Werkboek van
Kennismaking met de christelijke feestdagen – serie lessen voor 4-7 jarigen
©Maart 2008 Deze lessen zijn samengesteld en geschreven door Beryl Voorhoeve en opgemaakt door Judith Maarsen. De verhaaltjes van Peter en Berend zijn geschreven door Ilja Witte in opdracht van de Beryl Voorhoeve.
Deze serie lessen is geschreven om jonge kinderen bewust te maken van de betekenis van de christelijke feestdagen, met uitzondering van het Kerstfeest. Uitgangspunt in deze lessen is steeds het avontuur van de twee vrienden Peter en Berend, die vanuit een ‘tijdmachine’ in de tijd van de Bijbel stappen en daar de gebeurtenissen rond de intocht, de kruisiging, de opstanding, de hemelvaart en het pinksterfeest meemaken als ooggetuigen. Wat je dus nodig hebt voor deze serie lessen is een ‘tijdmachine’ Deze is geheel naar eigen inzicht te bouwen. Het verhaal van Peter en Berend wordt vanuit deze ‘machine’ gelezen, en zo mogelijk, ook uitgespeeld. Het is aan te bevelen de kleding aan te passen aan de tijd waarin het verhaal speelt, en twee (wat grotere) kinderen de rol van Peter en Berend te laten spelen Verder wordt in deze serie ook de nadruk gelegd op het Bijbelse gebeuren. Gebruik een goede kinderbijbel om uit voor te lezen, of vertel het Bijbelverhaal zelf op het niveau van de kinderen. In sommige lessen wordt er een vraag naar voren gebracht die het verhaal dichter bij het kind brengt – het zijn praat momenten in de les. Wij moedigen iedereen die deze lessen met de kinderen behandelt aan om de les altijd af te sluiten met een moment om dicht bij God te zijn, het zij door een gebed, een lied zingen, luisteren naar muziek, voorbede voor elk kind van je groep. Voor de verwerking van deze lessen hebben wij gebruik gemaakt van de werkjes van Timotheüs. Stichting Kinderwerk Timotheüs Ruitenbeek 16 3881 LW PUTTEN www.opwekking.nl
[email protected] Alle werkjes zijn afkomstig uit de ‘Knutselmap – Pasen – Hemelvaart – Pinksteren.’ Hieronder de nummers van de gebruikte werkjes. Bij les 1: Bij les 2: Bij les 3: Bij les 4: Bij les 5:
Intocht in Jeruzalem 10977 Goede Vrijdag 10967 0f 10969 De Emmausgangers 10978 Hemelvaart 10341 Pinksteren 10349
INHOUD LES 1 Intocht in Jeruzalem LES 2 Goede Vrijdag LES 3 Emmaüs gangers LES 4 Hemelvaart LES 5 Pinksteren
TERUGKERENDE SYMBOLEN
Praatpaal: gespreksonderwerpen
Teken- of kleuropdracht
Tekst om te leren uit de Bijbel.
Vraag om over na te denken
LES 1
INTOCHT IN JERUZALEM Peter en Berend
Peter mag vanavond een nachtje bij Berend logeren. Hij heeft zijn pyjama en tandenborstel meegenomen en natuurlijk zijn beer, want die kan niet alleen thuisblijven. Nu hebben ze op de kamer van Peter een hele gave hut gebouwd. ‘Joehoe jongens ik ben weer thuis’ klinkt het onder aan de trap. Yes, fijn denkt Berend, papa is er weer. Hij rent de trap af en is snel beneden. Mama komt ook net uit de keuken gelopen. Ze geeft papa een kus op zijn wang. Als ze even later samen aan tafel zitten vertelt papa dat hij strakjes nog even langs meneer Jacobsen moet om een brief weg te brengen. ‘Meneer Jacobsen’ roept Berend ‘oh mogen wij dan mee?’ Meneer Jacobsen is een uitvinder, hij bedenkt steeds hele grappige nieuwe dingen, zoals laatst toen had hij een apparaatje bedacht dat je schoenveters kon strikken. Alleen werkte het niet helemaal, want het knoopte steeds alle twee je schoenen aan elkaar en als je dan probeerde te lopen dan viel je natuurlijk. Als ze die avond aanbellen bij meneer Jacobsen dan doet hij met een grote glimlach open. ‘Zo jongens, komen jullie weer eens kijken wat ik allemaal heb bedacht?’ vraagt hij. De jongens knikken. Als ze de woonkamer binnenstappen zien ze een heel gek groot ding. Je kunt er in zitten en het heeft allemaal knipperende lampjes en ontzettend veel knopjes. Peter kijkt verbaasd naar meneer Jacobsen. Wat zou dat nu weer zijn. ‘Dit is een tijdmachine’ zegt meneer Jacobsen; ‘als hij goed werkt dan zou ik daarmee op reis willen naar vroeger, misschien naar Jezus’ tijd ofzo……dat lijkt
me zo leuk als ik alles eens zelf zou kunnen meemaken.’ ‘Maar ehh, jongens, ik weet nog niet zeker of hij goed werkt dus wees heel voorzichtig, vooral met de rode knop, want dan gaat hij aan.’ Meneer Jacobsen loopt met vader de kamer uit en Peter en Berend bekijken het apparaat. ‘Lijkt jou dat ook niet gaaf Peter’ vraagt Berend, ‘als je de Here Jezus echt zou zien en kan kijken waar Hij woont enzo.’ Nou ja dat lijkt Peter ook wel wat. Met zijn tweetjes gaan ze heel voorzichtig in de tijdmachine zitten. Hé wie komt daar binnengewandeld? Het is de poes van meneer Jacobsen. Die heet Wilfred. Wilfred kruipt lekker bij Berend op schoot. Berend aait hem, maar dan ineens ziet Wilfred een andere poes buiten voor het raam zitten. Hij springt ernaartoe maar o wee, hij springt niet ver genoeg en landt pardoes boven op de rode knop. Plotseling begint er van alles te piepen, te bewegen en er gaan een heleboel lampjes branden. Peter en Berend doen van schrik hun ogen dicht. Gelukkig wordt het na een kort tijdje weer stil. Dan voelt Berend ineens iets warms en nats tegen zijn gezicht. Hij doet zijn ogen open en kijkt in het gezicht van een kameel die met zijn tong over zijn wang likt. Ook Peter doet zijn ogen open. Alles ziet er zo vreemd uit en het is ineens zo warm. Ze stappen uit de tijdmachine. Ze zien heel veel mensen in vreemde kleren. Het lijkt net alsof ze zo een plaat uit de kinderbijbel zijn binnengestapt. ‘Waar zouden al die mensen naartoe gaan?’ vraagt Peter aan Berend. Zullen we gaan kijken, durf jij? Berend knikt. Ze lopen achter de mensen aan. Ze zien grote mensen maar ook veel kinderen, arme bedelaars maar ook hele rijke mensen. Ze komen bij een grote weg. Alle mensen gaan aan de kant staan. Sommigen leggen hun jas op de weg.
‘Waarom doen ze dat?’ vraagt Berend aan een meneer die naast hem staat. ‘Nou, kijk maar’ zegt de man, ‘dat is omdat er een heel belangrijk iemand aankomt. Kijk maar daar is hij.’ In de verte zien ze een man aankomen. Hij rijdt op een ezel. Plotseling beginnen alle mensen te juichen. Ze roepen ‘hosanna, red ons, hoera!!!’ Iemand klimt in een palmboom en plukt een tak. Vrolijk begint hij ermee te dansen en te zwaaien. Al gauw loopt iedereen met een tak. Het wordt een hele vrolijke boel. Iedereen lijkt zo blij te zijn dat die man op zijn ezel eraan komt. Maar Peter kijkt eens goed naar de man. Hij kijkt helemaal niet zo vrolijk. Nee, die meneer ziet er eigenlijk een beetje verdrietig uit.
Als hij met zijn ezeltje bovenaan de weg komt en naar de grote stad kijkt die daar in de verte ligt dan begint die meneer zelfs te huilen. Peter en Berend begrijpen er nies van. De man rijdt verder naar de stad en de mensen gaan achter hem aan. Peter en Berend blijven alleen achter. Langzaam lopen ze terug naar de tijdmachine. Ze gaan er in zitten en drukken op de rode knop. Zou papa of meneer Jacobsen weten wie die meneer was en waarom iedereen voor hem zong, vraagt Peter zich af. Hmm, ze gaan het straks meteen vragen. Even later zijn ze weer terug in de woonkamer van meneer Jacobsen.
Tekst om te leren
Mattheüs 21:9 Praatpaal: > heb je wel eens meegelopen met een optocht? Hoe ging dat? > Heb je iets gezongen of iets geroepen? Vertel daarover. > Heb je wel eens een optocht gezien?
Toen Jezus nog op de aarde woonde was er een grote optocht en de mensen gingen juichen. Het staat in de Bijbel je kan het thuis weer lezen in Mattheüs 21: 1 – 11. Luister maar.
Toen zij dichtbij Jeruzalem kwamen stuurde Jezus twee van zijn volgelingen vooruit. Weet je wat zij moesten doen? Jezus zei dat ze naar het dorp moesten gaan en daar zouden ze een moederezel vinden met een jong ezeltje erbij. Maak het touwtje los zij Jezus en breng haar naar mij toe. Als iemand vraagt wat je aan het doen bent dan moet je zeggen ‘Onze meester heeft haar nodig’. Dan zal de eigenaar het niet erg vinden dat je zijn ezel meeneemt.
Ging Jezus op een ezel rijden? Hij was toch heel belangrijk? Toen waren er geen auto’s, maar belangrijke mensen zoals koningen, gingen niet op een ezel!
Praatpaal: > Hoe denk je dat een koning zou reizen? > Waarom denk je dat Jezus op een ezel reed?
Maak een tekening van een ezel:
Toen de discipelen de moederezel en het jonge ezeltje vonden namen zij alleen de jonge ezel zoals Jezus dat had gezegd en zij legden hun jassen op de rug van de jonge ezel. Jezus ging op de ezel zitten en zo ging hij op de weg naar Jeruzalem. Langs de weg stonden een heleboel mensen. Toen zij Jezus zagen begonnen zij heel hard to juichen en te roepen: ‘Hosanna voor de zoon van David. Gezegend is hij die komt in de naam van God. Prijs Hem in de hoge hemelen.’
De mensen konden niet zo gauw vlaggen kopen maar ze bedachten wat anders. Ze haalden takken van de palmbomen en gingen ermee zwaaien. Zullen wij dat ook roepen:
Kan je het nog
harder roepen?
Alle mensen begonnen met elkaar te praten: ‘Wat gebeurt hier nu? Wordt Jezus nu echt de koning? Praatpaal: Als Jezus vandaag hier in Nederland kwam, zou je dan een optocht voor hem houden? Wat zou jij allemaal doen om Hem welkom te heten?
Jezus was niet op weg naar het paleis. Weet je waar Hij naar toe ging? Naar de tempel: dat was een soort kerk. Daar waren mensen die dieren aan het verkopen waren. De mensen die op bezoek kwamen in Jeruzalem konden een dier kopen als offerdier, om een offer in de tempel te brengen.
Praatpaal: > Jezus was boos. Kun je bedenken waarom? > Zijn er dingen die jou boos maken?
Jezus ging naar de tempel en joeg de handelaars en hun klanten eruit. De tafels van de geldwisselaars en de kraampjes van de duivenhandelaars gooide Hij omver. ‘Er is geschreven dat Gods huis een huis van gebed moet zijn. Maar wat hebt u ervan gemaakt? Een rovershol!’
De kerk is niet een soort markt maar een plaats waar je kan bidden. Wat doe jij als je naar de kerk gaat?
Maak een blauw kringetje om de dingen die jij in de kerk doet. Toen alle marktkramen weg waren was er eindelijk ruimte voor de zieke mensen om binnen te komen zodat Jezus ze beter kon maken. Weet je wie er ook binnenkwamen? Alle kinderen! Zij renden naar binnen en begonnen te juichen en te roepen: ‘Hosanna. Prijs Hem in de hoge hemelen’. Sommige van de grote mensen werden boos en zeiden dat de kinderen stil moesten zijn. Maar Jezus zei dat het juist fijn was wanneer de kinderen God gingen aanbidden en liedjes voor Hem zongen.
! ! !
Zing een lied om God te prijzen.
Maak het werkje van de intocht in Jeruzalem