeugdzorg zijn geplaatst gebruiken alcohol en/of drugs. De uitkomsten van het onderzoek laten zien dat 65% van de jongeren drugs gebruikt, waarvan voor 12% van de jongeren dit gebruik leidt tot ernstige problemen. Bij 18% van de jongeren is er geen sprake van drugsgebruik en bij 18% is het gebruik onbekend. Alcohol wordt door 49% van de jongeren gebruikt, waarvan voor enkelingen dit gebruik leidt tot ernstige problemen. Bij een groot deel van de jongeren is geen zicht op het alcoholgebruik (35%). Bij 16% van de jongeren is het duidelijk dat het alcoholgebruik geen noemenswaardige rol speelt.
Domein 6 : Geestelijke gezondheid Uit de dossiers van de onderzoeksdoelgroep is op te maken dat bij bijna de helft van de jongeren (47%) getuige is geweest van huiselijk geweld. Bij 29% van de jongeren is er sprake van lichamelijk mishandeling. Seksueel misbruik is bij 24% van de jongeren geregistreerd, waarvan bij meer dan de helft het misbruik door iemand buiten het gezin is gepleegd. Verwaarlozing is bij 12% van de jongeren uit het dossier op te maken en bij enkele jongeren zijn signalen van psychische mishandeling geregistreerd. Een klein deel van de jongeren (14%) die geplaats zijn in de gesloten jeugdzorg heeft een intelligentiequotiënt (IQ) heeft lager dan 75. Meer dan de helft van de jongeren (57%)
Kerend tij ! heeft een psychiatrische diagnose volgens de classificatie van de Diagnostic Statistical Manual of Mental Disorders (DSM)-IV. Bij nog eens 22% is er sprake van een vermoeden van psychiatrische problematiek. Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) is bij 29% van de jongeren vastgesteld, Oppositional Defiant Disorder (ODD)/Conduct Disorder(CD) bij 20% en Pervasive Development Disorder (PDD)/Autisme bij 16%. Bij 14% van de jongeren is hechtingsproblematiek vastgesteld. Post Traumatic Stressdisorder (PTSD) en Dysthyme/Depressie komen beide voor bij 10% van de jongeren. Verder zijn er nog enkelen met bijvoorbeeld een angststoornis, eenmalige psychose, ontwikkelingsstoornis op kinderleeftijd of een uitgestelde emotieregulatiestoornis. Dikwijls is er sprake van comorbiditeit. De digitale dossiers van Bureau Jeugdzorg Friesland geven weinig zicht op automutilatie, suïcidale gedachten of gedragingen van de jongeren vóór de gesloten plaatsing. Bij 70% van de jongeren is het onbekend of zij zich weleens opzettelijk beschadigd hebben. Bij 63% is het onbekend of zij suïcidale gedachten of gedragingen hebben. Wel blijkt uit het onderzoek dat 28% van de jongeren dreigt zichzelf iets aan te doen en dat 22% van de jongeren zichzelf recentelijk opzettelijk heeft beschadigd.
Domein 7 : Agressie Bij 80% van de jongeren zijn in het dossier verbale en fysieke gewelddadige gedragingen gemeld. De mate waarin de jongere denkt dat schreeuwen en verbale agressie dan wel vechten en fysieke agressie geschikt zijn voor het oplossen van onenigheid of een conflict, is lastig op te maken uit de dossiers. In beide gevallen is deze informatie voor 53% van de jongeren onbekend. Bij 37% van de jongeren valt enigszins uit het dossier op te maken dat de jongere soms denkt dat schreeuwen en verbale agressie een oplossing is voor onenigheid en conflict (en enkelingen vaak). Bij 29% is enigszins op te maken dat de jongere soms denkt dat vechten of fysieke agressie geschikt is voor het oplossen van conflicten.
Domein 8 : Vaardigheden De risicofactoren met betrekking tot de vaardigheden van de onderzoekspopulatie zijn in de dossiers niet expliciet beschreven. Uit de dossiers is op te maken dat 22% van de jongeren in het onderzoek beschikt over sociale vaardigheden, 57% heeft enigszins geavanceerde sociale vaardigheden en 16% helemaal niet. Een groot deel van de jongeren blijkt de mogelijk aanwezige vaardigheden slechts weinig te gebruiken. Een derde (33%) gebruikt de vaardigheden zelden, 57% soms. Uit de dossiers valt tevens op te maken dat 28% van de
23!
24
Kerend tij ! jongeren geen (en 57% enigszins) vaardigheden heeft voor het omgaan met emoties. Hiervan gebruikt 45% de vaardigheden soms en 39% zelden. Tot slot is uit de dossiers op te maken dat 51% van de jongeren impulsief of zeer impulsief gedrag vertoont. Slechts 18% kent manieren om de impulsiviteit te controleren, 47% kent hiervoor geen manieren. Ten aanzien van agressie gebruikt 43% zelden alternatieven voor agressief gedrag, 20% soms en ontbeert 18% de alternatieven. 4.4.3. Significante verschillen in sekse en leeftijd Er zijn significante verschillen in sekse wat betreft schaderisico’s en in de prevalentie van ADHD. Jongens hebben een grotere kans dan meisjes dat zij anderen of materiële schade toebrengen (Chi2=5.7; df=1; p<0.017). Bij jongens is er vaker dan bij meisjes sprake van ADHD (Chi2=6.2; df=1; p<0.012). Er zijn geen significante verschillen in leeftijdscategorie ten opzichte van schaderisico’s of specifieke zorgdomeinen. 4.5. Het contact jeugdzorg 4.5.1. De betrokkenheid van Bureau Jeugdzorg Bij 65% van de jongeren van de onderzoeksgroep is pas na het 10e jaar voor het eerst betrokkenheid van Bureau Jeugdzorg. Van deze groep wordt 47% in de vroege adolescentie (13-16 jaar) aangemeld en de overige 18% in de late kindertijd (10-12 jaar). Daarop volgt dat voor de meeste jongeren de duur vanaf de laatste aanmelding tot aan de gesloten plaatsing relatief kort is. Bijna de helft (49%) van de jongeren is korter dan 1 jaar in beeld bij Bureau Jeugdzorg als zij gesloten worden geplaatst, waarvan 33% zelfs korter dan 6 maanden. Voor slechts 20% is de periode tussen de laatste aanmelding tot aan de gesloten plaatsing langer dan 3 jaar. 4.5.2. Juridisch kader Het eerste contact dat de jongere heeft met Bureau Jeugdzorg is meestal (82%) in het vrijwillig kader. Voor meer dan de helft (51%) van de jongeren in het onderzoek geldt dat ook het eerste verzoek tot gesloten plaatsing is aangevraagd vanuit het vrijwillig kader. Voor enkele jongeren wordt tijdens de aanvraag gesloten plaatsing of op later tijdstip alsnog een OTS uitgesproken. Vanaf de gesloten plaatsing heeft daarom 63% een OTS of voogdijmaatregel en blijft 37% gesloten geplaatst vanuit vrijwillig kader, al dan niet in combinatie met een jeugdreclasseringsmaatregel.
Kerend tij ! 4.5.3. Risicotaxatie In de besluitvorming tot een gesloten plaatsing maakt Bureau Jeugdzorg Friesland gebruik van een uitgebreide analyse van zorgpunten en beschermende factoren, passend binnen de werkwijzen van respectievelijk de afdeling jeugdhulpverlening, de jeugdbescherming of de jeugdreclassering. Meerdere risicotaxatie-instrumenten kunnen ingezet worden ter ondersteuning van deze analyse. De uitkomsten van het onderzoek laten zien dat bij 33% van de respondenten gebruik is gemaakt van het Licht Instrument voor Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK) en voor 17% van de Delta-checklist2. Voor de overige 50% geldt dat niet in het digitale dossier is terug te vinden of er een instrument voor risicotaxatie gebruikt is in het proces van besluitvorming ten aanzien van de gesloten plaatsing. Er is samenhang tussen het gebruikte risicotaxatie-instrument en het kader van waaruit het verzoek tot gesloten plaatsing is gedaan (r=0.48; p<0.000). Passend bij de werkwijzen van de afzonderlijke afdelingen is de LIRIK uitgevoerd als het verzoek tot gesloten plaatsing is uitgevoerd vanuit de vrijwillig afdeling en is de Delta checklist doorgaans uitgevoerd vanuit de gezinsvoogdij. 4.5.4. Significante verschillen in sekse en leeftijd Er is een samenhang tussen de leeftijdscategorie van de jongeren en het juridisch kader tijdens het verzoek tot gesloten plaatsing (r=0.30; p<0.034) en vanaf de gesloten plaatsing (r=0.34; p<0.013). Alle jongeren onder de 12 jaar zijn geplaatst vanuit de vrijwillige afdeling. De jongeren in de vroege adolescentie worden het meest vanuit het vrijwillig kader aangemeld voor een gesloten plaatsing. In de late adolescentie hebben jongeren voornamelijk een OTS/ voogdijmaatregel of jeugdreclasseringsmaatregel. Er is een significant verband tussen de leeftijdscategorie van het eerste contact met Bureau Jeugdzorg en de duur van de laatste aanmelding tot aan de gesloten plaatsing (r=0.41; P<0.003). De jongeren die langer dan drie jaar bekend zijn voordat zij gesloten worden geplaatst zijn veelal voor hun 10e jaar aangemeld. De jongeren die korter dan 6 maanden of nog geen jaar bekend zijn voordat zij gesloten worden geplaatst, betreffen vooral de jongeren die in de vroege adolescentie zijn aangemeld. Er zijn geen significante verschillen gevonden tussen sekse en het eerste contact met Bureau Jeugdzorg.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! 2
Delta checklist is een checklist gericht op de veiligheid van het kind in de thuissituatie, behorende bij de Deltamethodiek van de gezinsvoogdij.
25!
26
Kerend tij ! 4.6. Zorgverleden van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg 4.6.1. Woonsituatie en verblijf vóór de gesloten plaatsing Voorafgaand aan de gesloten plaatsing verblijft 51% van de Friese jongeren bij de eigen ouder(s) en 39% in een instelling, zoals Woodbrookers (6 jongeren) en Jeugdhulp Friesland (5 jongeren). Er zijn drie jongeren vanuit jeugddetentie overgeplaatst naar een Jeugdzorgplus instelling. De meeste jongeren zijn al eerder door Bureau Jeugdzorg vrijwillig of door de kinderrechter een keer uithuisgeplaatst (82%). Twee derde van de jongeren is wel eens wegelopen van huis of uit huis gezet en 22% heeft wel eens bij een ander familielid gewoond. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om jongeren die bij de andere ouder hebben gewoond (bij gescheiden ouders). Van de jongeren heeft 59% eerder in een open jeugdzorginstelling verbleven, waaronder de meesten bij Jeugdhulp Friesland of Woodbrookers. Een groot deel van de jongeren heeft voorafgaand aan de gesloten jeugdzorg in een crisisopvang verbleven (43%). Een kleine minderheid is eerder in een besloten instelling geplaatst. En 10% van de jongeren verbleef eerder ook al in een gesloten instelling. 4.6.2. Risicodomeinen versus domeinen van geboden zorg Risicodomeinen zijn de zorgdomeinen waarin risico’s gescoord zijn (zie paragraaf 4.4.2). Daarbij is nog extra onderscheid gemaakt in het zorgdomein gezinssituatie tussen ‘problemen met de overige gezinsleden’ en ‘problemen in de opvoedingssituatie’. In het zorgdomein Geestelijke Gezondheid is onderscheid gemaakt tussen de risicodomeinen ‘Mishandeling/misbruik’, ‘Verstandelijke beperking (IQ <75)’ en ‘Psychiatrische problematiek’. De geboden zorg is bepaald aan de hand van het zorgverleden van de jongeren. Uit de digitale dossiers van de jongeren is een analyse gemaakt van de zorgdomeinen waarop ambulante zorg geboden is. Hierbij zijn ook de specifieke trainingen en therapieën meegenomen die jongeren hebben gevolgd tijdens een uithuisplaatsing en genoemd zijn in de dossiers. Zoals figuur 3 laat zien zijn er vooral risico’s gescoord in de zorgdomeinen opvoedsituatie (96%), vaardigheden in het omgaan met anderen, emoties of agressie (94%), onderwijs (92%), dag- en vrijetijdsbesteding (86%) en agressie (82%). Daarop volgen de zorgdomeinen alcohol en drugsgebruik (71%), relaties (69%) , psychische problemen (67%) en mishandeling/misbruik (65%). Voor bijna de helft van de jongeren (49%) zijn er niet alleen risicofactoren ten aanzien van de jongere zelf, maar ook ten aanzien van andere gezinsleden. Zoals de moeder (18%), de vader (8%), broers of zussen (10%) of een
Kerend tij ! combinatie hiervan (14%). Tot slot zijn voor 14 % van de jongeren risico’s gescoord op het zorgdomein ‘verstandelijke beperking met een IQ <75’. De geboden zorg is, volgens de dossierinformatie, hoofdzakelijk gericht geweest op de opvoeding (69%), waarbij voor 23% de hulpverlening ook gericht is geweest op andere gezinsleden. Bij 63% van de jongeren is een psychologisch of psychiatrisch onderzoek verricht, terwijl bij een derde van de jongeren specifieke hulpverlening is ingezet gericht op de psychische problemen. Specifieke hulpverlening op gebied van onderwijs, dagbesteding en/of vrijetijdsbesteding is beperkt (20%). Ten aanzien van mishandeling en misbruik heeft 14% van de jongeren specifieke zorg gehad. Hulpverlening is voor 20% van de jongeren gericht geweest op het zorgdomein relaties of het zorgdomein alcohol en drugs. En tot slot heeft, voor zover bekend, slechts 10% van de jongeren zorg ontvangen ten aanzien van het vergroten van vaardigheden en/of agressieregulatie. Opvallend zijn vooral de grote verschillen (> 50%) tussen risicodomeinen en de domeinen van geboden zorg wat betreft de vaardigheden, het onderwijs, de relaties, de vrijetijdsbesteding, de agressie, het alcohol en drugs gebruik en mishandeling en/of seksueel misbruik.
Figuur 3: Risicodomeinen versus domeinen van geboden zorg
60! 50! 40! 30! 20! 10! 0!
!
Risicodomeinen! Geboden!zorg!
27!
28
Kerend tij ! 4.6.3. Samenhang in risicodomeinen Er is samenhang tussen de zorgdomeinen waarin risico’s gescoord zijn (risicodomeinen). In figuur 4 (bijlage 10) is deze samenhang schematisch weergegeven. Het risicodomein Dagbesteding en vrije tijd hangt significant samen met het risicodomein Opvoedingssituatie (r=0,63; p<0.000). Het risicodomein Opvoedingssituatie hangt tevens samen met het risicodomein Problemen met gezinsleden (r=0.66; p<0.000), Agressie (r=0.30; p<0.035), Vaardigheden (r=0.56; p<0.000) en Alcohol en drugsgebruik (r=0.34; p<0.014). Indien er risicofactoren zijn op het domein Alcohol en drugs hangt dit tevens significant samen risicofactoren op het domein Dagbesteding en vrijetijd (r=0.37; p<0.007) en op het domein Relaties (r=0.51; p<0.000). Het risicodomein Agressie hangt naast het risicodomein Opvoedingssituatie ook samen met risicofactoren op de domeinen Dagbesteding en vrijetijdsbesteding (r=0.30; P<0.036), Relaties (r=0.41; p<0.003) en Vaardigheden (r=0.32; P<0.021). Vervolgens is er nog een samenhang tussen het risicodomein Vaardigheden met het risicodomein Dagbesteding en vrijetijdsbesteding (r=0.53; p<0.000). Tot slot is er samenhang tussen risicofactoren op het domein Dagbesteding en vrijetijdsbesteding en het risicodomein Problemen met gezinsleden (r=0.63; p< 0.000) en tussen het risicodomein Problemen met gezinsleden en Mishandeling en misbruik (r=0.31; p<0.027). 4.6.4. Kenmerken zorgaanbod Zoals is op te maken uit de dossiers is voor de meeste jongeren het zorgverleden gestart in de late kindertijd of vroege adolescentie. Enkele jongeren hebben voor de aanmelding bij Bureau Jeugdzorg Friesland eerder vrij toegankelijke zorg ontvangen of al zorg ontvangen gericht op de geestelijke gezondheid. Vanaf de aanmelding bij Bureau Jeugdzorg zijn de gedragsproblemen vaak direct al vrij fors en er is niet zelden sprake van een crisissituatie bij de aanmelding. In het zorgverleden van de jongeren valt op dat de ingezette zorgprogramma’s vaak voortijdig zijn afgebroken. Redenen die daarvoor in dossiers zijn aangegeven zijn bijvoorbeeld omdat het programma onvoldoende is toegerust op de problematiek van de jongere of omdat specifiek gedrag van de jongere of de ouders maken dat de hulpverlening stagneert, bijvoorbeeld weglopen, agressief gedrag of overmatig drugsgebruik van de jongeren. Maar ook cultuuraspecten of robuuste problemen van ouders (verslaving of psychiatrie) vormen soms de aanleiding voor stagnatie van zorg. Daarnaast wordt vaak aangegeven dat het ontbreekt aan motivatie bij de jongeren. Het is niet uit het dossier op te maken in hoeverre de jongeren betrokken en gehoord zijn bij de keuzen voor het nodige zorgaanbod. Op het domein opvoedingsondersteuning wordt in Friesland het vaakst zorg geboden door Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling (IAG), van Jeugdhulp Friesland. De
Kerend tij ! Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) biedt het vaakst zorg bij problemen op het gebied van alcohol en drugs, Tjallinga Hiem bij verstandelijk beperking en Accare en KINNIK bij psychische problemen. In de dossiers worden weinig zorgprogramma’s in het zorgverleden genoemd die opgenomen zijn in de databank effectieve interventies van het Nederlands jeugdinstituut. Als crisisinterventie wordt dikwijls gebruik gemaakt van Families First (FF) en een enkele keer is er vóór de gesloten plaatsing MDFT ingezet. Mogelijk zijn er nog meer effectieve interventies ingezet die niet als zodanig genoemd worden in het dossier. In de dossiers worden wel iets vaker effectieve zorgprogramma’s genoemd als onderdeel of vervolgtraject van de gesloten plaatsing, zoals bijvoorbeeld MST of FFT. 4.6.5. Significante verschillen in sekse en leeftijd Er is significante samenhang tussen meisjes en jongens ten aanzien van het zorgaanbod. Van de meisjes is 96% weleens uit huis gezet of weggelopen, ten opzichte van 41% van de jongens (Chi2=18.0; df=2; p< 0.000). Van de meisjes is 58% weleens in een crisisopvang geplaatst ten opzichte van 30% van de jongens (Chi2= 4.3; df=1; p<0.039). Eén derde van de jongens (33%) is op kinderleeftijd in dagbehandeling geweest ten opzichte van 8% van de meisjes (Chi2= 4.7; df=1; p<0.030). Bij jongens is tevens vaker een psychiatrisch onderzoek afgenomen. Bij 82% van de jongens is een psychiatrisch onderzoek verricht ten op zichtte van 42% van de meisjes (Chi2=8.6; df=1; p<0.003). !
29!
30
Kerend tij !
5. Discussie en aanbevelingen 5.1. Inleiding In deze scriptie is inzicht gegeven in de kenmerken, het risicoprofiel en het zorgverleden van 51 Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg. Vanuit deze basis is, ondersteund door theoretische kennis, naar mogelijkheden gezocht om in de zorg aan Friese jongeren met ernstige gedragsproblemen plaatsing in de gesloten jeugdzorg te voorkomen. De belangrijkste bevindingen uit het onderzoek, de beperkingen van het onderzoek en de aanbevelingen worden in dit hoofdstuk beschreven. 5.2. Belangrijkste bevindingen 5.2.1. Het risicoprofiel van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg Het risicoprofiel van de Friese jongeren in deze scriptie is bepaald op basis van het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ). Voor het LIJ is enerzijds gekozen omdat er veel overeenkomsten zijn tussen strafrechtelijk en civielrechtelijk geplaatste jongeren in de gesloten jeugdzorg (Rietveld et al.; Harder, 2011) en anderzijds omdat met het LIJ de risicofactoren zichtbaar worden die bijdragen aan het in stand houden van antisociale gedragsproblemen. Het onderzoek laat zien dat bij de meeste jongeren meerdere risicofactoren aanwezig zijn, die zich bevinden in uiteenlopende zorgdomeinen. Dit komt overeen met de onderzoeken van Van Dam et al. (2010) en Harder (2011), die stellen dat het gaat om een complex geheel van factoren, die zowel de jeugdige zelf, zijn bezigheden, de sociale omgeving en de leefsituatie van de jongere betreffen. Deze scriptie laat zien dat het risicoprofiel van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg zich het meest kenmerkt door een problematische vrijetijdsbesteding, het vertonen van agressief gedrag, spijbelen en/of problemen met het gedrag op school. Daarnaast hebben de jongeren dikwijls antisociale vrienden en gebruiken alcohol of drugs. De helft van de jongeren komt uit een gezin waar ook sprake is van problemen met andere gezinsleden, zoals de ouders, broers of zussen en/of waar sprake is geweest van huiselijk geweld, mishandeling of misbruik, waarbij misbruik vaker wordt gepleegd door iemand buiten het eigen gezin. Ook zijn er dikwijls problemen in de opvoedsituatie. Dit laatste hangt overigens meer samen met het feit dat de jongeren zich niet aan de afspraken houden en minder met het gebrek aan ouderlijk toezicht of gezag. Bij meer dan de helft van de jongeren is er sprake van psychiatrische problematiek, zoals ADHD, oppositionele of antisociale gedragsproblematiek. Tot slot blijkt er
Kerend tij ! bij de jongeren vaak een gebrek te zijn aan (het gebruik van) vaardigheden om met emoties, agressief gedrag of impulsiviteit om te gaan. Het risicoprofiel van de Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg laat zien dat de meeste risicofactoren voorkomen in de zorgdomeinen gezinssituatie (zowel problemen met andere gezinsleden als opvoedingsproblemen), onderwijs en vaardigheden. Daarna volgen de zorgdomeinen: dag- en vrijetijdsbesteding, agressie, relaties, alcohol/drugs en geestelijke gezondheid (zowel op gebied van mishandeling/misbruik, verstandelijke beperking als psychiatrische problematiek). ! 5.2.2. Opvallende kenmerken van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg De Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg bevinden zich voornamelijk in de vroege adolescentie (13 tot en met 16 jaar). De gemiddelde leeftijd is 15.2 met een minimumleeftijd van 8 jaar. Dit komt overeen met het onderzoek van Tazelaar et al. (2011) en ligt iets lager dan in het onderzoek van Van Dam et al. (2010), waar de gemiddelde leeftijd 15.7 is. Opvallend zijn de verschillen in de kenmerken van gesloten geplaatste jongeren ten opzichte van vergelijkbare onderzoeken, zoals Boendermakers (2004), Van Dam et al. (2010), Harder (2011) en Tazelaar et al. (2011). Ten eerste is een groot deel (37%) van de Friese jongeren gesloten geplaatst binnen het vrijwillig kader, terwijl in het onderzoek van Van Dam et al. (2010) en Tazelaar et al. (2011) praktisch alle jongeren een (voorlopige) OTS of voogdijmaatregel hebben. Ten tweede hebben de Friese jongeren in de Jeugdzorgplus doorgaans een vrij kort zorgverleden in tegenstelling tot de jongeren in vergelijkbare onderzoeken (Boendermaker et al. 2004; Van Dam et al., 2010; Harder, 2011; Tazelaar et al., 2011). Veel (65%) Friese jongeren zijn pas na hun 10e jaar aangemeld bij Bureau Jeugdzorg. De periode vanaf de laatste aanmelding bij Bureau Jeugdzorg Friesland tot aan de gesloten plaatsing is voor de helft van de jongeren korter dan één jaar. Het zorgaanbod vóór de aanmelding bij Bureau Jeugdzorg is doorgaans beperkt. Het korte zorgverleden van Friese jongeren voorafgaand aan de gesloten plaatsing kan enerzijds duiden op een late onderkenning van gedragsproblemen en anderzijds op gedragsproblematiek die zich pas in adolescentieperiode manifesteert. In het eerste geval zou vroegere signalering nodig zijn. In het tweede geval vooral relativering van de problematiek, omdat bekend is dat gedragsproblematiek die zich na het 10e jaar manifesteert doorgaans van tijdelijke aard is en zich niet doorzet in de volwassenheid (Moffitt, 1993). De dossiers in het onderzoek geven het idee dat er eerder sprake is van een late manifestatie, dan van een late onderkenning van de gedragsproblemen. Om hierin duidelijke uitspraken te kunnen doen is nader onderzoek nodig naar de risicofactoren die op kinderleeftijd aanwezig waren bij de jongeren die vanaf de late kindertijd voor het eerst zijn aangemeld bij Bureau
31!
32
Kerend tij ! Jeugdzorg Friesland. Daarbij kan het interessant zijn om aandacht te hebben voor traumatische gebeurtenissen in de late kindertijd of vroege adolescentie van deze jongeren. Uit de dossiers komt namelijk naar voren dat meerdere jongeren in deze leeftijdsperiode geconfronteerd zijn met traumatische gebeurtenissen, zoals misbruik, verkrachting, het overlijden van belangrijke personen of getuige van ernstig geweld. Mogelijk zijn deze gebeurtenissen in deze levensfase (mede) bepalend geweest in het ontstaan van (forse) gedragsproblemen. 5.2.3. Het risicobeginsel in de Friese zorg Onderzoek naar het zorgaanbod voor Friese jongeren voorafgaand aan een gesloten plaatsing laat zien dat de ingezette zorgprogramma’s vaak voortijdig worden afgebroken, omdat de programma’s onvoldoende zijn toegerust op de problematiek van de jongeren of omdat specifiek gedrag van de jongeren of ouders maken dat de hulpverlening stagneert. Mogelijk sluit de intensiteit van de zorg (risicobeginsel) onvoldoende aan bij de problemen en de behoeften van het cliëntsysteem. Er moet geen tijd verloren gaan met het toepassen van (lichte) ondersteuningsniveaus die niet werken (Pinkerton, 2006). Er is daarom een gevarieerd aanbod nodig in de vorm van lichte tot intensieve ambulante zorg en van dagbehandeling tot (semi) residentiele behandeling in open, besloten of gesloten setting. De uitkomsten van het onderzoek ten aanzien van de geboden zorg voorafgaand aan een gesloten plaatsing geven een aanwijzing dat het aanbod in Friesland hiertoe (nog) beperkt is. Het onderzoek wijst bijvoorbeeld uit dat er geen aanbod is geweest in dagbehandeling voor adolescenten. Scholte & Van der Ploeg (2003) hebben al eerder aangegeven dat Nederland weinig gebruik maakt van dagbehandeling voor jongeren boven de 12 jaar. Recent onderzoek naar dagbehandeling Klaas Groen in Noord Holland geeft echter wel een indicatie van mogelijke werkzaamheid van deze vorm van hulpverlening en een aanwijzing dat dagbehandeling een alternatief kan zijn voor residentiële én gesloten jeugdzorg. Naast investering in dagbehandeling, zoals het programma Klaas Groen in Noord Holland, zou bijvoorbeeld ook geïnvesteerd kunnen worden in Multi Treatment Foster Care (MTFC), een erkende gedragsinterventie waarbij jongeren (in plaats van gesloten plaatsing) in een speciaal getraind opvoedgezin worden geplaatst. In het onderzoek valt namelijk op dat er weinig gebruik is gemaakt van pleegzorgplaatsing als alternatief voor residentiële zorg in groepsverband, terwijl bekend is dat (antisociale) jongeren in groepsverband elkaars negatieve gedrag juist kunnen versterken (Detrick, 2008; Nijhof, 2011). 5.2.4. Het behoeftebeginsel in de Friese zorg Naast variatie in zorg, blijkt uit het behoeftebeginsel (Andrews et al., 1990) dat de zorg gericht moet zijn op alle risicofactoren die impact hebben op herhaling van het probleemgedrag. Het zorgverleden van de Friese jongeren laat echter zien dat er maar
Kerend tij ! weinig jongeren zijn, waarbij het zorgaanbod gericht is geweest op meerdere zorgdomeinen. Er is voornamelijk zorg geboden gericht op het gezinsdomein, meestal in de vorm van Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling (IAG). Er lijkt zeer beperkt gebruik gemaakt te zijn van multimodale interventies voorafgaand aan de gesloten plaatsing (tweemaal MDFT). Van der Put (2011) toont zich kritisch ten opzichte van inzetten van intensieve gezinsgerichte programma’s zoals MDFT, MST en FFT voor jongeren van13 jaar en ouder omdat in deze leeftijd niet het gezinsdomein, maar de relaties de meeste impact hebben op het probleemgedrag en vanaf 14 jaar daarbij ook de zorgdomeinen onderwijs, vrijetijdsbesteding en houdingsaspecten (Van der Put, 2011). Op deze zorgdomeinen is in Friesland juist zeer beperkt zorg geboden. In plaats van ambulante gezinsprogramma’s kan het programma Nieuwe Perspectieven wellicht een goed alternatief vormen. Dit is een motiverende ambulante gedragsinterventie voor jongeren, gericht op vaardigheden, denkpatronen, onderwijs, relaties en vrije tijd. Voor meisjes is een aparte aanpak nodig, zeker wanneer er sprake is van een verleden van seksueel misbruik of ouders met alcohol/drugs- of justitieproblemen (Van der Put, 2011). Een volgende beperking die het onderzoek laat zien, is het zorgaanbod op het gebied van vaardigheden en/of agressie. Als toevoeging op een bestaand zorgaanbod zijn daarvoor meerdere effectieve interventies mogelijk zoals’ In control’ en ‘Washington State Agressie Regulatie Training (WSART)’, die beide gericht zijn op het domein agressie en ‘Sociale vaardigheden op Maat’ . Tot slot zijn speciaal voor jonge kinderen onder de 10 jaar effectieve programma’s zoals ‘Minder boos en opstandig’, ‘Parent Interaction Therapy (PICT)’ of ‘Parent Management Training (PMTO)’ mogelijk helpend om gedragsproblemen op jonge leeftijd te beperken. 5.2.5. Het responsiviteitsbeginsel in de Friese zorg Volgens het responsiviteitsbeginsel (Andrews et al., 1990) dient het zorgaanbod aan te sluiten bij het intellectueel vermogen, de motivatie en de leerstijl van de jongeren. De resultaten uit het onderzoek laten zien dat het zorgaanbod voor jongeren met een IQ lager dan 75 in voldoende mate is geboden vanuit instellingen die daarin zijn gespecialiseerd. Daaruit kan opgemaakt worden dat voor deze jongeren het zorgaanbod voldoende is afgestemd op hun intellectuele niveau. Uit het zorgverleden van de gesloten geplaatste jongeren is ook op te maken dat het zorgaanbod vaak niet heeft aangesloten bij de wens of de motivatie van de jongeren. De zorg komt vaak niet op gang of wordt voortijdig afgebroken. Vervolgens vallen in de aanleiding tot een verzoek voor gesloten plaatsing twee groepen op; ‘weglopende meiden’ en ‘agressieve jongens’. Dit wordt duidelijk vanuit een negatieve samenhang tussen ‘weglopen’ en ‘agressief gedrag’. Weglopen blijkt net als vermoedens
33!
34
Kerend tij ! van loverboyproblematiek positief samen te hangen met risicovolle vrienden. Deze items zijn voorbehouden aan meisjes. Het ernstig agressief gedrag hangt samen met het thuis onhanteerbaar zijn en komt significant vaker voor bij jongens. Het is niet ondenkbaar dat bij de meisjes ‘het uit zicht zijn en mogelijk verkeren in risicovolle situaties’ en bij de jongens de ‘gewelddadige confrontaties’ leiden tot angst bij de omgeving voor wat er mogelijk mis kan gaan. Chapman et al. (2007) laten weten dat er vaak sprake is van angst bij hulpverleners, voor beschuldiging door de omgeving of de media dat er iets fout gaat, welke bijdraagt aan de behoefte om risico’s te beheersen door fors in te grijpen. Om te komen tot een praktijk waar aanvaarding is voor de complexiteit, is een op krachten en oplossingen gebaseerde benadering nodig, waar, zonder voor bij te gaan aan de concrete signalen van onveiligheid, de focus gericht is op de signalen van veiligheid (Chapman et al., 2007). Daarbij is het essentieel om de jongeren in gesprekken over (on)veiligheid centraal te stellen, naar hen te luisteren en samen met hen naar oplossingen te zoeken. Uit de dossiers van de Friese gesloten geplaatste jongeren is over het algemeen niet op te maken in hoeverre zij betrokken en/of gehoord zijn in de taxatie van veiligheid en zorgbehoefte. Meerdere onderzoeken (Defence for Children International, 2010; ten Brummelaar et al., 2011; Eijchelsheim & van der Laan, 2011) naar de beleving van jongeren in de (gesloten) jeugdzorg maken duidelijk dat jongeren graag willen dat er meer naar hen geluisterd wordt in de jeugdzorg, dat er écht met hen gesproken wordt en dat hen duidelijk en eerlijk vertelt wordt wat hen te wachten staat. Naast het betrekken van de jongeren in het hulpverleningsproces, is er nog een manier, die met name in de residentiële zorg de intrinsieke behandelmotivatie van jongeren kan vergroten, namelijk een positief leefklimaat (Van der Helm, 2011). Interessant zou zijn om te onderzoeken of er voldoende positief klimaat aanwezig is bij Jeugdhulp Friesland en de Woodbrookers, de twee meest dominante residentiële instellingen in het onderzoek. 5.2.6. Valide en betrouwbare taxatie van risico’s en zorgbehoefte In dit Friese praktijkonderzoek valt op dat in de dossiers weinig aandacht is voor protectieve factoren, zoals pro-sociale vrienden, sociaal netwerk, goede schoolprestaties, specifieke vaardigheden etc. En dat in de dossiers weinig informatie is te vinden, die gericht zijn op krachten en oplossingen, zoals uitzonderingen op het probleemgedrag, de leerstijl van de jongere, wat volgens de jongere zelf een oplossing kan zijn, de motivatie, de ambities etc. Dit komt overeen met onderzoek in Zuid Holland waarin geconcludeerd wordt dat vooral gedragsproblemen voorop staan in de indicatiestelling (Tazelaar et al., 2011). Uit het Friese onderzoek blijkt dat de risicotaxatie-instrumenten die, aanvullend op een uitgebreide analyse, gebruikt worden bij de vrijwillige afdeling of in de jeugdbescherming voornamelijk gericht zijn
Kerend tij ! op kindermishandeling of de (on)veiligheid van kinderen in de thuissituatie. Daarnaast impliceert een sterke samenhang tussen het gebruikte instrument en het kader waaruit het verzoek tot gesloten plaatsing is afgehandeld, dat vooral het handelingsprotocol van het betreffende kader bepalend is geweest voor de keuze van het instrument en minder de problematiek van de jongeren. Dat is logisch omdat risicotaxatie-instrumenten doorgaans gestandaardiseerd zijn ingevoerd. Voor adolescenten met ernstige gedragsproblemen is echter een andere soort veiligheidstaxatie nodig dan voor bijvoorbeeld voor kinderen. Risico’s voor jongeren met ernstige gedragsproblemen strekken zich uit over veel meer domeinen. Er zijn in Nederland nog weinig taxatie-instrumenten voor adolescenten beschikbaar. Het LIJ zou (met enige aanpassing) mogelijk van betekenis kunnen zijn voor jongeren met ernstige gedragsproblemen in bredere zin. Daarbij is het belangrijk om het instrument zo in te zetten dat het niet een middel is tot risicobeheersing, maar ondersteuning biedt aan de jongere en zijn/haar systeem om zelf beslissingen te nemen ten behoeve van veiligheid en nodige zorg (Chapman et al. 2007). 5.3. Beperkingen van het onderzoek Dit praktijkonderzoek heeft zich beperkt tot het verzamelen van informatie uit de digitale dossiers van de jongeren. Uiteraard is voor een compleet beeld over het zorgverleden en de kenmerken van de jongeren ook de mening en bevindingen van de jongeren zelf en hun ouders belangrijk. Daarnaast zijn vooral de risicofactoren in kaart gebracht en minder de beschermende factoren. Dit onderzoek kan daarom gezien worden als een eerste aanzet in zoektocht naar mogelijkheden om plaatsing in de gesloten jeugdzorg te voorkomen. Het verzamelen van de juiste informatie uit de dossiers is een tijdrovende klus geweest. De rapportages van Bureau Jeugdzorg Friesland kennen veel overlap, de informatie is niet eenduidig in de dossiers opgeslagen en de informatie is voornamelijk gericht op wat er mis gaat. Er is weinig informatie in de dossiers te vinden over bijvoorbeeld de schoolresultaten, pro-sociale vrienden, automutilatie of suïcide(gedachten), alcoholgebruik of de vaardigheden houdingsaspecten, motivatie en leerstijl van de jongeren. Deze gegevens zijn voor dit onderzoek waar dat mogelijk was geïnterpreteerd vanuit de aanwezige informatie en kunnen derhalve enigszins vertekend en/of onvolledig zijn. De verkregen resultaten wat betreft de Categorie en Differentiatie uit het registratiesysteem van Plaatsingscoördinatie Noord dienen met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Deze gegevens worden geregistreerd door de coördinatoren gesloten plaatsing en lijken niet consequent te zijn benaderd. Daarbij komt dat ten behoeve van de differentiatie de coördinator slechts één keuze kan maken, terwijl vaak meerdere
35!
36
Kerend tij ! items van toepassing zijn. Zo kan een 12-minner ook agressief zijn of een LVG-er te maken hebben zeden-problemen. De keuze van differentiatie is niet altijd logisch te volgen vanuit de dossierinformatie. Aangezien deze gegevens wel gebruikt worden ten behoeve van een landelijk vergelijk is het belangrijk dat de coördinatoren gesloten plaatsing hierin meer eenduidig gaan registreren. 5.4. Aanbevelingen 5.4.1. Aanbevelingen voor de Friese praktijk Dit onderzoek geeft aanwijzingen dat er in de reguliere zorg van Friesland mogelijkheden zijn die een plaatsing in de gesloten jeugdzorg kunnen voorkomen. Ten eerste is het nodig dat verantwoordelijke provincie/gemeenten en aanbieders van jeugdzorg (plus) in Friesland investeren in een gevarieerd aanbod van multimodale effectieve jeugdinterventies, welke zich bevinden tussen de lichte preventieve zorg en de zware jeugdzorgplus trajecten, bestaande uit ambulante jongerenprogramma’s, dagbehandeling en (semi-)residentiële zorgprogramma’s. Bijvoorbeeld het programma Nieuwe perspectieven, dagprogramma’s voor adolescenten, zoals bijvoorbeeld de dagbehandeling Klaas Groen in Noord Holland en/of Multi Treatment Foster Care (MTFC). Ten tweede is het essentieel om de neiging tot risicobeheersing in de jeugdzorg te verminderen. Dit kan, zowel bij Bureau Jeugdzorg als bij zorgaanbieders, bijvoorbeeld door een cliëntbenadering die op krachten en oplossingen gericht is en in de residentiële zorg door een positief leefklimaat te scheppen. Er zijn kennis en vaardigheden nodig in de reguliere zorg in het omgaan met en aansluiten bij jongeren met ernstige gedragsproblemen, met specifieke aandacht voor ‘weglopende meiden’ en ‘agressieve jongens’. Ten derde is een betrouwbare en valide taxatie van veiligheid en zorgbehoefte nodig gericht op adolescenten, waarbij naast de risicofactoren ook de beschermende factoren, de leerstijl en de motivatie van de jongere in kaart worden gebracht. Het belangrijk om bij de eerste signalen van onveiligheid, deze samen met de jongere en betrokkenen te concretiseren en met hen óók de signalen van veiligheid in kaart te brengen. Cruciaal daarin zijn gesprekken met jongeren over hun situatie en samen met de jongeren en het steunend netwerk op zoek gaan naar mogelijke oplossingen. Ten vierde is het van belang dat bij inzetten van zorg rekening wordt gehouden met sekse en leeftijd. Het meeste effect kan bereikt worden bij kinderen tot 12 jaar, indien interventies zich richten op het gezinsdomein. Vanaf 13 jaar moet vooral het domein relaties en vanaf 14 jaar ook de domeinen onderwijs, vrije tijd en houdingsaspecten centraal staan
Kerend tij ! en minder het gezinsdomein (Van der Put, 2011). Daarbij is specifieke aandacht nodig voor meisjes (Nijhof, 2011; Van der Put, 2011; Van der Helm, 2011). 5.4.2. Aanbeveling voor nader onderzoek Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het belangrijk is om onderzoek te verrichten naar de ontwikkelingsgeschiedenis van jongeren die na hun 10e jaar aangemeld zijn bij Bureau Jeugdzorg. Dit kan duidelijk maken of er in Friesland sprake is van een late onderkenning van gedragsproblemen of van gedragsproblemen die zich laat manifesteren. Daarbij is het interessant om te onderzoeken of (en welke mate) traumatische gebeurtenissen in de late kindertijd of vroege adolescentie bepalend zijn geweest voor het ontstaan van forse gedragsproblematiek. Vervolgens kan het van meerwaarde zijn om onderzoek te verrichten naar het leefklimaat in de zorgvoorzieningen van Friesland, zoals Jeugdhulp Friesland en Woodbrookers. Een positief leefklimaat draagt bij aan de intrinsieke motivatie voor behandeling en voorkomt daardoor uitval en gedragsproblemen (Van der Helm, 2011). Tot slot geven de uitkomsten van dit onderzoek voldoende aanleiding voor het faciliteren van vervolgonderzoek naar mogelijkheden om gesloten plaatsing te voorkomen en/of de duur van gesloten plaatsing te verminderen. Daarbij is het belangrijk ook de beschermende factoren mee te nemen. 5.5. Slotconclusie De maatregel tot een plaatsing in gesloten jeugdzorg zal onvermijdelijk nodig blijven, voor jongeren die, zoals de Wet op Jeugdzorg aangeeft, ernstig in hun ontwikkeling bedreigd zijn en voor wie gesloten behandeling nodig is omdat zij zich anders aan de zorg onttrekken of door anderen aan de zorg onttrokken worden. Dit onderzoek geeft echter aanleiding om aan te nemen dat het aantal Friese jongeren dat geplaatst wordt in de gesloten jeugdzorg gereduceerd kan worden door een gevarieerd en afgestemd zorgaanbod en vermindering van risicobeheersing in de jeugdzorg. Daarom is het belangrijk om in de komende periode te investeren in (onderzoek naar) alternatieven voor jongeren met complexe en ernstige gedragsproblemen in een ‘open’ jeugdzorg, niet alleen ná, maar vooral ook vóór een plaatsing in de gesloten jeugdzorg. !
37!
38
Kerend tij !
Literatuurlijst Andrews, D., Bonta, J. & Hoge, R. (1990). Classification for effective rehabilitation: Rediscovering psychology. Criminal Justice and behavior, 17, 19-51. Berg, I. & Kelly, S (1997). Building Solutions in Child Protecting Services. New York: WW Norton and Co. Boendermaker, L. (2005). De juiste hulp. Utrecht: Nederlands instituut voor zorg en welzijn . Boendermaker, L., Eijgenraam, K. & Geurts, E. (2004). Crisisplaatsingen in opvanginrichtingen. Utrecht: Nederlands instituut voor zorg en welzijn (NIZW). Boendermaker, L. & Ince, D. (2010). Wat werkt bij jeugdigen met gedragsstoornissen. Verkregen op 30 december 2011, van http://www.nji.nl/smartsite.dws?ch=DEF&id=105970 Boendermaker, L. & Uit Beijerse, J. (2008). Opvoeding en bescherming achter ‘tralies’. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Chapman, M. & Field, J. (2007). Strengthening our engagement with families and understanding practice depth. Social Work Now, 38, 21-28. Defence for Children International (2010). Dat ze je naam kennen. Leiden: Defence for children Nederland/ECPAT Nederland Detrick, S. (2008). Geweld tegen kinderen in detentie. Tijdschrift voor de rechten van het kind, 3, 15-16. Doek, J. & Vlaardingerbroek (2009). Jeugrecht en jeugdzorg. Amsterdam: Elsevier Juridisch. Eijchelsheim, V & van der Laan, A. (2011). Jongeren en vrijheidsbeneming. Een studie naar de wijze waarop jongeren in Justitiële Jeugdinrichtingen omgaan met vrijheidsbeneming. Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Garrido, V. & Morales, L. (2007). Serious (violent or chronic) juvenile offenders: a systematic review of treatment effectiveness in secure corrections. Oslo, Norway: The Campbell Collaboration. Gatti, U., Tremblay, R. & Vitaro, F. (2009). Latrogenic effect of juvenile justice. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 8, 991-998. Jeugdzorg Nederland (2010). Brancherapportage Jeugdzorg 2010. Utrecht: Jeugdzorg Nederland. Knorth, E., Knot-Dickscheit, J. & Tausendfreund, T. (2007). Zorg voor jeugdigen: ambulant én niet-ambulant. Ontmoetingen aan de voor- en achterkant of ook gaande door het pand? Tijdschrift voor orthopedagogiek, 46, 113-126. Lipsey, M. (2009). The Primary factors that characterize effective interventions with juvenile offenders: A meta-analytic overview. Victims & Offenders, 4, 124-147.
Kerend tij ! Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport [VWS] (2011). Beleidskader trajecten Jeugdzorg plus. Richtinggevend kader voor periode 2011-2012. Verkregen op 2 januari 2012, van http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/rapporten/2011/04/13/beleidskader-trajecten-jeugdzorgplus.html Moffit, T. (1993). Adolescence-limited and life-course-presistent antisocial behavior: a developmental taxonomy. Psychological Review, 4, 674-701. Nederlandse instellingen voor gesloten jeugdzorg (2008). Het streefbeeld Jeugdzorg plus. Méér dan gesloten jeugdzorg. Verkregen op 2 januari 2012, van http://www.jeugdzorgplus.nl/publicaties.php Nijhof, K. (2011). Crossing barriers. Evaluation of a new compulsory residential treatment program for youth. Nijmegen: Ipskamp drukkers. Parhar, K., Wormith, S., Derkzen, D. & Beauregard, A. (2008). Offender coercion in treatment: A meta-analysis of effectiveness. Criminal Justice and Behavior, 35, 11091135. Pinkerton J. (2006). Reframing practice as family support: Leaving care. In Dalton, P., Canavan, J. & Pinkerton, J. (2006). Family support as reflective practice (pp 181-195). London/philedelphia :Jessica Kingsley publishers. Plaatsingscoördinatie Noord (2010). Managementinformatie. Interne documentatie Bureau Jeugdzorg Friesland. Pritikin, M.H. (2009). Is prison increasing crime? Wisconsin Law Review, vol. 2008, 10491108. Rietveld, M., Hilhorst, N, Van Dijk, B. (2000). Jeugdigen in justitiële behandelinrichtingen. Een analyse in het kader van de motie Duykers. Amsterdam: Van Dijk, Van Sommeren en partners. Schubert, C., Mulvey, E., Loughran, T. & Loysoya, S. (2012). Perceptions of institutional experience and community outcomes for serious adolescent offenders. Criminal Justice and Bahaviour, vol. 39-1, 71-93. doi:10.1177/00938548111426710 Spelman, W. (2000). What Recent studies Do (and Don’t) Tell us About imprisonment and Crime, 27. Crime and Justice, 419-439. Stams, G. (2011). Het recht van de zwakste: de forensische jeugdzorg in orthopedagogisch perspectief. Rede uitgesproken bij de aanvaarding van ambt van hoogleraar in de Forensische Orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam. Verkregen op 30 december 2011, van Http://www.oratiereeks.nl
39!
40
Kerend tij ! Ten Brummelaar, M. & Kalverboer, M. (2011). Kinderen, kinderrechten en de strafrechtelijke procedure. Het belang van het kind in het jeugdstraf (proces)recht. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. United International Children’s Emergency Fund [Unicef] (2009). Verdrag Inzake de Rechten van het Kind. Voorburg: Unicef Nederland Van Dam, C., Nijhof, K., Scholte, R. & Veerman, J-W. (2010). Evaluatie nieuw zorgaanbod. Gesloten jeugdzorg voor jongeren met ernstige gedragsproblemen. Nijmegen: Praktikon en Radboud Universiteit Nijmegen. Van Domburgh, L., Doreleijers, T., Ferwerda, H., Lodewijks, H., Van der Put, C. & Stams, G. (2009). Verantwoording Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (Pre-selectie, Selectie en interventiefase. Ongepubliceerd rapport. Van der Helm, P. & Stams, G. (in press). Onderzoek Dagbehandeling Klaas Groen 20052009. Van der Helm, P. (2011). First do no Harm. Living group climate in secure juvenile correctional institutions. Amsterdam: SWP. Van der Laan, A. & Slotboom, A. (2008). Wat werkt? In: Weijers, I. (2008). Justitiële interventies. Voor jeugdige daders en risicojongeren (pp 117-120). Den Haag : Boom juridische uitgevers. Van der Laan, A. & Weijers, I. (2008). De beleving van de vrijheidsbeneming. In: Weijers, I. (2008). Justitiële interventies. Voor jeugdige daders en risicojongeren (pp 333-345). Den Haag: Boom juridische uitgevers. Van der Put, C. (2011). Risk and needs assement for juvenile delinquents. Amsterdam: GVO drukkers en vormgevers B.V./ Ponsen en Looijen. Van der Put, C., Spanjaard H., Van Domburgh, L., Doreleijers, T., Lodewijks, H., Ferwerda, H., Bolt, R. & Stams, G. (2011). Ontwikkeling van het landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ). Kind en Adolescent, 2, 67-83. Van Montfoort, A. (2011). De kwaliteit van de jeugdbescherming. Toespraak Manifestatie Jeugdbescherming Amersfoort. Verkregen op 02 januari 2012, van http://www.vanmontfoort.nl/vm-publicaties Van Montfoort, A. & Tilanus, C. (2007). Jeugdzorg & jeugdbeleid. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Veldhuizen van Zanten-Hyllner, M. & Teeven, F. (2011). Beleidsbrief stelwijziging jeugd ‘geen kind buiten spel’. Verkregen op 20 november 2011, van http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-
Kerend tij ! publicaties/kamerstukken/2011/11/09/beleidsbrief-stelselwijziging-jeugd-geen-kindbuiten-spel.html Weisz, J., Jensen-Doss, A. & Hawley, K. (2006). Evindence-based youth psychotherapies versus usual clinic care: A meta-analysis of direct comparisons. American Psychologost, 61, 671-689. !
!
41!
42
Kerend tij ! !
Bijlagen ! ! Bijlage 1:
Voorbeelden van (mogelijk) effectieve interventies
Bijlage 2:
Opnameformulier
Bijlage 3:
Indeling categorieën jongeren in gesloten plaatsing
Bijlage 4:
Kenmerken van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg
Bijlage 5:
Risicoprofiel van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg
Bijlage 6:
Contact met Bureau Jeugdzorg
Bijlage 7:
Zorgverleden van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg
Bijlage 8:
Significante verschillen in sekse en leeftijdscategorie
Bijlage 9:
Samenhang in de aanleiding tot gesloten plaatsing
Bijlage 10:
Samenhang in de risicodomeinen
Kerend tij ! Bijlage 1: Voorbeelden van (mogelijk) effectieve interventies
1. Erkend volgens de erkenningscommissie justitie:
Multidimensional Treatment Foster Care (MTFC) is een intensief opvoed- en trainingsprogramma voor jongeren tussen de 12 en 18 jaar die te kampen hebben met gedragsproblemen, inclusief delinquent gedrag. De jongere volgt voor de duur van 6 tot 12 maanden een intensief gedragsgericht programma, waarvan plaatsing in een opvoedgezin deel uitmaakt. De focus ligt op het stimuleren van positief gedrag, het vergroten van sociale vaardigheden en probleemoplossend vermogen en het aangaan van relaties met volwassenen en leeftijdsgenoten (Nederlands Jeugdinstituut, 2011). Multisysteem Therapie (MST) is een intensieve, ambulante behandelingsmethode gericht op jongeren met ernstig antisociaal en delinquent gedrag, die op het punt staan om uit huis geplaatst te worden. MST richt zich op alle risicofactoren die samenhangen met dit probleemgedrag. De interventies die binnen MST worden ingezet richten zich vooral op ouders en andere sleutelfiguren uit de omgeving van de jongere, maar meestal wordt ook gewerkt aan het vergroten van vaardigheden van de jongere zelf, het functioneren op school en de omgang met pro-sociale leeftijdgenoten. De behandelduur is gemiddeld 3 tot 5 maanden (Nederlands Jeugdinstituut, 2011).
Multidimensionele Familietherapie (MDFT) is een systeemtherapie aangevuld met bemoeizorg. MDFT is bedoeld voor jongeren tussen de 12 en 18 jaar die overmatig drugs en/of -gebruiken en daarnaast vaak gedrags- of psychische stoornissen vertonen. Zij zijn op meerdere leefgebieden vastgelopen of dreigen daarop vast te lopen. MDFT richt zich niet alleen op de jongere zelf, maar ook op het gezin en op de bredere sociale omgeving van de jongere. Het doel van MDFT is het realiseren van een verslavingsvrije leefstijl zonder delicten ander probleemgedrag, en het verminderen van het risico op (strafrechtelijke) recidive. Een MDFT-traject neemt zes maanden in beslag, met 2 tot 3 sessies per week (Nederlands Jeugdinstituut, 2011).
Functionele Family Therapie (FFT) is een gezinstherapie bedoeld voor jongeren van 11 tot 18 jaar met gedragsproblemen (waaronder crimineel gedrag) en hun gezinnen. De therapie wil het functioneren van de jongere en het gezin verbeteren en de kans op herhaling van crimineel gedrag verkleinen (Nederlands Jeugdinstituut, 2011).
43!
44
Kerend tij !
In Control! is gericht op jongens van 12 tot en met 15 en 16 tot en met 21 jaar die agressieve delicten hebben gepleegd. De interventie wordt gegeven in de gymnastiekzaal en is gestoeld op agressieregulatie- en ontspanningstechnieken, sociale vaardigheidstraining en cognitieve gedragstherapie. De training heeft tot doel het bereiken van een afname van recidive/het plegen van delicten. Na twee individuele gesprekken vinden 21 bijeenkomsten plaats, waarvan 18 groepsbijeenkomsten (6 deelnemers) en drie individuele bijeenkomsten. De persoonlijk begeleiders/mentoren en de ouders worden intensief bij de training betrokken (Nederlands Jeugdinstituut, 2011). Sociale Vaardigheidstraining (SoVa) op Maat is voor jongeren van 15-21jaar die in een residentiële setting verblijven en kan ambulant worden voortgezet. De training sluit met maatwerk aan op de specifieke problematiek /recidiverisico van de jongere en kent drie hoofdvarianten, gericht op respectievelijk sociale vaardigheden, conflicthantering en assertiviteit. De duur van de training varieert van vijf maanden tot twee jaar (Nederlands Jeugdinstituut, 2011). De Washington State Aggression Replacement Training (WSART) is bedoeld voor jongeren van 12 tot 18 jaar die één of meer delicten gepleegd hebben waarin agressie een rol speelt. De intensieve groepstraining is gericht op het leren van sociale vaardigheden en cognitieve controle bij gevoelens van boosheid en het wijzigen van cognitieve vervormingen ('denkfouten') en morele regels. De WSART wordt ook intramuraal uitgevoerd (Nederlands Jeugdinstituut, 2011).
2. Theoretisch goed onderbouwd volgens de erkenningscommissie interventies: Nieuwe Perspectieven is een interventie voor jeugdigen van ongeveer 12 (soms 10) tot 23 jaar die zijn vastgelopen of dreigen vast te lopen en maatschappelijke overlast veroorzaken, hetgeen zich uit in (de neiging tot) delinquent gedrag. De interventie duurt 3 maanden. Zij biedt de jeugdigen nieuwe kansen via een ambulant, kortdurend en activerend traject, waarbij de jongere wordt geleerd gebruik te maken van zijn positief ingestelde sociale contacten (netwerk). Daarbij worden ook zo veel mogelijk de ouders betrokken. Nieuwe Perspectieven bij terugkeer, is een variant die wordt ingezet voor jongeren die een justitiële instelling verlaten en is erkend door de erkenningscommissie justitie (Nederlands Jeugdinstituut, 2011).
Kerend tij ! Eye Movement Desensitization & Reprocessing (EMDR) is een behandelmethode voor kinderen, jeugdigen en volwassenen die lijden aan trauma-gerelateerde stoornissen, waaronder Acute Stress Stoornis of Post Traumatische Stress Stoornis [PTSS] (Nederlands Jeugdinstituut, 2011).
Girls' Talk is een groepsgericht programma ter bevordering van seksuele gezondheid van laag opgeleide adolescente meiden (circa 14-18 jaar) met diverse etnische achtergronden. Girls' Talk is een intensieve semigestructureerde en sekse-specifieke groepscounseling-methodiek. Er zijn 8 bijeenkomsten van twee uur voor groepen van 6 tot 8 meiden (Nederlands Jeugdinstituut, 2011).
Parent-Child Interaction Therapy (PCIT) is een geprotocolleerd behandelprogramma voor kinderen van 2-7 jaar met gedragsproblemen en hun ouders. Door het vergroten van de opvoedingsvaardigheden van de ouders beoogt de interventie de gedragsproblemen bij de kinderen en de stress bij de ouders te verminderen (Nederlands Jeugdinstituut, 2011).
Minder boos en opstandig is een behandelprogramma voor kinderen van 8 tot 12 jaar met een agressieve of opstandige gedragsstoornis, eventueel in combinatie met ADHD, en hun ouders. Doel is vermindering van het probleemgedrag van het kind door de opvoedingsvaardigheden van de ouders en de sociale vaardigheden van de kinderen te verbeteren (Nederlands Jeugdinstituut, 2011).
Parent Management Training Oregon (PMTO) is een behandeling voor gezinnen met één of meer kinderen met externaliserende gedragsproblemen, al dan niet gecombineerd met hyperactiviteit. Het doel van de behandeling is dat de kinderen beter gaan functioneren en hun gedragsproblemen verminderen doordat hun ouders meer effectieve opvoedingsstrategieën toepassen (Nederlands Jeugdinstituut, 2011). !
45!
46
Kerend tij ! Bijlage 2: Opnameformulier Kenmerken: Persoonsgegevens Onderzoek nummer Geslacht Geboortedatum Geboorteland
Nationaliteit
o o
Man Vrouw
o o o o o o o o o o o o o
Nederland Marokko Turkije Suriname Nederlandse Antillen Anders, nl Onbekend Nederlandse Marokkaanse Turkse Surinaamse Anders, nl Onbekend
Gesloten plaatsing Datum gesloten plaatsing Data eerdere gesloten plaatsingen Leeftijdscategorie bij start gesloten plaatsing
Is er sprake van Doen Wat Werkt ?
Categorie
o o o o o o o 1. 2. 3. 4. 5. 6.
7. o o o o o o o o o o
Differentiatie
Soort plaatsing
!
!
Kindertijd (< 10 jaar) Late kindertijd (10-12 jaar) Vroege adolescentie (13-16 jaar) Late adolescentie (17-19 jaar) Ja, eerste gesloten plaatsing is DWW Ja, na reguliere gesloten plaatsing Nee Slachtoffer van gedwongen prostitutie Slachtoffer van seksueel misdrijf Slachtoffer van geestelijke of lichamelijke mishandeling Bescherming ter voorkoming van verdere escalatie tegen zichzelf Dreiging in d situaties 1 t/m 4 te geraken Politiebemoeienis ter voorkoming van verdere escalatie van geweld van de jeugdige tegen zijn/haar directe omgeving Bescherming ter voorkoming van verdere escalatie tegen de directe omgeving Zeden Agressie Verslaving Specifieke omstandigheden en extra toezicht LVG Zwanger Leeftijd 12-min Eerste plaatsing Hernieuwde aanmelding Anders, nl
Kerend tij ! Urgentie Aanleidingen tot verzoek gesloten plaatsing
Reden plaatsing: Kans dat jeugdige andere of materiele zaken schade toebrengt (bv geweldsdelict/rijden onder invloed) Reden plaatsing: Kans dat jongere zichzelf schade toebrengt (bv verkeren in risicovolle situatie of zelfverwonding) of zelf slachtoffer wordt. Reden plaatsing: Kans dat de jongere het traject schade toebrengt (bv behandeling niet afmaken)
o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
Urgent Niet urgent Thuis niet hanteerbaar In instelling niet hanteerbaar Bedreigde schoolgang Jongere loopt weg Gaat om met risicovolle vrienden Gebruikt veelvuldig drugs/alcohol Vertoont ernstig agressief gedrag Vertoont ernstig seksualiserend gedrag Vermoedens van loverboyproblematiek Onttrekt zich aan hulpverlening Delicten Bedreigd door mishandeling Ja Nee Onbekend Ja Nee Onbekend
o o o
Ja Nee Onbekend
Risicoprofiel: Domein 1: Dagbesteding en vrijetijdbesteding 1. Wat voor een dagbesteding heeft de jongere? O Geen dagbesteding Het gaat hier met name om het identificeren van jongeren die geen gestructureerde dagbesteding hebben. Kruis alles aan wat van toepassing is
2. Is er bij deze jongere sprake van een problematische vrijetijdsbesteding? Rondhangen op straat uit verveling, rondzwerven, geen gestructureerde vrijetijdsbesteding (geen lid van vereniging of club), opzoeken risicovolle situaties, geen hobby’s, veel tijd buitenshuis doorbrengen zonder toezicht. Het betekent niet perse dat de vrije tijd ook met antisociale vrienden wordt doorgebracht, maar het gaat meer om het gebrek aan een zinvolle vrijetijdsbesteding.
O O O O
Gaat naar school
O O O O
Ja
Werkt Overig, nl……………………….. Onbekend
Enigszins Nee Onbekend
Domein 2: School 3. Huidige schoolsituatie jongere (een antwoordmogelijkheid kiezen)
O O O O O O
Diploma behaald (ga verder naar domein 3.) Volgt voltijd onderwijs Volgt deeltijd onderwijs Geschorst Voortijdig schoolverlater
Van school gestuurd O Onbekend
47!
48
Kerend tij ! 4. School waar jongere staat ingeschreven.
O Vwo O Havo O Vmbo O Praktijk onderwijs O Speciaal onderwijs O Anders, nl ……………..
5. De jongere volgt speciaal onderwijs / heeft O Geen LGF of speciaal onderwijs een rugzakje (Leerlinggebonden Financiering) O Wel ondersteuning via LGF of speciaal onderwijs of is daarvoor gediagnosticeerd O Onbekend
6. Gedrag van de jongere in afgelopen zes maanden. Vechten met of bedreigen van schoolgenoten, bedreigen van docenten/onderwijspersoneel, zeer storend gedrag, drugs / alcohol gebruik, criminele activiteiten bijv.: diefstal, vandalisme, liegen, bedriegen, spieken
7. Spijbelt de jongere? Soms: wel eens gespijbeld, geen leerplicht melding. Vaak: melding bij leerplicht en/of minimaal drie dagen onafgebroken ongeoorloofde afwezigheid of gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken meer dan 1/8 deel van de onderwijstijd (Nb spijbelen aansluitend aan een vakantie telt niet mee)
O O O O
Jongere staat bekend vanwege positief gedrag
O O O O
Vaak
Neutraal, geen problemen met gedrag op school Problemen met gedrag op school Onbekend
Soms Niet of nauwelijks Onbekend
8. Schoolprestaties van de jongere gedurende O Presteert goed (midden 7 of hoger) de afgelopen 6 maanden. O Presteert voldoende (midden 6)
O Presteert zwak (midden 5) O Presteert slecht (midden 4 of lager) O Onbekend
Domein 3: Relaties 9. Vrienden waar de jongere zijn tijd mee doorbrengt. Antisociale leeftijdsgenoten (peers) zijn jongeren die vijandig zijn naar de samenleving, de samenleving verstoren, die de wet overtreden of de rechten van anderen schenden.
O O O O O O
Geen vrienden Alleen pro-sociale vrienden Pro-sociale en antisociale vrienden Alleen antisociale vrienden Antisociale vrienden (pro-sociale vrienden onbekend) Onbekend
Domein 4: Gezinssituatie Domein 4a: Problemen met gezinsleden 10. Problemen van de gezinsleden waar de jongere op dit moment woont (indien woon situatie nu anders dan bij vorige vraag)
Geen problemen Alcoholmisbruik Drugs misbruik Lichamelijke gezondheidsproblemen Psychische gezondheidsproblemen Werkeloosheid Justitieverleden (zonder detentie) Detentieverleden
!
!
vader
moeder
Andere gezinsleden
O O O O
O O O O
O O O O
O
O
O
O O
O O
O O
O
O
O
Kerend tij ! Domein 4b: opvoedingssituatie O Ja Ouders weten waar en met wie de jongere is, wat hij / O Enigszins zij doet en hoe laat hij / zij thuiskomt O Nee O Onbekend 11. Aanwezigheid van ouderlijk toezicht:
12a. Ouders stellen regels en zien toe op de naleving daarvan (ouderlijk gezag en controle)
O O O O
Ja Enigszins Nee Onbekend
12b. Gehoorzaamheid van de jongere: de O Wel (jongere gehoorzaamt ouders en houdt zich aan de mate waarin de jongere zich aan afspraken en regels) regels houdt O Enigszins (jongere gehoorzaamt af en toe ouders en houdt zich aan sommige regels) O Niet (jongere is voortdurend ongehoorzaam aan ouders)
O Onbekend
Domein 5: Alcohol en drugs 13. Alcoholgebruik jongere (ga uit van de afgelopen 6 maanden) (kruis alles aan wat van toepassing is)
O Gebruikt geen alcohol O Gebruikt alcohol O Alcoholgebruik jongere veroorzaakt problemen (b.v. conflicten, leren op school, gezondheidsproblemen, draagt bij aan crimineel gedrag)
O Onbekend 14. Drugsgebruik jongere (ga uit van de afgelopen 6 maanden) kruis alles aan wat van toepassing is)
O Gebruikt geen drugs O Gebruikt drugs O Drugsgebruik jongere veroorzaakt problemen (b.v. conflicten, leren op school, gezondheidsproblemen, draagt bij aan crimineel gedrag)
O Onbekend
Domein 6: Geestelijke Gezondheid Domein 6a: Mishandeling O Geen slachtoffer van lichamelijke mishandeling (het gaat om meldingen die al dan niet geleid hebben O Lichamelijk mishandeld door een gezinslid tot vervolging en veroordeling) O Lichamelijk mishandeld door iemand buiten het gezin O Onbekend
15. Lichamelijke mishandeling
15a. Psychische mishandeling
15b. Verwaarlozing
O O O O
Geen slachtoffer van psychische mishandeling
O O O O
Geen slachtoffer van verwaarlozing
Psychisch mishandeld door een gezinslid Psychisch mishandeld door iemand buiten het gezin Onbekend
Verwaarloosd door een gezinslid Verwaarloosd door iemand buiten het gezin Onbekend
49!
50
Kerend tij ! 16. Seksueel misbruik (het gaat om meldingen die al dan niet geleid hebben tot vervolging en veroordeling)
O O O O
Geen slachtoffer van seksueel misbruik Seksueel misbruikt door iemand binnen het gezin Seksueel misbruikt door iemand buiten het gezin Onbekend
Domein 6b: Verstandelijke beperking 17. Is er sprake van een verstandelijke beperking? Alleen invullen indien hier al onderzoek naar is gedaan, anders onbekend. IQ < 75 gemeten middels een intelligentietest.
O Ja (IQ < 75) O Nee O Onbekend
Domein 6c: Psychische problemen O Ja Het gaat hier om reeds gediagnosticeerde psychische O Nee geen vermoedens problemen, zoals schizofrenie, bipolaire,stemmings-, O Nee, wel vermoedens persoonlijkheids en aanpassingsstoornissen, O Onbekend gedragsstoornissen, oppositionele stoornissen, 18a. heeft de jongere psychische problemen?
middelenmisbruik en ADHD/ADD. De stoornissen moeten zijn bevestigd door een psycholoog/psychiater.
18b. Welke stoornis(sen) ?
O O O O
(kruis alles aan wat van toepassing is)
19. automutilatie
ADHD/ADD ODD/CD PDD/Autisme ………………
O heeft zichzelf nooit opzettelijk beschadigd O heeft zich in het verleden wel eens opzettelijk beschadigd (meer dan 6 mnd. geleden)
O heeft zich recentelijk opzettelijk beschadigd O Onbekend 20. Suïcidale gedachten of gedragingen
O O O O O O
Heeft geen suïcidale gedachten Dreigt ermee zichzelf wat aan te willen doen Denkt serieus aan zelfmoord Heeft recent een plan gehad om zelfmoord te plegen Heeft recent een zelfmoordpoging gedaan Onbekend
Domein 7: Agressie 21. De mate waarin de jongere denkt dat schreeuwen en verbale agressie geschikt is voor het oplossen van onenigheid of een conflict
O Zelden of nooit O Soms O Vaak O Onbekend
22. De mate waarin de jongere denkt dat vechten en fysieke agressie geschikt is voor het oplossen van onenigheid of een conflict
O Zelden O Soms O Vaak O Onbekend
!
!
Kerend tij ! 23. Meldingen van gewelddadig gedrag
O Geen meldingen O Wel meldingen O Onbekend
24. Meldingen van seksueel gewelddadig gedrag
O Geen meldingen O Wel meldingen O Onbekend
Domein 8: Vaardigheden 25. Vaardigheden voor het omgaan met anderen: Basale sociale vaardigheden betreffen luisteren, een gesprekje aangaan, een gesprekje voeren, een vraag stellen, iemand bedanken, jezelf voorstellen, anderen voorstellen en een compliment maken. Geavanceerde sociale vaardigheden zijn bijvoorbeeld hulp vragen, invoegen, instructies geven, instructies opvolgen, verontschuldigen en anderen overtuigen.
26. Vaardigheden voor het omgaan met gevoelens: Zoals eigen gevoelens onderkennen, gevoelens uiten, gevoelens van anderen herkennen en begrijpen, omgaan met boosheid van een ander, affectie uiten, omgaan met angst en jezelf belonen.
Beheersing
Indien van toepassing: gebruik van geavanceerde sociale vaardigheden
O geen basale sociale vaardigheden O enige basale sociale vaardigheden O beheerst naast basale ook geavanceerde sociale vaardigheden O Onbekend
O Zelden of nooit
Beheersing O niet O enigszins O ja O Onbekend
gebruik O Zelden of nooit O Soms O Vaak O Onbekend
O Soms O Vaak
O Onbekend
27. Impulsiviteit, handelen alvorens na te denken:
O Gebruikt zelfcontrole, denkt gewoonlijk na voor iets te doen O Enige zelfcontrole: denkt soms na voor iets te doen O Impulsief: denkt vaak niet na voor iets te doen O Zeer impulsief: denkt gewoonlijk niet na alvorens iets te doen O Onbekend
28. Heeft controle op impulsieve gedragingen die tot problemen kunnen leiden
O Heeft nooit een probleem gehad met impulsiviteit O Kent geen manier om impulsiviteit te controleren O Kent manier(en) om impulsiviteit te controleren O Gebruikt manieren om impulsiviteit te controleren O Onbekend
Herlabelen, vervanging van antisociale gedachten door pro-sociale gedachten, afleiding, ontspanning, probleemoplossing, onderhandelen, terugvalpreventie.
29. Heeft controle op agressie zoals zelfcontrole gebruiken, rustig reageren op een plagerij, vermijden van problemen met anderen en uit een gevecht blijven.
O Heeft nooit een probleem met agressie gehad O Ontbeert alternatieven voor agressief gedrag O Gebruikt zelden alternatieven voor agressief gedrag O Gebruikt soms alternatieven voor agressief gedrag O Gebruikt vaak alternatieven voor agressief gedrag O Onbekend
Zorgverleden: Contact met Bureau Jeugdzorg Datum eerste contact met Bureau Jeugdzorg Leeftijdscategorie tijdens eerste contact
o o o o
Kindertijd (< 10 jaar) Late kindertijd (10-12 jaar) Vroege adolescentie (13-16 jaar) Late adolescentie (17-19 jaar)
51!
52
Kerend tij ! Kader van het eerste contact
Duur van laatste aanmelding tot aan gesloten plaatsing
Eerste aanvraag gesloten plaatsing vanuit kader
Kader vanaf plaatsing
Gebruikte risicotaxatie in het proces tot een verzoek gesloten plaatsing
Duur van laatste aanmelding tot aan gesloten plaatsing
Eerste aanvraag gesloten plaatsing vanuit kader
o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
Jeugdhulpverlening Jeugdreclassering OTS/voogdij Korter dan 6 maanden Korter dan 1 jaar Korter dan 2 jaar Korter dan 3 jaar Langer dan 3 jaar Vrijwillig OTS/Voogdij Jeugdreclassering vrijwillig Jeugdreclassering OTS Vrijwillig OTS/Voogdij Jeugdreclassering vrijwillig Jeugdreclassering OTS LIRIK CARE-NL SAVREY Delta checklist Anders, nl Geen /onbekend Korter dan 6 maanden Korter dan 1 jaar Korter dan 2 jaar Korter dan 3 jaar Langer dan 3 jaar Vrijwillig OTS/Voogdij Jeugdreclassering vrijwillig Jeugdreclassering OTS
Zorgverleden Is de jongere wel eens door Bureau Jeugdzorg vrijwillig of een kinderrechter uit huis geplaatst? Is de jongere wel eens van huis weggelopen of uit huis gezet?
Verblijf van de jongere voor plaatsing gesloten jeugdzorg
Jongere heeft eerder bij familie verbleven Zorgverleden (Zorgprogramma’s voorafgaand aan de gesloten plaatsing, instelling waaruit de zorg geleverd is, datum van de start en het einde van de zorg, resultaten van de zorg, gegeven advies aan het einde van de zorg) Bijzonderheden ten aanzien van het verloop van het zorgverleden Bijzonderheden ten aanzien van het verloop van de gesloten plaatsing Overige bijzonderheden
o o o o o o o o o o o o o o o
Ja Nee Onbekend Ja, 1 of 2 keer weggelopen of uit huis gezet Ja, vaker dan 2 keer weggelopen of uit huis gezet Nee Onbekend Bij ouders Bij familie/vrienden In een instelling In een pleeggezin Zwervend Anders, nl Ja, nl bij Nee
Kerend tij ! Bijlage 3: Overzicht categorieën jongeren bij gesloten plaatsing
Categorie 1: Slachtoffer van gedwongen prostitutie
Categorie 2: Slachtoffer van seksueel misdrijf
Categorie 3: Slachtoffer van geestelijke of lichamelijke mishandeling
Categorie 4: Bescherming ter voorkoming van escalatie tegen zichzelf
Categorie 5: Dreiging in situaties 1 t/m 4 te geraken
Categorie 6: Politiebemoeienis ter voorkoming van verdere escalatie tegen zijn/haar directe omgeving
Categorie 7: Bescherming ter voorkoming van escalatie tegen de directe omgeving
53!
54
Kerend tij ! Bijlage 4: Kenmerken van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg
Sekse Jongens Meisjes
N
% 27 24
52.9 47.1
! Geboorteland Nederland Angola Duitsland Frankrijk Joegoslavië
N
% 47 1 1 1 1
92.2 2.0 2.0 2.0 2.0
! Nationaliteit Nederlandse Joegoslavische Vietnamese Onbekend
N
% 48 1 1 1
94.1 2.0 2.0 2.0
! Leeftijdscategorie Kindertijd (< 10 jaar) Late kindertijd (10 -12 jaar) Vroege adolescentie (13 -16 jaar) Late adolescentie (17 - 19 jaar)
N
Soort plaatsingen Totaal Eerste plaatsing Herplaatsing Start met Doen Wat werkt Doorplaatsing naar Doen Wat Werkt
N
Urgentie Urgent Niet-urgent
N
Plaatsingscategorie 1 Slachtoffer van gedwongen prostitutie 2 Slachtoffer van seksueel misdrijf 3 Slachtoffer van geestelijke of lichamelijke mishandeling 4 Bescherming ter voorkoming van escalatie tegen zichzelf 5 Dreiging in situaties 1 t/m 4 te geraken 6 Politiebemoeienis ter voorkoming van verdere escalatie tegen zijn/haar directe omgeving 7 Bescherming ter voorkoming van escalatie tegen de directe omgeving
N
Differentiatie 1 Zeden 2 Agressie 3 Verslaving 4 Specifieke omstandigheden en extra toezicht 5 Licht Verstandelijke Beperking 6 Zwanger 7 12-min
N
% 2 1 35 13
3.9 2.0 68.6 25.5 %
51 43 8 4 13
100.0 84.3 15.7 7.8 25.5 %
25 26
49.0 51.0 %
3 1 0 18 3 3
5.9 2.0 0.0 35.3 5.9 5.9
23
45.1 %
9 14 12 5 8 1 2
17.6 27.5 23.5 9.8 15.7 2.0 3.9
Kerend tij ! Argumenten voor gesloten plaatsing (meerdere argumenten mogelijk) Thuis niet hanteerbaar Bedreigde schoolgang Onttrekken aan hulpverlening Weglopen Risicovolle vrienden In instelling niet hanteerbaar Ernstig agressief gedrag Drugs en alcohol Veel/ernstig delict-gedrag (Vermoeden van) Prostitutie/Loverboyproblematiek Ernstig seksualiserend gedrag Jongere wordt mishandeld
N
% 35 31 27 25 24 19 18 16 14 7 1 1
68.6 60.8 52.9 49.0 47.1 37.3 35.3 33.3 27.5 13.7 2.0 2.0
55!
56
Kerend tij ! Bijlage 5: Risicoprofiel van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg Schaderisico’s (meerdere schaderisico’s mogelijk) De kans dat de jongere personen of materialen schade toebrengt (bijvoorbeeld rijden onder invloed, geweld) De kans dat de jongere zichzelf schade toebrengt (bijvoorbeeld risicovolle situaties, zelfverwonding) De kans dat de jongere het traject schade toebrengt (bijvoorbeeld de behandeling niet afmaken)
N
Domein 1: Dagbesteding en vrijetijdsbesteding School Geen dagbesteding (Enigszins) problematische vrijetijdsbesteding
N
Domein 2: School Voltijd onderwijs Geschorst, van school gestuurd of voortijdig school verlaten Diploma behaald
N
% 34
66.7
39
76.5
44
86.3
% 42 9 44
82.4 17.6 86.3 %
36 12 2
70.6 23.6 3.9
VMBO Speciaal onderwijs Praktijkonderwijs Spijbel- of schakelvoorziening HAVO MBO Primair onderwijs
15 11 7 7 1 1 1
29.4 21.6 13.7 13.7 2.0 2.0 2.0
Leerlinggebonden ondersteuning
21
41.2
Problemen met gedrag Het gedrag is neutraal of positief
38 9
74.5 13.7
Spijbelt vaak Spijbelt soms Spijbelt niet tot nauwelijks
28 8 7
54.9 15.7 13.7
Domein 3: Relaties Antisociale vrienden (al dan niet in combinatie met pro-sociale vrienden) Pro-sociale vrienden Geen vrienden
N
Domein 4: Gezinssituatie Problemen met overige gezinsleden: Gezinsleden met problemen Gezinsleden zonder problemen
N
% 31 5 4
60.8 9.8 7.8 %
25 24
49.0 47.1
Moeder met problemen Vader met problemen Andere gezinsleden met problemen (broer/zus/stiefouder)
15 10 9
29.4 19.6 17.6
Psychische problemen Alcoholproblemen Drugsproblemen Justitie zonder detentie Justitie met detentie Lichamelijke gezondheid Werkeloosheid
19 7 4 3 3 1 1
37.3 13.7 7.8 5.9 5.9 2.0 2.0
!
!
Kerend tij ! Problemen in de opvoedingssituatie: Ouderlijk toezicht goed Ouderlijk toezicht enigszins goed Ouderlijk toezicht in gebreke
10 30 9
19.6 58.8 17.6
Ouderlijk gezag en controle is goed Ouderlijk gezag en controle is enigszins goed Ouderlijk gezag en controle blijft in gebreke
9 32 8
17.6 62.7 15.7
Jongere houdt zich goed aan de regels Jongere houdt zich niet aan de regels Jongere houdt zich enigszins aan de regels
0 26 25
0 51.0 49.0
Domein 5 : Alcohol- en drugsgebruik Jongere gebruikt drugs Het drugsgebruik van de jongere veroorzaakt problemen Jongere gebruikt geen drugs Drugsgebruik is onbekend
N
Jongere gebruikt alcohol Het alcohol gebruik veroorzaakt problemen Jongere gebruikt geen alcohol Alcoholgebruik is onbekend Domein 6: geestelijke gezondheid Mishandeling/misbruik: Getuige van huiselijk geweld Lichamelijke mishandeling Seksueel misbruik Psychische mishandeling Verwaarlozing
% 27 6 9 9
52.9 11.8 17.6 17.6
23 2 8 18
45.1 3.9 15.7 35.3
N
% 24 15 12 4 6
47.1 29.5 23.5 7.9 11.8
7
13.7
Psychiatrische stoornissen: DSM-IV classificatie ADHD ODD/CD PDD/Autisme Hechtingsproblematiek PTSD Dysthyme/Depressie Overige
29 15 10 8 7 5 5 8
56.9 29.4 19.6 15.7 13.7 9.8 9.8 15.6
Onbekend of de jongere zichzelf wel eens opzettelijk beschadigd heeft Heeft zich nooit opzettelijk beschadigd Heeft zich in het verleden wel eens opzettelijk beschadigd Heeft zichzelf recentelijk opzettelijk beschadigd
36 2 2 11
70.6 3.9 3.9 21.6
Onbekend of jongere suïcidale gedachten of gedragingen heeft Heeft geen suïcidale gedachten Dreigt zichzelf iets aan te doen Denkt serieus aan zelfmoord Heeft recent een plan gehad om zelfmoord te plegen Heeft recent een zelfmoordpoging gedaan
32 2 14 1 1
62.7 3.9 27.5 2.0 2.0 2.0
Verstandelijke beperking: IQ < 75
57!
58
Kerend tij ! Domein 7: Agressie Meldingen van verbale en fysieke gewelddadig gedrag Meldingen van seksueel gewelddadig gedrag
N
% 41 4
80.4 7.8
Jongere denkt dat schreeuwen en verbale agressie een oplossing is voor onenigheid en conflict: Zelden/nooit 2 Soms 19 Vaak 3 Onbekend 27
3.9 37.3 5.9 52.9
Jongere denkt dat vechten of fysieke agressie geschikt is voor het oplossen van conflicten: Zelden/nooit 7 Soms 15 Vaak 2 Onbekend 27
13.7 29.4 3.9 52.9
Domein 8: Vaardigheden N Jongere heeft basale sociale vaardigheden voor het omgaan met anderen (beheersing): Geen Enige Naast basale ook geavanceerde sociale vaardigheden Onbekend
% 8 29 11 3
15.7 56.9 21.6 5.9
Jongere gebruikt geavanceerde sociale vaardigheden: Zelden Soms Vaak Onbekend
17 29 1 4
33.3 56.9 2.0 7.8
Jongere heeft vaardigheden voor het omgaan met gevoelens (beheersing): Niet Enigszins Onbekend
14 29 8
27.5 56.9 15.7
Jongere gebruikt vaardigheden voor het omgaan met gevoelens: Zelden Soms Onbekend
20 23 8
39.2 45.1 15.7
Impulsiviteit, handelen alvorens na te denken: Gebruikt zelfcontrole, denkt gewoonlijk na voor iets te doen Gebruikt enig zelfcontrole, denkt soms na voor iets te doen Impulsief: denkt vaak niet na voor iets te doen Zeer impulsief: denkt gewoonlijk niet na alvorens iets te doen Onbekend
3 13 21 5 9
5.9 25.5 41.2 9.8 17.6
Heeft controle op impulsieve gedragingen: Heeft nooit een probleem gehad met impulsiviteit Kent geen manier om impulsiviteit te controleren Kent manieren om impulsiviteit te controleren Gebruikt manieren om impulsiviteit te controleren Onbekend
3 24 9 1 14
5.9 47.1 17.6 2.0 27.5
Heeft controle op agressie: Heeft nooit een probleem met agressie gehad Ontbeert alternatieven voor agressief gedrag Gebruikt zelden alternatieven voor agressief gedrag Gebruikt soms alternatieven voor agressief gedrag Onbekend
4 9 22 10 6
7.8 17.6 43.1 19.6 11.8
Kerend tij ! Risicofactoren per domein Domein 1 Dagbesteding/vrijetijd Domein 2 Schoolse functioneren Domein 3 Relaties Domein 4a Problemen met overige gezinsleden Domein 4b Problemen in de opvoedsituatie Domein 5 Alcohol en drugs Domein 6a Mishandeling en misbruik Domein 6b Verstandelijke beperking (IQ<75) Domein 6c Psychische problemen Domein 7 Agressie Domein 8 Vaardigheden
N
% 44 47 35 25 49 36 33 7 34 42 48
86.3 92.2 68.6 49.0 96.1 70.6 64.7 13,7 66.7 82,4 94.1
59!
60
Kerend tij ! Bijlage 6: Contact met Bureau Jeugdzorg
Leeftijdscategorie van eerste contact Kindertijd (<10 jaar) Late kindertijd (10-12 jaar) Vroege adolescentie (13-16 jaar) Late adolescentie (17-19 jaar)
N
Duur laatste aanmelding tot aan gesloten plaatsing < 6 maanden 6 maanden- 1 jaar 1-2 jaar 2-3 jaar > 3 jaar
N
Vanuit welk kader is de gesloten plaatsing aangevraagd? Vrijwillig OTS/Voogdij Jeugdreclassering vrijwillig Jeugdreclassering met OTS
N
Vanuit welk kader wordt de gesloten plaatsing uitgevoerd (vanaf plaatsing)? Vrijwillig OTS/Voogdij Jeugdreclassering vrijwillig Jeugdreclassering met OTS
N
Gebruikte risicotaxatie bij besluitvorming tot gesloten plaatsing LIRIK Delta veiligheidslijst LIRIK en delta veiligheidslijst Onbekend
N
% 18 9 24 0
35.3 17.6 47.1 0.0 %
17 8 13 3 10
33.3 15.7 25.5 5.9 19.6 %
22 21 4 4
43.1 41.2 7.8 7.8 %
14 27 5 5
27.5 52,9 9.8 9.8 %
16 8 1 26
31.4 15.7 2.0 51.0
Kerend tij ! Bijlage 7: Zorgverleden van Friese jongeren in de gesloten jeugdzorg
Verblijf van de jongere voor de gesloten plaatsing Bij ouders Bij familie/vrienden In een instelling In een pleeggezin Jeugddetentie
N
Instelling waar de jongere voor de gesloten plaatsing verbleef Bauhuus (VNN) Jeugdhulp Friesland Crisisopvang de Bocht (buiten regionaal) De Swing (KINNIK) Tjallinga Hiem Woodbrookers Fier Fryslân Veenpoort (detentie)
N
Is de jongere eerder door Bureau Jeugdzorg of de kinderrechter uit huis geplaatst? Ja Nee
N
Is de jongere wel eens uit huis gezet of wegelopen? Ja, 1 of 2 keer Ja, vaker dan 2 keer Nee
N
Eerdere uithuisplaatsingen Jongere heeft altijd bij ouders gewoond Jongere heeft eerder bij familie gewoond Jongere heeft eerder in een pleeggezin verbleven Jongere heeft eerder in een crisisopvang verbleven Jongere heeft eerder in een open instelling verbleven Jongere heeft eerder in een besloten instelling verbleven Jongere heeft eerder in gesloten instelling verbleven
N
Instellingen waar de jongere eerder verbleef VNN, Bauhuus Jeugdhulp Friesland oudere jeugd Jeugdhulp Friesland jongere jeugd Woodbrookers Hoenderloo groep Tjallinga Hiem KINNIK, Swing Fier Fryslân JP van de Bent Crisisopvang de Bocht Kinder-psychiatrisch Ziekenhuis Harreveld Talant
N
Eerdere dagbehandeling Ja Nee
N
% 26 2 20 1 3
51.0 3.9 39.2 2.0 3.9 %
1 5 1 1 2 6 1 1
2.0 9.8 2.0 2.0 3.9 11.8 2.0 2.0 %
42 9
82.4 17.6 %
12 22 17
23.5 43.1 33.3 %
10 11 11 22 30 3 10
19.6 21.6 21.6 43.1 58.8 5.9 19.6 %
4 11 9 9 1 4 7 1 1 1 1 1 1
7.8 21.6 17.6 17.6 2.0 7.8 13.7 2.0 2.0 2.0 2.0 2.0 2.0 %
11 41
21.6 80.4
61!
62
Kerend tij ! Eerdere ambulante hulpverlening Domein 1 Dagbesteding/vrijetijd Domein 2 Schoolse functioneren Domein 3 Relaties Domein 4a Problemen met overige gezinsleden Domein 4b Problemen in de opvoedsituatie Domein 5 Alcohol en drugs Domein 6a Mishandeling en misbruik Domein 6b Verstandelijke beperking (IQ<75) Domein 6c Psychische problemen Domein 7 Agressie Domein 8 Vaardigheden
N
% 10 10 6 12 35 6 7 5 17 5 5
19.6 19.6 11.8 23.5 68.6 11.8 13.7 9.8 33.3 9.8 9.8
Kerend tij ! Bijlage 8: Significante verschillen in Sekse en Leeftijdscategorie
2
Aanleiding tot gesloten plaatsing Weglopen Onhanteerbaar thuis Risicovolle vrienden Agressief gedrag Vermoeden van loverboyproblematiek/prostitutie
Jongens (chi )
Schaderisico’s De kans om anderen schade te berokkenen of materiële schade toe te brengen
Jongens (chi )
Geestelijke Gezondheid ADHD
Jongens (chi )
Zorgaanbod Uit huis gezet of weggelopen Plaatsing in crisisopvang
Jongens (chi )
Psychiatrisch onderzoek verricht Dagbehandeling op kinderleeftijd
Juridisch kader bij verzoek Juridisch kader vanaf plaatsing
Duur van aanmelding bij Bureau Jeugdzorg tot aan gesloten plaatsing
2
Meisjes (chi ) 12.2 4.4 4.3 10.3 4.9
2
2
Meisjes (chi ) 5.7
2
2
Meisjes (chi ) 6.2
2
2
Meisjes (chi ) 18 4.3 8.6 4.7
Leeftijdscategorie bij plaatsing r p 0.30 0.34
0.034 0.013
Leeftijdscategorie bij eerste contact Bureau Jeugdzorg r p 0.41 0.003
63!
64
Kerend tij ! Bijlage 9: Samenhang in argumenten voor gesloten plaatsing
Figuur 2 : Samenhang in argumenten voor gesloten plaatsing
Thuis onhanteerbaar
,32 -,40 Weglopen
Agressief gedrag
,41 Risicovolle vrienden
,33
Alcohol en drugs
,31 Prostitutie Loverboy
Samenhang jongens
Samenhang meisjes
Kerend tij
65!
! Bijlage 10: Samenhang in zorgdomeinen met risico’s
Figuur 4: Samenhang in zorgdomeinen met risico’s
,31
Problemen met gezinsleden
,63
Mishandeling/ Misbruik
,66
,63! Dagbesteding/vrije tijd
Opvoedingssituatie
,53
,56
Vaardigheden
,30
,30 ,32
Agressie
,37
,34 ,41
Relaties
,51
Alcohol en Drugs