Kennisgeving Antwerp Polymers Plant Behorende tot ExxonMobil Petroleum & Chemical BVBA MER voor de hervergunning van Antwerp Polymers Plant Behorende tot ExxonMobil Petroleum & Chemical BVBA te Zwijndrecht Juli 2015 www.erm.com
KENNISGEVING
ExxonMobil Petroleum & Chemical BVBA
Kennisgeving Antwerp Polymers Plant Behorende tot ExxonMobil Petroleum & Chemical BVBA Projectnummer 0286997 Juli 2015 Voor en namens ERM NV Geschreven door: Mikael Maes Mieke Vandewalle Yves Verlinden Nanda Hermes Goedgekeurd door: Piet Snoeck Functie: Technical Director Handtekening:
Datum: 09 juli 2015
Dit rapport werd opgemaakt door Environmental Resources Management - ERM n.v., met de grootst mogelijke zorg en onder de voorwaarden en binnen het budget zoals overeengekomen met de opdrachtgever. We wijzen elke aansprakelijkheid af voor aangelegenheden die vallen buiten de overeenkomst die met de opdrachtgever werd afgesloten. Dit rapport is vertrouwelijk en we aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid ten over staan van partijen, andere dan de opdrachtgever, die op enige wijze kennis hebben gekregen van de inhoud van dit rapport.
Inhoudsopgave
1.
INLEIDING EN SITUERING VAN HET PROJECT 1.1 ANTWERP POLYMERS PLANT (APP) 1.1.1 Huidige activiteiten 1.1.2 Hervergunning van de site te Zwijndrecht 1.2 RUIMTELIJKE SITUERING VAN HET PROJECT 1.2.1 Ligging projectgebied 1.2.2 Gewestplan 1.2.3 Ruimtelijk Uitvoeringsplan – Waaslandhaven fase 1 en omgeving 1.2.4 Huidig bodemgebruik van het projectgebied 1.2.5 Omliggende bedrijven 1.2.6 Woonkernen in de omgeving 1.2.7 Landbouwgebieden 1.2.8 Natuurgebieden 1.3 INITIATIEFNEMER 1.4 VERGUNNINGEN 1.5 TOETSING AAN DE MER-PLICHT 1.6 REIKWIJDTE VAN HET MER 1.7 VOORSTEL VAN DESKUNDIGEN 1.7.1 Externe deskundigen en coördinatie 1.7.2 Interne deskundigen 1.8 VERDER BESLUITVORMINGSPROCES
3 3 3 4 4 4 5 6 8 9 9 9 11 11
2.
VERANTWOORDING VAN HET PROJECT
12
3.
JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE SITUERING VAN HET PROJECT
13
4.
BESCHRIJVING VAN HET PROJECT 4.1 REFERENTIESITUATIE 4.1.1 Algemeen 4.1.2 Reactorsectie 4.1.3 Eindbehandelingssectie 4.1.4 Herwinning van ethyleen en modifier 4.1.5 Opslag en verlading 4.1.6 Energie- en nutsvoorzieningen 4.1.7 Waterzuiveringsinstallatie 4.1.8 Materiaalstromen 4.2 GEPLANDE SITUATIE
24 24 24 24 29 29 31 36 37 38 38
5.
HISTORIEK
39
6.
ALTERNATIEVEN 6.1 NULALTERNATIEF 6.2 LOCATIE-ALTERNATIEVEN 6.3 DOELSTELLINGSALTERNATIEF 6.4 UITVOERINGSALTERNATIEF
40 40 40 40 40
7.
RELEVANTE MILIEURAPPORTAGES
41
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
1 1 1 1 2 2 2
EXXONMOBIL APP – 0286997 III
7.1 7.2
MILIEURAPPORTAGES BESLUITEN VAN MEEST RECENTE MER (MER 1996)
41 41
8.
INGREEP-EFFECTENSCHEMA 8.1 MOGELIJKE EFFECTEN 8.2 REFERENTIESITUATIE VERSUS GEPLANDE SITUATIE
42 42 43
9.
METHODOLOGIE DISCIPLINE ‘LUCHT’ 9.1 AFBAKENING VAN HET STUDIEGEBIED 9.2 EMISSIES IN DE REFERENTIESITUATIE 9.2.1 Overzicht Emissiebronnen 9.2.2 Stoomketels 9.2.3 Dieselmotoren 9.2.4 Admin verwarmingsketels 9.2.5 Fakkel 9.2.6 Stofemissies pneumatisch transport en silo’s 9.2.7 Diffuse VOS-emissies - RTO 9.2.8 Fugitieve emissies aan leidingwerk 9.3 EMISSIES IN DE GEPLANDE SITUATIE 9.4 BESCHRIJVING EN BESPREKING VAN DE EMISSIES IN HET MER 9.5 BESCHRIJVING EN BESPREKING VAN DE EFFECTEN IN HET MER 9.5.1 Selectie van relevante polluenten 9.5.2 Effectberekening en -bespreking
45 45 45 45 46 48 49 49 50 50 51 51 52 53 53 53
10.
METHODOLOGIE DISCIPLINE ‘OPPERVLAKTEWATER’ 10.1 AFBAKENING VAN HET STUDIEGEBIED 10.2 REFERENTIESITUATIE 10.2.1 Inkomende waterstromen 10.2.2 Uitgaande waterstromen 10.2.3 Overzicht waterbalans 10.2.4 Samenstelling van het afvalwater 10.3 GEPLANDE SITUATIE 10.4 BESCHRIJVING EN BESPREKING VAN HET WATERGEBRUIK IN HET MER 10.5 BESCHRIJVING EN BESPREKING VAN DE EFFECTEN IN HET MER
56 56 56 56 58 59 59 60 60 61
11.
METHODOLOGIE DISCIPLINE ‘BODEM EN GRONDWATER’ 11.1 AFBAKENING VAN HET STUDIEGEBIED 11.2 REFERENTIESITUATIE 11.2.1 Geologie en hydrogeologie 11.2.2 Globale grondwaterstromingsrichting 11.2.3 Grondwaterwinningen 11.2.4 Bodem- en grondwaterkwaliteit 11.2.5 Bodembeschermende maatregelen 11.3 GEPLANDE SITUATIE 11.4 METHODOLOGISCHE ASPECTEN
62 62 62 62 63 64 64 64 65 65
12.
METHODOLOGIE DISCIPLINE ‘GELUID EN TRILLINGEN’ 12.1 AFBAKENING VAN HET STUDIEGEBIED 12.2 METHODIEK
66 66 66
13.
METHODOLOGIE FAUNA EN FLORA
69
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997 IV
14.
13.1 NATUURGEBIEDEN IN DE OMGEVING 13.2 BESCHRIJVING EN BESPREKING VAN EFFECTEN IN HET MER
69 70
METHODOLOGIE ANDERE DISCIPLINES EN ASPECTEN 14.1 METHODOLOGIE DISCIPLINE ‘MENS’- HINDER, GEZONDHEID EN MOBILITEIT 14.1.1 Afbakening van het studiegebied 14.1.2 Referentiesituatie 14.1.3 Geplande situatie 14.1.4 Beschrijving en bespreking van de Effecten in het MER 14.2 LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE 14.3 AFVAL 14.4 KLIMAAT 14.5 LICHT, WARMTE EN STRALINGEN
72 72 72 72 73 73 74 75 75 75
15.
METHODOLOGIE ‘ELEMENTEN TER BEOORDELING VAN EFFECTEN OP HET WATERSYSTEEM TEN BEHOEVE VAN DE WATERTOETS’ 76
16.
GEWESTOVERSCHRIJDENDE INFORMATIE-UITWISSELING
76
17.
REEDS GEKENDE ONZEKERHEDEN
76
18.
TIJDSCHEMA
76
19.
VOORSTEL VAN INHOUDSTAFEL VOOR HET MER
77
20.
BIJLAGEN 81 20.1 BIJLAGE 1: OVERZICHT VAN DE MER-PROCEDURE EN BESPREKING VAN DE TERINZAGELEGGING VAN DE KENNISGEVING 82 20.2 BIJLAGE 2: MER-PROCEDURE – STROOMSCHEMA’S 85
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997 V
VOORWOORD
Dit kennisgevingsdossier betreft het project voor de hervergunning van Antwerp Polymers Plant behorende tot ExxonMobil Petroleum & Chemical BVBA (hierna “ExxonMobil” of “APP”) te Zwijndrecht. APP wenst haar site te hervergunnen aangezien de huidige milieuvergunning voor de activiteiten te Zwijndrecht verstrijkt op 3 juli 2017. De projectbeschrijving kan teruggevonden worden in hoofdstuk 4. De activiteiten van APP op de site in de Antwerpse haven zijn hoofdzakelijk MERplichtig. In deze kennisgeving beschrijven we alle activiteiten op de site. Eén activiteit die pas in gebruik zal genomen worden in 2017, is reeds opgenomen in de huidige vergunning. Deze bijkomende activiteit zal opnieuw opgenomen worden naast de bestaande activiteiten (zie verder). Meer informatie over het m.e.r.-proces is terug te vinden in Bijlage 1 en Bijlage 2.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997 VI
LIJST MET AFKORTINGEN EN SPECIFIEKE TERMEN Aminal
:
nu LNE, zie lager
APA
:
Algemeen Plan van Aanleg
APP
:
Antwerp Polymers Plant
ARAB
:
Algemeen Reglement op de ArbeidsBescherming
art.
:
artikel
ARVE
:
APP Reduction of Volatile Emissions project
BBO
Beschrijvend Bodemonderzoek
BBT
:
Best Beschikbare Technieken
BPA
:
Bijzonder Plan van Aanleg
BREF
:
Best Available Technology REFerence Document
BS
:
Belgisch Staatsblad
BSN
:
Bodemsaneringsnorm
BVBA
:
Besloten Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid
B.Vl. R.
:
Besluit van de Vlaamse Regering
BZV
:
Biologisch ZuurstofVerbruik
°C
:
graden Celsius
CO
:
Koolstofmonoxide
CO2
:
Koolstofdioxide
CZV
:
Chemisch ZuurstofVerbruik
d
:
Dag
DABM
:
dB(A)
:
Decreet houdende Algemene Bepalingen in verband met Milieubeleid decibel (A-gewogen geluidsdrukniveau)
dl
:
detectielimiet
EAEB
:
Ernstige Aanwijzing voor Ernstige Bedreiging
EBO
:
EnergieBeleidsOvereenkomst
EMOLA
:
EOX
:
Onderzoek van meetmethoden voor het emissieniveau naar de omgeving voor lawaaibronnen Extraheerbare Organohalogeenverbindingen
EPA
:
Environmental Protection Agency
g
:
Gram
GEN
:
Grote Eenheden Natuur
GENO
:
Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997 VII
GPBV
:
h
:
Geïntegreerde Preventie en Bestrijding van Verontreiniging Uur
ha
:
Hectare
IBC
:
Intermediate Bulk Container
IFDM
:
Immissie Frequentie Distributie Model
IMIX
:
Initiator Mix
IMMI
:
Iterative Modeling Migration and Inversion
IPPC
:
IVON
:
Integrated Pollution Prevention and Control, Geïntegreerde Preventie en Bestrijding van Verontreiniging (GPBV) Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk
j
:
Jaar
KB
:
Koninklijk Besluit
KGA
:
Klein Gevaarlijk Afval
KMI
:
Koninklijk Meteorologisch Instituut
KWS, kws
:
Koolwaterstoffen
l
:
Liter
LDPE
:
LNE
:
Lage Densiteits Polyethyleen, Low Density PolyEthylene Departement Leefmilieu, Natuur en Energie
m
:
Meter
MAC
:
Maximale Aanvaardbare Concentratie
MAP
:
MestActiePlan
MCZ
:
MilieuCluster Zwijndrecht
MER
:
Milieueffectrapport
m.e.r.
:
milieueffectrapportage
MINA
:
Milieubeleidsplan en Natuurontwikkelingsplan voor Vlaanderen
MKN
:
MilieuKwaliteitsNorm
MW
:
MegaWatt
N
:
Noord
NEC
:
National Emission Ceiling, Nationaal EmissiePlafond
NEP
:
Nationaal EmissiePlafond, National Emission Ceiling
NH3
:
Ammoniak
Nm³
:
kubiek meter bij normaal voorwaarden (0°C en 1013,25 hPa)
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997 VIII
NO
:
Noordoost
NOx
:
Stikstofoxiden
N.V.
:
Naamloze Vennootschap
NW
:
Noordwest
O
:
Oost
o.a.
:
onder andere
OOT
:
Ondergrondse opslagtank
org. C
:
organische koolstofverbindingen
OVAM
:
Openbare Vlaamse AfvalstoffenMaatschappij
P-50, P-95, P-98
:
PE
:
50-, 95- en 98-percentiel, dit zijn de waarden waaronder respectievelijk 50, 95 en 98 % van de (meet)waarden gelegen zijn Polyethyleen
pH
:
zuurtegraad in eenheden Sörensen
PJ
:
PetaJoule
PNOP
:
Provinciaal NatuurOntwikkelingsPlan
ppm
:
parts per million
RIE
:
Richtlijn Industriele Emissies
RSV
:
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
RTO
:
Regeneratieve Thermische Naverbrander
s
:
Seconde
SSHE
:
Security, Safety, Health & Environment
t
:
Ton
TAW
:
Tweede Algemene Waterpassing
TLV
:
TOA
:
Treshold Limit Value (maximaal aanvaarde concentratie) Total Olefins Antwerp
TOC
:
Total Organic Carbon (totaal organisch koolstof)
ToVo
:
Toezicht Volksgezondheid
VBBV
:
VerificatieBureau Benchmarking Vlaanderen
VEN
:
Vlaams Ecologisch Netwerk
VHA
:
Vlaamse Hydrografische Atlas
VITO
:
Vlaams Instituut voor Technologische Ontwikkeling
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997 IX
VLAREA (VLAREMA vanaf juli 2012)
:
Vlaamse Reglement inzake Afvalvoorkoming en – beheer VLAREA werd vervangen door VLAREMA vanaf juli 2012 – Vlaamse Reglement inzake duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen
VLAREBO
:
Vlaams Reglement op de Bodemsanering
VLAREM
:
Vlaams Reglement betreffende Milieuvergunning
VMM
:
Vlaamse Milieumaatschappij
VOS
:
Vluchtige Organische Stoffen
VR
:
VeiligheidsRapport
W
:
West
WGO
:
WHO
:
WZI
:
Wereldgezondheidsorganisatie, World Health Organisation World Health Organisation, Wereldgezondheidsorganisatie Waterzuiveringsinstallatie
Z
:
Zuid
ZO
:
Zuidoost
ZW
:
Zuidwest
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997 X
1. INLEIDING EN SITUERING VAN HET PROJECT 1.1 ANTWERP POLYMERS PLANT (APP) 1.1.1 Huidige activiteiten De vestiging van ExxonMobil gelegen te Zwijndrecht produceert polyethyleen, met een maximale productiecapaciteit van 375 000 ton per jaar. Binnen APP worden ca. 150 types Lage Densiteit Polyethyleen (Low Density Polyethylene, LDPE) geproduceerd die o.a. gebruikt worden voor de fabricage van folies, verpakkingsmaterialen, etc. Daarnaast beschikt de site ook over een installatie voor opslag en (mee)verbranding van hun eigen gevaarlijk afval (slops en initiatormiddelen). De belangrijkste grondstof voor de productie van LDPE is ethyleen dat via pijpleiding wordt aangevoerd. Alle hulpstoffen (comonomeren, initiators, etc.) en de eindproducten (LDPE) worden via de weg vervoerd. De aanvoer van vinylacetaat, een comonomeer, vormt hierop een uitzondering. Dit product wordt met schepen via de Schelde aangevoerd, gelost door buurbedrijf INEOS en via een bovengrondse leiding naar de opslag van APP gepompt. Het eindproduct wordt in bulk en in verpakkingen over de weg afgevoerd via de Canadastraat en de Keetberglaan die rechtstreeks aansluit op de E34 AntwerpenZelzate. Hiervoor moet het geen woonzones doorkruisen. APP maakt geen gebruik van treintransport.
1.1.2 Hervergunning van de site te Zwijndrecht De huidige milieuvergunning voor de activiteiten te Zwijndrecht verstrijkt op 3 juli 2017. APP wenst deze vergunning te hernieuwen en dient hiervoor een MER op te maken. In het MER zal de milieu-impact als gevolg van alle activiteiten op de site besproken worden. Hierbij dient opgemerkt dat in juli 2015 een vergunningsaanvraag voor een regeneratieve thermische naverbrander (RTO) zal worden ingediend. Deze RTO zal als dusdanig deel uitmaken van de referentiesituatie, doch zal pas in 2017 in gebruik genomen worden. De impact van deze RTO zal reeds mee deel uitmaken van de huidig vergunde situatie voor wat betreft de impactbepaling.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
1
1.2 RUIMTELIJKE SITUERING VAN HET PROJECT 1.2.1 Ligging projectgebied Het projectgebied bevindt zich in Zwijndrecht in het Antwerpse havengebied ten westen van Antwerpen-centrum. Het projectgebied omvat het kadastrale perceel 1-H-325/e (zie grondplan op kaart 2). De totale oppervlakte van APP bedraagt bijna 53 ha. De activiteiten vinden momenteel allemaal plaats in het noordelijk deel van de site. De vestiging van APP is gelegen in de Antwerpse haven aan de Canadastraat en de Scheldedijk, tussen de Schelde, Lanxess Rubber, 3M, de Ineos-Oxide site, de E34 en een spoorweg. Het terrein van APP is volledig omringd door industrie. Kaart 1 toont de ligging van APP op een topografische kaart. Kaart 3 toont de ligging van de site op een luchtfoto.
1.2.2 Gewestplan Kaart 4 toont de ligging van APP op het gewestplan. Het terrein van APP is volgens het gewestplan volledig gelegen in een industriegebied (code 1000, paars ingekleurd). De aangrenzende terreinen behoren tot de Ineos Oxide Site van Ineos Belgium NV, 3M, Lanxess Rubber, allen gelegen in het industriegebied van de Antwerpse haven, dat zich grosso modo uitstrekt tot de Schelde in het westen en tot de omliggende woonkern in het noorden, oosten en zuiden (Berendrecht, Stabroek, Hoevenen, Ekeren, Antwerpen centrum). In de ruime omgeving ten zuiden van het bedrijfsterrein liggen landschappelijk waardevolle agrarische gebieden (code 0901, geel ingekleurd met arcering) en agrarische gebieden (code 0900, geel ingekleurd) en een woonzone (Zwijndrecht, code 0100, rood ingekleurd). Ten westen ligt een woonzone (Beveren, code 0100, rood ingekleurd), kleine woonuitbreidingsgebieden (code 0105), twee zones voor ambachtelijke bedrijven en kmo's (code 1100) en een gebied voor dagrecreatie (0401, geel met een ster). Ten oosten liggen gebieden geklasseerd als natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten (code 0702, groen ingekleurd). Ten noorden, tussen de Schelde en het bedrijventerrein ligt een kleine zone geklasseerd als bijzondere natuurgebieden (waterzuivering, afvoerleidingen en leidingstraten (code 0732, groen ingekleurd).
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
2
1.2.3 Ruimtelijk Uitvoeringsplan – Waaslandhaven fase 1 en omgeving De site van APP bevindt zich binnen het gebied dat deel uitmaakt van het GRUP “Zeehavengebied Antwerpen Waaslandhaven (fase 1)” (zie kaart 5). Dit GRUP werd op 16 december 2005 definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Met dit ruimtelijk uitvoeringsplan beoogt de Vlaamse Regering de leefbaarheid van de dorpskernen veilig te stellen, de ontwikkeling van de Waaslandhaven te bevorderen en de noodzakelijke natuurcompensaties te realiseren. Volgens het GRUP ligt de site van APP in “gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven” welk voorziet om o.a. het bestaande industrieel en maritiem complex te bestendigen. De hervergunning van de activiteiten op de site van APP te Zwijndrecht past volledig binnen dit kader. In de omgeving zijn ook de GRUP’s “Oosterweelverbinding”, “Afbakening zeehavengebied Antwerpen” en “Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen” van kracht. Deze bevatten echter geen elementen die relevant zijn voor de site.
1.2.4 Huidig bodemgebruik van het projectgebied Zoals eerder gezegd, heeft het bedrijfsterrein een totale oppervlakte van ca. 53ha (530 000 m²). Hiervan is circa 260 000 m² (ca. 49%) verhard, ca. 12 500 m2 (ca. 2%) half-doorlatende verharde oppervlakte (kiezel) en de overige ca. 257 500 m² (ca. 49%) onverhard.
1.2.5 Omliggende bedrijven Rondom de site van APP zijn volgende bedrijven gelegen: •
• •
Ineos Oxide Site met Ineos Oxide, Borealis Specialty Polymers Antwerp, Nippon Shokubai, Eval Europe, Praxair, Seppic, Specialty Polymers Antwerp, Dow en General Electric; Lanxess Rubber, en 3M.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
3
1.2.6 Woonkernen in de omgeving Tabel 1.1 geeft een overzicht van de woonzones in de omgeving (binnen ca. 5 km). Tabel 1.1
Bewoning rondom APP
Gemeente
Deelgemeente/wijk (meest nabij gelegen huizen)
Richting vanaf APP
Afstand vanaf de bedrijfsgrens tot meest nabije bewoning (km)
Linkeroever
O
ca. 3
Antwerpen* Zwijndrecht
Zwijndrecht Z ca.0,5 Beveren W ca. 5 Melsele ZW ca. 1,8 Beveren Kallo W ca. 3 * De andere deelgemeenten en wijken van Antwerpen (bvb. Antwerpen, Ekeren, …), liggen op meer dan 5 km.
1.2.7 Landbouwgebieden Zoals reeds aangehaald in paragraaf 1.2.2 zijn in de omgeving van APP enkele agrarische gebieden (geel ingekleurd) gelegen. Deze zones situeren zich op ca.1 km ten zuiden van de terreingrenzen van APP.
1.2.8 Natuurgebieden Kaart 6 toont de ligging van APP op de Biologische Waarderingskaart opgesteld door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. Voor het opstellen van deze kaart zijn alle vegetaties in de natuurgebieden geëvalueerd. Vervolgens zijn de natuurgebieden ingedeeld in een schaal die gaat van minder waardevol tot zeer waardevol. Het natuurgebied ‘De Blokkersdijk’ heeft volgens de biologische waarderingskaart een ‘biologisch zeer waardevol’ karakter (zie kaart 5) en is daarenboven geklasseerd als faunistisch voornaam gebied. Ook zijn er in de omgeving een aantal percelen aangeduid als ‘complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen’, alsook als faunistisch voornaam gebied. Kaart 7 geeft de ligging van de habitat- en vogelrichtlijngebieden (Natura 2000 gebieden) in de omgeving van de site weer. Hieruit blijkt dat de site gelegen is op ca. 500 m ten zuiden van het habitatrichtlijngebied ‘Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent’ en op ca. 850 m ten westen van het vogelrichtlijngebied ‘De Blokkersdijk’. Op ca. 4,7 km ten westen van de site bevindt zich het vogelrichtlijngebied ‘Schorren en polders van de Beneden-Schelde’. Kaart 8 toont de ligging van de gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN-gebieden) in het studiegebied. VEN-gebieden vormen samen een netwerk van waardevolle natuurgebieden in Vlaanderen. Voorbeelden van dergelijke netwerken zijn ondermeer bepaalde riviervalleien of bijzondere landschappen. ‘De Blokkersdijk’ is als VEN-gebied (type Grote Eenheid Natuur, gen) geklasseerd en
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
4
overlapt grotendeels met hoger genoemde Natura 2000 gebieden. Verder blijkt dat de site gelegen is op ca. 700 m ten zuiden van het gen-gebied ‘Slikken en schorren langsheen de Schelde’ en op ca. 3,5 km ten oosten van het natuurverwevingsgebied (nvwg) ‘Golf Beveren’. Verder wordt ook de Schelde als ‘faunistisch belangrijk gebied’ aangeduid.
1.3 INITIATIEFNEMER De hoofdzetel van de initiatiefnemer is: ExxonMobil Petroleum & Chemical BVBA Polderdijkweg Z/N B-2030 Antwerpen Het adres van de site waarvoor het MER wordt gemaakt is: Antwerp Polymers Plant Behorende tot ExxonMobil Petroleum & Chemical BVBA Canadastraat 20, Haven 1007 B-2070 Zwijndrecht De contactpersoon voor het MER is: Dhr. Pieter Cox, Milieucoördinator tel.: 014/863247 e-mail:
[email protected]
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
5
1.4 VERGUNNINGEN De oorspronkelijke milieuvergunning werd afgeleverd op 3 juli 1997 voor een periode van 20 jaar. Middels verschillende aanpassingen naar aanleiding van projecten en/of gewijzigde wetgeving werd de milieuvergunning up-to-date gehouden. De milieuvergunning is geldig tot 3 juli 2017. ExxonMobil zal een nieuwe vergunning aanvragen voor de hervergunning van haar activiteiten, zoals in paragraaf 1.1.2 aangegeven. Onderstaande tabellen geven een overzicht van de huidige vergunningtoestand. Tabel 1.2
Overzicht huidige vergunningen (status maart 2015) Datum van de beslissing
Referentienummer van de beslissing
Omschrijving
3/7/1997
MLAV1/970000087/J VDM/bd
Hervergunning APP
19/11/1998
MLAW/9800000040/ JVDM/lh
Vlottend dak V-147-M
20/5/1999
MLAV1/9800000442/ JVDM/bd
3/6/1999
MLVER/9900000050/ JVDM/DL
Knelpunten hervergunning rookgasmetingen ketel 3, debottlenecking G-lijn en Serdox in bulk Gesloten initiatoropvangsysteem
5/10/2000
MLVER/0000000108/ MV/bd
Herclassificatie V-245-T en V223-T
24/4/2001
AMV/00000775/1003 (geweigerd)
Wijziging vergunningsvoorwaarden (geweigerd i.v.m. opslag karton)
14/3/2002
MLAV1/0100000402/ MV/lydr
IMIX project
22/1/2004
MLAV1/0300000335/ MV/AG/IG
Vinylacetaattank
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
Instantie die het besluit heeft genomen Bestendige Deputatie provincie antwerpen Bestendige Deputatie provincie antwerpen Bestendige Deputatie provincie antwerpen Bestendige Deputatie provincie antwerpen Bestendige Deputatie provincie antwerpen Vlaamse Minister van Leefmilieu en Landbouw Bestendige Deputatie provincie antwerpen Bestendige Deputatie provincie antwerpen
Naam van de exploitant
Exxon Chemical NV Exxon Chemical NV Exxon Chemical NV Exxon Chemical NV Exxonmobi l Chemical Belgium div van Esso bvba Exxonmobi l Chemical Belgium NV
Exxonmobi l Chemical Belgium div van Esso bvba Exxonmobi l Petroleum & Chemical bvba
EXXONMOBIL APP – 0286997
6
8/7/2004
MLVER/040000060/ MV/fs/ig
Kleine veranderingen (projecten 2004); o.a. nieuwe luchtcompressoren en nieuwe koeler 553 kW BKG-inrichting; rubriek 43.4
10/11/2005
MLVER/0500000112/ ES
4/7/2006
MLVER/0600000084/ ES
ACP-project (verhoging productie-capaciteit van 335.000 jato 375.000 jato)
31/1/2008
MLVER/0700000375/ ES/fs
31/3/2011
MLVER-20100007/sapi/gvda
23/2/2012
MLWV-20110039/sapi/age
6/10/2010
AMV/153036/1000
Herindeling verbranding en productie kunststoffen, uitbreiding met koeleenheden, opslagtank blusschuim en verhoging opslag acetaldehyde met 28 ton 13 kleine veranderingen (o.a. stallen voertuigen, airco’s, opslag gasflessen, opslag gevaarlijke stoffen, smeerolietank, opslag PE, etc.) Wijziging vergunningsvoorwaarden (CCl4 extraheerbare stoffen en lozingsdebiet). Afwijking van artikel 5.17.2.3, §3, van titel II van het VLAREM
29/11/2012
AMV/775/1015/B
Afwijking van artikel 5.16.1.8, §1, 4° van titel II van het VLAREM
29/11/2012
MLWV/20120040/KADC
Wijziging vergunningsvoorwaarden
27/2/2014
MLVER-20130173/SAPI/mben
Wijziging vergunningsvoorwaarden BKG-inrichting
13/3/2014
MLWV-20140009/SAPI
Bijzondere voorwaarde VOS emissies
31/7/2014
MLWV-20140073/SAPI
Diverse wijzigingen
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
Bestendige Deputatie provincie antwerpen Bestendige Deputatie provincie antwerpen Bestendige Deputatie provincie antwerpen Bestendige Deputatie provincie antwerpen
Exxonmobi l Petroleum & Chemical bvba Exxonmobi l Petroleum & Chemical bvba Exxonmobi l Petroleum & Chemical bvba Exxonmobi l Petroleum & Chemical bvba
Bestendige Deputatie provincie antwerpen
Exxonmobi l Petroleum & Chemical bvba
Bestendige Deputatie provincie antwerpen Vlaamse Minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur Vlaamse Minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur Bestendige Deputatie provincie antwerpen Bestendige Deputatie provincie antwerpen Bestendige Deputatie provincie Antwerpen Bestendige Deputatie provincie Antwerpen
Exxonmobi l Petroleum & Chemical bvba Exxonmobi l Petroleum & Chemical bvba
Exxonmobi l Petroleum & Chemical bvba
Exxonmobi l Petroleum & Chemical bvba Exxonmobi l Petroleum & Chemical bvba Exxonmobi l Petroleum & Chemical bvba Exxonmobi l Petroleum & Chemical bvba
EXXONMOBIL APP – 0286997
7
1.5 TOETSING AAN DE MER-PLICHT De activiteiten waarvoor de MER-plicht geldt, zijn vastgelegd in: •
• •
het decreet van 18/12/2002 tot aanvulling van het decreet van 05/04/1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage; het uitvoeringsbesluit goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 10/12/2004 (B.S. 17/02/2005, van kracht sinds 27/02/2005); en het uitvoeringsbesluit met betrekking tot de afvang en opslag van CO2 (B.S.06.09.2011). Sindsdien zijn de aanpassingen aan de bijlagen 1 en 2 van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004 van toepassing.
De site is MER-plichtig voor volgende activiteiten: 1) Opslag en (co)verbranding van gevaarlijk afval (slops en initiatormiddelen), bijlage 1 Rubriek 13: “Afvalverwijderingsinstallaties voor de verbranding, zoals gedefinieerd in punt D10 van artikel 4.2.1 VLAREMA, de chemische behandeling, zoals gedefinieerd in punt D9 van artikel 4.2.1 VLAREMA of het storten van gevaarlijke afvalstoffen.” 2) Productiecapaciteit van 375 000 ton LDPE/jaar, bijlage 2 Rubriek 6 a): “Chemische industrie voor de behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën: ° Chemische installaties, voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van 100 000 ton per jaar of meer.”
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
8
1.6 REIKWIJDTE VAN HET MER In het op te stellen MER zullen de milieueffecten als gevolg van de exploitatie van de installaties op de site van APP te Zwijndrecht besproken worden. Volgende situaties zullen besproken worden (zie hoofdstuk 4 voor meer details): 1)
2)
3)
referentiesituatie = situatie 2014 (referentiejaar ). De impact van de uitbating van de site in 2014 wordt beschreven en bepaald op basis van de gemeten emissies en residuen. Hierbij dient opgemerkt dat in juli 2015 een vergunningsaanvraag voor een regeneratieve thermische naverbrander (RTO) zal worden ingediend. Deze RTO zal als dusdanig deel uitmaken van de referentiesituatie, en zal in 2017 in gebruik genomen worden. De impact van deze installatie zal bepaald worden op basis van ontwerpgegevens; aanlegfase = niet van toepassing gezien geen nieuwe installaties gepland worden, noch bestaande installaties uit dienst genomen zullen worden; geplande situatie = situatie na hervergunning, aangezien het MER opgemaakt wordt voor een hervergunning, waarbij geen nieuwe of bijkomende installaties of activiteiten mee opgenomen worden, zal de geplande situatie gelijk zijn aan de huidig vergunde situatie . Deze wordt bepaald door extrapolatie van de emissies en residuen van het referentiejaar naar de vergunde productiecapaciteit.
1.7 VOORSTEL VAN DESKUNDIGEN 1.7.1 Externe deskundigen en coördinatie ERM is een onafhankelijk milieuadviesbureau dat de opmaak van het MER zal uitvoeren. De deskundigen van ERM zijn als volgt te bereiken: ERM - Environmental Resources Management NV Posthoflei 5 bus 6 B-2600 Berchem-Antwerpen Tel: 03/287.36.50 - Fax: 03/287.36.79 Voor dit MER zal de coördinatie in handen liggen van: Nanda Hermes, ERM. E-mail:
[email protected]: Website: http://www.erm.com/belgium
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
9
Voor de milieudisciplines waarop een belangrijke invloed verwacht wordt, moeten erkende MER-deskundigen worden aangesteld. Deze deskundigen zijn onafhankelijk en behoren dus niet tot de initiatiefnemer (externe deskundigen): Yves Verlinden, discipline ‘Lucht’, ERM, erkend voor onbepaalde duur (MB/MER/EDA/646-V1b); Nanda Hermes, disciplines ‘Bodem’ en ‘Grondwater’, ERM, erkend tot 28 november 2015 (MB/MER/EDA/734); Yves Verlinden, discipline ‘Oppervlaktewater’, ERM, erkend voor onbepaalde duur (MB/MER/EDA/646-V1); Tom Schyvens, discipline ‘Geluid’, AIB-Vinçotte-International nv, erkend voor onbepaalde duur (MB/MER/EDA-441-V3); en Mia Janssen, discipline ‘Fauna en Flora’, Milieustudie Mia Janssen BVBA, erkend voor onbepaalde duur. De disciplines (bv. ‘Mens’, ‘Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’, ‘Licht, warmte en stralingen’, ‘Klimaat’) waarvoor geen erkend deskundige voorzien is, zullen door de coördinator van het MER beknopt behandeld worden. De deskundigen kunnen zich laten bijstaan door medewerkers. De taakverdeling tussen de deskundigen en medewerkers is als volgt: Taakverdeling van de MER-deskundigen Andere Discipline
Lucht
Bodem en Grondwater
Coördinator
Oppervlaktewater
Geluid en trillingen
Fauna & Flora
(Mens, Energie en Klimaat, Afval, …)
Nanda Hermes
Erkend deskundige
Yves Verlinden
Nanda Hermes
Yves Verlinden
Tom Schyvens
Mia Janssen
Yves Verlinden
Medewerker
Mikael Maes
Marleen Coetsiers
Mikael Maes
Stephan Claes
Mikael Maes
Mikael Maes
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
10
1.7.2 Interne deskundigen Alle bedrijfsgebonden informatie die nodig is voor het opmaken van het MER, wordt aangeleverd door de interne deskundigen (= initiatiefnemer en/of zijn medewerkers): Dhr. Pieter Cox, Milieucoördinator tel.: 014/863247 e-mail:
[email protected] Bijgestaan door ondermeer onderstaande interne, deskundigen: Dhr. Serge Debeuckelaere, SSHE-Manager Dhr. René Van Laeken, Belgium Regulatory Advisor Dhr. Jasper Piron, Milieu Ingenieur Deze deskundigen zijn ook betrokken bij het overleg met de overheid i.v.m. de opmaak van het MER. 1.8 VERDER BESLUITVORMINGSPROCES Bijlage 1 en Bijlage 2 geven een overzicht van het verloop van de m.e.r.-procedure. Overeenkomstig het MER/VR decreet en het decreet ‘openbaarheid van bestuur’ zal de lokale overheid (Gemeente Zwijndrecht) de terinzagelegging van de kennisgeving organiseren. Tijdens deze periode kunnen omwonenden hun vragen of opmerkingen aan de overheid doorgeven. De gemeente Zwijndrecht stuurt de opmerkingen vervolgens door naar de Dienst Mer. Gelijklopend met de terinzagelegging worden ook de verschillende administraties gevraagd hun eventuele opmerkingen en aandachtspunten door te geven aan de Dienst Mer. Na een overleg tussen de deskundigen en de administraties maakt de Dienst Mer de richtlijnen op. Deze kunnen geraadpleegd worden op de website van de Dienst Mer (www.mervlaanderen.be). De deskundigen houden tijdens de opmaak van het MER rekening met deze richtlijnen; de Dienst Mer ziet hierop toe. Tijdens de opmaak van het MER legt ERM ontwerpteksten voor aan de overheid. Over deze teksten vindt overleg plaats met de Dienst Mer en de administraties. De deskundigen passen met de resultaten van dit overleg het MER nog aan of sturen bij. Uiteindelijk leidt deze procedure tot een afgewerkt MER dat door de overheid goedgekeurd wordt. Dit houdt in dat de overheid (Dienst Mer) nagaat of het MER werd opgesteld overeenkomstig de gestelde criteria van het MER/VR decreet en of de uitgevaardigde richtlijnen afdoende werden behandeld. Indien dit het geval is maakt de Dienst Mer een goedkeuringsverslag op. Dit verslag met een niet technische samenvatting van het MER worden aanvullend op de richtlijnennota op de website van de Dienst Mer (www.mervlaanderen.be) geplaatst.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
11
2. VERANTWOORDING VAN HET PROJECT APP wenst de productie van LDPE op haar site te Zwijndrecht verder te zetten. Hiermee wenst APP in te spelen op de blijvende vraag naar LDPE voor o.a. de fabricage van folies, verpakkingsmaterialen, etc.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
12
3. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE SITUERING VAN HET PROJECT In onderstaand schema geven we een overzicht van alle juridische en beleidsmatige randvoorwaarden die met het project verband (kunnen) houden aan. We geven aan waar in deze kennisgeving elke juridische of beleidsmatige randvoorwaarde verder vermeld wordt. Op deze plaatsen wordt aangegeven hoe de randvoorwaarde in het verloop van de m.e.r.-studie van belang zal zijn.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
13
Tabel 3.1
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
Randvoorwaarde MER/VR-decreet en uitvoeringsbesluiten
Gewestoverschrijdende effecten
Data Decr: 18 december 2002 Besl: 10 december 2004 en 17 februari 2006 Besl: 6 september 2011 4 juli 1994
Inhoud
Relevant
Regelt de m.e.r.-procedure en geeft de categorieën van ingrepen waarvoor een milieueffectrapport moet worden opgemaakt.
Ja
Samenwerkingsakkoord tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitwisseling van informatie over projecten met gewestgrens-overschrijdende milieueffecten.
Bespreking relevantie De initiatiefnemer is m.e.r.plichtig.
Paragraaf in dit document 0
Nee
Het projectgebied bevindt zich op ruime afstand van de gewestgrenzen en zal bijgevolg geen effecten veroorzaken in de andere gewesten.
-
Nee
Geen specifieke aandachtspunten voor APP. Dit decreet is vooral van toepassing op de organen die belast zijn met het uitwerken van de ruimtelijke ordening (gewest, provincie, gemeente). Concreet is het gewestplan van toepassing op het projectgebied. De site van APP te Antwerpen ligt in industriegebied APP ligt in het haven- en industriegebied van de Antwerpse haven. Dit gebied moet gereserveerd worden voor de ontwikkeling van nieuwe en verdere ontwikkeling van bestaande industriële en economische activiteiten. De Antwerpse haven wordt aangeduid als een belangrijke “poort” voor in- en uitvoer.
1.2
Ruimtelijke planning Codex ruimtelijke ordening
1 september 2009
Regelt de organisatie van de ruimtelijke ordening in Vlaanderen.
Gewestplan
28 december 1972 en later 23 september 1997 (BS 21 maart 1998)
Geeft de bestemming van de gronden in Vlaanderen weer.
Ja
Geeft een toekomstvisie over hoe we in Vlaanderen met onze schaarse ruimte moeten omgaan om een zo groot mogelijke ruimtelijke kwaliteit te krijgen (planhorizon loopt tot 2007); basis voor verdere verfijning in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen.
Ja
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
1.2.2 1.2
EXXONMOBIL APP – 0286997
14
Randvoorwaarde
Paragraaf in dit document -
Data
Inhoud
Relevant
Bespreking relevantie
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen
Vastgesteld door de provincieraad op 25/01/2001 en goedgekeurd via Ministrieel besluit op 10/07/2001, met goedkeuring addendum op 04/05/2011.
Verfijning van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen op provinciaal vlak. In het PRS wordt de provinciale visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie toegelicht en worden de taakstellingen die opgelegd zijn door de hogere overheid verder uitgewerkt.
Ja
Algemene en bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke plannen van aanleg Vlaamse bouwmeester
-
Een APA en een BPA (Algemeen en Bijzonder Plan van Aanleg) zijn beleidsdocumenten waarin de visie van de overheid wordt uitgedrukt over de toekomstige ruimtelijke ordening van een specifiek gebied.
Nee
Idem Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. De bevoegdheden voor de ontwikkeling van de Antwerpse haven zijn gelegen op Vlaams niveau, maar met inspraak van de provincie. Binnen het provinciaal ruimtelijk structuurplan wordt niet ingegaan op de visie van het Vlaamse Gewest inzake havenbeleid. De noodzakelijk te realiseren ruimtelijke (en milieukundige) buffering van het havengebied t.o.v. de omliggende regio biedt mogelijkheden om de natuurlijke structuur terug te versterken. Niet van toepassing voor APP.
1 december 1998
De Vlaamse Bouwmeester begeleidt de Vlaamse overheid in haar streven naar een goede en kwaliteitsvolle openbare architectuur. Openbare projecten moeten dan ook rekening houden met kwaliteitsbeleid zoals opgesteld door de Vlaamse Bouwmeester. Het mobiliteitsplan vloeit voort uit het regeerakkoord (juni 1999) en heeft als doel de mobiliteit beheersen, de milieuvervuiling en milieuhinder terugdringen en de bereikbaarheid en de leefbaarheid van steden en dorpen garanderen.
Nee
APP behoort niet tot de Vlaamse overheid.
-
Nee
Omvat vooral globale doelstellingen op Vlaams niveau.
-
Nee
Algemeen relevant voor de gemeente, niet specifiek voor het project
-
Mobiliteitsplan Vlaanderen
Oktober 2003 (een nieuw mobiliteitsplan is in de ontwerpfase)
Decreet betreffende het mobiliteitsbeleid Gemeentelijke mobiliteitsplannen (Gemeente Zwijndrecht)
20 maart 2009 (B.S. 20 april 2009) 28 april 2011
In een gemeentelijk mobiliteitsplan worden alle ruimtelijke en verkeersontwikkelingen in kaart gebracht en worden samenhangende verkeersmaatregelen en ruimtelijke en ondersteunende maatregelen voorgesteld, die nadien in concrete acties worden omgezet. (meer info: http://www.zwijndrecht.be)
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
-
EXXONMOBIL APP – 0286997
15
Randvoorwaarde
Data
Strategisch Plan van de haven van Antwerpen
GRUP goedgekeurd mei 2012
Inhoud
Relevant
Bespreking relevantie
Paragraaf in dit document -
Ja
Een aantal achtergronddocumenten die reeds beschikbaar zijn, worden mee opgenomen als toetsingskader in dit MER (bv. achtergrondnota Natuur).
Ja
Algemeen relevant en richtinggevend voor het milieubeleid
9, 10, 11, 12
Ja
Aandachtspunten in het milieubeleidsplan van de provincie Antwerpen zijn: ruimte voor water, biodiversiteit, duurzame grondstoffen en producten, klimaatsverandering. De milieuvergunning die APP zal aanvragen, kadert binnen deze regelgeving. Bevat daarnaast de te respecteren emissienormen en immissienormen voor lucht, bodem, water en geluid. APP dient niet aan de omgevingsnormen, maar aan de immissienormen van Vlarem te voldoen Er wordt geen gebruik gemaakt van grondwater op de site van APP.
9, 10, 11, 12
Milieuhygiëne Decreet houdende algemene bepalingen in verband met milieubeleid (DABM)
5 april 1995
Creëert een algemeen juridisch kader voor het milieubeleid ter overkoepeling van de bestaande sectorale regelingen en omvat dus de doelstellingen en de beginselen voor het milieubeleid in Vlaanderen. Het DABM bepaalt tevens dat er om de vijf jaar een milieubeleidplan (MBP) moet worden opgesteld. Op dit ogenblik is dat het MINA4 (2011-2015)(www.lne.be → Thema's → Beleid → MINA 4). Verfijning van het gewestelijk milieubeleidsplan op provinciaal vlak. (meer info: http://www.provant.be/publicaties/leefomgeving/milieu/publicatie_provinciaal_milieub.jsp)
Provinciaal milieubeleidsplan Antwerpen
Goedgekeurd door de provincieraad op 18/12/2008
Vlarem I, II en III milieuvergunningsdecreet en milieukwaliteitsnormen
1 september 1991, 1 augustus 1995 en later
Omvat het Vlaams reglement op de milieuvergunningen; bevat ondermeer de te respecteren immissienormen voor lucht, bodem, water, geluid.
Omgevingslawaai
Besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 2005
Besluit inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai.
Nee
Grondwaterbescherming (grondwaterdecreet)
(decreet van 24 januari 1984 , gewijzigd bij decreten van 12 december 1990 en 20 december 1996 (BS 31 december 1996)
Regelt de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging. Het omvat ondermeer de reglementering betreffende de grondwaterwinning, alsook bepaalt het de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones rond drinkwaterwinningen.
Nee
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
Ja
9, 10, 11, 12
-
-
EXXONMOBIL APP – 0286997
16
Randvoorwaarde Delfstoffendecreet en uitvoeringsbesluit Bodemsaneringdecreet en VLAREBO
Afvalstoffendecreet en VLAREMA
Europese Richtlijn Industriële Emissies (RIE) (2010/75/EU) (en vroegere IPPC richtlijn)
Data 4 april 2003 (22 februari 1995, gewijzigd per 26 mei 1998, BS 25 juli 1998) 5 maart 1996 en aanvullingen 2 juli 1981, gewijzigd op 20 april 1994 17 december 2004 (BS 20 januari 2005) In werking getreden op 6 januari 2011
Nationaal Klimaatplan 20022012
2002
Vlaams Klimaatbeleidsplan 2006-2012
Goedgekeurd door de Vlaamse regering op 20/072006
Inhoud Streeft naar een beter beheer van de oppervlaktedelfstoffen en wil minstens de effectieve ontginning mogelijk maken. De nodige instrumenten worden in het decreet voorzien. Het decreet schept een wettelijk kader dat toelaat beslissingen inzake bodemsanering op systematische wijze te nemen.
Regelgeving met betrekking tot het achterlaten, opslaan, verwijderen en beheren van afval. Ook het aanwenden van afvalstoffen als secundaire grondstof wordt hierin gereglementeerd.
Deze richtlijn omvat een integratie van de IPPC-Richtlijn met de Richtlijn grote stookinstallaties, de Afvalverbrandingsrichtlijn, de Oplosmiddelenrichtlijn en drie Richtlijnen voor de titaandioxide-industrie: - De IPPC-richtlijn schrijft voor dat bedrijven werken volgens de beste beschikbare technieken. - De Richtlijn grote stookinstallaties mikt op een reductie van emissies van verzurende polluenten, stofdeeltjes, en ozonprecursoren. Controle van emissies van stookinstallaties met een thermisch vermogen groter dan 50 MW speelt hierbij een grote rol. - Het doel van de Afvalverbrandingsrichtlijn is de preventie of reductie van negatieve milieueffecten veroorzaakt door de verbranding of meeverbranding van afval. - De Oplosmiddelenrichtlijn vereist dat installaties welke oplosmiddelen gebruiken voldoen aan ofwel de emissiegrenswaarden uit de richtlijn of aan de voorwaarden van het reductieprogramma. - De 3 Richtlijnen voor de titaandioxide-industrie bepalen de bescherming van het aquatisch milieu, afvalpreventie en recyclage en hergebruik van afval binnen de titaniumindustrie In samenwerking met de Gewesten werd een Nationaal Klimaatplan opgesteld. Dit plan kadert in een algemene strategie voor duurzame ontwikkeling en wil de bestaande en geplande beleidsplannen en programma’s op federaal (Federaal Mobiliteitsplan, Federaal Plan Duurzame Ontwikkeling en Federaal Richtplan Producten) en gewestelijk niveau integreren zodat België haar verplichtingen i.v.m. de beperking van broeikasgasemissies nakomt. (meer info: http://mineco.fgov.be/energy/climate_change/nationaal_klimaatplan_060302.doc) Bevat maatregelen en projecten die de uitstoot van broeikasgassen in Vlaanderen moet doen dalen. Zowel de industrie, de overheid als de gezinnen moeten hun energie efficiënter gaan gebruiken. (meer info: http://www.mina.be/uploads/060720_VKP_2006-2012.pdf)
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
Relevant
Bespreking relevantie
Nee
Project betreft geen ontginning.
Ja
Bepaalde activiteiten op de site van APP vallen onder de verplichting om periodieke bodemonderzoeken te laten uitvoeren conform Vlarebo. APP moet de afvalstoffen die bij haar activiteiten ontstaan, volgens deze regelgeving afvoeren. De Beste Beschikbare Technieken zijn voor APP beschreven in: - Reference Document on Best Available Techniques in the Production of Polymers, august 2007.
Ja
Ja Nee
Paragraaf in dit document 11
13.4
6
Nee Nee
Nee Ja
Gezien APP geen belangrijke emissies van broeikasgassen heeft, zijn er geen belangrijke concrete acties van toepassing. Alle bedrijven hebben echter de verplichting om, bvb. door toepassing van BBT, zo energieefficiënt mogelijk te werken.
9, 13.5
EXXONMOBIL APP – 0286997
17
Randvoorwaarde
Data
Nationaal klimaatplan van België 2009 - 2012
Inventaris van de maatregelen en stand van zaken op 31/12/2008
Belgian National Climate Change Adaptation Strategy
National Climate Commission December 2010
Benchmarking Convenant over energie-efficiëntie in de Vlaamse industrie, en haar opvolger de EnergieBeleidsOvereenkomst (EBO) Waterkwaliteitsdoelstellingen
Goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 29/11/2002 EBO goedgekeurd op 04/04/2014 24 mei 1983 en aanvullingen; 8 december 1998 (BS 29 januari 1999) oppervlaktewateren aangeduid in zones.
Inhoud Geeft een overzicht van al de maatregelen die de verschillende Belgische overheden al hebben genomen om de verbintenissen van het Kyotoprotocol na te komen. Het plan vormt de basis voor de strategie voor de periode na 2012. Het is een gezamenlijk plan van de gewesten en de federale overheid dat door de Nationale Klimaatcommissie en de uitgebreide Interministeriële Conferentie voor het Leefmilieu werd voorbereid. (meer info: http://www.klimaat.be/nlbe/klimaatbeleid/belgisch-klimaatbeleid/nationaal-beleid) Er worden 3 grote doelstellingen nagestreefd: •een betere coherentie tussen de bestaande Belgische aanpassingsactiviteiten (zowel evaluaties van de impact van en kwetsbaarheid voor klimaatverandering, als de aanpassingsmaatregelen die al geïmplementeerd worden); •een betere communicatie op nationaal, Europees en internationaal vlak; •de ontwikkeling van een Nationaal Adaptatieplan (meer info: http://www.klimaat.be/nl-be/klimaatbeleid/belgisch-klimaatbeleid/nationaalbeleid) Door toe te treden tot het convenant gaan de bedrijven de verplichting aan om de energieefficiëntie van hun procesinstallaties op wereldtopniveau te brengen en/of te behouden tegen 2012, er mee rekening houdend dat het wereldtopniveau ook zal verbeteren in de tussenliggende periode. (meer info: www.benchmarking.be en www.ebo-vlaanderen.be)
Met dit besluit werden door de Vlaamse regering de oppervlaktewateren aangeduid die bestemd zijn voor de productie van drinkwater, zwemwater, schelpdierwater en viswater. Voor deze oppervlaktewateren gelden de overeenkomstige milieudoelstellingen zoals bepaald in hoofdstuk 2.3 van titel II van VLAREM.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
Paragraaf in dit document
Relevant
Bespreking relevantie
Nee
Dit speelt zich af op niveau van de verschillende overheden en naar de EU en bepaalt bijgevolg geen acties/maatregelen op siteniveau.
-
Ja
APP heeft in 2003 het convenant ondertekend, en in 2014 haar opvolger (EBO) ondertekend.
4.1
Ja
Het afvalwater van APP wordt gezuiverd in de eigen WZI en geloosd in de Schelde.
10
EXXONMOBIL APP – 0286997
18
Randvoorwaarde
Data
NEC-richtlijn en vertalingen in Europese Richtlijn Vlaanderen 2001/81 van 23/10/2001 Vlaamse bijdrage aan NECreductieprogramma van 9 maart 2007
Inhoud Richtlijn inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen.
Relevant Ja
Vlaanderen zal in de periode 2012 – 2020 zijn reductiebeleid verder moeten zetten, door verdere implementatie van besliste maatregelen en het uitwerken van nieuwe maatregelen, teneinde de emissieplafonds in 2020 te kunnen halen. Voor NOx zal de reductie voornamelijk moeten gerealiseerd worden door vervanging van oude wagens door nieuwere voertuigen die aan de strengere Euro 6 norm moeten voldoen, hetgeen in tegenstelling tot de vorige euronomen wel tot een daling van de werkelijke uitstoot zou moeten leiden bij dieselvoertuigen.
Paragraaf in dit document De bijdrage die APP kan leveren 9 aan het behalen van de nationale emissieplafonds bespreken we in de discipline lucht. Bespreking relevantie
Documenten die hier relevant zijn, zijn: - Emissiereductieprogramma van het Vlaamse Gewest voor de polluenten SO2, NOx, VOS en NH3 in het kader van de richtlijn 2001/81/EG, Aminal – Cel Lucht
De nieuwe bepalingen zullen in werking treden indien 2/3 de van de partijen die het originele protocol hebben geratificeerd hieraan goedkeuring hebben geven via ratificatie van de amendementen. Zodra een land ratificeert moet het zich houden aan de afspraken. In België moeten de regionale parlementen en ook het federale parlement dit protocol goedkeuren vooraleer het kan worden geratificeerd.
-
Saneringsplan fijn stof voor de 23 december 2005 zones met overschrijding in 2003 en aanpak fijn stofproblematiek in Vlaanderen. Plan in uitvoering van de richtlijnen 96/62/EG en 1999/30/EG Mestdecreet en MAP 1 januari 1996 en wijzigingen Beheerovereenkomsten
Aanduiding kwetsbare zones water
10 november 2000 (BS 22 november 2000) 14 juni 2002
Het Vlaams Stofplan is een intern plan dat is opgesteld om te voldoen aan de verplichtingen van de Europese dochterrichtlijn 99/30 van 22/04/1999 en de Vlarem II-reglementering. Met de uitwerking van dit plan wordt een substantiële bijdrage aan een verlaging van de fijn stofconcentraties in de Vlaamse omgevingslucht en dus een verbetering van de levensomstandigheden van elke Vlaamse burger beoogd.
Ja
Hebben tot doel om het leefmilieu te beschermen tegen verontreinigingen van meststoffen.
Nee
Ministerieel besluit dat beheersovereenkomsten op een landbouwbedrijf regelt.
Nee
Met dit besluit neemt de Vlaamse regering maatregelen tegen verontreiniging van meststoffen door VHA zones aan te duiden waarbinnen beperkingen gelden voor de landbouwer die deze gronden gebruikt.
Nee
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
Evaluatie van het reductiepotentieel voor VOSemissies naar het compartiment lucht: Diverse sectoren De mogelijke emissie van fijn stof door APP wordt geëvalueerd in het MER.
Het betreft hier geen landbouwgronden maar een industriële site. Het betreft hier geen landbouwuitbating. Het betreft hier geen landbouwgebied.
9
-
-
-
EXXONMOBIL APP – 0286997
19
Randvoorwaarde
Data
Decreet betreffende de energieprestatie en het binnenklimaat (EPB) EPB-Besluit
7 mei 2004 (BS 30 juli 2004) 11 maart 2005 (BS 17 juni 2005) 22 december 2006 (BS 27 maart 2007)
Legionellabesluit (Besluit van de Vl.R. betreffende het voorkomen van de veteranenziekte of Legionellose op voor het publiek toegankelijke plaatsen) Visiedocument de weg naar een duurzaam geurbeleid
9 februari 2007 (B.S. 4 mei 2007) (Herziening van Legionellabesluit van 11 juni 2004)
september 2008
Inhoud
Relevant
Bespreking relevantie Er worden geen nieuwe kantoorgebouwen gebouwd of oudere kantoorgebouwen verbouwd.
Paragraaf in dit document -
Het EPB-decreet en het EPB-besluit regelen aan welke isolatie- en energieprestatie-eisen een nieuwe of te verbouwen woning of gebouw moet voldoen. De energieprestatie drukt de mate uit waarin gebouwen energie verbruiken. Behalve aandacht voor het beperken van het energieverbruik, worden in de energieprestatieregelgeving ook ventilatievereisten opgelegd. Voldoende ventilatie is immers van groot belang voor een woning of gebouw met een gezonde binnenlucht. Sinds 2 december is ook het besluit betreffende het energiecertificaat van kracht. Hiermee wordt energieprestatie van een gebouw vastgelegd. Dit besluit regelt de preventie van de veteranenziekte op publiek toegankelijke plaatsen. Dit besluit legt een beheersplan op voor: -Hoog risico-inrichting/ - matig risico inrichtingen / koeltorens / - klimaat-regelingssystemen met luchtvochtigheids-behandeling en andere maatregelen voor tandheelkundige units en exposities.
Nee
Ja
APP heeft 2 koeltorens waarop deze regelgeving van toepassing is.
-
In dit visiedocument, met als werktitel ‘De weg naar een duurzaam geurbeleid’, wordt in hoofdlijnen ingegaan op de (beleids)context, beleidshiaten, recente realisaties, visie en potentiële vernieuwende geurbeleidsmaatregelen in Vlaanderen.
Nee
Er worden geen relevante geuremissies verwacht vanwege de activiteiten van APP.
9
Bij het ontwikkelen van een vernieuwd geurbeleid, wordt in sterke mate rekening gehouden met volgende uitgangspunten: - de beginselen die als algemene milieubeleidsbeginselen zijn erkend, o.a. - is er hinder, dan dienen maatregelen genomen op basis van BBT zodat de hinder wordt teruggedrongen tot een aanvaardbaar niveau. - proportionaliteit: de te nemen maatregelen staan in verhouding tot de hinder of potentiële hinder - subsidiariteit, maar niet ten koste van de efficiëntie en doeltreffendheid. Sturing en sterke ondersteuning vanuit hogere overheid is noodzakelijk voor een 'moeilijk objectiveerbaar' milieuthema als geurhinder. - preventiebeginsel, standstillbeginsel, aanpak aan de bron
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
20
Randvoorwaarde
Data
Inhoud
Paragraaf in dit document
Relevant
Bespreking relevantie
Stand still principe moet overal worden toegepast. In de omgeving van het projectgebied liggen meerdere natuurgebieden. Binnen een straal van 5 km bevinden zich de “Blokkersdijk” en de “Slikken en schorren langsheen de Schelde”. Binnen 5 km ligt het erkend natuurreservaat ‘Blokkersdijk’.
13.2
Het projectgebied zelf is niet gelegen in een waterrijk gebied van internationaal belang. “Schorren en polders van de beneden Schelde” is wel ingekleurd als Ramsargebied. Het terrein en de omgeving zijn geen bos volgens de definitie van het bosdecreet. Het betreft een bestaand industrieterrein waarop geen bomen gekapt zullen worden. Het betreft een bestaand industrieterrein waarop geen jachtactiviteiten plaatsvinden. Het gaat hier om industriegebied.
13.2
Milieubeheerrecht Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu
21 oktober 1997 (BS 10 januari 1998), 23 juli 1998 (BS 10 september 1998) en aanvullingen
Heeft tot doel een verregaande bescherming, ontwikkeling en herstel van het natuurlijke milieu te verwezenlijken. Belangrijk hierbij is het stand-stillprincipe. Tevens voorziet het in een afbakening van een Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het integraal verwevings- en ondersteunend netwerk (IVON) tussen bestaande grote eenheden natuur (GEN) of te vormen grote eenheden natuur (GENO). Het natuurdecreet legt de voorschriften en geboden in VEN en de Speciale Beschermingszones vast. Tevens regelt dit decreet het soortgericht natuurbeleid (soortenbescherming).
Ja
Vlaamse en/of erkende natuur- of bosreservaten
Art 32 en 33 van natuurdecreet
Ja
Ramsar gebieden
1971
Natuurgebieden die van belang zijn voor het behoud en ontwikkeling van de natuur of het natuurlijk milieu kunnen door de Vlaamse regering worden aangewezen of erkend als natuurreservaat. Bossen die worden aangewezen worden vanaf de aanwijzing bosreservaat genoemd. De Conventie van Ramsar heeft tot doel de bescherming van waterrijke gebieden van internationaal belang. Deze gebieden werden in Vlaanderen omgezet tot speciale beschermingszones voor vogels. Meer info: http://www.wetlands.org/rsis/
Bosdecreet
13 juni 1990 (BS 28 september 1990)
Gemeentelijke kapvergunning
Jachtdecreet
Beschermde dieren en planten
24 juli 1991 (BS 7 september 1991) en aanvullingen KB van 16 februari 1976
Ja
Regelt het behoud, bescherming, aanleg en beheer van bossen in Vlaanderen; omvat naast bostechnische gegevens ook specifieke verwijzingen naar ecologische en recreatieve functies van een bos. Specifieke gemeentelijke verordening betreffende het verwijderen van bomen aanvullend op deze zoals voorzien in Bosdecreet, Stedenbouwkundige regelgeving en Decreet op het natuurbehoud.
Nee
Regelt het verstandig gebruik van wildsoorten ten behoeve van de jacht.
Nee
Regelgeving die bescherming regelt van dieren en planten en beperkingen inhoudt naar vervoer, plukken of vangen,…
Nee
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
Nee
13.2
-
-
-
-
EXXONMOBIL APP – 0286997
21
Randvoorwaarde
Data
Inhoud
Relevant
Bespreking relevantie
Overeenkomst voor de bescherming van vleermuizen als uitvloeisel van de Conventie van Bonn
Conventie werd door België ondertekend op 1 oktober 1990 en op 3 mei 2002 (BS 24 juli) door Vlaanderen bekrachtigd; trad in werking op 2 juni 2003
Deze conventie handelt over de bescherming van migrerende wilde diersoorten, dus bescherming over de grenzen heen. Bepaalt dat het opzettelijk vangen, houden of doden van vleermuizen verboden is. Tevens dienen sites te worden aangeduid en beschermd die belangrijk zijn voor instandhouding van deze dieren (zoals ook voorzien in de Europese habitatrichtlijn 92/43/EEG(21 mei 1992).
Nee
In natuurgebieden in de Antwerpse haven zijn vleermuizen aanwezig. Evenwel niet op de site.
Bermdecreet
27 juni 1984
Doet aanbevelingen naar bermbeheer in functie van de bescherming van fauna en flora.
Nee
Provinciaal Natuurontwikkelingsplan van de Provincie Antwerpen (PNOP)
2004
Bescherming landschappen, stads- en dorpsgezichten, monumenten
7 augustus 1931 en Maart 1976 en aanvullingen van recentere datum. Art 54 van decreet op natuurbehoud
Het Provinciaal Natuurontwikkelingsplan (PNOP) legt de basis voor het toekomstige natuur-, bos-, groen- en landschapsbeleid van de provincie. Het PNOP is opgebouwd uit drie delen: inventaris, beleidsvisie en actieplan. Samen bieden ze een uitgebreide beschrijving van de aanwezige natuur- en landschapswaarden en van de maatregelen die de provincie zal nemen om die te behouden. Met het landschapsdecreet is het mogelijk landschappen te beschermen omwille van hun historische, socio-culturele, natuurwetenschappelijke of esthetische waarde. Via de uitvoeringsbesluiten (4 april 2003) wordt het beheer van de beschermde landschappen geregeld.
Project omvat geen openbare wegen. Algemeen relevant
Regionaal landschap
Decreet erfgoedlandschappen / landschapsatlas
13 februari 2004 (BS 18 maart 2004) voorgesteld op 15 juni 2001
Decreet op het archeologisch patrimonium
30 juni 1993 en 28 februari 2003 (BS 24 maart 2003) Europese Conventie van Malta La Valetta 1992 en ontwerpdecreet ingediend op 8 maart 2010 Beheer open ruimte, 27 juni 1984 ruilverkaveling, landinrichting en natuurinrichting
Ja
Ja
Betreft een gebied met landschappelijke waarde en waarrond op initiatief van de provincie een samenwerkingsverband tussen gemeenten wordt opgezet.
Nee
Regelt het behoud van de erfgoedlandschappen. Via dit decreet wordt het behoud van de kenmerken en de waarden van die landschappen via de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen opgelegd. De Landschapsatlas (voorgesteld op 15 juni 2001) geeft een inventaris van de landschappelijke relictgebieden van Vlaanderen en dient als basislijst van erfgoedlandschappen. Regelt de bescherming van het archeologisch patrimonium. Vanaf 1 januari 2004 wordt het beheer en beleid van het onroerend erfgoed in Vlaanderen (zowel monumenten, landschappen als archeologie) waargenomen door de Afdeling Monumenten en Landschappen. De vertaling naar Vlaamse regelgeving is nog niet gebeurd. Vanuit de Vlaamse Overheid wordt er wel naar gestreefd te handelen ‘in de geest van Malta’. Er wordt hierbij in de eerste plaats gestreefd naar het behoud van de sites in situ, wat een inschakeling van archeologie in de vroegste fasen van de ruimtelijke planning vereist.
Nee
Heeft als doel de open ruimte zodanig in te richten dat alle facetten die in het gebied aanwezig zijn zich volwaardig kunnen ontwikkelen. VLM werd opgericht om deze taak tot landinrichting uit te voeren. Bij een ruilverkaveling ligt de hoofdaandacht op de landbouw, bij een natuurinrichting op het behoud van fauna en flora, steeds rekening houdend met het multifunctioneel buitengebied.
Nee
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
Nee
Paragraaf in dit document -
-
In het MER geven we aan welke beschermingen in het studiegebied gelegen zijn en of er effecten te verwachten zijn. Er is geen regionaal landschap in de nabije omgeving van APP gelegen. APP maakt geen deel uit van een opgenomen aandacht zone.
13.3
Er worden geen werken gepland die het archeologisch patrimonium kunnen schaden.
-
Nee
-
-
-
Er zijn geen projecten opgestart voor dit gebied.
-
EXXONMOBIL APP – 0286997
22
Randvoorwaarde
Data
Inhoud
Relevant
Bespreking relevantie
Paragraaf in dit document 10, 14
Decreet integraal waterbeleid
18 juli 2003 (BS 14 november 2003) en aanvullingen
Legt de principes, doelstellingen en structuren vast voor een duurzaam waterbeleid conform de bindende bepalingen van de Europese Kaderrichtlijn Water. Via dit decreet worden een aantal nieuwe instrumenten ingevoerd – zoals de watertoets – die de overheid in staat moeten stellen een effectief beleid inzake integraal waterbeheer te voeren. Het waterbeheer wordt voortaan beschouwd per deelbekken. Vlaanderen werd ingedeeld in 11 rivierbekkens.
Ja
Voor APP zal worden geëvalueerd of waterbesparende maatregelen mogelijk zijn.
Besluit mbt watertoets
3 november 2006
Dit besluit geeft de lokale, provinciale en gewestelijke overheden, die een vergunning moeten afleveren, richtlijnen voor de toepassing van de watertoets.
Ja
14
Krachtlijnen voor een geïntegreerd rioleringsbeleid
23 maart 1999
Regelgeving betreffende vrije vismigratie
26 april 1996 en 18 juli 2003 (BS 14 november 2003) KB 3 juni 1957 en 23 januari 1958
Dit besluit regelt de voorwaarden en de verhoudingen waarin het Gewest bijdraagt bij de bouw en verbetering van openbare riolen. Tevens werden een aantal codes van goede praktijk (herwaardering van grachtenstelsels en hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen) toegevoegd aan de bestaande codes. Het is tevens de basis voor de waterzuiveringsinfrastructuur per zuiveringsgebied. In de Beschikking van de Benelux Economische Unie (26 april 1996) en in het Decreet Integraal Waterbeleid wordt vooropgesteld dat in alle waterlopen van de hydrografische stroomgebieden van de Benelux vrije migratie van alle vissoorten mogelijk gemaakt wordt tegen begin 2010 Regelt de bevoegdheid van de polders met als doel om het binnendijkse land te behoeden voor overstromingen door de zee, en het instellen van een optimaal peil in functie van het multifunctioneel gebruik van de gronden (eerst gericht op landbouw, nu sedert het decreet integraal waterbeleid meer multifunctioneel). Dit besluit voorziet in de opmaak van een waterhuishoudingsplan per VHA-zone of groep van VHA-zones; de opmaak van dergelijk plan is vereist willen polderbesturen in de toekomst nog subsidies kunnen aanvragen voor bepaalde infrastructurele ingrepen
Het MER zal de ‘elementen en informatie tot uitvoering van de watertoets’ bevatten. Het afvalwater van de site van APP wordt afgeleid naar de eigen WZI en daarna geloosd in de Schelde. De activiteiten van APP veroorzaken geen knelpunten voor vismigratie. Gebied valt niet binnen werkingsgebied van een polder of watering.
-
Gebied valt niet binnen werkingsgebied van een polder of watering.
-
Regelgeving inzake polders
Subsidiebesluit
18 januari 2002
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
Nee
Nee
Nee
Nee
-
-
EXXONMOBIL APP – 0286997
23
4. BESCHRIJVING VAN HET PROJECT 4.1 REFERENTIESITUATIE 4.1.1 Algemeen APP produceert polyethyleen, met een maximale productiecapaciteit van 375 000 ton per jaar. Binnen APP worden ca. 150 types Lage Densiteit Polyethyleen (Low Density Polyethylene, LDPE) geproduceerd die o.a. gebruikt worden voor de fabricage van folies, verpakkingsmaterialen, etc. De belangrijkste grondstof voor de productie van LDPE is ethyleen dat via pijpleiding wordt aangevoerd. Het eindproduct wordt over de weg afgevoerd in bulk en in verpakkingen. De installaties voor de productie van LDPE bestaan uit 6 verschillende polymerisatie-eenheden, die op verschillende productielijnen (A tot G-lijnen) staan en die volledig onafhankelijk van elkaar kunnen werken. Het bestaande productieapparaat kan als volgt worden onderverdeeld: • • • • • •
de reactorsectie; de eindbehandelingssectie; de herwinningssectie; nutsvoorzieningen; opslagplaatsen; de afvalwaterzuiveringsinstallatie.
4.1.2 Reactorsectie 4.1.2.1 Algemeen Om veiligheidsredenen werd de productie volledig modulair uitgebouwd. De reactorsectie bestaat uit 6 productiestraten die volledig onafhankelijk van elkaar werken en individueel inblokbaar zijn. De straten zijn genoemd van “A” t.e.m. “G”. Straten “F” en “G” vormen 1 geheel. Elke productiestraat is bovendien opgebouwd uit een aantal apart inblokbare deelsystemen, nl. uit de lagedrukcompressie, de middendrukcompressie, de hogedrukcompressie, de reactie, de hogedrukafscheiding, het recycling systeem en de extrusie.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
24
Figuur 4.1 toont een schema van een productiestraat.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
25
Figuur 4.1
Overzicht van een productiestraat
In de reactie wordt ethyleen tot polyethyleen gepolymeriseerd in aanwezigheid van een initiator. Behalve initiator worden ook comonomeren en modifiers in de reactie ingezet om het eindproduct specifieke eigenschappen mee te geven. APP onderscheidt zich van andere productiesites door de variatie aan eindproducttypes die er geproduceerd worden. De eindproducten van APP zijn te aanzien als “speciality” producten (bv. copolymeren met vinylacetaat of acrylzuur) en niet als ”volume” producten. Kenmerkend voor APP is ook dat de polymerisatiereacties gebeuren in autoclaafreactoren. Buisreactoren, zoals men deze elders terugvindt, hebben een aanzienlijk grotere productiecapaciteit en worden in hoofdzaak ingezet voor de productie van standaard LDPE-types. 4.1.2.2 Voeding Als basisgrondstof wordt gebruik gemaakt van ethyleengas dat via ondergrondse pijpleidingen door verschillende leveranciers1 aangeleverd wordt. In een eerste stap wordt de ethyleendruk tot 40 bar gereduceerd. Via meetstations en een bovengrondse leiding wordt het gas rechtstreeks aan de 6 verschillende productiestraten gevoed. 4.1.2.3 Midden- en hogedrukcompressie Het verse ethyleen wordt gemengd met niet-gereageerd gas afkomstig van de lagedrukafscheider. Via het aanzuigvat wordt het aangeboden aan de middendrukcompressor en opgedrukt van 40 bar tot 250 bar waarna eventueel comonomeer (zoals vinylacetaat en acrylzuur) en modifier (zoals bv. isobutyleen) in de gasstroom geïnjecteerd worden. In de hogedrukcompressor wordt het gas, samen met het recyclegas van de hogedrukafscheider, verder opgedrukt tot reactordruk (1200 à 2400 bar). 1 o.a. de Antwerpse Esso- en Total-raffinaderij op de rechter Scheldeoever. APP beschikt over 4 ontvangststations elk met een capaciteit van 24 000 tot 40 000 Nm³/u.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
26
4.1.2.4 Reactie In de reactie wordt ethyleen tot polyethyleen gepolymeriseerd in aanwezigheid van een initiator. De comonomeren en modifiers worden in de reactie ingezet om het eindproduct de gewenste eigenschappen mee te geven. De specifieke reactiecondities hangen af van het gewenste eindproduct. De reactietemperatuur ligt tussen 150 °C en 300 °C, de reactordruk tussen 1200 bar en 2400 bar. De reactie is exotherm (ca. 3260 kJ/kg ethyleen) en verloopt als volgt: 1) Gecontroleerde ontbinding van de initiator met vorming van vrije radicalen:
2) Propagatie van de radicalen door toevoeging van ethyleen (radicalaire polymerisatie):
3) Beëindiging van de reactie door combinatie van 2 radicalen of door disproportionering met overdracht van een waterstofradicaal tussen twee radicalen:
De reactie met comonomeren, zoals vinylacetaat, verloopt zoals die met ethyleen. Door toevoeging van modifiers, zoals bv. butaan, wordt een polymeerketen onderbroken en wordt op de modifier een nieuwe keten gestart:
Belangrijke invloedsfactoren zijn temperatuur, druk, initiator- en modifierconcentraties en de conversie (fractie gepolymeriseerd ethyleen). Voor de afvoer van de reactiewarmte is de reactor uitgerust met een koelmantel en roerwerk.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
27
4.1.2.5 Hogedrukafscheiding Na koeling wordt het reactorreduct, met polymeer en ethyleengas (ca. 20% van de ethyleenvoeding naar de reactor wordt gepolymeriseerd), via een drukregelklep naar de hogedrukafscheider geleid. In de hogedruk-afscheider wordt het ongereageerde ethyleen grotendeels van het polymeer afgescheiden en via het recycle systeem teruggevoerd naar de aanzuig van de hogedruk-compressie voor hergebruik. De polymeersmelt wordt naar de extrusie geleid. 4.1.2.6 Extrusie De polymeersmelt van de hogedrukafscheider wordt aan de lagedruk-afscheider gevoed. Hier wordt het resterende ethyleengas afgescheiden en naar de lagedrukcompressie gestuurd voor hergebruik. De ontgaste polymeersmelt wordt dan geëxtrudeerd en in water tot korrels versneden. Voor de verdere verwerking wordt het pneumatisch naar silo’s van de eindbehandelingssectie getransporteerd. 4.1.2.7 Recyclagesysteem In het recyclesysteem wordt het ethyleengas van de hogedrukafscheider stapsgewijs gekoeld waarbij zwaardere componenten die met de ethyleenstroom meegesleurd werden (o.a. laagmoleculaire was) afgescheiden worden in de warme en de koude afscheider. 4.1.2.8 Lagedrukcompressie Ethyleengas afkomstig van de lagedrukafscheider wordt via het lagedruk aanzuigvat aan de lagedrukcompressor aangeboden. Met de lagedrukcompressor wordt het op lichte overdruk staande ethyleengas opgedrukt tot ca. 40 bar en teruggestuurd naar de middendrukcompressie. 4.1.2.9 Milieurelevante aspecten De milieurelevante aspecten bij de Reactorsectie worden in volgende tabel weergegeven. Tabel 4.1
Milieurelevante aspecten bij de Reactorsectie Reactorsectie
Lucht Water Bodem en Grondwater Geluid en trillingen
Stofemissies pneumatisch transport en silo’s Fugitieve emissies aan leidingwerk Spui van wentelsnijder op de reactorlijnen Risico op bodemverontreiniging enkel bij incidenten Diverse geluidsbronnen
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
28
4.1.3 Eindbehandelingssectie 4.1.3.1 Algemeen De eindbehandelingssectie bestaat uit het silopark en uit de afdeling “verpakking en magazijn”. 4.1.3.2 Silopark De polymeerkorrels worden pneumatisch van de reactorstraten naar mengsilo’s getransporteerd. Na kwaliteitscontrole zijn de korrels klaar voor verdere verwerking: transfer naar opslagsilo of verpakking. APP beschikt over 6 jumbosilo’s (elk 400 ton) en 4 siloparken (ca. 120 meng- en opslagsilo’s met een totale capaciteit van bijna 12000 ton). 4.1.3.3 Verpakking en magazijn Deze afdeling omvat 2 opzaklijnen en 1 krattenvullijn. De belading van vracht- en bulkwagens, de opslag van verpakt product, e.d. vinden ook plaats in deze afdeling. 4.1.3.4 Milieurelevante aspecten De milieurelevante aspecten bij de Eindbehandelingssectie worden in volgende tabel weergegeven. Tabel 4.2
Milieurelevante aspecten bij de Eindbehandelingssectie Eindbehandelingssectie
Lucht Water Bodem en Grondwater Geluid en trillingen
Stofemissies pneumatisch transport en silo’s Fugitieve emissies aan leidingwerk Geen significante afvalwaterproductie Risico op bodemverontreiniging enkel bij incidenten Diverse geluidsbronnen
4.1.4 Herwinning van ethyleen en modifier 4.1.4.1 Herwinning ethyleen Het ongereageerd gas uit de polymerisatiereactie wordt samengedrukt en terug naar de reactie gestuurd. Een gedeelte ervan (tot 5% van de verse aanvoer) wordt echter afgenomen om de ophoping van inerte gassen in het reactiesysteem te beperken. De aanwezigheid van te veel inerte gassen bemoeilijkt immers de reactie. Deze spuistroom wordt in principe afgevoerd naar een zuiveringssectie van een naburig bedrijf. Indien de samenstelling van de spuistroom niet storend is, kunnen sommige reactoreenheden de spuistroom van andere eenheden opnemen tijdens de productie van minder kritische kwaliteiten. ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
29
In speciale omstandigheden, afhankelijk van de samenstelling van de spui, wordt de stroom afgeleid naar de stoomketels om als brandstof te dienen. Wanneer de spui in geen enkel ander systeem terecht kan, wordt ze rechtstreeks naar de gemeenschappelijke fakkel geleid. 4.1.4.2 Vinylacetaatzuivering Vinylacetaat, een comonomeer, komt gedeeltelijk terecht in neerslagvaten van de reactorsectie en wordt daar gecontamineerd door modifiers en minerale oplosmiddelen. Dit vinylacetaat wordt gezuiverd in een distillatie-eenheid. Het gerecupereerde vinylacetaat wordt naar de opslag gepompt, het bodemproduct van de distillatie wordt als brandstof in de stoomketels ingezet, het topproduct wordt naar de reactie teruggestuurd. 4.1.4.3 Milieurelevante aspecten De milieurelevante aspecten bij de herwinning van ethyleen en modifier worden in volgende tabel weergegeven. Tabel 4.3
Milieurelevante aspecten bij de herwinning van ethyleen en modifier herwinning van ethyleen en modifier
Lucht Water Bodem en Grondwater Geluid en trillingen
Verbrandingsemissies aan stoomketels en fakkel Fugitieve emissies aan leidingwerk Geen significante afvalwaterproductie Risico op bodemverontreiniging enkel bij incidenten Diverse geluidsbronnen
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
30
4.1.5 Opslag en verlading 4.1.5.1 Initiators 4.1.5.1.1 Algemeen De initiators zijn organische peroxiden die hoofdzakelijk in verdunde vorm in bulk aangeleverd worden. Een kleine fractie wordt nog in geconcentreerde vorm in kleine verpakkingen (bussen e.d.) aangeleverd. 4.1.5.1.2 Opslag in kleine verpakkingen Een beperkt gedeelte van de initiators worden nog in geconcentreerde vorm in polyethyleenbussen aangeleverd. Aangezien sommige ervan bij omgevingstemperatuur onstabiel kunnen worden en ontbinden, worden ze volgens de veiligheidsvoorschriften gekoeld opgeslagen. APP slaat enkel nog 2 types geconcentreerde initiators op die als oxiderend zijn ingedeeld. De overige initiators worden in bulk aangeleverd sinds de realisatie van het IMIX-project (zie volgende paragraaf). De geconcentreerde initiators worden opgelost in een organisch oplosmiddel en naar de dagtank van de productiestraat gepompt waaruit ze gedoseerd worden aan de reactor. 4.1.5.1.3 Bulkopslag – Initiator Mix (IMIX) Het gros van de initiators wordt als oplossing (concentratie ≤ 30%) in bulk (met tankwagens naar grotere tanks of in IBC’s naar kleine opslagtanks ) aangevoerd en opgeslagen. De IMIX-installatie is een openluchtinstallatie die ruimtelijk gescheiden is van andere installaties en activiteiten. Ze bestaat uit een aantal losplaatsen (verlading gebeurt op een vloeistofdichte, hellende vloer die bij eventuele lekkage het product opvangt en afleidt naar een verderop gelegen noodopvang van 70 m³) en gekoelde opslagtanks. De initiatoroplossingen worden vanuit deze opslagtanks rechtstreeks naar de reactoren gedoseerd. 4.1.5.2 Modifiers en comonomeren De modifiers en comonomeren (isobutyleen, n-butaan, isododecaan, acetaldehyde, vinylacetaat en acrylzuur) worden opgeslagen in 4 horizontale druktanks en in 4 verticale, geïnertiseerde atmosferische tanks waarbij het volgende kan opgemerkt worden:
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
31
•
Tank V-406-M is buiten gebruik;
•
V-412-M bevat herwonnen vinylacetaat, V-417-M vers vinylacetaat. Vers vinylacetaat wordt aangevoerd met schepen die bij buurbedrijf INEOS gelost worden. Het wordt via een bovengrondse, 4”-leiding naar V-417-M gepompt. Om de diffuse emissies te beperken is V-417-M bijkomend voorzien van een intern vlottend dak.
De modifiers en comonomeren, uitgezonderd vinylacetaat, worden met tankwagens aangevoerd. De lossing van de tankwagens gebeurt op specifiek daarvoor bestemde losplaatsen. De vinylacetaattanks (V-412-M en V-417-M) en isododecaantank (V-402-M) bevinden zich in een gemeenschappelijke inkuiping. Deze tanks zijn voorzien van een inwendige beschuiming en van een vast watersproeisysteem. De inkuiping helt af naar een opvanggoot langs de noordwand van de inkuiping, weg van de andere opslagplaatsen. Via het watersproeisysteem van V-417-M kan ook de inkuiping beschuimd worden. De butaantanks V-403-M en V-404-M werden voorzien van een brandwerende isolatie tegen de risico’s van een kuipbrand in de belendende vinylacetaatopslag. 4.1.5.3 Andere koolwaterstoffen LPG (vnl. propaan) wordt gebruikt als brandstof voor vorkheftrucks en straatvegers. Hiervoor is een opslagtank (V-280-T) met tankzuil voorzien. Tevens beschikt APP nog over een bovengrondse opslagtank voor stookolie (V-340-U). Verder zijn er een aantal kleine ondergrondse houders over het terrein verspreid. Het betreft enerzijds procesvaten voor de opvang van oliën uit compressoren en anderzijds houders voor verse oliën of stookolie. 4.1.5.4 Polyethyleenadditieven APP gebruikt enkele tientallen verschillende polyethyleenadditieven, in hoofdzaak vaste stoffen. Het betreft o.a. anti-oxidantia, antikleef middelen, glijmiddelen en anti-fog middelen. 4.1.5.5 Waterbehandelingsproducten Zwavelzuur en natronloog worden gebruikt bij de waterbehandeling en worden t.h.v. de waterzuivering opgeslagen. 4.1.5.6 Hulpstoffen Op de site worden op verschillende plaatsen (magazijnen, containers, stores) hulpstoffen in verplaatsbare recipiënten opgeslagen. Het betreft o.a. waterbehandelingsproducten, onderhoudsproducten, labochemicaliën, industriegassen, e.d. ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
32
4.1.5.7 Afvalstoffen Naast de opslag van grondstoffen, hulpstoffen en eindproducten, heeft APP ook een aantal afvalverzamelplaatsen. Hier worden verschillende afvalstoffen gestockeerd in afwachting van de afvoer naar verwerkers. In het zuidelijk deel van de fabriek is een open vatenopslagplaats voor afvalstoffen ingericht. 4.1.5.8 Bulktransport gevaarlijke stoffen Ethyleen, de basisgrondstof, wordt via externe, ondergrondse pijpleidingen aangeleverd en verdeeld over de verschillende productiestraten via een centrale, bovengrondse leiding. Vinylacetaat, het belangrijkste comonomeer, wordt per schip aangevoerd. Schepen worden door INEOS gelost en de inhoud wordt via een bovengrondse leiding naar de opslagtank V-417-M gepompt. In de betrokken zone bevinden zich ook de opslagplaatsen voor de andere comonomeren en modifiers. Deze worden met tankwagens beleverd. Vanuit deze zone worden de betrokken producten via bovengrondse leidingen naar de verschillende productiestraten gepompt. Vinylacetaat wordt vanuit de herwinningseenheid langs dezelfde weg teruggepompt naar V-412-M. De IMIX-producten worden over de weg aangeleverd ofwel met tankwagens ofwel in IBC’s. Via centrale verdeelleidingen worden ze naar de productie gepompt. Voorts zijn er nog een aantal transporten van hulpstoffen. Aardgas en stikstof worden via externe, ondergrondse pijpleidingen aangeleverd, de overige (natronloog, zwavelzuur, LPG-brandstof, …) met tankwagens. Tevens wordt een spui van ethyleengas via een bovengrondse leiding naar TOA gestuurd.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
33
Tabel 4.4 geeft een overzicht van de belangrijkste bulkverladingen die op de site plaatsvinden.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
34
Tabel 4.4
Overzicht verladingsactiviteiten Product Isobutyleen n-Butaan Isododecaan Acetaldehyde Acrylzuur Propaan Initiator LDPE IMIX 2 Initiator LDPE IMIX 1 Stookolie Zwavelzuur Zwavelzuur Natronloog
Transport
Losmiddel
Tankwagen Tankwagen Tankwagen Tankwagen Tankwagen Tankwagen Tankwagen
Locatie losplaats 1 1 2* 3 3 4 5
Losarm Losarm Losslang Losarm Losarm Slang Losarm
Lading [ton] 20 15 25 5 25 2 25
# Verladingen [1/jr] 104 26 6 8 91 26 34
Duur verlading 3 uur 3 uur 1 uur 1 uur 1 uur 1 uur 1 uur
IBC
6
Losarm
1
185
1 uur
Tankwagen Tankwagen IBC Tankwagen
7 8 9 10
Losslang Losarm Losarm Losarm
4 20 5.5 20
3 7 8 9
1 uur 2 uur 1.5 uur 2 uur
* Ter hoogte van losplaats 2 bevindt zich een tweede losstation, nl. voor vinylacetaat (tankwagens). Deze wordt zoals hierboven toegelicht, in principe niet gebruikt.
Kenmerkend voor de bulkverladingen is dat ze gebeuren via specifiek daarvoor bestemde losplaatsen. 4.1.5.9 Milieurelevante aspecten De milieurelevante aspecten bij opslag en verlading worden in volgende tabel weergegeven. Tabel 4.5
Milieurelevante aspecten bij opslag en verlading
Lucht Water Bodem en Grondwater Geluid en trillingen
opslag en verlading Fugitieve emissies aan leidingwerk Adem- en verladingsemissies aan opslagtanks Afvalwater van onderhoud en wassen siloparken en waswater vrachtwagens (lossen acrylzuur) Risico op bodemverontreiniging enkel bij incidenten Diverse geluidsbronnen
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
35
4.1.6 Energie- en nutsvoorzieningen 4.1.6.1 Algemeen Alle installaties voor stoom, water en lucht zijn gegroepeerd in de “energiecentrale”. Deze omvat 3 stoomketels die hogedrukstoom produceren. Stoom Lagedrukstoom wordt bekomen door drukreductie van de hogedrukstoom en door recuperatie van reactiewarmte in de productiestraten E en F. De condensaatsystemen brengen stoomcondensaat samen met gedemineraliseerd ketelvoedingswater. In de centrale wordt ook onthard water voor procesdoeleinden geproduceerd. Perslucht Persluchtcompressoren produceren perslucht op 7 bar. Een gedeelte van de perslucht wordt verder gedroogd tot instrumentenlucht. Stikstof Zuivere stikstof wordt aangeleverd via een ondergrondse pijpleiding. Water Een ruwwatertank van 4 200 m³ is beschikbaar. Ruw-water (AWW-water) wordt gebruikt als koelwater en als sanitair water. Twee derden van de tankinhoud doet dienst als bluswatervoorraad. Afvalwaterstromen, inclusief regenwater, worden behandeld in de WZI en daarna in de Schelde geloosd. Twee koeltorens zorgen voor de productie van koelwater. Energie Conform de definities van het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen betreffende energiebeleid (BS 8 december 2010) wordt APP beschouwd als een “energie-intensieve inrichting” vermits het primaire energieverbruik de drempel van 0,1 PJ overschrijdt. APP is vrijwillig toegetreden tot het Benchmarking Convenant. Volgens het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen betreffende energiebeleid dient bij een vergunningsaanvraag voor energieintensieve inrichtingen een energieplan te worden bijgevoegd. APP beschikt over een goedgekeurd energieplan 2008-2012 in het kader van Benchmarking Convenant. Het energieplan werd op 17 december 2008 door het VerificatieBureau Benchmarking Vlaanderen (VBBV) goedgekeurd en was geldig tot 30 juni 2012. Op 7 december 2012 tekende APP de verklaring tot deelname aan de verlenging van het benchmarkingconvenant over energie-efficientie in de industrie. Ingevolge de opvolger van de Benchmarking Convenant via de EBO, is APP toegetreden tot de EBO. Deze toetreding werd op 12 februari 2014 aanvaard door ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
36
de Commissie EBO. APP werkt momenteel aan de opmaak van een nieuw energieplan dat klaar zal zijn tegen eind 2015, conform de EBO. APP verbruikte in 2014 (productie 309 086 ton) 3,153 PJ verdeeld over: - 308 426 000 kWh (1,1103 PJ) aan elektriciteit; - 2024,2 ton slop; - 264 753 GJ aan aardgas; - 1631,6 liter diesel; - 64,81 ton initiator; en - 843,61 ton afgas. Regeneratieve Thermische Oxidator APP dient middels de bijzondere voorwaarde vooropgesteld door de overheid na een IPPC audit (ref. MLWV-2014-0009/SAPI/mben, dd. 9 april 2014) een Regenerative Thermal Oxidator (RTO) installatie en bufferpakkingen (purge/primaire compressor) te plaatsen voor de reductie van de vluchtige organische componenten (VOC). De voornaamste bronnen van VOC emissies zijn afkomstig van silopark 2 en 3 en van de purge/primaire compressoren (lekgassen pakking). De RTO maakt, hoewel deze pas in 2017 in gebruik genomen zal worden, reeds deel uit van de huidig vergunde situatie voor wat betreft de impactbepaling. 4.1.6.2 Milieurelevante aspecten De milieurelevante aspecten bij energie- en nutsvoorzieningen worden in volgende tabel weergegeven. Tabel 4.6
Milieurelevante aspecten bij energie- en nutsvoorzieningen energie- en nutsvoorzieningen
Lucht Water Bodem en Grondwater Geluid en trillingen
Atmosferische emissies van de ketelbranders en RTO Spui van demin-eenheid, koeltorens en condensaat Risico op bodemverontreiniging enkel bij incidenten Diverse geluidsbronnen
4.1.7 Waterzuiveringsinstallatie De zuiveringsinstallatie omvat een pompstation, een zeefinstallatie, een olieafscheider, een flocculator, een luchtflotatie-eenheid, een nabehandelingsvijver, een meetgoot en een biologische zuiveringseenheid. De afvalwaters van de verschillende productie-eenheden, het huishoudelijk afvalwater van de fabriek en van de administratie en het gecapteerde regenwater worden via riolen naar de waterzuiveringsinstallatie geleid. Na zuivering wordt het water via de bezinkingsvijver in de Schelde geloosd. De koelwaterspuien worden, na controle, rechtstreeks naar de bezinkingsvijver gestuurd. De biologische zuiveringseenheid wordt enkel gebruikt voor afvalwaters met een hoge organische belasting. Het influent wordt gebufferd in een tank van 400 m³ ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
37
die tevens als noodopvang kan dienen. Het effluent doorloopt de rest van de waterzuivering. APP beschikt tevens over een stormwaterbekken voor de buffering van afvalwater bij hevige regenval en voor de opvang van incidenteel sterk vervuild water (bv. bluswater). Bij hoog aanbod aan de waterzuiveringsinstallatie, wordt het afvalwater m.b.v. stormpompen (2×360m³) in het stormbekken gepompt. Het stormbekken heeft een capaciteit van 800 m³. Wanneer dit bekken vol is, loopt het, via een olieafscheider, over in de nabehandelingsvijver.
4.1.8 Materiaalstromen Tabel 4.7 geeft een overzicht van de materiaalstromen bij APP voor 2014 (309 086 ton productie). Tabel 4.7
Materiaalstromen 2014 Benaming LDPE Ethyleen Vinlacetaat Acrylzuur Isododecaan Isobutyleen n-butaan Acetaldehyde
Type
ton/jaar
Eindproduct Grondstof Grondstof Grondstof Grondstof Grondstof Grondstof Grondstof
309.086 275.672 362.228 2.061 106 861 335 24
4.2 GEPLANDE SITUATIE Ten opzichte van de huidig vergunde situatie, omvat de geplande situatie geen bijkomende installaties, bijkomende opslag/overslag of toename van de productiecapaciteit. De materiaalstromen en het energieverbruik in de geplande situatie zullen in het MER door extrapolatie op basis van de gegevens en de geproduceerde capaciteit in het referentiejaar 2014 begroot worden.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
38
5. HISTORIEK De drie eerste productielijnen (A-C) werden opgericht in 1968. De twee volgende eenheden (D en E) dateren van 1973. Een buisreactor (eenheid F) werd in 1975 in dienst genomen en werd in 1991 omgebouwd om te kunnen werken als zesde autoclaafeenheid (eenheid G). In 1997 werd een nieuwe vergunning bekomen voor de volledige inrichting en dit voor een periode van 20 jaar (einddatum 03/07/2017). Tabel 1.2 geeft een overzicht van de huidige vergunningstoestand. Tabel 5.1 toont een overzicht van de naam- en statutenwijzigingen voor de site van APP. Tabel 5.1
Overzicht Naam- en Statutenwijzigingen APP Datum
Naam/Statuut
31-Oct-73
Oprichting vennootschap in Delaware (VS) Essochem Plastics Inc
12-Feb-77
Opening Filiaal in Belgie te Meerhout, Veedijk 2
01-Nov-79
Integratie exploitatiezetel van USI Europe NV Essochem Plastics Inc Antwerp Plastics Plant
07-Jul-86
Wijziging naar: Essochem Belgium Antwerp Plastics Plant Divisie van Essochem International Inc
31-Oct-86
Wijziging naar:
02-Jan-87
Exxon Chemical Belgium Antwerp Polymers Plant Divisie van Esso Inc en verplaatsing maatschappelijke zetel naar Antwerpen, Polderdijkweg Wijziging naar: Exxon Chemical Belgium Antwerp Polymers Plant Divisie van Esso Belgium NV
27-Sep-93
Wijziging naar: Exxon Chemical Belgium Antwerp Polymers Plant Divisie van Esso NV
28-Mar-00
Wijziging naar: Exxon Chemical Belgium Antwerp Polymers Plant Divisie van Esso bvba
01-Jun-02
Wijziging naar: ExxonMobil Chemical Belgium Antwerp Polymers Plant Divisie van ExxonMobil Petroleum & Chemical bvba
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
39
6. ALTERNATIEVEN 6.1 NULALTERNATIEF Het nulalternatief houdt in dat de overheid geen nieuwe vergunning verleent voor de activiteiten van APP in Zwijndrecht. Aangezien de vraag naar polyethyleen op peil blijft, zal de geproduceerde hoeveelheid die wegvalt op de site te Zwijndrecht elders geproduceerd moeten worden. Het produceren op een andere locatie zal gelijkaardige milieueffecten met zich meebrengen. Door het niet opnieuw vergunnen van de activiteiten van APP worden niet enkel de milieueffecten verplaatst, ook andere aspecten die met het bedrijf samenhangen zoals de tewerkstelling zullen eventueel verplaatst worden naar andere bedrijven.
6.2 LOCATIE-ALTERNATIEVEN Daar het een hervergunning betreft zal uit het onderzoek naar de milieu-impact in het MER moeten blijken dat er geen noodzaak bestaat om verdere locatiealternatieven te evalueren.
6.3 DOELSTELLINGSALTERNATIEF APP wenst haar LDPE -plant op lange termijn competitief te blijven houden. Een continue verlaging van de marges op de verkoop van de geproduceerde goederen kan enkel opgevangen worden door een continue verlaging van de productiekosten. Efficiëntieverhoging en aanwending van synergieën binnen de organisaties zijn geschikte middelen om de productiekosten te reduceren of onder controle te kunnen houden en alzo competitief te kunnen blijven. De verschillende PE-eindproducten bij APP worden onder andere gebruikt voor: folies, verpakkingsmaterialen, isolatiemateriaal in kabels, ….
6.4 UITVOERINGSALTERNATIEF In het MER zal, waar relevant, ingegaan worden op uitvoeringsalternatieven voor de installaties die de milieueffecten beperken (waterzuivering, gaszuiveringen, bodembescherming, geluidsbeperking, ...). De deskundigen zullen deze zoveel mogelijk aan de BBT toetsen. De activiteiten zullen vergeleken worden met de relevante passages uit volgend horizontaal BREF document: •
Reference Document on Best Available Techniques in the Production of Polymers, August 2007.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
40
7. RELEVANTE MILIEURAPPORTAGES 7.1 MILIEURAPPORTAGES Bij de opmaak van het MER zullen we gegevens gebruiken uit de volgende milieurapportages i.v.m. APP te Zwijndrecht: •
• • • • • • • • •
In 1996 werd een MER opgesteld voor een globale evaluatie van de milieueffecten van de Site Antwerp Polymers Plant van Exxon Chemical Belgium. Verkennend bodemonderzoek naar bodem- en grondwaterkwaliteit in oktober 1995 Nader onderzoek naar bodem- en grondwaterverontreiniging in juni 1995 Oriënterend bodemonderzoek in juni 1999 Bodemonderzoek i.h.k.v. de verwijdering van een ondergrondse dieseltank in juni 2002 Oriënterend bodemonderzoek in november 2004 Beschrijvend bodemonderzoek n.a.v. minerale olieverontreiniging t.h.v. OOT slurry Oriënterend bodemonderzoek t.b.v. onteigening Canadastraat Keetberglaan Beschrijvend bodemonderzoek en bodemsanerinsproject o.w.v. overvulling initiatortank V-751-D Fugitieve emissies 2014 Meet- en beheersprogramma Jaarrapport, opgemaakt door The Sniffers in januari 2015
7.2 BESLUITEN VAN MEEST RECENTE MER (MER 1996) Het laatste MER dateert van oktober 1996 en beschrijft een globale evaluatie van de milieueffecten op de site Antwerp Polymers Plant van Exxon Chemical Belgium, het huidige APP. De conclusies uit dit MER zijn in zekere mate relevant (voor zover de besproken problematieken nog steeds actueel zijn) binnen het voorliggend document.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
41
8. INGREEP-EFFECTENSCHEMA 8.1 MOGELIJKE EFFECTEN Na de beschrijving van de verschillende aspecten die van belang kunnen zijn voor de milieueffecten, bepalen we in dit hoofdstuk de mogelijke milieueffecten die bestudeerd zullen worden. Daarvoor maken we een opsomming van de verschillende ‘ingrepen ‘. Daarmee bedoelen we alle relevante aspecten die aanleiding kunnen geven tot milieueffecten. We beschouwen de volgende disciplines als relevant. Tabel 8.1
Identificatie van disciplines met relevante effecten Discipline Lucht (Oppervlakte)water Bodem en grondwater Geluid en trillingen Fauna en flora Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Mens Licht, warmte en stralingen Klimaat Overige aspecten
Sleuteldiscipline X X X X X
Nevendiscipline
x x x x x
De disciplines (‘Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’, ‘Mens’, ‘Licht, warmte en stralingen’, ‘Klimaat’) die als nevendisciplines geclassificeerd werden, beschouwen we als minder relevant omdat APP te Zwijndrecht op vlak van deze disciplines geen significante effecten veroorzaakt in de referentiesituatie en dat ook niet zal doen in de geplande situatie. Op de eerste rij van Tabel 8.2 zijn de milieudisciplines opgenomen die we zullen bestuderen in het MER. In deze tabel is in elke cel aangegeven hoe de verschillende ingrepen een effect kunnen veroorzaken voor de verschillende disciplines. Telkens is ook aangegeven op een schaal van 0 tot 2 in hoeverre de ingreep niet, beknopt of grondig bestudeerd dient te worden. De effecten die vooral onderzocht zullen worden, zijn: • De invloed van de atmosferische emissies op de luchtkwaliteit, mogelijke gezondheidseffecten bij de omwonenden en ecotoxicologische effecten; • De invloed van de afvalwaterstroom op de Schelde; • De invloed van geluidsemissies en de hinder ervan voor omwonenden; • De bestaande bodemverontreiniging en de kans op het ontstaan van nieuwe bodemverontreiniging. Hoe we in het MER de effecten zullen onderzoeken, in welke mate de effecten zullen voorkomen en met welke ernst, wordt in de volgende hoofdstukken per discipline uitgelegd. ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
42
8.2 REFERENTIESITUATIE VERSUS GEPLANDE SITUATIE In het MER zullen we naast een referentiesituatie (milieueffecten als gevolg van emissies en residuen in referentiejaar 2014) ook een geplande situatie uitwerken. Als referentiejaar wordt het jaar 2014 genomen, het meest recente jaar waarvan bij opmaak van kennisgeving en MER volledige gegevens beschikbaar zijn. Hierbij dient opgemerkt dat in juli 2015 een vergunningsaanvraag voor een regeneratieve thermische naverbrander (RTO) zal worden ingediend. Deze RTO zal als dusdanig deel uitmaken van de referentiesituatie, doch zal pas in 2017 in gebruik genomen worden. De impact van deze installatie zal bepaald worden op basis van ontwerpgegevens. Ten opzichte van de referentiesituatie, omvat de geplande situatie geen wijzigingen betreffende vergunde installaties. De geplande situatie zal de emissies, residuen en impact beschrijven wanneer de volledig vergunde productiecapaciteit (375 000 LDPE ton/jaar) benut wordt. Deze situatie zal door extrapolatie van de emissies en residuen van het referentiejaar naar de vergunde productiecapaciteit uitgewerkt worden.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
43
Tabel 8.2
Ingreep-effectenschema
Ingrepen
Lucht
Oppervlaktewater (behalve grondwater)
Bodem- en grondwater
Geluid
Fauna & Flora *
Mobiliteit / Mens *
Andere disciplines *
Gezondheidseffecten (1)
0
GEPLANDE en REFERENTIESITUATIE Geleide emissies naar de atmosfeer Niet-geleide emissies naar de atmosfeer Afvalwaterlozing Incidentele lekken (vloeistoffen) Geluidsemissies van installaties Aanvoer van grondstoffen, afvoer van eindproducten en afvalstoffen Aanwezigheid gebouwen, infrastructuur en verkeersvoorzieningen Stilleggen, onderhouden en terug opstarten van diverse activiteiten of eenheden
0: 1: 2: *:
Kwaliteitswijziging (2)
0
0
0
Ecotoxicologie (1)
Kwaliteitswijziging (1)
0
0
0
Ecotoxicologie (1)
0
Kwaliteitswijziging (2)
0
0
Ecotoxicologie (1)
0
Kwaliteitswijziging (1)
Kwaliteitswijziging (2)
0
Ecotoxicologie (1)
0
0
0
Geluidshinder (2)
Verstoring (1)
Kwaliteitswijziging (1)
0
0
Geluidshinder (1)
Verstoring fauna en flora (1)
0
Kwantiteitswijziging (1)
Invloed op infiltratiemogelijkhede n regenwater (1)
0
0
Visuele hinder (1)
Visuele impact (1)
Kwaliteitswijziging (1)
Kwaliteitswijziging (1)
0
Geluidshinder (1)
Ecotoxicologie, verstoring fauna en flora (1)
Belevings- en gezondheidseffect (1)
0
Belevings- en gezondheidseffecten (1) Belevings- en gezondheidseffecten (1) Gezondheidseffect (1) Belevings- en gezondheidseffect (1) Mobiliteitseffecten (1) / Beleving- en gezondheidseffecten (1)
0 0 0 0
0
niet te bestuderen (geen effect verwacht) beknopt te bestuderen grondig te bestuderen diepgang mede te bepalen op basis van resultaten van andere discipline
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
44
9. METHODOLOGIE DISCIPLINE ‘LUCHT’ 9.1 AFBAKENING VAN HET STUDIEGEBIED De omvang van het studiegebied wordt vooral bepaald door de afstand waarop de invloed van de emissies van APP het belangrijkst is. Deze afstand hangt vooral af van de hoogte waarop de emissies plaatsvinden. De voornaamste geleide emissiepunten bij APP betreffen drie stoomketels en een fakkel met een hoogte van 30 m. Vooral deze laatste is een emissiebron met een hoge emissietemperatuur (> 500 °C). Uit ervaring blijkt dat het pluimmaximum (= locatie waar de emissies na verspreiding in de omgevingslucht het grootste effect hebben) in dergelijk geval binnen 5 km van de emissiebron ligt. Om de impact op de omliggende woonzones te kunnen bepalen (meest nabij gelegen woonzone ligt op ca. 0,5 km), voorzien we in dit MER de impact op de luchtkwaliteit te berekenen en te bespreken tot op 5 km rondom de site van APP. Deze zone omvat alle omliggende woonzones alsook een aantal belangrijke natuurgebieden. Hierdoor kan de invloed op alle relevante receptoren in de omgeving beoordeeld worden. Deze discipline gebruikt emissiegegevens van het jaar 2014 voor de installaties die reeds in werking zijn, en ontwerpgegevens voor de RTO (indienstname gepland in 2017).
9.2 EMISSIES IN DE REFERENTIESITUATIE 9.2.1 Overzicht Emissiebronnen We kunnen onderstaande emissiebronnen onderscheiden: Aparte schoorstenen van de 3 stoomketels Dieselbrander Admin ketel Fakkel Stofemissies pneumatisch transport en silo’s Diffuse VOS-emissies - RTO Fugitieve emissies aan leidingwerk In onderstaande paragrafen worden de hierboven opgelijste emissiebronnen kort besproken.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
45
9.2.2 Stoomketels 9.2.2.1 Algemeen Er zijn drie gasgestookte stoomketels (totaal geïnstalleerd vermogen 51,2 MWth) aanwezig op de site: Ketel 3 (Wanson): 11,7 MW geïnstalleerd vermogen; Ketel 4 (Denaeyer): 23,4 MW geïnstalleerd vermogen; Ketel 5 (Standardkessel): 16,1 MW geïnstalleerd vermogen. Deze ketels emitteren hun rookgassen (vnl. NOx en CO) via aparte schoorstenen. De emissies dienen te voldoen aan de emissiegrenswaarden voor kleine of middelgrote stookinstallaties zoals vastgesteld in art. 5.43.2.10 VLAREM II (bestaande installaties) . De emissiekarakteristieken (concentraties, vrachten, debiet, temperatuur, …) van de stoomketels zullen besproken worden in het MER en vergeleken met bovenstaande emissiegrenswaarden, BBT-voorschriften en/of reductiedoelstellingen. 9.2.2.2 Meetfrequentie Ketel 3: o continue meting voor CO, NOx, stof en TOC (bij afvalmeeverbranding); o 2 x per jaar metalen, HF, HCl, SO2 en dioxines; Ketel 4: 2 x jaar CO, NOx; en Ketel 5: 4x/jaar CO, NOx.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
46
9.2.2.3 Stoomketel 3 Cfr. Vlarem II Voorwaarden voor meeverbrandingsinstallaties (art. 5.2.3bis1.16-1.23 VLAREM II) worden de specifieke emissiegrenswaarden berekend voor NOx, CO, TOC en stof op stoomketel 3. Deze specifieke emissiegrenswaarden dienen als volgt berekend te worden:
C totaal =
Vafvalstoffen x C afvalstoffen + Vaardgas x C aardgas + V purge xC purge Vafvalstoffen + Vaardgas + V purge
(1)
Met: Ctotaal: Vafvalstoffen: Cafvalstoffen: Vaardgas: Caardgas: Vpurge: Cpurge:
specifieke emissiegrenswaarde voor NOx, CO, TOC en stof volume rookgas t.g.v. de verbranding van afvalstoffen (slop en initiator) emissiegrenswaarde voor afvalverbrandingsinstallaties volume rookgas t.g.v. de verbranding van aardgas emissiegrenswaarde voor de ‘normale’ verbranding van aardgas volume rookgas t.g.v. de verbranding van purge (ethyleen) emissiegrenswaarde voor de ‘normale’ verbranding van purge (ethyleen)
Opmerking betreffende Caardgas & Cpurge Vermits er in art. 5.2.3bis1.21 geen emissiegrenswaarden worden opgegeven voor gasvormige brandstoffen, gelden de voorwaarden opgelegd onder art. 5.43.2. “Kleine & middelgrote stookinstallaties2” bij een temperatuur van 273,15 K, druk 101,3 kPa, zuurstofgehalte 3%, droog gas. Voor een bestaande stookinstallatie (11,7 MW) met gasvormige brandstoffen geldt: Cpurge, NOx = Caardgas, NOx = Caardgas, stof = Cpurge, stof = Caardgas, CO = Cpurge, CO =
350 mg/Nm3 (cfr. Vlarem II; Art. 5.43.2.10) 300 mg/Nm3 (cfr. Vlarem II; Art. 5.43.2.10) 50 mg/Nm3 (cfr. Vlarem II; Art. 5.43.2.10) 250 mg/Nm3 (cfr. Vlarem II; Art. 5.43.2.10)
Vlarem II, art. 5.2.3bis.1.19 bepaalt: "Cproces: de emissiegrenswaarden die in artikel 5.2.3bis.1.20 tot en met 1.22 voor bepaalde industriële sectoren zijn vastgesteld of, indien een dergelijke waarde ontbreekt, de emissiegrenswaarden die volgens dit besluit voor deze installaties gelden, bij verbranding van de normaal toegestane brandstoffen (geen afvalstoffen). Bij ontbreken van dergelijke bepalingen worden de in de milieuvergunning vermelde emissiegrenswaarden gebruikt. Indien in de milieuvergunning geen grenswaarden worden vermeld, worden de werkelijke massaconcentraties gebruikt.” Vermits er voor middelgrote stookinstallaties geen emissiegrenswaarde is opgelegd voor TOC en er voor APP geen emissiegrenswaarde in de milieuvergunning werd opgenomen, dient de werkelijke waarde genomen te worden. Op basis van de data tussen 01.10.2011 en 15.12.2011 bedraagt dit 16 mg/Nm3 (bij 3% O2 overschot, droog, 273,15 K en 101,3 kPa): Caardgas, TOC = Cpurge, TOC = 16 mg/Nm3 2
Vermogen boiler 3: 11.7 MW
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
47
Opmerking betreffende Cafvalstoffen Volgende emissiegrenswaarden gelden voor afvalstoffen (slop en initiator) bij een temperatuur van 273.15°K, druk 101.3 kPa, zuurstofgehalte 11%, droog gas: Cafvalsoffen, NOx = Cafvalstoffen, stof = Cafvalstoffen, CO = Cafvalstoffen, TOC =
400 mg/Nm3 (cfr. Vlarem II; Art. 5.2.3bis.1.15 2°) 10 mg/Nm3 (cfr. Vlarem II; Art. 5.2.3bis.1.15 2°) 100 mg/Nm3 (cfr. Vlarem II; Art. 5.2.3bis.1.15 1°) 10 mg/Nm3 (cfr. Vlarem II; Art. 5.2.3bis.1.15 2°)
Vermits de emissiegrenswaarden voor afvalstoffen en voor zuivere stromen (gassen) bij verschillende zuurstofreferenties worden weergegeven (11% versus 3%), moet met behulp van de mengregel het referentie zuurstof gehalte bepaald worden en de emissiegrenswaarden omgerekend worden naar het referentie zuurstof gehalte (O2,ref).
9.2.2.4 Stoomketels 4 & 5
Tabel 9.1
Stoomketels 4 & 5 dienen te voldoen aan de emissiegrenswaarden zoals vastgesteld in art. 5.43.2.10 VLAREM II (bestaande installaties, zie onderstaande tabel). Emissiegrenswaarden Stoomketels 4 & 5 Emissiegrenswaarden Schouw Stoomketels (mg/Nm³) bij een referentiezuurstofgehalte van 3 % 50
Stof SO2 NOx (als NO2) CO
35 300 (aardgas) / 350 (purgegas) 250
9.2.3 Dieselmotoren Er zijn twee nooddieselmotoren (235 kW en 112 kW). Vermits deze dieselmotoren minder dan 500 bedrijfsuren per jaar hebben, vallen ze buiten de bepaling van VLAREM II hoofdstuk 5.43.2 (<300kW en minder dan 500 bedrijfsuren). De nooddieselmotoren worden binnen het MER verder buiten beschouwing gelaten wegens het lage vermogen en de beperkte bedrijfsuren.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
48
9.2.4 Admin verwarmingsketels De twee verwarmingsketels van het administratiegebouw hebben een geïnstalleerd vermogen van 0,957 MWth en verbranden aardgas. De emissies aan dit punt dienen te voldoen aan de emissiegrenswaarden voor kleine of middelgrote stookinstallaties zoals vastgesteld in art. 5.43.2.10 VLAREM II (bestaande installaties): Tabel 9.2
Emissiegrenswaarden Admin ketel Emissiegrenswaarden Admin ketel (mg/Nm³) bij een referentiezuurstofgehalte van 3 % 50
Stof SO2 NOx (als NO2) CO
35 150 250
De emissies aan de verwarmingsketels moeten cfr. Vlarem II 5.43.2.20 §1, door een erkend laboratorium ten minste om de 5 jaar gemeten worden. Volgende metingen zijn echter niet vereist: SO2, gezien het hoofdzakelijk om aardgas gaat. Stof, gezien de brandstof gasvormig is. De emissiekarakteristieken (concentraties, vrachten, debiet, temperatuur, …) van de admin ketel zullen besproken worden in het MER en vergeleken met bovenstaande emissiegrenswaarden, BBT-voorschriften en/of reductiedoelstellingen.
9.2.5 Fakkel De fakkel heeft een hoogte van 30 m en bevindt zich in het noordwestelijk deel van het bedrijfsterrein. In de fakkel worden voornamelijk de afgassen verbrand welke atkomstig zijn van de ethyleenpurges (shutdowns). De fakkelemissies zijn bijgevolg discontinu en zeer beperkt in de tijd. De tijdsduur van een emissie is niet eenduidig te bepalen en hangt in grote mate af van het gedeelte van de installatie dat gepurgeerd wordt, waarbij druk en volume belangrijk zijn. De belangrijkste emissies aan de fakkel zijn NOx en CO. Voor fakkels bestaan geen emissiegrenswaarden. De emissiekarakteristieken (vrachten, debiet, temperatuur, werkingsregime…) van de fakkel zullen begroot en besproken worden in het MER en vergeleken met BBTvoorschriften en/of reductiedoelstellingen.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
49
9.2.6 Stofemissies pneumatisch transport en silo’s Pneumatisch transport en overslag naar silo’s kunnen diffuse stofemissies (“fines”) veroorzaken. Het pneumatisch transport bij APP is echter voorzien van cyclonen voor de afscheiding van polyethyleen “fines”. Deze fines worden afgevoerd naar een externe verwerker voor recyclage.
9.2.7 Diffuse VOS-emissies - RTO De diffuse emissies zijn terug te brengen tot een aantal bronnen, met name: de opslag en ontgassing van de eindproducten; de op- en overslag van de grondstoffen. De VOS emissies van silopark 2 en 3 en van de lage en middendruk compressoren (lekgassen pakking) zullen behandeld worden in de RTO. De bijdrage van beide bronnen is respectievelijk ca.1 kg/ton LDPE en ca. 0,5 kg/ton LDPE. APP dient middels de bijzondere voorwaarde vooropgesteld door de overheid na een IPPC audit (ref. MLWV-2014-0009/SAPI/mben, dd. 9 april 2014) een Regenerative Thermal Oxidator (RTO) installatie en bufferpakkingen (purge/primaire compressor) te plaatsen voor de reductie van de vluchtige organische stoffen (VOS): The link ed image cannot be display ed. The file may hav e been mov ed, renamed, or deleted. Verify that the link points to the correct file and location.
De vergunningsaanvraag voor de RTO zal in juli 2015 worden ingediend. Deze RTO zal als dusdanig deel uitmaken van de referentiesituatie, alhoewel deze pas in 2017 in gebruik wordt genomen. Het streefdoel van de implementatie van dit project is het behalen van een uitstoot aan VOS-emissies van minder dan 2,64 kg VOS/ton geproduceerde polyethyleen. Voor naverbranders gelden de algemene emissiegrenswaarden zoals beschreven in Bijlage 4.4.2 van Vlarem II, zij het bij 18% zuurstofovermaat (zie onderstaande tabel). Tabel 9.3
Emissiegrenswaarden RTO Emissiegrenswaarden RTO (mg/Nm³) bij een referentiezuurstofgehalte van 18 % 150 tot 200 g/h Stof 20 vanaf 200 g/h 500 vanaf 5 kg/h SO2 NOx (als NO2) 500 vanaf 5 kg/h CO 100 vanaf 5 kg/h ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
50
De emissiekarakteristieken (concentraties, vrachten, debiet, temperatuur, …) van de RTO zullen besproken worden in het MER en vergeleken met bovenstaande emissiegrenswaarden, BBT-voorschriften en/of reductiedoelstellingen.
9.2.8 Fugitieve emissies aan leidingwerk De fugitieve emissies die gelinkt worden aan lekken aan installatieonderdelen worden beheerst via een uitgebreid 'Leak Detection and Repair programma' (LDAR) en door de gebruikte technieken van dichtingen conform Vlarem II afdeling 4.4.6. De resultaten van het LDAR-programma zullen besproken worden in het MER en vergeleken met BBT-voorschriften en/of reductiedoelstellingen.
9.3 EMISSIES IN DE GEPLANDE SITUATIE Ten opzichte van de huidig vergunde situatie, omvat de geplande situatie geen bijkomende installaties of emissiebronnen. De emissies in de geplande situatie zullen in het MER door extrapolatie op basis van de meetgegevens en de geproduceerde capaciteit in het referentiejaar 2014 begroot worden en vergeleken met BBT-voorschriften en/of reductiedoelstellingen.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
51
9.4 BESCHRIJVING EN BESPREKING VAN DE EMISSIES IN HET MER In het MER beschrijven we volgende zaken: De huidige en toekomstige geleide atmosferische emissies op de site van APP: o We kwantificeren de uurlijkse en jaarlijkse emissievrachten; o We geven een overzicht van de maatregelen die reeds getroffen zijn om de emissies te beperken; en o We beoordelen of bijkomende maatregelen nodig zijn om de kwantificering te verbeteren of de emissies te beperken. De huidige en toekomstige niet-geleide atmosferische emissies op de site van APP: o We kwantificeren de jaarlijkse emissievrachten als gevolg van de verschillende types niet-geleide emissies; o We beoordelen de opvolging van de niet-geleide atmosferische emissies door APP; o We geven een overzicht van de maatregelen die reeds getroffen zijn om de emissies te beperken; en o We beoordelen of bijkomende maatregelen nodig zijn om de kwantificering te verbeteren of de emissies te beperken. De emissies worden, waar relevant, getoetst aan de toepasselijke emissiegrenswaarden, BBT-voorschriften en/of reductiedoelstellingen.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
52
9.5 BESCHRIJVING EN BESPREKING VAN DE EFFECTEN IN HET MER We berekenen de verspreiding van de huidige en toekomstige emissies van APP. Deze berekening zal aangeven in welke mate de luchtverontreiniging in de omgeving aan APP toe te schrijven is.
9.5.1 Selectie van relevante polluenten We voeren dergelijke berekeningen uit voor alle potentieel belangrijke polluenten die door APP uitgestoten worden. De selectie van potentieel belangrijke polluenten gebeurt op basis van de criteria, beschreven in het geactualiseerde richtlijnenboek lucht. Deze criteria zijn: Totale atmosferische emissievracht van de polluent en manier van uitstoot; Gemeten concentraties in de omgeving van de polluent; Potentieel humaan-toxicologisch risico van de polluent; en Aanwezigheid van bevolkingsgroepen en natuurgebieden in de omgeving.
9.5.2 Effectberekening en -bespreking Voor de geselecteerde parameters voeren we de kwantificering van de effecten als volgt uit: Berekening van de impact van de emissies op de omgeving: Voor de geselecteerde parameters zal d.m.v. het mathematisch verspreidingsmodel IFDM de immissieconcentratie op percentielbasis berekend worden. Naargelang de normen zullen voor bepaalde parameters ook maximale en gemiddelde concentraties worden berekend. Opgave van relevante gegevens aangaande de kwaliteit van de lucht in de omgeving. De huidige luchtkwaliteit wordt beschreven o.b.v. de meetresultaten in onderstaande meetposten.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
53
Tabel 9.4
Meetposten in de omgeving van APP Meetpost
Benaming
42R815 42R822 40AL01 (sinds 1 juli 2013) 40AB01 40AL05 42R821 40AL04 42R801
42R802 40AL03 40R833 42R830 40AL02 40AB02 42R831
Zwijndrecht Laarstraat Antwerpen Polderdijkweg Antwerpen L.O. Scheldedijk Antwerpen Boudewijnsluis Kallo - Sluis Beveren Donkvijverstraat Kallo Liefkenshoektunnel Borgerhout- Plantin Moretuslei (acthergrond) Borgerhout- Plantin Moretuslei (straatkant) Verrebroek Watermolendijkweg Stabroek - Laageind Doel Scheldemolenstraat Doel Engelsesteenweg Berendrecht – Antwerpse Baan Berendrecht Hoefbladstraat
opgemeten polluenten SO2. NOx. stof. PM10
Afstand tot APP (km)
Richting
1.8
Z
SO2. Nox
2.4
N
PM10
3
O
PM10
4.1
N
PM10
4.4
WNW
SO2. Nox
5.2
WZW
PM2.5
6
NNW
SO2. NOx. PM10. PM2.5. BTEX
7.5
OZO
NOx. PM10. PM2.5. CO
7.5
OZO
PM2.5
9.1
W
NOx. BTEX SO2. NOx. VOS (50R830)
9.6
NNO
9.7
NNW
PM10
9.7
NW
PM10
10.8
N
SO2. NOx. PM10
11.8
N
Toetsing van de berekende immissies (bijdrage van APP ) en van de meetgegevens (globale luchtkwaliteit) aan de hand van relevante luchtkwaliteitsdoelstellingen: o o o o
Luchtkwaliteitsdoelstellingen uit Vlarem II; Luchtkwaliteitsdoelstellingen uit het buitenland (Europa, Nederland, USA – EPA); Luchtkwaliteitsdoelstellingen van de WGO; en Indien geen luchtkwaliteitsdoelstellingen gevonden worden, wordt gebruik gemaakt van de ARAB-grenswaarden (cfr. TLV- of MACwaarden), waarbij een veiligheidsfactor in rekening wordt gebracht, zoals voorgesteld in de methodologie voor de discipline ‘Mens’ (uitgewerkt door ToVo en de Dienst MER).
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
54
Beoordeling van de milieueffecten. De bespreking van de impact van de emissies van APP in de omgeving gebeurt a.d.h.v. de hierboven vermelde cijfergegevens. We stellen voor het significantiekader uit het richtlijnenboek lucht te hanteren om de milieueffecten ten gevolge van emissies naar de atmosfeer te beoordelen. In dit richtlijnenboek wordt volgend significantiekader vooropgesteld in functie van de berekende immissiewaarde X ter hoogte van het pluimmaximum3 en ter hoogte van relevante receptoren in de omgeving (woonkernen, natuurgebieden,…): Op basis van gemiddelde berekende immissiebijdrage X: Impact X ≤ 0,01 x MKN 0,01 x MKN ≤ X ≤ 0,03 x MKN 0,03 x MKN ≤ X ≤ 0.1 x MKN X > 0.1 x MKN
Beoordeling verwaarloosbare bijdrage (score ‘0’) beperkte bijdrage (score ‘-1’) belangrijke bijdrage (score ‘-2’) zeer belangrijke bijdrage (score ‘-3’)
Op basis van berekende percentielbijdrage X: Impact X ≤ 0,01 x MKN 0,01 x MKN ≤ X ≤ 0,05 x MKN 0,05 x MKN ≤ X ≤ 0.2 x MKN X > 0.2 x MKN
Beoordeling verwaarloosbare bijdrage beperkte bijdrage belangrijke bijdrage zeer belangrijke bijdrage
Er zullen mogelijk remediërende maatregelen voorgesteld worden: o o
o
Indien APP geldende of toekomstige emissienormen overschrijdt, zullen remediërende maatregelen voorgesteld worden; Indien maatregelen uit BREF-studies of NEC-reductieprogramma’s van toepassing zijn, zullen deze in het kader van dit MER geëvalueerd worden; De noodzaak van remediërende maatregelen is tevens afhankelijk van de berekende milieueffecten als gevolg van APP, en dit op basis van de gemiddelde berekende immissiebijdrage X: beperkte bijdrage (score ‘-1’): onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend, tenzij de MKN in referentiesituatie reeds voor 80% ingenomen is (link met milieugebruiksruimte); belangrijke bijdrage (score ‘-2’): milderende maatregelen moeten gezocht worden in het MER met zicht op implementatie ervan op korte termijn; zeer belangrijke bijdrage (score ‘-3’): milderende maatregelen zijn essentieel.
Eindbeoordeling met opgave van eventuele leemten in de kennis.
3 Het pluimmaximum wordt in dit MER gedefinieerd als het gebied met een oppervlakte van 1 km² buiten het bedrijfsterrein waarvoor de impact van APP het grootst is.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
55
10. METHODOLOGIE DISCIPLINE ‘OPPERVLAKTEWATER’ 10.1 AFBAKENING VAN HET STUDIEGEBIED Het studiegebied omvat alle oppervlaktewateren behorende tot het openbaar hydrografisch net, waarvan de kwaliteit, de kwantiteit en/of het profiel als gevolg van de lozingen zou kunnen worden beïnvloed. Het bedrijfsafvalwater van APP wordt gezuiverd op de WZI van de site zelf, welke het gezuiverd afvalwater loost in de Schelde. Onder de discipline water zullen de gegevens worden verzameld met betrekking tot het sanitair en het bedrijfsafvalwater, het koelwater en het neerslagwater. Het aspect grondwater wordt samen met de discipline bodem behandeld (zie verder).
10.2 REFERENTIESITUATIE 10.2.1 Inkomende waterstromen De inkomende waterstromen op het terrein van APP zijn: • • •
Leidingwater (AWW); Hemelwater dat neervalt op het bedrijfsterrein; Water van bronbemaling.
10.2.1.1 Hemelwater De verharde oppervlakte van het terrein bedraagt ca. 260 000 m². Op jaarbasis viel er in 2014 gemiddeld ongeveer 204 000 m³ hemelwater op dit gedeelte van het terrein (o.b.v. ca. 784,3 l/m².jaar4). Ca. 12 500 m2 is half-doorlatende verharde oppervlakte (kiezel). Op basis van ca. 784,3 l/m².jaar5 betekent dit ca. 9 800 m3 vertraagde infiltratie. De overige ca. 257 500 m² is onverhard wat ca. 202 000 m³ directe infiltratie betekent.
4
KMI
5
KMI
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
56
10.2.1.2 Leidingwater In 2014 werd ca. 1 010 600 m³ (op basis van meterstand AWW) gebruikt voor: •
Voeding koeltorens (ca. 33 %);
•
Aanmaak demin water (ca. 52 %); Regeneratie demin water (ca. 1,7 %); Aanmaak onthard water (ca. 8,3 %);
• • • • • • •
Regeneratie onthardingsinstallatie (ca. 0,2 %); Additionele noodkoeling (helpen de koelsystemen van de proceslijnen extra af te koelen; ca. 2,5 %); Koelingsverlies M100 (bij lossen vrachtwagens acrylzuur; ca. 0,01 %); Onderhoud en waswater silopark (ca. 1,4 %); Sanitair water (ca. 0,8 %).
10.2.1.3 Water van bronbemaling Dit betreft water dat opgepompt wordt bij graaf- of constructiewerken op het terrein gedurende de werken. De totale hoeveelheid is afhankelijk van de grootte van de werken. Tijdens de werken wordt het debiet manueel gemeten en genoteerd in een logboek. In 2014 bedroeg de totale hoeveeelheid opgepompt water a.g.v. bronbemalingen 7 220 m3.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
57
10.2.2 Uitgaande waterstromen 10.2.2.1 Geloosd naar Schelde Dit is de totale hoeveelheid water opgevangen door het rioleringsysteem van APP. Dit water wordt door de waterzuivering via de meetgoot in de Schelde geloosd. In de meetgoot staat, naast de nodige kwaliteitsmeters, ook een digitale flowmeter. In 2014 werd ca. 447 400 m³ (op basis van gegevens meetgoot) naar de Schelde afgevoerd: • • • • • • • • • • • • • •
Hemelwater (ca. 31 %); Spui en verliezen koeltoren (ca. 34,4 %); Spoelen zijstroomfilters (ca. 0,3 %); Regeneratie demin installatie (ca. 3,4 %); Regeneratie onthardingsinstallatie (ca. 0,4 %); Waswater en onderhoud siloparken (ca. 2,6 %); Spui wentelsnijderwater (ca. 16,1 %); Condensaat (stoomtrappen naar riool) (ca. 4,6 %); Ketelwater (ca. 0,1 %); Gasdetectie (ca. 0,1 %); Additionele noodkoeling verlies (ca. 3,9 %); M100 kuisen (ca. 0,01 %); Sanitair afvalwater (ca. 1,5 %); Bronbemaling (ca.1,4 %).
10.2.2.2 Verdamping Uitgaande van berekeningen is er in 2014 ca. 692 300 m3 water naar de atmosfeer verdampt: • • • • • • • • •
Koeltoren 1 (ca. 34,2 %); Koeltoren 3 (ca. 51,9 %); Stoom naar fakkel (ca. 0,9 %); Overige stoomverbruikers (vents, afflashen, ...) (ca. 5,9 %); Hemelwater (5,9 %); Verlies additionele noodkoeling (ca. 0,8 %); Kuisen M100 (< 0,01 %); Onderhoud silopark (ca. 0,1 %); Spoel- en lekwaters op beton (ca. 0,4 %).
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
58
10.2.2.3 Infiltratie naar bodem Uitgaande van berekeningen is er in 2014 ca. 82 015 m3 water in de bodem geinfiltreerd: • •
Condensaat (stoomtrappen naar riool) (ca. 19,8 %); Spoel- en lekwaters naar bodem (ca. 80,2 %).
10.2.3 Overzicht waterbalans Tabel 10.1 toont een schematisch overzicht van de waterbalans in de referentiesituatie. Tabel 10.1
Waterbalans APP in de referentiesituatie (debieten per jaar) IN (m³/jaar) Hemelwater Leidingwater Bronbemaling
204 000 1 010 600 7 220
TOTAAL
1 221 820
UIT (m³/jaar) Geloosd naar schelde Bedrijfsafvalwater Sanitair afvalwater Hemelwater Verdamping Infiltratie TOTAAL
447 400 301 600 6 700 138 700 692 300 82 015 1 221 715
Bovenstaande tabel geeft aan dat de voornaamste afvalwaterstromen op de site het hemelwater en het bedrijfsafvalwater zijn.
10.2.4 Samenstelling van het afvalwater In het MER zullen de resultaten van de meest recente meetcampagnes opgenomen en vergeleken worden met de toepasbare lozingsnormen.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
59
10.3 GEPLANDE SITUATIE Ten opzichte van de huidig vergunde situatie, omvat de geplande situatie geen bijkomende installaties, waterverbruikers of afvalwaterproductie. De lozingen in de geplande situatie zullen in het MER door extrapolatie op basis van de meetgegevens en de geproduceerde capaciteit in het referentiejaar 2014 begroot worden en vergeleken met BBT-voorschriften en/of reductiedoelstellingen. 10.4 BESCHRIJVING EN BESPREKING VAN HET WATERGEBRUIK IN HET MER In het MER beschrijven we volgende zaken: Evaluatie van het watergebruik en van de restwaterstromen. In het MER beschrijven we op basis van de waterbalans van de site volgende zaken: o een opsomming van de ingenomen of opgevangen debieten (leidingwater, hemelwater, ...); o een korte beschrijving van het gebruik van water (bvb. proceswater, watertransportsysteem, …); o een korte beschrijving van eventueel hergebruik van water; o een opsomming van de afgevoerde debieten (restwater, hemelwater, ...); o een beschrijving van de voornaamste polluenten aanwezig in het afgevoerde restwater; Evaluatie van waterzuivering en van de lozingsconcentraties. Het afvalwater van APP wordt afgevoerd naar de eigen WZI en vandaar geloosd op de Schelde. In het MER zal geëvalueerd worden wat de impact van de huidige en geplande afvalwaterlozing op de Schelde zal zijn.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
60
10.5 BESCHRIJVING EN BESPREKING VAN DE EFFECTEN IN HET MER In het MER zullen volgende punten besproken worden: •
• •
Kwaliteit van de Schelde op basis van recente meetgegevens van VMM. Indien wijzigingen aan de lozingskarakteristieken van de WZI verwacht worden zal het effect hiervan op de Schelde besproken worden; De impact van APP wordt berekend t.o.v. de reële meetwaarden in de Schelde en t.o.v. de kwaliteitsdoelstellingen; Evaluatie van deze impact op basis van volgend significantiekaders: o voor permanente (gemiddelde) impact:
Totale concentratieverhoging 1 % < X < 10 % 10 % < X < 20 % X ≥ 20 % (X) lozingen vs MKN Huidige kwaliteit (Y) vs MKN Y < 50 % -2 -1 -1 50 % < Y < 75 % -3 -1 -2 Y ≥ 75 % -2 -3 -3 met: -1: beperkte bijdrage / -2: relevante bijdrage / -3: belangrijke bijdrage X: Totale concentratieverhoging in het oppervlaktewater door de lozing van Monsanto Y: Huidige kwaliteit oppervlaktewater MKN: Milieukwaliteitsnorm
o
voor tijdelijke (10-percentiel afvoerdebiet Schelde) impact voor gevaarlijke stoffen:
Impact X ≤ 0,01 x MKN 0,01 x MKN ≤ X ≤ 0,5 x MKN 0,5 x MKN ≤ X ≤ MKN X > MKN komt minder dan 10 % van de tijd voor
Beoordeling Verwaarloosbaar tijdelijk effect Beperkt tijdelijk effect Relevant tijdelijk effect Belangrijk (onaanvaardbaar) tijdelijk effect; tijdelijk effect vormt op zich aanleiding tot het niet respecteren van de kwaliteitsdoelstelling op jaarbasis
met: X: Totale concentratie in het oppervlaktewater na lozing MKN: Milieukwaliteitsnorm
o
voor tijdelijke (bij 10-percentiel afvoerdebiet Schelde) impact voor niet-gevaarlijke stoffen:
Impact X ≤ 0,5 x MKN 0,5 x MKN ≤ X ≤ MKN X > MKN komt minder dan 10 % van de tijd voor X > MKN komt meer dan 10 % van de tijd voor
•
•
Beoordeling verwaarloosbaar tijdelijk effect Beperkt tijdelijk effect Relevant tijdelijk effect Belangrijk (onaanvaardbaar) tijdelijk effect; tijdelijk effect vormt op zich aanleiding tot het niet respecteren van de kwaliteitsdoelstelling op jaarbasis
Indien de berekende impact relevant of belangrijk is, zullen remediërende maatregelen voorgesteld worden: o Indien door de afvalwaterproductie van APP geldende of toekomstige lozingsnormen overschreden zullen worden, zullen remediërende maatregelen voorgesteld worden ter hoogte van de installaties van APP; o Indien maatregelen uit BREF-studies van toepassing zijn, zullen deze in het kader van dit MER geëvalueerd worden; Eindbeoordeling met opgave van eventuele leemten in de kennis.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
61
11. METHODOLOGIE DISCIPLINE ‘BODEM EN GRONDWATER’ 11.1 AFBAKENING VAN HET STUDIEGEBIED Het studiegebied omvat in de eerste plaats het projectgebied en de omliggende percelen. Voor dit deelaspect zal een studiegebied met een straal van (max.) 0,5 km t.o.v. het projectgebied in aanmerking worden genomen. 11.2 REFERENTIESITUATIE 11.2.1 Geologie en hydrogeologie 11.2.1.1 Algemeen APP bevindt zich in een gedeelte van de vroegere Scheldepolders (Melselepolder, Pijp Tabak) die vroeger regelmatig door de Schelde overspoeld werden. Tijdens de grote stormvloed van 1953 overstroomde het gebied voor de laatste maal. Hierbij werd t.h.v. APP een wiel (kolkgat) gevormd dat later hoofdzakelijk met zandig materiaal werd opgevuld. Het terrein werd verder opgehoogd door zandopspuiting en in de jaren ’60 tot industriegebied omgevormd. Momenteel kent het een vlakke topografie die schommelt rond het peil van +8 m TAW. De hydrografie van het gebied wordt beheerst door de Schelde waarvan het peil o.i.v. de getijden schommelt tussen +0,25 m en +5,2 m TAW, en door de afwatering langsheen de Keetberglaan ten zuiden van APP. In natuurreservaat Blokkersdijk bevindt zich een open water, de Vogelpoelvijver, met een waterpeil van +4,0 m TAW. 11.2.1.2 Geologische opbouw De geologie van het gebied omvat achtereenvolgens volgende afzettingen: •
•
•
Aangevulde en vergraven gronden: opgespoten zanden en hoofdzakelijk zandige wielopvulling van antropogene oorsprong. De dikte van deze gronden bedraagt 4 tot 10 m. Ter hoogte van het opgevulde wiel kan dit oplopen tot 20 m. Alluvium: polderafzettingen die bovenaan grotendeels kleiig en lemig zijn met een bijmenging van veen of zand en naar het midden toe bestaan uit veen en veenhoudende klei. Onderaan deze laag kan men opnieuw veenhoudende klei en leem aantreffen. De dikte van het alluvium kan oplopen tot 10 m. Ter hoogte van het voormalige wiel is het alluvium plaatselijk geheel weggespoeld. In de Middeleeuwen werden t.h.v. APP veenlagen geëxploiteerd en gedeeltelijk vervangen door kleiige, lemige of zandige gronden. Quartair: holocene alluviale zanden en klei- of leemhoudend zanden die in het gebied een dikte hebben die varieert tussen 0 en 14 m en hun grootste dikte vertonen in de nabijheid van de Schelde.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
62
•
•
Scaldisiaan: deze tertiaire formatie is hoofdzakelijk samengesteld uit mariene zanden die bovenaan uit een zandige schelpenbank kunnen bestaan, uit een middelste zandige glauconiethoudende laag en een onderste eenheid van soms kleihoudend fijn zand. De gezamenlijke dikte van deze eenheden varieert in het gebied van 0 tot 18 m. Formatie van de Rupel: onder bovengenoemde lagen, op een peil van ca. -15 m TAW, bevindt zich een tertiaire kleilaag, de zogenaamde “Klei van Boom”. De dikte van deze laag wordt in het bestudeerde gebied op minstens 70 m geschat.
11.2.1.3 Hydrogeologie Het kleiige alluvium vormt een scheiding tussen de bovenliggende freatische watervoerende aangevulde en vergraven gronden en de onderliggende semifreatische watervoerende zanden (Quartair Zandcomplex en Scaldisiaan). Op diverse plaatsen (bv. door ontbreken van kleiig alluvium) komt boven de Klei van Boom slechts één freatische watervoerende laag voor. De Klei van Boom vormt door haar dikte een quasi ondoordringbare barrière tussen de bovenliggende (semi-) freatische watertafel en de daaronder liggende artesische watervoerende lagen. 11.2.1.4 Grondwaterkwetsbaarheid Volgens de kwetsbaarheidskaart van het grondwater in de Provincie Antwerpen is APP gelegen in een voor het grondwater zeer kwetsbare zone, aangeduid met Ca1, hetgeen betekent: watervoerende laag bestaande uit zand, geen deklaag, dikte onverzadigde zone ≤ 10 m. De indeling als “zeer kwetsbaar” dient hier echter gerelativeerd te worden gezien het grondwater hier een natuurlijke verzilting vertoont en aldus geen waarde als mogelijke laag voor drinkwaterwinning heeft.
11.2.2 Globale grondwaterstromingsrichting De grondwatertafel in de freatische laag blijkt zich op een diepte van 0,5 m tot 1,5 m te bevinden. Het grondwaterpeil in de diepere semi-freatische laag onder het alluvium blijkt zich lager te bevinden dan in de freatische laag. Het grondwaterpeil in de freatische laag wordt niet beïnvloed door de getijdenwerking van de Schelde, vermoedelijk door de aanwezigheid van de dijken en van de dijkverstevigingen. De semi-freatische waterlaag vertoont wel invloed van de getijden. De invloed neemt af met toenemende afstand tot de Schelde. Het freatisch grondwater t.h.v. APP is onderhevig aan een geringe hydraulische gradiënt. In het noordelijk deel van het terrein is een stroming eerder oostelijk; het zuidelijke deel van het terrein vormt een plateau: de stromingsrichting is er zuidwaarts.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
63
11.2.3 Grondwaterwinningen In de ruime omgeving van de site (> 10 km) bevindt zich geen enkel waterwingebied. Grondwaterwinningen die in de nabije omgeving van APP voorkomen, zijn grondwaterputten van andere bedrijven.
11.2.4 Bodem- en grondwaterkwaliteit 11.2.4.1 Uitgevoerde bodem- en grondwateronderzoeken Op de site van APP werden reeds volgende bodemonderzoeken uitgevoerd: • • • •
19/10/1995: 04/06/1995: 01/06/1999: 17/06/2002:
• •
30/11/2004: 21/09/2006:
• • • •
26/05/2005: 10/12/2010: mei 2011: 2011-2015:
•
2014-2015:
verkennend bodemonderzoek nader onderzoek bodem- en grondwaterverontreiniging oriënterend bodemonderzoek Bodemonderzoek i.h.k.v. de verwijdering van een ondergrondse dieseltank oriënterend bodemonderzoek beschrijvend bodemonderzoek minerale olieverontreiniging t.h.v. OOT slurry aanmaning BBO nieuwe aanmaning BBO voorstel BBO ingediend uitvoering verschillende fazen van het BBO van de historische verontreinigingen oriënterend bodemonderzoek
In de loop van 2015 zal een OBBO worden ingediend. In het MER zullen de conclusies van de meest recente bodemonderzoeken besproken worden.
11.2.5 Bodembeschermende maatregelen De site van APP is voorzien van een vloeistofdichte en chemische inerte ondergrond waar nodig. De opslag van milieugevaarlijke stoffen gebeurt binnen vloeistofdichte inkuipingen. Door de uitgebreide opvangvoorzieningen die voorzien zijn voor de opvang van lekvloeistoffen (vloeistofdichte inkuipingen en procesvloeren, etc.), zijn de risico’s voor bodem- en grondwaterverontreiniging gering.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
64
11.3 GEPLANDE SITUATIE Ten opzichte van de huidig vergunde situatie, omvat de geplande situatie geen bijkomende installaties, op- of overslag faciliteiten of andere bijkomende bodembedreigende activiteiten. Wat betreft de discipline bodem en grondwater zijn er bijgevolg geen wijzigingen van de effecten tegenover de referentiesituatie te verwachten.
11.4 METHODOLOGISCHE ASPECTEN In het MER zullen we op basis van de beschikbare gegevens, namelijk kaartenmateriaal zoals geologische kaarten, topografische kaarten, grondwaterkwetsbaarheidskaarten, alsook de resultaten van de reeds uitgevoerde bodem- en grondwateronderzoeken de geologische en de hydrogeologische opbouw beschrijven, alsook de grondwaterstromingen, watervoerende lagen en grondwaterniveaus. De beschrijving van de karakteristieken en de kwaliteiten van bodem en grondwater bestaat uit: Geologische en hydrogeologische karakteristieken; en Actuele graad van contaminatie (bodem- en grondwaterkwaliteit). In het MER geven we eerst een overzicht van de bestaande en geplande bodembeschermende maatregelen en evalueren we het risico op bijkomende verontreiniging van bodem en grondwater. De mogelijke verspreiding van bestaande of mogelijke toekomstige verontreiniging zal worden onderzocht en getoetst aan VLAREBO. Afhankelijk van de resultaten worden milderende maatregelen voorgesteld om de bodem- en grondwaterverontreiniging te voorkomen of de omvang ervan te beperken. Bij de bespreking van de bestaande bodem- en grondwaterverontreiniging waarderen we deze volgens een puntensysteem. Elk effect krijgt een score tussen 3 en 0. -3: Belangrijk negatief effect: (nieuwe) verontreiniging boven de bodemsaneringsnorm type V met mogelijke effecten buiten het projectgebied; -2: Relevant negatief effect: verontreiniging boven bodemsaneringsnorm type V; -1: Beperkt negatief effect: verontreiniging tussen de registerwaarde en de bodemsaneringsnorm; en 0: Verwaarloosbaar effect: verontreiniging lager dan de drempelwaarde voor opname in het register van verontreinigde gronden (80% bestemmingstype II). In de synthese worden de milderende maatregelen voor de significante effecten samengevat. ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
65
12. METHODOLOGIE DISCIPLINE ‘GELUID EN TRILLINGEN’ 12.1 AFBAKENING VAN HET STUDIEGEBIED Het studiegebied omvat in de eerste plaats het projectgebied en de omliggende percelen. Voor dit deelaspect zal een studiegebied met een straal van 200 m t.o.v. het projectgebied in aanmerking worden genomen. 12.2 METHODIEK Ter bepaling van de referentiesituatie met betrekking tot de huidige geluidsemissie van APP zal er gesteund worden op het geluidskadaster dat in het voorjaar van 2015 werd opgesteld. Op basis van rastermetingen (gemeten geluidskaart) werd het geluidsvermogenniveau van de momenteel reeds bestaande buitengelegen installaties bepaald met behulp van de methode “EMOLA”. Voor de geplande installaties van het ARVE-project – waarvan de vergunningsaanvraag momenteel loopt - , zal er gesteund worden op verslag met referentie “AIB-Vinçotte-International 60500096-001 dd 24 april 2015” waarin, op basis van de momenteel beschikbare gegevens, het specifiek geluid a priori berekend werd. Met de combinatie van beide studies – geluidskadaster voorjaar 2015 en a-priori-geluidsstudie ARVE-project – kan de referentiesituatie bij hervergunning representatief beschreven worden. Het totale geïnstalleerde geluidsvermogenniveau op basis van het geluidskadaster van APP, bedraagt 132.8 dB(A) (als som van de deelbronnen). Op basis van de beschikbare gegevens voor het ARVE-project zou het bijkomend geluidsvermogenniveau voor deze nog te bouwen installaties 108.8 dB(A) bedragen. Met betrekking tot de geluidsimmissie in de omgeving van APP zal er in het MER een overzicht gegeven worden van de reeds uitgevoerde immisiemetingen van het omgevingsgeluid. De meest recente immissiemeetcampagne dateert van april-mei 2014, toen er in opdracht van de “Milieu Cluster Zwijndrecht” (MCZ)gedurende een periode van twee maanden werd gemeten op 10 meetpunten. Een samenvatting van de resultaten voor de relevante meetpunten zal tevens worden opgenomen in het MER. In het kader van de huidige MER-procedure zullen dus geen bijkomende immissiemetingen worden uitgevoerd, aangezien de beschikbare gegevens recent en representatief genoeg zijn. Voor de effectvoorspelling en –beoordeling zal een akoestisch overdrachtsmodel worden opgesteld om het specifieke geluid van de geplande situatie van APP te bepalen. Hiervoor zal het model “IMMI” worden gebruikt. De berekeningen zullen worden uitgevoerd in 1/3 octaafbanden in overeenstemming met de technische bepalingen van de norm ISO 9613-2. Er zal rekening worden gehouden met de geometrische uitbreiding, de luchtabsorptie, mogelijke relevante schermeffecten en reflecties en de invloed van de bodem. Er zal een geluidskaart van het specifiek geluid worden uitgerekend tot op een afstand van 200 m van de perceelgrens van het bedrijf. Op een aantal discrete referentiepunten die verder dan 200m van de perceelgrenzen liggen (mogelijk relevante meetpunten gebruikt bij de MCZ-immissiemeetcampgne van 2014) zal eveneens het specifiek geluid van APP worden berekend. Het berekende specifiek geluid van het bedrijf zal enerzijds vergeleken worden met het gemeten omgevingsgeluid ter hoogte van de referentiepunten en ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
66
anderzijds met de richtwaarden voor het specifiek geluid in de open lucht van als hinderlijk ingedeelde inrichtingen. In onderstaande tabel worden de ingreep-effect relaties weergegeven voor de discipline Geluid. Tabel 12.1 Ingreep – effect relatiematrix voor de discipline Geluid Productie P
Geluid
Opslag -
Calamiteit P
De gebruikte letters hebben volgende betekenis: P = potentieel effect aanwezig V = potentieel effect aanwezig, maar naar verwachting verwaarloosbaar - = potentieel effect niet aanwezig De berekende geluidsimmissies worden geëvalueerd ten opzichte van de Vlaremrichtwaarden en het huidige omgevingsgeluid aan de hand van onderstaand significantiekader zoals weergegeven in het richtlijnenboek voor milieueffectrapportage discipline geluid en trillingen (februari 2011). Tabel 12.2 Significantiekader Geluid Invloed op omgeving Lna – Lvoor ∆ LAX,T LAX,T > +6 +3 <∆ LAX,T ≤ +6 +1 <∆ LAX,T ≤ +3 -1 ≤∆ LAX,T ≤ +1 -3 ≤ ∆ LAX,T < -1 -6 ≤ ∆ LAX,T < -3 LAX,T < -6
Tussenscore (effectscore)
Eindscore na correctie Wordt er voldaan aan Vlarem-voorwaarden ? ‘Nieuw’ of ‘Verandering’ ‘Bestaand’ of ‘Hervergunning’
-3
-1
Lsp > GW -3
-1
RW < Lsp Lsp > ≤ RW+10 RW+10 -2 -3
-2
-1
-3
-1
-2
-3
-1
-1
-3
-1
-1
-3
0
0
-1 / -2 0 **
-1
-3
+1
+1
-
+1
+1
-
+2
+2
-
+2
+2
-
+3
+3
-
+3
+3
-
Lsp ≤ GW
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
Lsp ≤ RW
EXXONMOBIL APP – 0286997
67
Waarbij de gebruikte symbolen en afkortingen de volgende betekenis hebben: LAX,T = verschil in omgevingsgeluid vooraleer en nadat een project zal zijn uitgevoerd met X en T te bepalen en te verantwoorden door de deskundige Met T gelijk aan de tijdsduur Met X gelijk aan ‘N’ als parameter van statistische analyse LAN,T, in Vlarem II wordt N = 95 gebruikt als toetsing aan milieukwaliteitsnorm ofwel gelijk aan ‘eq’ voor het equivalent geluidsdrukniveau LAeq,T van het omgevingsgeluid GW = grenswaarde RW = richtwaarde Lsp = specifiek geluid opmerking * : bij hervergunning dient Lvoor gebruikt te worden alsof het bestaande bedrijf afwezig is opmerking ** : de keuze -1 of -2 is afhankelijk van de grootte van de overschrijding van de GW, al dan niet binnen het betrouwbaarheidsinterval van de berekende specifieke immissie De uiteindelijke negatieve scores worden als volgt gekoppeld aan milderende maatregelen: Tabel 12.3 Ingreep – effect relatiematrix voor de discipline Geluid Volgende significantieniveaus worden daarbij bepaald: Significantie +3 +2 +1 0 -1
Omschrijving Uitgesproken positief Zeer positief Positief Verwaarloosbaar Matig significant negatief
-2
significant negatief
-3
Zeer significant negatief
Milderende maatregelen In de mate van het mogelijke dienen milderende maatregelen voorgesteld te worden Geen maatregelen nodig Onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend, maar indien de onderzoeksturende randvoorwaarden aangeven dat er zich een probleem kan stellen, dan dient de deskundige over te gaan tot het voorstellen van milderende maatregelen. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden. Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen, eventueel te koppelen aan de langere termijn. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden. Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen, te koppelen aan de korte termijn. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
68
13. METHODOLOGIE FAUNA EN FLORA 13.1 NATUURGEBIEDEN IN DE OMGEVING De huidige biologische kwaliteit van het studiegebied dient als uitgangspunt voor deze studie. We beschrijven in het MER deze bestaande toestand in zoverre van belang bij de voorspelling van de milieueffecten door het project. In paragraaf 1.2.8 werd een overzicht gegeven van de natuurgebieden in de omgeving van APP. Gezien de impact van APP op enige afstand (ca. 850 m ten oosten van het natuurgebied ‘De Blokkersdijk’) wellicht verwaarloosbaar zal zijn, gaan we er van uit dat we de evaluatie voor de discipline ‘fauna en flora’ in eerste instantie kunnen beperken tot het nabijgelegen natuurgebied ‘De Blokkersdijk’ en het habitatrichtlijngebied ter hoogte van de Schelde. Indien zou blijken dat ook andere natuurgebieden beïnvloed worden door de activiteiten van APP, dan zullen we deze ook in het hoofdstuk ‘fauna en flora’ bespreken. In onderstaande paragrafen bespreken we kort de waarde van ‘De Blokkersdijk’, alsook van de ‘Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent’. ‘De Blokkersdijk’ is ook aangeduid als een vogelrichtlijngebied. Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent De oevers van de Schelde staan continu onder invloed van de getijdewerking waardoor na verloop van tijd slikken en schorren ontstonden. De bij elke tij overstromende, onbegroeide slibplaten zijn slikken. Hogerop bevinden zich de schorren. Deze worden enkel bij hoogwater en bij springtij overspoeld en zijn begroeid met hogere planten. Door het aanleggen van dijken werd een buitendijks gedeelte met slikken en schorren afgescheiden van een binnendijks gedeelte, de polders. Deze laatste werden en worden nog kunstmatig ontwaterd via sloten en sluizen. Het Schelde-estuarium heeft nog een volledig zoet-zout gradiënt, wat op Europese schaal nagenoeg uniek is. De meest noordelijk gelegen Schelde-oevers (meest stroomafwaartse) bezitten nog waardevolle brakwaterschorren (Galgenschoor, Groot Buitenschoor, Schor van Ouden Doel). Ten zuiden van Antwerpen neemt de zee-invloed af en krijgen de schorren een meer zoetwaterkarakter. De belangrijkste buitendijkse gebieden langsheen de Schelde zijn aangeduid als natuurgebied of natuurreservaat, zijn erkend natuurreservaat of worden beheerd door een natuurvereniging. Ze zijn (internationaal) beschermd door hun aanduiding als VEN-gebied, Vogelrichtlijngebied en /of Habitatrichtlijngebied en Ramsargebied. “De Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent” is aangeduid als Habitatrichtlijngebied en omvat zowel de waterzone als de oevers met slikken en schorren. De site van APP grenst aan de Schelde-oevers, die beschermd zijn als VEN-gebied. ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
69
Blokkersdijk Het natuurgebied Blokkersdijk bevindt zich te Antwerpen-Linkeroever, ten westen van het Sint-Annabos. Het wordt door Natuurpunt Wase Linkerscheldeoever vzw beheerd. Blokkersdijk bevindt zich op ca. 850 m ten oosten van de site van APP (zie kaart 6). Het betreft een plas met laaggelegen oeverzone omringd door opgespoten terreinen met een totale oppervlakte van 100 ha. Het is een belangrijk broedgebied voor vogels. De Blokkersdijk is aangemeld als Natura 2000 gebied (Vogelrichtlijngebied). Het is ook erkend door de Vlaamse Gemeenschap als natuurreservaat en als VENgebied. Andere bescherming: • •
Als landschap gerangschikt en beschermd; Status van reservaat op het gewestplan Antwerpen.
13.2 BESCHRIJVING EN BESPREKING VAN EFFECTEN IN HET MER De bespreking van de referentietoestand in het MER omvat een beschrijving en beoordeling van de voorkomende fauna en flora in het studiegebied op basis van bestaande kaarten en studies. Hiervoor maken we gebruik van bestaande gegevens zoals de Biologische Waarderingskaarten en gegevens bekomen van de beheerders van de natuurgebieden. Aangezien Blokkersdijk een vogelrichtlijngebied is, zal specifiek aandacht besteed worden aan de beschrijving van (avi)fauna. Er wordt aangegeven welke van de aangetroffen vogelsoorten voorkomen in de Rode lijst van broedvogels in Vlaanderen en in de Bijlage I-lijst van de vogelrichtlijngebieden. Tevens wordt de gevoeligheid van de belangrijkste soorten aan geluidsverstoring aangegeven op basis van de gegevens van de kwetsbaarheidskaarten (opgesteld door Aeolus en Lisec, 2001). Er wordt geen bijkomend inventarisatiewerk voorzien. Zoals in het ingreep-effectenschema (zie Hoofdstuk 8) is aangegeven, zijn er verschillende aspecten van de activiteiten van APP die aanleiding kunnen geven tot effecten op fauna en flora. De effectgroepen die mogelijk betrokken zijn en die we dus bestuderen zijn: Rustverstoring door geluidshinder; en Ecotoxicologische effecten door luchtimmissies (verzuring en vermesting). We maken bij de evaluatie van de eventuele effecten een onderscheid tussen directe, indirecte, tijdelijke en permanente effecten in enerzijds de huidige situatie en anderzijds de geplande situatie en de nulsituatie. De evaluatie van de effecten op flora en fauna is gebaseerd op literatuurgegevens en toetsingswaarden en de berekende immissiebijdragen geleverd door de disciplines ‘Lucht’ en ‘Geluid’. Er wordt rekening gehouden met het toetsingskader volgens het PAS ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
70
(Programmatische Aanpak Stikstofdepositie) voor de overgangsperiode die momenteel van toepassing is. De effecten door rustverstoring worden ingeschat op basis van geluidscontourenkaarten en de verstoringsgevoeligheid per soort. Indien tijdens de realisatie van het MER zelf, zou blijken dat er ernstige nadelige effecten zijn of te verwachten zijn op de Speciale Beschermingszones in de omgeving door hervergunning van de activiteiten, zal een Passende Beoordeling worden opgemaakt. In het andere geval (geen significante impact) wordt de Passende Beoordeling beperkt tot een voortoets. Milderende maatregelen worden indien noodzakelijk en mogelijk voorgesteld, om de negatieve effecten van bepaalde ingrepen van de huidige activiteiten te verminderen of op te heffen.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
71
14. METHODOLOGIE ANDERE DISCIPLINES EN ASPECTEN 14.1 METHODOLOGIE DISCIPLINE ‘MENS’- HINDER, GEZONDHEID EN MOBILITEIT 14.1.1 Afbakening van het studiegebied In het MER zal aandacht besteed worden aan: • • •
Gezondheidsaspecten; Directe en indirecte aspecten van de menselijke milieubeleving (hinderaspecten); Verkeersaspecten.
De te bestuderen effecten zijn in hoofdzaak een gevolg van effecten die voor andere disciplines worden vastgesteld, met luchtverontreiniging en geluidshinder als belangrijkste aspecten. Voor de discipline ‘Mens - hinder en gezondheid’ wordt het studiegebied afgebakend rekening houdend met het grootste studiegebied van de disciplines ‘Lucht’, ‘Water’, ‘Bodem en grondwater’ en/of ‘Geluid’. Het betreft in dit geval het studiegebied voor de discipline ‘Lucht’, dat zich over 5 km rond de site van APP uitstrekt. Voor de mobiliteitsaspecten evalueren we de impact van het verkeer dat de site van APP aandoet t.h.v. de Canadastraat (toegang tot bedrijfsterrein), de Scheldedijk en de Keetberglaan (grote ontsluitingsweg langsheen de Antwerpse haven). Het betreft de 2 wegen die mogelijk op relevante wijze beïnvloed kunnen worden door de activiteiten van APP.
14.1.2 Referentiesituatie 14.1.2.1 Omwonenden De ligging van de omliggende woonkernen is hoger besproken in paragraaf 1.2.6 en in Tabel 1.1. De meest nabij gelegen woonkern is die van Kallo op ca. 3 km ten westen van de site. 14.1.2.2 Verkeerssituatie De site van APP ligt aan de Canadastraat. Dit is een lokale industrieweg, die hoofdzakelijk gebruikt wordt door het verkeer naar de sites van APP, Lanxess Rubber en 3M vanaf de Keetberglaan. Achteraan de site (ten noorden) loopt de Scheldedijk. Deze weg geeft ten westen aansluiting op de N498 en zo verder naar Kallo of de Keetberglaan. Ten oosten leidt de Scheldedijk via de Canadastraat ook naar de Keetberglaan. De Keetberglaan geeft aansluiting naar de E34 (Antwerpen – Knokke) en via de N450 naar het centrum van Beveren.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
72
14.1.2.3 Verkeersgeneratie door APP APP telt momenteel ca. 280 werknemers, allen bedienden. Ongevver 85 % van de werknemers gebruikt de wagen om de site te bereiken. De productie gebeurt continu. Op de site worden ook permanent derden tewerkgesteld. Hun aantal kan oplopen tot ca. 100 personen.’s Nachts en tijdens de weekends zijn ca. 25 personen op de site aanwezig. Overdag, op gewone werkdagen zijn ca. 150 personen op het terrein aanwezig, waarven 58 tijdens de spitsuren (6u30 tot 10u en 15u tot 19u) toekomen/vertrekken. Er wordt hiervan geen relevante impact op de lokale verkeersafwikkeling verwacht. De belangrijkste grondstof voor de productie van LDPE is ethyleen dat via pijpleiding wordt aangevoerd. Alle hulpstoffen (comonomeren, initiators, etc.) en de eindproducten (LDPE) worden via de weg vervoerd. De aanvoer van vinylacetaat, een comonomeer, vormt hierop een uitzondering. Dit product wordt met schepen via de Schelde aangevoerd, gelost door buurbedrijf INEOS en via een bovengrondse leiding naar de opslag van APP gepompt. Het eindproduct wordt in bulk en in verpakkingen over de weg afgevoerd via de Canadastraat en de Keetberglaan die rechtstreeks aansluit op de E34 AntwerpenZelzate. Hiermee moet het geen woonzones doorkruisen. APP maakt geen gebruik van treintransport. In 2014 vonden in totaal 7 890 transporten (aan- en afvoer) per vrachtwagen plaats.
14.1.3 Geplande situatie Ten opzichte van de huidig vergunde situatie, omvat de geplande situatie geen bijkomende productiecapaciteit of toename van werknemers. De verkeersstromen in de geplande situatie zullen in het MER door extrapolatie op basis van de verkeerstromen en de geproduceerde capaciteit in het referentiejaar 2014 begroot worden.
14.1.4 Beschrijving en bespreking van de Effecten in het MER 14.1.4.1 Toxicologische aspecten Op basis van de overige disciplines, voornamelijk wat betreft ‘Lucht’, maar eventueel ook ‘Water’ en ‘Bodem en grondwater’ voeren we een evaluatie uit van de mogelijke toxicologische effecten op de gezondheid van omwonenden en werknemers van buurbedrijven. Daarbij besteden we vooral aandacht aan de polluenten die in de discipline ‘Lucht’ als meest relevant weerhouden worden.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
73
14.1.4.2 Hinderaspecten De mogelijke effecten kunnen tevens betrekking hebben op belevingsaspecten of op andere aspecten die direct of indirect de leefkwaliteit van de omgeving beïnvloeden. Deze effecten kunnen dus ook het gevolg zijn van effecten die voor andere disciplines worden vastgesteld, zoals bv. geluidshinder, verkeershinder, ... We evalueren deze effecten op basis van gegevens van de voorgaande disciplines en op basis van eventuele klachten in de voorbije jaren. 14.1.4.3 Mobiliteitsaspecten Tevens zullen de door APP gegenereerde verkeersstromen in beeld gebracht worden voor de referentiesituatie en de geplande situatie en zal bekeken worden of de impact van het door APP gegenereerde wegverkeer relevant is. Daartoe vergelijken we de gekwantificeerde verkeersstromen gegenereerd door APP, met de capaciteit van de omliggende wegen (Canadastraat, Scheldedijk, Keetberglaan) en met beschikbare telgegevens op deze wegen.
14.2 LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE In het MER behandelen we kort de impact van de aanwezigheid van APP op het landschap. Voor de huidige toestand beschrijven we de volgende landschapskenmerken van het studiegebied op macro-, meso- en microschaal: • • •
landschapstypologie: abiotisch en biotische kenmerken, landschapsecologische relaties; landschapsstructuren: aangeven van homogene structuren en eenheden; visueel ruimtelijke kenmerken: beschrijving beeldbepalende elementen en bodemgebruik.
De vestiging van APP is gelegen in de Antwerpse haven aan de Canadastraat en de Scheldedijk, tussen de Schelde, Lanxess Rubber, 3M, de Ineos-Oxide site de E34 en de spoorwegen. Het terrein van APP is volledig omringd door industrie. In de nabije omgeving (tot ca. 2 km) van APP vinden we volgens de Landschapsatlas volgend beschermde Landschappen terug: • • • •
Blokkersdijk (te Antwerpen en Zwijndrecht); Het Vliet te Antwerpen (Linkeroever) en ook te Zwijndrecht; Het Rot te Antwerpen (Linkeroever); Overgangszone van beschermd landschap 'Defensieve Dijk'.
In het MER wordt nagegaan of er effecten op deze beschermde landschappen te verwachten zijn als gevolg van de activiteiten van APP.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
74
Op basis van het geschetste referentiekader beschrijven we de visuele impact van het bedrijf. De visueel landschappelijke impact zal niet wijzigen in de geplande situatie. De toekomstige ontwikkelingsscenario’s (autonome en gestuurde) worden kort besproken. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden die van toepassing zijn worden nagegaan. Indien mogelijk stellen we milderende maatregelen voor om negatieve invloeden te verminderen en de landschappelijke inpasbaarheid te verhogen.
14.3 AFVAL In het MER zal een overzicht gegeven worden van de relevante afvalstromen als gevolg van de exploitatie van APP in de referentiesituatie en in de geplande situatie, alsook van de verwerkingsmethoden van het ontstane afval (recyclage, verbranden, storten).
14.4 KLIMAAT De discipline ‘Klimaat’ wordt voor dit MER als niet relevant beschouwd, omdat de parameters die voor deze discipline effecten kunnen veroorzaken van een verwaarloosbare grootteorde zijn. Wel zullen we een overzicht van het energieverbruik van APP vermelden in het MER. Tevens geven we, op basis van het goedgekeurd energieplan, een beknopt overzicht van de mogelijkheden tot verbetering van de energie-efficiëntie op de site van APP.
14.5 LICHT, WARMTE EN STRALINGEN Eventuele lichthinder ten gevolge van de activiteiten van APP zal worden besproken in de discipline ‘Mens’. Wat betreft warmte en stralingen zijn geen effecten te verwachten als gevolg van de activiteiten van APP.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
75
15. METHODOLOGIE ‘ELEMENTEN TER BEOORDELING VAN EFFECTEN OP HET WATERSYSTEEM TEN BEHOEVE VAN DE WATERTOETS’ Uit de relevante voorgaande disciplines vatten we in dit hoofdstuk de gegevens samen ten behoeve van de watertoets: • Effecten op waterhuishouding, waterkwaliteit en structuurkwaliteit • Effecten op watergebonden fauna en flora • Effecten op watergerelateerde thema’s voor de mens
16. GEWESTOVERSCHRIJDENDE INFORMATIE-UITWISSELING De site van APP te Antwerpen is gelegen op meer dan 5 km ten noorden van de gewestgrens. Het grootste studiegebied is dit van de discipline ‘lucht’. Het strekt zich uit tot op 5 km van de site van APP. Op basis hiervan besluiten de erkende deskundigen die dit kennisgevingsdossier opgesteld hebben, dat relevante grensoverschrijdende effecten op mens en milieu (zoals bepaald in het Samenwerkingsakkoord van 4 juli 1994) niet verwacht worden. Wijzigingen van de milieueffecten in de geplande situatie zijn er ter hoogte van de grens eveneens niet te verwachten.
17. REEDS GEKENDE ONZEKERHEDEN Volgende gegevens ontbreken momenteel en kunnen aanleiding geven tot een relevante leemte in de kennis: In het algemeen ontbreken voor de meeste soorten fauna en flora de noodzakelijke ecotoxicologische gegevens. De beschrijving van dergelijke effecten zal daarom algemeen gebeuren.
18. TIJDSCHEMA APP en ERM wensen de volledige MER-procedure af te ronden eind december 2015. Daarom wordt volgend richtinggevend tijdschema gevolgd: Kennisgevingsprocedure in de periode mei - juli 2015; Opmaak ontwerpMER in de periode juli - oktober 2015; Bespreking ontwerpMER en indienen van het MER ter goedkeuring bij de Dienst Mer in oktober – december 2015.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
76
19. VOORSTEL VAN INHOUDSTAFEL VOOR HET MER DEEL 1: ADMINISTRATIEVE SITUERING VAN HET PROJECT (coördinator) 1.1 1.2 1.3
Ruimtelijke situering Voorstelling initiatiefnemer – toetsing aan de MER-plicht – voorgeschiedenis MER-procedure Verantwoording van het project - juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
DEEL 2: 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
PROJECTOMSCHRIJVING (alle externe deskundigen)
Huidige situatie Aanlegfase Geplande situatie Energie Materiaalstromen Alternatieven en BBT
DEEL 3: HISTORIEK VAN HET STUDIEGEBIED (coördinator + interne deskundigen) Beknopte beschrijving van de historiek van de betrokken installaties, van de site en van de omgeving in het algemeen.
DEEL 4:
INGREEP-EFFECTENSCHEMA EN ALGEMENE METHODOLOGIE (coördinator)
Voor elke discipline (lucht, water, bodem en grondwater, geluid en trillingen, mens, fauna en flora) worden beknopt de ingrepen en mogelijke milieueffecten weergegeven.
DEEL 5: 5.1 5.2 5.3
5.4 5.5
DISCIPLINE LUCHT (deskundige lucht)
Methodologie Afbakening studiegebied Referentiesituatie: 5.3.1 Beschrijving van de huidige emissies en toetsing aan de emissiegrenswaarden 5.3.2 Beschrijving van de immissies en toetsing aan de immissienormen Aanlegfase Geplande situatie 5.5.1 Beschrijving van de geplande emissies en toetsing aan de emissiegrenswaarden 5.5.2 Beschrijving van de immissies en toetsing aan de immissienormen
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
77
5.5 5.6 5.7
Beschrijving van de milieueffecten (geplande situatie) Besluit Milderende maatregelen
DEEL 6: 6.1 6.2 6.3
6.4 6.5
6.6 6.7 6.8 6.9 6.10
DISCIPLINE WATER (deskundige oppervlaktewater)
Methodologie Afbakening studiegebied Referentiesituatie 6.3.1 Waterbalans 6.3.2 Effluentkarakteristieken 6.3.3 Effect op de Schelde Aanlegfase Geplande situatie 6.5.1 Waterbalans 6.5.2 Effluentkarakteristieken 6.5.3 Effect op de Schelde Kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater Kwaliteit van de onderwaterbodem Beschrijving van de milieueffecten (geplande situatie) Besluit Milderende maatregelen
DEEL 7: DISCIPLINE BODEM EN GRONDWATER (deskundige bodem en grondwater) 7.1 7.2 7.3
7.4 7.5
7.6 7.7
Methodologie Afbakening studiegebied Referentiesituatie 7.3.1 Geologie en hydrogeologie 7.3.2 Huidige bodem- en grondwaterkwaliteit 7.3.3 Beschrijving van de potentieel bodembedreigende activiteiten 7.3.4 Beschrijving van de bodembeschermingsmaatregelen 7.3.5 Beschrijving van de immissies en milieueffecten Aanlegfase Geplande situatie 7.5.1 Beschrijving van de potentieel bodembedreigende activiteiten 7.5.2 Beschrijving van de uitgevoerde en nog uit te voeren bodembeschermingsmaatregelen 7.5.3 Beschrijving van de immissies en milieueffecten Besluit Milderende maatregelen
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
78
DEEL 8: DISCIPLINE GELUID EN TRILLINGEN (deskundige geluid en trillingen) 8.1 8.2 8.3
8.4 8.5
8.7 8.8
Methodologie Afbakening studiegebied Referentiesituatie 8.3.1 Beschrijving van de emissies 8.3.2 Beschrijving van de immissies en milieueffecten Aanlegfase Geplande situatie 8.6.1 Beschrijving van de emissies 8.6.2 Beschrijving van de immissies en milieueffecten Besluit Milderende maatregelen
DEEL 9: 9.1 9.2 9.3
9.4
9.5 9.6
9.7 9.8
DISCIPLINE FAUNA EN FLORA (deskundige fauna en flora)
Methodologie Afbakening studiegebied Kadering Regelgeving 9.3.1 EG-Vogelrichtlijngebieden 9.3.2 Habitatrichtlijn 9.3.3 Instandhoudingsdoelstellingen 9.3.4 VEN-gebieden 9.3.5 Natuurtoets Referentiesituatie 9.4.1 Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent 9.4.2 Blokkersdijk 9.4.3 e.v. Overige beschermde gebieden Beschrijving van het Terrein Site APP Effectbeschrijving en Beoordeling 9.6.1 Kwetsbare gebieden 9.6.2 Beschrijving van de immissies en milieueffecten Besluit Milderende maatregelen
DEEL 10: ANDERE ASPECTEN (coördinator) 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5
Mens’- Hinder- en Gezondheidseffecten Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie Klimaat Licht, warmte, stralingen Afval
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
79
DEEL 11: WATERTOETS (coördinator) Samenvatting van aspecten uit voorgaande hoofdstukken (vooral water, grondwater, fauna en flora, mens, ...) die relevant zijn voor de watertoets.
DEEL 12: LEEMTEN IN DE KENNIS (coördinator en alle deskundigen) Elke deskundige geeft voor zijn/haar discipline aan waar kennis of gefundeerd onderzoek ontbreekt om besluiten te trekken. De coördinator maakt hiervan een sluitend overzicht.
DEEL 13: MONITORING EN EVALUATIE (coördinator en alle deskundigen) Elke deskundige geeft voor zijn/haar discipline aan welke monitoring en evaluatie er nodig is na het verlenen van een vergunning, teneinde de voorspelde effecten te controleren, op te volgen of te evalueren. De coördinator maakt hiervan een sluitend overzicht.
DEEL 14: INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE (coördinator) De coördinator stelt een synthese samen waarin over alle disciplines heen de voornaamste milieueffecten en de milderende maatregelen samengevat worden Indien mogelijk wordt het effect van de milderende maatregelen besproken.
DEEL 15: TEWERKSTELLING, INVESTERINGEN EN GEBRUIKTE MATERIALEN (coördinator en interne deskundigen)
DEEL 16: NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING (coördinator en alle deskundigen)
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
80
20. BIJLAGEN Bijlage 1
Overzicht van de m.e.r.-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving
Bijlage 2
m.e.r.-procedure – stroomschema’s
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
81
20.1 BIJLAGE 1: OVERZICHT VAN DE MER-PROCEDURE EN BESPREKING VAN DE TERINZAGELEGGING VAN DE KENNISGEVING
De bedoeling van deze bijlage is om een kort overzicht te geven van de merprocedure. Tevens is het de bedoeling om informatie te bieden aan inwoners van de gemeenten waar deze kennisgeving terinzage ligt en over hoe ze concreet kunnen reageren op de kennisgeving. Verder in de tekst staat ook beschreven wat er met de inspraakreacties zal gebeuren en waar meer uitleg gevonden kan worden. Milieueffectrapportage: algemeen Milieueffectrapportage (m.e.r) is een juridisch-administratieve procedure waarbij de milieugevolgen van een gepland project op een wetenschappelijk verantwoorde wijze bestudeerd, besproken en geëvalueerd worden. Dit gebeurt voordat het project plaatsvindt en resulteert in het al dan niet opstellen van een milieueffectrapport (MER). De milieueffectrapportage gaat vooraf aan de aanvraag van een vergunning en het milieueffectrapport moet bij de vergunningsaanvraag gevoegd worden als informatief instrument. Via het milieuonderzoek wordt getracht om de voor het milieu mogelijk negatieve effecten in een vroeg stadium van de besluitvorming te kennen zodat ze kunnen worden voorkomen. Op die wijze kan het project worden bijgestuurd. Kort overzicht van de mer- procedure Het nieuwe decreet betreffende milieueffect- en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (het zogenaamde mer/vr-decreet, hierna ‘het decreet’ genoemd) beschrijft de mer-procedure (B.S. 13 februari 2003). Deze procedure is opgebouwd uit vier belangrijke stappen die ook schematisch weergegeven zijn in de figuur op volgende bladzijden: a) Kennisgevingsfase De initiatiefnemer controleert of de vergunningsplichtige activiteit moet onderworpen worden aan een milieueffectrapportage. De lijsten van mer-plichtige activiteiten zijn te vinden als bijlagen bij het uitvoeringsbesluit van 10 december 2004 (B.S. 17/02/2005). Als de voorgenomen activiteit MER-plichtig is, stelt de initiatiefnemer een team van deskundigen samen. Na het opstellen van het kennisgevingsdossier, dient de initiatiefnemer het dossier in bij de bevoegde overheid, namelijk de Dienst Mer, afdeling Milieu, Natuur- en Energiebeleid, van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE). Na het ontvangen van de kennisgeving onderzoekt de Cel Mer of de kennisgeving volledig is en betekent deze beslissing binnen een termijn van 20 dagen na ontvangst van de kennisgeving. b) Richtlijnenfase Binnen 10 dagen na ontvangst van de volledigverklaring van de kennisgeving stuurt de initiatiefnemer het kennisgevingsdossier door naar de betrokken gemeentebesturen, de vergunningverlenende overheid en de door de Vlaamse regering aangewezen administraties. Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente, waar het project gepland is, legt deze kennisgeving binnen de 10 dagen na ontvangst terinzage. Op deze kennisgeving kunnen de burgers reageren. Binnen de 30 dagen na aanvang van de terinzagelegging bezorgt het ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
82
gemeentebestuur de bij hen binnengekomen reacties van inwoners en eigen opmerkingen aan de Dienst Mer. Op basis van inspraakreacties van de inwoners en reacties van de aangeschreven administraties en openbare besturen en na een informele vergadering met de betrokkenen, stellen de medewerkers van de Dienst Mer richtlijnen op die de initiatiefnemer moet volgen bij het opstellen van het milieueffectrapport. De Dienst Mer betekent deze richtlijnen binnen de 70 dagen (of 90 dagen ingeval van grensoverschrijdende effecten) na goedkeuring van de kennisgeving aan de initiatiefnemer, de betrokken overheden, administraties en het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeentebesturen. c) Uitvoeringsfase Tijdens de uitvoeringsfase stelt het team van erkende deskundigen het MER op onder leiding van een MER-coördinator. Meestal wordt er tussentijds een ontwerp-MER opgesteld dat informeel besproken wordt door de initiatiefnemer, het team van deskundigen, de Dienst Mer en aangeschreven administraties en openbare besturen. d) Beoordelingsfase Na indiening van het MER bij de Dienst Mer controleert deze of het MER beantwoordt aan de inhoudelijke vereisten van de richtlijnen. Daarna keurt de dienst het MER goed of af en stelt ze een goedkeurings- of afkeuringsverslag op. Deze goed- of afkeuring wordt binnen een termijn van 40 dagen (of 60 dagen ingeval van grensoverschrijdende effecten) betekend aan de initiatiefnemer, de betrokken overheden, administraties, de MER-coördinator en het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeentebesturen. Een goedgekeurd MER maakt deel uit van de vergunningsaanvraag en is een openbaar document. De kennisgevingsfase van de mer-procedure Zoals hoger aangegeven is de kennisgeving de eerste procedurele stap in de opmaak van het milieueffectrapport. In de kennisgeving zijn o.m. de voorgenomen activiteit, de aard, de ligging, doelstellingen en verantwoording van het project beschreven en zijn de coördinaten van de initiatiefnemer en namen van de uitvoerders van het milieueffectrapport vermeld. Ook geeft de initiatiefnemer hierin een overzicht van de juridische en beleidsmatige context en beschrijft hij de onderzochte alternatieven, bestaande en beoogde vergunningen en relevante gegevens uit vorige rapportages en goedgekeurde rapporten. Daarnaast beschrijft de initiatiefnemer de specifieke milieuaspecten die onderzocht en beschreven zullen worden in het MER, inclusief de verdere aanpak voor de bepaling en de beoordeling van deze aspecten. Ook is het wenselijk dat de reeds gekende moeilijkheden en leemten in de kennis aangegeven worden. Indien er grensoverschrijdende effecten verwacht worden, vermeldt de initiatiefnemer de nodige gegevens die de Dienst Mer toelaten na te gaan of de bevoegde autoriteiten van naburige lidstaten betrokken dienen te worden bij de procedure. Doel van de terinzagelegging Het doel van de terinzagelegging van de kennisgeving is ten eerste om de betrokken inwoners van de gemeenten op de hoogte te stellen van de voorgenomen activiteit en zijn onderzoek naar de mogelijke gevolgen op de omgeving. Ten tweede is het de bedoeling om concrete, zinvolle reacties uit te lokken (zie verder) waarmee de Dienst Mer rekening kan houden bij de opmaak van richtlijnen. De richtlijnen bakenen de inhoud af van de te bespreken en te onderzoeken onderwerpen in het milieueffectrapport. Door nuttige inspraakreacties van inwoners van de betrokken gemeenten kan het onderzoek ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
83
voor het milieueffectrapport inhoudelijk bijgestuurd worden. Meer informatie is beschikbaar in een folder die de Dienst Mer daarover heeft opgesteld. Deze folder vindt u op de webstek www.mervlaanderen.be of bij de milieuambtenaar van uw gemeente. De folder kan u ook aanvragen via
[email protected]. Termijn van de terinzagelegging Concreet dienen de gemeenten, waar het MER-plichtige project gepland is, een afschrift van deze kennisgeving terinzage te leggen binnen een termijn van 10 dagen na ontvangst. Vanaf het begin van deze terinzagelegging heeft het college van burgemeester en schepenen maximaal 30 dagen de tijd om de opmerkingen van de inwoners toe te sturen naar de Dienst Mer. De inwoners kunnen hun opmerkingen ook rechtstreeks doorsturen naar de Dienst Mer. Wat zijn nuttige inspraakreacties? De terinzagelegging is geen openbaar onderzoek waarbij bezwaarschriften kunnen ingediend worden. Bezwaarschriften kunnen enkel ingediend worden tijdens het openbaar onderzoek dat georganiseerd zal worden naar aanleiding van de vergunningsaanvraag. Dit is dus tijdens de latere besluitvormingsprocedure en niet gedurende de mer-procedure. Het milieueffectrapport is bij een dergelijk openbaar onderzoek overigens bruikbaar als instrument om bezwaarschriften te onderbouwen maar ook een basis om ze te weerleggen. Het is dus in ieders belang dat het milieueffectrapport van goede kwaliteit is. Zoals eerder vermeld kan de Dienst Mer enkel zinvolle reacties gebruiken voor het opstellen van richtlijnen die de initiatiefnemer en de deskundigen moeten volgen bij het opstellen van het MER. Dit kunnen opmerkingen zijn over de vorm en presentatie van het MER maar ook inhoudelijke opmerkingen zoals opmerkingen over het voorgenomen project zelf, over de alternatieven, over de beschrijving van de bestaande toestand, milieueffecten en milderende maatregelen, over de opvolging en evaluatie van de effecten, over de leemten in de kennis,…. Wat gebeurt er met de inspraakreacties De Dienst Mer bundelt de zinvolle reacties op de kennisgeving en neemt een beslissing over de inhoud van het milieueffectrapport, de inhoudelijke aanpak, de methodologie van de rapportage en over de opstellers van het milieueffectrapport. De Dienst Mer betekent de richtlijnen voor het opstellen van het milieueffectrapport aan de initiatiefnemer en de betrokken instanties binnen 70 dagen na volledigheidsverklaring van de kennisgeving of indien er grensoverschrijdende effecten te verwachten zijn, binnen 90 dagen na volledigheidsverklaring (zie ook volgende figuur). Deze richtlijnen zijn een openbaar document en elke burger kan ze bij de milieuambtenaar van zijn gemeente opvragen. Deze richtlijnen worden tevens beschikbaar gesteld op www.mervlaanderen.be.
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
84
20.2 BIJLAGE 2: MER-PROCEDURE – STROOMSCHEMA’S
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
85
Kennisgeving - Kaartenbundel Antwerp Polymers Plant Behorende tot ExxonMobil Petroleum & Chemical bvba MER voor de hervergunning van Antwerp Polymers Plant Behorende tot ExxonMobil Petroleum & Chemical bvba te Zwijndrecht Juni 2015
www.erm.com
Inhoudsopgave
Kaart 1 Kaart 2 Kaart 3 Kaart 4 Kaart 5 Kaart 6 Kaart 7 Kaart 8
Ligging van APP op een Topografische kaart Grondplan van de site Ligging van de site op een Luchtfoto Ligging van APP op het Gewestplan Ligging van APP op Ruimtelijk Uitvoeringsplan – Waaslandhaven fase 1 en omgeving Ligging van APP op de Biologische Waarderingskaart Ligging van de Habitat- en Vogelrichtlijngebieden Ligging van de Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
Kaart 1
Ligging van APP op een Topografische kaart
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
A12
A12
R2
R2
N180
±
N426
N49b
N1 01
N450
E34/N49
E34/N49
N49a
N70
Legende Wegen en straten Site
19 N4
0
R1
7/A E1
14 13 N1
R1 R1 0 N1 77
07 N1
4 A1 / 7 E1
0,3 0,6
Getekend: NVE
1,2
Gecorrigeerd:
Km 2,4
1,8 Goedgekeurd:
YVL
Versie: PSN
V0.1
Environmental Resource Management n.v. Cantersteen 47 1000 Brussel Tel.: 02/550.00.80. Fax.: 02/550.02.99.
N14 8
0 N7
Posthoflei 5 2600 Antwerpen Tel.: 03/287.36.50. Fax.: 03/287.36.79.
Place de l'Université 16 1348 Louvain)la)Neuve Tel.: 010/48.35.39. Fax.: 010/48.35.36.
Klant / Projectnaam: Locatie: Exxon Zwijndrecht Projectnr.: Titel: 0286997 MER voor hervergunning ExxonMobil Petroleum & Chemical BVBA, Zwijndrecht Bijlage: Beschrijving: 1 Topo met wegen Fase: MER Schaal: Formaat: Bestandsnaam: Datum: )/) Mer Exxon Zwijndrecht.mxd 19/03/2015 A3
Kaart 2
Grondplan van de site
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
Kaart 3
Ligging van de site op een Luchtfoto
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
±
Legende Site
0
0,3 0,6
Getekend: NVE
1,2
Gecorrigeerd:
Km 2,4
1,8 Goedgekeurd:
YVL
Versie: PSN
V0.1
Environmental Resource Management n.v. Cantersteen 47 1000 Brussel Tel.: 02/550.00.80. Fax.: 02/550.02.99.
Posthoflei 5 2600 Antwerpen Tel.: 03/287.36.50. Fax.: 03/287.36.79.
Place de l'Université 16 1348 Louvain)la)Neuve Tel.: 010/48.35.39. Fax.: 010/48.35.36.
Klant / Projectnaam: Locatie: Exxon Zwijndrecht Projectnr.: Titel: 0286997 MER voor hervergunning ExxonMobil Petroleum & Chemical BVBA, Zwijndrecht Bijlage: Beschrijving: 3 Luchtfoto Fase: MER Schaal: Formaat: Bestandsnaam: Datum: )/) Mer Exxon Zwijndrecht.mxd 17/03/2015 A3
Kaart 4
Ligging van APP op het Gewestplan
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
Legende
±
Site
Gewestplan woongebieden woongebieden met kultureel- historische en/of esthetische waarde woongebieden met landelijk karakter woonuitbreidingsgebieden gemengde woon- en industriegebieden pleisterplaats voor nomaden of woonwagenbewoners gebied voor stedelijke ontwikkeling gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut
gemengd gem.voorzienings- en dienstverl.gebied (+ inrichtingen ivm haven en scheepvaart) dienstverleningsgebieden gebieden hoofdzakelijk bestemd voor de vestiging van grootwinkelbedrijven gebieden voor dagrecreatie
:
gebieden voor verblijfrecreatie oeverstrook met bijzondere bestemming (Antwerpse kaaien) parkgebieden bufferzones groengebieden natuurgebieden natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten natuurgebied met erfdienstbaarheid (t.a.v transport- en pijpleidingen)
NN
speelbossen of speelweiden; grondkleur groengebied bijzondere natuurgebieden (waterzuivering, afvoerleidingen en leidingstraten) agrarische gebieden landschappelijk waardevolle agrarische gebieden industriegebieden gebied voor openbare nutsvoorziening, bedrijventerrein en groenzone ambachtelijke bedrijven en kmo's militaire gebieden bestaande autosnelwegen bestaande waterwegen
0
0,3 0,6
Getekend: NVE
1,2
Gecorrigeerd:
Km 2,4
1,8 Goedgekeurd:
YVL
Versie: PSN
V0.1
Environmental Resource Management n.v. Cantersteen 47 1000 Brussel Tel.: 02/550.00.80. Fax.: 02/550.02.99.
Posthoflei 5 2600 Antwerpen Tel.: 03/287.36.50. Fax.: 03/287.36.79.
Place de l'Université 16 1348 Louvain)la)Neuve Tel.: 010/48.35.39. Fax.: 010/48.35.36.
Klant / Projectnaam: Locatie: Exxon Zwijndrecht Projectnr.: Titel: 0286997 MER voor hervergunning ExxonMobil Petroleum & Chemical BVBA, Zwijndrecht Bijlage: Beschrijving: 4 Gewestplan Fase: MER Schaal: Formaat: Bestandsnaam: Datum: )/) Mer Exxon Zwijndrecht.mxd 19/03/2015 A3
Kaart 5
Ligging van APP op Ruimtelijk Uitvoeringsplan – Waaslandhaven fase 1 en omgeving
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
±
Legende Site gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven
0
0,3 0,6
Getekend: NVE
1,2
Gecorrigeerd:
Km 2,4
1,8 Goedgekeurd:
YVL
Versie: PSN
V0.1
Environmental Resource Management n.v. Cantersteen 47 1000 Brussel Tel.: 02/550.00.80. Fax.: 02/550.02.99.
Posthoflei 5 2600 Antwerpen Tel.: 03/287.36.50. Fax.: 03/287.36.79.
Place de l'Université 16 1348 Louvain)la)Neuve Tel.: 010/48.35.39. Fax.: 010/48.35.36.
Klant / Projectnaam: Locatie: Exxon Zwijndrecht Projectnr.: Titel: 0286997 MER voor hervergunning ExxonMobil Petroleum & Chemical BVBA, Zwijndrecht Bijlage: Beschrijving: 5 RUP Fase: MER Schaal: Formaat: Bestandsnaam: Datum: )/) Mer Exxon Zwijndrecht.mxd 18/05/2015 A3
Kaart 6
Ligging van APP op de Biologische Waarderingskaart
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
± Legende Site biologisch minder waardevol complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen complex van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen complex van biologisch minder waardevolle en zeer waardevolle elementen biologisch waardevol complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen biologisch zeer waardevol
0
0,3 0,6
Getekend: NVE
1,2
Gecorrigeerd:
Km 2,4
1,8 Goedgekeurd:
YVL
Versie: PSN
V0.1
Environmental Resource Management n.v. Cantersteen 47 1000 Brussel Tel.: 02/550.00.80. Fax.: 02/550.02.99.
Posthoflei 5 2600 Antwerpen Tel.: 03/287.36.50. Fax.: 03/287.36.79.
Place de l'Université 16 1348 Louvain)la)Neuve Tel.: 010/48.35.39. Fax.: 010/48.35.36.
Klant / Projectnaam: Locatie: Exxon Zwijndrecht Projectnr.: Titel: 0286997 MER voor hervergunning ExxonMobil Petroleum & Chemical BVBA, Zwijndrecht Bijlage: Beschrijving: 6 BWK Fase: MER Schaal: Formaat: Bestandsnaam: Datum: )/) Mer Exxon Zwijndrecht.mxd 19/03/2015 A3
Kaart 7
Ligging van de Habitat- en Vogelrichtlijngebieden
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
Schorren en polders van de Beneden-Schelde
± Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent
De Kuifeend en de Blokkersdijk
Legende Site Vogelrichtlijngebieden Habitatrichtlijngebieden
0
0,3 0,6
Getekend: NVE
1,2
Gecorrigeerd:
Km 2,4
1,8 Goedgekeurd:
YVL
Versie: PSN
V0.1
Environmental Resource Management n.v. Cantersteen 47 1000 Brussel Tel.: 02/550.00.80. Fax.: 02/550.02.99.
Posthoflei 5 2600 Antwerpen Tel.: 03/287.36.50. Fax.: 03/287.36.79.
Place de l'Université 16 1348 Louvain)la)Neuve Tel.: 010/48.35.39. Fax.: 010/48.35.36.
Klant / Projectnaam: Locatie: Exxon Zwijndrecht Projectnr.: Titel: 0286997 MER voor hervergunning ExxonMobil Petroleum & Chemical BVBA, Zwijndrecht Bijlage: Beschrijving: 7 Habitat )en Vogelrichtlijngebieden Fase: MER Schaal: Formaat: Bestandsnaam: Datum: )/) Mer Exxon Zwijndrecht.mxd 19/03/2015 A3
Kaart 8
Ligging van de Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk
ENVIRONMENTAL RESOURCES MANAGEMENT - ERM NV
EXXONMOBIL APP – 0286997
De Kuifeend
Golf Beveren
±
Slikken en schorren langsheen de Schelde
De Blokkersdijk
Legende Site GEN
0
0,3 0,6
Getekend: NVE
1,2
Gecorrigeerd:
Km 2,4
1,8 Goedgekeurd:
YVL
Versie: PSN
V0.1
Environmental Resource Management n.v. Cantersteen 47 1000 Brussel Tel.: 02/550.00.80. Fax.: 02/550.02.99.
Posthoflei 5 2600 Antwerpen Tel.: 03/287.36.50. Fax.: 03/287.36.79.
Place de l'Université 16 1348 Louvain)la)Neuve Tel.: 010/48.35.39. Fax.: 010/48.35.36.
Klant / Projectnaam: Locatie: Exxon Zwijndrecht Projectnr.: Titel: 0286997 MER voor hervergunning ExxonMobil Petroleum & Chemical BVBA, Zwijndrecht Bijlage: Beschrijving: 8 VEN Fase: MER Schaal: Formaat: Bestandsnaam: Datum: )/) Mer Exxon Zwijndrecht.mxd 19/03/2015 A3