EN S D N O F N E S E I ID S B U S K N A B KENNIS
HANDBOEK FINANCIERINGS MOGELIJKHEDEN VOETBALCLUBS STICHTING MEER DAN VOETBAL
Samenvatting Het doel van dit handboek is om clubs te helpen bij het vinden van financiering bij gemeente, provincie en fondsen. Stichting Meer dan Voetbal probeert inzicht te g even in de wijze waarop de overheid werkt en wat er op dit moment in het publieke d omein gebeurt. Op deze manier weten clubs wat er speelt aan die kant van de tafel. Zij vergroten daarmee de kans om subsidie binnen te halen. Publicatiedatum: december 2012 Meer informatie Stichting Meer dan Voetbal 0343 49 32 42
[email protected]
HANDBOEK FINANCIERINGSMOGELIJKHEDEN VOETBALCLUBS December 2012 Theo Hermsen
1
INLEIDING 5 juni 2012 was de deadline voor de eerste aanvraag van Sportimpuls, onderdeel van het programma Sport en Bewegen van het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport. Na het verstrijken van de deadline bleek de regeling sterk te zijn overvraagd. Er werden 899 aanvragen ingediend voor een totaalbedrag van 60 miljoen euro, terwijl er 10 miljoen euro beschikbaar was. Het vinden van financiële middelen voor maatschappelijke activiteiten is voor veel voetbalclubs een grote opgave. Het is niet eenvoudig om overzicht te krijgen over de veelheid aan lokale regelingen en subsidiepotten, laat staan om inzicht te hebben in alle regionale en landelijk subsidies die er voorhanden zijn. Stichting Meer dan Voetbal wil de clubs daarbij ondersteunen door een inventarisatie te maken van lokale en regionale financieringsmogelijkheden. Wat speelt er bij gemeenten? Hoe kun je daar als club het beste bij aansluiten? Zijn er goede voorbeelden bij andere voetbalclubs? En wat is de rol van de club? En wat is de rol van de lokale partners? Je hoort in het nieuws veel over veranderingen bij de overheid: decentralisatie van de Jeugdzorg, Participatiewet (voorheen Wet Werken naar Vermogen), overhevelingen van taken van de AWBZ naar de Wmo, maar hoe werkt dit in praktijk? Het doel van dit document is om clubs te helpen bij het vinden van financiering bij gemeente, provincie en fondsen. We proberen inzicht te geven in de wijze waarop de overheid werkt en wat er op dit moment in het publieke domein gebeurt, zodat jullie weten wat er speelt aan die kant van de tafel om zo een grotere kans te maken om subsidie binnen te halen. Bij het schrijven van dit document is heel bewust gekozen voor de invalshoek van de overheid. Het is een naslagwerk voor alle clubs, doordat de opgenomen teksten soms saai of minder toegankelijk kunnen zijn. Iedere hoofdstuk eindigt met een korte samenvatting met tips en adviezen. Wil je snel door het document heen, lees dan alle groene vakken. Waar dat mogelijk was, is een link gelegd naar jullie projecten en werkelijkheid. We sluiten het document af met een aantal concrete tips voor jullie. LEESWIJZER: Dit document bestaat uit 7 onderdelen: 1. Wat zijn de trends in het publieke domein? 2. Welke inhoudelijke thema’s spelen bij de overheid? 3. Wat zijn kansrijke gemeentelijke beleidsterreinen voor voetbalclubs? 4. Wat zijn de kansen voor clubs bij de provincie? 5. Hoe werken fondsen? 6. Wat is de stand van zaken op dit moment bij de clubs? 7. Advies: waar liggen kansen en hoe pak je dat aan?
2
1.
WAT ZIJN DE TRENDS IN HET PUBLIEKE DOMEIN?
Alvorens in te zoemen op de relevante thema’s voor voetbalclubs, staan we eerst stil bij de trends die op dit moment in het publieke domein te zien zijn. Deze trends komen terug in een groot aantal koers- en wetswijzigingen van de overheid. Zij zijn ook terug te zien in het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ van het kabinet Rutte II. 1. Zelfredzaamheid en meer verantwoordelijkheid bij burgers Voorheen kwamen de risico’s op het gebied van zorg, ziekte, welzijn, werk en inkomen voor rekening van de staat, de overheid. Door een toenemend beroep op gezondheidszorg, jeugdzorg en arbeidsmarkt is er een andere type overheid nodig, dat vraagt om een nieuw samenspel tussen burgers en overheid. Mensen worden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid en capaciteiten. Dit vergt een andere rol van de overheid en de wijze waarop zij omgaat met burgers en particuliere initiatieven. De basisgedachte is dat mensen zelf verantwoordelijk worden voor het oplossen van hun problemen en op eigen kracht, met ondersteuning van hun omgeving naar oplossingen zoeken.. Een beroep doen op de overheid is dan niet meer vanzelfsprekend. Er blijft natuurlijk een vangnet bestaan voor burgers die dat echt nodig hebben. Tegelijkertijd ontstaat vanuit de burgers de behoefte om iets samen op te pakken, opnieuw te organiseren vanuit de eigen kracht. In de energiemarkt zie je dat steeds meer mensen zonnepanelen op hun dak plaatsen of samen een windmolen kopen om zo minder afhankelijk te worden van grote energieleveranciers.1 We maken onze eigen stroom en onze woonwijk wordt een energiemaatschappij. Als we de energiemarkt kunnen decentraliseren, zou je dan ook niet hetzelfde kunnen doen met verzekeringen en zorg? Uit het regeerakkoord Rutte II: “De decentralisatie (Jeugdzorg, TH) moet ertoe bijdragen dat de eigen kracht, het sociale netwerk en de voorzieningen in een gemeente beter worden benut. Het accent zal steeds liggen op participatie in de samenleving.” “Wij zijn ervan overtuigd dat het goed is voor onze samenleving en onze burgers om ruimte te maken voor initiatief en ondernemerschap.” 2. Kleinschaligheid/ maatwerk/ terugtredende overheid/ decentraliseren Om effectieve voorzieningen te kunnen hebben is het belangrijk dat deze dicht bij de burger georganiseerd zijn. Schaal wordt steeds belangrijker als je het persoonlijke perspectief en de kracht van mensen als uitgangspunt neemt. Voorbeelden hiervan zijn: klantgericht, gezinsgericht, gebiedsgericht en wijkgericht werken. Je ziet het ook terug bij de Triodos Bank, die in een recente reclame de slogan ‘klein, is het nieuwe groot’ introduceerde. ‘Dicht bij de burger’ heeft ook tot gevolg dat de landelijke overheid steeds meer taken overdraagt aan de lokale overheid. De gedachte daarbij is dat een gemeente beter de kosten in de hand kan houden dan de landelijke overheid, omdat zij de lokale situatie beter kent. Uit het regeerakkoord Rutte II: “Dure, complexe en acute zorg willen we concentreren; minder complexe zorg organiseren we dichter bij de mensen.” 3. Preventie Om te voorkomen dat burgers een beroep doen op ondersteuning, zet de overheid steeds meer in op preventie door bijvoorbeeld het stimuleren van gezond gedrag, het inzetten op een leefbare wijk, het
1 http://tegenlicht.vpro.nl/afleveringen/2012-‐2013/power-‐to-‐the-‐people.html
3
bieden van goed onderwijs. Zo krijgen mensen op eigen kracht zaken voor elkaar en is ondersteuning door de overheid niet meer nodig. Uit het regeerakkoord Rutte II: “Goede zorg en, nog belangrijker, goede gezondheid is niet alleen een zaak van de overheid. Succes boeken we alleen door samen te werken. Dat begint bij preventie en een gezonde levensstijl.” 4. Integrale aanpak De situatie waarbij 42 instanties zich bezig houden met één man, ligt achter ons.2 Je ziet dat steeds minder gedacht wordt vanuit hokjes en afzonderlijke beleidsterreinen. Niet meer zorg, jeugdzorg en werkloosheid apart aanpakken, met aparte functionarissen en aparte financiële stromen. Een huishouden moet binnen de eigen context, met de eigen historie benaderd worden: één gezin, één plan, één coördinator. Uit het regeerakkoord Rutte II: “Eén gezin, één plan, één regisseur” is het uitgangspunt bij de decentralisaties in het sociale domein: bij de wet werken naar vermogen, de algemene wet bijzondere ziektekosten, de wet maatschappelijke ondersteuning en de jeugdhulpverlening. Dit vergt ook één budget en één verantwoordelijke van overheidszijde. Er komt een einde aan de praktijk waarbij vele hulpverleners langs elkaar heen werken bij de ondersteuning van één gezin. Clubs en de trends in het publieke domein De overheid trekt zich terug. Burgers moeten meer zelf doen. De eigen sociale omgeving (netwerk) krijgt een grotere rol. Eerst de burger zelf, dan de eigen sociale omgeving en dan komen professionals pas in beeld. De rijksoverheid hevelt steeds meer taken (, AWBZ, Jeugdzorg etc.), over naar gemeenten (daarover in het volgende hoofdstuk meer). De gemeente weet meer van haar burgers, kan beter inspelen op de lokale situatie, waardoor taken efficiënter en effectiever (en dus goedkoper) worden uitgevoerd. De gemeente werkt steeds meer wijk- en gebiedsgericht. De vraag van burgers staat centraal, en niet meer het aanbod (voorzieningen). Willen clubs kans maken op subsidie, dan is het raadzaam om op deze trends in te spelen: in gesprekken met gemeenten, in subsidieaanvragen en bij het bedenken van nieuwe projecten en de uitvoering van de huidige projecten. Voorbeeld: Wil het project Scoren door Scholing in aanmerking komen voor subsidie, dan is het raadzaam om de rol van de projectleider te verkleinen. De focus moet komen te liggen op de eigen kracht van jongeren en het activeren van hun sociale netwerk. Het gaat erom dat de projectleider niet in de lead is, maar de jongere zelf. De jongere kiest personen uit zijn eigen omgeving (ouders, werkgevers, buren, vrienden etc.) en vraagt hen mee te denken over een oplossing. Niet de projectleider, maar de jongere is, met hulp van zijn eigen omgeving, zelf aan zet om de weg terug te vinden naar werk of school.3
2 Bron: De rotonde van Hamed, maatwerk voor mensen met meerdere problemen, NICIS insitute, 2008
3 Voor meer informatie: http://www.eigen-‐kracht.nl/nl
4
2.
WELKE INHOUDELIJKE THEMA’S SPELEN BIJ DE OVERHEID?
De trends geven in grote lijnen weer wat de huidige politieke visie op de samenleving is. Dat gaat met name over welke rol de overheid aanneemt in de samenleving. Daar liggen kansen voor clubs, omdat de overheid minder zelf wil doen en meer aan de samenleving wil overlaten. Het zegt echter nog niks over de inhoudelijke thema’s die op dit moment hoog op de politieke agenda staan. Binnen de overheid geldt namelijk de stelregel: des te groter het maatschappelijke probleem, des te meer subsidie is er beschikbaar! 1. Vergrijzing/ ouderen Op 1 januari 2011 telde Nederland 2,6 miljoen ouderen, personen van 65 jaar en ouder. Daarmee was 16% van de bevolking 65-plusser4. Volgens prognoses zijn er in 2060 4,4 miljoen 65-plussers en is dan 25% van de totale bevolking ouder dan 65 jaar. Over het algemeen is Nederland het sterkst vergrijsd aan de randen, zoals Zuid-Limburg, Zeeuws-Vlaanderen en Oost-Groningen. Er zijn meerdere oorzaken voor het stijgende aandeel ouderen in de bevolking. We krijgen minder kinderen, we worden ouder en de ‘babyboom-generatie’ gaat nu met pensioen. Het stijgende aantal ouderen in de bevolking heeft voor verschillende beleidsterreinen grote gevolgen. De vraag naar zorg neemt toe. We moeten langer doorwerken. 5
Uit regeerakkoord Rutte II: “Alle regelingen worden zo ingericht, dat ze houdbaar en toegankelijk blijven nu de vergrijzing toeneemt en de beroepsbevolking daalt.”
4 Bron: RIVM, Vergrijzing samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid, december 2011 5 Bron: CBS, http://www.cbs.nl/nl-‐NL/menu/themas/dossiers/vergrijzing/cijfers/extra/piramide-‐fx.htm
5
“Wij richten ons beleid met betrekking tot de AOW en de aanvullende pensioenen er op deze voorzieningen ook voor de jonge generaties veilig te stellen. Dat houdt in dat wij de noodzakelijke maatregelen nemen om –nu het aantal ouderen snel groeit en de beroepsbevolking licht zal gaan krimpen- de betaalbaarheid oftewel de houdbaarheid van de AOW en de aanvullende pensioenen te kunnen garanderen.” 2. Betaalbaarheid gezondheidszorg Al jaren is de betaalbaarheid van de gezondheidszorg een belangrijk politiek issue in ons land. We geven 67 miljard euro per jaar uit aan (collectief verzekerde) zorg.6 Om dit in perspectief te plaatsen: ‘Van wat we in een jaar uitgeven aan basisonderwijs, kunnen we nog geen twee maanden zorg betalen’. ‘Van wat we in een jaar uitgeven aan politie, kunnen we een maand zorg betalen’. ‘Van wat we in een jaar uitgeven aan cultuur kunnen we nog geen week zorg betalen.’ Hoe rijker een land, hoe meer het uitgeeft aan gezondheidszorg. De afgelopen 10 jaar stegen de zorgkosten met 4,4 procent per jaar. Blijven de zorgkosten de komende 10 jaar net zo hard stijgen, dan betaalt een doorsnee gezin in 2040 47% van zijn inkomen aan zorg. Eén van de verklaringen waar het betaald voetbal een bijdrage aan kan leveren is het feit dat de primaire functie van onze huidige gezondheidszorgbeleid is gericht op nazorg. Het grootste deel van het gezondheidszorgbudget gaat naar ziekenhuizen, bejaarden- en verpleeghuizen. Je hebt pas toegang tot het stelsel als je ziek bent verklaard. Dat medicaliseert het systeem, doordat de focus op ‘zorg’ ligt en niet op ‘gezondheid’. De laatste ontwikkelingen richten zich met name op het gezond worden. Wij zouden ons veel meer moeten richten op het ondersteunen van mensen om zich zo gezond mogelijk te voelen. Via preventie werken aan het voorkomen van ziekte. Een goed voorbeeld is obesitas. Het is bekend dat obesitas de aanloop is naar allerlei chronische ziekten. De overheid gaat zich steeds meer concentreren op de voorkant, daarmee kunnen we de kosten van gezondheidszorg terug gaan dringen. Sport en voeding spelen daarin een belangrijke rol (o.a. Scoren voor Gezondheid). Uit regeerakkoord Rutte II: “Goede zorg en, nog belangrijker, goede gezondheid is niet alleen een zaak van de overheid. Succes boeken we alleen door samen te werken. Dat begint bij preventie en een gezonde levensstijl. Natuurlijk zijn mensen hiervoor in de eerste plaats zelf verantwoordelijk, maar wij willen dit ondersteunen.” “Met verzekeraars sluiten we een convenant over preventie en het bevorderen van een gezonde levensstijl" 3. Arbeidsmarkt, de kortste route van werk naar werk Ondanks het feit dat het aantal ouderen in relatie tot het aantal werkenden de komende periode toeneemt, hebben vooral oudere werknemers en arbeidsgehandicapten moeite hun banen te behouden, laat staan een nieuwe baan te vinden. Desondanks is de verwachting dat de krapte op de arbeidsmarkt de komende periode een steeds groter probleem gaat worden. Kortom: iedereen die kan werken is nodig op de arbeidsmarkt. De overheid doet er alles aan om werklozen, met name ouderen en arbeidsgehandicapten aan het werk te houden en aan het werk te krijgen. Zo is er een premiekorting voor werkgevers die een oudere met een uitkering en arbeidsgehandicapten in dienst nemen. Een werkgever die een werkloze van 50 jaar of
6 Bron: Ministerie VWS, De zorg: hoeveel extra is het ons waard?, VWS, juni 2012
6
ouder in dienst neemt, krijgt maximaal 3 jaar een bonus van € 7000 per jaar. In 2012 is deze premiekorting € 6500 per jaar. Daarnaast verschuiven ook hier taken en verantwoordelijkheid van de overheid naar de samenleving, in dit geval het bedrijfsleven. Het kabinet Rutte II heeft deze verantwoordelijkheid ook expliciet gemaakt door een quotumregeling van 5 procent in te stellen. Bedrijven groter dan 25 werknemers dienen 5 procent arbeidsgehandicapten in dienst te nemen. Wanneer een bedrijf niet aan het quotum voldoet, volgt een boete van € 5.000,-. Eén van de grootste problemen is dat er wel banen zijn, maar dat daarvoor geen passende arbeidskrachten te vinden zijn. Er bestaan grote tekorten aan vakbekwaam personeel in bèta- en technische beroepen. Ook is er een tekort aan laaggeschoold personeel. Dit zorgt ervoor dat er én veel werklozen zijn (met name ouderen en arbeidsgehandicapten) en dat de banen die er zijn niet worden ingevuld. Uit regeerakkoord Rutte II: “De werking van de arbeidsmarkt zal voor alle werknemers verder moeten verbeteren. Kansen van vooral oudere werknemers op nieuw werk zijn te laag en flexwerkers verdienen betere bescherming. Een snelle doorstroming van baan naar baan, met een zo kort mogelijke terugval op een uitkering, is voor iedereen wenselijk.” 4. Afnemen sociale samenhang De overheid ziet een steeds grotere en belangrijke rol voor de samenleving. Burgers moeten meer zelf doen. In hun eigen omgeving en in eigen sociale netwerken. Het paradoxale is juist dat de sociale samenhang de afgelopen jaren eerder afgenomen is. We doen steeds minder voor de samenleving, voor onze eigen buurt en zijn steeds minder bereid om vrijwilligerswerk te doen. Dit zie je ook sterk terug bij sportverenigingen. De overheid verwacht een steeds grotere rol van sportverenigingen en stimuleert de maatschappelijke rol van sportclubs. Sport verbroedert, zorgt voor sociale samenhang. Sportverenigingen gaan zich met hulp van de gemeente op meer dan sport alleen richten. Dit kan bijvoorbeeld op het gebied van jeugdzorg tot resultaten leiden, de sociale samenhang in de wijken versterken en de onderwijsprestaties van jongeren verbeteren. Kortom: sport als maatschappelijk vliegwiel in de samenleving. Maar: de overheid verwacht een grotere rol van de verenigingen, terwijl de kracht van verenigingen de afgelopen jaren sterk is afgenomen. Steeds meer verenigingen zitten in de problemen: weinig vrijwilligers, teruglopende ledenaantallen, jongeren tussen 12 en 16 jaar die massaal stoppen met sporten, de kwaliteit van het kader dat te wensen over laat, en problemen rond sportiviteit en respect.7 Uit regeerakkoord Rutte II: “Sport brengt mensen bij elkaar en is van groot maatschappelijk belang. Kinderen verwerven belangrijke sociale vaardigheden. Voldoende en veilig sporten houdt jonge en oude mensen fitter en gezonder. We willen dat meer mensen kunnen sporten en bewegen in hun eigen omgeving. Er zijn nog veel mogelijkheden om de openbare ruimte beter te benutten.” “We bevorderen samenwerking van gemeenten, bedrijven, scholen en sportverenigingen”.
7 Bron: Modern verenigingsbesturen: Back to Basics, KNVB, mei 2011,
http://www.youtube.com/watch?v=Umomu_aDQ4w
7
Clubs en de inhoudelijke thema’s van de overheid Niet jongerenprojecten, maar juist projecten voor ouderen maken een grote kans op subsidie. De focus op gezondheid (sporten, bewegen, gezonde voeding) en niet op zorg, om zo de kosten van de gezondheidszorg betaalbaar te houden. Een project als Scoren voor Gezondheid blijft onverminderd relevant en dus subsidiabel. Iedereen is op de arbeidsmarkt nodig, er vindt zo langzamerhand een verandering plaats van recht op inkomen naar het recht op werk. Projecten als Dutch Career Cup en de Ajax Campus blijven relevant. Om in aanmerking te komen voor subsidie lijkt het raadzaam om niet alleen op jongeren te focussen, maar ook 55-plussers en arbeidsgehandicapten hierin mee te nemen. De overheid verwacht steeds meer van de samenleving en ook van het verenigingsleven, terwijl steeds meer verenigingen in de problemen komen. Projecten die inzetten om sportverenigingen te versterken, maken een goede kans op subsidie.
8
3.
WAT ZIJN KANSRIJKE GEMEENTELIJKE BELEIDSTERREINEN VOOR CLUBS?
De meest voor de hand liggende partner voor een club om financiering binnen te halen is de eigen gemeente. Dit heeft te maken met de tendens dat de rijksoverheid steeds meer taken en verantwoordelijkheden is gaan decentraliseren naar gemeenten vanuit de gedachte dat gemeenten deze taken beter en goedkoper kunnen uitvoeren omdat zij meer weten van hun burgers en beter in kunnen spelen op de lokale situatie. De decentralisatiegolf is al in 2007 begonnen, toen de Wet Maatschappelijke ondersteuning werd overgeheveld naar de gemeenten. Ook het nieuwe kabinet zet de tendens van vorige kabinetten voort en decentraliseert een flink aantal taken naar gemeenten: de Jeugdzorg, Participatiewet (voorheen Wet Werken naar Vermogen) en de begeleidings- en dagbestedingsstaken AWBZ. Juist de decentralisaties brengen meer verantwoordelijkheid en veel extra werk voor gemeenten met zich mee. Ondanks dat de decentralisaties gepaard gaan met bezuinigingen, wordt er veel budget overgeheveld van het rijk naar de gemeenten. Kortom: volop kansen om daar als clubs op in te spelen. 1.
Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo)8
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) bestaat sinds 1 januari 2007.. Het doel van de Wmo is ‘meedoen’. Het idee achter deze wet is dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig blijven functioneren, waarbij ze zoveel mogelijk geholpen worden door vrienden, familie of bekenden. Pas als dat niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente. Dit vergt een andere rol van de overheid, van de gemeente dit geval. De gemeente laat het aan de samenleving. Ze ondersteunt bijvoorbeeld vrijwilligers en mantelzorgers. De Wmo is in iedere gemeente anders georganiseerd. Gemeenten hebben veel beleidsvrijheid om de uitvoering zelf vorm te geven, waardoor de uitvoering per gemeente sterk kan verschillen. De wet beoogt dat gemeenten via de Wmo de zorg flexibel kunnen verstrekken en een grotere inzet van mantelzorgers en vrijwilligers kunnen realiseren. De Wmo kent negen prestatievelden: 1. het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten; 2. op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden; 3. het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning; 4. het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers; 5. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem; 6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer; 7. het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang; 8. het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen; 9. het bevorderen van verslavingsbeleid.
8 Bron: http://www.invoeringwmo.nl/
9
Clubs en de Wmo Kijkend naar de prestatievelden van de Wmo, dan zijn er een aantal projecten van clubs die op dit moment door de Wmo gefinancierd zouden kunnen worden.9 Boodschappenvervoerdienst (FC Twente, NAC) FC Kicks United (FC Utrecht) Dutch Homeless Cup (o.a. Ajax, Sparta, MVV, NAC, Willem II) G-voetbaltoernooi (o.a. Cambuur, Heracles, NAC, Vitesse, PSV), Clinic De Beele (Go Ahead Eagles) De Heideschool (Heracles), Street League (PSV, Willem II, NEC, Go Ahead Eagles, FC Zwolle) Binnen de Wmo zouden veel projecten in aanmerking komen voor subsidie. Sport inzetten als middel. Om bijvoorbeeld de leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten te vergroten, of de PR-kracht van de club gebruiken om mantelzorgers en vrijwilligers te werven. Er zijn binnen de prestatievelden voldoende aanknopingspunten om daar met een maatschappelijk project op in te spelen. Van belang is wel dat projecten ook aansluiten bij trends zoals deze genoemd zijn in hoofdstuk 1: eigen kracht, zelfredzaamheid en het versterken van de eigen sociale netwerk van kwetsbare mensen.
2.
Decentralisatie Jeugdzorg
‘De jeugdzorg wordt in 2015 gedecentraliseerd naar gemeenten. De decentralisatie omvat alle onderdelen: de jeugdzorg die nu een verantwoordelijkheid is van de provincie, de gesloten jeugdzorg onder regie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, de jeugd-GGZ die onder de ZVW valt, de zorg voor lichtverstandelijk gehandicapten jongeren op basis van de AWBZ en de jeugdbescherming en jeugdreclassering van Veiligheid en Justitie’ (Bron: coalitieakkoord Rutte II). Als gevolg van de decentralisatie van de jeugdzorg wordt de gemeente verantwoordelijk voor de gehele zorg voor jeugd en gezin. Dit behelst zowel de jeugdzorg, de geestelijke gezondheidszorg voor jongeren en de jonge licht verstandelijke gehandicapten. Dit kan gaan om preventieve zorg (voorkomen), intensieve en/of gespecialiseerde zorg en zorg die wordt opgelegd door een kinderrechter. Dit kan gaan om opname in een gesloten zorginstelling, uit huis plaatsing, crisisopvang en jeugdreclassering. Van belang is dat er op tijd en adequaat wordt ingesprongen op problemen van jongeren, of dat nou ontwikkel-,gedrag- of opvoedproblemen zijn. Gewone vragen moeten niet uitgroeien tot problemen of zelfs onbeheersbare situaties. Ook hier is inzetten op preventie noodzakelijk. Dat kan alleen door goed aanwezig te zijn in de alledaagse leefomgeving van jeugd, jongeren en gezin. Ondersteuning richt zich ook op het herstellen van de zelfredzaamheid en eigen kracht van jongeren, gezinnen en het sociale netwerk daaromheen (buren, oom en tante etc.). Iedere jongere moet zoveel mogelijk in staat zijn om zo normaal mogelijk te kunnen functioneren. Het liefst in de eigen omgeving, op eigen kracht, met behulp van het eigen netwerk. Pas als de veiligheid van de kinderen en jongeren in het geding is komt de gemeente om de hoek kijken. Juist in jeugdzorg is het zeer wel mogelijk dat er bij een probleemkind of een probleemgezin sprake kan zijn van stapeling van zorgen. Het gevaar bestaat dat voor iedere probleem een andere instantie moet worden ingeschakeld. Een integrale benadering is nodig om een gezin en jongeren niet te overspoelen met instanties en professionals. Daarom is het van belang om niet het aanbod (inzet/ interventie), maar de vraag centraal staat. Dat niet het probleem, maar het perspectief centraal staat. Dat niet de professional, maar het gezin en het kind of de jongere centraal staat. Kortom: één kind, één plan, één coördinator’.
9 Let op: gemeenten hebben veel beleidsvrijheid om de uitvoering zelf vorm te geven, waardoor de uitvoering per gemeente sterk kan verschillen.
10
Clubs en de decentralisatie Jeugdzorg Kijkend naar de decentralisatie Jeugdzorg, dan zijn er een aantal projecten van clubs die op dit moment binnen de doelstellingen vallen: Scoren door Scholing De Graafschap helpt scoren Get Started (NAC) Ik doe het!/Jeugd voor de maatschappij (NAC) Het gaat hier met name om de repressieve vorm van Jeugdzorg (tehuizen en instellingen waar jongeren geplaatst kunnen worden e.d.). Clubs zouden een goede kans op subsidie maken door met een preventieve aanpak te komen. Preventie zorgt ervoor dat de overheid middelen bespaart. Het huidige beeld van de jeugdzorg is toch vaak dat de problemen van jongeren centraal staan en jongeren zelf ook niet een positief wereldbeeld hebben. Clubs zouden succesvol kunnen zijn door in hun projecten niet van de problemen van de jongeren uit te gaan, maar juist van hun talenten en het ontwikkelen en benutten daarvan. En daarbij ook de sport als middel te gebruiken om jongeren in beweging te krijgen.
3.
Participatiewet/ Wet Werken naar Vermogen (WWnV)
Het wetsvoorstel Werken naar Vermogen wordt vervangen door een nieuwe Participatiewet, in te voeren op 1 januari 2014 (bron: coalitieakkoord Rutte II). Gemeenten krijgen met de komst van de participatiewet/ Wet Werken naar Vermogen de verantwoording over een grote groep mensen die een uitkering krijgen en ondersteund moeten worden bij zoeken naar werk. De wet is een samenvoeging van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW), de Wet Werk en Bijstand (WWB), de Wet Arbeidsongeschiktheid Jonggehandicatpen (WAJONG) en Wet Investeren in Jongeren (WIJ). Ondanks de toename van deze groep met een derde, krijgen de gemeenten minder middelen te besteden voor een uitkering en voor het aan het werk helpen. Het beschikbare budget neemt met de helft af. Dit betekent dat er door gemeenten fundamentele keuzes gemaakt moeten worden. Waar zijn de schaarse middelen het hardst nodig en het meest effectief. De kern van de Wet Werken naar Vermogen is het streven dat iedereen in de samenleving participeert naar vermogen. Werken is meer dan een middel om de kost te verdienen. Economische zelfstandigheid, emancipatie, trots en eigenwaarde. Elke zelfverdiende euro is zowel winst voor de burger als winst voor de overheid. Wie kan werken, wordt geacht zoveel mogelijk in zijn eigen onderhoud te voorzien. Als je maximaal 20 uur kunt werken van de 40 uur, werk je 20 uur en krijg je loondispensatie van de overheid voor de overige 20 uur. Er komt een verplicht quotum voor middelgrote en grote werkgevers voor het in dienst hebben van mensen met een arbeidsbeperking. De gemeenten worden verantwoordelijk gesteld voor de uitvoering van de wet.
11
Clubs en de Participatiewet Kijkend naar de participatiewet, dan zijn er een aantal projecten van clubs die op dit moment binnen de doelstellingen vallen: Niemand Buitenspel (ADO Den Haag, FC Groningen, SC Heerenveen, FC Dordrecht) Scoren door Scholing (Vitesse) Ajax Campus (Ajax) Banenmatch (FC Emmen) Scholing en stage (FC Twente) Training Cambuur Werkt Net als in de Jeugdzorg, staat ook bij het naar werk helpen van mensen met name de problemen van deze mensen centraal en niet wat ze wel kunnen. Clubs zouden succesvol kunnen opereren door in hun projecten 1) te focussen op 55-plussers en arbeidsgehandicapten en 2) niet van de problemen van de werklozen uit te gaan, maar juist van hun talenten en het ontwikkelen en benutten daarvan en 3) werklozen te begeleiden naar sectoren waar wel veel banen zijn. Een sterk punt van een club is ook dat zij hun businessclub als middel in kunnen zetten. Daarbij kan de sport als middel gebruikt worden om werklozen in beweging te krijgen. Zoals in het vorige hoofdstuk betoogd, lijkt het raadzaam niet alleen op jongeren in te zetten, maar ook op ouderen en werklozen met een arbeidshandicap.
4.
Overheveling begeleidings- en dagbestedingsstaken AWBZ naar de Wmo
De huidige functie ‘Begeleiding&Dagbesteding’ van de AWBZ is een vorm van ondersteuning van mensen met matige of ernstige beperkingen en is erop gericht om een zo zelfstandig mogelijk leven te kunnen leiden en opname in een intramurale instelling te voorkomen. Het gaat hier bijvoorbeeld om dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking, een dagopvang voor ouderen en de woonbegeleiding of thuisbegeleiding van mensen met een (verstandelijke) handicap. Deze functie wordt gedecentraliseerd en ondergebracht bij de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo). De gemeente voelt zich verantwoordelijk voor het welbevinden van vooral kwetsbare burgers, en naast ouderen en gehandicapten behoren daar ook de duizenden burgers met ernstige psychische en verslavingsproblemen toe. Bijkomende opdracht is dat de zorg, begeleiding en ondersteuning van al deze groepen met minder geld dan voorheen moet gebeuren. Preventie speelt een belangrijke rol. Hier draait het niet om het voorkomen van problemen of het tegengegaan van verergering. Preventie betekent in dit beleidsveld dat problemen in een vroegtijdig stadium worden gesignaleerd en dat daar adequaat op wordt ingespeeld. Dit voorkomt het beroep op zwaardere voorzieningen. Daarbij de speelt ‘de wijk’ en het ‘eigen sociale netwerk’ een belangrijke rol. ‘Op eigen kracht’ heeft hier een andere betekenis. Mensen met een beperking kunnen soms meer dan ze zelf denken. Is het mogelijk om mensen zo lang mogelijk extramuraal, in hun eigen huis en in hun eigen omgeving en zoveel mogelijk door hun eigen naasten te laten bijstaan? Zo lang opname in een intramurale instelling (bejaardenhuis, verzorgingshuis, ziekenhuis) kan worden voorkomen, scheelt dit de samenleving veel geld en het is voor de betrokkenen zelf ook prettiger. Ook hier speelt mee dat mensen met een beperking zich zo lang mogelijk op eigen kracht moet kunnen redden, eventueel met hulp uit de eigen omgeving. De essentie is het gevoel dat mensen zelf de regie over hun zorg hebben, zelf kunnen bepalen hoe zij verzorgd wensen te worden en ze daarbij ook vooral hun eigen netwerk in kunnen zetten. Als mensen het op eigen kracht en met hulp van hun omgeving niet kunnen redden, dan is goede professionele ondersteuning nodig.
12
Clubs en de AWBZ Kijkend naar de prestatievelden van de AWBZ, dan zijn er nog weinig projecten van clubs die op dit moment door de AWBZ (straks Wmo) gefinancierd zouden kunnen worden. Wellicht dat de Boodschappenvervoerdienst (FC Twente, NAC) nog het meest in de buurt komt.
Clubs en de decentralisaties Clubs hebben op dit moment ook projecten, die binnen de doelstelling vallen, maar nog niet gefinancierd worden door gemeenten. Als gevolg van de decentralisaties wordt er een grote hoeveelheid budget naar de gemeente overgeheveld en de gemeente weten vaak nog niet tot in detail hoe zij deze nieuwe taken en verantwoordelijkheden gaan uitvoeren. De decentralisaties gaan gepaard met flinke bezuinigingen. De overheid kan de hulp en denkkracht van de clubs goed gebruiken. Van belang is dat clubs er aan de voorkant bij zitten. Bij de ontwikkelingsfase van deze stelselherzieningen wat de aanpak wordt en hoe de middelen verdeeld gaan worden. De gemeenten krijgen de beleidsvrijheid om de decentralisaties naar eigen inzicht vorm te geven. De aanpak en uitvoering van de decentralisaties verschillen daardoor per gemeente. Wat in de ene gemeente wel subsidiabel is, is dat niet in de andere gemeente. Een belangrijke voorwaarde om in aanmerking te komen voor deze middelen, is dat de projecten van clubs passen binnen de uitgangspunten, die door de gemeente zijn gesteld. Voorbeeld: Wil de Street League, de Buurt Battle of de Boodschappenvervoerdienst in aanmerking komen voor subsidie uit de Wmo, dan moet het project aansluiten bij de kerngedachte: minder overheid, maar meer: de burger zelf, de vrijwilliger, de mantelzorger of het sociale netwerk. Het is daarom raadzaam om het mobiliseren van vrijwilligers en het uitvoeren door vrijwilligers mee te nemen in de aanvraag.
13
4.
HOE WERKT DE PROVINCIE?
De provincie is een bestuurslaag die voor veel clubs nog een onontgonnen gebied is. Veel clubs hebben nauwe banden met de gemeente, waarin het stadion gevestigd is. Echter, de uitstraling van voetbalclubs gaat veel verder dan de eigen gemeentegrenzen. Voetbalclubs hebben een regionale functie, fans komen vanuit de hele regio naar een wedstrijd van hun favoriete club. Wat speelt er bij de provincie? De politiek is de afgelopen jaren steeds meer de taken van de provincie gaan inperken. Er hebben zich veel discussies afgespeeld, waarin de vraag centraal stond: wat zijn de kerntaken van de provincie? Provincies zijn zich steeds meer terug gaan trekken uit het sociale domein. Dat domein hebben provincies overgelaten aan gemeenten. De focus van de provincie is steeds meer komen te liggen op de ‘harde terreinen’ als ruimte, mobiliteit en economie, van oudsher al de belangrijkste taken van de provincie. In algemeen kan gezegd worden dat de kansen voor clubs groter zijn in Limburg en Friesland, dan in de Randstad. Wat zijn kansrijke gebieden voor clubs? Ondanks de terugtrekking zijn er nog steeds beleidsgebieden waar betaald voetbalorganisaties een rol in zouden kunnen spelen. 1.
Krimp
Een belangrijk terrein waarop de provincie een prominente rol zal blijven spelen is die van de aanpak van de demografische ontwikkelingen, of ‘krimp’. Sommige provincies willen bij een teruglopende en overal vergrijzende bevolking de leefbaarheid in stad en platteland behouden en liefst versterken. 2.
Decentralisatie Jeugdzorg
Zoals in het vorige hoofdstuk al besproken, wordt de jeugdzorg overgedragen van de provincie aan de gemeenten. Toch zien veel provincies het als hun verantwoordelijkheid om de jeugdzorg op een adequate wijze over te dragen aan de gemeenten. Het gaat hier met name om de repressieve vorm van Jeugdzorg (tehuizen en instellingen waar jongeren geplaatst kunnen worden e.d.). Clubs zouden hier met hun preventieve aanpak een kans kunnen maken. Het huidige beeld van de jeugdzorg is toch vaak dat het om jongeren gaat, die zichzelf zien als ‘mislukkingen’. Clubs zouden succesvol hier succesvol op in kunnen spelen door niet van de problemen van de jongeren uit te gaan, maar juist van hun talenten en het ontwikkelen en benutten daarvan. En sport als middel om jongeren in beweging te krijgen, is ook op dit beleidsterrein van toepassing. 3.
Steunfunctie Wmo
Provincies hebben een wettelijk taak in het kader van ondersteuningsfunctie Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Provincies maken hiervoor in regionaal verband afspraken. De wijze waarop provincies hun steunfunctie Wmo hebben ingevuld, zou een aanknopingspunt kunnen zijn voor clubs om daar met de provincie over in gesprek te gaan.
14
Clubs en de provincie Als je als club in gesprek wil komen met de provincie kan je dat het beste als volgt aanpakken: Doe het samen met andere clubs en of grote amateurverenigingen, die ook maatschappelijk betrokken zijn. Doe de provincie een aanbod, waarin: - De maatschappelijke functie van betaald voetbalorganisaties benadrukt - De regionale functie van voetbalclubs benadrukt - Het wetenschappelijke effect van de activiteiten van sport in het algemeen en clubs in het bijzonder benoemt Kom met een aantal concrete voorstellen over waar de clubs een bijdrage willen leveren aan de regionale (!) samenleving (krimp, vergrijzing, sociale cohesie, jeugdzorg, steunfunctie Wmo). Vraag het college van Gedeputeerde Staten10 specifiek naar de visie op de maatschappelijke inzet van betaald voetbalorganisaties. Stuur deze brief ook in kopie naar de desbetreffende Statencommissie (wat een onderdeel is van de Provinciale Staten11). Ga als voorzitter van één van de clubs in gesprek met de gedeputeerde hierover. Noemde grote hoeveelheid mensen die clubs kunnen mobiliseren als argument om de provincie over de streep te trekken. Een speech voor 15.000 supporters als aftrap van een gezamenlijk project, is ook voor een gedeputeerde een hoogtepunt in zijn of haar loopbaan. Voetbalclubs kunnen meer mensen mobiliseren dan een politieke partij.
10 Gedeputeerde Staten zijn vergelijkbaar met het college van Burgemeester en wethouders van de
gemeente. De commissaris van de Koningin is de burgemeester van de provincie en de gedeputeerden zijn te vergelijken met wethouders. 11 De Provinciale Staten zijn te vergelijken met de gemeenteraad op provinciaal niveau. De Provinciale Staten kennen ook afzonderlijke commissies.
15
5.
HOE WERKEN FONDSEN?
Veel clubs hebben wel eens te maken gehad met fondsen. Er zijn een heleboel fondsen waar je als club met je projecten aanspraak op kunt maken. De vraag is waar begin je en hoe pak je dat aan? In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven welke fondsen er zijn, hoe fondsen in elkaar steken en hoe je dat als club het beste aan kunt pakken. Een overzicht van (een deel van) de fondsen: Oranje Fonds Jantje Beton Stichting DOEN Fonds 1818 (Den Haag en omstreken) Nationaal Revalidatie Fonds Nederlandse Stichting voor het Gehandicapte Kind Kinderpostzegels Nederland Skanfonds Stichting Het R.C. Maagdenhuis
Madurodam Steunfonds Stichting Zonnige Jeugd Alert Fonds Mama Cash Ana Maria-Fonds Mr. A. Fentener van Vlissingen Fonds Start Foundation Delta Zeeland Fonds Johanna Kinderfonds Fonds Psychische Gezondheid
Fonds Sluyterman van Loo RCOAK Haëlla Stichting Stichting Instituut Gak BankGiro Loterij Lotto Postcode Loterij Vrienden Loterij Stichting Doen
Werkwijze Kijkend naar de belangrijkste thema’s die op dit moment in de samenleving spelen, dan kom je bij de volgende fondsen terecht: Thema’s
Fondsen
Gezondheid
Jantje Beton, Fonds 1818, VSBfonds, Vrienden Loterij
Volkskracht
Oranje Fonds, Skanfonds, Stichting Doen, VSBfonds
Vergrijzing
Oranje Fonds, Fonds 1818, Skanfonds, VSBfonds, Nationaal Ouderenfonds
Iedereen aan de slag!
Instituut Gak, Start Foundation
In de keuze voor het fonds is het zaak om goed te kijken of jouw project past bij de doelstellingen van het fonds. Het heeft geen zin om een project voor ouderen aan te vragen bij Jantje Beton. Zij richten zich alleen op kinderen. 1. Verdiep je in de achtergronden van het fonds Ieder fonds heeft zijn eigen missie en visie. Als je een aanvraag doet bij een fonds is het belangrijk om je te verdiepen in de wensen, doelstellingen en achtergronden van dit fonds. Juist de ontstaansgeschiedenis van een fonds levert veel aanknopingspunten op voor je aanvraag. Het Skanfonds, Stichting Katholieke Noden, is opgericht door de KRO . Doel was de 'leniging van de noden in de katholieke geloofsgemeenschap'. Inmiddels is de doelstelling breder en staat het fonds ook open voor organisaties met of zonder levensbeschouwelijke achtergrond. Daarnaast valt op dat het
16
Skanfonds een nauwe band heeft met loterijen als BankGiroLoterij, de Nationale Postcode Loterij en Lotto12. 2. Sluit met je plan nauwkeurig aan op de doelstellingen van het fonds Niet je eigen doelstellingen, maar de doelstellingen van het fonds moeten leidend zijn. Ieder fonds heeft zijn eigen concrete doelstelling. Bovendien vinden veel fondsen het belangrijk dat de projectaanvraag harde, meetbare doelstellingen bevat. Het schrijven van een goed plan is een vak apart. 3. Bouw een goede relatie op met het fonds Fondsen kunnen vaak overkomen als gesloten instituties. Om de slagingskans van je aanvraag te vergroten is het opbouwen van een goede relatie met vertegenwoordigers van het fonds belangrijk. Wanneer je eenmaal een project uitvoert met geld van een fonds, heb je bij uitstek de mogelijkheid een goede relatie met het fonds op te bouwen. Wat een grotere slagingskans betekent voor toekomstige aanvragen. 4. Laat zien wat je met het geld hebt gedaan Fondsen moeten laten zien waar hun geld naartoe is gegaan. Dit betekent dat als je een project uitvoert met geld van een fonds, dat jij hun ook moet laten zien wat er gedurende het project gebeurt. Welke mijlpalen worden bereikt? Laat ook zien wat er in de praktijk gebeurt met kinderen, jongeren of ouderen. Een goede foto of film van het project kunnen de fondsen gebruiken in hun eigen PR-campagne. Door middel van een leuk evenement kun je laten zien wat je met het geld van het fonds hebt gedaan en welke resultaten er concreet zijn geboekt. Overige fondsen: Vaak zijn er in gemeenten ook particuliere fondsen. Als deze fondsen anoniem willen blijven, treedt de gemeente op als intermediair. Clubs en de fondsen Er is een veelheid aan fondsen. Voor clubs is het aan te raden om gezamenlijk op te trekken en bijvoorbeeld samen een fondsenwerver in dienst te nemen. Zij zijn specialisten. Zij kennen de fondsen, de achtergronden en weten hoe je een goede aanvraag schrijft Als je als club zelf besluit om een aanvraag te doen, dan kun je dat als volgt het beste aanpakken: Verdiep je in de achtergrond van het fonds. Sluit met je plan nauwkeurig aan op de doelstellingen van het fonds. Bouw een goede relatie op met het fonds. Laat zien wat je met het geld hebt gedaan.
12 www.skanfonds.nl
17
6.
WAT IS DE STAND VAN ZAKEN BIJ DE CLUBS?
Om de huidige situatie bij clubs te onderzoeken over de wijze waarop zij op dit moment subsidie binnenhalen en de relatie met de gemeente hebben georganiseerd, is met de volgende clubs gesproken: • Vitesse • RKC • NEC • Roda JC • FC Twente • FC Utrecht • VVV Venlo • ADO Den Haag De gesprekken met de clubs hebben het volgende beeld opgeleverd over subsidies en de relatie met de gemeente: 1.
Veel losse activiteiten
Als je kijkt naar de lijst van clubs in de database van Meer dan Voetbal, dan valt op dat clubs zeer veel en zeer uiteenlopende activiteiten en projecten organiseren. Bezoek aan ziekenhuizen, voorleesdagen, een bijdrage aan het schoolvoetbalprogramma’s, ondersteunen van organisaties als Right to Play, Ronald McDonald, KIKA, Spieren voor Spieren, SOS Kinderdorpen en CliniClowns. Het is niet altijd duidelijk of deze activiteiten vallen onder maatschappelijke projecten of onder de PR-activiteiten van de club. Veel clubs zijn er de afgelopen jaren in geslaagd om succesvol projecten uit te voeren. Wat opvalt, is dat veel projecten nog niet aansluiten op de huidige trends en op beschikbare subsidiepotten. Voor het binnenhalen van subsidie is het belangrijk keuzes te maken. Je kunt beter kiezen voor een bepaald beleidsterrein (gezondheid, vergrijzing, volkskracht) en daar je partners en subsidiemogelijkheden bij te zoeken, dan veel activiteiten en projecten op uiteenlopende beleidsterreinen te doen. 2.
Veel focus op sport
Veel projecten van clubs liggen op het grensvlak van sport. De meeste clubs hebben goede connecties met de afdeling Sport van de gemeente en met de wethouder Sport. De connecties met de afdeling Welzijn (Wmo) Jeugd (Jeugdzorg), gezondheid (gezondheidszorg) zijn veel minder intensief, terwijl juist hier de meeste financiële mogelijkheden binnen de gemeente liggen. 3.
Subsidie voor een concreet project is vaak lastig te vinden
Bij de meeste clubs ligt de focus op het uitvoeren van projecten. Daarbij maken clubs dankbaar gebruik van concepten als Scoren voor Gezondheid, Street League/ Buurt Battle en Scoren door Scholing. Clubs zijn op zoek naar financiering voor deze projecten, zodat de kosten van de projectleider gedekt kunnen worden. Voor het succesvol binnenhalen van subsidie is het vaak kansrijker om niet met concrete projecten aan te komen, maar een goed idee en de kracht van het voetbal en de club (beeldmerk, spelers, PR-kracht, businessclub) aan te bieden. Wat kunnen deze unieke kwaliteiten bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen? Eerst een goed idee, dan een goede relatie, dan een goed project en dan pas de financiering. 4. Clubs niet op de hoogte van trends en hoofdpijndossiers gemeenten De meeste clubs zijn niet op de hoogte van de trends in het publieke domein (zelfredzaamheid, kleinschaligheid, preventie, integrale aanpak). Ze zijn ook niet op de hoogte van de hoofdpijndossiers van de gemeente, als de Wmo, Jeugdzorg, Participatiewet, AWBZ. De focus ligt op sport.
18
Er ligt voor clubs een grotere kans bij andere dossiers dan sport, waar sport slechts een middel is. Om meer kans te maken op subsidie, zouden clubs meer in moeten spelen op de maatschappelijke trends en de hoofdpijndossiers. Op het moment dat ‘Wijken’ een actueel maatschappelijke thema is, dan is de Street League een competitie tussen wijken. Op het moment dat ‘leefbaarheid’ een belangrijk thema is, kan de Street League bijdragen aan de leefbaarheid in de wijk. Staat ‘volkskracht’, ‘sociale samenhang’ en ‘eigen netwerk’ hoog op de politieke agenda, dan is het raadzaam de Street League te organiseren met veel vrijwilligers. Zijn voor de wethouder ‘normen en waarden’ belangrijk en hoe jongeren met elkaar omgaan, dan is het doel van de Street League om vervagend normbesef tegen te gaan. Met andere woorden: om in aanmerking te komen voor subsidie is het verstandig de projecten aan te passen aan de politieke en maatschappelijke actualiteit. 5. De relatie gemeente – club wordt niet systematisch vormgegeven De relatie met gemeente wordt door iedere club anders vormgegeven: maatschappelijk plein, skybox, als lid van het bestuur, de combinatiefunctionaris etc. Toch geven de clubs aan dat de relatie met de gemeente beter kan. De clubs geven aan dat de relatie met de gemeente (wethouder, Raad, ambtenaren) niet systematisch wordt vorm gegeven. Daarbij wordt tijdgebrek als voornaamste reden genoemd. Toch is een goede relatie met de verantwoordelijk ambtenaar een belangrijke voorwaarde voor het binnenhalen van subsidie. Niet alleen de kwaliteit van het project, maar ook de betrouwbaarheid van de vertegenwoordiger (‘Ze moeten je kennen’) van de stichting speelt een belangrijke rol. 6. Hoe laat je de meerwaarde van de clubs tot uiting komen in subsidies? Veel clubs worstelen met de vraag: hoe kunnen wij onze maatschappelijke bijdrage en onze meerwaarde in de samenleving financieel tot uiting laten komen. In het bijzonder in deze tijd van bezuinigingen staan subsidies onder druk. De gemeenten zijn er inmiddels van overtuigd dat clubs een meerwaarde hebben voor de samenleving, maar ze lijken er niet altijd voor te willen betalen. Veel clubs hebben last van politieke erfenis. De gemeente heeft de club van de ondergang gered. In ruil voor deze financiële steun, hebben de gemeenten afgedwongen dat de club haar maatschappelijke rol invult. Op sommige plekken is er nog steeds sprake van ‘oud zeer’. Het is voor veel clubs moeilijk om vanuit deze context subsidie aan te vragen voor maatschappelijke projecten. De clubs weten dat zij unieke kwaliteiten hebben: 1) zij bereiken bewoners die de gemeente niet kan bereiken (welke brief maak je eerder open, die van je favoriete club of van UWV?), 2) zij kunnen mensen raken, aansporen (gedragsverandering bij kinderen realiseren door de inzet van spelers), 3) het bereik van de club is groter. Als de club een activiteit in een wijk organiseert, dan komen daar meer mensen op af dan als de gemeente dat doet. Maar ondanks deze unieke kwaliteiten blijkt de weerbarstige voorgeschiedenis toch in veel gevallen een grote rol te spelen.
19
Clubs en de gemeente Er liggen volop kans voor clubs om subsidie binnen te halen. Een voetbalclub kan resultaten in de samenleving bereiken, die door niemand anders kan worden bereiken. Het binnenhalen van subsidies is geen doel op zich. Je doet het als club ook omdat je zelf maatschappelijk betrokken bent. Iedere club is anders, heeft een eigen historie en heeft een andere relatie met de gemeente opgebouwd. Van belang is dat je als club weet waar je goed in bent. Zodat je je unieke, bijzondere kwaliteiten in de maatschappij behoudt en deze niet laat verwateren. Het valt of staat met wat voor club je bent en wilt zijn. Focus je! Veel losse activiteiten zijn moeilijk in subsidie om te zetten. Sport als doel is geen kansrijke subsidiepot. . Wat wel kansrijk is, is om de sport als middel in te zetten tegen overgewicht, bij het mobiliseren van volkskracht, en bij het aan het werk helpen van 55plussers en arbeidsgehandicapten. Clubs zijn vaak niet op de hoogte van de maatschappelijke trends en weten niet wat de hoofdpijndossiers zijn van de gemeenten. Juist daar liggen veel kansen. Speel met je projecten in op de maatschappelijke trends en hoofdpijndossiers van gemeenten. De relatie gemeente – club wordt niet systematisch vormgegeven. Niet alleen een goed idee of een goede aanpak is van belang, het is ook belangrijk wie je kent binnen de gemeente en dat je systematisch goede relaties onderhoudt. Hoe laat je de meerwaarde van de club tot uiting komen bij je pogingen om in aanmerking te komen voor subsidie? Dat is de centrale vraag waar veel clubs mee worstelen en waar in het volgende hoofdstuk verder op in wordt gegaan.
20
7.
ADVIES: WAAR LIGGEN KANSEN EN HOE PAK JE DAT AAN?
De gesprekken met verschillende clubs en gemeenten hebben de volgende aandachtspunten en aanbevelingen opgeleverd: Kijk naar buiten! Zie de trends! Clubs zouden er goed aan doen om meer naar buiten te kijken. Er zijn grote veranderingen gaande in de samenleving. De tijd dat de overheid met gemak projecten van clubs kon subsidiëren, ligt definitief achter ons. De overheid is flink aan het bezuinigen. Voorzieningen staan onder druk. Er is minder subsidie. Het wordt voor clubs steeds moeilijker om subsidie binnen te halen. Nieuwe, creatieve oplossingen zijn nodig. Hiervoor zijn nieuwe coalities nodig. En daar ligt een gouden kans voor de clubs. Voor goede ideeën is altijd subsidie beschikbaar. Clubs moeten weten wat er in de samenleving speelt, welke dossiers actueel zijn: vergrijzing, gezondheidszorg, arbeidsmarkt voor arbeidsgehandicapten en 55plussers en het versterken van de volkskracht. Maar ook welke trends er spelen: eigen kracht, activeren sociale netwerken, preventie en een integrale aanpak dicht bij de burger (wijkgericht). Om in aanmerking te komen voor subsidie, moet je als club weten wat er in de samenleving en bij de overheid (rijk/ provincie/ gemeente) speelt. Denk vanuit het probleem in de samenleving en niet vanuit je huidige projecten. Als je een plan indient bij het Fonds Sport en Bewegen dan moet erin staan dat het project bijdraagt aan het vergroten van de sportparticipatie. Als je een plan indient bij de woningbouwcoöperatie dan moet in het plan staan dat het project bijdraagt aan de leefbaarheid in de wijk. Kortom, verplaats je in je subsidiegever en schrijf je plannen naar hem toe. Verbind de trends aan je eigen visie op de maatschappij Het grootste gevaar is dat je je als club na het lezen van deze notitie vol gaat storten op het binnenhalen van subsidies. Voetbalclubs hebben unieke kwaliteiten. Je moet uitgaan van je eigen kwaliteiten. Daarvoor moet je ook goed weten wat je eigen identiteit is. Wat zijn de kernwaarden van de club? Wat is de visie op de samenleving? Waar ben je goed in? Bij het binnenhalen van subsidies is het ook belangrijk een goed verhaal te hebben over jezelf. Wat wil je zelf als club? Als je dat goed weet, kun je in de plannen en projecten de rol pakken die bij je past. Een gezamenlijk initiatief van specialisten heeft meer kans van slagen dan het aanbieden van een totaalconcept door de voetbalclub. Het is van belang dat clubs de trends in de samenleving verbinden met hun eigen visie op de samenleving. Focus je niet op alle subsidiepotten, maar kies een maatschappelijk probleem (gezondheid, vergrijzing, volkskracht)t dat bij de club past. En kijk van daaruit welke partners daarbij horen en welke subsidies daarbij passen. Wie niet zelf zijn positie kiest, krijgt er eentje toegewezen Om in aanmerking te komen voor subsidie is een goede relatie met je stakeholders en potentiële subsidiegevers essentieel. Hiervoor is een bewuste aanpak richting je stakeholders nodig. Investeren in belangrijke relaties en beleidsnetwerken is belangrijk. Alleen een afspraak maken op het moment dat je subsidie voor een project nodig hebt, gaat niet werken. Zeker in tijden van bezuinigingen is een meer strategische aanpak nodig. Van belang is dat clubs zelf het initiatief nemen. Zoek naar (beleids)netwerken waarin de belangrijkste maatschappelijke partners en commerciële partijen van de stichting die je op het oog hebt actief zijn. Probeer met hen in contact te komen. Praat aan de voorkant in de beleidsontwikkeling mee, want daar worden de plannen gemaakt en de middelen verdeeld. Wil je als club iets doen met werkgelegenheid, dan is een goed contact met UWV, ROC, Sociale Dienst en werkgevers essentieel. Mogelijk is er een platform onderwijs en arbeidmarkt in jouw gemeente, waar al
21
deze partners zitting in hebben. Sluit je daarbij aan. Voorts is het ook van belang om betrokken te zijn bij de uitwerking van de nieuwe Participatiewet in jouw gemeente. Je zit dan aan de voorkant en kunt de unieke kwaliteiten van de club (beeldmerk, spelers, businessclub) inbrengen. Je zult jezelf moeten betrekken. De gemeente wijst je zeker niet de deur, maar zal je ook niet automatisch betrekken. Blijf de gemeente ‘betoveren’ met je unieke kwaliteiten. De overheid kan de creativiteit en innovatiekracht van voetbalclubs goed gebruiken. Transformeer van sport als doel, naar sport als middel Clubs zouden hun aandacht moeten verleggen van sport als doel naar sport als middel. Subsidies zijn er op beleidsgebied sport nauwelijks meer te vinden. Clubs zouden zich moeten richten op de decentralisaties (Wmo, Jeugdzorg, Participatiewet, AWBZ). Gemeenten hebben een grote verantwoordelijkheid, maar moeten die verantwoordelijkheid nu waarmaken met minder middelen. Ook in de zogenaamde hoofdpijndossiers is ruimte en geld voor goede projecten. Op veel beleidsterreinen zou sport als middel heel goed ingezet kunnen worden: •
Om samenleving (mensen, sociale netwerken, vrijwilligers, mantelzorgers) te versterken (Wmo)
•
Om 55plussers en arbeidsgehandicapten aan het werk te helpen en werklozen te begeleiden naar banen in sectoren waar wel veel werk is (Participatiewet)
•
Om de talenten en kansen te benadrukken van jongeren in de jeugdzorg en hen via sport in beweging te krijgen (Jeugdzorg)
22
BRONNENLIJST De rotonde van Hamed, maatwerk voor mensen met meerdere problemen, NICIS insitute, 2008 De zorg: hoeveel extra is het ons waard? Ministerie VWS, juni 2012 Eigen kracht met effectieve ondersteuning, Wmo beleidsplan 2011-2015, gemeente Zaanstad, 2011 Eropaf, Jos van der Lans, 2010 Formeren is vooruitzien, Herman Wijffels, 2012 Gezamenlijke visie & opgaven rond de 3 decentralisaties in het Maatschappelijke Domein, gemeente Zaanstad, 2012 In ons belang, Albert Jan Kruiter en Eelke Blokker, 2011 Modern verenigingsbesturen: Back to Basics, KNVB, mei 2011 Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, december 2011. Nije enerzjy foar Fryslân, Coalitieakkoord 2011-2015, provincie Friesland, 2011 Publieke zaken in de marktsamenleving, WRR, 2012 Red Tory, Philip Blond, 2010 Sportvisie, Arnhemse visie op Sport en Bewegen, gemeente Arnhem, 2011 SAMEN VERDER WERKEN AAN ONZE TOEKOMST, Collegeprogramma 2010 – 2014 Gemeente Kerkrade, 2010 TrendRede 2013, Tom Kniesmeijer et al, september 2012 Uitdagend Gelderland, coalitieakkoord 2011-2015, provincie Gelderland, 2011 Vergrijzing samengevat, Sanderse C et al. , In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Vertrouwen in burger, WRR 2012 Websites http://www.triodos.nl/nl/klein-groot/ (http://www.youtube.com/watch?v=PV8qKJDt6EI) http://www.invoeringwmo.nl http://tegenlicht.vpro.nl/afleveringen/2012-2013/power-to-the-people.html
23