Kennisportfolio H3 Bedrijfseconomie Model/Theorie: Equivalentiemethode. Auteur: Vakgebied: bedrijfseconomie. Beschrijving: Toerekening van kosten op basis van bepaalde verhouding. Bijvoorbeeld: Olijfolie in flessen van 0,5 van 1,0 en van 1,5 liter. Indirecte kosten worden dan in die verhouding toegerekend. Indirecte kosten zijn € 450.000 Geproduceerd worden : 50.000 flessen van 0,5 liter 200.000 flessen van 1,0 liter 50.000 flessen van 1,5 liter. Hoe worden de indirecte kosten toegerekend ? Aantal liters dat wordt geproduceerd : 0,5 liter x 50.000 = 25.000 liter 1,0 liter x 200.000 = 200.000 liter 1,5 liter x 50.000 = 75.000 liter Totaal 300.000 liter Indirecte kosten per liter € 450.000 / 300.000 liter = €1,50/liter Indirecte kosten fles 0,5 liter = € 0,75 Indirecte kosten fles 1,0 liter = € 1,50 Indirecte kosten fles 1,5 liter = € 2,25 Relevantie/Te gebruiken voor het berekenen van de equivalentie. Model/Theorie: Kostenplaatsmethode. Auteur: Vakgebied: bedrijfseconomie. Beschrijving: Het verband tussen indirecte kosten en product niet rechtstreeks te leggen. Kostendrager = het uiteindelijke product. Kostenplaats = verzameling van alle kosten die gemaakt worden voor de uitoefening van een bepaalde functie. -Hulpkostenplaatsen = afdeling is er wel, maar niet fysiek aanwezig. -Zelfstandige kostenplaatsen = afdelingen zijn wel aanwezig, maar hebben geen direct verband met het product. -Hoofdkostenplaatsen = in principe rechtstreeks verband, maar wel indirecte kosten. Stappenplan: 1.Creëren van kostenplaatsen & bepalen van de indirecte kosten die horen bij de kostenplaatsen (= eerstverdeelde kosten) 2.Maken van de keuze van systematiek van doorberekening: - Directe methode -Step-down methode (indirecte methode / stapsgewijs) -Reciprocal methode (wederzijds) 3.Selecteren van verdeelsleutels per hulpkostenplaats 4.Toerekenen van de indirecte kosten aan de hoofdkostenplaats en kostendragers Relevantie/Te gebruiken voor het berekenen van de kostprijs.
HRM Model/Theorie: Herzberg. Auteur: Vakgebied: HRM. Beschrijving: Een van de theorieën die ontwikkeld zijn, is de theorie van Maslow. Maslow onderscheidt vijf niveaus van behoeften, te weten:
Herzberg verfijnde de voorgaande theorie van Maslow met het zogeheten motivatie/hygiëne-concept. Herzberg onderscheidt twee hoofdcategorieën: § Motivatoren of satisfiers (werktevredenheid) (Onderste 3 van piramide van Maslow)Als je in je werk lol hebt en plezier hebt ik je taken, blij worden van wat je aan het doen bent. § Hygiënische factoren of disssatisfiers (werkontevredenheid)(Bovenste 3 van de piramide van Maslow) Dit moet er gewoon zijn, als deze er is, is het oke.. leidt niet tot motivatie. Relevantie/Te gebruiken voor Model/Theorie: Michigan Model. Auteur: Vakgebied: HRM. Beschrijving: Geeft de relatie weer tussen prestatie, beoordeling, beloning en ontwikkeling.
Relevantie/Te gebruiken voor -
Model/Theorie: Performance Management. Auteur: Vakgebied: HRM. Beschrijving: Een methode om op systematische wijze de prestatie van medewerkers te bepalen, te verbeteren, te beoordelen en te belonen.
Relevantie/Te gebruiken voor het opzetten van Performance Management. Model/Theorie: Het nieuwe werken (HNW) Auteur: Vakgebied: HRM. Beschrijving: Vooral niet: iedere dag naar het werk toe; fysiek aanwezig zijn (zien en gezien worden); manager stuurt aan, medewerker voert uit; strikte scheiding werk en privé; hard werken: veel doen is belangrijker dan de output. Het Nieuwe Werken (HNW) is een visie waarbij recente ontwikkelingen in de informatietechnologie als aanjager gelden voor een betere inrichting en bestuur van het kenniswerk. Het gaat om vernieuwing van de fysieke werkplek, de organisatiestructuur en -cultuur, de managementstijl en niet te vergeten de mentaliteit van de kenniswerker en zijn manager. Twee ontwikkelingen:
Web 2.0 – nieuwe generatie sociale ICT toepassingen die een verregaande vorm van virtuele en sociale interactie mogelijk maken en stimuleren. Het web 2.0 democratiseert, activeert, verbindt, vertijdelijkt, ontschot en personaliseert.
Medewerker 2.0 – een werk- en levensstijl waarbij virtueel samenwerken, communiceren, netwerken en kennisdelen centraal staat. Vier spelregels voor het nieuwe werken: 1.Tijd- en plaats onafhankelijk werken. 2. Sturen van medewerkers op resultaat. 3. Vrij toegang tot en gebruik van kennis, ervaringen en informatie. 4. Flexibele arbeidsrelaties. Relevantie/Te gebruiken voor kijken of het nieuwe werken iets voor jou organisatie is. Belangrijk is hierbij dat het wel echt bij de organisatie moet passen.
Kwaliteit Model/Theorie: Definitie kwaliteit. Auteur: Vakgebied: Kwaliteit. Beschrijving: De kwaliteit van een product of dienst, zowel intern als extern geleverd, is de mate, waarin het geheel van eigenschappen, eisen voldoet aan de gebruiksverwachtingen van de afnemer, begrensd door de prijs, die hij wil betalen en de levertijd die hij wil accepteren. Relevantie/Te gebruiken voor -
Model/Theorie: Definitie integrale kwaliteitszorg (IKZ) Auteur: Vakgebied: Kwaliteit. Beschrijving: Alle onderdelen van de organisatie zijn bij kwaliteitszorg betrokken (zie afbeelding), alle kwaliteitsaspecten hebben invloed op elkaar. Integraal betekend allesomvattend. Relevantie/Te gebruiken voor Model/Theorie: Evolutie in het denken over kwaliteit. Auteur: Vakgebied: Kwaliteit. Beschrijving: 1.Pre-industrieel (tot 1900) – gilden, meesterschap, vakmanschap, kleinschalig, productcertificaat 2.Industrieel (1880-1940) – mechanisatie, specialisatie, anonieme klanten, begin met steekproeven 3.Na WII (1945-1960) – grote ontwikkelingen; statistiek: steekproeven; procesbeheersing: meten en terugkoppelen; regelkring; vooral nog gericht op primaire proces: input, verwerving grondstoffen, ontwerp en ontwikkeling, productie, opslag, transport, output. - Deming PDCA = Plan (plan opstellen), Do (plan uitvoeren), Check (voortgangscontrole), Act (corrigeren en maatregelen nemen om plan te verbeteren). -TQMintegrale kwaliteitszorg. 4.Tegenwoordig (1960-heden) – van productkwaliteit naar organisatiekwaliteit; Drie genoemde prestatiemaatstaven worden gelijktijdig en integraal toegepast: efficiency, kwaliteit en flexibiliteit; Ontstaan van kwaliteitsbeleid d.m.v. kwaliteitshandboek. Relevantie/Te gebruiken voor -
Model/Theorie: Invalshoeken omtrent kwaliteit (benaderingen) Auteur: Vakgebied: Kwaliteit. Beschrijving: 1.Transcendente benadering – filosofische benadering; kwaliteit ontstaat vanuit een ideaalbeeld; gebaseerd op aangeboren uitmuntendheid, imago (het beeld), ervaring en geldende opvattingen over normen en waarden met betrekking tot het product; het is een subjectief begrip. 2.Productbenadering – gaat over de mate waarin een gewenst kenmerk of bepaalde eigenschap aanwezig is; meetbare/tastbare variabele; objectief vast te stellen; gelet op kwaliteitsverschillen tussen producten 3.Gebruikersgerichte benadering – kwaliteit wordt afgezet tegen de wensen van de consument; de gebruiker bepaalt de kwaliteitseisen; niet iedereen heeft dezelfde mening,smaak of eisen. 4.Productiegerichte benadering – kwaliteit bekeken vanuit productieproces; producten worden geproduceerd volgens productspecificaties; het gaat om zo min mogelijk uitval. 5.Waardebenadering – kwaliteit wordt beschouwd in relatie tot prijs en geeft maat van gebruikerstevredenheid (prestatie) weer. 6. Reliability - betrouwbaarheid na de levering. Relevantie/Te gebruiken voor –
Model/Theorie: Kwaliteitsmodellen. Auteur: Vakgebied: Kwaliteit. Beschrijving: Om te komen tot zo goed mogelijke besluiten moeten managers beschikken over informatie = stuurinformatie. Kwaliteitsaspecten van die informatie zijn: juistheid, tijdigheid en volledigheid. Belangrijke kwaliteitsmodellen met betrekking tot besluiten en beschikbare informatie zijn: - Kritische succesfactoren (KSF) – voorwaarden, die van doorslaggevende betekenis zijn voor het realiseren van doelstellingen van een organisatie (zowel strategisch als functioneel). KSF’en komen dus rechtstreeks vanuit doelen en strategie van de organisatie. - Kritische prestatiefactoren (KPI) – afgeleid van KSF; grootheden, om sturing in een proces te maken; variabelen, die een indicatie geven over de prestaties van een bepaald proces/product. Relevantie/Te gebruiken voor het opstellen van KSF’s en KPI’s. Model/Theorie: Deming Cirkel (PCDA-cyclus) Auteur: Vakgebied: Kwaliteit. Beschrijving: Deming was een statisticus en dus iemand van het vastleggen van meetresultaten. Hij ging uit van het simpele principe: kwaliteitszorg is niets meer dan gewoon je werk goed doen. Deming ontwikkelde hiervoor de Demingcirkel: Plan, Do, Check, Act. Daarbij hoort de regelkring: de processen moeten worden bestuurd en beheerst (zie veertien verbeter-punten). Daarnaast moet het HRM goed geregeld worden, want zonder bezieling en kennis van de medewerkers blijven successen uit!
Plan: een plan moet worden opgesteld
Do: na goedkeuring van de directie het plan uitvoeren
Check: voortgangscontrole
Act: evalueren, corrigeren en maatregelen nemen Relevantie/Te gebruiken voor het invullen van de Deming Cirkel. Model/Theorie: INK-model. Auteur: Vakgebied: Kwaliteit. Beschrijving: Instituut Nederlandse Kwaliteitszorg. Breed toegepast model voor kwalitetisverbetering; tien aandachtsgebieden :
Om te bepalen hoe een organisatie ervoor staat en hoe groot het gat is met de gewenste situatie, onderscheidt het INK-model vijf fasen waarin een bedrijf zich kan bevinden: 1. 2. 3. 4. 5.
Productgeoriënteerd – output staat centraal Procesgeoriënteerd – voortbrengingsproces en beheersingsproces daarvan staan centraal Systeemgeoriënteerd – gehele organisatieprocessen staan centraal Ketengeoriënteerd – maximaal gebruik van kennis en capaciteiten uit keten Totale zorg voor kwaliteit – visie en beleid gebaseerd op verantwoording in maatschappij Relevantie/Te gebruiken voor het invullen van het INK-model.
Model/Theorie: Balanced Scorecard. Auteur: Vakgebied: Kwaliteit. Beschrijving: Gebaseerd op snel veranderende omgeving waarmee organisaties te maken hebben. Definitie: een samenhangend, evenwichtig geheel van zowel financiële als niet financiële prestatiemetingen, gezien vanuit vier invalshoeken, die een meetbare vertaling vormt van het resultaat van de ondernemingsstrategie. Vier vormen: -Financieel perspectief – economische effecten van afgeronde acties -Klant- en marktperspectief – marketing, verkoop en logistiek KLANT! -Perspectief van interne bedrijfsprocessen – kritische succesfactoren, innovatieprocessen, effectiviteit en efficiency. -Perspectief van leer- en groeiresultaat – infrastructuur en groeimogelijkheden
Relevantie/Te gebruiken voor het invullen van de Balanced Scorecard. Model/Theorie: Certificatie. Auteur: Vakgebied: Kwaliteit. Beschrijving: Certificatie is een soort diploma; een papier dat duidelijk maakt dat een product aan bepaalde specificaties voldoet of dat verklaart wordt dat de manier waarop producten zijn vervaardigd aan bepaalde eisen beantwoordt. Verschil met diploma: certificaat is tijdsgebonden, diploma heb je voor het leven. Relevantie/Te gebruiken voor – Model/Theorie: 3 spelers bij certificatie. Auteur: Vakgebied: Kwaliteit. Beschrijving: 1.Raad voor de Accreditatie – criteria vaststellen, toezicht, platform 2.Certificerend bedrijf – onafhankelijk, onpartijdig, verklaring afgeven (bv. NV KEMA Nederland, LRQA, BVQI, KWH) 3.Te certificeren bedrijf – de organisatie zelf Relevantie/Te gebruiken voor –
Model/Theorie: soorten certificatie. Auteur: Vakgebied: Kwaliteit. Beschrijving:
product- en dienstencertificatie – initiële keuring, typekeuring, voortbrengings-proces, bv CE-merk: veiligheid, gezondheid, milieu, consumentenbescherming
certificatie van personen – vakbekwaamheid: bv adviseur, keurslager, piloot
procescertificatie – bv. duurzaam geproduceerd
kwaliteitssysteemcertificatie – inhoud en effect van regels en procedures (ISO) Relevantie/Te gebruiken voor – Model/Theorie: Servqual-Model / Gap-model.Auteur: Vakgebied: Kwaliteit. Beschrijving: Op vier plaatsen kan, tussen het door de consument verwachte en het door de onderneming geleverde product, een verschil verstaan. Gap 1: hoe denkt het management over de verwachtingen van de klant Gap 2: hoe vertaalt het management deze denkbeelden naar kwaliteit(specificaties) van de te leveren dienst Gap 3: verschil tussen kwaliteits(specificaties) en de werkelijk geleverde dienst Gap 4: verschil tussen geleverde dienst en de beloofde dienst Gap 5: verschil tussen de verwachte kwaliteit en de werkelijk ervaren kwaliteit = de resultante van 1 t/m 4
Relevantie/Te gebruiken om erachter zien te komen waardoor het verschil tussen de verwachting van de klant en de daadwerkelijke levering aan de klant is ontstaan.
Model/Theorie: Customer Service Assesment Scale (Martin) Auteur: Vakgebied: Kwaliteit. Beschrijving: Twee dimensies bij het streven naar een hogere kwaliteit van een dienst: -Procedural (procedurele) dimensie – betreft de werkwijze: wordt de dienst geleverd zoals het moet? -Convivial (menselijke) dimensie – de manier waarop het dienstverlenende bedrijf zich gedraagt t.o.v. de klant: wordt de klant ook oprecht geholpen? Bij deze methode moeten voor beide dimensies prestatie-indicatoren, met een bepaalde wegingsfactor worden vastgesteld. Dit wordt gedaan via een vierpuntsschaal, de service arenas:
Freezer – op beide dimensies wordt slecht gescoord.
Factory – de dienst wordt op effectieve wijze verleend, maar er is weinig aandacht voor het dienstbetoon.
Friendly zoo – de menselijke benadering overheerst. In deze situatie probeert men een tekort aan kennis en vaardigheden te compenseren door extra vriendelijk te zijn.
Full balance – de situatie waarnaar gestreefd moet worden; op beide dimensie wordt goed gescoord. Relevantie/Te gebruiken voor het bepalen van kwaliteit van een dienst.
Logistiek Grondvorm productielogistiek (fysieke inrichting) - Continue fabricage - Functionele fabricage - Groepsgewijze fabricage Besturingssysteem productielogistiek (beheersing) - Materiaal georiënteerd produceren - Capaciteit georiënteerd produceren Informatiesysteem productielogistiek (informatievoorziening) - MRP I systeem (tijdfasering en afhankelijke vraag) - MRP II systeem - ERP systeem Personele organisatie productielogistiek (realiseren van effectieve coördinatie tussen logistiek en andere functies in de organisatie) 4 vormen van ketenintegratie: 1. Fysieke integratie – richten op vergroting van efficiency bij verwerking van fysieke goederenstroom; verlagen van totale handlingskosten. Standaardisering van omverpakkingen zal mechanisering en automatisering in distributiecentra mogelijk maken (vb. iedereen binnen de keten maakt gebruik van rolcontainers). 2. Informatie-integratie – activiteiten die zich richten op afstemming van informatiestromen. Belangrijk hulpmiddel bij deze vorm van ketenintegratie is Electronic Data Interchange (EDI) = de elektronische uitwisseling zonder menselijke interacties van gestructureerde en genormeerde gegevens tussen computers van de bij een handelstransactie betrokken partijen. 3. Besturingsintegratie – op systematische wijze gebruik maken van stuurinformatie uit andere schakels binnen de keten; doel: verbeteren van het customer-serviceniveau, dit door middel van voorraadbeheer. 4. Grondvormintegratie – een gedeelte van de aansturende activiteiten wordt neergelegd bij een andere partij in de schakel. Dit betreft meer dan het uitbesteden van uitvoerende activiteiten; het gaat om het overdragen van logistieke-planningtaken. Supply Chain Management kan nu als volgt worden gedefinieerd: de activiteiten die er op gericht zijn om alle partijen in de keten zodanig te laten samenwerken dat de consument optimaal wordt bediend en waarbij de gezamenlijke ketenkosten zo laag mogelijk zijn (ketenintegratie / ketenlogistiek).
Recht H3