Ken je me nog? Van dezelfde auteur: Shopaholic! Shopaholic! in alle staten Shopaholic! zegt ja Hou je mond! Shopalicious! Aanpakken! Shopaholic & Baby
Sophie Kinsella Ke n je me nog? Oorspronkelijke titel Remember me? Uitgave Bantam Press, an imprint of T ransworld Publishers, Londen Copyright © 2008 by Sophie Kinsella Copyright voor het Nederlandse taalgebied © 2008 by T he House of Books, Vianen/Antwerpen Vertaling Mariëtte van Gelder Omslagontwerp
marliesvisser.nl Omslagdia Getty Images/Christoph Wilhelm Opmaak binnenwerk ZetSpiegel, Best All rights reserved. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgvever. ISBN 978 90 443 2601 7 D/2008/8899/27 NUR 302 Voor Atticus Woord van dank T ijdens het schrijven van dit boek had ik veel vragen over geheugenverlies; mijn dank gaat naar Liz Haig-Reeve, Sallie Baxendale en in het bijzonder naar T revor Powell. Ik ben een ongelooflijke bofferd dat ik ondersteund word door een uitgeefteam van superhelden. Immense dank aan iedereen bij T ransworld en vooral aan Linda Evans, Laura Sherlock en Stina Smemo.
Zoals altijd gaat veel liefde en dank naar mijn agent Araminta Whitley; naar Nicki Kennedy, Sam Edenborough, Valerie Hoskins, Rebecca Watson, Lucinda Bettridge en Lucy Cowie. En aan degenen die me op deze weg gezond houden: de Raad en mijn familie, Henry, Freddy, Hugo en Oscar. Proloog Van alle waardeloze, waardeloze avonden die ik in mijn hele waardeloze leven heb gehad, hebben we het, op een schaal van 1 tot 10, over... een -6. En dan leg ik de lat nog niet eens zo gek hoog. Ik wip van de ene voet met blaren op de andere en voel de regen in mijn kraag druppen. Ik hou mijn spijkerjack bij wijze van paraplu over mijn hoofd, maar het is niet bepaald waterdicht. Ik wil alleen nog maar een taxi aanhouden, naar huis gaan, die stomme laarzen uitschoppen en een lekker warm bad nemen, maar we staan hier al tien minuten en er is nog steeds geen taxi te bekennen. Ik crepeer van de pijn in mijn tenen. Ik koop nooit meer schoenen bij Cut-Price Fashion. Ik heb deze laarzen vorige week in de uitverkoop gekocht (zwart lakleer, lage hakken, ik draag nooit hoge). Ze waren een halve maat te klein, maar de verkoopster zei dat ze nog uitliepen en dat mijn benen er zo lang in leken. En ik geloofde het. Echt, ik ben de grootste oen van de wereld. We staan op een hoek ergens in het zuidwesten van Londen waar ik nooit eerder ben geweest en de muziek van de ondergrondse disco dreunt zwak door onze voeten. Carolyns zus, die propper is, had korting op de entree voor ons geregeld, daarom zijn we helemaal hierheen gesjouwd. Alleen moeten we nu nog zien thuis te komen, en ik ben de enige die zelfs maar naar een taxi úítkijkt. Fi heeft de enige portiek in de buurt ingepikt en staat de amandelen te knippen van een jongen die ze eerder aan de bar heeft
versierd. Hij is leuk, ondanks dat enge snorretje. Hij is ook kleiner dan Fi, maar dat geldt voor veel mannen, want ze is bijna een meter tachtig. Ze heeft lang haar, een brede mond en de bijbehorende bo9 venmaatse lach. Als Fi echt iets leuk vindt, legt ze het hele kantoor plat. Even verderop schuilen Carolyn en Debs onder een krant, arm in arm, ‘It’s Raining Men’ brullend alsof ze nog steeds op het karaokepodium staan. Debs steekt haar arm naar me uit en roept: ‘Lexi! Het regent mannen!’ Haar lange blonde haar is helemaal piekerig van de regen, maar ze kijkt nog vrolijk. Debs grote hobby’s zijn karaoke en sieraden maken; ik heb toevallig een paar oorbellen in die ze voor mijn verjaardag heeft gemaakt: kleine zilveren L’s waar cultivéparels aan bungelen. ‘Het regent helemaal geen mannen!’ roep ik chagrijnig terug. ‘Het regent gewoon!’ Normaal ben ik ook gek op karaoke, maar vanavond ben ik niet in de stemming om te zingen. Ik voel me helemaal beurs vanbinnen en zou het liefst in een hoekje kruipen. Was Duffe Dave maar komen opdagen, zoals hij had beloofd. Hij had me al die sms’jes met luv u Lexi gestuurd en me bezworen dat hij er om tien uur zou zijn. Ik heb de hele tijd naar de deur zitten kijken, ook toen de meiden zeiden dat ik het moest opgeven, en nu voel ik me een kwezelige debiel. Duffe Dave werkt als telefonisch verkoper van auto’s en hij is mijn vriendje sinds we elkaar van de zomer op de barbecue van de vriend van Carolyn leerden kennen. Ik noem hem geen Duffe Dave om hem te beledigen; het is gewoon zijn bijnaam. Niemand weet nog hoe hij
eraan is gekomen en zelf wil hij het niet zeggen. Hij probeert juist een andere bijnaam te krijgen. Een tijdje terug begon hij zichzelf ‘Butch’ te noemen omdat hij denkt dat hij op Bruce Willis in Pulp Fiction lijkt. Hij heeft inderdaad een geschoren hoofd, maar daar houdt de gelijkenis dan ook mee op. Maar goed, ‘Butch’ pakte niet. Voor zijn maten op het werk blijft hij gewoon Duffe Dave, zoals ik Slagtand word genoemd, al sinds mijn elfde. En soms Pannenspons. Ik moet toegeven dat mijn haar best kroest. En dat mijn tanden nogal scheef staan. Maar ik zeg altijd dat dat mijn gezicht karakter geeft. (Nee, dat lieg ik. Fi zegt dat het mijn gezicht karakter geeft. Ik10 zelf wil er iets aan laten doen zodra ik het geld bij elkaar heb en de moed kan opbrengen met een beugel te lopen, nooit dus, waarschijnlijk.) Er doemt een taxi op en ik steek snel mijn hand op, maar een paar anderen zijn me voor. Super. Ik stop mijn handen weer in mijn zakken en tuur sneu de beregende straat af, zoekend naar weer een licht op een dak. Het is niet alleen dat Duffe Dave me heeft laten zitten, het komt ook door de bonussen. Vandaag was het bij ons op het werk het eind van het boekjaar. Iedereen kreeg een papiertje waarop stond hoeveel hij kreeg en begon opgewonden in het rond te dansen, want het bedrijf bleek in 2003-2004 boven verwachting te hebben verkocht. Het was alsof Kerstmis tien maanden eerder kwam. Ze hadden het er de hele middag over wat ze met het geld zouden gaan doen. Carolyn maakte plannen voor een vakantie naar New York met haar vriendje Matt. Debs maakte een afspraak om highlights te laten zetten bij Nicky Clarke, waar ze altijd al eens naartoe wilde. Fi belde naar Harvey Nichols om een nieuwe, coole tas te reserveren, een ‘Paddington’ of
zoiets. En dan ik. Met niks. Niet omdat ik niet hard had gewerkt, niet omdat ik mijn doelstellingen niet had gehaald, maar omdat je een jaar bij het bedrijf in dienst moet zijn om voor een bonus in aanmerking te komen, en ik zat er net een week naast. Een wéék. Het is zó gemeen. Zó krenterig. Ik bedoel, als ze me hadden gevraagd wat ik ervan vond... Nou ja. Alsof Simon Johnson ooit de mening zou vragen van de Toegevoegd Junior Verkoopmanager (Vloermaterialen). Dat is ook zoiets: ik heb de stomste functienaam die je maar kunt bedenken. Het is gewoon gênant. Het past zelfs bijna niet op mijn kaartje. Hoe langer de titel, heb ik vastgesteld, hoe waardelozer de baan. Ze denken dat ze je kunnen verblinden met woorden en dat je dan niet merkt dat je in een hoekje van het kantoor zit met die stomme opdrachten waar niemand anders aan wil werken. Een auto rijdt door een plas bij de stoep en ik spring achteruit, maar dan heb ik al een golf water in mijn gezicht gekregen. Ik hoor Fi in haar portiek de boel opwarmen door in het oor van de leuke 11 jongen te fluisteren. Ik vang een paar bekende woorden op en moet ondanks mijn slechte humeur mijn lippen op elkaar klemmen om niet te lachen. Maanden geleden hadden we een meidenavond die erop uitdraaide dat we elkaar vertelden wat we tijdens het vrijen zeiden. Fi zei dat ze altijd hetzelfde zegt en dat ze er altijd prijs mee heeft: ‘Ik geloof dat mijn slip smelt.’ Nou ja. Welke vent valt daar nou voor? T ja. Allemaal, als ik Fi mag geloven. Debs bekende dat het enige woord dat ze tijdens het vrijen kan
uitbrengen zonder in de lach te schieten ‘heet’ is. Ze zegt dus alleen maar ‘ik ben heet’, ‘wat ben je heet’ of ‘dit is echt heet’. Als je er zo uitziet als Debs, heb je volgens mij ook geen uitgebreid repertoire nodig, trouwens. Carolyn, die al een miljoen jaar met Matt is, zei dat ze in bed nooit veel meer zegt dan ‘au’ of ‘hoger ’ of, een keer toen hij bijna klaarkwam: ‘O, shit, ik heb mijn stijltang niet uitgezet.’ Ik weet niet of ze het echt meende, want ze heeft een raar gevoel voor humor, net als Matt. Ze zijn allebei superslim, op het nerdige af, maar ze doen er niet moeilijk over. Als we met de hele groep op stap zijn, slingeren die twee elkaar zoveel beledigingen naar het hoofd dat je moeilijk kunt zeggen of ze ooit iets menen. Ik vraag me af of ze het zelf wel weten. Toen was ik aan de beurt en ik zei heel eerlijk dat ik de man altijd complimentjes maak. Zo zeg ik tegen Duffe Dave altijd dingen als: ‘Wat heb je mooie schouders,’ en ‘Wat heb je mooie ogen.’ Ik zei er niet bij dat ik zulke dingen zeg omdat ik stiekem altijd hoop dat een man zal zeggen dat ik ook mooi ben. Ik zei er ook niet bij dat dat tot nog toe niet was gebeurd. Nou ja. Maakt niet uit. ‘Hé, Lexi.’ Ik kijk op en zie dat Fi zich van de leuke jongen heeft losgeweekt. Ze trekt mijn spijkerjack over haar hoofd en pakt een lippenstift. ‘Hé,’ zeg ik terwijl ik de regendruppels van mijn wimpers knipper. ‘Waar is je vrijer?’ ‘Zijn date vertellen dat hij weggaat.’
‘Fi!’ 12 ‘Wat is er?’ Ze lijkt zich niet te schamen. ‘Ze hebben geen relatie, hoor. Of niet zo’n belangrijke.’ Ze smeert zorgvuldig nieuw brievenbusrood op haar mond en kijkt dan peinzend naar het stompe staafje. ‘Ik ga een hele lading make-up kopen,’ zegt ze. ‘Dior, de hele mikmak. Ik heb er nu het geld voor.’ ‘Moet je doen!’ zeg ik zo enthousiast mogelijk. Het muntje valt en Fi kijkt naar me op. ‘O, shit. Sorry, Lexi!’ Ze slaat een arm om mijn schouder en geeft me een kneepje. ‘Jij had ook een bonus moeten krijgen. Het is niet eerlijk.’ ‘Geeft niet.’ Ik doe mijn best om te glimlachen. ‘Volgend jaar beter.’ ‘Gaat het wel?’ Fi neemt me onderzoekend op. ‘Wil je nog ergens iets gaan drinken of zo?’ ‘Nee, ik moet naar bed. Het is morgen weer vroeg dag.’ Ik zie dat het haar begint te dagen. Ze bijt op haar onderlip. ‘T jéésus. Dat was ik ook helemaal vergeten, door die bonus en alles... Sorry, Lexi. Het is echt een rottijd voor je.’ ‘Welnee!’ zeg ik snel. ‘Het is... Ik probeer het niet op te blazen.’ Niemand houdt van zeurpieten, dus slaag ik er op de een of andere manier in vrolijk te glimlachen om te laten zien dat ik het geen punt
vind dat ik het in de steek gelaten meisje met de scheve tanden en geen bonus ben van wie de vader net is overleden. Fi zegt niet meteen iets. Haar groene ogen schitteren in de lichtbundels van passerende auto’s. ‘Het komt wel goed,’ zegt ze dan. ‘Denk je?’ ‘Ja.’ Ze knikt energiek. ‘Je moet er gewoon in geloven. Kom op.’ Ze geeft me nog een kneepje. ‘Wat ben je nou, een vrouw of een veldmuis?’ Dat zegt Fi al sinds we vijftien waren en ik moet er nog steeds om lachen. ‘En weet je?’ vervolgt ze. ‘Volgens mij had je vader gewíld dat je met een kater naar zijn uitvaart kwam.’ Ze heeft mijn vader een paar keer ontmoet. Ze zou best eens gelijk kunnen hebben. ‘Hé, Lexi.’ Fi’s stem is opeens zachter en ik zet me schrap. Ik ben toch al een beetje wankel, en als ze nu iets liefs over mijn vader 13 zegt, moet ik misschien huilen. Ik bedoel, niet dat ik hem zo goed kende, maar je hebt maar één vader... ‘Heb je een condoom voor me?’ doorklieft haar stem mijn gedachten. Juist. Ik heb me dus nodeloos zorgen gemaakt over een overdosis medeleven. ‘Voor je weet maar nooit,’ voegt ze er met een ondeugende grijns aan toe. ‘Ik bedoel, waarschijnlijk gaan we gewoon over de wereldpolitiek discussiëren en zo.’
‘Ja, vast.’ Ik wroet in de groene Accessorize-tas die ik voor mijn verjaardag heb gekregen, diep er de bijpassende portemonnee uit op en haal er een condoom uit, dat ik discreet aan haar geef. ‘Bedankt, schat.’ Ze geeft me een zoen op mijn wang. ‘Hé, heb je zin om morgen bij me te komen eten? Als het allemaal achter de rug is? Dan maak ik spaghetti carbonara.’ ‘Ja,’ zeg ik met een dankbare glimlach. ‘Dat zou super zijn. Ik bel je nog.’ Ik verheug me er nu al op. Een bord heerlijke pasta, een glas wijn en dan alles over de uitvaart aan Fi vertellen. Fi kan de afschuwelijkste dingen nog een grappige draai geven, ik weet zeker dat we ons rot gaan lachen... ‘Hé, een taxi! Taxíí!’ Ik ren naar de stoeprand. De taxi stopt en ik wenk Debs en Carolyn, die ‘Dancing Queen’ staan te brullen. Carolyns brillenglazen zitten vol regendruppels en ze is een noot of vijf verder dan Debs. ‘Hallo daar!’ Ik steek mijn hoofd door het raampje en mijn natte slierten haar vallen voor mijn gezicht. ‘Kunt u ons eerst naar Balham brengen en dan...’ ‘Sorry, meid, geen karaoke,’ onderbreekt de chauffeur me met een dreigende blik op Debs en Carolyn. Ik kijk hem verbaasd aan. ‘Hoe bedoelt u, geen karaoke?’ ‘Ik wil niet van die meiden in m’n wagen die me de kop kraken met dat valse gekrijs.’ Dat kan hij niet menen. Je kunt geen mensen weigeren omdat ze zíngen.
‘Maar...’ ‘Mijn wagen, mijn regels. Geen drank, geen drugs en geen karaoke.’ Voordat ik nog iets kan zeggen, schakelt hij en dendert weg. ‘Je kunt geen “ geen karaoke”-regel hebben!’ roep ik de taxi verontwaardigd na. ‘Dat is... discriminatie! Het is tegen de wet! Het is...’ 14 Ik breek machteloos mijn zin af en kijk om me heen. Fi is weer in de armen van de leuke jongen gedoken. Debs en Carolyn voeren de ergste ‘Dancing Queen’ op die ik ooit heb gezien; ik kan het die taxichauffeur eigenlijk niet kwalijk nemen. Het voorbij zoevende verkeer spat ons kletsnat; de regen roffelt door mijn doorweekte spijkerjack heen in mijn haar en mijn gedachten buitelen door mijn hoofd als sokken in een droogtrommel. We krijgen nooit een taxi. We moeten hier de hele nacht in de regen blijven staan. Die bananencocktails waren puur vergif, ik had bij vier moeten stoppen. Morgen moet ik naar de uitvaart van mijn vader. Ik ben nog nooit bij een uitvaart geweest. Als ik nou eens begin te snikken en iedereen naar me kijkt? Duffe Dave ligt waarschijnlijk op dit moment met een andere meid in bed. Hij zegt tegen haar dat ze mooi is en zij kreunt: ‘Butch! Butch!’ Ik heb blaren op mijn voeten en ze zijn ook nog eens ijskoud... ‘Taxi!’ roep ik in een reflex, bijna nog voordat ik het gele lichtje in de verte heb opgemerkt. Het komt onze kant op en dan gaat de richtingaanwijzer uit. ‘Niet afslaan!’ Ik zwaai verwoed met mijn armen. ‘Hierheen! Hiero!’
Ik moet die taxi hebben. Het móét. Ik hou mijn spijkerjack op mijn hoofd vast, draaf een beetje slippend over de stoep en schreeuw ‘Taxi! Taxi!’ tot ik er schor van ben. Ik kom bij de hoek aan, waar een hele massa mensen staat. Ik ren eromheen, de treden van een voornaam gemeentegebouw op. Er is een bordes met een balustrade en links en rechts treden. Ik kan naar boven rennen, de taxi aanhouden, naar beneden vliegen en erin springen. ‘Taxííí! T ááxííí!’ Yes! Hij stopt. Goddank! Eindelijk. Ik kan naar huis, een bad nemen en deze hele dag vergeten. ‘Hier!’ roep ik. ‘Ik kom eraan, wacht even...’ Tot mijn consternatie zie ik een vent in pak beneden naar de taxi lopen. ‘Die is van ons!’ brul ik en ik storm de andere treden af. ‘Van ons! Ik heb die taxi aangehouden! Waag het niet... Aargh! Aááárgh!’ Voordat ik het goed en wel besef, glibber ik over een natte tree. Terwijl ik val, raast het ongeloof door mijn brein. Ik ben uitgegleden op die stomme, goedkope laarzen met hun gladde zolen. Ik buitel zo de treden af, als een kind van drie. Ik reik wanhopig naar 15 de stenen balustrade, schaaf mijn huid, verzwik mijn pols, laat mijn tas vallen en zoek overal houvast, maar ik kan mezelf niet tegenhouden... O, shit. De grond komt recht op me af, ik kan niets beginnen, dit gaat echt, écht pijn doen... 16
1 Hoe lang ben ik al wakker? Is het al ochtend? Ik voel me brak. Wat is er gisteravond gebeurd? God, wat heb ik een hoofdpijn. Goed, ik drink nooit meer een druppel. Ik ben te suf om te denken, laat staan dat... Auwauwauw. Hoe lang ben ik al wakker? Ik heb een barstende koppijn en ik ben wat nevelig. En ik heb een kurkdroge mond. Dit is de gruwelijkste kater die ik ooit heb gehad. Ik drink nooit meer, geen druppel. Hoor ik een stem? Nee, ik moet slapen... Hoe lang ben ik al wakker? Vijf minuten? Een halfuur, misschien? Het is een beetje moeilijk te zeggen. Wat voor dag is het eigenlijk? Ik blijf even roerloos liggen. De pijn dreunt ritmisch door mijn hoofd, als een soort kolossale drilboor. Mijn keel is droog en ik heb overal pijn. Mijn huid voelt aan als schuurpapier. Waar ben ik gisteren geweest? Wat is er met mijn hoofd? Het is alsof er een mist over alles is neergedaald. Goed. Ik drink geen druppel meer, nooit. Ik moet een alcoholvergiftiging hebben of zoiets. Ik doe mijn uiterste best om me iets van de vorige avond te herinneren, maar het enige wat me te
binnen wil schieten is onzin. Oude beelden en herinneringen uit het verleden die in willekeurige volgorde voorbijflitsen, als een soort iPod-shuffle in mijn hoofd. Zonnebloemen, deinend tegen een blauwe lucht... 17 Amy toen ze net geboren was, als een roze worstje in een deken... Een bord zoute patat op een houten cafétafel; warme zonnestralen in mijn nek; mijn vader die met een panamahoed op tegenover me zit, de rook van zijn sigaar uitblaast en tegen me zegt: ‘Dooreten, lieverd...’ Het zaklopen op school. O, god, niet wéér die herinnering. Ik probeer de beelden weg te drukken, maar ze vliegen me al aan... Ik ben zeven jaar oud, het is sportdag en ik loop kilometers voor, maar het voelt zo akelig in mijn eentje vooraan dat ik blijf staan en op al mijn vriendinnetjes wacht. Ze halen me in, en dan struikel ik op de een of andere manier in de drukte en kom als laatste aan. Ik kan de vernedering nog voelen, ik kan het gelach nog horen, ik voel het stof in mijn keel nog, ik proef de banaan... Wacht even. Ik dwing mijn gedachten op de een of andere manier tot stilstand. Bananen. Er duikt een andere herinnering uit de mist op. Ik doe mijn uiterste best hem naar me toe te halen, ik reik ernaar... Ja. Hebbes. Bananencocktails. We dronken cocktails in de een of andere disco. Meer kan ik me niet herinneren. Bananencocktails, nota bene. Wat hadden ze er in vredesnaam in gestopt? Ik krijg mijn ogen niet eens open. Ze voelen zwaar en dichtgeplakt,
zoals die keer toen ik valse wimpers met dubieuze lijm op de markt had gekocht. Toen ik de volgende ochtend de badkamer in wankelde, zag ik dat mijn ene oog dicht zat en dat er een soort dode spin bovenop lag. Onweerstaanbaar, Lexi. Ik breng voorzichtig een hand naar mijn borst en hoor lakens ritselen. Ze ritselen anders dan mijn lakens thuis. En er hangt een rare citroengeur in de lucht, en ik heb een zacht, katoenig T-shirtgeval aan dat ik niet herken. Waar ben ik? Wat heb ik in gods... Hé. Ik ben toch niet met iemand meegegaan, hè? O, wauw. Ben ik Duffe Dave ontrouw geweest? Heb ik het veel te grote T-shirt van een lekker ding aan dat ik heb geleend om in te slapen nadat we de hele nacht hartstochtelijk hadden gevrijd en voel ik me daarom zo bont en blauw... 18 Nee, ik ben nog nooit van mijn leven vreemdgegaan. Ik moet gewoon bij een van de meiden zijn blijven slapen of zo. Ik kan wel eens opstaan, een douche nemen... Het is een immense inspanning, maar ik wrik mijn ogen open en hijs me een paar centimeter omhoog. Shít. Wat moet dit... Ik lig in een schemerige kamer, in een metalen bed. Rechts van me zie ik een paneel met toetsen. Op het nachtkastje staat een bos bloemen. Ik zie een slangetje in mijn hand dat naar een zak met vloeistof op een standaard loopt en snak naar adem. Dit is bizar. Ik lig in het ziekenhuis.
Wat is er aan de hand? Wat is er gebéúrd? Ik por wat in mijn hersenen, maar prik alleen maar in een stomme, lege ballon. Ik moet een kop sterke koffie hebben. Ik probeer om me heen te gluren, aanwijzingen te vinden, maar mijn ogen willen niet gluren. Ze willen geen informatie, maar Optrex en drie aspirines. Ik laat me weer zwakjes in de kussens zakken, doe mijn ogen dicht en wacht even. Kom op. Ik kan me toch wel herinneren wat er is gebeurd? Zó dronken was ik toch niet... of wel? Ik klamp me aan mijn ene flard herinnering vast alsof het een eiland in de oceaan is. Bananencocktails... bananencocktails... denk na... denk ná... Destiny’s Child. Yes! Er beginnen wat herinneringen terug te komen. Langzaam, in stukjes en beetjes. Kaasnacho’s. Die sjofele barkrukken met scheuren in het skai. Ik was uit met de meiden van mijn werk. In die louche tent met het roze neonplafond in... ergens. Ik herinner me dat ik mistroostig van mijn cocktail zat te nippen. Waarom was ik zo down? Wat was er... De bonussen. Natuurlijk. Een vertrouwde, kille teleurstelling verkrampt mijn maag. En Duffe Dave was niet komen opdagen. Dubbel pech. Maar dat verklaart allemaal nog niet wat ik in het ziekenhuis doe. Ik trek rimpels in mijn voorhoofd, zo hard probeer ik na te denken. Ik herinner me dat ik als een maniak op Kylie heb gedanst en ‘We Are Family’ met de karaokemachine mee heb gezon19 gen, wij alle vier, arm in arm. Ik herinner me vaag dat ik naar buiten ben gestrompeld om een taxi aan te houden. Maar daarna... niks.
Helemaal blanco. Dit is bizar. Ik ga Fi sms’en om te vragen wat er is gebeurd. Ik reik naar het nachtkastje... en besef dat er geen telefoon ligt. En ook niet op de stoel of op de ladekast. Waar is mijn mobieltje? Waar zijn al mijn spullen gebleven? O, god. Ben ik beróófd? Dat moet het zijn. Een tiener met een capuchon op heeft me een klap op mijn kop gegeven, ik ben op straat gevallen en toen moet iemand een ambulance hebben laten komen en... Een veel afgrijselijker gedachte krijgt me in de ban: wat voor onder- goed had ik aan? Ik kreun tegen wil en dank. Dit zou echt erg kunnen zijn. Het zouden die mottige grijze onderbroek en beha kunnen zijn die ik alleen draag als de wasmand vol is. Of die verschoten gele Snoopystring met het rafelrandje. Het zal wel niets opwindends zijn geweest, ik bedoel, dat doe je niet voor Duffe Dave, dat is zonde. Met een van pijn vertrokken gezicht draai ik mijn hoofd van links naar rechts, maar ik zie nergens kleren of zo. De artsen zullen ze wel hebben verbrand in een speciale ziekenhuisoven voor mottig ondergoed. En ik heb nog steeds geen idee wat ik hier doe. Mijn keel brandt en ik zou een moord doen voor een lekker koud glas jus. Nu ik eraan denk, waar zijn al die artsen en verpleegsters? Als ik hier nou eens lag dood te gaan? ‘Hallo?’ roep ik zwakjes. Mijn stem klinkt als een rasp die over een parketvloer wordt gehaald. Ik wacht op antwoord... maar het blijft stil. Wedden dat niemand me kan horen door die dikke deur? Dan kom ik op het idee een knop op het paneeltje in te drukken. Ik neem die met het icoontje van een mens erop en even later gaat de
deur open. Het is gelukt! Een grijsharige verpleegster in een donkerblauw uniform komt binnen en glimlacht naar me. ‘Hallo, Lexi!’ zegt ze. ‘Hoe voel je je?’ ‘Eh, wel oké, dank u. Ik heb dorst. En pijn in mijn hoofd.’ ‘Ik zal een pijnstiller voor je pakken.’ Ze brengt me een plastic beker water en helpt me overeind. ‘Drink maar.’ 20 ‘Dank u,’ zeg ik als ik het water naar binnen heb geklokt. ‘Dus... ik lig zeker in het ziekenhuis? Of is het een heel geavanceerd kuuroord?’ De verpleegster glimlacht. ‘Sorry, het ziekenhuis. Weet je dan niet meer hoe je hier bent beland?’ ‘Nee.’ Ik schud mijn hoofd. ‘Ik ben eerlijk gezegd een beetje wazig.’ ‘Dat komt doordat je een flinke klap op je hoofd hebt gehad. Weet je niets meer van je ongeluk?’ Ongeluk, ongeluk... Dan komt het plotseling allemaal terug. Maar natúúrlijk. Ik rende naar de taxi, de stenen waren nat van de regen, ik gleed uit op mijn stomme goedkope laarzen... T jeesus nog aan toe. Ik moet echt een flinke tik hebben gekregen. ‘Ja, ik geloof dat ik het weer weet.’ Ik knik. ‘Zo’n beetje. Dus... hoe laat is het?’ ‘Acht uur ’s avonds.’
Acht uur? Wauw. Ben ik een hele dag van de wereld geweest? ‘Ik ben Maureen.’ Ze neemt het bekertje van me over. ‘Je bent nog maar een paar uur geleden naar deze kamer gebracht. We hebben al wat gesprekjes gevoerd, hoor.’ ‘Echt waar?’ zeg ik verbaasd. ‘Wat heb ik dan gezegd?’ ‘Je brabbelde nogal, maar je bleef vragen of iets “ bottig” was.’ Ze denkt even na. ‘Of “ mottig”?’ Super. Ik draag niet alleen mottig ondergoed, ik praat er ook nog over met onbekenden. ‘Mottig?’ Ik doe mijn best om verbaasd over te komen. ‘Ik heb geen idee wat ik daarmee bedoelde.’ ‘Nou, je lijkt nu weer samenhangend te kunnen praten.’ Maureen schudt mijn kussen op. ‘Kan ik nog iets voor je doen?’ ‘Ik zou heel graag een glaasje jus willen, als dat er is, en ik kan mijn telefoon nergens vinden, of mijn tas.’ ‘Je waardevolle spullen zullen allemaal wel op een veilig plekje zijn opgeborgen. Ik zal het nagaan.’ Ze loopt weg en ik kijk om me heen in de stille kamer, nog steeds verdwaasd. Het voelt alsof ik nog maar een piepklein hoekje van de puzzel in elkaar heb gepast. Ik weet nog steeds niet in welk ziekenhuis ik lig... hoe ik er ben ge21 komen... en heeft iemand mijn moeder wel gebeld? En er knaagt nog iets op de achtergrond...
Ik moest dringend naar huis. Ja. Dat klopt. Ik zei telkens dat ik naar huis wilde omdat ik de volgende dag vroeg op moest. Want... O, nee. O, shít. De uitvaart van mijn vader. Die zou de volgende dag zijn, om elf uur. Wat betekent... Heb ik het gemist? Ik probeer in een reflex uit bed te komen, maar als ik alleen maar rechtop ga zitten, zie ik al sterretjes. Ik leg me er onwillig bij neer. Als ik het heb gemist, dan heb ik het maar gemist. Er is niets meer aan te doen. Ik kende mijn vader eigenlijk niet zo goed. Hij was er niet zo vaak. In feite was hij meer een soort oom. Zo’n zwierige oom die altijd grapjes maakt, je lekkers brengt met Kerstmis en altijd naar drank en sigaretten ruikt. Zijn overlijden kwam ook niet als een donderslag bij heldere hemel. Hij moest een zware bypassoperatie ondergaan en iedereen wist dat hij maar vijftig procent kans had. Maar toch had ik er vandaag moeten zijn, samen met mam en Amy. Ik bedoel, Amy is pas twaalf, en dan is ze nog erg schuchter voor haar leeftijd ook. Plotseling zie ik voor me hoe ze in het uitvaartcentrum naast mam zit, helemaal ernstig onder haar lange pony, met haar voddige oude knuffelleeuw tegen zich aangedrukt. Ze is er nog niet aan toe om de kist van haar vader te zien, niet zonder haar grote zus die haar bij de hand houdt. Terwijl ik me lig voor te stellen hoe Amy haar best doet om dapper en volwassen te doen, voel ik een traan over mijn wang rollen. Het is de dag van de uitvaart van mijn vader, en ik lig in het ziekenhuis met hoofdpijn en vast ook nog een gebroken been of zo. En degene die me
heeft beroofd, heeft natuurlijk mijn creditcards, mijn mobieltje en mijn nieuwe Accessorize-tas met het kwastje achterovergedrukt. En mijn vriendje heeft me gisteren laten zitten. En er is niemand bij me op bezoek geweest, besef ik nu opeens. Waarom zitten mijn familieleden en vrienden niet bezorgd om het bed? T ja... Ik neem aan dat mam met Amy naar de uitvaart is gegaan, 22 en Duffe Dave zoekt het maar uit. Maar Fi en de andere meiden, waar zijn die? Ik weet nog dat we allemaal naar Debs gingen toen ze haar ingegroeide teennagel had laten verwijderen. We kampeerden allemaal zo ongeveer op de vloer, en we brachten haar koffie van Starbucks en tijdschriften en toen ze weer beter was, trakteerden we haar op een pedicure. Alleen maar vanwege die teennagel. Terwijl ik bewusteloos ben geweest en aan een infuus lig en noem maar op, maar kennelijk kan het geen mens iets schelen. Super. Echt super, verdomme. Er biggelt weer een dikke traan over mijn wang, en net op dat moment kom Maureen terug. Ze heeft een dienblad bij zich en een plastic tas waarop met viltstift Lexi Smart is geschreven. ‘O, hemel,’ zegt ze als ze mij mijn tranen ziet afvegen. ‘Heb je pijn?’ Ze geeft me een pil en een klein bekertje water. ‘Dit zou moeten helpen.’ ‘Dank je wel.’ Ik neem de pil en spoel hem met water weg. ‘Maar dat is het niet. Het gaat om mijn leven.’ Ik steek machteloos mijn handen op. ‘Het is waardeloos, van begin tot eind.’ ‘Natuurlijk niet,’ zegt Maureen geruststellend. ‘Het ziet er nu misschien wat somber uit...’
‘Neem maar van mij aan dat het echt erg is.’ ‘Je hebt vast...’ ‘Mijn zogenaamde carrière zit in het slop, mijn vriendje heeft me gisteravond laten zitten en ik heb geen rooie cent. En er blijft maar ranzig bruin water uit mijn gootsteen naar de flat onder me lekken,’ herinner ik me met een huivering. ‘De buren zullen me wel een proces aandoen. En mijn vader is net overleden.’ Maureen zwijgt even verbijsterd. ‘T ja, dat klinkt allemaal heel... vervelend,’ zegt ze uiteindelijk, ‘maar ik denk dat alles binnenkort wel ten goede zal keren.’ ‘Dat zei mijn vriendin Fiona ook al!’ Opeens zie ik Fi’s schitterende ogen in de regen weer voor me. ‘En toen ben ik in het ziekenhuis terechtgekomen!’ Ik maak een radeloos gebaar naar mezelf. ‘Hoezo, ten goede keren?’ ‘Ik, eh, ik weet het niet precies, kind.’ Maureens ogen schichten hulpeloos heen en weer. 23 ‘Telkens als ik denk dat alles klote is... wordt het nog kloteriger!’ Ik snuit mijn neus en slaak een diepe zucht. ‘Zou het niet fantastisch zijn als alles eens één keer, één keertje maar, op wonderbaarlijke wijze op zijn plaats viel?’ ‘T ja, we mogen allemaal dromen, hè?’ Maureen glimlacht meelevend
naar me en steekt haar hand uit. Ik geef het bekertje terug... en dan zie ik mijn nagels opeens. Allemachtig. Wat is er in vredesnaam... Mijn nagels zijn altijd afgekloven stompjes geweest die ik zoveel mogelijk verberg, maar nu zien ze er fantastisch uit. Netjes en roze gelakt... en lang. Ik knipper verbaasd met mijn ogen en probeer te achterhalen wat er is gebeurd. Zijn we vannacht nog naar de nagelsalon gegaan en ben ik het vergeten? Heb ik harsnagels genomen? Ze moeten een ongelooflijke nieuwe techniek hebben uitgedacht, want ik zie geen randjes of zo. ‘T rouwens, hier zit je tas in,’ zegt Maureen, en ze legt de plastic tas op mijn bed. ‘Ik zal even een sapje voor je gaan halen.’ ‘Dank je wel,’ zeg ik met een verbaasde blik op de tas. ‘En bedankt voor mijn spullen. Ik dacht dat ze gejat waren.’ Dat is tenminste nog iets, dat ik mijn tas terug heb. Met een beetje geluk is mijn mobieltje nog niet leeg en kan ik een paar sms’jes sturen... Terwijl Maureen de kamer uit loopt, stop ik mijn hand in de plastic tas... en haal er een chique Louis Vuitton-tas uit met kalfsleren hengsels, helemaal luxe en duur uitziend. O, super. Ik zucht teleurgesteld. Dit is mijn tas niet. Ze hebben mijn spullen verwisseld met die van iemand anders. Alsof ik, Lexi Smart, ooit een Louis Vuitton-tas zou kunnen hebben. ‘Neem me niet kwalijk, dit is mijn tas niet,’ roep ik, maar de deur is al dicht. Ik kijk een tijdje verlangend naar de tas en vraag me af van wie hij is. Van een rijke meid verderop in de gang, natuurlijk. Uiteindelijk laat ik hem op de vloer vallen, zak weer in de kussens en doe mijn ogen
dicht. 24 2 Wanneer ik wakker word, kruipt het ochtendlicht onder de gesloten gordijnen door. Er staat een glas jus op het nachtkastje en Maureen is in een hoek van de kamer aan het redderen. Het infuus is op wonderbaarlijke wijze uit mijn arm verdwenen en ik voel me een stuk normaler. ‘Ha, Maureen,’ kras ik. ‘Hoe laat is het?’ Ze draait zich om en trekt haar wenkbrauwen op. ‘Ken je me nog?’ ‘Natuurlijk,’ zeg ik verbaasd. ‘Ik heb je gisteravond gezien. We hebben een praatje gemaakt.’ ‘Heel goed! Dan is je posttraumatische amnesie dus over.’ Ze ziet mijn geschrokken gezicht en voegt er glimlachend aan toe: ‘Niets aan de hand! Dat is een normale toestand van verwarring bij mensen die hoofdletsel hebben opgelopen.’ Ik breng zonder erbij na te denken een hand naar mijn hoofd en voel verband. Wauw. Ik moet echt een smak hebben gemaakt op die treden. ‘Je gaat goed vooruit.’ Ze geeft me een schouderklopje. ‘Ik zal een vers glas jus voor je halen.’ Er wordt op de deur geklopt en er komt een lange, slanke vrouw van
in de vijftig binnen. Ze heeft blauwe ogen, hoge jukbeenderen en golvend, asblond haar dat in laagjes is geknipt. Ze draagt een rood, doorgestikt vest op een lange jurk met een motiefje, en een ketting met amber, en ze heeft een papieren tas bij zich. Het is mam. Ik bedoel, ik weet het voor negenennegentig procent zeker. Ik weet niet eens waarom ik twijfel. ‘Die verwárming hier,’ roept ze uit met haar vertrouwde, hoge kleinemeisjesstemmetje. 25 Oké, zeker weten dat het mam is. ‘Ik val bijna flauw!’ Ze wappert zichzelf koelte toe. ‘En de reis hierheen gaf zoveel stress...’ Ze werpt een blik op het bed en vraagt dan pas aan Maureen: ‘Hoe is het met haar?’ Maureen glimlacht. ‘Het gaat vandaag stukken beter met Lexi. Ze is veel minder warrig dan gisteren.’ ‘De hemel zij dank!’ Mam gaat iets zachter praten. ‘Gisteren was het alsof ik met een idioot praatte, een soort... áchterlijk iemand.’ ‘Lexi is geen idioot,’ zegt Maureen effen, ‘en ze hoort alles wat u zegt.’ Eerlijk gezegd luister ik nauwelijks. Ik kan mijn ogen niet van mam afhouden. Wat ís er toch met haar? Ze ziet er anders uit. Slanker. En... ouder. Als ze dichterbij komt en het licht door het raam op haar gezicht valt, wordt het nog erger.
Zou ze ziek zijn? Nee, dan zou ik het wel weten, maar echt, ze lijkt van de ene dag op de andere jaren ouder te zijn geworden. Ze krijgt Crème de la Mer van me met Kerstmis, neem ik me voor. ‘Dag schattebout,’ zegt ze te hard en te langzaam. ‘Ik ben het. Je móéder.’ Ze geeft me de papieren tas, waar een flacon shampoo in zit, en drukt een zoen op mijn wang. Ik snuif haar vertrouwde geur van honden en theerozenparfum op en het is bespottelijk, maar ik voel de tranen opkomen. Ik besef nu pas hoe verweesd ik me voelde. ‘Hoi, mam.’ Ik wil haar omhelzen, maar mijn armen omsluiten alleen maar lucht. Ze heeft zich al van me afgewend en kijkt op haar kleine, gouden horloge. ‘Ik kan jammer genoeg maar heel even blijven,’ zegt ze een tikje gespannen, alsof de hele wereld vergaat als ze ook maar een minuut te lang blijft. ‘Ik moet met Roly naar de dierenarts.’ ‘Roly?’ ‘Uit het laatste nest van Smoky, lieverd.’ Mam werpt me een verwijtende blik toe. ‘Je kent Roly’tje toch nog wel?’ Ik weet niet waarom mam denkt dat ik de namen van al haar honden kan bijhouden. Het zijn er minstens twintig, allemaal whippets, en elke keer als ik naar huis ga, lijken er weer nieuwe te zijn. We waren altijd een huisdierloos gezin, tot de zomer waarin ik ze26 ventien was. We waren met vakantie in Wales en mam kocht in een opwelling een whippetpuppy. En binnen de kortste keren liep het
volslagen uit de hand. Ik vind honden wel leuk. Min of meer. Tenzij er telkens wanneer je binnenkomt zes tegen je op springen. En tenzij alle stoelen of banken waarop je wilt gaan zitten al door een hond bezet zijn. En tenzij de grootste cadeaus onder de kerstboom voor de honden zijn. Mam heeft een flesje Rescue Remedy uit haar tas gepakt. Ze knijpt drie druppels op haar tong en ademt stotend uit. ‘Het verkeer op de weg hierheen was verschrikkelijk,’ zegt ze. ‘De mensen in Londen zijn zo agressief. Ik had een bijzonder onaangename woordenwisseling met een man in een busje.’ ‘Wat was er dan?’ vraag ik, hoewel ik weet dat mam haar hoofd zal schudden. ‘Laten we het er maar niet over hebben, schat.’ Ze trekt een grimas alsof ik haar heb gevraagd over haar doodsangst in het concentratiekamp te vertellen. ‘We kunnen het beter vergeten.’ Mam vindt veel dingen te pijnlijk om over te praten. Zoals hoe mijn nieuwe sandalen met Kerstmis aan stukken gescheurd konden raken. Of dat de gemeente aanhoudend klaagt over de hondenpoep in haar straat. Of, eerlijk gezegd, onaangename dingen in het algemeen. In het leven. ‘Ik heb een kaart voor je,’ zegt ze terwijl ze in haar tas wroet. ‘Waar heb ik hem nou? Van Andrew en Sylvia.’ Ik kijk haar verwonderd aan. ‘Van wie?’ ‘Andrew en Sylvia!’ zegt ze op een toon alsof het vanzelf spreekt.
‘Onze buren!’ Onze buren heten niet Andrew en Sylvia. Ze heten Philip en Maggie. ‘Mam...’ ‘Nou ja, de beste wensen,’ onderbreekt ze me. ‘En Andrew wilde je advies vragen over skiën.’ Skiën? Ik kan niet skiën. ‘Mam...’ Ik druk zonder aan mijn verwonding te denken een hand tegen mijn voorhoofd en krimp in elkaar van de pijn. ‘Waar héb je het over?’ 27 ‘Zo, daar ben ik weer!’ Maureen komt met een glas jus de kamer in. ‘Dokter Harman komt straks bij je kijken.’ ‘Schat, ik moet weg.’ Mam gaat staan. ‘De auto staat bij een afpersingsparkeermeter. En die tol om de stad in te komen! Acht pond moest ik neertellen!’ Daar klopt ook niets van. De tol is geen acht pond. Ik weet zeker dat het maar vijf pond is, hoewel ik nooit in een auto zit... Mijn maag verkrampt. O, mijn god, mam begint te dementeren. Dat moet het zijn. Ze wordt nu al seniel, en ze is pas vierenvijftig. Ik zal het met een van de artsen hier moeten bespreken. ‘Ik kom later nog terug met Amy en Eric,’ zegt ze op weg naar de deur.
Eric? Ze geeft haar honden wel erg vreemde namen. ‘Goed, mam.’ Ik glimlach vrolijk om haar een plezier te doen. ‘Ik verheug me erop.’ Een beetje ontdaan nip ik van mijn jus. Iedereen vindt zijn eigen moeder een beetje gestoord, maar dit was echt krankzinnig. Stel dat ze naar een tehuis moet? Wat moet ik dan met al die honden beginnen? Ik schrik op uit mijn gepieker door een klop op de deur. Er komt een vrij jonge arts met zwart haar binnen, gevolgd door drie andere mensen in witte jassen. ‘Hallo, Lexi,’ zegt hij vriendelijk maar zakelijk. ‘Ik ben dokter Harman, een van de neurologen hier. Dit is Nicole, een gespecialiseerd verpleegkundige, en dit zijn Diana en Garth, en zij zijn onze coassistenten. Zo, hoe voel je je?’ ‘Goed! Alleen mijn linkerhand voelt een beetje gek,’ beken ik. ‘Alsof ik erop heb geslapen. Hij doet het niet goed.’ Ik til mijn hand op en bewonder tegen wil en dank mijn nagels weer. Ik moet Fi echt vragen waar we vannacht zijn geweest. ‘Juist,’ zegt de arts knikkend. ‘We zullen ernaar kijken; misschien heb je fysiotherapie nodig, maar ik wil je eerst een paar dingen vragen. Heb maar wat geduld als ik naar de bekende weg lijk te vragen.’ Hij glimlacht beroepsmatig naar me en ik krijg het gevoel dat hij het allemaal al tig keer heeft gezegd. ‘Kun je me zeggen hoe je heet?’
28 ‘Lexi Smart,’ antwoord ik prompt. Dokter Harman knikt en vinkt iets aan in zijn map. ‘En in welk jaar ben je geboren?’ ‘1979.’ ‘Heel goed.’ Hij maakt nog een notitie. ‘Goed, Lexi, bij de botsing heb je je hoofd tegen de voorruit gestoten. Er was een lichte zwelling in je hersenholte, maar het ziet ernaar uit dat je veel geluk hebt gehad. Ik wil nog wel een paar dingen onderzoeken.’ Hij houdt zijn pen op. ‘Volg de pen met je ogen...’ Artsen laten je ook nooit aan het woord, hè? ‘Neem me niet kwalijk!’ Ik zwaai naar hem. ‘U hebt de verkeerde voor u. Ik heb geen botsing met een auto gehad.’ Dokter Harman fronst zijn wenkbrauwen en bladert een paar bladzijden terug in zijn dossiermap. ‘Hier staat dat de patiënt betrokken is geweest bij een verkeersongeluk.’ Hij kijkt vragend om zich heen. Waarom vraagt hij het aan die anderen? Het is míj toch overkomen? ‘Nou, dan hebben ze het verkeerd genoteerd,’ zeg ik resoluut. ‘Ik was wezen stappen met mijn vriendinnen en ik ben gevallen toen ik naar een taxi rende. Zo is het gegaan. Ik weet het nog heel goed.’ Dokter Harman en Maureen kijken elkaar vragend aan.
‘Het was beslist een verkeersongeluk,’ zegt Maureen zacht. ‘Twee auto’s, een botsing van opzij. Ik was op de spoedeisende hulp toen ze binnen werd gebracht. Samen met de andere bestuurder. Ik geloof dat hij een lichte armfractuur had.’ ‘Ik kan niet in een auto hebben gezeten,’ zeg ik, met moeite mijn geduld bewarend. ‘Om te beginnen heb ik niet eens een auto. Ik heb niet eens een rijbewijs!’ Ik ben van plan nog eens rijles te nemen, alleen heb je in Londen niet veel aan een auto, en de lessen zijn duur en ik heb niet bepaald geld voor een auto. ‘Je hebt geen...’ Dokter Harman slaat een bladzij om en tuurt naar een notitie. ‘Geen Mercedes-cabrio?’ ‘Een Mercédes?’ Ik proest van het lachen. ‘Dat meent u toch niet?’ ‘Maar hier staat...’ 29 ‘Luister,’ onderbreek ik hem zo beleefd mogelijk. ‘Ik zal u vertellen hoeveel een vijfentwintigjarige junior verkoopmanager bij Deller Carpets verdient, oké? En dan zegt u of ik me een Mercedes-cabrio kan veroorloven.’ Dokter Harman doet zijn mond al open, maar dan wordt hij op zijn schouder getikt door de coassistente. Ze krabbelt iets in mijn map en dokter Harman schrikt. Hij kijkt naar de coassistente, die haar wenkbrauwen optrekt, naar mij kijkt en dan weer naar de map wijst. Ze lijken wel een paar afgewezen kandidaten van de mimeschool.
Dokter Harman komt dichterbij en neemt me met een ernstig, onderzoekend gezicht op. Mijn maag maakt salto’s. Ik kijk ook naar ER, ik weet wat zo’n gezicht betekent. Lexi, we hebben een scan gemaakt en iets gezien wat we niet hadden verwacht. Misschien is het niets... Maar het is nooit niets, toch? Anders zouden ze die aflevering toch niet uitzenden? ‘Is het heel erg?’ vraag ik bijna agressief om de plotselinge bibber van angst in mijn stem te onderdrukken. ‘Zeg het maar eerlijk, goed?’ In gedachten zoef ik al langs de mogelijkheden. Kanker. Een gaatje in mijn hart. Er moet een been af. Misschien bén ik al een been kwijt en willen ze het me gewoon niet vertellen. Ik voel onopvallend onder de dekens. ‘Lexi, ik wil je nog iets vragen.’ Dokter Harman klinkt nu vriendelijker. ‘Kun je me vertellen welk jaar het is?’ ‘Welk jáár het is?’ herhaal ik overdonderd. ‘Niet schrikken,’ zegt hij geruststellend. ‘Zeg maar gewoon welk jaar het volgens jou is. Het is een routinevraag.’ Ik kijk van het ene gezicht naar het andere. Ik zie dat ze een trucje met me uithalen, maar ik snap het niet. ‘2004,’ zeg ik uiteindelijk. Het wordt vreemd stil in de kamer, alsof ze allemaal hun adem
inhouden. ‘Aha.’ Dokter Harman gaat op het bed zitten. ‘Lexi, het is vandaag 6 mei 2007.’ Zijn gezicht staat ernstig. De anderen maken ook een ernstige 30 indruk. Even lijkt er zich een afschrikwekkende afgrond in mijn brein te openen, maar dan snap ik het en word ik overspoeld door opluchting. Het is een geintje! ‘Ha, ha, leuk hoor.’ Ik wend mijn blik hemelwaarts. ‘Heeft Fi u overgehaald? Of was het Carolyn?’ ‘Ik ken geen Fi of Carolyn,’ zegt dokter Harman, die me strak blijft aankijken. ‘En dit is geen grap.’ ‘Lexi, hij meent het echt,’ zegt de coassistente. ‘Het is 2007.’ ‘Maar... dat is de tóékomst,’ zeg ik stompzinnig. ‘Willen jullie me soms vertellen dat de tijdmachine is uitgevonden?’ Ik lach gekunsteld, maar niemand lacht mee. ‘Lexi, dit zal wel een schok voor je zijn,’ zegt Maureen, die vriendelijk een hand op mijn schouder legt, ‘maar het is waar. Het is echt mei 2007.’ Het voelt alsof mijn hersenhelften niet op elkaar aansluiten of zoiets. Ik hoor wel wat ze zeggen, maar het slaat nergens op. Gisteren was het 2004. Hoe kunnen we drie jaar hebben overgeslagen? ‘Hoor eens, het kan geen 2007 zijn,’ zeg ik uiteindelijk. Ik probeer
niet te laten merken hoe overstuur ik ben. ‘Het is 2004. Ik ben niet áchterlijk...’ ‘Wind je niet op,’ zegt dokter Harman, en hij kijkt waarschuwend naar de anderen. ‘Laten we er rustig over praten. Als je ons nu eens vertelde wat het laatste is dat je nog weet?’ ‘Oké, nou...’ Ik wrijf over mijn gezicht. ‘Het laatste dat ik me herinner, is dat ik gisteravond uit was met een paar vriendinnen van mijn werk. Vrijdagavond. We gingen stappen... en toen probeerden we buiten in de regen een taxi aan te houden en toen ben ik op een trap gestruikeld en gevallen. En ik werd hier in het ziekenhuis wakker. Dat was op 20 februari 2004.’ Mijn stem beeft. ‘Ik weet het precies, want de volgende dag was de uitvaart van mijn vader. Ik kon er niet bij zijn omdat ik hier opgesloten zit!’ ‘Lexi, dat is allemaal meer dan drie jaar geleden,’ zegt Maureen zacht. Ze lijkt het heel zeker te weten. Ze komen allemaal zo zeker over. Ik kijk naar hun gezichten en voel paniek opwellen. Het is 2004, ik weet het gewoon. Het vóélt als 2004. 31 ‘Wat weet je verder nog?’ vraagt dokter Harman. ‘Ga maar terug in de tijd.’ ‘Weet ik niet,’ zeg ik afwerend. ‘Mijn baan... mijn flatje... alles!’ ‘Zijn je herinneringen een beetje vaag?’ ‘Eh, een beetje wel,’ geef ik onwillig toe. De deur gaat open. De
coassistente is even weggelopen en nu komt ze terug met een krant. Ze loopt naar het bed en kijkt vragend naar dokter Harman. ‘Zal ik het doen?’ ‘Ja.’ Hij knikt. ‘Goed idee.’ ‘Kijk, Lexi.’ Ze wijst naar de datum langs de bovenrand. ‘Dit is de krant van vandaag.’ Bij het lezen van de datum, 6 mei 2007, krijg ik een enorme schok. Maar ach... dat zijn maar woorden op papier, dat bewijst niets. Ik kijk naar de rest van de bladzij en zie een foto van Tony Blair. ‘Goh, wat is die oud geworden!’ flap ik eruit. Net als mam, flitst het door mijn hoofd, en dan loopt er een rilling over mijn rug. Maar... dat bewijst ook niets. Misschien was de belichting gewoon onflatteus. Met trillende handen sla ik de bladzij om. Het is muisstil in de kamer; iedereen kijkt me verwachtingsvol aan. Mijn blik glijdt onzeker over de koppen: RENT EST IJGING VERWACHT... KONINGIN OP STAAT SBEZOEK, en wordt dan getrokken door een advertentie van een boekwinkel: Alle fantasyboeken voor de halve prijs, ook Harry Potter en de halfbloed prins. Oké. Nu lopen de rillingen me echt over de rug. Ik heb alle Harry Potter-boeken gelezen, alle vijf, en ik herinner me geen halfbloed prins.
‘Wat is dit?’ vraag ik en ik wijs achteloos naar de advertentie. ‘Wat is Harry Potter en de halfbloed prins?’ ‘Het zesde deel,’ zegt Diana. ‘Het is al jaren uit.’ Ik snak onwillekeurig naar adem. ‘Is er een zesde deel van Harry Potter?’ ‘Binnenkort komt het zevende!’ Garth doet gretig een stap vooruit. ‘En moet je raden hoe deel zes afloopt...’ 32 ‘Sst!’ sist Nicole. ‘Niet verklappen!’ Ze kibbelen nog wat, maar ik hoor het niet. Ik staar naar de drukletters tot ze voor mijn ogen dansen. Daarom was het allemaal zo raar. Mam is niet in de war; het ligt aan mij. ‘Dus ik heb hier drie jaar in coma gelegen?’ Ik slik iets weg. Ongelooflijk. Ik ben het Comameisje geweest. Iedereen heeft drie lange jaren gewacht tot ik bij zou komen. De wereld draaide door zonder mij. Mijn familie en vrienden hebben waarschijnlijk opnames voor me gemaakt, de wacht bij me gehouden, liedjes voor me gezongen en alles... Maar dokter Harman schudt zijn hoofd. ‘Nee, zo zit het niet. Lexi, je bent pas vijf dagen geleden opgenomen.’ Wát? Nu is het genoeg. Ik trek dit niet meer. Ik ben vijf dagen geleden in dit
ziekenhuis opgenomen, in 2004, maar nu is het als bij toverslag 2007? Waar ben ik eigenlijk, in Narnia soms? ‘Ik begrijp het niet,’ zeg ik hulpeloos, en ik duw de krant van me af. ‘Hallucineer ik? Ben ik gék geworden?’ ‘Nee!’ zegt dokter Harman met klem. ‘Lexi, ik denk dat je last hebt van wat wij retrograde amnesie noemen, een toestand die sporadisch optreedt na hersenletsel...’ Hij houdt een heel relaas, maar zijn woorden dringen niet echt tot me door. Ik kijk naar de anderen en word opeens achterdochtig. Ze zien er niet echt uit. Dit is toch niet echt medisch personeel? Is dit wel een echt ziekenhuis? ‘Hebben jullie mijn nier gestolen?’ grauw ik paniekerig. ‘Wat hebben jullie met me gedaan? Jullie kunnen me hier niet vasthouden. Ik bel de politie...’ Ik probeer me uit het bed te werken. ‘Lexi.’ Nicole pakt me bij mijn schouders. ‘We hebben allemaal het beste met je voor. Dokter Harman spreekt de waarheid. Je hebt geheugenverlies.’ ‘Het is heel natuurlijk dat je in paniek bent, dat je gelooft dat er een soort complot is, maar we vertellen je de waarheid.’ Dokter Harman kijkt me indringend aan. ‘Je bent een stuk van je leven kwijt, Lexi. Je bent het vergéten, meer niet.’ Ik kan wel janken. Ik weet niet of ze liegen, of het niet allemaal 33 een grote truc is, of ik die mensen moet vertrouwen of het op een lopen moet zetten, mijn hoofd tolt van de verwarring... En dan
verstijf ik plotseling. De mouw van mijn ziekenhuispon is opgekropen toen ik uit het bed wilde komen en ik heb net een klein, duidelijk Vvormig litteken bij mijn elleboog ontdekt. Een litteken dat ik nooit eerder heb gezien. Een litteken dat ik niet herken. Het is ook niet vers. Het moet er al maanden zitten. ‘Lexi, gaat het wel?’ vraagt dokter Harman. Ik kan geen woord uitbrengen. Mijn ogen zijn gefixeerd op het onbekende litteken. ‘Gaat het?’ vraagt hij nog eens. Met bonzend hart laat ik mijn blik langzaam afglijden naar mijn handen. Dat zijn geen harsnagels, hè? Die lijken niet zo echt. Dit zijn mijn eigen nagels. En ze kunnen nooit binnen vijf dagen zo lang zijn geworden. Het voelt alsof ik van het ondiepe in metersdiep, troebel water ben beland. ‘U zegt...’ Ik schraap mijn schorre keel. ‘U zegt dat ik drie jaar van mijn leven kwijt ben.’ ‘Daar ziet het op dit moment wel naar uit,’ beaamt dokter Harman knikkend. ‘Mag ik die krant alstublieft nog eens zien?’ Ik neem hem met bevende handen van Nicole aan. Ik sla de bladzijden om en op allemaal staat dezelfde datum: 6 mei 2007. 6 mei 2007. Het is echt 2007. Dan ben ik dus...
O, mijn god. Ik ben achtentwintig. Ik ben óúd. 34 3 Ze hebben lekker sterke thee voor me gezet. Want dat geneest toch geheugenverlies, een kopje thee? Nee, hou op. Niet zo sarcastisch doen. Ik ben dankbaar voor de thee. Het is tenminste iets om me aan vast te houden. Het is tenminste iets échts. Terwijl dokter Harman over neurologisch onderzoek en CTscans praat, slaag ik er op de een of andere manier in me te beheersen. Ik knik bedaard, alsof ik wil zeggen: ‘Ja, geen punt, ik vind het allemaal best.’ Maar vanbinnen ben ik absoluut niet bedaard. Ik word gek. De waarheid blijft maar als een stomp in mijn maag aankomen, telkens weer, tot het me duizelt. Wanneer dokter Harman ten slotte wordt opgepiept en weg moet, voel ik een immense opluchting. Ik kan hem niet meer aanhoren. Ik volg trouwens ook geen woord van wat hij zegt. Ik neem een slok thee en zak weer in mijn kussens. (Oké, ik neem alles terug wat ik over die thee heb gezegd. Ik heb in tijden niet zoiets lekkers geproefd.) Maureen is vrij en Nicole, de blonde verpleegster, is in de kamer gebleven en zit op mijn status te schrijven. ‘Hoe voel je je nu?’ vraagt ze. ‘Echt heel... bizar.’ Ik doe mijn best om te glimlachen.
‘Ik kan het je niet kwalijk nemen.’ Ze glimlacht meelevend terug. ‘Doe maar kalm aan. Niets forceren. Je hebt veel te verhapstukken.’ Ik zie haar op haar horloge kijken en de tijd noteren. ‘Als je geheugenverlies hebt,’ vraag ik voorzichtig, ‘komen de verloren herinneringen dan terug?’ ‘Meestal wel,’ zegt ze met een geruststellend knikje. 35 Ik knijp mijn ogen stijf dicht en span me tot het uiterste in om in gedachten terug te gaan. Ik wacht tot mijn geheugen iets oppikt, tot er iets blijft haken, wat dan ook. Maar er komt niets. Alleen maar een zwarte, gladde leegte. Ik doe mijn ogen weer open. ‘Vertel me maar eens iets over 2007. Wie is nu de premier? En de president van Amerika?’ ‘Tony Blair,’ antwoordt Nicole. ‘En Bush.’ ‘O, nog dezelfde twee.’ Ik zoek naar een volgende vraag. ‘En, eh... hebben ze al iets op het broeikaseffect gevonden? En iets tegen aids ontdekt?’ Nicole haalt haar schouders op. ‘Nog niet.’ Je zou denken dat er in drie jaar meer zou voorvallen. Je zou denken dat de wereld er heel anders uit zou zien. Eerlijk gezegd ben ik niet zo onder de indruk van 2007. ‘Zal ik een tijdschrift voor je pakken?’ biedt Nicole aan. ‘Ik ga ontbijt voor je halen...’ Ze loopt de kamer uit, komt terug en reikt me een
Hello! aan. Ik kijk naar de koppen op het omslag... en schrik me kapot. ‘“ Jennifer Aniston en haar nieuwe man”,’ lees ik aarzelend voor. ‘Wat voor nieuwe man? Wat moet ze met een nieuwe man?’ ‘O, ja.’ Nicole kijkt onaangedaan met me mee. ‘Je weet dat Brad Pitt en zij uit elkaar zijn?’ ‘Jennifer en Brad zijn uit elkáár?’ Ik kijk onthutst naar haar op. ‘Dat kun je niet menen. Dat zouden ze nooit doen!’ ‘Hij is er met Angelina Jolie vandoor gegaan. Ze hebben een dochter.’ ‘Nee!’ kerm ik. ‘Maar Jen en Brad waren het ideale stel! Ze zagen er zo goed uit samen, en ze hadden die prachtige trouwfilm en alles...’ ‘Maar nu zijn ze gescheiden,’ zegt Nicole schouderophalend, alsof het niets voorstelt. Ik kan er met mijn verstand niet bij. Jennifer en Brad zijn gescheiden. De wereld zal nooit meer hetzelfde zijn. ‘Iedereen is er al wel zo’n beetje overheen.’ Nicole klopt sussend op mijn schouder. ‘Ik ga ontbijt voor je halen. Wil je een Engels ontbijt, brood of een fruitontbijt? Of alle drie?’ 36 ‘Eh... brood, graag. Dank je wel.’ Ik sla het tijdschrift open... en leg het weer neer. ‘Wacht even. Een fruitontbijt? Heeft het ziekenfonds
de loterij gewonnen of zo?’ ‘Dit is het ziekenfonds niet.’ Ze glimlacht. ‘Je ligt op de particuliere afdeling.’ Particulier? Dat kan ik niet betalen. ‘Ik schenk je wat bij...’ Ze pakt de mooie porseleinen theepot en begint te schenken. ‘Niet doen!’ roep ik paniekerig. Ik mag geen thee meer drinken. Het kost vast vijftig pond per kop. ‘Is er iets?’ vraagt Nicole verbaasd. ‘Ik kan dit allemaal niet betalen,’ flap ik er gegeneerd uit. ‘Het spijt me, ik weet niet waarom ik in zo’n chique kamer lig. Ze hadden me op een ziekenfondsafdeling moeten leggen. Ik wil best verhuizen...’ ‘Het wordt allemaal gedekt door je particuliere verzekering,’ zegt Nicole verbaasd. ‘Maak je geen zorgen.’ ‘O,’ zeg ik verbouwereerd. ‘O, goed dan.’ Heb ik een particuliere ziektekostenverzekering? Ja, natuurlijk. Ik ben nu achtentwintig. Ik ben verstandig geworden. Ik ben achtentwintig jaar oud. Het komt aan als een stomp in mijn maag, alsof ik het nu pas besef. Ik ben iemand anders. Ik ben ik niet meer. Ik bedoel, ik ben ik natuurlijk nog wel, maar dan de ik van achtentwintig jaar oud. Wie dat ook mag zijn. Ik kijk naar mijn achtentwintigjarige hand alsof die me
meer kan vertellen. Ik ben iemand die zich een particuliere ziektekostenverzekering kan permitteren, kennelijk, en zich goed laat manicuren en... Wacht even. Ik draai langzaam mijn hoofd en kijk weer naar de luxe Louis Vuitton. Nee. Onmogelijk. Die filmsterrentas van een triljoen pond kan toch niet echt... ‘Nicole?’ Ik slik en probeer achteloos te klinken. ‘Denk jij... Zou die tas... van míj zijn?’ ‘Ja, hoor.’ Nicole knikt. ‘Ik zal even voor je kijken...’ Ze maakt de tas open, haalt er een bijpassende Louis Vuitton-portefeuille uit en kijkt erin. ‘Ja. Het is de jouwe.’ Ze houdt me de open portefeuille 37 voor zodat ik de platina American Express-card met LEXI SMART erop kan zien. Ik staar naar de reliëfletters en voel een soort kortsluiting in mijn hoofd. Dat is mijn platina creditcard. Dat is mijn tas. ‘Maar zo’n tas kost wel... iets van duizend pond,’ zeg ik met verstikte stem. ‘Ik weet het.’ Nicole lacht opeens. ‘Kom op, relax. Hij is van jou!’ Ik streel voorzichtig over de hengsels, bijna bang om ze aan te raken. Ongelooflijk, dat die tas van mij is. Ik bedoel... hoe kom ik eraan? Verdien ik tegenwoordig bakken geld of zo?
Ik kijk op. Plotseling wil ik alles over mezelf weten, en wel nu meteen. ‘Hé, heb ik echt een auto-ongeluk gehad? Zat ik echt achter het stuur? Van een Mercédes?’ ‘Blijkbaar.’ Ze ziet het ongeloof op mijn gezicht. ‘Had je in 2004 dan nog geen Mercedes?’ ‘Neem je me in de maling? Ik kan niet eens rijden!’ Wanneer heb ik leren rijden? Sinds wanneer kan ik me in godsnaam een Mercedes en een dure handtas veroorloven? ‘Kijk eens in je tas,’ oppert Nicole. ‘Misschien frist de inhoud je geheugen op.’ ‘Goed plan. Doe ik.’ Ik maak met de zenuwen in mijn maag de tas open. Een geur van leer, vermengd met een parfum dat ik niet ken, stijgt naar me op. Ik steek mijn hand in de tas... en het eerste dat ik te pakken krijg, is een doublé spiegeltje van Estée Lauder. Ik klik het meteen open om mezelf te bekijken. ‘Je hebt wat schrammen in je gezicht opgelopen, Lexi,’ zegt Nicole snel. ‘Niet schrikken, het geneest wel.’ Ik zie mijn eigen ogen in de spiegel en voel opeens opluchting. Ik ben het nog steeds, ook al zit er een grote schram op mijn ooglid. Ik draai de spiegel om alles te zien en krimp in elkaar als ik het verband om mijn hoofd zie. Ik hou de spiegel schuin: daar zijn mijn lippen, vreemd vol en roze, alsof ik de hele nacht heb liggen vrijen, en... O, mijn god. Dat zijn mijn tanden niet. Deze zijn helemaal flonkerend wit. Ik kijk
in de mond van een vreemde. ‘Gaat het?’ onderbreekt Nicole mijn gestaar. ‘Lexi?’ 38 ‘Kun je me een grotere spiegel geven?’ breng ik moeizaam uit. ‘Ik moet mezelf zien. Heb je er een voor me?’ ‘Er hangt er een in de badkamer.’ Ze loopt naar me toe. ‘Het is trouwens een goed idee om eens in beweging te komen. Ik help je wel...’ Ik hijs me uit het hoge metalen bed. Ik sta wankel op mijn benen, maar ik slaag erin de aangrenzende badkamer te bereiken. ‘Zo,’ zegt Nicole voordat ze de deur opendoet. ‘Je hebt wat schrammen en builen, dus je zou van jezelf kunnen schrikken. Ben je er klaar voor?’ ‘Ja, ik red me wel. Laat het me maar zien.’ Ik haal diep adem en zet me schrap. Nicole zwaait de deur open. Op de achterkant zit een passpiegel. Ben ik dat? Ik kan geen woord uitbrengen. Ik heb puddingbenen. Ik grijp me vast aan een handdoekenrek en probeer mezelf in bedwang te houden. ‘Ik weet dat het er vreselijk uitziet,’ zegt Nicole, die een sterke arm om me heen heeft geslagen, ‘maar het zijn maar oppervlakkige wonden, echt.’
Ik kijk niet eens naar de schrammen, het verband of de kram in mijn voorhoofd. Het gaat om wat eronder zit. ‘Dat...’ Ik wijs naar mijn spiegelbeeld. ‘Dat ben ik niet.’ Ik doe mijn ogen dicht en haal me mijn oude zelf voor de geest om me ervan te overtuigen dat ik niet gek ben. Muiskleurig, kroezend haar, blauwe ogen, iets dikker dan ik zou willen. Een leuk gezicht, maar niets bijzonders. Zwarte eyeliner en knalroze lippenstift van Tesco. Zó ziet Lexi Smart eruit. Dan doe ik mijn ogen open en zie een heel ander meisje naar me kijken. Ik heb kale plekken door het ongeluk, maar de rest van mijn haar heeft een diepe, onbekende, kastanjebruine tint, en het is helemaal steil en glad. Geen spoortje kroes. Mijn teennagels zijn volmaakt roze gelakt. Mijn benen zijn goudbruin en dunner dan vroeger. En gespierder. ‘Wat is er zo anders?’ Nicole kijkt nieuwsgierig naar mijn spiegelbeeld. 39 ‘Alles!’ zeg ik moeizaam. ‘Ik zie er zo... gelikt uit.’ ‘Gelikt?’ Ze lacht. ‘Mijn haar, mijn benen, mijn tánden...’ Ik kan mijn ogen niet van die onberispelijke parelwitte tanden afhouden. Ze moeten een fortuin hebben gekost. ‘Ja, mooi!’ zegt ze met een beleefd knikje. ‘Nee. Nee, nee.’ Ik schud woest met mijn hoofd. ‘Je begrijpt me niet. Ik heb de lelijkste tanden van de wereld. Iedereen noemt me Slagtand.’
‘Nu niet meer, lijkt me.’ Nicole trekt geamuseerd een wenkbrauw op. ‘En ik ben ontzettend afgevallen... en mijn gezicht is anders, ik weet niet goed op welke manier...’ Ik kijk naar mijn gezicht om erachter te komen wat er is veranderd. Ik heb smalle, goed verzorgde wenkbrauwen... mijn lippen lijken op de een of andere manier voller... Ik word achterdochtig en kijk nog eens goed. Heb ik iets laten dóén? Ben ik iemand geworden die bij de plastisch chirurg loopt? Ik maak me suizebollend los van mijn spiegelbeeld. ‘Rustig,’ waarschuwt Nicole, die achter me aan rent. ‘Je hele systeem heeft een shock gehad. Misschien kun je het beter stapje voor stapje doen...’ Zonder naar haar te luisteren pak ik de Louis Vuitton-tas, haal er dingen uit en bekijk ze allemaal alsof ze me een boodschap kunnen overbrengen. God, moet je zien! Een T iffany-sleutelhanger, een Prada-zonnebril en lipgloss van Lancôme, niet van Tesco. En een kleine, lichtgroene Smythson-agenda. Ik verzamel moed en kijk erin. Tot mijn schrik herken ik mijn eigen handschrift. Lexi Smart, 2007, staat er op het schutblad. Dat moet ik hebben geschreven. Ik moet die vogel met al die veren in de hoek hebben gekrabbeld. Maar ik kan me er absoluut niets van herinneren. Met een gevoel alsof ik mezelf bespioneer, sla ik de piepkleine bladzijden om. Op elke bladzij staan afspraken genoteerd: Lunch, 12.30. Borrelen met P. Bespreking met Gill: illustraties. Het zijn allemaal initialen en afkortingen, dus ik word er niet veel wijzer van. Ik blader door naar het eind en er valt een stapeltje kaartjes uit de agenda. Ik pak er een, werp een blik op de naam... en verstijf. 40
Het is een kaart van het bedrijf waar ik werk, Deller Carpets, al heeft het een nieuw, trendy logo gekregen. En de naam is in duidelijke, antracietgrijze letters gedrukt: Lexi Smart Manager Vloermaterialen Het is alsof ik geen grond meer onder mijn voeten heb. ‘Lexi?’ Nicole kijkt me bezorgd aan. ‘Wat zie je bleek.’ ‘Moet je zien.’ Ik probeer me te vermannen en reik haar het kaartje aan. ‘Er staat “ manager” op mijn kaartje. Dan ben je de baas van de hele afdeling. Hoe kan ik nou de baas zijn?’ Mijn stem klinkt schriller dan ik bedoelde. ‘Ik werk er net een jaar. Ik heb niet eens een bonus gekregen!’ Met bevende handen schuif ik het kaartje in de agenda terug en voel weer in de tas. Ik moet mijn mobieltje hebben, dan kan ik mijn vriendinnen bellen, mijn familie, íémand moet toch weten wat er aan de hand is... Hebbes. Het is een gestroomlijnd nieuw model dat ik niet ken, maar ik kan er wel mee omgaan. Ik heb geen voicemailberichten, maar wel een nieuwe, ongelezen sms. Ik klik hem aan en tuur naar het schermpje. Kom iets later, bel zsm. E. Wie is ‘E’? Ik pijnig mijn hersenen, maar kan niemand bedenken die een naam met een E heeft. Een nieuwe collega? Ik kies de opgeslagen
berichten... en het eerste is ook van E: Dacht het niet. E. Is E mijn nieuwe boezemvriendin of zo? Ik ga die berichten later wel uitkammen. Ik moet nu eerst iemand spreken die me kent, iemand die me precies kan vertellen hoe mijn leven er de afgelopen drie jaar uit heeft gezien... Ik druk op de sneltoets om Fi te bellen en wacht, trommelend met mijn vingers, tot ze opneemt. ‘Hallo, dit is de voicemail van Fiona Roper, spreek alsjeblieft een bericht in...’ ‘Hoi, Fi,’ zeg ik zodra ik de piep heb gehoord. ‘Met mij, Lexi! Moet je horen, het zal wel raar klinken, maar ik heb een ongeluk 41 gehad. Ik lig in het ziekenhuis en ik... Ik moet je spreken. Het is best belangrijk. Bel je me terug? Dag!’ Terwijl ik mijn mobieltje dichtklik, legt Nicole er een vermanende hand op. ‘Dat mag je hier niet gebruiken,’ zegt ze, ‘maar je mag wel over een vaste lijn bellen. Ik zal een toestel voor je regelen.’ ‘Graag.’ Ik knik. ‘Dank je.’ Net als ik mijn oude sms’jes wil gaan bekijken, wordt er op de deur geklopt en komt er een verpleegster met een paar tassen binnen. ‘Hier zijn je kleren...’ Ze zet een tas op mijn bed. Ik steek mijn hand erin, trek er een zwarte spijkerbroek uit en kijk ernaar. Wat moet dit voorstellen? De taille zit te hoog en hij is veel te strak, bijna als een panty. Hoe kun je daar nou laarzen onder dragen?
‘Seven For All Mankind,’ zegt Nicole met opgetrokken wenkbrauwen. ‘Niet verkeerd.’ Zeven voor wát? ‘Zo een wil ik er ook wel.’ Ze aait bewonderend over een pijp. ‘Ze kosten iets van tweehonderd pond, hè?’ Tweehonderd pond? Voor een spijkerbroek? ‘En hier zijn je sieraden,’ vervolgt de andere verpleegster, en ze reikt me een transparante plastic zak aan. ‘Ze moesten af voor de scans.’ Nog verbijsterd door de spijkerbroek neem ik de zak aan. Ik ben nooit zo’n sieradentype geweest, tenzij je oorbellen van Topshop en een Swatch meetelt. Als een kind in een snoepwinkel steek ik mijn hand in de zak en trek er een gouden wirwar uit. Er zit een duur uitziende armband van gehamerd goud bij, een bijpassende ketting en een horloge. ‘Wauw. Mooi.’ Ik laat de armband voorzichtig tussen mijn vingers door glijden, steek mijn hand weer in de zak en diep er oorbellen met pegels uit op. T ussen het kluwen gouden koorden zit een ring, en na wat behoedzaam ontwarren heb ik hem bevrijd. We snakken alle drie naar adem. ‘O, mijn god,’ fluistert iemand. Ik heb een ring met een knol van een diamant in mijn hand. Zo’n diamant die je alleen in films ziet. Zo’n diamant die je op donkerblauw fluweel in de etalage van de juwelier ziet liggen, zonder prijskaartje. Als het me is gelukt mijn ogen ervan af te halen, 42 zie ik dat Nicole en de andere verpleegster ook gefascineerd zijn.
‘Hé!’ roept Nicole opeens. ‘Er zit nog iets in. Hou je hand op, Lexi...’ Ze houdt de zak ondersteboven en tikt ertegen. Even gebeurt er niets... en dan valt er een simpele gouden ring in mijn handpalm. Ik kijk ernaar en hoor een soort geruis in mijn oren. ‘Je bent dus getrouwd,’ zegt Nicole enthousiast. Nee. Echt niet. Als ik getrouwd was, zou ik dat toch zeker wel weten? Ik zou het toch wel voelen diep vanbinnen, geheugenverlies of niet? Ik draai de ring met onhandige vingers rond en krijg het warm en koud tegelijk. ‘Dat klopt.’ De andere verpleegster knikt. ‘Je bent getrouwd. Weet je dat niet meer, meid?’ Ik schud sprakeloos mijn hoofd. ‘Herinner je je niets meer van je bruiloft?’ Nicole staat paf. ‘Herinner je je niets meer van je man?’ ‘Nee.’ Dan slaat de angst me om het hart. ‘Ik ben toch niet met Duffe Dave getrouwd?’ ‘Ik heb geen idee!’ Nicole proest en slaat haar hand voor haar mond. ‘Sorry, maar je keek zo ontdaan. Weet jij hoe hij heet?’ Ze kijkt naar de andere verpleegster, die haar hoofd schudt. ‘Sorry, ik zat op de andere afdeling, maar ik weet wel dat er een man is.’ Nicole neemt de ring van me over. ‘Kijk, er staat iets in!’ roept ze uit.
‘ AS en EG, 27 juni 2005. Jullie zijn bijna twee jaar getrouwd.’ Ze geeft me de ring terug. ‘Ben jij dat?’ Ik hijg. Het is waar. Het staat in massief goud gegrift. ‘Ik ben AS,’ beaam ik. ‘De A is van Alexia. Maar ik heb geen idee wie EG is.’ De E in mijn mobieltje, schiet me dan te binnen. Hij moet me die sms hebben gestuurd. Mijn man. ‘Ik moet wat koud water hebben...’ Ik wankel duizelig naar de badkamer, spat water over mijn gezicht, buig me over het koude porselein van de wasbak en kijk naar mijn gehavende, wel en niet vertrouwde spiegelbeeld. Ik ben de instorting nabij. Haalt iemand een ongelooflijke streek met me uit? Hallucineer ik? 43 Ik ben achtentwintig, ik heb een perfect, wit gebit, een Louis Vuittontas, een kaartje met ‘manager ’ erop en een man. Hoe heb ik dat in godsnaam voor elkaar gekregen? 44 4 Edward. Ethan. Errol. Het is een uur later en ik ben nog steeds in shock. Ik kijk telkens ongelovig naar mijn trouwring op het nachtkastje. Ik, Lexi Smart, heb een echtgenoot. Ik voel me niet oud genoeg om een echtgenoot te
hebben. Elliott. Eamonn. Egbert. Alsjeblieft, God, laat het niet Egbert zijn. Ik heb de Louis Vuitton-tas geplunderd, ik heb de hele agenda doorgenomen en ik heb alle opgeslagen nummers in mijn mobieltje bekeken, maar ik weet nog steeds niet waar die E voor staat. Je zou denken dat ik me de naam van mijn eigen man wel kan herinneren. Je zou denken dat die in mijn ziel geëtst zou staan. De deur gaat open en ik verstijf in de verwachting hem te zien, maar het is mam weer, rood aangelopen en geagiteerd. ‘Die verkeersagenten hebben geen hart! Ik was maar twintig minuten bij de dierenarts en...’ ‘Mam, ik heb geheugenverlies,’ kap ik haar gejaagd af. ‘Ik ben mijn herinneringen kwijt. Ik ben een heel stuk van mijn leven kwijt. Ik voel me echt... overstuur.’ ‘O. Ja, de verpleegster zei al zoiets.’ Haar ogen vinden de mijne even en flitsen dan weer weg. Mam is niet zo goed in oogcontact, nooit geweest ook. Vroeger vond ik het heel frustrerend, maar nu zie ik het gewoon als een van die dingen van mam. Zoals ze ook de namen van tv-programma’s niet onthoudt, al vertel je haar vijfhonderd keer dat het niet The Simpsons Family heet. Ze gaat zitten en trekt haar vest uit. ‘Ik weet precies hoe je je voelt,’ begint ze. ‘Mijn geheugen wordt met de dag slechter, laatst nog...’ 45
‘Mam,’ Ik haal diep adem om kalm te blijven. ‘Je weet niet hoe ik me voel. Het is niet zoiets als vergeten waar je iets hebt neergelegd. Ik ben drie jaar van mijn leven kwijt! Ik weet niets van mezelf in 2007. Ik zie er anders uit, ik heb allemaal andere spullen, ik heb een ring gevonden die van mij schijnt te zijn en ik moet je echt iets vragen...’ Mijn stem schiet alle kanten op van de zenuwen. ‘Mam... ben ik echt getrouwd?’ ‘Natuurlijk ben je getrouwd!’ Het lijkt mam te verbazen dat ik ernaar moet vragen. ‘Eric kan hier elk moment zijn, dat had ik je al verteld.’ ‘Is Eric mijn man?’ Ik gaap haar aan. ‘Ik dacht dat je het over een hond had.’ ‘Een hónd?’ Mam trekt haar wenkbrauwen op. ‘Mijn hemel, schat, jij bent echt op je achterhoofd gevallen!’ Eric. Ik laat de naam proevend door mijn hoofd rollen. Mijn man, Eric. Het zegt me niets. Het is geen naam waar ik wat dan ook bij voel. Eric, ik hou van jou. Ik wacht op een reactie van mijn lichaam. Ik zou toch moeten reageren? Al mijn liefdescellen zouden toch wakker moeten worden? Nee, ik voel me helemaal blanco en nikserig. ‘Hij had vanochtend een heel belangrijke vergadering, maar afgezien daarvan is hij dag en nacht bij je geweest.’ ‘Aha.’ Ik laat het bezinken. ‘Dus, eh, wat is het voor iemand?’
‘Hij is alleraardigst,’ zegt ma op een toon alsof ze het over een taart heeft. ‘Is hij...’ Ik slik de rest in. Ik kan niet vragen of hij knap is. Dat zou echt oppervlakkig zijn. En stel dat ze de vraag omzeilt en zegt dat hij een fantastisch gevoel voor humor heeft? Stel dat het een vetzak is? O, god. Stel dat ik zijn prachtige innerlijk heb leren kennen doordat we met elkaar chatten op internet, maar dat ik dat glad vergeten ben, en dat ik nu moet doen alsof zijn uiterlijk me niets uitmaakt? Er valt een stilte en ik kijk naar mams Laura Ashley-jurk van rond 1975. Kwikjes en strikjes raken in en uit de mode, maar op de 46 een of andere manier ontgaat het haar. Ze loopt nog in de kleren die ze droeg toen ze mijn vader leerde kennen. Ze heeft nog hetzelfde lange, zwiepende haar en ze gebruikt nog dezelfde matroze lippenstift. Alsof ze denkt dat ze nog steeds in de twintig is. Niet dat ik dat ooit tegen haar zou zeggen. We hebben nooit van die intieme moederdochtergesprekjes gevoerd. Toen het uit was met mijn eerste vriendje, probeerde ik haar in vertrouwen te nemen. Gigantische blunder. Ze leefde niet mee, knuffelde me niet en luisterde zelfs niet. In plaats daarvan liep ze rood aan, schoot in de verdediging en blafte me af, alsof ik haar opzettelijk wilde kwetsen door over relaties te praten. Ik voelde me alsof ik door een mijnenveld liep: ik raakte gevoelige plekken bij haar waarvan ik het bestaan niet eens had vermoed. Ik gaf het dus op en belde Fi.
‘Heb je die hoezen voor de bank nog voor me besteld, Lexi?’ onderbreekt mam mijn gemijmer. ‘Via internet,’ vervolgt ze als ze mijn wezenloze blik ziet. ‘Je had het vorige week zullen doen.’ Heeft ze wel íéts gehoord van wat ik zei? ‘Mam, ik heb geen idee,’ zeg ik langzaam en duidelijk. ‘Ik weet niets meer van de afgelopen drie jaar.’ ‘Sorry, schat.’ Mam geeft een klap tegen haar hoofd. ‘Stom van me.’ ‘Ik weet niet wat ik vorige week heb gedaan, of vorig jaar... of zelfs maar wie mijn man is...’ Ik spreid mijn handen. ‘Het is nogal griezelig, eerlijk gezegd.’ ‘Natuurlijk. Absoluut.’ Mam knikt, maar ze heeft een afwezige blik in haar ogen, alsof mijn woorden niet tot haar doordringen. ‘Maar weet je, schat, ik herinner me de naam van die website niet meer, dus áls je het je weer herinnert...’ ‘Dan laat ik het je wel weten, oké?’ Ik moet wel snauwen. ‘Als ik mijn geheugen terugkrijg, zal ik je meteen bellen over die hoezen. T jeesus!’ Mam zet grote ogen op. ‘Je hoeft niet zo tegen me uit te vallen, Lexi!’ zegt ze. Oké. We hebben officieel vastgesteld dat mam me in 2007 ook nog horendol maakt. Zou ik die ergernis niet ontgroeid moeten zijn? Ik begin zonder erbij na te denken aan de nagel van mijn duim te pluk47 ken. Dan hou ik ermee op. Lexi van achtentwintig trekt haar nagels
niet aan flarden. ‘En wat doet hij?’ kom ik terug op mijn vermeende echtgenoot. Ik kan nog steeds niet goed geloven dat hij echt bestaat. ‘Wie, Eric?’ ‘Ja, natuurlijk!’ ‘Hij zit in het vastgoed,’ zegt mam op een toon alsof ik dat moet weten. ‘Hij is er heel goed in, trouwens.’ Ik ben getrouwd met een makelaar die Eric heet. Hoe? Waaróm? ‘Wonen we in mijn flatje?’ ‘Jouw flatje?’ Mam kijkt me verwonderd aan. ‘Schat, je hebt die flat jaren geleden al verkocht. Jullie hebben nu een echtelijke woning!’ ‘Heb ik het verkocht?’ Het doet pijn. ‘Maar ik zit er nog maar net.’ Ik ben gek op mijn flatje in Balham. Het is klein maar knus, met blauwe kozijnen die ik zelf heb geschilderd, en een heerlijke velours bank om in weg te zinken, en overal bergen kleurige kussens en kerstverlichting rond de spiegel. Fi en Carolyn hebben me twee maanden geleden geholpen met de verhuizing, en we hebben de badkamer zilver gespoten, en toen hebben we onze spijkerbroeken ook zilver gespoten.
En nu is het allemaal weg. Ik woon in een echtelijke woning. Met mijn echtelijke genoot. Ik kijk voor de zoveelste keer naar de trouwring en de ring met de diamant. Dan kijk ik in een reflex naar mams hand. Ze draagt paps ring nog steeds, ondanks de manier waarop hij zich al die jaren tegen haar heeft misdragen... Pap. Paps uitvaart. Het is alsof er een hand om mijn maag wordt geklemd, stevig. ‘Mam,’ zeg ik omzichtig, ‘het spijt me echt dat ik paps uitvaart heb gemist. Is het... nou ja, is het allemaal goed verlopen?’ ‘Je hebt het niet gemist, schat.’ Ze kijkt me aan alsof ik gek ben. ‘Je was erbij.’ ‘O.’ Ik kijk haar niet-begrijpend aan. ‘Juist. Natuurlijk. Ik weet er niets meer van.’ 48 Ik laat me met een diepe zucht in de kussens zakken. Ik herinner me niets van mijn bruiloft en de uitvaart van mijn vader. Twee van de belangrijkste gebeurtenissen in mijn leven... en ik heb het gevoel dat ik ze heb gemist. ‘Hoe was het?’ ‘O, het ging allemaal goed, voor zover zulke dingen goed kunnen gaan...’ Mam wordt nerveus, zoals altijd wanneer pap ter sprake komt. ‘Waren er veel mensen?’
Ze trekt een gekweld gezicht. ‘Laten we er niet te lang bij stilstaan, schat. Het is jaren geleden.’ Ze staat op alsof ze weg wil lopen voor mijn vragen. ‘Zo, heb je al geluncht? Ik heb geen tijd gehad om ook maar iets te eten, alleen een gekookt ei en wat toast in het voorbijgaan. Ik zal iets te eten voor ons gaan zoeken. Je moet wel goed eten, Lexi,’ zegt ze vermanend. ‘Ik wil niets meer over die koolhydratenfobie horen. Je gaat echt niet dood van een aardappel.’ Geen koolhydraten? Ben ik zo aan dit figuur gekomen? Ik kijk naar mijn onbekende, gespierde benen. Het moet me van het hart dat ze eruitzien alsof ze niet eens weten wat een aardappel ís. ‘Mijn uiterlijk is nogal veranderd, hè?’ flap ik er een beetje verlegen uit. ‘Mijn haar... mijn tanden...’ ‘Ja, dat zal wel.’ Ze werpt een vage blik op me. ‘Het is zo geleidelijk gegaan dat het me niet echt is opgevallen.’ In godsnaam, zeg. Hoe kan het je nou ontgaan dat je dochter van een slonzige, te dikke meid met scheve tanden verandert in een slanke, gebruinde, gesoigneerde vrouw? ‘Ik kom zo terug.’ Mam pakt haar schoudertas met tapisseriewerk. ‘En Amy komt ook zo.’ ‘Is Amy er ook?’ Ik fleur op bij de gedachte aan mijn zusje in haar roze fleece bodywarmer, spijkerbroek met geborduurde bloemen en die snoezige sportschoenen die oplichten als ze danst. ‘Ze wilde nog even snoep kopen beneden.’ Mam doet de deur open. ‘Ze is gek op die nieuwe KitKats met mintsmaak.’
De deur valt achter haar dicht en ik staar ernaar. Hebben ze KitKats met mintsmaak uitgevonden? 2007 is echt een andere wereld. 49 Amy is niet mijn halfzusje of stiefzusje, zoals de meeste mensen denken, maar mijn echte, volle zus. De mensen vergissen zich omdat: 1. We twaalf jaar schelen en 2. Mijn vader en moeder al uit elkaar waren voordat ze geboren werd. Misschien is ‘uit elkaar ’ te sterk. Ik weet niet precies wat er aan de hand was; ik weet alleen dat mijn vader zich niet vaak liet zien. De officiële reden was dat zijn bedrijf in het buitenland was gevestigd. De echte reden was dat hij een lamlendige opportunist was. Ik was pas acht toen een van mijn tantes hem op een kerstbijeenkomst zo noemde. Toen de volwassenen me zagen, werden ze zenuwachtig en veranderden snel van onderwerp, waardoor ik het idee kreeg dat ‘lamlendig’ een verschrikkelijke vloek was. Het is me altijd bijgebleven. Lamlendig. Toen hij voor het eerst wegging, was ik zeven. Mam zei dat hij op zakenreis naar Amerika was, dus toen Melanie op school vertelde dat ze hem met een vrouw in een rode spijkerbroek bij de Co-op had gezien, maakte ik haar voor dik liegbeest uit. Een paar weken later kwam hij terug. Hij zag er moe uit, maar dat kwam door de jetlag, zei hij. Toen ik om een souvenir zeurde, gaf hij me een pakje Wrigleykauwgom. Ik noemde het mijn Amerikaanse kauwgom en liet het aan iedereen op school zien, tot Melanie me op het prijsje van de Co-op wees. Ik heb pap nooit verteld dat ik het wist, en mam ook niet. Eigenlijk had ik de hele tijd al zo’n beetje geweten dat hij niet naar Amerika was.
Een paar jaar later verdween hij weer, nu voor een paar maanden. Toen begon hij een vastgoedbedrijf in Spanje dat over de kop ging. Vervolgens raakte hij betrokken bij een verdacht piramidespel en probeerde al onze vrienden te laten meedoen. Ergens onderweg werd hij alcoholist... Toen trok hij een tijdje bij een Spaanse vrouw in... maar mam bleef hem terugnemen. Ten slotte verhuisde hij definitief naar Portugal, een jaar of drie geleden, waarschijnlijk om de belasting te ontduiken. Mam had in de loop der jaren ook verschillende ‘vrienden’, maar pap en zij zijn nooit gescheiden; ze hebben elkaar nooit echt losgelaten. En kennelijk moeten ze, tijdens een van zijn joviale ‘ik betaal de drankjes, schatten’-kerstbezoekjes bij ons thuis, samen... 50 Nou ja. Ik wil het niet voor me zien. We kregen Amy, daar gaat het maar om. En ze is aanbiddelijk, zoals ze altijd op haar discodansmat speelt en mijn haar wel een miljoen keer wil vlechten. Het is donker en stil in de kamer sinds mam weg is. Ik schenk een glas water in en drink het langzaam leeg. Mijn gedachten zijn helemaal nevelig, alsof er een bom is ontploft en het stof nog niet is opgetrokken. Ik voel me net een detective, zoals ik de verschillende draden aan elkaar knoop om het grote geheel te kunnen zien. Er wordt zacht op de deur geklopt en ik kijk op. ‘Hallo? Binnen!’ ‘Hoi, Lexi?’ Een onbekend meisje van een jaar of zestien schuifelt de kamer in. Ze is lang en mager, met een afgezakte spijkerbroek, een navelpiercing, piekerig haar met blauwe strepen erin en iets van zes lagen mascara op haar wimpers. Ik heb geen idee wie het is.
‘O, mijn god.’ Ze kijkt naar me en slaat een hand voor haar mond. ‘Je gezicht is helemaal aan gort. Doet het pijn?’ ‘Niet echt.’ Ik glimlach beleefd. Het meisje knijpt haar ogen tot spleetjes en neemt me kritisch op. ‘Lexi... ik ben het. Je kent me toch nog wel, hè?’ ‘T ja...’ Ik trek een spijtig gezicht. ‘Hé, het spijt me echt, maar ik heb een ongeluk gehad en nu heb ik wat probleempjes met mijn geheugen. Ik bedoel, we zullen elkaar vast wel kennen...’ ‘Lexi?’ Ze klinkt ongelovig, gekwetst bijna. ‘Ik ben het. Amy. ’ Ik ben sprakeloos. Ik ben meer dan sprakeloos. Dit kan mijn kleine zusje niet zijn. Maar ze is het wel. Amy is een lange, hippe tiener geworden. Ze is zo goed als volwassen. Ik kijk naar haar terwijl ze door de kamer drentelt en dingen pakt en weer neerlegt, gefascineerd door haar lengte. Haar zelfvertrouwen. ‘Heb je iets te eten? Ik verrek van de honger.’ Ze heeft nog diezelfde lieve, hese stem als altijd, maar met andere stembuigingen. Ze klinkt cool en wereldwijs. ‘Mam is een lunch voor me aan het halen. Je mag wel mee-eten als je wilt.’ ‘Tof.’ Ze gaat op een stoel zitten en zwaait haar lange benen over 51 de armleuning, zodat haar grijze suède enkellaarzen met naaldhakken
zichtbaar worden. ‘Dus je weet helemaal niets meer? Wat ontzettend cool.’ ‘Helemaal niet cool,’ repliceer ik. ‘Het is vreselijk. Ik weet alles nog tot vlak voor paps uitvaart... en dan wordt alles wazig. Ik weet ook niets meer van mijn eerste dagen in het ziekenhuis. Het is alsof ik gisteravond pas wakker ben geworden.’ ‘Waanzinnig.’ Ze kijkt me met grote ogen aan. ‘Dus je weet ook niet dat ik eerder bij je op bezoek ben geweest?’ ‘Nee. Ik herinner me alleen nog dat je twaalf was. Met je paardenstaart en je beugel. En die snoezige speldjes die je in je haar droeg.’ ‘Hou op, zeg.’ Amy doet alsof ze moet overgeven. Dan krijgt ze een denkrimpel in haar voorhoofd. ‘Dus... even voor de duidelijkheid. De afgelopen drie jaar zijn helemaal weg.’ ‘Het is een groot zwart gat. En zelfs de dingen van daarvoor zijn een beetje wazig. Ik schijn getrouwd te zijn?’ Ik giechel nerveus. ‘Ik had er geen idee van! Ben jij bruidsmeisje geweest?’ ‘Ja,’ zegt ze afwezig. ‘Het was cool. Hé, Lexi, ik vind het vervelend om erover te beginnen nu je je zo beroerd voelt en zo, maar...’ Ze draait verlegen een pluk haar om haar vinger. ‘Wat is er dan?’ Ik kijk haar verbaasd aan. ‘Zeg het maar.’ ‘Nou, ik krijg eigenlijk nog zeventig pond van je.’ Ze haalt verontschuldigend haar schouders op. ‘Je hebt het vorige week van me
geleend toen je pinpas het niet deed en je zei dat je het meteen terug zou geven. Je zult het wel niet meer weten...’ ‘O,’ zeg ik beteuterd. ‘Natuurlijk. Ga je gang.’ Ik wijs naar de Louis Vuitton-tas. ‘Ik weet niet of er geld in zit...’ ‘Vast wel,’ zegt Amy met een glimlachje, en ze ritst behendig de tas open. ‘Bedankt!’ Ze stopt de bankbiljetten in haar zak, zwaait haar benen weer over de armleuning van de stoel en speelt met haar verzameling zilveren armbanden. Dan kijkt ze op, plotseling waakzaam. ‘Wacht even. Weet je ook...’ Ze bedenkt zich. ‘Wat?’ Ze tuurt ongelovig naar me. ‘Niemand heeft het je verteld, hè?’ ‘Wat?’ 52 ‘T jeesus. Ze zullen wel proberen het allemaal geleidelijk te brengen, maar, ik bedoel...’ Ze schudt haar hoofd en bijt op haar nagels. ‘Ik persoonlijk vind dat je het zo snel mogelijk moet weten.’ ‘Wat moet ik weten?’ Ik begin bang te worden. ‘Wat, Amy? Zeg op!’ Amy lijkt even in tweestrijd te verkeren en staat dan op. ‘Wacht hier.’ Ze loopt mijn kamer uit. Even later gaat de deur weer open en komt ze met een oosters uitziend kind van ongeveer een jaar oud in haar armen binnen. Het jongetje draagt een tuinbroek, heeft een tuimelbeker sap in zijn handjes en lacht zonnig naar me. Amy’s
gezicht wordt zachter. ‘Dit is Lennon,’ zegt ze. ‘Je zoontje.’ Ik staar verlamd van afgrijzen naar het tweetal. Waar heeft Amy het over? ‘Je weet het zeker niet meer?’ Amy aait het jongetje vol genegenheid over zijn bol. ‘Je hebt hem een halfjaar geleden geadopteerd. Uit Vietnam. Het was een hele toestand. Je moest hem in je rugzak het land uit smokkelen. Je was bijna gearresteerd!’ Heb ik een kind geadopteerd? Ik voel me koud tot op het bot. Ik kan geen moeder zijn. Ik ben er nog niet aan toe. Ik weet niets van kinderen. ‘Zeg maar dag tegen je kind!’ Ze loopt met tikkende naaldhakken naar het bed. ‘O, hij noemt je moema, trouwens.’ Moema? ‘Hallo, Lennon,’ zeg ik met een stem die strak staat van de verlegenheid. ‘Hier is... moema!’ Ik probeer een moederlijke, koerende stem op te zetten. ‘Kom maar bij moema!’ Ik kijk op en zie Amy’s lippen verdacht trillen. Dan proest ze het uit en slaat een hand voor haar mond. ‘Sorry!’ ‘Amy, wat is er aan de hand?’ Ik kijk haar met stijgend wantrouwen aan. ‘Is dit wel echt mijn kind?’ ‘Ik zag hem in de gang,’ proest ze. ‘Ik kon de verleiding niet weerstaan. Je gezicht!’ Ze schatert het uit. ‘Kom maar bij moema!’
Ik hoor gedempte kreten en gegil achter de deur. ‘Dat moeten zijn ouders zijn!’ fluister ik geagiteerd. ‘Jij ellendige kleine... Geef hem terúg!’ 53 Ik zak opgelucht terug in de kussens, met bonzend hart. Goddank, ik heb geen kind. En Amy is ongelooflijk. Ze was zo lief en onschuldig. Ze keek telkens opnieuw naar Doornroosje, met haar duim in haar mond. Wat is er met haar gebeurd? ‘Ik kreeg bijna een hartaanval,’ zeg ik verwijtend als ze weer terug is. ‘Als ik erin was gebleven, was het jouw schuld geweest.’ ‘T ja, je moet wat gewiekster worden,’ repliceert ze met een weinig berouwvolle grijns. ‘Ze kunnen je van alles wijsmaken.’ Ze pakt een reep kauwgom en haalt de wikkel eraf. Dan leunt ze naar me over. ‘Hé, Lexi,’ zegt ze zacht. ‘Heb je echt geheugenverlies of doe je maar alsof? Ik zal het niet verder vertellen.’ ‘Hè? Waarom zou ik doen alsof?’ ‘Ik dacht dat je misschien aan iets wilde ontsnappen. Een afspraak met de tandarts, bijvoorbeeld.’ ‘Nee! Het is echt!’ ‘Oké, ook goed.’ Ze haalt haar schouders op en biedt me een kauwgompje aan. ‘Nee, dank je.’ Ik sla ontmoedigd mijn armen om mijn knieën. Amy
heeft gelijk. De mensen kunnen op alle mogelijke manieren misbruik van me maken. Ik moet van alles leren en ik weet niet eens waar ik beginnen moet. Hoewel… Ik zou kunnen beginnen met de voor de hand liggende vragen. ‘Zo,’ zeg ik zo achteloos mogelijk. ‘Wat is mijn man voor iemand? Hoe... ziet hij eruit?’ ‘Wauw.’ Amy spert haar ogen open. ‘Natuurlijk! Je hebt geen idee hoe hij is!’ ‘Mam zei dat hij aardig was.’ Ik probeer mijn angstige voorgevoelens te verbergen. ‘Het is een schat.’ Ze knikt ernstig. ‘Hij heeft een geweldig gevoel voor humor. En ze gaan zijn bochel opereren.’ ‘Ja, hoor. Leuk geprobeerd, Amy.’ Ik wend de blik ten hemel. ‘Lexi! Hij zou zich diep gekwetst voelen als hij dat hoorde!’ zegt Amy ontdaan. ‘Dit is 2007, hoor. We discrimineren niet op uiterlijk. En Eric is zo’n lieve, goede man. Het is niet zíjn schuld dat hij als 54 kind rugletsel heeft opgelopen. En hij heeft heel veel bereikt. Het is ontzagwekkend.’ Nu gloei ik van schaamte. Misschien heeft mijn man echt een bochel. Ik mag niet antibochel zijn. Hoe hij er ook uitziet, ik had vast een goede reden om voor hem te kiezen.
‘Kan hij lopen?’ vraag ik nerveus. ‘Hij heeft op jullie bruiloft voor het eerst gelopen,’ zegt Amy met een dromerige blik in haar ogen bij de herinnering. ‘Hij kwam uit zijn rolstoel om zijn trouwgeloftes af te leggen. Iedereen was in tranen... De dominee kon geen woord uitbrengen...’ Haar mond trekt weer. ‘T rut!’ roep ik uit. ‘Hij heeft helemaal geen bochel, hè?’ ‘Sorry.’ Ze giechelt hulpeloos. ‘Dit is ook zo’n ontzettend leuk spel!’ ‘Het is geen spel!’ Ik vergeet mijn verwondingen, grijp naar mijn haar en trek een grimas. ‘Het is mijn leven. Ik heb geen idee wie mijn man is, of hoe ik hem ken, of wat dan ook...’ ‘Oké.’ Ze lijkt tot inkeer te komen. ‘Het ging zo: jij raakte aan de praat met een ouwe grijze zwerver. En hij heette Eric...’ ‘Hou op! Als je het niet wilt vertellen, vraag ik het wel aan mam.’ ‘Al goed!’ Ze steekt haar handen op ten teken dat ze zich overgeeft. ‘Wil je het echt weten?’ ‘Ja!’ ‘Vooruit dan maar. Je kent hem van een tv-serie.’ ‘Ja, hoor.’ Ik draai mijn ogen naar het plafond. ‘Echt waar! Ik neem je niet in de zeik. Jij deed mee aan dat realityprogramma, Ambition. Met mensen die de top willen bereiken in het zakenleven. Hij zat in de jury en jij was een van de deelnemers. Je kwam niet zo ver, maar je leerde Eric kennen en het klikte tussen
jullie.’ Het blijft stil. Ik wacht tot ze in de lach schiet en met een soort clou komt, maar ze neemt gewoon een slok uit een blikje cola-light. ‘Ik heb aan een realityprogramma meegedaan?’ zeg ik sceptisch. ‘Ja. Het was echt cool. Al mijn vrienden keken, en we hebben allemaal op jou gestemd. Je had moeten winnen!’ Ik neem haar onderzoekend op, maar haar gezicht staat volkomen ernstig. Vertelt ze de waarheid? Ben ik echt op tv geweest? 55 ‘Waarom deed ik in hemelsnaam aan zo’n programma mee?’ ‘Om de baas te zijn?’ Amy schokschoudert. ‘Om hogerop te komen. Toen heb je je haar en je gebit ook laten doen, om er goed uit te zien op tv.’ ‘Maar ik ben niet ambitieus. Ik bedoel, niet zó ambitieus...’ ‘Maak je een geintje?’ Amy kijkt me met grote ogen aan. ‘Jij bent zeg maar de meest ambitieuze persoon ter wereld! Zodra je baas wegging, dook jij op zijn baan. Alle bobo’s van je bedrijf hadden je op tv gezien en waren diep onder de indruk. Dus gaven ze de baan aan jou.’ In een flits zie ik het kaartje in mijn agenda voor me. Lexi Smart, manager. ‘Je bent de jongste manager die ze daar ooit hebben gehad. Het was zo cool toen je de baan kreeg,’ vervolgt Amy. ‘We gingen het met zijn
allen vieren, en je trakteerde ons allemaal op champagne...’ Ze trekt een lange sliert kauwgom uit haar mond. ‘Weet je er echt niets meer van?’ ‘Nee! Niets!’ De deur gaat open en mam komt binnen met een dienblad met een afgedekt bord erop, een bakje chocolademousse en een glas water. ‘Daar zijn we weer,’ zegt ze. ‘Ik heb lasagne voor je gehaald, en raad eens? Eric is er ook!’ ‘Hier?’ Het bloed trekt uit mijn gezicht. ‘Bedoel je... hier in het ziekenhuis?’ Mam knikt. ‘Hij is op weg naar je toe! Ik heb tegen hem gezegd dat hij je een paar minuutjes moest gunnen om je voor te bereiden.’ Een paar minuutjes? Ik heb meer tijd nodig. Het gaat allemaal veel te snel. Ik ben er nog niet eens aan toe om achtentwintig te zijn, laat staan om mijn vermeende echtgenoot te ontmoeten. ‘Mam, ik weet niet of ik dit wel aankan,’ zeg ik panisch. ‘Ik bedoel... Ik voel me nog niet in staat om hem te zien. Misschien kan het beter morgen. Als ik me iets meer heb aangepast.’ ‘Lexi, schat!’ zegt mam verwijtend. ‘Je kunt je man toch niet wegsturen? Hij heeft zich speciaal uit zijn werk gehaast om jou te zien!’ 56
‘Maar ik ken hem niet! Ik weet niet wat ik moet zeggen of doen...’ ‘Schat, hij is je mán.’ Ze klopt geruststellend op mijn hand. ‘Je hoeft nergens over in te zitten.’ ‘Misschien brengt hij je geheugen weer op gang,’ zegt Amy, die het bakje chocolademousse heeft gepakt en de bovenkant eraf scheurt. ‘Als je hem ziet, roep je misschien: “ Eric! Mijn grote liefde! Het komt allemaal terug!”’ ‘Kop dicht,’ snauw ik. ‘En dat is míjn chocolademousse.’ ‘Jij eet geen koolhydraten,’ kaatst ze terug. ‘Weet je dat ook al niet meer?’ Ze zwaait pesterig met de lepel voor mijn gezicht. ‘Leuk geprobeerd, Amy,’ zeg ik verveeld, ‘maar ik zou chocola nooit kunnen opgeven.’ ‘Je eet geen hap chocola meer. Nee toch, mam? Je hebt niet eens van je eigen bruidstaart gegeten vanwege de calorieën!’ Ze neemt me in de maling. Ik kan de chocola niet hebben opgegeven, in geen miljoen jaar. Net als ik wil zeggen dat ze moet ophouden en me die mousse moet geven, wordt er op de deur geklopt en zegt een gedempte mannenstem: ‘Hallo?’ ‘O, mijn god.’ Ik kijk verwilderd van mijn moeder naar mijn zus. ‘O, mijn god. Is hij daar? Nu al?’ ‘Wacht even, Eric,’ roept mam naar de deur en dan fluistert ze naar mij: ‘Knap je even op, lieverd! Je ziet eruit alsof je door een heg bent
gesleurd.’ ‘Laat haar toch, mam,’ zegt Amy. ‘Ze is door een auto meegesleurd, weet je nog?’ ‘Ik haal even snel een kam door je haar...’ Mam komt naar me toe met een zakkammetje en begint aan mijn haren te trekken. ‘Au!’ stribbel ik tegen. ‘Zo maak je mijn geheugenverlies nog erger!’ ‘Zo.’ Ze geeft nog een laatste ruk en veegt mijn gezicht af met de punt van een zakdoek. ‘Klaar?’ ‘Zal ik de deur opendoen?’ vraagt Amy. ‘Nee! Ik bedoel... nog niet.’ Mijn maag draait zich om van afgrijzen. Ik kan nu geen volmaakt onbekende spreken die zogenaamd mijn man is. Het is gewoon... te bizar. 57 ‘Mam, alsjeblieft? Het is nog te vroeg. Vraag of hij later terugkomt. Morgen. Of over een paar weken.’ ‘Lieverd, doe niet zo gek!’ zegt mam lachend. Hoe kan ze lachen? ‘Hij is je man. En jij hebt net een auto-ongeluk gehad en hij was dodelijk ongerust en we hebben hem lang genoeg laten wachten, die arme stakker!’ Mam loopt naar de deur en ik knijp zo hard in de lakens dat het bloed
uit mijn vingertoppen wordt geperst. ‘Stel dat ik hem niet mag? Stel dat er geen klik is?’ zeg ik met een stem die overslaat van angst. ‘Ik bedoel, hij verwacht toch niet dat ik bij hem kom wonen?’ ‘Ga maar gewoon op je gevoel af,’ zegt mam vaag. ‘Echt, Lexi, je hoeft nergens bang voor te zijn. Hij is bijzónder aardig.’ ‘Als je maar niet over zijn toupetje begint,’ voegt Amy eraan toe, ‘of zijn naziverleden.’ ‘Amy!’ Mam klakt berispend met haar tong en doet de deur open. ‘Eric! Sorry voor het wachten. Kom binnen.’ Er gebeurt ondraaglijk lang niets... en dan gaat de deur open. Daar is hij dan: het ongelooflijkste stuk dat ik ooit heb gezien, met een enorm boeket bloemen. 58 5 Ik ben met stomheid geslagen. Ik kan alleen maar naar hem opkijken terwijl het ongeloof in me opborrelt. Die man is, serieus, pijnlijk aantrekkelijk. Denk aan een Armani-model. Hij heeft middelbruin, kortgeknipt krullend haar. Hij heeft blauwe ogen, brede schouders en een duur uitziend pak. Hij heeft een onberispelijk geschoren, vierkante kaaklijn. Hoe heb ik die vent aan de haak geslagen? Hoe, hoe, hóé?
‘Hallo,’ zegt hij met een stem zo diep en vol als van een acteur. ‘Hallo!’ breng ik ademloos uit. Moet je die brede borst zien. Hij traint vast elke dag. En moet je die glimmende schoenen zien, en dat designhorloge... Mijn blik dwaalt weer naar zijn haar. Ik had nooit gedacht dat ik met een krullenbol zou trouwen. Best gek. Niet dat ik er iets op tegen heb, trouwens. Het staat hem fantastisch. ‘Schat van me.’ Hij beent met de ritselende bos dure bloemen naar mijn bed. ‘Je ziet er een stuk beter uit dan gisteren.’ ‘Ik voel me goed. Eh... dank je wel.’ Ik neem het boeket van hem aan. Het is het meest verbijsterende, hippe, designerachtige boeket dat ik ooit heb gezien, allemaal schakeringen wit en grijsbruin. Waar kun je in godsnaam grijsbruine rozen kopen? ‘Dus... jij bent Eric?’ vraag ik voor de zekerheid. Ik zie de schok over zijn gezicht trekken, maar het lukt hem naar me te glimlachen. ‘Ja, dat klopt. Ik ben Eric. Herken je me nog steeds niet?’ ‘Niet echt. Of eigenlijk... helemaal niet.’ ‘Ik heb het toch gezegd,’ mengt mam zich hoofdschuddend in het gesprek. ‘Het spijt me ontzettend Eric, maar ze herinnert het zich vast snel weer, als ze goed haar best doet.’ 59 ‘Wat wil je daarmee zeggen?’ Ik werp haar een beledigde blik toe.
‘Nou, schat,’ zegt mam, ‘zoiets is gewoon een kwestie van wilskracht, heb ik gelezen. De geest die de materie dwingt.’ ‘Ik doe echt mijn best wel, hoor,’ zeg ik verongelijkt. ‘Denk je dat ik dit léúk vind?’ ‘We doen het kalm aan,’ zegt Eric zonder notitie te nemen van mam. Hij gaat op het bed zitten. ‘Eens zien of we een paar herinneringen kunnen opwekken. Mag ik?’ Hij knikt naar mijn hand. ‘Eh... ja, goed.’ Ik knik en hij neemt mijn hand in de zijne. Hij heeft een prettige hand, warm en stevig, maar het blijft de hand van een vreemde. ‘Lexi, ik ben het,’ zegt hij met gedecideerde, sonore stem. ‘Eric. Je man. We zijn bijna twee jaar getrouwd.’ Ik word te zeer door hem in beslag genomen om iets terug te zeggen. Van dichtbij ziet hij er nog beter uit. Hij heeft een heel gladde, bruine huid en zijn tanden zijn perfect blinkend wit... O, mijn god, ik heb met die man geslapen, flitst het door mijn hoofd. Hij heeft me naakt gezien. Hij heeft mijn ondergoed van mijn lijf gescheurd. We hebben god-mag-weten-wat met elkaar gedaan en ik kén hem niet eens. Tenminste... ik veronderstel dat hij mijn ondergoed van mijn lijf heeft gescheurd en dat we god-mag-wetenwat hebben gedaan. Ik kan het niet bepaald vragen met mam erbij. Hoe zou hij in bed zijn? Ik laat steels mijn blik over zijn lijf glijden. T ja, ik ben met hem getrouwd, dus hij zal er wel wat van kunnen... ‘Is er iets?’ vraagt Eric, die mijn dwalende blik heeft opgemerkt. ‘Schat, als je vragen hebt, vraag maar raak...’
‘Niks!’ Ik bloos. ‘Niks. Sorry. Ga door.’ ‘We hebben elkaar twee jaar geleden ontmoet,’ vervolgt Eric, ‘op een receptie van Pyramid T V, de producent van Ambition, het realityprogramma waar we allebei bij betrokken waren. Het was liefde op het eerste gezicht. We zijn vorig jaar juni getrouwd en hebben onze huwelijksreis doorgebracht in Parijs. We hadden een suite in het George V. Het was fantastisch. We zijn naar Montmartre gegaan, we hebben het Louvre gezien, we dronken elke ochtend café au lait...’ Hij breekt zijn zin af. ‘Herinner je je er nog iets van?’ 60 ‘Niet echt,’ zeg ik schuldbewust. ‘Sorry.’ Misschien heeft mam gelijk en moet ik echt beter mijn best doen om me dingen te herinneren. Kom op. Parijs. De Mona Lisa. Mannen in matrozenshirts. Denk na. Ik doe wanhopige pogingen om zijn gezicht te combineren met beelden van Parijs, om een paar herinneringen boven te halen... ‘Zijn we ook op de Eiffeltoren geweest?’ vraag ik uiteindelijk. ‘Ja!’ Zijn gezicht klaart op. ‘Komt het terug? We stonden in de bries en maakten foto’s van elkaar...’ ‘Nee,’ val ik hem in de rede, ‘ik sloeg er maar een slag naar. Je weet wel... Parijs... Eiffeltoren... Het leek me heel waarschijnlijk.’ ‘Aha.’ Hij knikt teleurgesteld en we zwijgen. Het is bijna een opluchting als er wordt geklopt. ‘Binnen!’ roep ik. Nicole komt met
een klembord de kamer in. ‘Even snel je bloeddruk opnemen...’ begint ze, maar dan ziet ze Eric, die mijn hand vasthoudt. ‘O, sorry, ik wilde niet storen.’ ‘Geeft niet!’ zeg ik. ‘Dit is Nicole, een van de verpleegsters die voor me zorgen.’ Ik gebaar om me heen. ‘Dit is mijn moeder, en mijn zusje... en mijn man, die...’ – ik kijk haar betekenisvol aan – ‘... Eric heet.’ ‘Eric!’ Nicoles ogen lichten op. ‘Leuk je te zien, Eric.’ ‘Insgelijks.’ Eric knikt naar haar. ‘Ik ben jullie eeuwig dankbaar voor de goede zorgen voor mijn vrouw.’ Mijn vrouw. Mijn maag verkrampt. Ik ben zijn vrouw. Wat volwassen allemaal. Wedden dat we ook een hypotheek en een inbraakalarm hebben? ‘Ik doe het graag.’ Nicole glimlacht beroepsmatig naar hem. ‘Lexi is een fantastische patiënt.’ Ze wikkelt de manchet om mijn arm en kijkt me aan. ‘Ik pomp hem even op...’ Wat een stuk! mimet ze. Ze steekt stiekem haar duim naar me op en ik lach stralend terug. Het is echt waar. Mijn man is officieel tot stuk verklaard. Ik heb zelfs nooit een dáte gehad met iemand van zijn klasse. Laat staan dat ik met zo iemand getrouwd zou zijn. Laat staan dat we samen croissantjes aten in het George V hotel. ‘Ik zou heel graag een donatie doen aan het ziekenhuis,’ zegt Eric 61 tegen Nicole. Zijn diepe acteursstem vult de hele kamer. ‘Als jullie een
speciale actie hebben, of een fonds...’ ‘Dat zou geweldig zijn!’ jubelt Nicole. ‘We zamelen momenteel geld in voor een nieuwe scanner.’ ‘Misschien kan ik de marathon ervoor lopen?’ stelt hij voor. ‘Ik loop elk jaar voor een ander goed doel.’ Ik explodeer bijna van trots. Ik heb nog nooit een vriend gehad die de marathon liep. Duffe Dave kon amper van de bank naar de tv komen. ‘Goed,’ zegt Nicole, die haar wenkbrauwen naar me optrekt terwijl ze de manchet laat leeglopen. ‘Heel leuk je te ontmoeten, Eric. Lexi, het ziet er allemaal prima uit...’ Ze noteert iets op het klembord. Dan ziet ze het dienblad. ‘Is dat je lunch?’ vraagt ze. ‘Goh, ja. Helemaal vergeten.’ ‘Je moet goed eten. En ik wil iedereen verzoeken niet al te lang meer te blijven.’ Ze wendt zich tot mam en Amy. ‘Ik weet dat jullie bij Lexi willen zijn, maar ze is nog zwak. Ze moet het kalm aan doen.’ ‘Ik wil er alles voor doen,’ zegt Eric, en hij geeft een kneepje in mijn hand. ‘Als ik mijn vrouw maar gezond terugkrijg.’ Mam en Amy pakken hun spullen, maar hij blijft zitten. ‘Ik wil graag nog even met je praten,’ zegt hij. ‘Kan dat, Lexi?’ ‘O,’ zeg ik en de angst slaat me om het hart. ‘Eh... prima!’ Mam en Amy komen me allebei een zoen geven en mam doet nog een snelle poging om mijn haar glad te strijken. Dan sluit de deur zich
achter hen en ben ik alleen met Eric in een bewegingloze, beklemmende stilte. ‘Zo,’ zegt Eric uiteindelijk. ‘Zo. Dit is... bizar.’ Ik probeer te lachen, maar het lukt niet. Eric kijkt me met gefronst voorhoofd aan. ‘Hebben de artsen gezegd of je je geheugen terugkrijgt?’ ‘Ze denken van wel, maar ze weten niet hoe lang het gaat duren.’ Eric staat op en drentelt naar het raam, alsof hij in gedachten verzonken is. ‘We moeten dus afwachten,’ zegt hij dan. ‘Kan ik iets doen om het proces te versnellen?’ ‘Ik weet het niet,’ zeg ik hulpeloos. ‘Misschien kun je me meer over ons en onze relatie vertellen?’ 62 ‘Absoluut. Goed idee.’ Hij draait zich om en ik zie hem in silhouet tegen het raam afgetekend. ‘Wat wil je weten? Je mag alles vragen.’ ‘Nou... waar wonen we?’ ‘We wonen in Kensington in een appartement in loftstijl.’ Hij lijkt in hoofdletters te spreken. ‘Dat is mijn werk. Het loftleven.’ Hij maakt er een weids gebaar bij, met zijn handen naast elkaar, alsof hij bakstenen over een lopende band laat glijden. Wauw! We wonen in Kensington! Ik probeer nog een vraag te verzinnen, maar het lijkt allemaal zo onbelangrijk, alsof ik het gesprek alleen maar wil rekken.
‘Wat doen we samen?’ vraag ik uiteindelijk. ‘We eten lekker, we kijken films... Vorige week zijn we naar een balletvoorstelling geweest en daarna hebben we in het Ivy gesoupeerd.’ ‘Het Ivy?’ zeg ik met overslaande stem. Heb ik in het Ivy gegeten? Waarom kan ik het me allemaal niet meer herinneren? Ik knijp mijn ogen dicht en probeer mijn brein op gang te krijgen, maar er gebeurt niets. Ik word een beetje duizelig, doe mijn ogen open en zie dat Eric naar de ringen op het nachtkastje kijkt. ‘Dat is je trouwring, hè?’ Hij kijkt verwonderd op. ‘Waarom ligt hij daar?’ ‘Ze hebben hem afgedaan voor de scans,’ leg ik uit. ‘Mag ik?’ Hij pakt de ring en neemt mijn linkerhand in de zijne. Ik voel paniek opkomen. ‘Ik, eh, nee...’ Voordat ik me kan bedwingen, trek ik mijn hand weg. Eric krimpt in elkaar. ‘Het spijt me,’ zeg ik na een pijnlijke stilte. ‘Echt waar. Alleen... je bent een vreemde voor me.’ ‘Maar natuurlijk.’ Eric heeft zich van me afgewend, met de ring nog tussen zijn vingers. ‘Natuurlijk. Stom van me.’ O, god, wat ziet hij er gekwetst uit. Ik had niet moeten zeggen dat hij een vreemde was. Ik had moeten zeggen dat hij een vriend was die ik nog niet had ontmoet.
‘Het spijt me echt, Eric.’ Ik bijt op mijn onderlip. ‘Ik wil je graag leren kennen en... van je houden en alles. Je moet wel een fantastisch 63 mens zijn, anders was ik niet met je getrouwd. En je ziet er heel goed uit,’ besluit ik bemoedigend. ‘Ik had niet verwacht dat je zo knap zou zijn. Ik bedoel, mijn vorige vriendje kon niet aan je tippen.’ Ik kijk op en zie dat Eric me aanstaart. ‘Zo vreemd,’ zegt hij. ‘Je bent jezelf niet. De artsen hadden me gewaarschuwd, maar ik had niet verwacht dat het zo... extreem zou zijn.’ Hij staat er even verslagen bij, maar dan recht hij zijn rug. ‘Enfin. Het trekt wel bij, vast wel.’ Hij legt de ring behoedzaam terug op het nachtkastje, gaat weer op het bed zitten en pakt mijn hand. ‘En dat je het maar weet, Lexi... Ik hou van je.’ ‘Echt waar?’ Ik lach stralend van verrukking en besef dan dat het geen pas geeft. ‘Ik bedoel... super. Hartstikke bedankt!’ Niet één van mijn vriendjes heeft ooit op die manier ‘ik hou van je’ gezegd, ik bedoel op klaarlichte dag, als een volwassene, dus niet met een slok op of tijdens het vrijen. Ik moet iets terugdoen. Wat zal ik zeggen? Ik hou ook van jou. Nee. Vermoedelijk hou ik ook van jou.
Nee. ‘Eric, ik hou vast ook van jou, ergens diep vanbinnen,’ zeg ik ten slotte, en ik geef een kneepje in zijn hand. ‘En het komt wel terug. Misschien niet van vandaag op morgen, maar... we hebben altijd Parijs nog.’ Ik denk er even over na. ‘Jij in elk geval. En je kunt me erover vertellen.’ Eric kijkt me lichtelijk verbaasd aan. ‘Eet je lunch maar en rust wat.’ Hij geeft me een schouderklopje. ‘Ik zal je alleen laten.’ ‘Misschien weet ik het morgen allemaal weer,’ zeg ik hoopvol als hij gaat staan. ‘Laten we het hopen.’ Hij kijkt even onderzoekend naar mijn gezicht. ‘En anders lossen we het ook wel op, schat van me. Deal?’ ‘Deal.’ Ik knik. ‘Tot later.’ Hij verlaat stilletjes de kamer. Ik blijf even bewegingloos zitten. Mijn hoofd begint weer te bonzen en ik ben een beetje daas. Het is te veel allemaal. Amy heeft blauw haar, Brad Pitt heeft een liefdes64 baby met Angelina Jolie en ik heb een kanjer van een echtgenoot die net heeft gezegd dat hij van me houdt. Ik verwacht half en half dat ik straks weer wakker word in 2004, met een kater bij Carolyn op de vloer, en dat het allemaal een droom is geweest. 65 6
Maar het was geen droom. Als ik de volgende dag wakker word, is het nog steeds 2007. Ik heb nog steeds glanzende, volmaakte tanden en kastanjebruin haar. En ik heb nog steeds een groot zwart gat in mijn geheugen. Net als ik aan mijn derde geroosterde boterham zit en een slok thee neem, gaat de deur open en komt Nicole binnen met een karretje dat beladen is met bloemen. Ik kijk er met open mond naar, onder de indruk van de verzameling. Er moeten wel tien boeketten op staan. Bloemen met een strik eromheen... orchideeën in potten... voornaam ogende rozen... Ik kan het niet laten. ‘Zo... is er iets voor mij bij?’ vraag ik. Nicole kijkt verbaasd op. ‘Het is allemaal voor jou.’ ‘Allemáál?’ Ik verslik me in mijn thee. ‘Je bent populair! We zijn helemaal door de vazen heen!’ Ze geeft me een stapel kaartjes. ‘Hier is je post.’ ‘Wauw.’ Ik pak de bovenste kaart en lees hem. Lexi, lieve schat, zorg goed voor jezelf, beterschap, tot gauw, liefs, Rosalie. Rosalie? Ik ken geen Rosalie. Verward leg ik de kaart weg voor later en lees de volgende. Beste wensen en beterschap. Tim en Suki. T im en Suki ken ik ook niet. Lexi, knap maar snel op! Binnen de kortste keren doe je weer drie setjes van honderd! Al je vrienden van de sportschool. Drie setjes van honderd? Ik? T ja, dat zou die gespierde benen wel verklaren. Ik reik naar de volgende kaart... en die is eindelijk van mensen die ik ken. Van harte
beterschap, Lexi. De beste wensen van Fi, Debs, Carolyn en alle anderen van de afdeling Vloermaterialen. 66 Bij het lezen van de vertrouwde namen voel ik een warme gloed vanbinnen. Het is stom, maar ik dacht bijna dat mijn vriendinnen me helemaal vergeten waren. ‘Zo, die man van jou is een echte kanjer!’ onderbreekt Nicole mijn gepeins. ‘Vind je?’ zeg ik quasi-nonchalant. ‘Ja, hij ziet er wel goed uit, hè?’ ‘Hij is ongelooflijk! En weet je, hij is gisteren de hele afdeling af gegaan om iedereen te bedanken voor de goede zorgen. Dat doen niet veel mensen.’ Ik laat mijn pogingen tot onverschilligheid varen. ‘Ik heb nog nooit van mijn leven zo iemand als Eric gehad!’ roep ik uit. ‘Eerlijk gezegd kan ik me nog steeds niet voorstellen dat hij mijn man is. Ik bedoel: ík? Met hem?’ Er wordt aan de deur geklopt en Nicole roept: ‘Binnen!’ Mam en Amy komen de kamer in. Ze zien er allebei warm en bezweet uit, en ze sjouwen samen een stuk of zes plastic tassen die uitpuilen van de fotoalbums en enveloppen. ‘Goedemorgen,’ zegt Nicole, die de deur voor hen openhoudt. ‘U zult wel blij zijn te horen dat Lexi zich vandaag een stuk beter voelt.’ Mams gezicht betrekt. ‘O, zeg nou niet dat ze zich alles weer
herinnert, net nu we al die foto’s dat hele eind hebben meegezeuld. Weet je wel hoe zwaar die dingen zijn? En we konden geen plekje op het parkeerterrein vinden...’ ‘Ze lijdt nog steeds aan ernstig geheugenverlies,’ snijdt Nicole haar de pas af. ‘De hemel zij dank!’ Dan ziet mam Nicoles gezicht. ‘Ik bedoel... Lexi, schat, we hebben wat foto’s voor je meegenomen. Misschien brengen die herinneringen boven.’ Ik kijk opgewonden naar de tassen. Die foto’s vertellen mijn ontbrekende verhaal. Ze zullen mijn metamorfose laten zien van Slagtand tot... wie ik nu ook maar mag zijn. ‘Kom maar op!’ Ik leg de kaarten weg en ga rechtop zitten. ‘Laat me mijn leven zien!’ Ik steek veel op van mijn verblijf in het ziekenhuis. Zo heb ik geleerd dat als je een familielid met geheugenverlies hebt en je wilt haar helpen, je haar gewoon een oude foto moet laten zien, maakt 67 niet uit wat erop staat. Het is tien minuten later, maar ik heb nog geen foto gezien, want mam en Amy blijven maar kibbelen over waar ze zullen beginnen. ‘We willen haar niet overláden,’ zegt mam telkens terwijl ze allebei in de tassen rommelen. ‘Ha, hebbes.’ Ze pakt een foto in een kartonnen lijstje. ‘Echt niet.’ Amy grist de foto uit haar hand. ‘Daar heb ik een puist op mijn kin. Ik zie er walgelijk uit.’ ‘Amy, het is maar een piepklein puistje. Je ziet het amper.’
‘O, jawel. En deze is nog walgelijker!’ Ze begint de foto’s in snippers te scheuren. Ik zit hier te wachten op informatie over mijn verloren gewaande leven en Amy vernietigt het bewijsmateriaal? ‘Ik zal niet naar je puisten kijken,’ roep ik. ‘Als je me maar een foto laat zien! Maakt niet uit wat erop staat!’ ‘Goed.’ Mam komt met een losse foto naar het bed. ‘Ik hou hem voor je op, Lexi. Kijk goed en zeg of de foto iets bij je losmaakt. Ben je zover?’ Mam draait de foto om. Ik zie een hond, verkleed als kerstman. ‘Mam...’ Ik probeer mijn frustratie te bedwingen. ‘Waarom laat je me een hond zien?’ ‘Maar lieverd, dat is Tosca!’ zegt mam gekrenkt. ‘Die moet er in 2004 heel anders hebben uitgezien. En hier zijn Raphael en Amy vorige week, allebei snoezig...’ ‘Ik sta er afgríjselijk op.’ Amy grist de foto weg en verscheurt hem voordat ik iets kan zien. ‘Hou daarmee op!’ gil ik. ‘Mam, heb je ook foto’s van andere dingen? Mensen, bijvoorbeeld?’ ‘Hé, Lexi, herken je dit?’ Amy komt naar me toe met een bijzondere ketting met een roos van jade eraan. Ik tuur ernaar en doe radeloze pogingen een herinnering op te dreggen. ‘Nee,’ moet ik uiteindelijk toegeven. ‘Het zegt me niets.’
‘Cool. Mag ik hem dan hebben?’ ‘Amy!’ zegt mam. Ze bladert korzelig door de foto’s in haar hand. ‘Misschien kunnen we beter wachten tot Eric met de trouwdvd komt. Als dat niet helpt, helpt niets.’ 68 Mijn trouw-dvd. Mijn bruiloft. Telkens als ik eraan denk, verkrampt mijn maag van een soort opgewonden, nerveuze verwachting. Ik heb een trouw-dvd. Ik heb een bruiloft gehad! Het is een onwezenlijk idee. Ik kan me mezelf niet eens voorstellen als bruid. Had ik een jurk met een wijde rok, een sleep en een sluier en een afschuwelijke bloementooi in mijn haar? Ik durf het niet eens te vragen. ‘Zo... hij lijkt me wel aardig,’ zeg ik. ‘Eric, bedoel ik. Mijn man.’ ‘Hij is super.’ Mam, die nog steeds foto’s van honden zit te bekijken, knikt afwezig. ‘Hij doet veel voor goede doelen, weet je. Of het bedrijf, kan ik beter zeggen, maar het is zijn bedrijf, dus het komt op hetzelfde neer.’ ‘Heeft hij een eigen bedrijf?’ Ik frons niet-begrijpend mijn voorhoofd. ‘Ik dacht dat hij makelaar was.’ ‘Hij heeft een bedrijf in vástgoed, schat. Grote loftprojecten in heel Londen. Hij heeft vorig jaar een groot deel van de onderneming verkocht, maar hij heeft nog altijd een meerderheidsbelang.’
‘Hij heeft er tien miljoen pond voor gekregen,’ zegt Amy, die nog op haar hurken bij een tas met foto’s zit. ‘Wát?’ Ik gaap haar aan. ‘Hij is stinkend rijk.’ Ze kijkt op. ‘O, doe normaal. Had je dat nog niet geraden?’ ‘Amy!’ zegt mam. ‘Doe niet zo vulgair!’ Ik kan geen woord uitbrengen. Ik ben zelfs een beetje draaierig. T ien miljoen pond? Er wordt geklopt. ‘Lexi? Mag ik binnenkomen?’ O, mijn god. Daar is hij. Ik kijk snel in de spiegel en spray wat van het Chanel-parfum op dat ik in de Louis Vuitton-tas heb gevonden. ‘Eric, kom binnen!’ roept mam. De deur zwaait open... en daar is hij, worstelend met twee plastic tassen, weer een bos bloemen en een grote fruitmand. Hij heeft een gestreept overhemd aan, een beige broek, een gele slip-over van kasjmier en instappers met kwastjes. 69 ‘Dag schat.’ Hij zet alles op de vloer, komt naar me toe en kust me voorzichtig op mijn wang. ‘Hoe gaat het?’ ‘Veel beter, dank je.’ Ik glimlach naar hem op. ‘Maar ze weet nog steeds niet wie je bent,’ bemoeit Amy zich ermee.
‘Je bent gewoon een vent met een gele slip-over.’ Het lijkt Eric totaal niet te raken. Misschien is hij wel gewend aan Amy’s tegendraadse gedrag. ‘Nou, daar gaan we vandaag iets aan doen.’ Hij tilt een tas op en zegt enthousiast: ‘Ik heb foto’s meegebracht, dvd’s, aandenkens... we laten je opnieuw kennismaken met je leven. Barbara, als jij de trouw-dvd nu eens opzette?’ Hij geeft mam een glimmend schijfje. ‘En om warm te draaien, Lexi... ons trouwalbum.’ Hij legt een duur uitziend, kalfsleren album op het bed en ik kijk ongelovig naar de woorden die in reliëfletters op het omslag staan: Alexia en Eric 27 juni 2005 Ik sla het album open en ga door de grond. Ik kijk naar een zwartwitfoto van mezelf als bruid. Ik heb een lange witte hemdjurk aan, mijn haar zit in een glanzende wrong en ik heb een minimalistisch boeket lelies. Geen hoepelrok te bekennen. Ik sla geluidloos de bladzij om. Daar staat Eric naast me, in smoking. Op de volgende bladzij hebben we allebei een glas champagne en glimlachen we naar elkaar. We zien er zo glossy uit. Als mensen in een tijdschrift. Dit is mijn trouwdag. Mijn echte, onvervalste trouwdag. Ik wilde bewijs zien... en nu heb ik het. Uit de tv komt plotseling geluid van mensen die lachen en door elkaar heen praten. Ik kijk op en schrik me weer te pletter. Daar, op het scherm, poseren Eric en ik in onze trouwkleding. We staan naast een gigantische witte taart, houden samen een mes vast en lachen naar iemand buiten beeld. Ik kan mijn ogen niet van mezelf afhouden.
‘We hebben ervoor gekozen de huwelijksvoltrekking niet te filmen,’ vertelt Eric. ‘Dit is de receptie.’ 70 ‘O.’ Mijn stem klinkt een tikkeltje schor. Ik ben nooit zo sentimenteel als het om bruiloften gaan, maar nu ik zie hoe wij de taart aansnijden, glimlachend naar de camera’s, nog eens poserend voor iemand die zijn kans heeft gemist... begint het te kriebelen in mijn neus. Dit is mijn trouwdag, zogenaamd de gelukkigste dag van mijn leven, en ik weet er niets meer van. De camera zwenkt naar onbekende gezichten. Ik ontdek mam, in een donkerblauw pakje, en Amy, in een paarse jurk met spaghettibandjes. We zijn in een gigantische, modern uitziende ruimte met glazen wanden, trendy stoelen en overal bloemstukken, en ik zie mensen met champagneglazen naar een groot terras zwermen. ‘Waar is dit?’ vraag ik. ‘Lieverd...’ Eric lacht gegeneerd. ‘Dit is ons huis.’ ‘Ons húís? Maar het is enorm! Moet je zien!’ ‘Het is het penthouse.’ Hij knikt. ‘Het is vrij ruim.’ Vrij ruim? Het lijkt wel een voetbalstadion. Mijn flatje in Balham zou op een van die kleden passen. ‘En wie is dat?’ Ik wijs naar een knap meisje in een zachtroze strapless jurk dat iets in mijn oor fluistert.
‘Dat is Rosalie. Je beste vriendin.’ Mijn beste vriendin? Ik heb het mens nog nooit gezien. Ze is mager en bruin en ze heeft grote blauwe ogen, een kolossale armband om haar pols en een zonnebril in haar blonde surfmeisjeskapsel. Ze heeft me bloemen gestuurd, schiet me plotseling te binnen. Lieve schat. Rosalie. ‘Werkt zij ook bij Deller Carpets?’ ‘Nee!’ Eric lacht, alsof ik een grapje heb gemaakt. ‘Nu wordt het leuk.’ Hij wijst naar het scherm. We lopen het terras op, gevolgd door de camera, en ik hoor nog net dat ik lach en zeg: ‘Eric, wat voer je in je schild?’ Iedereen kijkt om de een of andere reden omhoog, ik heb geen idee waarom... En dan gaat de camera ook omhoog en zie ik het. Een tekst in de lucht: LEXI, IK ZAL EEUWIG VAN JE HOUDEN . Op het scherm wijzen mensen met ingehouden adem naar boven, en ik zie mezelf ook omhoogkijken en wijzen, met een hand boven mijn ogen, en dan kus ik Eric. 71 Mijn echtgenoot heeft op mijn trouwdag een tekst voor me in de lucht laten schrijven en ik weet er verdomme niks meer van? Ik kan wel janken. ‘Goed, dit zijn wij vorig jaar tijdens onze vakantie op Mauritius...’ Eric heeft de dvd doorgespoeld en ik staar ongelovig naar het scherm. Ben ík dat meisje dat daar over het strand loopt? Ik heb vlechtjes in mijn haar, ik ben bruin en slank en ik heb een rode stringbikini aan. Ik ben het soort meisje waar ik altijd jaloerse blikken op werp.
‘En dit zijn wij op een liefdadigheidsgala...’ Eric heeft doorgespoeld en daar zijn we weer. Ik draag een strakke blauwe avondjurk en dans met Eric in een statige balzaal. ‘Eric is een bijzonder gulle weldoener,’ zegt mam, maar ik zeg niets terug. Ik kijk gefascineerd naar een knappe man met donker haar die aan de rand van de dansvloer staat. Wacht eens even. Kén ik die vent niet ergens van? Ja. Ik herken hem beslist. Eindelijk! ‘Lexi?’ Eric heeft mijn gezicht gezien. ‘Komt er iets terug?’ ‘Ja!’ Ik glimlach blij. ‘Ik herinner me die vent links.’ Ik wijs naar het scherm. ‘Ik weet niet precies wie het is, maar ik kén hem. Heel goed! Hij is warm, en geestig, en hij zou dokter kunnen zijn... of misschien heb ik hem in het casino gezien...’ ‘Lexi,’ onderbreekt Eric me omzichtig, ‘dat is George Clooney, de acteur. Hij was een van de gasten op het bal.’ ‘O.’ Ik wrijf bedremmeld langs mijn neus. ‘Ja, nu je het zegt...’ George Clooney. Natuurlijk. Ik ben niet goed snik. Ik laat me teleurgesteld in de kussens zakken. En dan te bedenken hoeveel afgrijselijke, gênante dingen ik me wél kan herinneren. Dat ik op mijn zesde op school griesmeelpap moest eten en bijna over mijn nek ging. Dat ik op mijn vijftiende in mijn witte bikini uit het zwembad kwam en dat hij toen doorzichtig was geworden en alle jongens me uitlachten. Ik herinner me die vernedering als de dag van gisteren. Maar ik kan me niet herinneren dat ik langs een perfect zandstrand
op Mauritius loop. Ik kan me niet herinneren dat ik met mijn man op een chic bal dans. Hallo, brein? Wel eens van prioriteiten gehoord? 72 ‘Ik heb gisteren over geheugenverlies gelezen,’ zegt Amy, die nog met gekruiste benen op de vloer zit. ‘Weet je met welk zintuig je het best herinneringen kunt oproepen? De reukzin. Misschien moet je eens aan Eric rúíken.’ ‘Ja, dat klopt,’ beaamt mam onverwacht. ‘Denk maar aan die vent, die Proust. Een vleugje van een koekje was genoeg om alles tegelijk terug te laten komen.’ ‘Toe dan,’ spoort Amy me aan. ‘Het is de moeite van het proberen waard, toch?’ Ik kijk verlegen naar Eric. ‘Zou je het erg vinden als ik... aan je rook?’ ‘Absoluut niet! We kunnen het proberen.’ Hij gaat op het bed zitten en stopt de dvd. ‘Zal ik mijn armen optillen, of...’ ‘Eh... ja, doe maar...’ Eric steekt plechtig zijn armen in de lucht. Ik leun voorzichtig naar voren en snuffel aan zijn oksel. Ik ruik zeep, en aftershave, en een licht mannelijke geur, maar ik word niet overspoeld door herinneringen. Al zie ik wel allemaal beelden van George Clooney in Ocean’s Eleven. Misschien kan ik dat beter voor me houden.
‘Nou?’ Eric zit nog stram met zijn armen omhoog. Ik snuffel nog eens. ‘Nog niet,’ zeg ik. ‘Ik bedoel, niet zo sterk...’ ‘Snuif dan eens aan zijn kruis,’ zegt Amy. ‘Líéverd...’ zegt mam zwakjes. Tegen wil en dank kijk ik naar Erics kruis. Het kruis waarmee ik ben getrouwd. Het ziet er vrij royaal uit, maar je weet het natuurlijk nooit. Ik vraag me af... Nee. Daar gaat het nu niet om. ‘Wat jullie moeten doen, is eens stevig met elkaar vrijen,’ zegt Amy in de ongemakkelijke stilte, en ze laat haar kauwgom klappen. ‘Jullie moeten de penetrante geur van elkaars lichaams...’ ‘Amy!’ kapt mam haar af. ‘Schat! Zo kan hij wel weer!’ ‘Ik zeg het maar. Het is de remedie tegen geheugenverlies van moeder natuur zelf!’ ‘Dus.’ Eric laat zijn armen zakken. ‘Geen daverend succes.’ 73 ‘Nee.’ Misschien heeft Amy gelijk. Misschien moeten we met elkaar vrijen. Ik werp een blik op Eric... en ben ervan overtuigd dat hij hetzelfde denkt. ‘Het geeft niet. Het komt wel.’ Eric slaat glimlachend het trouwalbum dicht, maar ik zie dat hij ook teleurgesteld is.
‘Stel dat ik me nooit meer iets herinner?’ Ik kijk naar de anderen. ‘Stel dat al die herinneringen voorgoed verloren zijn en ik ze nooit meer terugkrijg? Helemaal nooit?’ Ik kijk van het ene bezorgde gezicht naar het andere en voel me plotseling machteloos en kwetsbaar. Het is als die keer toen mijn pc was gecrasht en ik al mijn e-mail kwijt was, maar dan een miljoen keer erger. Die techneut bleef maar zeggen dat ik een back-up had moeten maken, maar hoe maak je een back-up van je eigen brein? Die middag ga ik naar een neuropsycholoog, een vriendelijke man in spijkerbroek die Neil heet, en ik ga met hem aan een tafel zitten om testjes te doen. En ik moet zeggen dat ik best goed ben! Ik herinner me vijftig woorden van een lijst; ik vertel een kort verhaal na; ik teken iets uit mijn hoofd na. ‘Je functioneert bijzonder goed, Lexi,’ zegt Neil nadat hij het laatste vakje heeft aangekruist. ‘Je hebt je motorische vaardigheden nog, je kortetermijngeheugen is prima, je hebt geen ernstige cognitieve problemen... maar je lijdt aan ernstige focale retrograde amnesie. Dat is heel ongebruikelijk, wist je dat?’ ‘Maar hoe kán dat?’ ‘Nou, het komt door de manier waarop je hoofd is geraakt.’ Hij leunt gretig naar voren, tekent een omtrek van een hoofd op zijn schrijfblok en begint hersenen in te vullen. ‘Je hebt wat wij acceleratie-decelaratieletsel noemen opgelopen. Toen je tegen de voorruit sloeg, werd je brein door je schedel geslingerd, en een klein stukje is, laten we zeggen, fijngeknepen. Het zou kunnen dat de opslag van je herinneringen is beschadigd... maar het kan ook dat je schade
hebt opgelopen aan je neurale pad, je vermógen herinneringen op te halen. De opslagplaats is nog intact, zou je kunnen zeggen, maar je kunt er niet meer bij komen.’ 74 Zijn ogen stralen alsof het allemaal fantastisch is en ik dolenthousiast zou moeten zijn. ‘Kunnen jullie me geen elektrische schokken geven?’ zeg ik gefrustreerd. ‘Of me een klap op mijn kop geven of zoiets?’ ‘Jammer genoeg niet.’ Hij lijkt het grappig te vinden. ‘In tegenstelling tot het volksgeloof kun je iemand met geheugenverlies niet met een klap op zijn hoofd genezen. Probeer dat dus niet thuis.’ Hij schuift zijn stoel naar achteren. ‘Ik zal je naar je kamer brengen.’ Als we daar aankomen, zitten mam en Amy nog steeds naar de dvd te kijken, en Eric is aan het bellen. Hij sluit het gesprek meteen af en klapt zijn mobieltje dicht. ‘Hoe ging het?’ ‘Wat heb je je herinnerd, schat?’ vraagt mam. ‘Niks,’ beken ik. ‘Als Lexi eenmaal weer in haar eigen omgeving is, komen haar herinneringen waarschijnlijk vanzelf terug,’ zegt Neil geruststellend. ‘Al zou het een tijdje kunnen duren.’ ‘Juist.’ Eric knikt ernstig. ‘En nu?’ ‘T ja.’ Neil bladert in mijn dossier. ‘Je bent fysiek goed in vorm, Lexi.
Ik denk dat je morgen naar huis mag. Ik maak een afspraak met je op de poli voor over een maand. Tot die tijd is je huis de beste plaats voor jou.’ Hij glimlacht. ‘Daar wil je zelf vast ook graag naartoe.’ ‘Ja!’ zeg ik na een korte stilte. ‘T huis. Super.’ Terwijl ik het zeg, besef ik al dat ik niet weet wat ik met ‘thuis’ bedoel. T huis, dat was mijn flatje in Balham. En dat is weg. ‘Mag ik je adres?’ Hij pakt een pen. ‘Voor mijn aantekeningen.’ ‘Ik... ik weet het niet.’ ‘Ik schrijf het wel op,’ zegt Eric gedienstig, en hij neemt de pen van Neil over. Dit is gestoord. Ik weet niet waar ik woon. Ik lijk wel een warrig oud besje. ‘Nou, veel succes, Lexi.’ Neil kijkt naar Eric en mam. ‘U kunt Lexi helpen door haar zoveel mogelijk over haar leven te vertellen. Schrijf dingen voor haar op. Ga met haar naar plekken waar ze eerder is geweest. Als er problemen zijn, belt u maar.’ De deur sluit zich achter Neil en dan is het stil, op het geroeze75 moes van de tv na. Mam en Eric kijken elkaar veelbetekenend aan. Als ik er complottheorieën op nahield, zou ik zeggen dat ze een plan beramen. ‘Wat is er?’
‘Lieverd, je moeder en ik hebben besproken hoe we...’ – Eric aarzelt – ‘...je ontslag zullen aanpakken.’ Mijn ontslag aanpakken. Hij zegt het alsof ik een gevaarlijke, psychotische gevangene ben. ‘We zitten in een vreemde situatie,’ vervolgt hij. ‘Ik zou het natuurlijk heerlijk vinden als jij naar huis wilde komen, je leven weer oppakken, maar ik heb er begrip voor als je dat niet prettig vindt. Tenslotte... ken je me niet.’ ‘Nou, nee.’ Ik bijt op mijn onderlip. ‘Dat is zo.’ ‘Ik heb tegen Eric gezegd dat je best een poosje bij mij mag komen logeren,’ neemt mam het van hem over. ‘Het is natuurlijk wel een beetje lastig, en je zult je kamer moeten delen met Jake en Florian, maar het zijn lieve honden...’ ‘Die kamer stinkt,’ zegt Amy. ‘Het stinkt er niet, Amy,’ zegt mam gepikeerd. ‘Die aannemer zei dat het gewoon een kwestie was van... een soort schimmel of zo.’ Ze maakt een vaag handgebaar. ‘Houtrot,’ zegt Amy, die strak naar de tv blijft kijken. ‘En het stinkt wel.’ Mam knippert geërgerd met haar ogen. Intussen is Eric met een bezorgd gezicht naar me toe gelopen. ‘Lexi, denk alsjeblieft niet dat ik beledigd zou zijn. Ik begrijp hoe
zwaar dit voor je is. Ik ben een vreemde voor je, godbetert.’ Hij spreidt zijn armen. ‘Waarom zou je in vredesnaam met mij mee naar huis willen gaan?’ Ik weet dat ik nu iets moet zeggen, maar ik word plotseling afgeleid door het tv-scherm. Ik zie Eric en mij in een speedboot. God mag weten waar we zijn, maar de zon schijnt en de zee is blauw. We hebben allebei een zonnebril op en Eric glimlacht naar me terwijl hij de boot bestuurt en we zien er ongelooflijk glamoureus uit, alsof we in een James Bondfilm spelen. Ik raak helemaal in de ban. Ik wil dit leven, gaat het door me heen. 76 Het komt me toe. Ik heb het verdiend. Dit laat ik me niet door de vingers glippen. ‘Het laatste wat ik wil, is jouw herstel in de weg zitten,’ praat Eric door. ‘Wat je ook wilt, ik heb er alle begrip voor.’ ‘Juist, ja.’ Ik neem een slokje water om tijd te rekken. ‘Ik, eh... ik denk er even over na.’ Oké. Laat ik al mijn mogelijkheden goed op een rijtje zetten: 1. Een stinkende kamer in Kent die ik met twee whippets moet delen. 2. Een vorstelijke loft in Kensington met Eric, mijn aantrekkelijke man die een speedboot kan besturen. ‘Weet je, Eric?’ zeg ik langzaam, ‘ik vind dat ik beter bij jou kan komen wonen.’ ‘Meen je dat?’ Zijn gezicht klaart op, maar ik zie dat hij er ook van
schrikt. ‘Je bent mijn man,’ zeg ik. ‘Ik hoor bij jou te zijn.’ ‘Maar je herinnert je me niet,’ zegt hij weifelend. ‘Je kent me niet.’ ‘Dan leer ik je opnieuw kennen!’ zeg ik met stijgend enthousiasme. ‘Ik heb toch de grootste kans om me iets van mijn leven te herinneren als ik het weer ga léven? Je kunt me over jezelf vertellen, en over mij, en over ons huwelijk... Ik leer het allemaal opnieuw! En die neuroloog heeft zelf gezegd dat het zou helpen als ik weer in mijn vertrouwde omgeving was. Dan kan ik weer bij mijn pakhuis komen of zo.’ Ik word steeds zekerder van mijn zaak. Dan weet ik maar niets van mijn man en mijn leven, waar het om gaat is dat ik getrouwd ben met een aantrekkelijke multimiljonair die van me houdt, een immens penthouse heeft en grijsbruine rozen voor me heeft gekocht. Dat ga ik niet allemaal weggooien vanwege zo’n kleinigheid als dat ik niets meer van hem weet. We moeten allemaal op de een of andere manier aan ons huwelijk werken. Ik zal gewoon aan het ‘herinner je je man’-aspect moeten werken. ‘Eric, ik wil echt graag met jou mee naar huis,’ zeg ik zo oprecht als ik kan. ‘Ik weet zeker dat we een fantastisch, liefdevol huwelijk hebben. We komen er wel uit.’ 77
‘Het zou heerlijk zijn om je weer thuis te hebben,’ zegt Eric, die er nog steeds niet gerust op lijkt te zijn, ‘maar voel je alsjeblieft niet verplicht...’ ‘Ik doe het niet omdat ik me verplicht voel! Ik doe het omdat het... omdat het gewoon goed voelt.’ ‘Nou, ik vind het een uitstékend idee,’ zegt mam. ‘Dat is dan geregeld,’ zeg ik. ‘Je wilt natuurlijk niet...’ hakkelt Eric schutterig. ‘Ik bedoel... ik ga wel in de gastensuite.’ ‘Dat zou ik op prijs stellen,’ zeg ik. Ik probeer net zo formeel te klinken als hij. ‘Dank je, Eric.’ ‘T ja, als je het echt zeker weet...’ Zijn hele gezicht is opgeklaard. ‘Zullen we het dan maar meteen goed doen?’ Hij kijkt vragend naar mijn trouwring, die nog op het nachtkastje ligt, en ik volg zijn blik. ‘Ja, dat doen we!’ zeg ik enthousiast, en ik knik verwoed. Hij pakt de ring en ik steek schuchter mijn linkerhand uit. Ik kijk gefascineerd hoe Eric de ringen om mijn vinger schuift, eerst de trouwring en vervolgens de kolossale diamant. In de stilte die valt, kijk ik naar mijn beringde hand. Wauw, die diamant is echt enorm. ‘Voel je je op je gemak, Lexi?’ vraagt Eric. ‘Voelt dat goed?’ ‘Het voelt... fantastisch! Echt waar. Precies goed.’
Een grote grijns trekt over mijn gezicht terwijl ik met mijn hand draai. Iemand zou nu met confetti moeten gooien of ‘Daar komt de bruid’ zingen. Eergisteren heeft Duffe Dave me in een afgetrapte tent laten zitten en nu... nu ben ik getrouwd! 78 7 Het moet mijn karma zijn. Ik moet in een vorig leven verbijsterend nobel zijn geweest. Ik moet kinderen uit een brandend gebouw hebben gered, of mijn leven hebben opgeofferd om de melaatsen te helpen, of het wiel hebben uitgevonden of zoiets. Ik kan geen andere verklaring bedenken voor het feit dat ik in een droomleven terecht ben gekomen. Ik zoef over het Embankment met mijn knappe man, in zijn Mer- cedes met open dak. Ik zeg wel dat we zoeven, maar eigenlijk rijden we nauwelijks harder dan dertig. Eric zegt heel attent dat hij begrijpt hoe moeilijk het voor me moet zijn om weer in een auto te zitten, en dat ik het gewoon moet zeggen als ik me getraumatiseerd voel, maar ik voel me eigenlijk prima. Ik herinner me niets van het ongeluk. Het is als een verhaal over iemand anders, zo een waarbij je beleefd je hoofd schuin houdt en ‘o, nee, wat verschrikkelijk’ zegt terwijl je eigenlijk maar half luistert. Ik blijf maar verwonderd naar mezelf kijken. Ik heb een driekwart spijkerbroek aan, twéé maten kleiner dan vroeger. En een topje van Miu Miu, een merk dat ik alleen uit tijdschriften kende. Eric had me een tas kleren gebracht om uit te kiezen en ze waren allemaal zo luxe en van zulke dure merken dat ik ze nauwelijks durfde aan te raken,
laat staan dragen. Op de achterbank liggen alle bloemen en cadeautjes uit het ziekenhuis, waaronder een gigantische mand met tropische vruchten van Deller Carpets. Er zat een brief bij van een zekere Clare, die schreef dat ze me de notulen van de laatste directievergadering zou sturen, zodat ik ze op mijn gemak kon lezen, en dat ze hoopte dat 79 ik was opgeknapt. En onderaan stond: Clare Abrahams, assistente van Lexi Smart. Assistente van Lexi Smart. Ik heb mijn eigen persoonlijke assistente. Ik zit in de directie. Ik! Mijn schrammen en blauwe plekken trekken goed weg en de plastic kram is uit mijn voorhoofd gehaald. Mijn net gewassen haar glanst en mijn tanden zijn zo perfect als die van een filmster. Ik moet wel glimlachen naar elk spiegelend oppervlak dat ik zie. Of eigenlijk moet ik de hele tijd glimlachen, ongeacht waarnaar. Misschien ben ik in een vorig leven Jeanne d’Arc geweest en ben ik een gruwelijke marteldood gestorven. Of misschien was ik die vent uit Titanic. Ja. Ik ben in de genadeloze, ijskoude zee bevroren zonder Kate Winslet ooit te krijgen, en dit is mijn beloning. Ik bedoel, je krijgt niet zomaar een perfect leven voorgeschoteld. Dat kan gewoon niet. ‘Alles goed, schat?’ Eric legt even zijn hand op de mijne. Zijn krullen zijn verward door de wind en de zon ketst af op zijn dure zonnebril. Hij ziet eruit als iemand die de pr-mensen van Mercedes gráág in hun auto’s zouden zien rijden. ‘Ja, hoor!’ zeg ik stralend terug. ‘Prima!’
Ik ben Assepoester. Nee, nog beter, want die kreeg toch alleen maar de prins? Ik ben Assepoester met ook nog eens een fantastisch gebit en een topbaan. Eric slaat linksaf. ‘Zo, we zijn er...’ Hij rijdt door een poort met zuilen langs een portier in een glazen hokje naar een parkeerplaats en stopt. ‘Kom, dan kun je je huis zien.’ Ken je dat? Dat de een of andere hype uiteindelijk een grote teleurstelling is? Je spaart bijvoorbeeld een hele tijd om naar een duur restaurant te gaan, en dan zijn de obers verwaand, de tafel is te klein en het ijsdessert lijkt van een rijdende kraam te komen. Nou, mijn nieuwe huis is daar zo ongeveer het tegendeel van. Het is juist veel béter dan ik had verwacht. Ik loop vol ontzag rond. Het is immens. Het is licht. Het heeft uitzicht op de rivier. Er staat een reusachtige, crèmekleurige, L-vormige bank en er is een supercoole cocktailbar met een granieten blad. De badkamer is helemaal met marmer betegeld en groot genoeg voor een mannetje of vijf. 80 ‘Herinner je je er nog iets van?’ Eric kijkt me gespannen aan. ‘Schiet je iets te binnen?’ ‘Nee, maar het is echt verbijsterend!’ Wat zullen we hier een gave feesten hebben gegeven. Ik zie al voor me hoe Fi, Carolyn en Debs aan de cocktailbar tequilashooters zitten te drinken terwijl de muziek uit de boxen schalt. Ik blijf bij de bank staan en strijk met mijn hand over de zachte stof. Die bank is zo smetteloos en in model dat ik er vast nooit op zal durven zitten. Misschien moet ik er maar boven blijven zweven. Dat zal mijn bilspieren goed doen. Ik kijk naar Eric. ‘Wat een schitterende bank!
Die moet een lieve duit hebben gekost.’ Eric knikt. ‘T ienduizend pond.’ Shit. Ik trek mijn hand terug. Hoe kan een bank nou zo duur zijn? Waar is hij mee opgevuld, kaviaar soms? Ik deins achteruit. Goddank heb ik er niet op gezeten. Memo aan mezelf: nooit rode wijn drinken, pizza eten of zelfs maar in de buurt komen van de crèmekleurige bank van tienduizend pond. ‘Ik vind dat echt een prachtige, eh... lamp.’ Ik wijs naar een vrijstaand, gedraaid stuk metaal. ‘Dat is een radiator,’ zegt Eric glimlachend. ‘O, op zo’n manier,’ zeg ik verbouwereerd. ‘Ik dacht dat dát de radiator was.’ Ik wijs naar een ouderwetse, zwartgemoffelde radiator die halverwege de andere muur hangt. ‘Nee, dat is kunst,’ wijst Eric me terecht. ‘Van Hector James-John. Desintegratie valt.’ Ik loop erheen, hou mijn hoofd schuin en kijk samen met Eric omhoog. Ik hoop dat mijn gezicht intelligentie en liefde voor de kunst uitstraalt. Desintegratie valt. Zwarte radiator. Nee, sorry, geen idee. ‘Het is erg... structureel,’ probeer ik na een tijdje. ‘We hebben ermee geboft,’ zegt Eric met een knikje naar het kunstwerk. ‘We investeren ongeveer elke acht maanden in een non-
figuratief kunstwerk. Plaats genoeg in de loft, en het is net zo goed een kwestie van onze portefeuille.’ Hij haalt zijn schouders op alsof het vanzelf spreekt. 81 ‘Natuurlijk!’ Ik knik. ‘Ik zou denken dat het aspect van de portefeuille... absoluut...’ Ik schraap mijn keel en wend me af. Kop dicht, Lexi. Je weet geen reet van moderne kunst, portefeuilles of hoe het eigenlijk is om rijk te zijn en dat laat je maar al te goed merken. Ik keer de radiatorkunst de rug toe en zie een enorm scherm dat bijna een hele wand beslaat. Aan de andere kant van de kamer, bij de eettafel, hangt er nog een, en ik heb er ook een in de slaapkamer gezien. Eric is kennelijk dol op tv-kijken. Eric volgt mijn blik. ‘Wat wil je zien? Wat dacht je hiervan?’ Hij pakt een afstandsbediening en richt hem op het scherm. Opeens zie ik een enorm, knetterend haardvuur. ‘Wauw!’ zeg ik verbluft. ‘Of dit?’ Het beeld verandert en nu zie ik felgekleurde tropische vissen door waaierend zeewier zwemmen. ‘Dit is het nieuwste op het gebied van de home entertainment technologie,’ zegt hij trots. ‘Het is kunst, het is vermaak en het is communicatie. Je kunt ermee e-mailen, je kunt muziek beluisteren, boeken lezen... Ik heb duizend literaire werken in het systeem opgeslagen. Je kunt zelfs een virtueel huisdier houden.’ ‘Een huisdier?’ Ik staar nog steeds verbijsterd naar het scherm.
‘We hebben er allebei eentje,’ zegt Eric glimlachend. ‘Dit is de mijne, T itan.’ Hij drukt een toets op de afstandsbediening in en er verschijnt een kolossale, gestreepte spin op het scherm die in een terrarium rondschuifelt. ‘O, mijn gód!’ Ik spring achteruit. Het maakt me misselijk. Ik ben nooit zo goed met spinnen geweest, en deze is een meter of drie hoog. Je kunt de haren op zijn weerzinwekkende poten tellen. Je kunt zelfs zijn gezícht zien. ‘Kun je dat misschien... uitzetten?’ ‘Wat is er?’ Eric kijkt me verbaasd aan. ‘Ik heb je T itan laten zien toen je hier voor het eerst kwam en toen vond je hem een schatje.’ Super. Het was ons eerste afspraakje, ik zei uit beleefdheid dat ik die spin leuk vond... en nu zit ik eraan vast. ‘Weet je?’ zeg ik terwijl ik mijn blik krampachtig van T itan afgewend hou, ‘misschien heb ik een spinnenfobie gekregen door de 82 klap.’ Ik probeer het te zeggen alsof ik er alles van weet, alsof ik het van een arts heb gehoord of zo. ‘Wie weet.’ Eric kijkt peinzend, alsof hij mijn verhaal wil doorprikken. Wat hij heel goed zou kunnen doen. ‘Heb ik ook een dier?’ vraag ik snel om hem af te leiden. ‘Wat is het?’ ‘Kijk maar.’ Hij richt de afstandsbediening op het scherm. ‘Dit is Arthur.’ Er verschijnt een pluizig wit, jong poesje op het scherm en ik slaak een kreet van verrukking.
‘Wat een dótje!’ Het katje speelt met een kluwen wol, slaat ertegen en valt om. ‘Wordt hij groot?’ ‘Nee.’ Eric glimlacht. ‘Hij blijft altijd klein. Je hele leven, als je wilt. Ze kunnen honderdduizend jaar mee.’ ‘Goh,’ zeg ik na een korte stilte. Dit is bizar. Een virtueel jong katje van honderdduizend jaar. Erics mobieltje piept. Hij klapt het open en laat het tropische aquarium weer op het scherm verschijnen. ‘Lieverd, mijn chauffeur is er. Ik moet even naar kantoor, zoals ik al zei, maar Rosalie komt je zo gezelschap houden. Als er iets is, bel je maar, of je kunt me mailen via het systeem.’ Hij geeft me een rechthoekig gevalletje met een scherm. ‘Hier is je afstandsbediening. Je kunt er de verwarming mee bedienen, de ventilatie, de verlichting, de deuren, de zonwering... Alles hier is intelligent. Je zou het niet nodig moeten hebben, want alles is ingesteld.’ ‘Hebben we een heel húís op afstandsbediening?’ Ik schiet bijna in de lach. ‘Dat hoort allemaal bij het loftleven!’ Hij maakt weer dat gebaar met evenwijdige handen. Ik knik en span me in om niet te laten merken hoe overdonderd ik ben. Ik kijk hoe hij zich in zijn jas hijst. ‘En... hoe past Rosalie in het plaatje?’ ‘Ze is de vrouw van Clive, mijn compagnon. Jullie kunnen het uitstekend met elkaar vinden.’
‘Zit ze in het groepje van de andere meiden van kantoor?’ vraag ik. ‘Bij Fi en Carolyn? Gaan we met z’n allen stappen?’ ‘Wie?’ Eric kijkt me wezenloos aan. Misschien is hij zo’n man die het sociale leven van zijn vrouw niet bijhoudt. 83 ‘Laat maar,’ zeg ik snel. ‘Ik kom er wel achter.’ ‘Gianna komt ook nog. Onze huishoudster. Ze kan je met alles helpen.’ Hij loopt naar me toe, aarzelt even en pakt mijn hand. Zijn huid is glad en onberispelijk, zelfs van dichtbij, en ik vang een vleugje van een zalige aftershave met sandelhoutgeur op. ‘Dank je wel, Eric.’ Ik leg mijn hand op de zijne en geef er een kneepje in. ‘Ik waardeer het echt.’ ‘Welkom thuis, schat,’ zegt hij een beetje bars. Dan maakt hij zijn hand los en beent naar de deur, die even later achter hem in het slot valt. Ik ben alleen. Alleen in mijn echtelijke woning. Ik neem de immense ruimte nog eens in me op en kijk naar de kubusvormige perspex salontafel, de leren chaise longue, de kunstboeken... en dan besef ik dat ik weinig sporen van mezélf kan ontdekken. Nergens aardewerk in vrolijke kleuren, kerstverlichting of stapels pockets. Nou ja. Eric en ik wilden waarschijnlijk opnieuw beginnen, samen dingen uitzoeken. En waarschijnlijk hebben we ladingen ongelooflijke huwelijkscadeaus gekregen. Die blauwglazen vazen op de schoorsteenmantel zien eruit alsof ze een fortuin hebben gekost. Ik drentel naar de grote ramen en tuur naar de straat beneden. Er is geen sprake van geluid of tocht of
zo. Ik zie in de diepte een man die een pakket naar een taxi draagt en een vrouw die worstelt met een aangelijnde hond. Dan pak ik mijn mobieltje en schrijf een sms’je aan Fi. Ik moet dit gewoon allemaal met haar bespreken. Ik vraag of ze bij me langs komt, dan nestelen we ons op de bank en kan ze me alles over mijn leven vertellen, te beginnen met Eric. Ik druk de toetsen in, onwillekeurig glimlachend, zo verheug ik me erop. Hoi! Weer thuis – bel me!!! Moet je zien!! L xxx Ik stuur dezelfde sms naar Carolyn en Debs. Dan berg ik mijn mobieltje op en dans over het glanzende parket. Ik heb me onverschillig gehouden zolang Eric erbij was, maar nu ik alleen ben, voel ik me uitgelaten. Ik had nooit gedacht dat ik nog eens zo zou wonen, echt nooit. Plotseling borrelt er een lach naar mijn lippen. Ik bedoel, het is echt waanzinnig. Ik. In dit huis! Ik dans even door en begin dan te tollen, met mijn armen wijd, 84 lachend als een idioot. Ik, Lexi Smart, woon hier in dit supermoderne paleis met afstandsbediening! Sorry. Lexi Gardiner. Bij die gedachte krijg ik helemaal de giechels. Ik wist mijn náám niet eens toen ik bijkwam. Stel dat het Kontenbil was geweest? Wat had ik dan gezegd? ‘Sorry, Eric, je lijkt me een schat, maar ik zal echt nooit...’ Rinkeldeking. Ik word uit mijn gedachten opgeschrikt door het geluid van brekend glas. Ik hou geschrokken op met draaien. Op de een of andere manier heeft mijn hand een glazen luipaard geraakt die in een vitrine door de lucht sprong. Nu ligt hij in twee stukken op de vloer.
Ik heb een siervoorwerp van onschatbare waarde kapotgemaakt, terwijl ik hier pas een minuut of drie ben. Shit. Ik buk me en raak voorzichtig het grootste stuk aan, de achterkant. Het breukvlak heeft gemeen scherpe uitsteeksels en er liggen wat glassplinters op de vloer. Dit is met geen mogelijkheid te repareren. Ik krijg het er benauwd van. Wat moet ik doen? Stel dat dat ding tienduizend pond heeft gekost, net als de bank? Stel dat het een familie-erfstuk van Eric was? Wat bezielde me om zo rond te tollen? Ik raap behoedzaam de stukken op, een voor een. Ik moet eerst de glassplinters bij elkaar vegen en dan... Ik schrik van een elektronische piep en kijk met een ruk op. Het enorme scherm tegenover me is knalblauw geworden en er staat in groene hoofdletters een bericht op. HA LEXI – HOE IST IE? Shit! Hij kan me zien. Hij houdt me in de gaten. Het is Big Brother! Ik spring ontzet overeind en schuif de twee brokken glas onder een kussen van de bank. ‘Hoi,’ zeg ik met bonzend hart tegen het blauwe scherm. ‘Ik heb het niet met opzet gedaan, het was een ongelukje...’ Het blijft stil. Het scherm beweegt niet en er komt geen enkele andere reactie.
85 ‘Eric?’ probeer ik het nog eens. Geen antwoord. Oké... Misschien kan hij me toch niet zien. Hij zit zeker in de auto te sms’en. Ik loop schichtig naar het scherm en zie dan een toetsenbord en een piepkleine, zilverkleurige muis naast het scherm, discreet weggestopt. Ik klik op ‘beantwoorden’ en typ langzaam: goed dank je! Daar zou ik het bij kunnen laten. Ik zou een manier kunnen verzinnen om die luipaard te lijmen... of te vervangen... Nee. Kom op. Ik kan mijn gloednieuwe huwelijk niet beginnen met geheimen voor mijn man. Ik moet dapper zijn en alles opbiechten. Heb per ongeluk glazen luipaard laten vallen, typ ik. Spijt me echt. Hopelijk niet onvervangbaar? Ik klik op ‘verzenden’ en wacht ijsberend het antwoord af, mezelf keer op keer op het hart drukkend dat ik niet bang hoef te zijn. Ik bedoel, ik weet toch niet zeker dat het een siervoorwerp van onschatbare waarde is? Misschien hebben we het met een tombola gewonnen. Misschien is het mijn luipaard en heeft Eric er altijd de pest aan gehad. Hoe kan ik dat nou weten? Hoe kan ik ook maar iets weten? Ik zak op een stoel, plotseling overweldigd door hoe weinig ik maar van mijn eigen leven weet. Als ik had geweten dat ik geheugenverlies zou krijgen, had ik in elk geval een brief aan mezelf geschreven. Met wat tips. Voorzichtig met de glazen luipaard, is onbe- taalbaar. PS: je
bent gek op spinnen. Het scherm piept. Ik hou mijn adem in en kijk op. NAT UURLIJK NIET ONVERVANGBAAR! GEEFT NIET S. Ik slaak een zucht van verlichting. Het is niet erg. Bedankt! typ ik glimlachend. Beloof de rest heel te laten! Ik vind het ongelooflijk dat ik zo hysterisch heb gereageerd. Ongelooflijk dat ik de brokstukken onder een kussen heb verstopt. Hoe oud ben ik, vijf of zo? Dit is mijn eigen huis. Ik ben een getrouwde vrouw en daar moet ik me eens naar gaan gedragen. Nog steeds innerlijk stralend til ik het kussen op om de stukken te pakken... en verstijf. Shit. 86 Dat rotglas heeft scheuren in die stomme crèmekleurige bank gemaakt. Het moet zijn blijven haken toen ik de stukken verstopte. De fluwelige stof zit vol halen en gaten. De bank van tienduizend pond. Ik kijk in een reflex naar het scherm en wend mijn blik dan snel af, overmand door angst. Ik kan Eric niet vertellen dat ik de bank ook heb geruïneerd. Dat kán ik niet. Oké. Wat ik doe, is... Ik vertel het hem vandaag nog niet. Ik wacht een gunstig moment af. Ik leg geagiteerd een paar losse kussens op de scheur. Zo. Als nieuw. Geen mens tilt toch kussens op?
Ik raap de brokken luipaard bij elkaar en ga naar de keuken, waar het een en al glanzende grijs laqué kastjes en rubbervloer is. Ik zoek een rol keukenpapier, wikkel de luipaard erin, ontdek de afvalbak achter een gestroomlijnde kastdeur en gooi hem erin. Oké. Afgelopen. Ik ga niet nog meer dingen vernielen. Er klinkt een zoemer door de loft en ik kijk blij op. Dat moet Rosalie zijn, mijn nieuwe beste vriendin. Ik popel om haar te ontmoeten. Rosalie is in het echt nog dunner dan ze op de trouw-dvd leek. Ze draagt een zwarte capribroek, een roze Vhalstrui van kasjmier en een enorme Chanel-zonnebril in haar haar. Als ik de deur opendoe, slaakt ze een gilletje en laat haar geschenktasje van Jo Malone vallen. ‘O, mijn god, Lexi. Je arme gezicht!’ ‘Niets aan de hand,’ zeg ik geruststellend. ‘Echt, je had me een weekje geleden moeten zien. Toen had ik een plastic kram in mijn hoofd.’ ‘Arm kind. Wat een náchtmerrie.’ Ze raapt het tasje op zoent me op beide wangen. ‘Ik had wel eerder willen komen, maar je wéét hoe lang ik op dat plekje in het kuuroord had gewacht.’ ‘Kom binnen.’ Ik gebaar naar de keuken. ‘Heb je zin in koffie?’ ‘Lieverd...’ – ze kijkt me verwonderd aan – ‘...ik drink geen koffie. Dokter André heeft het me verboden, weet je nog?’ ‘O ja.’ Ik zwijg even. ‘Maar, eh... ik weet het niet meer. Ik heb geheugenverlies.’ 87 Rosalie gaapt me beleefd wezenloos aan. Weet ze het dan niet?
Heeft ze het niet van Eric gehoord? ‘Ik weet niets meer van de afgelopen drie jaar,’ probeer ik nog eens. ‘Ik heb mijn hoofd gestoten en het is allemaal uit mijn geheugen gewist.’ ‘O, mijn god.’ Rosalie slaat een hand voor haar mond. ‘Eric had het wel telkens over geheugenverlies en dat je me niet zou herkennen, maar ik dacht dat het een grapje was!’ Haar ontdane gezicht maakt me bijna aan het lachen. ‘Nee, het was geen grapje. Voor mij ben je een... een vreemde.’ ‘Ik? Een vreemde?’ Ze klinkt gekwetst. ‘Eric was ook een vreemde, hoor,’ zeg ik er haastig bij. ‘Toen ik bijkwam, wist ik niet wie hij was. Nog steeds niet, eigenlijk.’ In de stilte die valt, zie ik hoe Rosalie de informatie verwerkt. Haar ogen worden groot, haar wangen bollen op en ze bijt op haar onderlip. ‘O, mijn god,’ zegt ze ten slotte. ‘Een náchtmerrie.’ ‘Ik ken het hier niet,’ zeg ik om me heen gebarend. ‘Ik ken mijn eigen huis niet. Ik weet niet hoe mijn leven eruitziet. Als je me zou kunnen helpen... een paar dingen vertellen...’ ‘Absoluut! Laten we gaan zitten...’ Ze gaat me voor de keuken in, zet de Jo Malone-tas met een plof op het werkblad en gaat aan de trendy metalen ontbijttafel zitten. Ik volg haar voorbeeld en vraag me af of ik die tafel heb uitgekozen, of Eric, of wij samen. Als ik opkijk, zie ik dat Rosalie me zit aan te staren. Ze glimlacht snel, maar ik zie dat ze
zich geen raad weet. ‘Ja,’ zeg ik, ‘het is een bizarre toestand.’ ‘Is het blijvend?’ ‘Mijn geheugen zou terug kunnen komen, maar niemand weet wanneer, of in welke mate.’ ‘Maar verder gaat het goed?’ ‘Ja, alleen mijn ene hand is een beetje stram.’ Ik laat haar mijn linkerhand zien. ‘Ik moet fysiotherapie doen.’ Ik strek mijn hand zoals de fysiotherapeut me heeft geleerd en Rosalie kijkt griezelend toe. ‘Een náchtmerrie,’ verzucht ze. 88 ‘Maar het echte probleem is dat ik niets meer weet van mijn leven sinds 2004. Het is een groot zwart gat. De artsen hebben gezegd dat ik met mijn vrienden moet praten om me een beeld te vormen, misschien komen er dan herinneringen boven.’ ‘Maar natúúrlijk,’ zegt Rosalie knikkend. ‘Ik zal je bijpraten. Wat wil je weten?’ Ze leunt verwachtingsvol naar voren. ‘Nou...’ Ik denk even na. ‘Hoe kennen wij elkaar?’ ‘We hebben elkaar ongeveer tweeënhalf jaar geleden leren kennen.’ Rosalie knikt gedecideerd. ‘Ik was op een borrel, en Eric zei:
“ Dit is Lexi.” En ik zei: “ Hallo!”, en toen kenden we elkaar!’ Ze kijkt me stralend aan. ‘Aha.’ Ik haal verontschuldigend mijn schouders op. ‘Ik weet er niets meer van.’ ‘We waren bij T rudy Swinson thuis, je weet wel, ze was eerst stewardess, maar toen leerde ze Adrian kennen tijdens een vlucht naar New York, en iedereen zegt dat ze haar klauwen in hem sloeg zodra ze zijn zwarte American Express-card zag...’ Haar stem sterft weg, alsof de omvang van het probleem nu pas tot haar doordringt. ‘Dus je herinnert je de roddels ook niet?’ ‘Eh... nee.’ ‘O, mijn god.’ Ze zucht. ‘Ik moet je zoveel vertellen, waar zal ik beginnen? Oké, ik ben er dus.’ Ze pakt een pen uit haar tas en begint te schrijven. ‘En mijn man, Clive, en zijn gemene trut van een ex, Davina. Wacht maar tot ik je over haar vertel. En dan zijn Jenna en Petey er nog...’ ‘Zien we mijn oude vriendinnen nog wel eens?’ onderbreek ik haar. ‘Fi en Carolyn, bijvoorbeeld? En Debs? Ken je die?’ ‘Carolyn... Carolyn...’ Rosalie tikt met haar pen tegen haar tanden en denkt diep na. ‘Is dat die snoezige Française van de sportschool?’ ‘Nee, Carolyn is een vriendin van mijn werk. En Fi ook. Ik zal het toch wel over ze hebben gehad? Ik ben al een eeuwigheid vriendinnen met Fi... We gaan elke vrijdagavond uit...’ Rosalie kijkt me niet-begrijpend aan. ‘Lieverd, eerlijk gezegd heb ik
die namen nog nooit gehoord. Voor zover ik weet, ga je privé niet met je collega’s om.’ 89 ‘Hè?’ Ik gaap haar aan. ‘Maar... dat is ons ding! We gaan uit, we tutten ons op, we drinken cocktails...’ Rosalie schiet in de lach. ‘Lexi, ik heb je zelfs nog nooit met een cocktail gezíén. Eric en jij vinden wijn zó belangrijk...’ Wijn? Dat kan niet kloppen. Het enige wat ik van wijn weet, is dat het uit de supermarkt komt. ‘Wat kijk je verbaasd,’ zegt Rosalie bezorgd. ‘Ik bestook je met te veel informatie tegelijk. Laat die roddels maar zitten.’ Ze schuift haar vel papier opzij. Ik zie dat ze een namenlijst heeft opgesteld met achter elke naam ‘trut’ of ‘schat’. ‘Wat wil je doen?’ ‘Misschien kunnen we gewoon doen wat we altijd samen doen?’ ‘Absoluut!’ Rosalie denkt even na en dan klaart haar gezicht op. ‘Laten we naar de sportschool gaan.’ ‘De sportschool,’ herhaal ik. Ik probeer enthousiasme op te brengen. ‘Natuurlijk. Eh... ga ik vaak naar de sportschool?’ ‘Lieverd, je bent eraan verslaafd! Je staat om de dag om zes uur op om een uur hard te lopen.’ Zes uur ’s ochtends? Hardlopen?
Ik loop nooit hard. Het doet pijn en je tieten dansen alle kanten op. Ik heb een keer voor de lol een mijl gerend met Fi en Carolyn, en toen ging ik bijna dood. Maar ik was tenminste beter dan Fi, die het na twee minuten opgaf en de rest gewoon wandelde, met een sigaret in haar mond, en toen ruzie kreeg met de organisatie en van alle toekomstige sponsorlopen voor kankeronderzoek werd uitgesloten. ‘Maar je hoeft niet bang te zijn, we kunnen vandaag iets rustgevends doen,’ zegt Rosalie geruststellend. ‘Een massage, of een relaxte stretchles. Pak je sporttas maar, dan gaan we!’ ‘Oké.’ Ik aarzel even. ‘Het is een beetje gênant, maar ik weet niet waar mijn kleren zijn. In de kasten op onze slaapkamer hangen allemaal pakken van Eric. Ik kan niets van mij vinden.’ Rosalie staat paf. ‘Weet je niet waar je kléren zijn?’ De tranen springen opeens in haar grote blauwe ogen en ze wuift zichzelf koelte toe. ‘Het spijt me,’ zegt ze met verstikte stem, ‘maar het begint me nu pas te dagen hoe afgrijselijk en beangstigend dit voor je moet zijn. Om je hele garderobe vergeten te zijn.’ Ze haalt diep 90 adem om zich te vermannen en geeft een kneepje in mijn hand. ‘Kom maar, schat, dan laat ik het je zien.’ Oké. Ik kon mijn kleren dus niet vinden omdat ze niet in een kast hangen, maar in een heel andere kamer, achter een verborgen deur die op een spiegel lijkt. En dat er een hele kamer voor nodig is, komt doordat het er zo godallemachtig véél zijn. Ik sta met knikkende knieën naar de rekken te staren. Ik heb nog nooit zoveel kleren bij elkaar gezien, behalve dan in een winkel. Fris
gesteven witte blouses, getailleerde zwarte broeken, pakjes in tinten beige en donkergrijs. Zijdeachtige avondkleding. Panty’s opgerold in een speciale la. Opgevouwen zijden slipjes met La Perla-merkjes erin. Ik kan niets ontdekken wat er niet gloednieuw en onberispelijk uitziet. Geen slobberende spijkerbroeken, geen uitgelubberde truien, geen knusse oude pyjama’s. Ik neem een rek jasjes door, die allemaal min of meer identiek zijn, op de knopen na. Ik vind het ongelooflijk dat ik zoveel geld aan kleren heb uitgegeven, en dat ze allemaal beigeachtig zijn. ‘Wat vind je?’ Rosalie kijkt me met twinkelende ogen aan. ‘Onvoorstelbaar!’ ‘Ann heeft er echt oog voor,’ zegt ze wijs knikkend. ‘Ann, je personal shopper.’ ‘Heb ik een personal shopper?’ ‘Alleen voor de basisstukken elk seizoen...’ Rosalie pakt een donkerblauwe jurk met spaghettibandjes en een smalle gerimpelde strook langs de zoom. ‘Kijk, die had je aan toen we elkaar voor het eerst zagen. Ik weet nog dat ik dacht: dus dát is het meisje op wie Eric zo verliefd is! Het was het gesprek van de avond. En Lexi, ik kan je wel vertellen dat er véél meisjes teleurgesteld waren toen jullie gingen trouwen...’ Ze reikt naar een lange zwarte avondjurk. ‘Deze had je aan op mijn detectiveavondje.’ Ze houdt de jurk voor mijn lichaam. ‘Met een bontstola en parels... weet je nog?’ ‘Niet echt.’
‘En die Catherine Walker dan? Die moet je toch nog kennen... Of je Roland Mouret...’ Rosalie trekt de ene jurk na de andere van het rek, maar ze komen me in de verste verte niet bekend voor. Dan 91 komt ze bij een kledinghoes, snakt naar adem en valt stil. ‘Je trouwjurk!’ Langzaam en eerbiedig ritst ze de hoes open en haalt de zijdeachtige witte hemdjurk tevoorschijn die ik van de dvd herken. ‘Komt het nu niet allemaal terug?’ Ik kijk naar de jurk en doe mijn uiterste best om mijn geheugen te dwingen terug te komen... maar er gebeurt niets. ‘O, mijn god.’ Rosalie slaat plotseling een hand voor haar mond. ‘Eric en jij zouden jullie huwelijksgeloftes opnieuw moeten afleggen! Ik organiseer het voor je! We kunnen een Japans thema nemen, je zou een kimono kunnen dragen...’ ‘Misschien!’ snij ik haar de pas af. ‘Dat komt wel. Ik, eh, ik zal erover nadenken.’ ‘Hm.’ Rosalie hangt teleurgesteld de jurk weer weg. Dan fleurt ze op. ‘Zullen we de schoenen bekijken? Je móét je je schoenen herinneren.’ Ze loopt naar de andere kant van de kamer en zwaait een kastdeur open. En ik kijk verbijsterd naar de inhoud. Ik heb nog nooit zoveel schoenen gezien. Allemaal in keurige rijen, de meeste met hoge hakken. Wat moet ik met hoge hakken? ‘Ongelooflijk.’ Ik kijk Rosalie aan. ‘Ik kan niet eens op hakken lopen. God mag weten waarom ik ze heb gekocht.’
‘Jawel, dat kun je best.’ Rosalie kijkt me verbaasd aan. ‘Natuurlijk kun je dat.’ ‘Nee.’ Ik schud mijn hoofd. ‘Ik heb nooit op hakken kunnen lopen. Ik struikel, ik verzwik mijn enkel, het is geen gezicht...’ ‘Liefje,’ zegt Rosalie, die grote ogen heeft opgezet, ‘jij wóónt in je pumps. Deze had je bij onze laatste lunch aan.’ Ze pakt een paar zwarte pumps met tien centimeter hoge stilettohakken. Het soort waar ik in de winkel niet eens naar kijk. De zolen zijn kaal. Het merk aan de binnenkant is weggesleten. Iemand heeft die schoenen gedragen. Ik? ‘T rek maar aan!’ zegt Rosalie. Ik trek mijn instappers uit en schuif mijn voeten behoedzaam in de schoenen met stilettohakken. Ik kukel bijna meteen om en moet me aan Rosalie vastklampen. 92 ‘Zie je nou? Ik verlies mijn evenwicht.’ ‘Lexi, je kunt er best op lopen,’ zegt Rosalie streng. ‘Ik heb het zelf gezien.’ ‘Nee.’ Ik wil de schoenen uitdoen, maar Rosalie pakt me bij de arm. ‘Nee! Niet opgeven, schat. Je hebt het in je, ik weet het zeker! Je moet het... ontsluiten!’
Ik probeer nog een stap te lopen, maar mijn enkel buigt als klei. ‘Het heeft geen zin.’ Ik zucht gefrustreerd. ‘Hier ben ik niet voor geschapen.’ ‘O, jawel! Volhouden! Zoek je zen!’ Rosalie klinkt alsof ze me voor de Olympische Spelen coacht. ‘Je kunt het, Lexi.’ Ik wankel naar de andere kant van de kamer en pak me vast aan het gordijn. ‘Dit krijg ik nooit onder de knie,’ zeg ik radeloos, ‘Natuurlijk wel. Je moet er gewoon niet bij nadenken. Richt je op iets anders. Ik weet het al! We zingen een liedje! Waarheen leidt de weg... Kom op, Lexi, zingen!’ Ik doe onwillig mee. Ik hoop echt dat Eric op dit moment geen bewakingscamera op ons gericht houdt. ‘En nu lopen!’ Rosalie geeft me een duwtje. ‘Hop!’ ‘...die wij moeten gaan...’ Ik probeer mijn aandacht bij het zingen te houden en doe een pas naar voren. Dan nog een. En nog een. O, mijn god, ik doe het echt, ik loop op hoge hakken! ‘Zie je wel?’ kraait Rosalie triomfantelijk. ‘Had ik het niet gezegd? Jij bent een hákkenvrouw.’ Ik ben aan de andere kant van de kamer, draai me zelfbewust om en loop terug, met een opgetogen grijns op mijn gezicht. Ik voel me net een model! ‘Ik kan het! Het is een eitje!’
‘Joepie!’ Rosalie heft haar hand en geeft me een high five. Ze trekt een la open, grist er wat sportkleren uit en propt ze in een bovenmaatse tas. ‘Kom op, we gaan.’ We rijden in Rosalies auto naar de sportschool. Het is een luxe uitgevoerde Range Rover, het kenteken begint met ROS, van Rosalie, en de achterbank ligt bezaaid met tassen van dure winkels. 93 ‘Wat doe jij eigenlijk?’ vraag ik als ze van de ene rijstrook naar de andere manoeuvreert. ‘Ik doe veel vrijwilligerswerk.’ Ze knikt ernstig. ‘Wauw.’ Ik schaam me een beetje, want ik had Rosalie niet ingeschat als iemand die veel vrijwilligerswerk doet, wat maar weer bewijst hoe bevooroordeeld ik ben. ‘Wat dan?’ ‘Ik organiseer vooral evenementen.’ ‘Voor een bepaald goed doel?’ ‘Nee, meestal voor vrienden. Je weet wel, als ze hulp kunnen gebruiken met de bloemen, of de geschenktasjes of zo...’ Rosalie glimlacht charmant naar een vrachtwagenchauffeur. ‘Laat me er alstublieft langs, meneertje trucker... Dank u wel!’ Ze voegt in en geeft hem een kushandje. ‘Ik doe ook dingetjes voor het bedrijf,’ vervolgt ze. ‘Eric is zo’n schatje, hij betrekt me altijd bij openingsfeesten, dat soort dingen. O, shit, werk aan de weg!’ Ze zwenkt opzij, begeleid door een kakofonie van boos getoeter, en zet de radio harder.
‘Dus je mag Eric wel?’ vraag ik als terloops, hoewel ik ernaar snak om te horen wat ze van hem vindt. ‘O, hij is de perfecte echtgenoot. Helemaal perfect.’ Ze stopt voor een zebra. ‘De mijne is een monster.’ ‘Echt waar?’ Ik gaap haar aan. ‘Maar denk erom, dat ben ik ook.’ Ze draait haar hoofd en kijkt me met bloedserieuze blauwe ogen aan. ‘We zijn zo grillig. Het is echt een haat-liefdeverhouding. We zijn er!’ Ze geeft gas, rijdt een parkeerterreintje op, stopt naast een Porsche en zet de motor af. ‘Wees maar niet bang,’ zegt ze terwijl ze me naar de dubbele glazen deur loodst. ‘Ik weet dat dit heel moeilijk voor je moet zijn, dus ik doe het woord wel... Hallóó!’ Ze loopt een chique receptie met bruinleren zitjes en een fontein met kiezelstenen in. ‘Hallo, dames…’ Het gezicht van de receptioniste wordt zorgelijk als ze mij ziet. ‘Lexi! Arme stakker! We hebben het gehoord van je ongeluk. Gaat het weer?’ ‘Ja, prima.’ Ik glimlach aarzelend. ‘Hartelijk bedankt voor de bloemen...’ ‘Die arme Lexi heeft geheugenverlies,’ zegt Rosalie gewichtig. 94 ‘Ze herinnert zich deze plek niet meer. Ze herinnert zich helemaal níéts meer.’ Ze kijkt om zich heen alsof ze een voorbeeld zoekt. ‘Ze herinnert zich die deur bijvoorbeeld niet meer, of... die plant...’ Ze wijst naar een grote varen.
‘Mijn hemel!’ ‘Ik weet het.’ Rosalie knikt plechtig. ‘Het is een náchtmerrie voor haar.’ Ze wendt zich tot mij. ‘Komen er al herinneringen boven, Lexi?’ ‘Eh... niet echt.’ Iedereen in de receptie staart me verbijsterd aan. Ik voel me net een gebochelde dwerg van Circus Geheugenverlies. ‘Kom op!’ Rosalie pakt me stevig bij de arm. ‘We gaan ons omkleden. Misschien komt het allemaal terug als je je sportkleren aanhebt.’ Ik heb nog nooit zulke vorstelijke kleedkamers gezien, een en al glad hout en douches met mozaïektegeltjes en zachte muziek uit de boxen. Ik trek me in een hokje terug en trek een legging aan. Dan het pakje. Het heeft een string, besef ik tot mijn afgrijzen. Daar zal mijn kont gigantisch in lijken. Ik kan dit niet aan, maar ik heb niets anders. Ik trek het pakje met tegenzin aan en schuifel met mijn handen voor mijn ogen het hokje uit. Dit zou echt weerzinwekkend kunnen worden. Ik tel tot vijf... en dwing mezelf tussen mijn vingers door te gluren. Eigenlijk... zie ik er nog niet zo beroerd uit. Ik laat mijn handen zakken en kijk naar mijn spiegelbeeld. Ik zie er helemaal lang en slank en... anders uit. Ik span mijn arm aan, om even te proberen, en er bolt een biceps op die ik nooit eerder heb gezien. Ik kijk er verbluft naar. ‘Ha!’ Rosalie, die een legging en een naveltopje aanheeft, dribbelt naar me toe. ‘Hierheen...’ Ze loodst me naar een grote, lichte oefenruimte waar al rijen goedverzorgde vrouwen op yogamatjes
zitten. ‘Sorry dat we zo laat zijn,’ zegt ze alsof het heel belangrijk is, en ze kijkt om zich heen, ‘maar Lexi heeft geheugenverlies. Ze weet helemaal níéts meer. Van níémand hier.’ Ik krijg het gevoel dat Rosalie hiervan smult. 95 ‘Hallo,’ zeg ik en ik wuif naar iedereen. ‘Lexi, ik heb het gehoord van je ongeluk.’ De docente komt met een meelevende glimlach op haar gezicht naar me toe. Ze is een slanke vrouw met kort, blond haar en een headset op. ‘Doe maar kalm aan vandaag. Je mag ook oefeningen overslaan. We beginnen op de mat...’ ‘Oké. Dank je.’ ‘We proberen haar geheugen weer op gang te krijgen,’ mengt Rosalie zich in het gesprek, ‘dus als iedereen normáál zou willen doen...’ De anderen heffen allemaal hun armen en ik ga nerveus op een mat zitten. Sport is nooit echt mijn sterkste punt geweest. Ik moet maar gewoon zo goed mogelijk meedoen. Ik strek mijn benen voor me en reik naar mijn tenen, hoewel ik ze natuurlijk nooit... Wauw. Ik kan mijn tenen aanraken. En... ik kan mijn hoofd zelfs tussen mijn knieën duwen. Wat is er met me gebéúrd? Ik doe ongelovig mee aan de volgende oefening... en die kan ik ook! Ik ben lenig! Mijn lichaam neemt elke houding aan alsof het zich alles perfect herinnert, ook al kan ik dat zelf niet.
‘En nu, voor degenen die het aankunnen,’ zegt de docente, ‘de danspositie voor gevorderden...’ Ik trek behoedzaam aan mijn enkel... en mijn been doet wat ik wil! Ik trek mijn rechterbeen tot boven mijn hoofd! Kijk eens, alle- maal! zou ik willen jubelen. ‘Niet overdrijven, Lexi,’ zegt de docente bezorgd. ‘Misschien kun je het beter kalm aan doen. Ik zou de spagaat deze week maar overslaan.’ Echt niet. Kan ik de spagaat? Na de les kom ik opgetogen de kleedkamer in. Ik zit voor de spiegel mijn haar te föhnen en zie het van vochtig muisbruin in glanzend, diep kastanje veranderen. ‘Ik kan er met mijn hoofd niet bij,’ zeg ik telkens tegen Rosalie. ‘Ik was altijd zo’n stijve hark!’ ‘Lieverd, je bent een natuurtalent!’ zegt Rosalie terwijl ze zich vol bodylotion smeert. ‘Je bent de beste van de klas.’ Ik zet de föhn uit, haal mijn handen door mijn droge haar en kijk 96 in de spiegel. Mijn blik wordt voor de miljoenste keer naar mijn blinkend witte tanden en volle roze lippen getrokken. Zo zag mijn mond er in 2004 niet uit, dat weet ik zeker. ‘Rosalie,’ zeg ik zacht, ‘mag ik je iets persoonlijks vragen?’ ‘Natuurlijk,’ fluistert ze terug. ‘Heb ik iets laten doen? Aan mijn gezicht? Botox misschien? Of...’
– ik ga nog zachter praten, want ik geloof nauwelijks dat ík dit zeg – ‘...een operatie?’ ‘Schat!’ Rosalie kijkt me ontzet aan. ‘Sst!’ Ze houdt haar vinger bij haar lippen. ‘Maar...’ ‘Sst! Natuurlijk hebben we niets laten doen! Het is allemaal voor honderd procent van onszelf, puur natuur.’ Ze knipoogt. Wat wil ze met die knipoog zeggen? ‘Rosalie, je moet me echt vertellen wat ik heb laten doen...’ Opeens word ik afgeleid door mijn spiegelbeeld. Zonder het zelf te merken heb ik haarspelden uit de pot voor me gepakt en op de automatische piloot mijn haar opgestoken. Binnen een halve minuut heb ik een perfecte wrong geconstrueerd. Hoe heb ik dat in vredesnaam voor elkaar gekregen? Ik kijk naar mijn handen en voel een lichte hysterie in me opwellen. Wat kan ik nog meer? Een bom ontmantelen? Iemand met een klap van mijn hand om het leven brengen? Rosalie ziet mijn gezicht. ‘Wat is er?’ ‘Ik heb net mijn haar opgestoken.’ Ik wijs naar de spiegel. ‘Kijk dan, het is ongelooflijk. Dat heb ik nog nooit van mijn leven gedaan.’ ‘O, jawel,’ zegt Rosalie verbaasd. ‘Zo draag je je haar altijd naar je werk.’
‘Maar dat wéét ik niet meer. Het is net alsof... alsof Supervrouw bezit heeft genomen van mijn lichaam of zo. Ik kan op hakken lopen, ik kan mijn haar opsteken, ik kan de spagaat... Ik ben een soort übervrouw! Dat ben ík niet.’ ‘Lieverd, dat ben je wel.’ Rosalie geeft een kneepje in mijn hand. ‘Wen er maar aan!’ 97 We lunchen in de sapjesbar, maken een praatje met een paar meiden die me schijnen te kennen en rijden dan naar mijn huis. In de lift naar boven voel ik me opeens afgepeigerd. ‘Zo!’ zegt Rosalie als we binnenkomen. ‘Wil je nog eens naar je kleren kijken? We kunnen je badkleding tevoorschijn halen!’ ‘Ik ben eerlijk gezegd doodop,’ zeg ik verontschuldigend. ‘Vind je het goed als ik een dutje ga doen?’ ‘Natuurlijk!’ Ze klopt op mijn arm. ‘Ik wacht in de kamer op je, ik zal voor je zorgen...’ ‘Doe niet zo gek.’ Ik glimlach. ‘Ik red me wel tot Eric terugkomt, echt waar. En... bedankt, Rosalie. Je bent heel lief voor me geweest.’ ‘Lieve schat.’ Ze geeft me een zoen en pakt haar tas. ‘Ik bel je nog. Zorg goed voor jezelf!’ Ze is al halverwege de deur als me iets te binnen schiet. ‘Rosalie!’ roep ik haar na. ‘Wat moet ik vanavond voor Eric koken?’
Ze keert zich om en kijkt me niet-begrijpend aan. Het zal wel een vreemde vraag zijn, zo uit het niets. ‘Ik dacht gewoon dat jij wel zou weten wat hij lekker vindt.’ Ik glimlach schutterig. ‘Lieverd...’ Rosalie knippert een paar keer met haar ogen. ‘Lieverd, jíj kookt niet, dat doet Gianna. Je huishoudster. Ze zal nu wel boodschappen aan het doen zijn, en dan komt ze terug, maakt het eten, slaat je bed open...’ ‘Goh, ja. Natuurlijk!’ Ik knik en probeer haastig te doen alsof ik dat allang wist. Maar verdorie zeg, dit is echt een ander leven. Ik heb nog nooit eerder een wérkster gehad, laat staan een huishoudster van het type vijfsterrenhotel. ‘Nou, dan ga ik maar naar bed,’ zeg ik. ‘Tot ziens.’ Rosalie werpt me een kushandje toe en trekt de deur achter zich dicht, en ik zet koers naar de slaapkamer, die helemaal crèmekleurig is, met weelderig donker hout en een kolossaal, met suède bekleed bed. Eric stond erop dat ik de grote slaapkamer zou nemen, wat heel lief en nobel van hem is. Hoewel, de logeerkamer is ook heel luxueus. Ik geloof zelfs dat er een jacuzzi bij zit, dus hij heeft niets te klagen. 98 Ik schop mijn pumps uit, duik onder het dekbed en kom op slag tot rust. Ik heb echt nog nooit in zo’n lekker bed gelegen. Ik woel en draai wat, genietend van de gladde lakens en de perfect zachte kussens. Hm, lekker. Ik doe heel even mijn ogen dicht en... Ik word wakker van het geluid van rinkelend serviesgoed. Het is schemerig in de
kamer. ‘Schat?’ klinkt een stem vanachter de deur. ‘Ben je wakker?’ ‘O.’ Ik worstel me overeind en wrijf mijn ogen uit. ‘Eh... hoi.’ De deur gaat open en Eric komt binnen met een dienblad en een plastic tas. ‘Je hebt uren geslapen. Ik heb iets te eten voor je meegebracht.’ Hij loopt naar het bed, zet het blad neer en doet het nachtlampje aan. ‘T haise kippensoep.’ ‘Ik ben gek op T haise kippensoep!’ zeg ik verrukt. ‘Dank je wel!’ Eric reikt me glimlachend een lepel aan. ‘Rosalie zei dat jullie vandaag met zijn tweetjes naar de sportschool zijn geweest?’ ‘Ja. Het was geweldig.’ Ik neem een hap van de soep, die echt zalig is. God, ik sterf van de honger. ‘Eric, zou je me er een stukje brood bij kunnen geven?’ Ik kijk op. ‘Om het bord schoon te maken?’ ‘Brood?’ Eric kijkt me verbaasd aan. ‘Schat, we hebben geen brood in huis. We eten geen van beiden koolhydraten.’ O, dat is ook zo. Ik was dat koolhydratengedoe vergeten. ‘Geen punt!’ Ik glimlach naar hem en neem nog een hap soep. Ik kan best zonder koolhydraten. Een makkie. ‘Wat me op mijn cadeautje brengt,’ zegt Eric. ‘Of eigenlijk zijn het twee cadeautjes. Dit is het eerste...’
Hij haalt een gelamineerd boekje met een spiraalband uit de tas en reikt het me zwierig aan. Voorop staat een kleurenfoto van Eric en mij in onze trouwkleding en daaronder staat: ERIC EN LEXI GARDINER: HUWELIJKSHANDBOEK. ‘Weet je nog dat de dokter zei dat ik alles over ons leven samen zou kunnen opschrijven?’ zegt Eric trots. ‘Nou, ik heb dit boekje voor je samengesteld. Alle vragen die je over ons huwelijk en ons leven samen kunt hebben, zouden hierin behandeld moeten worden.’ 99 Ik sla het boekje open en zie de opdracht: Eric en Lexi Een beter huwelijk voor een betere wereld ‘Hebben we een motto?’ Ik ben lichtelijk perplex. ‘Ik heb het net bedacht,’ zegt Eric bescheiden schokschouderend. ‘Hoe vind je het?’ ‘Super!’ Ik blader in het boekje. Er zijn bladzijden vol tekst, doorspekt met kopjes, foto’s en zelfs een paar met de hand getekende grafieken. Ik zie onderwerpen zoals vakantie, familie, de was, weekends... ‘Ik heb de onderwerpen alfabetisch gerangschikt,’ licht Eric toe. ‘En een register gemaakt. Het zou vrij eenvoudig in het gebruik moeten zijn.’
Ik blader door naar het register en laat mijn blik lukraak over de woorden glijden. Tang, zie Barbecue Tomaten, blz. 5, 23 Tong, blz. 24 Tong? Ik blader meteen terug naar bladzij 24. ‘Je hoeft het nu niet te lezen.’ Eric pakt me het boekje behoedzaam af. ‘Je moet eerst eten en slapen.’ Ik zoek die tong straks wel op. Als Eric weg is. Ik eet de soep op en leun met een voldane zucht achterover. ‘Dank je wel, Eric. Dat was perfect.’ ‘Geen moeite, schat van me.’ Eric zet het blad op de toilettafel. Dan ziet hij mijn schoenen op de vloer liggen. ‘Lexi?’ Hij glimlacht naar me. ‘Schoenen horen in je kleedkamer.’ ‘O,’ zeg ik. ‘Sorry.’ ‘Geeft niet. Je moet nog veel leren.’ Hij komt terug naar het bed en stopt een hand in zijn zak. ‘Hier is mijn andere cadeautje...’ Hij laat me een leren sieradendoosje zien. Ik kijk ernaar. Mijn hoofd begint te tintelen van ongeloof. Mijn 100 man geeft me een cadeautje in een duur sieradendoosje. Alsof we
volwassen mensen in een film zijn. ‘Ik wil graag dat je iets hebt waarvan je je herínnert dat je het van mij hebt gekregen,’ zegt Eric met een trieste glimlach. Hij knikt naar het doosje. ‘Maak maar open.’ Ik wrik het doosje open... en zie een diamant aan een gouden ketting. ‘Mooi?’ vraagt Eric. ‘Ik... ongelooflijk!’ hakkel ik. ‘Schitterend! Dank je wel!’ Eric steekt zijn hand uit om mijn haar te strelen. ‘Ik ben blij dat je weer thuis bent, Lexi.’ ‘Ik ook,’ zeg ik met klem. Het is bijna waar. Ik kan niet naar waarheid zeggen dat dit als mijn huis voelt, maar het voelt wel als een chic vijfsterrenhotel, wat nog béter is. Ik pak de diamant en kijk er vol ontzag naar. Eric speelt intussen met een lok van mijn haar en kijkt me teder aan. ‘Eric,’ zeg ik een beetje verlegen, ‘wat zag je eigenlijk in me toen we elkaar leerden kennen? Waarom ben je verliefd op me geworden?’ Er trekt een weemoedige glimlach over zijn gezicht. ‘Lexi,’ zegt hij, ‘ik werd verliefd op je omdat je zo dynamisch bent. Je bent efficiënt. Je hunkert naar succes, net als ik. De mensen zeggen dat we hard zijn, maar dat is niet waar. We meten ons gewoon graag met anderen.’ ‘Aha,’ zeg ik na een korte stilte. Eerlijk gezegd heb ik mezelf nooit zo streberig gevonden, maar
misschien ben ik dat in 2007 wel. ‘En ik viel op je prachtige mond.’ Eric raakt zacht mijn bovenlip aan. ‘En je lange benen. En de manier waarop je met je koffertje zwaait.’ Hij heeft me prachtig genoemd. Ik luister als betoverd. Ik wil dat hij altijd doorgaat. Niemand heeft ooit zulke dingen tegen me gezegd, nooit. ‘Ik laat je nu met rust.’ Hij drukt een zoen op mijn voorhoofd en pakt het dienblad. ‘Slaap lekker. Tot morgen.’ ‘Tot dan,’ mompel ik. ‘Welterusten, Eric. En... dank je wel!’ 101 Hij sluit de deur achter zich en ik ben alleen met mijn diamant, mijn huwelijkshandboek en mijn euforische gloed. Ik heb de droomechtgenoot. Nee, ik heb de béter-dan-een-droom echtgenoot. Hij heeft me kippensoep gebracht en me een diamant gegeven, en hij werd verliefd op de manier waarop ik met mijn koffertje zwaai. Ik moet Gandhi geweest zijn. 102 8 Vaccinaties, blz. 19 Voedsel, zie ook Dagelijkse maaltijd, Keuken; Restaurants, blz. 20 Voorspel, blz. 21
Nee. Heeft hij voorspel in het handboek opgenomen? Ik blader al in het huwelijkshandboek sinds ik wakker ben geworden, en het is absoluut fascinerend. Ik voel me een gluurder in mijn eigen leven, om nog maar te zwijgen van dat van Eric. Ik weet alles, van waar hij zijn manchetknopen koopt en wat hij van de regering vindt tot en met het feit dat hij zijn balzak elke maand op knobbeltjes controleert (wat ik eigenlijk niet hoefde te weten. Moest hij het echt over zijn balzak hebben?). Het is tijd om te ontbijten en we zitten samen in de keuken. Eric leest de Financial Times en ik wilde in het handboek opzoeken wat ik altijd eet, maar ‘voorspel’ ziet er veel boeiender uit dan ‘voedsel’. Ik zoek stiekem bladzij 21 op. O, mijn god. Hij heeft drie alinea’s over voorspel geschreven, serieus! Onder ‘algemeen’: ...glijdende, regelmatige streling... doorgaans met de klok mee... zachte prikkeling van de binnendijen... Mijn koffie sproeit in het rond en Eric kijkt op. ‘Gaat het, schat?’ Hij glimlacht. ‘Heb je wat aan het handboek? Kun je alles vinden wat je zoekt?’ ‘Ja, hoor!’ Ik blader haastig door, als een kind dat vieze woorden in het woordenboek opzoekt. ‘Ik zat net uit te zoeken wat ik bij het ontbijt eet.’ ‘Gianna heeft roerei met bacon in de oven gezet,’ zegt Eric. ‘En meestal neem je er een glaasje van dat groene sap bij.’ Hij wijst naar 103 een karaf met een soort zompig moeraswater op het werkblad. ‘Het is
een vitaminedrankje dat op natuurlijke wijze de eetlust remt.’ Ik onderdruk een huivering. ‘Ik geloof dat ik vandaag maar even pas.’ Ik pak een bord ei met bacon uit de oven en probeer mijn verlangen naar de drie bijbehorende geroosterde volkorenboterhammen te smoren. ‘Je nieuwe auto zou in de loop van de dag bezorgd moeten worden.’ Eric neemt een slokje koffie. ‘Ter vervanging van de beschadigde. Al vermoed ik dat je niet staat te springen om weer achter het stuur te kruipen.’ ‘Ik had er nog niet over nagedacht,’ zeg ik onbeholpen. ‘We zien wel. Je mag trouwens pas weer rijden als je opnieuw voor je examen bent geslaagd.’ Hij bet zijn mond met een linnen servet en staat op. ‘En dan nog iets, Lexi. Als je het goedvindt, zou ik volgende week graag een etentje willen inroosteren. Met een paar goede vrienden.’ ‘Een etentje?’ herhaal ik angstig. Ik ben nooit het type geweest dat etentjes geeft, tenzij je een bord pasta op de bank bij Will en Grace een etentje noemt. ‘Je hoeft nergens over in te zitten.’ Hij legt zijn handen zacht op mijn schouders. ‘Gianna zorgt voor het eten. Jij hoeft alleen maar beeldschoon te zijn. Maar als je er nog niet aan toe bent, doen we het niet...’ ‘Natuurlijk ben ik er wel aan toe!’ zeg ik snel. ‘Ik ben het zat dat iedereen me als een invalide behandelt. Ik voel me prima!’
‘Juist. Dat brengt me dan op een ander onderwerp: werk.’ Eric hijst zich in zijn jas. ‘Je kunt natuurlijk nog niet fulltime aan de slag, maar Simon vroeg zich af of je zin had om op kantoor te komen. Simon Johnson,’ verduidelijkt hij. ‘Weet je nog?’ ‘Simon Johnson? De directeur?’ ‘Hm, hm,’ zegt Eric knikkend. ‘Hij heeft gisteren opgebeld. We hebben leuk gepraat. Goeie vent.’ ‘Ik dacht dat hij zelfs nog nooit van me had gehóórd,’ zeg ik verbouwereerd. ‘Lexi, je bent een belangrijk lid van het hogere management,’ zegt Eric geduldig. ‘Natuurlijk heeft hij van je gehoord.’ 104 ‘O, goh. Natuurlijk.’ Ik kauw op mijn bacon en probeer nonchalant te doen, maar vanbinnen kan ik wel juichen. Dat nieuwe leven van mij wordt steeds beter. Ik ben een belangrijk lid van het hogere management! Simon Johnson weet wie ik ben! ‘We waren het erover eens dat het goed voor je zou zijn om naar kantoor te gaan,’ vervolgt Eric. ‘Het zou je kunnen helpen je geheugen terug te krijgen, en het zou je afdeling ook gerust kunnen stellen.’ ‘Ik vind het een uitstekend idee,’ zeg ik enthousiast. ‘Ik zou kunnen
zien wat mijn functie nu inhoudt, alle meiden zien, we zouden kunnen gaan lunchen...’ ‘Je wordt momenteel vervangen door je rechterhand,’ zegt Eric, en hij spiekt op een schrijfblok op het werkblad. ‘Byron Foster. Alleen maar tot je terug bent, vanzelfsprekend.’ ‘Is Byron nu mijn rechterhand?’ zeg ik ongelovig. ‘Maar Byron was mijn chef!’ De hele wereld staat op zijn kop. Alles is onherkenbaar veranderd. Ik sta te popelen om te zien wat er allemaal op kantoor is gebeurd. Eric toetst iets in op zijn BlackBerry, stopt hem weg en pakt zijn koffertje. ‘Fijne dag, schat.’ ‘Jij ook, eh... schat!’ Hij draait zich naar me om, ik sta op... en dan is er opeens spanning tussen ons. Eric staat zo dicht bij me dat ik zijn aftershave kan ruiken en een wondje in zijn hals zie van het scheren. ‘Ik heb het hele handboek nog niet gelezen.’ Ik voel me opeens klunzig. ‘Zou ik je anders... nu een afscheidskus geven?’ ‘Ja, normaal gesproken wel.’ Eric klinkt ook stijfjes. ‘Maar voel je alsjeblieft niet...’ ‘Nee! Ik wil het zelf! Ik bedoel... we moeten alles net zo doen als anders.’ Ik begin te blozen. ‘Dus eh, geef ik je een zoen op je wang, of op je mond...’ ‘Op mijn mond.’ Eric schraapt zijn keel. ‘Dat is de gewone gang van zaken.’
‘Aha.’ Ik knik. ‘Dus, eh...’ Ik sla zo spontaan mogelijk mijn armen 105 om zijn middel. ‘Zoiets? Zeg het maar als ik het anders hoor te doen...’ ‘Misschien is één arm wel genoeg,’ zegt Eric na enig nadenken. ‘En meestal leg je hem hoger.’ ‘Oké!’ Ik leg mijn ene hand op zijn schouder en laat de andere zakken. Het lijkt wel stijldansen. Ik hou mijn positie zo goed mogelijk vast en hef mijn gezicht naar Eric op. Hij heeft een raar bultje op het puntje van zijn tong, zie ik opeens. Oké... niet op letten. Concentreer je op de kus. Hij leunt naar voren, zijn lippen strijken even langs de mijne en ik voel... niets. Ik had gehoopt dat onze eerste kus allerlei herinneringen of gevoelens zou losmaken, misschien een onverwacht beeld van Parijs, onze trouwdag of onze eerste vrijpartij, maar ik voel me totaal blanco. Eric kijkt me verwachtingsvol aan en ik probeer snel iets bemoedigends te verzinnen. ‘Dat was heerlijk! Heel...’ Ik breek mijn zin af omdat ik niets anders dan ‘snel’ kan bedenken, waarmee ik misschien niet echt de juiste toon tref. ‘Maar er kwamen geen herinneringen boven?’ Eric neemt me onderzoekend op. ‘Nou... nee,’ zeg ik schuldbewust. ‘Maar, ik bedoel, dat zegt nog niet dat ik niet... Ik bedoel, het was... Ik ben best opgewonden!’ De woorden floepen eruit voordat ik er iets aan kan doen. Waarom moest
ik dat nou zo nodig zeggen? Ik ben helemaal niet opgewonden. ‘Echt waar?’ Eric fleurt op en zet zijn koffertje neer. O, nee. Nee, nee. Néé! Ik kan met geen mogelijkheid nu al met Eric vrijen. Ten eerste ken ik hem amper. Ten tweede heb ik nog niet gelezen wat er na de zachte prikkeling van de binnendijen gebeurt. ‘Niet zó opgewonden,’ krabbel ik haastig terug. ‘Ik bedoel, net genoeg om te weten... om te beseffen... Ik bedoel, het is wel duidelijk dat we een fantastisch... als het op het slaapkamer... eh... gebeuren aankomt...’ Kop dicht, Lexi. Nu. ‘Maar goed.’ Ik glimlach zo opgewekt als ik kan. ‘Fantastische dag gewenst.’ 106 ‘Jij ook.’ Eric streelt licht over mijn wang, maakt rechtsomkeert en stevent op de deur af. Ik hoor de klik van het slot en zink in een stoel. Dat was op het nippertje. Ik pak het handboek en blader snel door naar de V. Ik moet mijn voorspelhuiswerk doen. En dan is er ook nog een hoofdstuk ‘Fellatio’, zie ik opeens. En iets over ‘Frequentie (geslachtsverkeer)’. Dit zou even kunnen gaan duren. Twee uur en drie koppen koffie later sla ik het handboek dicht en leun achterover met een hoofd dat barst van de informatie. Ik heb het van
A tot Z gelezen en heb wel zo’n beetje het plaatje compleet. Ik heb ontdekt dat Eric en ik vaak samen een weekendje naar een ‘luxueus, exclusief hotel’ gaan. Ik heb ontdekt dat we graag naar documentaires over het zakenleven en The West Wing kijken. En dat we het niet eens waren over Brokeback Mountain. Dat was, zo heb ik ook ontdekt, een film over homoseksuele cowboys. (Homoseksuele cówboys?) Ik weet nu dat Eric en ik allebei van bordeauxwijn houden. Ik weet nu dat ik ‘gedreven’ en ‘gericht’ ben en ‘dag en nacht werk om de klus te klaren’. Ik weet nu dat ik ‘geen geduld heb met onbenullen’ en ‘luilakken veracht’ en dat ik iemand ben ‘die de verfijnde geneugten des levens kan waarderen’. Wat eigenlijk nieuw voor me is. Ik sta op en loop naar het raam terwijl ik het allemaal probeer te verwerken. Hoe meer ik over Lexi van achtentwintig te weten kom, hoe sterker ik het gevoel krijg dat ze iemand anders is dan ik. Ze ziet er niet alleen anders uit, ze ís ook anders. Ze geeft leiding. Ze draagt beige merkkleding en La Perla-lingerie. Ze is een wijnkenner. Ze eet nooit brood. Ze is volwassen, dát is ze. Ik kijk in de spiegel en mijn achtentwintigjarige gezicht kijkt terug. Hoe ben ik in vredesnaam van mezelf... in haar veranderd? Ik sta in een opwelling op en loop door de slaapkamer naar mijn kledingkamer. Er moeten ergens aanwijzingen te vinden zijn. Ik ga aan mijn mooie, minimalistische toilettafel zitten en kijk er stilletjes naar. 107 Ik bedoel, moet je dat zien, om te beginnen. Mijn oude toilettafel was
roze geschilderd en een grote puinzooi: losse sjaaltjes, over de spiegel gedrapeerde kettingen en overal make-upspulletjes. Deze toilettafel daarentegen is onberispelijk. Rijen zilveren potjes, een enkel schaaltje met maar één paar oorbellen erin en een art-decohandspiegel. Ik trek in het wilde weg een la open en zie een stapeltje keurig opgevouwen sjaaltjes met bovenop een glimmende dvd waarop met viltstift Ambition: afl. 1 is geschreven. Ik pak hem verbaasd op en besef dan opeens wat het is. Het is dat programma waar Amy het over had. Dit ben ik op tv! O, mijn god, dit móét ik zien. Ten eerste omdat ik razend benieuwd ben hoe ik eruitzag, en ten tweede omdat het een stukje van de puzzel is. T ijdens dat programma heeft Eric me voor het eerst gezien. Het heeft me mijn grote kans op het werk geboden. Destijds had ik waarschijnlijk geen idee hoe cruciaal het zou blijken te zijn. Ik haast me naar de woonkamer, slaag er uiteindelijk in de dvdspeler achter een half doorschijnend paneel te vinden en stop de dvd erin. Even later rollen de namen van de makers in de hele loft over de schermen. Ik spoel vooruit tot mijn eigen gezicht in beeld komt en druk dan de afspeeltoets in. Ik ben helemaal klaar om in elkaar te krimpen van schaamte en achter de bank te duiken, maar eigenlijk zie ik er nog niet zo slecht uit! Ik heb al schildjes of kronen of wat dan ook op mijn tanden, al ziet mijn mond er een stuk smaller uit dan nu (ik moet wel collageen hebben laten inspuiten). Mijn kastanjebruine haar is geföhnd en wordt door een paardenstaart uit mijn gezicht gehouden. Ik heb een zwart pakje met een zeegroen topje aan en ik zie er helemaal zakelijk uit. ‘Ik moet slagen,’ zeg ik tegen een interviewer buiten het beeld.
‘Ik moet dit winnen.’ Jemig. Wat zie ik er serieus uit! Ik snap het niet. Waarom moest ik opeens een realityprogramma voor zakenmensen winnen? ‘Goedemorgen, Lexi!’ Ik schrik me kapot, druk de stoptoets in, kijk om en zie een vrouw van in de vijftig. Ze heeft een zwart knot108 je met grijze strepen erdoor, ze draagt een gebloemd jasschort en ze heeft een plastic emmer vol schoonmaakspullen in haar hand. Aan de zak van haar schort zit een iPod geklemd en ik hoor nét operaklanken uit de oortjes komen. ‘Je bent op!’ zegt ze met schelle stem. ‘Hoe voel je je? Gaat het beter vandaag?’ Haar accent is moeilijk thuis te brengen, een soort cockney met Italiaans erdoor. ‘Ben jij Gianna?’ vraag ik omzichtig. ‘O, lieve God in de hemel.’ Ze slaat een kruis en kust haar vingers. ‘Eric had me al gewaarschuwd. Je bent niet goed in je hoofd, arm kind.’ ‘Het valt wel mee,’ zeg ik snel. ‘Ik ben alleen een stukje van mijn geheugen kwijt. Daarom moet ik alles van mijn leven opnieuw leren.’ ‘Nou, ik ben Gianna.’ Ze klopt op haar borst. ‘Fijn! Eh... dank je.’ Ik ga opzij, Gianna loop langs me heen en begint het glazen blad van de salontafel met een plumeau af te stoffen, meeneuriënd met haar iPod.
‘Zit je naar je programma te kijken?’ zegt ze met een blik op het kamerbrede scherm. ‘O. Eh... ja. Om mijn geheugen op te frissen.’ Ik zet de dvd snel af. Intussen is Gianna een verzameling fotolijstjes aan het oppoetsen. Ik verstrengel zenuwachtig mijn vingers. Hoe kan ik hier gewoon toekijken terwijl een andere vrouw mijn huis schoonmaakt? Moet ik aanbieden te helpen? ‘Wat zal ik vandaag eens koken?’ zegt Gianna terwijl ze de kussens van de bank opschudt. ‘O,’ zeg ik. Ik kijk ontdaan op. ‘Niks! Echt niet!’ Ik weet wel dat Eric en ik rijk zijn en zo, maar ik kan een ander toch niet vragen mijn avondeten voor me te bereiden? Het is onfatsoenlijk. ‘Niets?’ Ze zwijgt even. ‘Gaan jullie uit eten?’ ‘Nee! Ik dacht gewoon... misschien kook ik vanavond eens zelf.’ ‘O, op zo’n manier,’ zegt ze. ‘T ja, zelf weten.’ Ze pakt met een strak gezicht een kussen en schudt het woest op. ‘Ik hoop dat je de 109 soep gisteren lekker vond,’ voegt ze er zonder me aan te kijken aan toe. ‘Die was heerlijk,’ zeg ik snel. ‘Dank je wel! Zalige... aroma’s.’ ‘Fijn,’ zegt ze stijfjes. ‘Ik doe mijn best.’
O, god. Ik heb haar toch niet beledigd? ‘Zeg maar wat ik aan ingrediënten voor je moet halen,’ vervolgt ze terwijl ze het kussen op de bank smakt. ‘Als je iets nieuws wilt, of iets anders...’ Shit. Ze is echt beledigd. ‘O, eh... nou ja.’ Mijn stem is krasserig van de zenuwen. ‘Bij nader inzien... Kun jij misschien een hapje voor ons maken? Ik bedoel, het hoeft niet zo ingewikkeld. Een broodje is ook goed.’ ‘Een broodje?’ Ze trekt ongelovig haar wenkbrauwen op. ‘Als avondmaaltijd?’ ‘Of... wat je zelf maar wilt! Wat jij leuk vindt om te koken!’ Ik hoor zelf hoe stom het klinkt. Ik geef me gewonnen, pak een woontijdschrift van een bijzettafel en sla het open bij een artikel over waterornamenten. Hoe moet ik ooit aan dit alles wennen? Hoe ben ik in godsnaam iemand met een huishoudster geworden? ‘Aii! De bank is beschadigd!’ Gianna’s stem klinkt opeens veel meer Italiaans dan cockney. Ze rukt de oortjes van de iPod uit haar oren en wijst vol afgrijzen naar de gehavende stof. ‘Kijk! Gescheurd! Gisterochtend was het nog perfect.’ Ze schiet in de verdediging. ‘Ik zeg je dat ik de bank in gave toestand heb achtergelaten, geen scheuren, geen vlekken...’ Het bloed stijgt me naar het hoofd. ‘Eh... ik heb het, eh... zelf gedaan,’ stamel ik. ‘Het is mijn schuld.’
‘Jíj?’ ‘Het was een vergissing,’ brabbel ik. ‘Het was geen opzet. Ik had een glazen luipaard kapot laten vallen en...’ Ik adem moeizaam. ‘Ik zal een nieuwe hoes voor de bank bestellen, ik beloof het, maar vertel het alsjeblieft niet aan Eric. Hij weet het niet.’ ‘Hij weet het niet?’ Gianna lijkt er niets van te snappen. ‘Ik heb dat kussen over de scheur gelegd.’ Ik slik. ‘Om hem te verstoppen.’ 110 Gianna kijkt me even ongelovig aan. Ik kijk smekend terug, niet bij machte adem te halen. Dan krijgt ze lachrimpeltjes in haar strenge gezicht. Ze legt het kussen neer en geeft me een klopje op mijn arm. ‘Ik naai het wel dicht. Met piepkleine steekjes. Hij ziet het nooit.’ ‘Echt?’ Ik word overspoeld door opluchting. ‘O, goddank. Dat is fantastisch. Ik zou je eeuwig dankbaar zijn.’ Gianna neemt me met een verbaasde frons in haar voorhoofd op en slaat haar brede armen over elkaar. ‘Weet je zeker dat er verder niets is gebeurd toen je je hoofd stootte?’ zegt ze dan. ‘Zoals... een persoonlijkheidstransplantatie?’ ‘Hè?’ Ik lach onzeker. ‘Ik dacht het niet...’ De zoemer van de voordeur gaat. ‘O, laat ik maar gauw opendoen.’ Ik haast me naar de voordeur en pak de intercom. ‘Hallo?’
‘Hallo?’ zegt een rauwe stem. ‘Ik kom de auto voor Gardiner brengen.’ Mijn nieuwe auto staat op een plek voor het gebouw die volgens de portier van mij is. Het is een zilverkleurige Mercedes, zie ik aan het ornament op de kap. En het is een cabrio. Verder kan ik er weinig over melden, al vermoed ik dat hij een fortuin heeft gekost. ‘Als u hier even tekent... en hier...’ De bezorger houdt me een klembord voor. ‘Oké.’ Ik zet een paar krabbels. ‘Hier zijn de sleutels... de sticker van de belasting... alle papieren... Toedeloe, meid.’ De man pakt zijn pen uit mijn hand en loopt door de hekken naar buiten, mij alleen achterlatend met een bundel papieren en een setje blinkende autosleutels. Ik laat ze aan mijn vingers bungelen en voel een siddering van opwinding. Ik ben nooit zo’n automens geweest, maar ik ben dan ook nog nooit zo dicht bij een glanzende, fonkelnieuwe Mercedes geweest. Een fonkelnieuwe Mercedes die helemaal van míj is. Misschien moet ik het interieur even bekijken. In een reflex hou ik de sleutelhanger omhoog en druk op het knopje... en maak een sprongetje als de auto piept en alle lichten aanflitsen. Goh, dat heb ik kennelijk vaker gedaan. Ik maak het portier open, schuif op de bestuurdersstoel en haal diep adem. 111 Wauw. Dit is wat je noemt een auto. Die slaat die gammele Renault van Duffe Dave finaal het veld af. Hij heeft een heerlijke, roezig makende geur van nieuw leer. De stoelen zijn breed en gerieflijk. Het dashboard is van glanzend fineer. Ik leg voorzichtig mijn handen op het stuur. Ze lijken het als vanzelf te omklemmen; ze lijken er zelfs te
horen. Ik wil eigenlijk niet loslaten. Ik blijf even zitten en zie de slagboom op en neer gaan om een BMW door te laten. Het punt is... ik kán rijden. Ik moet op een gegeven moment mijn rijexamen hebben gehaald, ook al herinner ik me er niets van. En dit is zo’n gave auto. Het zou zonde zijn om geen ritje te maken. Ik steek bij wijze van experiment de sleutel in het gat naast het stuur... en hij past! Ik draai hem naar voren, zoals ik andere mensen heb zien doen, en de motor komt brullend in opstand. Shit. Wat heb ik fout gedaan? Ik draai de sleutel weer naar voren, nu voorzichtiger, en deze keer klinkt er geen gebulder, maar floepen er wat lichtjes op het dashboard aan. Wat nu? Ik kijk naar het dashboard, hopend op inspiratie, maar die komt niet. Ik heb geen idee hoe ik dit ding moet besturen, daar komt het op neer. Ik kan me niet heugen dat ik ooit achter het stuur van een auto heb gezeten. Maar waar het om gaat... ik héb het gedaan. Het is net als op hoge hakken lopen, een vaardigheid die ergens in me opgesloten zit. Wat ik moet doen, is de macht door mijn lichaam laten overnemen. Als ik maar hard genoeg aan iets anders denk, rij ik misschien vanzelf weg. Ik klem mijn handen stevig om het stuur. Daar gaan we dan. Aan iets anders denken. La, la, la. Niet aan autorijden denken. Laat je lichaam doen wat het wil doen. Misschien moet ik een liedje zingen, dat werkte met de hakken ook. ‘Waarheen leidt de weg,’ zet ik toonloos in, ‘die we moeten gaan...’ O, mijn god. Het werkt. Mijn handen en voeten bewegen samen. Ik durf er niet naar te kijken; ik durf niet op te merken wat ze doen. Ik
weet alleen dat ik heb gestart en een pedaal heb ingeduwd en dat er een soort gerommel klinkt en... Ik heb het gedaan! Ik heb de auto aan de praat gekregen! 112 Ik hoor de motor ronken alsof hij aan de slag wil. Oké, rustig blijven. Ik haal diep adem, maar vanbinnen word ik al een beetje paniekerig. Ik zit achter het stuur van een Mercedes, de motor draait en ik weet niet eens goed hoe dat zo is gekomen. Goed. Verman je, Lexi. Handrem. Ik weet wat dat is. En de versnellingspook. Ik zet ze allebei omzichtig in de vrij... en de auto springt naar voren. Ik trap snel een van de pedalen in om hem tegen te houden en de auto steigert, met een onheilspellend knarsend geluid. Shit. Dat klonk niet goed. Ik laat mijn voet los... en de auto kruipt weer naar voren. Ik weet niet of ik dat wel wil. Ik probeer kalm te blijven en trap het pedaal weer in, hard, maar nu stopt de auto niet meer, hij blijft onstuitbaar rijden. Ik trap nog eens en nu gaat de motor sneller draaien, als een racewagen. ‘Shit!’ brabbel ik angstig. ‘Oké, gewoon... stoppen. Af!’ Ik draai aan het stuur, maar dat haalt niets uit. Ik weet niet hoe ik dit ding in bedwang moet houden. We rijden langzaam naar een duur ogende sportwagen aan de andere kant van het parkeerterrein en ik weet niet hoe ik moet stoppen. Ik trap radeloos met elke voet een pedaal in en de motor giert alsof hij wordt gemarteld. O, god, o, god... Mijn gezicht gloeit en het zweet staat me in de handen. Ik had nooit in die auto moeten stappen. Als ik hem mol, wil Eric van me scheiden en dat kan ik hem niet kwalijk nemen...
‘Stop!’ roep ik weer. Opeens zie ik een donkerharige man in een spijkerbroek het parkeerterrein op komen. Hij ziet me naar de sportwagen rollen en zijn hele gezicht vertrekt. ‘Stop!’ hoor ik hem zwak door het raam roepen. ‘Kan ik niet!’ gil ik wanhopig terug. ‘Sturen!’ Hij doet alsof hij stuurt. Het stúúr. Maar natuurlijk. Ik ben een grote debiel. Ik wrik het stuur naar rechts, waarbij ik mijn armen bijna uit de kom ruk, en slaag erin de auto van zijn koers af te brengen. Alleen rij ik nu recht op een stenen muur af. ‘Remmen!’ De man rent met de auto mee. ‘Remmen, Lexi!’ ‘Maar ik weet niet...’ 113 ‘Remmen, verdomme!’ roept hij. De handrem, schiet me plotseling te binnen. Snel. Ik trek hem met twee handen aan en de auto komt schuddend tot stilstand. De motor loopt nog, maar de auto rijdt tenminste niet meer. En ik heb tenminste niets geraakt. Ik adem snel en hijgerig; mijn handen omklemmen de handrem nog. Ik wil nooit meer autorijden. Nooit.
‘Gaat het?’ De man staat bij mijn raam. Het lukt me een van mijn handen genoeg te ontspannen om de handrem los te laten. Ik druk lukraak op de knoppen van het portier tot het raam naar beneden schuift. ‘Wat is er gebeurd?’ ‘Ik... raakte in paniek. Ik kan eigenlijk niet rijden. Ik dacht dat ik het me wel zou herinneren, maar toen kreeg ik een paniekaanvalletje...’ Opeens, zonder enige waarschuwing, rolt er een traan over mijn wang. ‘Het spijt me,’ snik ik. ‘Ik ben een beetje overstuur. Ik heb geheugenverlies, zie je...’ Ik kijk op en zie dat de man me aanstaart alsof ik een vreemde taal spreek. Hij heeft wel een markante kop, zie ik nu. Hoge jukbeenderen, donkergrijze ogen, schuine wenkbrauwen die elkaar in een frons ontmoeten en donkerbruin, warrig haar. Hij draagt een effen grijs Tshirt op zijn spijkerbroek en hij is zo te zien iets ouder dan ik, begin dertig, denk ik. Hij lijkt ook versteld te staan. Wat niet zo gek is, veronderstel ik, in aanmerking genomen dat hij net een parkeerterrein op is gelopen, met zijn eigen dingen bezig, en toen een meid zag die hard op weg was een auto in de prak te rijden en beweerde dat ze geheugenverlies had. Misschien gelooft hij me niet, besef ik geschrokken. Misschien denkt hij dat ik dronken achter het stuur zit en dat het een smoes is. ‘Ik heb een auto-ongeluk gehad, iets meer dan een week geleden,’ leg ik gejaagd uit. ‘Echt waar. Ik heb mijn hoofd gestoten, kijk maar.’ Ik wijs naar de laatste schrammen op mijn gezicht. ‘Ik weet het,’ zegt hij. Hij heeft een heel uitgesproken stemgeluid, droog en nadrukkelijk. Alsof elk woord dat hij zegt echt heel
belangrijk is. ‘Ik heb het gehoord.’ 114 ‘Wacht eens even!’ Het begint me te dagen en ik klak met mijn tong. ‘Je riep mijn naam. Kennen we elkaar?’ Ik zie de ontzetting over zijn gezicht trekken. Hij kijkt naar me alsof hij me niet gelooft; alsof hij iets van mijn gezicht wil lezen. ‘Ken je me niet meer?’ vraagt hij dan. ‘Eh, nee,’ zeg ik en ik haal spijtig mijn schouders op. ‘Sorry, ik wil niet bot zijn, maar ik herinner me niemand die ik de afgelopen drie jaar heb leren kennen. Mijn vriendinnen komen me onbekend voor... en zelfs mijn man. Hij was een volslagen vreemde voor me! Mijn eigen man! Dat geloof je toch niet?’ Ik glimlach, maar de man glimlacht niet terug en zegt niets meelevends. Zijn gezicht maakt me zelfs bijna nerveus. ‘Zal ik die auto voor je wegzetten?’ zegt hij dan plompverloren. ‘O. Ja, graag.’ Ik kijk angstig naar mijn linkerhand, die de handrem nog omklemt. ‘Mag ik dit loslaten of rolt de auto dan weg?’ Er flitst een glimlachje over zijn gezicht. ‘Nee, hij rolt niet weg. Laat maar los.’ Ik strek behoedzaam mijn vingers, die zo goed als verkrampt waren, en schud de stramheid eruit.
‘Hartstikke bedankt,’ zeg ik terwijl ik uitstap. ‘Dit is mijn gloednieuwe auto. Ik moet er niet aan denken wat er was gebeurd als ik hem in de prak had gereden...’ Ik trek een grimas bij de gedachte. ‘Mijn man heeft hem voor me gekocht, want die andere was total loss. Ken je hem? Eric Gardiner?’ Hij zwijgt even. ‘Ja,’ zegt hij dan, ‘ik ken hem.’ Hij stapt in de auto, trekt het portier dicht en gebaart dat ik aan de kant moet gaan. Het volgende moment heeft hij de auto behendig achteruit op zijn plekje gezet. ‘Dank je,’ zeg ik uit de grond van mijn hart als hij uitstapt. ‘Ik waardeer het zeer.’ Ik wacht op een ‘geen moeite’ of ‘graag gedaan’, maar de man lijkt in gedachten verzonken te zijn. Opeens kijkt hij op. ‘Wat hebben ze over je geheugenverlies gezegd?’ vraagt hij. ‘Zijn je herinneringen voorgoed weg?’ ‘Ze kunnen elk moment terugkomen,’ vertel ik, ‘of nooit. Niemand weet het. Ik probeer er nu achter te komen hoe mijn leven er115 uitziet. Eric steunt me en leert me van alles over ons huwelijk en zo. Hij is de ideale echtgenoot!’ Ik glimlach weer in een poging de sfeer wat luchtiger te maken. ‘Dus... waar pas jij in het plaatje?’ De man met het donkerbruine haar zegt niets terug. Hij heeft zijn handen in zijn zakken geduwd en kijkt naar de lucht. Ik begrijp echt niet waar hij mee zit.
Uiteindelijk laat hij zijn hoofd zakken en neemt me weer op, met bijna dichtgeknepen ogen, alsof hij pijn heeft. Misschien is dat het. Misschien heeft hij hoofdpijn of zo. ‘Ik moet weg,’ zegt hij. ‘O. Nou, nogmaals bedankt,’ zeg ik beleefd. ‘En ik vond het leuk om kennis te maken. Ik bedoel, ik weet wel dat we elkaar uit mijn vorige leven kennen, maar... je snapt me wel!’ Ik steek mijn hand naar hem uit, maar hij kijkt ernaar alsof hij niet weet wat het is. ‘Tot ziens, Lexi.’ Hij draait zich op zijn hakken om. ‘Tot ziens...’ roep ik hem na, en daar laat ik het bij. Wat een rare vent. Hij heeft niet eens gezegd hoe hij heet. 116 9 Fi is een van de meest directe mensen die ik ken. We kennen elkaar sinds ons zesde, toen ik de nieuwe op het schoolplein was. Fi was al een kop groter dan ik, met een luide, zelfverzekerde stem en staartjes in haar haar. Ze zei tegen me dat mijn plastic springtouw waardeloos was en noemde luidkeels alle gebreken op. Net toen ik in tranen wilde uitbarsten, bood ze me het hare aan om mee te spelen. Zo is Fi. Ze kan mensen kwetsen met haar botheid, en dat weet ze. Als ze iets verkeerds zegt, rolt ze met haar ogen en slaat een hand voor haar mond. Maar onder dat alles is ze een hartelijk, goed mens. En ze is fantastisch in vergaderen. Wanneer andere mensen eromheen draaien, komt zij ter zake, geen gelul.
Fi bracht me op het idee bij Deller Carpets te solliciteren. Ze werkte er al twee jaar toen Frenshaws, het bedrijf waar ik eerst werkte, werd overgenomen door een Spaanse onderneming en een stel collega’s en ik met vrijwillig ontslag gingen. Er was een vacature op de afdeling Vloermaterialen en Fi raadde me aan mijn cv aan Gavin te laten zien, haar chef... en dat was dat. Ik had weer werk. Sinds we collega’s zijn, hebben Fi en ik een nog hechtere band gekregen. We lunchen samen, we gaan in het weekend samen naar de bios en we sms’en elkaar terwijl Gavin zijn ‘teamtirades’ afsteekt, zoals hij het noemt. Ik mag Carolyn en Debs ook graag, maar Fi is de eerste die ik bel als ik een nieuwtje heb en degene aan wie ik denk als er iets grappigs gebeurt. Daarom is het zo vreemd dat ik nog niets van haar heb gehoord. Ik heb haar nog een paar keer een sms’je gestuurd sinds ik uit het ziekenhuis ben. Ik heb twee keer op haar voicemail ingesproken. Ik heb een paar grappig bedoelde e-mails gestuurd en haar zelfs een 117 kaartje geschreven om te bedanken voor de bloemen, maar ik heb nog niets gehoord. Ze zal het wel gewoon druk hebben, zeg ik steeds geruststellend tegen mezelf. Of misschien is ze naar een congres van het werk, of ze heeft griep... er zijn zat goede redenen. Maar goed. Ik ga vandaag naar kantoor, dus dan zie ik haar. En alle anderen. Ik kijk naar mezelf in de manshoge spiegel in mijn kleedkamer. Lexi van 2004 ging naar de zaak in een zwarte broek van Next, een topje uit de koopjesbak van New Look en een paar instappers met afgeknaagde hakken. Die tijd is geweest. Ik heb de meest gesteven blouse aan die ik ooit heb gedragen, met van die dure dubbele Prada-manchetten. Ik draag een zwart pakje met een kokerrok en strakke taille. Mijn benen glanzen
in een dunne, glanzende Charnos-panty. Mijn schoenen zijn hooggehakt en van lakleer. Mijn geföhnde haar is in de wrong gedraaid die mijn handelsmerk is geworden. Ik lijk wel een plaatje uit een kinderboek: de Baasmevrouw. Eric komt de kamer in en ik draai een pirouette voor hem. ‘Hoe zie ik eruit?’ ‘Prachtig,’ zegt hij met een knikje, maar mijn uiterlijk lijkt hem niet te verbazen. Zo’n outfit zal voor hem wel normaal zijn, terwijl ik me niet kan voorstellen dat ik ooit niet het gevoel zou hebben dat ik me had verkleed. ‘Klaar?’ ‘Ja.’ Ik pak mijn tas, een grote, zwarte Bottega Veneta die ik in de kast heb gevonden. Ik heb gisteren geprobeerd Eric naar Fi te vragen, maar hij leek amper te weten wie ze was, ook al is ze mijn oudste vriendin en was ze bij ons huwelijk en alles. De enige vriendin die hij lijkt te kennen is Rosalie, omdat die met Clive getrouwd is. Maar goed. Het geeft niet. Vandaag zie ik Fi weer, en dan legt ze het uit en dan valt alles weer op zijn plaats. Ik neem aan dat we in de lunchpauze iets gaan drinken en ouderwets bijpraten. ‘Wacht even, je vergeet iets!’ Eric maakt een hoekkast open, haalt er een gestroomlijnd zwart koffertje uit en reikt het me aan. ‘Dit heb ik je voor ons trouwen gegeven.’ 118
‘Wauw, wat mooi!’ Het koffertje is van boterzacht kalfsleer en op de voorkant staan discreet mijn initialen gestempeld: LG. ‘Ik weet dat je op het werk je meisjesnaam nog gebruikt,’ zegt Eric, ‘maar ik wilde dat je elke dag een stukje van mij meenam naar de zaak.’ Hij is zó romantisch. Zó perfect. ‘Ik moet weg. De auto komt je over vijf minuten halen. Veel plezier.’ Hij geeft me een zoen en vertrekt. Als hij weg is, pak ik mijn koffertje en kijk ernaar. Wat moet ik erin stoppen? Ik heb nog nooit een koffertje gehad; ik propte alles gewoon altijd in mijn tas. Uiteindelijk haal ik een pakje tissues en een rol Mentos uit mijn tas en stop ze in het koffertje. Ik doe er nog een pen bij. Het voelt alsof ik mijn tas pak voor de eerste dag op een nieuwe school. Als ik de pen in een zijden vakje schuif, voel ik iets plats onder mijn vingers, een kaartje of zoiets, en ik haal het tevoorschijn. Het is geen kaartje. Het is een oude foto van Fi, Debs, Carolyn en mij. Voordat ik mijn haar had laten doen. Toen mijn tanden nog schots en scheef stonden. We zitten in een café, helemaal opgedoft met glittertopjes en rode wangen en slingers boven onze hoofden. Fi klemt haar arm om mijn nek, ik heb een cocktailparasolletje tussen mijn tanden en we zijn allemaal hysterisch van het lachen. Ik grinnik onwillekeurig. Ik herinner me die avond nog heel goed. Debs had haar afschuwelijke bankiersvriendje Mitchell gedumpt en wij zouden haar over haar verdriet heen helpen. Halverwege de avond belde Mitchell Debs op haar mobieltje. Carolyn nam het gesprek aan en deed alsof ze een Russische callgirl van duizend pond was die dacht dat hij een afspraak wilde maken. Carolyn had Russisch gedaan op de middelbare school,
dus ze klonk heel overtuigend, en Mitchell kneep hem echt, al beweerde hij later van niet. We luisterden allemaal mee en ik stikte bijna van het lachen. Nog steeds glimlachend stop ik de foto weer in het vakje en klik het koffertje dicht. Ik til het op en kijk naar mezelf in de spiegel. Baasmevrouw gaat naar haar werk. ‘Hallo,’ zeg ik op zakelijke toon tegen mijn spiegelbeeld. ‘Hallo, 119 daar. Lexi Smart, manager Vloermaterialen. Jazeker, hallo. Ik ben de baas.’ O, god, ik voel me helemaal geen baas. Misschien schiet mijn rol me weer te binnen als ik er ben. Deller Carpets is het bedrijf dat iedereen zich herinnert van de reclamespotjes uit de jaren tachtig. In het eerste zag je een vrouw op een blauw tapijt met een golvend motief in een winkel liggen. Ze deed alsof het zo zacht en weelderig was dat ze er onmiddellijk op moest vrijen met de sullige verkoper. In het tweede spotje trouwde ze met de oenige verkoper en liet ze het hele gangpad van de kerk met gebloemd tapijt van Deller beleggen. Vervolgens kregen ze een tweeling die alleen kon slapen als er blauw en roze Deller-tapijt in hun wiegjes lag. Het waren smakeloze spotjes, maar Deller Carpets werd een begrip. Wat een deel van het probleem van het bedrijf is. Een paar jaar geleden is de naam veranderd in Deller. Er kwam een nieuw logo en nieuwe doelstellingen en noem maar op, maar geen mens die erop let. Als je zegt dat je bij Deller werkt, denkt je gesprekspartner even na en zegt dan: ‘Deller Carpets, bedoel je?’ Wat het des te ironischer maakt, is dat de vloerbedekking
tegenwoordig nog maar een piepklein onderdeeltje van het bedrijf is. Een jaar of tien geleden lanceerde de afdeling onderhoud een tapijtreiniger die per postorder werd verkocht en ongelooflijk populair werd. Toen werd er uitgebreid met allerlei schoonmaakproducten en hebbedingetjes, en de postordertak is gigantisch geworden, terwijl die arme oude vloerbedekking er nog maar een beetje bij hangt. Het probleem is dat vloerbedekking niet cool meer is. Tegenwoordig wil iedereen leisteen en laminaat. Dat verkopen we ook, maar geen mens die het weet, omdat iedereen denkt dat we nog steeds Deller Carpets heten. Het is een grote vicieuze cirkel met in het middelpunt een hoogpolig tapijt. Ik weet dat vloerbedekking niet cool is en dat vloerbedekking met een motiefje nog minder cool is, maar in het geniep ben ik er dol op. Vooral op al die oude retrodessins uit de jaren zeventig. Ik heb een oude catalogus op mijn bureau waar ik altijd in blader als 120 ik in een lang, saai telefoongesprek zit. En ik heb een keer een hele doos met oude stalen in het magazijn gevonden. Niemand wilde ze hebben, dus heb ik ze meegenomen naar mijn kantoor en ze op de muur bij mijn bureau geprikt. Mijn oude bureau, bedoel ik. Ik zal nu wel een andere kamer hebben. Onderweg naar het vertrouwde gebouw aan Victoria Palace Road voel ik het verwachtingsvol borrelen in mijn maag. Het ziet er nog net zo uit als altijd: een hoge, lichtgrijze blokkendoos met granieten pilaren bij de ingang. Ik duw de glazen deuren naar de receptie open... en blijf verbaasd staan. De ontvangsthal ziet er anders uit. Hij is echt cool geworden! Ze hebben de balie verplaatst, en er zijn glazen schotten waar vroeger een muur was... en er ligt blauw metallic vinyl op de vloer. Er moet een nieuwe collectie uit zijn.
‘Lexi!’ Een mollige vrouw in een roze topje en een zwarte wortelbroek rept zich naar me toe. Ze heeft highlights in haar haar, en fuchsiaroze lippenstift op, en ze loopt op pumps, en ze heet... ik weet het wel... hoofd personeelszaken... ‘Dana,’ zeg ik met een zucht van verlichting. ‘Hoi.’ ‘Lexi.’ Ze geeft me een hand. ‘Welkom terug! Arm kind! We vonden het allemaal zó erg voor je...’ ‘Het gaat goed met me, dank je. Een stuk beter.’ Ik loop met haar mee over het glimmende vinyl, neem een beveiligingspasje van haar aan en haal het door de gleuf bij de ingang. Dat is ook allemaal nieuw. We hadden geen beveiligde deuren, alleen een bewaker die Reg heette. ‘Mooi zo! Goed, loop maar mee...’ Dana trekt me mee. ‘Ik dacht dat we even konden babbelen op mijn kamer, daarna kunnen we bij de budgetvergadering binnenwippen en dan zul je je afdeling wel willen zien!’ ‘Prima! Goed idee.’ Mijn afdeling. Vroeger had ik alleen een bureau en een nietmachine. We gaan met de lift naar de eerste verdieping, waar Dana me haar kamer binnenloodst. ‘Ga zitten.’ Ze pakt een pluchen stoel voor me en gaat achter haar bureau zitten. ‘Goed, we moeten het uiteraard over je... toe121 stand hebben.’ Ze gaat discreet zachter praten, alsof ik een gênante kwaal heb. ‘Je lijdt aan geheugenverlies.’
‘Dat klopt, maar verder is er eigenlijk niets aan de hand.’ ‘Gelukkig!’ Ze noteert iets op haar schrijfblok. ‘En is dat geheugenverlies blijvend of tijdelijk?’ ‘Nou... volgens de artsen kan ik me elk moment weer dingen gaan herinneren.’ ‘Uitstekend!’ Haar gezicht fleurt op. ‘Wat óns betreft zou het natuurlijk fantastisch zijn als je de eenentwintigste alles weer zou weten. Dan hebben we ons verkoopcongres,’ verduidelijkt ze, en ze kijkt me verwachtingsvol aan. ‘Juist,’ zeg ik na een korte stilte. ‘Ik zal mijn best doen.’ ‘Meer kunnen we niet verwachten!’ Ze lacht kwinkelerend en schuift haar stoel naar achteren. ‘Zo, laten we Simon en de anderen maar eens gaan begroeten. Je herinnert je Simon Johnson nog wel, de directeur?’ ‘Natuurlijk!’ Hoe zou ik de baas van het hele bedrijf kunnen vergeten? Ik weet nog dat hij een toespraak hield tijdens de kerstborrel. Ik weet nog dat hij op onze afdeling opdook en naar onze namen vroeg, terwijl Gavin hem als een lakei volgde. En nu vergader ik met hem! Ik probeer mijn zenuwen te bedwingen en loop met Dana mee door de gang. We nemen de lift naar de zevende verdieping. Ze loopt kwiek voor me uit naar de directiekamer, klopt op de massieve deur en duwt hem open.
‘Neem me niet kwalijk, maar hier is Lexi!’ ‘Lexi! Onze superster!’ Simon Johnson, die aan het hoofdeind van de tafel zit, staat op. Hij is lang en breedgeschouderd, met de bouw van iemand die officier in het leger is geweest, en bruin haar dat wat dunner begint te worden. Hij loopt op me af, neemt mijn hand in de zijne alsof we oude vrienden zijn en kust me op mijn wang. ‘Kind, hoe is het met je?’ Simon Johnson heeft me een zoen gegeven. Het hoofd van de hele onderneming heeft míj een zoen gegeven. ‘Eh, goed, dank je!’ Ik probeer mijn zelfbeheersing te bewaren. ‘Veel beter.’ 122 Ik kijk om me heen en zie een heel stel andere bobo’s in pak. Byron, die mijn directe chef was, zit aan de andere kant van de vergadertafel. Hij is een bleke slungel met donker haar, en hij heeft weer zo’n stropdas met een retromotiefje om, zijn handelsmerk. Hij glimlacht zuinig naar me en ik grinnik terug, blij dat ik iemand herken. ‘Je hebt een flinke klap op je hoofd gekregen, heb ik begrepen,’ zegt Simon met zijn welluidende, bekakte stem. ‘Dat klopt.’ ‘Nou, kom maar snel terug!’ zegt hij quasi-radeloos. ‘Byron hier neemt je taken goed waar...’ – hij gebaart naar Byron – ‘...maar of je
erop kunt vertrouwen dat hij je afdelingsbudget bewaakt...’ ‘Ik weet het niet.’ Ik trek mijn wenkbrauwen op. ‘Moet ik me zorgen maken?’ Er klinkt waarderend gelach aan de tafel en Byron kijkt me vernietigend aan. Het was toch maar een grapje? ‘Maar even serieus, Lexi. Ik moet je spreken over onze recente... discussies,’ zegt Simon met een veelbetekenend knikje. ‘Zodra je echt terug bent, gaan we een keer lunchen.’ ‘Absoluut,’ zeg ik net zo zelfverzekerd als hij, al heb ik geen idee waar hij het over heeft. ‘Simon...’ mengt Dana zich discreet in het gesprek. ‘De artsen hebben geen idee of Lexi’s geheugenverlies blijvend of tijdelijk is. Ze herinnert zich dus misschien niet alles...’ ‘Dat is vast een voordeel in onze branche,’ merkt een kalende man aan de andere kant van de tafel op, en er gaat weer een gegrinnik op. ‘Lexi, ik heb alle vertrouwen in je,’ zegt Simon gedecideerd. Hij richt zich tot een vent met rood haar. ‘Daniel, jullie kennen elkaar nog niet, hè? Daniel is onze nieuwe financieel controleur. Daniel, misschien heb je Lexi op tv gezien?’ ‘Ja, dat is ook zo!’ Ik zie het hem dagen terwijl we elkaar een hand geven. ‘Dus jij bent die whizzkid over wie ik heb gehoord.’ Whizzkid?
‘Eh, ik dacht het niet,’ zeg ik weifelend, en er wordt hier en daar gelachen. 123 ‘Niet zo bescheiden!’ Simon glimlacht hartelijk naar me en richt zich weer tot Daniel. ‘Deze jongedame heeft het bedrijf stormenderhand veroverd. Binnen anderhalf jaar van junior verkoopmanager tot directielid. Zoals ik ook al vaak tegen Lexi zelf heb gezegd, was het een gok, haar die functie geven... maar ik heb er nooit een seconde spijt van gehad dat ik het erop heb gewaagd. Ze is een geboren leider. Ze inspireert. Ze werkt vierentwintig uur per dag, ze heeft spannende strategische toekomstvisioenen... Ze is een zéér getalenteerd lid van het bedrijf.’ Tegen de tijd dat hij klaar is, kijkt Simon me stralend aan, evenals de kalende man en een paar anderen. Ik verkeer in een totale shocktoestand. Mijn gezicht is auberginekleurig en mijn knieën knikken. Niemand heeft ooit zo over me gesproken. Nog nooit, mijn hele leven niet. ‘Goh... dank je wel!’ hakkel ik uiteindelijk. ‘Lexi?’ Simon gebaart naar een lege stoel. ‘Kunnen we je overhalen bij de budgetvergadering te blijven?’ ‘Eh...’ Ik kijk hulpeloos naar Dana. ‘Ze blijft vandaag niet lang, Simon,’ redt Dana me uit de brand. ‘We wilden nu naar Vloermaterialen gaan.’
‘Natuurlijk,’ zegt Simon knikkend. ‘Nou, je weet niet wat je mist. Iedereen is gek op budgetvergaderingen.’ Er verschijnen lachrimpeltjes bij zijn ogen. ‘Besef je niet dat ik dít ervoor overhad om die vergadering te missen?’ Ik wijs naar de laatste schram op mijn hoofd en iedereen schatert het uit. ‘Tot gauw, Lexi,’ zegt Simon. ‘Pas goed op jezelf.’ Ik loop met Dana mee de kamer uit en voel me licht in het hoofd, zo opgetogen ben ik. Ik kan bijna niet geloven dat het zo is gegaan. Ik heb grapjes gemaakt met Simon Johnson. Ik ben een whizzkid! Ik heb strategische toekomstvisioenen! Ik hoop alleen dat ik ze ergens heb opgeschreven. ‘Goed, weet je nog waar de afdeling Vloermaterialen zit?’ vraagt Dana in de lift naar beneden. ‘Ze verheugen zich allemaal op je komst.’ ‘Dat is wederzijds!’ zeg ik met stijgend zelfvertrouwen. Als we 124 uit de lift stappen, tjirpt Dana’s mobieltje. Ze werpt een blik op het scherm en zegt: ‘O, hemel, dat moet ik aannemen. Loop jij vast naar je kantoor? Dan zie ik je daar.’ ‘Prima!’ Ik been door de gang, die er nog net zo uitziet als altijd met zijn bruine vloerbedekking, waarschuwingen van de brandweer en plastic planten. De afdeling Vloermaterialen is iets verderop links. En rechts zit Gavins kantoor. Míjn kantoor, bedoel ik.
Mijn eigen kantoor voor mij alleen. Ik blijf even bij de deur staan om moed te verzamelen. Ik kan nog steeds niet goed geloven dat het mijn kantoor is. Mijn baan. Kom op. Er is niets om bang voor te zijn. Ik kan dit wel. Simon heeft het zelf gezegd. Net als ik naar de deur reik, zie ik een meisje van een jaar of twintig door de deur van de afdeling schieten. Ze slaat haar handen voor haar mond. ‘O!’ zegt ze. ‘Lexi! Je bent terug!’ ‘Ja.’ Ik neem haar onzeker op. ‘Neem me niet kwalijk, maar ik heb een ongeluk gehad, mijn geheugen is weg...’ ‘Ja, dat heb ik gehoord,’ zegt ze nerveus. ‘Ik ben Clare. Je assistente.’ ‘O, hallo! Leuk je te zien! Dus ik zit hier?’ Ik knik naar Gavins deur. ‘Ja. Zal ik koffie voor je halen?’ ‘Ja, lekker!’ Ik probeer mijn enthousiasme in te tomen. ‘Heel graag.’ Ik heb een assistente die me koffie brengt. Ik heb het echt helemaal voor elkaar. Ik stap het kantoor in en laat de deur met een voldoening schenkende klik achter me dichtvallen. Wauw. Ik was vergeten hoe groot die kamer was. Er staat een enorm bureau, en een plant, en een bank... en alles. Ik zet mijn koffertje op het bureau en loop naar het raam. Ik heb zelfs uitzicht! Oké, op een ander hoog gebouw, maar toch. Het is van mij! Ik ben de baas! Ik moet wel euforisch lachen. Dan zwier ik rond en plof op de bank. Ik stuiter een paar keer op en neer... en hou er meteen mee op
als er op de deur wordt geklopt. Shit. Stel dat er iemand binnenkomt en me ziet... Nog nahijgend 125 ren ik naar het bureau, pak lukraak een stuk papier en kijk er met een zakelijk gefronst voorhoofd naar. ‘Binnen!’ ‘Lexi!’ Dana komt gehaast de kamer in. ‘Voel je je alweer thuis? Ik hoorde van Clare dat je haar niet eens herkende! Dit wordt lastig voor je, hè? Het was niet helemaal tot me doorgedrongen...’ Ze schudt ernstig haar hoofd. ‘Dus je weet helemaal niets meer?’ ‘Nou, eh, nee,’ geef ik toe, ‘maar het komt vast wel weer terug, vroeg of laat.’ ‘Laten we het hopen!’ Ze kijkt nog steeds ongerust. ‘Goed, ik neem je mee naar de afdeling, dan kun je de kennismaking met iedereen hernieuwen...’ We lopen de gang in... en dan zie ik Fi plotseling van de afdeling komen. Ze heeft een korte zwarte rok aan met laarzen en een groen topje. Ze ziet er anders uit dan in mijn herinnering: ze heeft een nieuwe rode streep in haar haar en haar gezicht lijkt op de een of andere manier smaller, maar ze is het echt. Ze heeft zelfs nog dezelfde schildpad armbanden om. ‘Fi!’ roep ik opgewonden, en ik laat bijna mijn tas vallen. ‘O, mijn god! Ik ben het, Lexi! Hoi! Ik ben er weer!’
Fi schrikt zichtbaar. Ze draait zich om en gaapt me een paar seconden aan alsof ik krankzinnig ben. Ik zal wel een beetje te enthousiast hebben gedaan, maar ik ben ook zó blij haar te zien. Fi kijkt naar mijn gezicht. ‘Hallo, Lexi,’ zegt ze ten slotte. ‘Hoe gaat het?’ ‘Heel goed!’ zeg ik zo gretig dat mijn woorden over elkaar heen buitelen. ‘En met jou? Je ziet er fantastisch uit! Super, dat nieuwe haar!’ Nu gapen ze me allemaal aan. ‘Maar goed.’ Ik dwing mezelf iets rustiger te doen. ‘Misschien kunnen we later echt bijpraten? Met de anderen?’ ‘Eh, ja.’ Fi knikt zonder me recht aan te kijken. Waarom doet ze zo vreemd? Wat is er aan de hand? Ik voel een ijzige klem om mijn borst. Misschien heeft ze daarom niet op al mijn berichten geregeerd. We hebben een gigantische ruzie gehad. En de anderen hebben haar kant gekozen. En ik weet het niet meer... 126 ‘Na jou, Lexi!’ Dana gaat me voor naar de afdeling. Vijftien gezichten kijken naar ons op en ik snak bijna naar adem. Dit is bizar. Ik zie Carolyn, Debs, Melanie en een paar andere bekenden. Ze zien er allemaal vertrouwd uit... maar dan drie jaar ouder. Hun haar, makeup en kleding zijn anders. Debs heeft supergespierde armen en ze is zo bruin alsof ze net van een vakantie in een tropisch paradijs terug is; Carolyn heeft een nieuwe bril met een randloos montuur en haar haar is nog korter dan anders...
Daar staat mijn bureau. Er zit een meisje met geblondeerd haar in vlechtjes aan dat zich er prima thuis lijkt te voelen. ‘Jullie weten allemaal dat Lexi een ongeluk heeft gehad,’ deelt Dana iedereen mee. ‘We zijn heel blij dat ze ons vandaag even komt opzoeken. Haar hoofdletsel gaat gepaard met wat bijverschijnselen, in het bijzonder geheugenverlies, maar jullie willen haar vast allemaal helpen zich weer te herinneren hoe het hier toegaat en haar hartelijk terug verwelkomen.’ Ze kijkt naar mij en zegt zacht: ‘Lexi, wil jij een paar motiverende woorden tegen de afdeling zeggen?’ ‘Motiverende woorden?’ herhaal ik onzeker. ‘Gewoon iets inspirerends,’ zegt Dana stralend. ‘Voor het moreel van de troepen.’ Haar mobieltje tjirpt weer. ‘Sorry. Neem me niet kwalijk!’ Ze spoedt zich naar de gang en ik sta alleen in het aangezicht van mijn afdeling. Kom op. Volgens Simon Johnson ben ik een geboren leider. Ik kan het wel. ‘Eh, hallo allemaal!’ Ik wuif naar iedereen, maar niemand reageert. ‘Ik wilde alleen even zeggen dat ik binnenkort terugkom en, eh... ga zo door...’ Ik zoek hakkelend naar motiverende woorden. ‘Wat is de beste afdeling van het bedrijf? De onze! Waar swingt het? Bij Vloermaterialen!’ Ik stomp als een cheerleader in de lucht. ‘Geef me een V! Geef me een L! Geef me een E! Geef me een O!’ ‘Je draait de E en de O om,’ word ik onderbroken door een meisje dat ik niet ken. Ze heeft haar armen over elkaar geslagen en is totaal niet
onder de indruk. ‘Hè?’ zeg ik amechtig. 127 ‘Je hebt de E en de O omgedraaid.’ Ze wendt de blik ten hemel. De meisjes naast haar giechelen achter hun hand en Carolyn en Debs gapen me alleen maar aan. ‘O ja,’ zeg ik geagiteerd, ‘Maar goed... Goed gedaan, mensen... Jullie hebben allemaal fantastisch werk geleverd...’ ‘Dus je bent terug, Lexi?’ vraagt een meisje in het rood. ‘Niet precies...’ ‘Want je moet mijn onkostendeclaratie tekenen, dringend.’ ‘De mijne ook!’ roepen een stuk of zes mensen. ‘Heb je het met Simon over onze targets gehad?’ Melanie komt met gefronst voorhoofd naar me toe. ‘Die zijn namelijk volstrekt onhaalbaar...’ ‘Hoe zit het met de nieuwe computers?’ ‘Heb je mijn mailtje gelezen?’ ‘Weten we al hoe het zit met die bestelling van de T horne Group?’ Opeens lijken ze allemaal met hun vragen om me heen te zwermen. Ik kan amper iemand volgen, laat staan dat ik iets begrijp.
‘Ik weet het niet!’ zeg ik radeloos. ‘Het spijt me, ik weet het niet meer... Tot ziens!’ Ik deins hijgend achteruit, hol door de gang naar mijn kantoor en sla de deur achter me dicht. Shit. Waar ging dat allemaal over? Er wordt geklopt. ‘Hallo?’ roep ik met verstikte stem. ‘Hoi,’ zegt Clare, die beladen met brieven en documenten binnenkomt. ‘Sorry dat ik je lastigval, Lexi, maar kun je hier even snel naar kijken nu je er toch bent? Je moet Tony Dukes van Biltons terugbellen en de betaling aan Sixpack autoriseren en deze machtigingen tekenen en er heeft al een paar keer een zekere Jeremy Northpool voor je gebeld die hoopt dat jullie de onderhandelingen weer kunnen opvatten...’ Ze houdt me een pen voor. Ze verwacht dat ik prompt in actie kom. ‘Ik kan niets autoriseren,’ zeg ik paniekerig. ‘Ik kan niets ondertekenen. Ik heb nog nooit van Tony Dukes gehoord. Ik herinner me hier allemaal niets van!’ 128 ‘O.’ Clares greep op de papieren verslapt en ze kijkt me met grote ogen aan. ‘T ja... wie moet de afdeling dan leiden?’ ‘Weet ik niet. Ik bedoel... ik. Het is mijn werk. Ik doe het wel. Ik heb alleen wat tijd nodig... Moet je horen, leg het allemaal maar op mijn bureau.’ Ik verman me. ‘Ik zal het doornemen. Misschien komt het
dan terug.’ ‘Goed,’ zegt Clare zichtbaar opgelucht. Ze legt de stapel met een plof op het bureau. ‘Ik ga je koffie even halen.’ Het duizelt me. Ik ga aan het bureau zitten en pak de eerste brief, die over een langlopende klacht gaat. Zoals u zult beseffen... verwach- ten nu per omgaande antwoord... Ik pak het volgende stuk. Het is een maandelijkse budgetprognose voor alle afdelingen, met zes grafieken. Er zit een Post-it op waar iemand op heeft gekrabbeld: Lexi, graag je mening. ‘Koffie...’ Clare tikt op de deur. ‘Juist,’ zeg ik op zakelijke toon. ‘Dank je, Clare.’ Terwijl ze de kop neerzet, knik ik naar de grafieken. ‘Heel boeiend. Ik, eh... ik zal mijn reactie later formuleren.’ Zodra ze weg is, laat ik wanhopig mijn hoofd op het bureau zakken. Wat moet ik beginnen? Dit is echt een zware baan. Ik bedoel... écht zwaar. Hoe doe ik dit in vredesnaam? Hoe weet ik wat ik moet zeggen en welke beslissingen ik moet nemen? Er wordt weer geklopt. Ik schiet snel overeind en gris lukraak een document van het bureau. ‘Alles kits, Lexi?’ Het is Byron, met een fles water en een bundel papieren. Hij leunt tegen de deurpost. Zijn knokige polsen steken uit zijn witte overhemd. Om een van die polsen prijkt een bovenmaats hightech horloge dat vast duur is geweest, maar er potsierlijk uitziet.
‘Goed! Prima! Ik dacht dat jij in de budgetbespreking zat?’ ‘Het is lunchpauze.’ Hij heeft zo’n lijzige, sarcastische manier van praten, alsof je volslagen achterlijk bent. Eerlijk gezegd heb ik nooit met Byron kunnen opschieten. Zijn blik glijdt over de berg papier op mijn bureau. ‘Je bent alweer begonnen, zie ik?’ ‘Niet echt.’ Ik glimlach, maar zijn gezicht blijft strak. 129 ‘Heb je al besloten hoe het met Tony Dukes moet? Want de afdeling Accounts wil het weten.’ ‘Nou...’ Ik aarzel. ‘Ik weet eigenlijk niet precies... ik ben niet...’ Ik slik en voel dat ik rood word. ‘Weet je, ik heb geheugenverlies sinds mijn ongeluk, en...’ Ik breek mijn zin af en leg knopen in mijn vingers. Opeens begint het Byron te dagen. Hij neemt me even op en zegt dan: ‘T jeesus. Je weet niet eens wie Tony Dukes ís, hè?’ Tony Dukes, Tony Dukes... Ik pijnig mijn hersenen, maar er komt niets. ‘Ik, eh... nou... nee, maar als jij mijn geheugen kunt opfrissen...’ Byron luistert niet. Hij loopt de kamer in, met zijn fles water tegen zijn hand tikkend en een kritische frons tussen zijn wenkbrauwen. ‘Even voor de duidelijkheid,’ zegt hij langzaam. ‘Je herinnert je absoluut... niets meer?’ Al mijn alarmbelletjes rinkelen. Hij is net een kat die op een muis
jaagt en precies berekent hoe zwak zijn prooi is... Hij wil mijn baan. Zodra ik het doorheb, voel ik me een volslagen idioot omdat ik het niet eerder had begrepen. Natuurlijk aast hij op mijn baan. Ik ben over hem heen gesprongen. Hij moet een pesthekel aan me hebben onder dat beleefde, vriendelijk laagje vernis. ‘Ik herinner me niet níéts!’ roep ik snel uit, alsof het een belachelijk idee is. ‘Alleen... de afgelopen drie jaar zijn een beetje weg.’ ‘De afgelopen drie jaar?’ Byron legt zijn hoofd in zijn nek en lacht ongelovig. ‘Het spijt me, Lexi, maar jij weet net zo goed als ik dat drie jaar een eeuwigheid is in de zakenwereld!’ ‘Nou, ik pak de draad wel weer op,’ zeg ik zo gedecideerd mogelijk. ‘En de artsen hebben gezegd dat het allemaal elk moment kan terugkomen.’ ‘Of misschien ook niet.’ Hij zet een bezorgd, meelevend gezicht op. ‘Dat moet je wel veel zorgen baren, Lexi. Dat je hoofd voorgoed leeg kan blijven.’ Ik beantwoord zijn blik zo hard als ik kan opbrengen. Leuk geprobeerd, maar zo makkelijk krijg je me niet op de kast. ‘Ik weet zeker dat ik binnen de kortste keren mijn geheugen 130 terug heb,’ zeg ik kortaf. ‘Weer aan de slag, de afdeling runnen... Ik heb net heel leuk met Simon Johnson gepraat,’ voeg ik er als klap op de vuurpijl aan toe. ‘Dat zal best.’ Hij tikt peinzend tegen zijn fles water. ‘Dus... wat wil je
met Tony Dukes doen?’ Shit. Hij is me te slim af. Ik kan niets over Tony Dukes zeggen en dat weet hij. Ik blader in de papieren op mijn bureau om tijd te rekken. ‘Misschien... kan ik die beslissing aan jou overlaten?’ zeg ik uiteindelijk. ‘Met alle genoegen.’ Hij lacht uit de hoogte naar me. ‘Ik regel alles. Zorg jij maar gewoon voor jezelf, Lexi. Neem alle tijd die je nodig hebt voor je herstel. Je hoeft nergens over te piekeren!’ ‘Goh... dank je,’ zeg ik krampachtig vriendelijk. ‘Dat stel ik op prijs, Byron.’ ‘Ha!’ Dana duikt in de deuropening op. ‘Zijn jullie leuk aan het babbelen? Laat je je op de hoogte brengen, Lexi?’ ‘Absoluut.’ Ik glimlach met mijn kiezen op elkaar. ‘Byron helpt me goed.’ ‘Als ik ook maar iets voor je kan doen...’ Hij spreidt quasi-nederig zijn armen. ‘Ik sta voor je klaar. Met een compleet geheugen!’ ‘Super!’ Dana werpt een blik op haar horloge. ‘Zo, Lexi, ik moet als een haas gaan lunchen, maar als we nu weggaan, kan ik je uitlaten...’ ‘Hoeft niet, Dana,’ zeg ik snel. ‘Ik blijf hier nog even om wat stukken door te nemen.’ Ik ga hier niet weg voordat ik Fi heb gesproken. Mooi niet. ‘Okidokie,’ zegt ze stralend. ‘Nou, het was heel fijn je te zien, Lexi,
en bel maar om te zeggen wanneer je echt terug wilt komen.’ Ze maakt het telefoongebaar en ik doe het onwillekeurig na. ‘Tot horens!’ Dana en Byron lopen weg en ik hoor Byron nog net zeggen: ‘Dana, heb je even? We moeten deze situatie bespreken. Met alle respect voor Lexi, maar...’ Mijn deur valt dicht en ik loop er op mijn tenen naartoe. Ik zet hem op een kier en steek mijn hoofd erdoor. ‘...duidelijk niet in staat om deze afdeling te leiden...’ hoor ik 131 Byron zeggen wanneer Dana en hij de hoek omslaan op weg naar de lift. Klootzak. Hij heeft niet eens de moeite genomen te wachten tot ik hem niet meer kon horen. Ik trek me weer in mijn kantoor terug, zak onderuit op mijn bureaustoel en sla mijn handen voor mijn gezicht. Er is niets meer over van mijn euforie. Ik heb geen idee hoe ik deze functie ooit heb bemachtigd. Ik pak lukraak een vel papier van de stapel voor me en kijk ernaar. Het is iets over verzekeringspremies. Hoe wéét ik al die dingen? Waar heb ik dat allemaal geleerd? Ik heb het gevoel dat ik bungelend aan de top van de Mount Everest wakker ben geworden zonder te weten wat een klimhaak is. Met een diepe zucht leg ik het vel papier neer. Ik moet met iemand praten. Fi. Ik pak de telefoon en kies 352, haar doorkiesnummer, tenzij er een nieuwe centrale is.
‘Afdeling Vloermaterialen, met Fiona Roper.’ ‘Fi, met mij!’ zeg ik. ‘Lexi. Hé, kunnen we even praten?’ ‘Natuurlijk,’ zegt Fi beleefd. ‘Moet ik nu naar je toe komen, of zal ik een afspraak met Clare maken?’ De moed zinkt me in de schoenen. Ze klinkt zo... afstandelijk. ‘Ik wilde gewoon even kletsen! Tenzij je het druk hebt...’ ‘Ik wilde eigenlijk net gaan lunchen.’ ‘Nou, dan ga ik mee!’ zeg ik happig. ‘Net als vroeger. Ik doe een moord voor een kop warme chocolademelk. Hebben ze nog van die lekkere panini’s bij Morelli’s?’ ‘Lexi...’ ‘Fi, ik moet je echt spreken, oké?’ Ik klem mijn vingers om de hoorn. ‘Ik... ik herinner me helemaal niets. En dat maakt me een beetje overstuur. De hele toestand.’ Ik doe mijn best om te lachen. ‘Wacht even, ik kom eraan...’ Ik smijt de hoorn op de haak en pak een vel papier. Ik aarzel even en schrijf dan: Graag afhandelen, Byron. Hartelijk dank, Lexi. Ik weet dat ik hem in de kaart speel, maar het enige wat ik nu wil, is mijn vriendinnen zien. Ik pak mijn tas en mijn koffertje en ren mijn kantoor uit, langs Clares bureau naar de afdeling. ‘Ha, Lexi,’ zegt een meisje. ‘Kan ik iets voor je doen?’
‘Nee, hoeft niet, dank je, ik heb een lunchafspraak met Fi...’ Mijn 132 stem sterft weg. Ik zie Fi nergens op de afdeling. Carolyn ook niet. Debs ook niet. ‘Ik denk dat ze al weg zijn.’ Het meisje kijkt me verwonderd aan. ‘Je bent ze nét misgelopen...’ ‘O, oké.’ Ik probeer niet te laten merken dat ik van mijn stuk gebracht ben. ‘Dank je. Ze zullen wel denken dat we beneden in de hal hebben afgesproken.’ Ik maak rechtsomkeert, loop zo snel als mijn naaldhakken het toelaten de gang in... en zie Debs nog net in een lift stappen. ‘Wacht!’ gil ik en ik zet het op een rennen. ‘Hier ben ik! Debs!’ Maar de deuren schuiven al dicht. Ze heeft me wel gehoord. Ik weet het zeker. Ik duw de deur van het trappenhuis open en kletter de treden af. De gedachten malen door mijn hoofd. Ze wisten dat ik eraan kwam. Ontlopen ze me soms? Wat is er de afgelopen drie jaar in jezusnaam gebeurd? We zijn toch vriendinnen? Oké, ik ben nu de baas... maar je kunt toch wel vriendin zijn met je baas? Toch? Ik kom beneden aan en duikel de hal in. Het eerste wat ik zie, is dat Carolyn en Debs door de glazen deuren naar buiten lopen, achter Fi
aan. ‘Hé!’ roep ik bijna wanhopig. ‘Wacht!’ Ik storm op de glazen deuren af en haal de meiden op de trap in. ‘O. Hallo, Lexi.’ Fi maakt een snuivend geluidje dat ik herken: ze probeert haar lachen in te houden. Ik zal er ook wel een beetje mal uitzien, rennend en rood aangelopen in mijn zwarte mantelpak en met mijn wrong. ‘We zouden toch samen gaan lunchen?’ zeg ik hijgend. ‘Ik had gezegd dat ik eraan kwam!’ Het blijft stil. Niemand kijkt me aan. Debs speelt met de hanger aan haar lange zilveren ketting; haar blonde haar wordt opgetild door de bries. Carolyn heeft haar bril afgezet en poetst de glazen met haar witte topje. ‘Wat is er nou?’ vraag ik zo ontspannen mogelijk, maar ik hoor een gekwetste bibber in mijn stem. ‘Fi, waarom heb je niets van je laten horen? Is er een... probleem?’ 133 Niemand zegt iets. Ik zie de ballonnetjes met gedachten bijna over en weer gaan, maar ik kan ze niet meer lezen; ik hoor er niet meer bij. ‘Hé, meiden.’ Ik probeer te glimlachen. ‘Alsjeblieft? Jullie moeten me helpen. Ik heb geheugenverlies. Ik weet het niet meer. Hebben we ruzie gehad of zo?’
‘Nee.’ Fi schokschoudert. ‘Nou, ik snap het niet.’ Ik kijk smekend van het ene gezicht naar het andere. ‘Het laatste wat ik weet, is dat we dikke vriendinnen waren! Het was vrijdagavond en we waren uit. We dronken bananencocktails, Duffe Dave had me laten zitten, we deden karaoke... weet je nog?’ Fi ademt hoorbaar uit en kijkt met opgetrokken wenkbrauwen naar Carolyn. ‘Dat is wel héél lang geleden.’ ‘Nou, wat is er in de tussentijd dan gebeurd?’ ‘Hoor eens,’ zegt Fi met een zucht, ‘laten we het er maar niet over hebben. Je hebt een ongeluk gehad, je bent ziek, we willen je niet van streek maken...’ ‘Ja, laten we gewoon samen ergens een broodje gaan eten.’ Debs kijkt naar Fi alsof ze wil zeggen: doe maar gewoon wat ze wil. ‘Behandel me niet als een klein kind!’ Mijn stem klinkt bitser dan ik had bedoeld. ‘Vergeet dat ongeluk maar even. Ik ben niet gehandicapt, ik mankeer niks, maar jullie moeten me vertellen hoe het zit.’ Ik kijk radeloos naar het groepje. ‘Als we geen ruzie hebben gehad, wat is er dan aan de hand? Wat is er gebeurd?’ ‘Lexi, er is niets gebeurd,’ zegt Fi, die zich niet op haar gemak lijkt te voelen. ‘Het is gewoon... we gaan eigenlijk niet meer met elkaar om. We zijn geen vriendinnen meer.’ ‘Maar waarom dan niet?’ Mijn hart bonst in mijn keel, maar ik probeer kalm te blijven. ‘Komt het doordat ik nu de baas ben?’
‘Nee, dat is het niet. Dat zou niets uitmaken als je niet...’ Fi maakt haar zin niet af. Ze duwt haar handen in haar zakken en kijkt me niet aan. ‘Als ik eerlijk moet zijn, komt het doordat je eigenlijk...’ ‘Nou?’ Ik kijk confuus van het ene gezicht naar het andere. ‘Zeg op!’ Fi haalt haar schouders op. ‘...een verwaande trut bent.’ 134 ‘De bitch-baas uit de hel, kun je beter zeggen,’ prevelt Carolyn. De lucht lijkt in mijn longen te bevriezen. De bitch-baas uit de hel? Ik? ‘Ik... ik begrijp het niet,’ hakkel ik. ‘Ben ik geen goede baas?’ ‘O, je bent fantastisch,’ zegt Carolyn met een stem die druipt van het sarcasme. ‘We krijgen een boete als we te laat komen. Je houdt bij hoe lang we lunchen, je controleert onze onkostendeclaraties... Nee, het is dikke pret op de afdeling Vloermaterialen!’ Mijn wangen gloeien alsof ze me een mep heeft gegeven. ‘Maar ik zou nooit... Zo ben ik niet...’ ‘Jawel,’ kapt Carolyn me af. ‘Zo ben je wel.’ ‘Lexi, je vroeg er zelf naar.’ Fi rolt met haar ogen, zoals altijd wanneer ze zich niet op haar gemak voelt. ‘Daarom gaan we niet meer met je om. Jij doet jouw dingen en wij de onze.’ ‘Ik kan geen bitch zijn,’ breng ik moeizaam en bibberig uit. ‘Dat kan niet. We zijn vriendinnen! Ik ben het, Lexi! We maken lol samen, we gaan samen dansen, we bezatten ons...’ De tranen prikken in mijn
ogen. Ik kijk naar de gezichten die ik zo goed ken, maar toch ook weer niet, en probeer wanhopig weerklank te vinden. ‘Ik ben het! Lexi Slagtand. Weet je nog?’ Fi en Carolyn kijken elkaar aan. ‘Lexi...’ zegt Fi bijna vriendelijk, ‘je bent onze baas. We doen wat je zegt, maar we gaan niet met je lunchen. En ook niet stappen.’ Ze hijst haar tas over haar schouder en slaakt een zucht. ‘Hé, je mag wel mee als je wilt...’ ‘Nee,’ zeg ik gegriefd. ‘Laat maar, dank je.’ Ik draai me met knikkende knieën om en loop weg. 135 10 Ik ben verdoofd van de schok. Ik heb de hele weg naar huis als in trance in de taxi gezeten. Op de een of andere manier is het me gelukt het etentje met Gianna te bespreken en naar mam te luisteren toen ze opbelde om haar beklag te doen over de nieuwste confrontatie met de gemeente. En nu is het laat in de middag en zit ik in bad, maar mijn gedachten hebben de hele tijd in kringetjes rondgedraaid. Ik ben de bitch-baas uit de hel. Mijn vriendinnen hebben allemaal de pest aan me. Wat is er in godsnaam gebeurd? Telkens als ik in gedachten Carolyns vernietigende stem hoor, krimp ik in elkaar. God mag weten wat ik haar heb aangedaan, maar het is wel duidelijk dat ze me niet moet. Ben ik de afgelopen drie jaar echt zo’n bitch geworden? Maar... hoe
dan? Waaróm? Het water wordt lauw en ik hijs me uit het bad. Ik wrijf mezelf ruw droog in een poging tot leven te komen. Ik kan er niet over blijven malen. Het loopt al tegen zessen en over een uur moet ik gastvrouw spelen bij een etentje. Ik hoef tenminste niet te koken. Toen ik thuiskwam, was Gianna druk bezig in de keuken met twee van haar nichtjes; ze zongen alle drie mee met de opera die uit de boxen schalde. De koelkast stond vol schalen sushi en hapjes en er hing een zalige geur van sudderend vlees. Ik wilde helpen (mijn knoflookbrood is niet verkeerd) maar ze duwden me de keuken uit. Toen besloot ik dat ik in bad het minst te vrezen had. Ik wikkel een droge handdoek om me heen, loop de slaapkamer in en bedenk dan pas dat mijn kleren in de kleedkamer hangen. 136 Godsamme. Nu weet ik waarom rijke mensen zo dun zijn: het komt doordat ze de hele tijd door hun gigantische huizen moeten sjouwen. In mijn flatje in Balham kon ik vanuit mijn bed bij mijn kleerkast. En bij de tv, en bij de broodrooster. Ik kies een zwart jurkje uit, zwart ondergoed en minuscule zwartsatijnen schoenen. Er hangt niets groots in mijn kleerkast van 2007. Geen knuffelige truien, geen stevige schoenen. Alles is slank en getailleerd, net als ik. Op de terugweg naar de slaapkamer laat ik de handdoek op de vloer vallen. ‘Ha, Lexi!’ ‘Aargh!’ Ik maak een sprongetje van schrik. Het grote scherm aan
het voeteneind van het bed is opgelicht en ik zie Erics gezicht op een reusachtig formaat. Ik sla mijn handen voor mijn borsten en duik achter een stoel. Ik ben bloot. En hij kan me zien. Hij is mijn man, hou ik mezelf koortsachtig voor. Hij heeft het allemaal al gezien, niets aan de hand. Maar zo vóélt het niet. ‘Eric, kun je me zien?’ vraag ik met een hoog stemmetje. ‘Nee, nu niet.’ Hij lacht. ‘Dan moet je de wijzer op “ camera” zetten.’ ‘O. Oké,’ zeg ik opgelucht. ‘Wacht even...’ Ik schiet een ochtendjas aan en raap snel de kleren bij elkaar die ik links en rechts heb laten vallen. Als ik iets snel heb geleerd, is het wel dat Eric er niet van houdt als er dingen op de vloer slingeren. Of op stoelen. Eigenlijk verdraagt hij absoluut geen rommel. Ik prop alles haastig onder het dekbed, gooi er een kussen op en strijk het zo goed mogelijk glad. ‘Klaar!’ Ik loop naar het scherm en zet de wijzer op ‘camera’. ‘Achteruit,’ zegt Eric en ik doe een pas achteruit. ‘Nu zie ik je. Goed, ik heb nog één bespreking en dan kom ik naar huis. Staat alles klaar voor het etentje?’ ‘Ik dacht het wel.’ ‘Uitstekend.’ Zijn enorme, uit pixels opgebouwde mond verbreedt zich in een hoekige grijns. ‘En hoe was het op je werk?’
137 ‘Heel leuk!’ Op de een of andere manier lukt het me enthousiast te klinken. ‘Ik heb Simon Johnson gezien, en iedereen van mijn afdeling, en mijn vriendinnen...’ Ik gloei opeens van vernedering en breek mijn zin af. Kan ik nog wel van ‘vriendinnen’ spreken? ‘Magnifiek.’ Ik vraag me af of Eric wel luistert. ‘Zo, nu moet je je echt aankleden. Tot straks, schat...’ ‘Wacht,’ zeg ik in een opwelling. ‘Eric?’ Dit is mijn man. Ik mag hem dan nauwelijks kennen, hij kent mij wél. Hij houdt van me. Als er iemand is aan wie ik mijn problemen zou moeten toevertrouwen, iemand die me gerust kan stellen, is hij het wel. ‘Brand maar los.’ Eric knikt. Zijn bewegingen op het scherm zijn traag en rukkerig. ‘Fi zei vandaag...’ Ik kan me er bijna niet toe zetten het uit te spreken. ‘Ze zei dat ik een bitch was. Is dat waar?’ ‘Natuurlijk ben je geen bitch.’ ‘Echt niet?’ Ik voel een sprankje hoop. ‘Dus ik ben geen afgrijselijke bitch-baas uit de hel?’ ‘Schat, hoe kun jij nu afgrijselijk zijn? Of een bitch-baas uit de hel? Onmogelijk.’
Eric klinkt zo zeker van zijn zaak dat ik me opgelucht ontspan. Er moet een verklaring zijn. Misschien is er ergens kortsluiting geweest, een misverstand, het komt allemaal goed... ‘Ik noem je liever... hard,’ vervolgt Eric. Mijn opgeluchte glimlach verstijft op mijn gezicht. Hard? Dat staat me niet aan. ‘Op een goede manier, bedoel je?’ vraag ik als terloops. ‘Hard, maar toch vriendelijk en aardig?’ ‘Lieverd, jij bent doelgericht. Je bent gedreven. Je laat je afdeling zwoegen. Je bent een fantastische baas.’ Hij glimlacht. ‘Nu moet ik echt weg. Tot vanavond.’ Het scherm wordt donker en ik staar ernaar, totaal niet gerustgesteld. Ik ben zelfs alleen maar banger geworden. Hard. Is dat geen ander woord voor ‘bitch-baas uit de hel’? 138 Hoe het ook zit, ik mag er nu niet over piekeren. Ik moet het allemaal in het juiste perspectief blijven zien. Het is een uur later en ik ben een beetje opgevrolijkt. Ik heb mijn nieuwe ketting met de diamant omgedaan. Ik heb mezelf royaal met duur parfum bespoten. En ik heb stiekem een glaasje wijn gedronken, waardoor alles er een stuk minder ernstig uitziet. Misschien is het allemaal niet zo perfect als ik dacht. Dan mogen mijn vriendinnen me maar niet meer; dan aast Byron maar op mijn baan; dan heb ik maar geen flauw idee wie Tony Dukes is. Ik kan het
allemaal rechtzetten. Ik kan leren mijn werk te doen. Ik kan het bijleggen met Fi en de anderen. Ik kan Tony Dukes googelen. Waar het maar om gaat, is dat ik nog altijd de gelukkigste vrouw van de wereld ben. Ik heb een kanjer van een man, een heerlijk huwelijk en een verbijsterende loft. Ik bedoel, kijk om je heen! Vanavond ziet het er nog oogverblindender uit dan anders. De bloemist is geweest, en nu staan er overal bloemstukken met lelies en rozen. De eettafel is uitgeschoven en gedekt met blinkend zilveren bestek en kristal en een bloemstuk in het midden, zoals bij bruiloften. Er zijn zelfs gekalligrafeerde naamkaartjes! Eric zei dat het een ‘ongedwongen etentje’ zou worden. God mag weten wat we doen als we een formeel diner geven. Misschien hebben we dan tien butlers met witte handschoenen of zo. Ik breng zorgvuldig mijn Lancôme-lippenstift aan en bet mijn mond. Als ik klaar ben, moet ik mijn spiegelbeeld wel aangapen. Ik heb mijn haar hoog opgestoken, mijn jurk zit als gegoten en er schitteren diamanten in mijn oren. Ik lijk wel zo’n elegante vrouw uit een reclamespotje. Alsof er elk moment een tekst onder me op het scherm kan verschijnen. Ferrero Rocher. Ieder z’n smaak. British Gas. Houdt u warm in uw trendy loft van een triljoen. Ik stap achteruit en het op de spiegel gerichte spotje gaat automatisch over in verlichting door de hele kamer. De ‘intelligente verlichting’ in deze kamer lijkt wel toverij: er zijn warmtesensoren die bepalen waar je bent en aan de hand daarvan de verlichting aanpassen. 139
Ik vind het leuk om het systeem te slim af te zijn door rondjes te rennen en te gillen: ‘Ha! Nou ben je niet meer zo intelligent, hè?’ Niet waar Eric bij is, uiteraard. ‘Schat!’ Ik schrik, draai me om en zie hem in zijn zakenpak in de deuropening staan. ‘Je ziet er beeldig uit!’ ‘Dank je!’ Het compliment maakt me warm vanbinnen en ik klop op mijn haar. ‘Alleen één dingetje. Koffertje in de hal. Goed idee?’ Zijn glimlach wijkt niet, maar ik hoor de ergernis in zijn stem. Shit. Ik moet het daar hebben laten staan. Ik was zo in gedachten verzonken toen ik thuiskwam dat ik het ben vergeten. ‘Ik zal het opruimen,’ zeg ik snel. ‘Sorry.’ ‘Graag.’ Hij knikt. ‘Maar eerst moet je dit proeven.’ Hij reikt me een glas robijnrode wijn aan. ‘Het is de Château Branaire Ducru die we tijdens onze laatste reisje naar Frankrijk hebben gekocht. Ik ben benieuwd wat je ervan vindt.’ ‘Juist,’ zeg ik zelfverzekerd. ‘Absoluut.’ O, nee. Wat moet ik zeggen? Ik neem behoedzaam een slok en laat de wijn door mijn mond walsen terwijl ik mijn hersenen pijnig. Ik ken toch wel woorden van wijnkenners? Houtig. Fruitig. Fraai boeket. Welbeschouwd is het toch allemaal bluf? Oké, dan zeg ik dat het een goddelijk ronde, rijpe wijn is met een vleugje aardbei. Nee, bosbes. Ik slik de wijn door en knik als een kenner naar Eric.
‘Weet je, ik vind het een godde...’ ‘Verschrikkelijk, hè?’ onderbreekt hij me. ‘Kurk. Totaal bedorven.’ Bedorven? ‘O! Eh... ja!’ Ik herstel me. ‘Ver voorbij de houdbaarheidsdatum. Brr.’ Ik trek een grimas. ‘Weerzinwekkend!’ Dat was op het nippertje. Ik zet het glas op een tafeltje en de intelligente verlichting past zich weer aan. ‘Eric,’ zeg ik, mijn vertwijfeling met moeite verbergend, ‘zouden we het licht zo kunnen instellen dat het de hele avond hetzelfde blijft? Ik weet niet of het kan...’ ‘Alles kan.’ Eric klinkt een beetje gepikeerd. ‘We hebben onein140 dig veel keus. Dat is het concept van het loftleven.’ Hij geeft me een afstandsbediening. ‘Hier. Hiermee kun je het systeem uitschakelen. Kies maar een sfeer. Ik ga andere wijn uitzoeken.’ Ik loop de woonkamer in, vind het menu ‘verlichting’ op de afstandsbediening en begin met sferen te stoeien. ‘Daglicht’ is te fel. ‘Bioscoop’ is te donker. ‘Ontspanning’ is saai... Ik klik verder naar beneden. ‘Lezen’... ‘disco’... Hé, hebben we discoverlichting? Ik klik ‘disco’ aan en schiet in de lach als de kamer plotseling door pulserende, veelkleurige lichtbundels wordt doorschoten. Nu wil ik ‘stroboscoop’ ook proberen. Even later flitsen er witte lichten en blacklights door de kamer en ik begin
monter een robotdansje om de salontafel te doen. Het lijkt wel een club! Waarom heeft Eric me niet eerder verteld dat we dit hadden? Misschien hebben we ook gekleurde rook, en een spiegelbol... ‘T jeesus christus, Lexi, wat dóé je!’ doorklieft Erics stem de lichtflitsen. ‘Je hebt goddomme de hele loft op stroboscoopverlichting gezet! Gianna had bijna haar arm afgehakt!’ ‘O, nee! Sorry.’ Ik pruts schuldbewust aan de afstandbediening tot we weer discoverlichting hebben. ‘Je had me helemaal niet verteld dat we ook disco-en stroboscoopverlichting hebben! Het is fantastisch!’ ‘We gebruiken die instellingen nooit.’ Erics gezicht is een veelkleurige werveling. ‘Zoek even iets normaals, in godsnaam.’ Hij draait zich om en loopt weg. Hoe bestaat het dat we discoverlichting hebben en die nooit gebruiken? Wat zonde! Ik móét Fi en de anderen voor een feestje uitnodigen. We halen wijn en knabbels, en we ontruimen de kamer en zetten het geluid voluit... Dan herinner ik het me weer en mijn hart verkrampt. Het zit er de komende tijd niet in. Misschien wel nooit. Ik kies mismoedig voor ‘ontvangstruimte 1’, wat er wel mee doorkan. Ik leg de afstandsbediening weg, loop naar het raam, kijk naar de straat beneden en neem een besluit. Ik geef het niet op. Het zijn mijn vriendínnen. Ik ga uitzoeken wat er is gebeurd. En dan ga ik het goedmaken. 141
Mijn plan voor het etentje was dat ik me de gezichten en namen van de gasten door middel van visualisatietechnieken zou inprenten, maar die strategie valt al meteen in het water als er drie golfmaatjes van Eric komen opdagen: ze hebben hetzelfde pak aan, ze hebben hetzelfde gezicht en hun vrouwen zijn al helemaal niet van elkaar te onderscheiden. Ze hebben namen als Greg en Mick en Suki en Pooky en ze beginnen prompt over een skivakantie die we allemaal samen schijnen te hebben gehouden. Ik nip van mijn drankje en glimlach veel, en dan komen er nog eens een stuk of tien gasten, allemaal tegelijk, en ik heb geen idee wie het allemaal zijn, afgezien dan van Rosalie, die op me af stuift, haar man Clive voorstelt (die me helemaal geen monster lijkt, gewoon een zachtaardige vent in een pak) en weer weg stuift. Na een poosje tuiten mijn oren en voel ik me duizelig. Gianna gaat met drankjes rond, haar nichtje serveert hors d’oeuvres en alles lijkt op rolletjes te lopen. Ik prevel dus een verontschuldiging naar de kalende gast die me vertelt dat hij net een elektrische gitaar van Mick Jagger op een veiling voor een goed doel heeft gekocht, glip de kamer uit en loop het terras op. Ik neem een paar happen frisse lucht, nog steeds suizebollend. De schemering valt blauwgrijs in en de lantaarns floepen net aan. Ik kijk uit over Londen en voel me onwezenlijk. Ik voel me alsof ik een vrouw in een jurk speel die met een glas champagne in haar hand op een weelderig dakterras staat. ‘Schat! Daar ben je!’ Ik kijk om en zie Eric de schuifdeuren opentrekken. ‘Hallo!’ roep ik terug. ‘Ik was aan frisse lucht toe.’
‘Ik wil je voorstellen aan Jon, mijn architect.’ Eric loodst een donkerharige man in een zwarte spijkerbroek en antracietgrijs linnen colbert naar buiten. ‘Hallo,’ zeg ik op de automatische piloot, en dan val ik stil. ‘Hé, wij kennen elkaar!’ roep ik uit, opgelucht een keer een bekend gezicht te zien. ‘Ja toch? Jij bent die man van de auto.’ Er flitst iets vreemds over zijn gezicht. Het lijkt wel teleurstelling. Dan knikt hij. ‘Dat klopt. Ik ben die man van de auto.’ ‘Jon is ons creatieve genie,’ zegt Eric met een klap op Jons rug. 142 ‘Hij is het talent. Ik mag dan het financiële inzicht hebben, maar dit is de man die de wereld...’ – hij laat een gewichtige stilte vallen – ‘...het loftleven brengt.’ Terwijl hij het zegt, maakt hij weer dat evenwijdige handgebaar alsof hij bakstenen op een lopende band zet. ‘Wat goed!’ Ik probeer enthousiast te klinken. Ik weet dat het Erics werk is en zo, maar die uitdrukking ‘loftleven’ begint me de keel uit te hangen. ‘Nog bedankt voor laatst,’ zeg ik met een beleefde glimlach. ‘Je hebt me echt gered!’ Ik wend me tot Eric. ‘Ik had het je nog niet verteld, schat, maar ik wilde autorijden en toen ben ik bijna tegen een muur geklapt. Jon heeft me geholpen.’ ‘Het was me een genoegen.’ Jon neemt een slokje uit zijn glas. ‘Zo, dus je herinnert je nog steeds niets?’
‘Niets.’ Ik schud mijn hoofd. ‘Dat moet vreemd zijn.’ ‘Ja, maar ik begin eraan te wennen. En Eric helpt me heel goed. Hij heeft een boek voor me gemaakt om me te helpen het me allemaal weer te herinneren. Een soort huwelijkshandboek. Met hoofdstukken en alles.’ ‘Een handboek?’ herhaalt Jon. Ik zie zijn neus trekken. ‘Dat meen je niet. Een handboek.’ ‘Ja, een handboek.’ Ik kijk hem argwanend aan. ‘Ha, daar is Graham,’ zegt Eric, die helemaal niet naar ons heeft geluisterd. ‘Ik moet hem even spreken, neem me niet kwalijk...’ Hij beent naar binnen en dan ben ik alleen met Jon de architect. Ik weet niet wat het is met die vent. Ik bedoel, ik kén hem niet eens, maar hij werkt me op mijn zenuwen. ‘Wat is er mis met een huwelijkshandboek?’ flap ik eruit. ‘Niets. Helemaal niets.’ Hij schudt ernstig zijn hoofd. ‘Het is juist een slimme zet, want anders zou je misschien niet weten wanneer jullie elkaar horen te zoenen.’ ‘Precies. Eric heeft een heel hoofdstuk geschreven over...’ Ik klap mijn mond dicht. Jon heeft zijn lippen op elkaar geperst alsof hij probeert zijn lachen in te houden. Vindt hij het soms gráppig? ‘Het handboek behandelt allerlei aspecten van ons huwelijk,’ zeg ik 143 ijzig. ‘En we hebben er allebei veel aan. Het is voor Eric ook moeilijk
hoor, een vrouw die zich niets van hem herinnert! Of kun je je dat niet voorstellen?’ Het blijft stil. Zijn gezicht betrekt nu helemaal. ‘Neem maar van mij aan,’ zegt hij dan, ‘dat ik het me heel goed kan voorstellen.’ Hij drinkt zijn glas leeg en kijkt even naar de bodem. Als hij opkijkt, lijkt hij iets te willen zeggen, maar dan gaan de schuifdeuren open en bedenkt hij zich. ‘Lexi!’ Rosalie loopt wiebelend op haar hakken naar ons toe, met een glas in haar hand. ‘Wat een bééldige hapjes!’ ‘O, goh... dank je wel!’ zeg ik. Ik vind het gênant om een compliment te krijgen voor iets waar ik niets mee te maken heb. ‘Ik heb nog niets geproefd. Zijn ze lekker?’ Rosalie kijkt me beduusd aan. ‘Geen idee, lieverd, maar het ziet er allemaal schitterend uit. En Eric zegt dat we zo aan tafel gaan.’ ‘O, god,’ zeg ik schuldbewust. ‘Ik heb hem aan zijn lot overgelaten. We kunnen maar beter naar binnen gaan. Kennen jullie elkaar?’ vraag ik terwijl we naar binnen lopen. ‘Ja, hoor,’ zegt Jon. ‘Jon en ik zijn óúde vrienden,’ zegt Rosalie liefjes. ‘Ja toch, schat?’ ‘Tot straks.’ Jon knikt, versnelt zijn pas en verdwijnt door de glazen deuren. ‘Verschrikkelijke vent.’ Rosalie trekt een lelijk gezicht naar zijn rug.
‘Verschrikkelijk?’ herhaal ik verbaasd. ‘Eric schijnt wel op hem gesteld te zijn.’ ‘Ja, Eric wel,’ zegt ze minachtend. ‘En Clive is idolaat van hem. Hij is een ziener, hij wint prijzen, bla, bla...’ Ze schudt afwijzend haar hoofd. ‘Maar hij is wel de botste man die ik ooit heb gezien. Toen ik hem vorig jaar vroeg iets voor mijn goede doel te geven, weigerde hij gewoon. Hij lachte er zelfs om.’ ‘Hij lachte erom?’ zeg ik ontdaan. ‘Wat erg! Waar ging het om?’ ‘Het heette Snoep Verstandig,’ zegt Rosalie trots. ‘Ik had het helemaal zelf bedacht. Het idee was dat we een keer per jaar een appel aan alle schoolkinderen in een achterstandsbuurt zouden geven. Vol lekkere voedingsstoffen! Dat is toch geniaal van eenvoud?’ 144 ‘Eh... goed idee,’ zeg ik voorzichtig. ‘En, is het gelukt?’ ‘Nou, het begon goed,’ zegt Rosalie wrevelig. ‘We deelden duizenden appels uit en we hadden speciale T-shirts en een busje met een appel op de zijkant voor het vervoer. Het was zo leuk! Tot de gemeente van die stomme brieven begon te sturen over op straat gegooid fruit dat ongedierte aantrok.’ ‘O, jee.’ Ik bijt op mijn onderlip, want ik moet nu ook wel lachen. ‘Weet je wat het is met dat liefdadigheidswerk?’ zegt ze afkeurend. ‘De plaatselijke bureaucratie wíl niet dat je helpt.’ We zijn bij de schuifdeuren en ik kijk naar het gezelschap. Twintig
mensen die ik niet ken en allemaal lachen, praten en roepen ze naar elkaar. Ik zie edelstenen flonkeren en hoor het bulderende gelach van de mannen. ‘Wees maar niet bang.’ Rosalie legt haar hand op mijn arm. ‘Eric en ik hebben een plan. Onder het eten staat iedereen op om zich aan je voor te stellen.’ Ze fronst haar voorhoofd. ‘Liefje, trek je het wel?’ ‘Ja, hoor!’ Ik glimlach moeizaam. ‘Natuurlijk!’ Het is gelogen. Ik kan het niet meer aan. Ik zoek mijn plaats aan de lange glazen eettafel en knik en glimlach naar mensen, maar ik heb het gevoel dat ik in een bizarre droom zit. Die lui zijn mijn vermeende vrienden. Ze kennen me allemaal. En ik heb ze zelfs nog nooit gezíén. ‘Lexi, schat?’ Op weg naar mijn stoel word ik apart genomen door een donkere vrouw. ‘Heb je even?’ Ze vervolgt bijna fluisterend: ‘Ik ben de vijftiende en de eenentwintigste de hele dag bij jou geweest, goed?’ ‘O ja?’ zeg ik wezenloos. ‘Ja. Als Christian ernaar vraagt. Christian, mijn man?’ Ze wijst naar de kalende Mick Jagger-gitaarman, die net aan de andere kant van de tafel gaat zitten. ‘O, oké.’ Ik laat het even bezinken. ‘Was je echt bij mij?’ ‘Natuurlijk!’ zegt ze net iets te laat. ‘Vanzelf, schat!’ Ze geeft een kneepje in mijn hand en loopt weg. ‘Dames en heren.’ Eric staat aan het hoofdeind van de blinkende
tafel, het geroezemoes verstomt en iedereen gaat zitten. ‘Welkom in ons huis. Lexi en ik zijn zeer vereerd door jullie komst.’ 145 Alle ogen richten zich op mij en ik glimlach verlegen. ‘Zoals jullie weten, heeft Lexi nog last van haar recente ongeluk, wat betekent dat haar geheugen niet al te best is.’ Eric glimlacht spijtig. Een man aan de andere kant van de tafel schiet in de lach en zijn vrouw sist dat hij stil moet zijn. ‘Daarom lijkt het me goed als jullie je allemaal opnieuw aan Lexi voorstellen. Sta op, zeg hoe je heet en misschien kun je naar een gedenkwaardige belevenis verwijzen.’ ‘Denken de artsen dat Lexi’s geheugen dan terugkomt?’ vraagt een ernstig uitziende man rechts van me. ‘Niemand weet het,’ zegt Eric plechtig, ‘maar we moeten het proberen. Dus... wie wil er beginnen?’ ‘Ik! Ik begin wel!’ zegt Rosalie, en ze springt op. ‘Lexi, ik ben je hartsvriendin Rosalie, zoals je al weet. En ónze gedenkwaardige belevenis is die keer dat we ons allebei lieten harsen, en het meisje een beetje doordraafde...’ Ze giechelt. ‘Je gezícht...’ ‘Wat was er dan?’ vraagt een vrouw in het zwart. ‘Dat zeg ik niet in het openbaar!’ Rosalie trekt een beledigd gezicht. ‘Maar echt, het was ontzéttend gedenkwaardig.’ Ze kijkt stralend om zich heen en gaat zitten. ‘Juist,’ zegt Eric verbluft. ‘Wie volgt. Charlie?’
‘Ik ben Charlie Mancroft.’ Een barse man naast Rosalie staat op en knikt me toe. ‘Onze gedenkwaardige belevenis zal wel die keer zijn dat we allemaal naar Wentworth gingen voor dat bedrijfsuitje. Montgomerie sloeg een birdie op de achttiende hole. Verbijsterend goed gespeeld.’ Hij kijkt me verwachtingsvol aan. ‘Maar natuurlijk!’ Ik heb geen idee waar hij het over heeft. Golf? Snooker, misschien. ‘Eh... dank je wel.’ Hij gaat zitten en een dun meisje naast hem staat op. ‘Ha, Lexi.’ Ze wuift naar me. ‘Ik ben Natalie, en gedenkwaardigste belevenis met jou moet je trouwdag zijn.’
mijn
‘Echt waar?’ zeg ik verbaasd en ontroerd. ‘Wauw.’ ‘Het was zo’n gelukzalige dag!’ Ze bijt op haar onderlip. ‘En je zag er zo mooi uit en ik dacht: zo wil ik er ook uitzien als ík ga trouwen. Ik dacht eigenlijk dat Matthew me die dag een aanzoek zou doen, maar... dat deed hij niet.’ Haar glimlach verstrakt. 146 ‘T jeesus, Natalie,’ pruttelt een man aan de andere kant van de tafel. ‘Begin nou niet wéér.’ ‘Nee, het geeft niet!’ roept ze vrolijk uit. ‘We zijn nu toch verloofd? Het duurde maar drie jaar!’ Ze wappert met haar diamant naar me. ‘Ik neem jouw jurk! Precies dezelfde Vera Wang, in het wit...’ ‘Goed zo, Natalie!’ kapt Eric haar krachtig af. ‘Laten we maar naar de volgende gaan. Jon? Jouw beurt.’
Jon, die tegenover me zit, gaat staan. ‘Hallo,’ zegt hij met zijn droge stem. ‘Ik ben Jon. We hebben elkaar al gezien.’ Hij valt stil. ‘Nou, Jon?’ spoort Eric hem aan. ‘Wat is jouw gedenkwaardige belevenis met Lexi?’ Jon neemt me even op met die donkere, vurige ogen en ik vraag me af wat hij gaat zeggen. Hij krabt in zijn nek, fronst zijn wenkbrauwen en neemt een slok wijn, alsof hij diep nadenkt. Dan steekt hij zijn handen op. ‘Er wil me niets te binnen schieten.’ ‘Niets?’ Het steekt me toch. ‘Het maakt niet uit wat je vertelt!’ zegt Eric bemoedigend. ‘Gewoon een bijzonder moment dat jullie hebben gedeeld...’ Iedereen kijkt naar Jon. Hij fronst zijn wenkbrauwen weer en schokschoudert dan alsof hij zich in het nauw gedreven voelt. ‘Ik kan echt niets bedenken,’ zegt hij dan. ‘Niets wat ik kan vertellen.’ ‘Er moet toch íéts zijn, Jon?’ zegt een vrouw tegenover hem gretig. ‘Het zou haar geheugen kunnen opfrissen!’ ‘Dat betwijfel ik.’ Hij lacht even scheef naar me. ‘Nou, ook goed,’ zegt Eric ongeduldig. ‘Het geeft niet. We gaan door.’ Tegen de tijd dat iedereen is opgestaan en zijn of haar anekdote heeft verteld, ben ik al vergeten wie de eerste mensen waren, maar het is een begin, neem ik aan. Gianna en haar assistente dienen
tonijncarpaccio op, raketsla en geglaceerde peren, en ik praat met iemand die Ralph heet over zijn echtscheidingsconvenant. Dan worden de borden afgeruimd en neemt Gianna de koffiebestellingen op. ‘Ik zet wel koffie,’ zeg ik en ik spring overeind. ‘Jij hebt al zoveel gedaan vanavond, Gianna. Neem maar even pauze.’ 147 Haar geredder met de zware schalen maakt dat ik me steeds onbehaaglijker ben gaan voelen. En iedereen laat zich bedienen zonder zelfs maar naar haar te kijken. En die vreselijke Charlie blafte haar zelfs af toen hij nog een glas water wilde. Het is zo onbeschóft. ‘Lexi!’ zegt Eric met een lach. ‘Dat hoeft echt niet.’ ‘Ik wil het zelf,’ zeg ik koppig. ‘Gianna, ga zitten. Neem maar een koekje of zo. Ik kan best een paar koppen koffie zetten. Echt, ik sta erop.’ Gianna staat paf. ‘Dan ga ik je bed maar openslaan,’ zegt ze ten slotte, en ze loopt naar de slaapkamer, met haar nichtje in haar kielzog. Dat is niet precies wat ik met een pauze bedoelde, maar vooruit. ‘Zo.’ Ik kijk glimlachend naar de gasten. ‘Wie wil er koffie? Hand opsteken...’ Ik tel de handen. ‘Wil er ook iemand muntthee?’ ‘Ik help je wel,’ zegt Jon opeens, en hij schuift zijn stoel naar achteren.
‘O,’ zeg ik verbaasd. ‘Nou... goed dan. Graag.’ Ik loop naar de keuken, vul de waterkoker en zet hem aan. Dan zoek ik in de kasten naar kopjes. Misschien hebben we speciale, chique koffiekopjes voor etentjes. Ik sla het huwelijkshandboek erop na, maar kan niets vinden. Intussen ijsbeert Jon door de keuken, met rimpels in zijn gezicht alsof hij opgaat in een verre dagdroom, zonder een poot uit te steken. ‘Alles goed?’ vraag ik korzelig. ‘Jij weet zeker ook niet waar de koffiekopjes staan?’ Jon lijkt me niet eens te horen. ‘Hallo?’ Ik wuif naar hem. ‘Zou je me niet helpen?’ Hij blijft eindelijk staan en kijkt me aan met een nog vreemdere uitdrukking op zijn gezicht. ‘Ik weet niet hoe ik je dit moet vertellen,’ zegt hij, ‘dus zeg ik het maar gewoon.’ Hij haalt diep adem... en lijkt zich dan weer te bedenken. Hij loopt naar me toe en bekijkt mijn gezicht van dichtbij. ‘Weet je het echt niet meer? Je speelt toch geen spelletje met me?’ ‘Wát weet ik niet meer?’ zeg ik compleet verbijsterd. ‘Oké, oké.’ Hij draait zich om en begint weer te ijsberen. Hij haalt 148 zijn handen door zijn donkerbruine haar, dat in pieken rechtop blijft staan. Dan kijkt hij me weer aan. ‘Het zit zo. Ik hou van je.’
‘Hè?’ Ik kijk hem niet-begrijpend aan. ‘En jij houdt van mij,’ vervolgt hij zonder me de kans te geven meer te zeggen. ‘We zijn geliefden.’ ‘Liefje!’ De deur zwaait open en Rosalie kijkt de keuken in. ‘Nog twee muntthee en een decafé voor Clive.’ ‘Komt eraan!’ zeg ik met verstikte stem. Rosalie verdwijnt en de keukendeur zwaait dicht. Er hangt een stilte tussen ons, de onbehaaglijkste stilte die ik ooit heb gevoeld. Ik kan me niet bewegen en ik kan geen woord uitbrengen. Mijn ogen flitsen telkens naar het huwelijkshandboek op het werkblad, alsof het antwoord daar in zou kunnen staan, wat natuurlijk een bespottelijk idee is. Jon volgt mijn blik. ‘Ik vermoed,’ zegt hij op droge, vertrouwelijke toon, ‘dat ik niet in het handboek voorkom.’ Oké. Ik moet de situatie meester worden. ‘Ik... begrijp het niet,’ zeg ik in een poging me te vermannen. ‘Hoe bedoel je, geliefden? Probeer je me te vertellen dat we een verhóúding hebben?’ ‘Ja, al acht maanden.’ Zijn donkere ogen boren zich in de mijne. ‘Je wilt Eric voor me verlaten.’
Ik kan een opborrelende lach niet onderdrukken en sla snel een hand voor mijn mond. ‘Neem me niet kwalijk. Ik wil niet bot zijn, maar... wil ik Eric verlaten? Voor jóú?’ Voordat Jon iets terug kan zeggen, gaat de deur weer open. ‘Ha, Lexi!’ zegt de rood aangelopen man die binnenkomt. ‘Mag ik nog wat mineraalwater pakken?’ ‘Hier.’ Ik duw twee flessen in zijn armen. De deur gaat weer dicht en Jon stopt zijn handen in zijn zakken. ‘Je stond op het punt tegen Eric te zeggen dat je niet bij hem kon blijven,’ zegt hij. Hij gaat steeds sneller praten. ‘Je zou bij hem weggaan, we hadden plannen gemaakt...’ Hij breekt zijn zin af en zucht. ‘Toen kreeg je dat ongeluk.’ Zijn gezicht staat bloedserieus. Hij meent het allemaal echt. 149 ‘Maar... dat is bespottelijk!’ Jon kijkt alsof ik hem een klap heb gegeven. ‘Bespottelijk?’ ‘Ja, bespottelijk! Ik ben geen type voor ontrouw. Bovendien heb ik een geweldig huwelijk, een fantastische man, ik ben gelukkig...’ ‘Je bent niet gelukkig met Eric,’ valt Jon me in de rede. ‘Neem dat maar van me aan.’ ‘Natuurlijk wel!’ zeg ik verbijsterd. ‘Hij is een schat! Hij is volmaakt!’ ‘Volmáákt?’ Jon lijkt moeite te doen om zich in te houden. ‘Lexi, hij is niet volmaakt.’
‘Nou, hij komt er dicht genoeg bij in de buurt,’ kaats ik terug. Ik raak overstuur. Wie denkt die vent dat hij is om zomaar mijn etentje te verstoren met de mededeling dat hij mijn minnaar is? ‘Hoor eens, Jon, of wie je ook bent, ik geloof je niet. Ik zou nooit aan een verhouding beginnen, oké? Ik heb een droomhuwelijk. Ik heb een droomleven!’ ‘Een droomleven?’ Jon wrijft over zijn voorhoofd alsof hij zijn gedachten wil ordenen. ‘Denk je dat echt?’ Iets aan die vent bezorgt me de kriebels. ‘Natuurlijk!’ Ik gebaar om me heen. ‘Kijk dan naar dit huis! Kijk dan naar Eric! Het is allemaal fantastisch! Waarom zou ik dat vergooien voor de een of andere...’ De keukendeur zwaait open en ik slik de rest van mijn woorden in. Eric duikt op. ‘Lieverd,’ zegt hij stralend, ‘lukt het een beetje met de koffie?’ ‘Die, eh, komt eraan,’ zeg ik nerveus. ‘Sorry, schat.’ Ik wend me af om mijn verhitte gezicht te verbergen en schep slordig koffie in de cafetière. Ik wil dat die vent ópdondert. ‘Eric, ik moet jammer genoeg weg,’ zegt Jon achter me alsof hij mijn gedachten kan lezen. ‘Bedankt voor de leuke avond.’ ‘Jon! Beste kerel.’ Ik hoor dat Eric hem op zijn rug slaat. ‘Laten we morgen de planningsvergadering even voorkoken.’ ‘Doen we,’ zegt Jon. ‘Tot ziens, Lexi. Leuk om weer kennis met je te maken.’
‘Tot ziens, Jon.’ Op de een of andere manier slaag ik erin me naar 150 hem om te draaien en gastvrouwachtig naar hem te glimlachen. ‘Fijn je te zien.’ Hij buigt zich naar me over en geeft me een vluchtige zoen. ‘Je weet niets van je leven,’ zegt hij zacht in mijn oor, en dan beent hij zonder om te kijken de keuken uit. 151 11 Dit kan niet waar zijn. Het ochtendlicht kruipt door de lamellen naar binnen en ik ben al een tijdje wakker, maar ik ben nog niet opgestaan. Ik kijk strak omhoog naar het plafond en adem regelmatig in en uit. Mijn theorie is dat als ik maar lang genoeg stil blijf liggen, mijn woelige gedachten ook tot rust zullen komen en alles netjes op zijn plaats zal vallen. Tot nog toe is het een waardeloze theorie. Telkens als ik de gebeurtenissen van de vorige dag doorneem, duizelt het me. Ik dacht dat ik dat nieuwe leven van mij in m’n vingers begon te krijgen. Ik dacht dat het een solide geheel begon te vormen, maar nu lijkt alles links en rechts weg te glippen en glijden. Fi zegt dat ik een bitch-baas uit de hel ben. De een of andere vent beweert dat ik zijn geheime geliefde ben. Wat staat me nog meer te wachten? De ontdekking dat ik geheim agent ben?
Het kan niet waar zijn. Einde verhaal. Waarom zou ik Eric ooit willen bedriegen? Hij is knap en zorgzaam en multimiljonair en hij kan een speedboot besturen. Terwijl Jon een beetje sjofel is. En nogal... stekelig. Zoals die opmerking: ‘Je weet niets van je leven.’ Het lef. Ik weet genoeg van mijn leven, dank je. Ik weet waar ik mijn haar laat doen, ik weet wat voor taart ik op mijn trouwdag heb gegeten, ik weet hoe vaak Eric en ik het doen... Het staat allemaal in het handboek. En trouwens, kan het onbeschofter? Je dringt niet zomaar iemands huis binnen om tegen haar te zeggen dat ze je geliefde is terwijl zij haar best doet om samen met haar man een etentje te geven. Je... je wacht een geschikter moment af. Je schrijft een briefje. 152 Nee, je schrijft geen briefje. Je... Nou ja. Niet meer aan denken. Ik ga rechtop zitten, druk op de toets om de luxaflex op te trekken, haal mijn vingers door mijn haar en vertrek mijn gezicht bij de klitten. Het scherm tegenover me is leeg en het is griezelig stil in de kamer. Ik vind het nog steeds vreemd om in zo’n hermetisch afgesloten doos te wonen, na mijn tochtige slaapkamer in Balham. Volgens het handboek mogen de ramen niet open, want dan raakt de airconditioning in de war. Die Jon zal wel een psychopaat zijn. Waarschijnlijk is het zijn hobby om mensen met geheugenverlies te vertellen dat hij hun minnaar is. Er is geen enkel bewijs dat we een verhouding hebben. Niets. Ik heb niets gezien wat op zijn aanwezigheid in mijn leven duidt: geen briefjes, geen foto’s en geen aandenkens. Anderzijds... Ik zou toch niets voor Eric laten slingeren? zegt een stemmetje vanbinnen.
Ik blijf even roerloos zitten en laat mijn gedachten buitelen. Dan sta ik in een opwelling op en ga naar mijn kleedkamer. Ik haast me naar de toilettafel en wrik de bovenste la open. Die zit vol Chanelcosmetica, netjes in rijen gezet door Gianna. Ik doe de la dicht en trek de volgende open, die vol sjaaltjes ligt. In de derde la zitten een sieradentasje en een suède fotoalbum, leeg. Ik duw de la peinzend dicht. Zelfs hier, in mijn eigen privéheiligdom, is alles keurig en steriel en nikserig. Waar is de rommel? Waar zijn de losse spullen? Waar zijn de brieven en foto’s? Waar zijn al mijn bewerkte ceintuurs en gratis lippenstiften van stomme tijdschriften? Waar... ben ík? Ik leun op mijn ellebogen naar voren en bijt even op mijn nagel. Dan krijg ik een inval. De ondergoedla. Als ik iets wilde verstoppen, zou ik het daar doen. Ik maak de kast open en trek de la met ondergoed uit. Ik voel in de satijnzee van La Perla, maar vind niets. Ook niet in mijn la met beha’s... ‘Zoek je iets?’ Ik schrik van Erics stem, draai mijn hoofd, zie hem in de deuropening staan kijken hoe ik zoek en loop prompt rood aan. Hij weet het. 153 Nee, hij weet niets. Doe niet zo stom. Er vált niets te weten. ‘Ha, Eric!’ Ik haal zo achteloos mogelijk mijn handen uit de la. ‘Ik wilde gewoon even... een paar beha’s pakken!’
Oké, daarom kan ik dus geen verhouding hebben. Ik ben de beroerdste leugenaar van de wereld. Waarom zou ik ‘een paar beha’s’ nodig hebben? Heb ik opeens zes tieten? ‘Wat ik me eigenlijk afvroeg,’ vervolg ik haastig, ‘is of ik ergens meer spullen heb?’ ‘Spullen?’ Eric fronst zijn voorhoofd. ‘Brieven, agenda’s, dat soort dingen?’ ‘Ja, in je bureau op de werkkamer. Daar bewaar je al je dossiers.’ ‘Natuurlijk.’ Ik was de werkkamer helemaal vergeten. Of eigenlijk dacht ik dat het meer Erics domein was dan het mijne. ‘Ik vond het een heel geslaagde avond, gisteren.’ Eric loopt een stukje de kamer in. ‘Bravo, schat. Het zal niet makkelijk voor je zijn geweest.’ ‘Het was leuk.’ Ik ga op mijn knieën zitten en pruts aan mijn horlogebandje. ‘Er waren... interessante mensen bij.’ ‘Was het niet te veel ineens voor je?’ ‘Een beetje wel.’ Ik werp hem een montere glimlach toe. ‘Ik moet nog zoveel leren.’ ‘Nou, je weet dat je me alles over je leven kunt vragen. Echt alles.’ Eric spreidt zijn armen. ‘Daar ben ik voor.’ Ik kijk hem even sprakeloos aan.
Weet je misschien ook of ik met je architect rollebol? ‘T ja.’ Ik schraap mijn keel. ‘Nu je het zegt, wat ik me afvroeg... We zijn toch gelukkig samen, hè? We hebben toch een gelukkig... monogaam huwelijk?’ Ik vind dat ik dat ‘monogaam’ vrij subtiel heb laten vallen, maar Erics scherpe oren pikken het meteen op. ‘Monogaam?’ Hij fronst zijn wenkbrauwen. ‘Lexi, ik ben je nooit ontrouw geweest. Het zou niet eens in me ópkomen om je te bedriegen. We hebben onze geloftes afgelegd. We hebben verplichtingen op ons genomen.’ ‘Natuurlijk!’ roep ik snel uit. ‘Absoluut.’ ‘Ik kan me niet eens voorstellen hoe je op het idee komt.’ Hij kijkt 154 me ontzet aan. ‘Heeft iemand iets anders beweerd? Een van de gasten? Want wie het ook was...’ ‘Nee! Niemand heeft iets beweerd! Alleen... alles is nog zo nieuw en vreemd...’ stamel ik. Mijn gezicht gloeit. ‘Ik vroeg het maar. Gewoon, uit belangstelling.’ Goed, we hebben dus geen open, swingend huwelijk. Voor het geval ik dat even opgehelderd wilde hebben. Ik duw de la met beha’s dicht, trek lukraak een andere open en kijk suizebollend naar drie rijen opgerolde panty’s. Ik kan dit hele onderwerp beter laten rusten, maar ik móét dit tot op de bodem
uitzoeken, of ik wil of niet. ‘Dus, eh, die ene man...’ Ik trek een denkrimpel in mijn voorhoofd alsof ik op zijn naam probeer te komen. ‘Die architect.’ ‘Jon.’ ‘Ja, Jon, natuurlijk. Hij leek me wel een goeie vent?’ Ik haal mijn schouders op om achteloos over te komen. ‘O, fantastisch,’ zegt Eric gedecideerd. ‘Hij heeft een groot aandeel in ons succes. Ik ken niemand met zo’n verbeeldingskracht.’ ‘Verbeeldingskracht?’ Ik klamp me met een sprankje hoop aan het woord vast. ‘Misschien gaat zijn verbeelding wel eens met hem op de loop? Is hij een beetje een fantast?’ ‘Nee,’ zegt Eric verbaasd. ‘Absoluut niet. Hij is mijn rechterhand. Je kunt Jon je leven toevertrouwen.’ Tot mijn opluchting gaat de telefoon schril over voordat Eric kan vragen waarom ik zoveel interesse in Jon heb. Eric loopt naar de slaapkamer om op te nemen en ik doe de la met panty’s dicht. Net als ik de speurtocht in de kast wil opgeven, zie ik opeens iets wat me niet eerder is opgevallen. Een geheime la onder in de kast met een toetsenbordje rechts. Heb ik een geheime la? Mijn hart begint te bonzen. Ik steek langzaam mijn hand uit en toets de pincode in die ik altijd gebruik: 4591. Ik hoor een klikje... en de la
gaat open. Ik werp een blik op de deur om me ervan te verzekeren dat Eric niet kijkt, tast behoedzaam in de la en voel iets hards tussen mijn vingers, als het handvat van... Het is een zweep. 155 Ik ben even te verbluft om me te kunnen bewegen. Het is een kleine zweep met repen zwart leer die zo uit de sm-winkel lijkt te komen. Ik kijk er gefascineerd naar. Is dit mijn overspelzweepje? Ben ik een heel ander mens geworden? Ben ik tegenwoordig een fetisjist die naar sm-clubs gaat en in een korset met scherpe punten met mannen solt? Opeens voel ik ogen in mijn rug. Ik kijk om en zie Eric in de deuropening staan. Zijn blik valt op de zweep en hij kijkt me vragend aan. ‘O!’ zeg ik paniekerig. ‘Ik... Die vond ik hier net! Ik wist niet...’ ‘Zorg maar dat Gianna hem niet vindt.’ Hij lijkt het grappig te vinden. Ik kijk hem aan. Mijn verwarde brein draait overuren. Eric heeft die zweep vaker gezien. Hij glimlacht. Dat betekent dus... Nee. Nooit. Echt niet. ‘Eric, dit stond niet in het handboek!’ Ik probeer het luchtig en plagerig te zeggen, maar mijn stem slaat over. ‘Niet alles staat in het handboek,’ zegt hij met twinkelende ogen.
Oké, dat verandert de zaak. Ik dacht dat álles in het handboek werd besproken. Ik kijk zenuwachtig naar het zweepje. Dus... wat doen we? Ransel ik hem af? Of hij mij? Nee. Ik wil er niet meer aan denken. Ik stop het zweepje weer in de la en knal hem dicht. Het zweet staat me in de handen. ‘Goed zo.’ Eric knipoogt naar me. ‘Berg hem maar veilig op. Tot vanavond.’ Hij loopt weg en even later hoor ik de voordeur slaan. Misschien ben ik aan een glaasje wodka toe. Ik hou het uiteindelijk bij een kop koffie en twee koekjes uit Gianna’s geheime voorraad. God, wat heb ik de koekjes gemist. En brood. En toast. Ik zou een moord doen voor een geroosterde boterham, helemaal goudkleurig en knapperig, met een dikke laag boter erop... Enfin. Niet over koolhydraten mijmeren. En niet meer aan die 156 zweep denken. Het is maar één petieterig zweepje, wat maakt dat nou uit? Mam komt om elf uur, maar in de tussentijd heb ik niets te doen. Ik drentel naar de woonkamer, ga op de armleuning van de smetteloze bank zitten en sla een tijdschrift open. Nog geen twee minuten later sla ik het weer dicht. Ik ben te opgefokt om te lezen. Het is alsof er allemaal haarscheurtjes in mijn perfecte leven komen. Ik weet niet meer wat ik moet geloven. Ik weet niet wat ik moet doen. Ik zet mijn koffiekop neer en kijk naar mijn onberispelijke nagels. Ik was een gewone meid met kroeshaar, scheve tanden en een vriendje van
likmevestje. En ik had een lullig baantje, vriendinnen om mee te lachen en een knus flatje. En nu... Ik schrik nog steeds wanneer ik mijn spiegelbeeld zie. Ik zie nergens in deze loft iets van mijn persoonlijkheid terug. Het tvprogramma... de hoge hakken... mijn vriendinnen die niet meer met me willen omgaan... een vent die zegt dat hij mijn geheime geliefde is... Ik weet gewoon niet wie ik ben geworden. Wat is er in godsnaam met me gebeurd? In een opwelling leg ik het tijdschrift weg en loop naar de werkkamer. Daar staat mijn bureau, helemaal spic en span met de stoel er netjes onder. Ik heb nog nooit van mijn leven een bureau gehad dat er zo uitzag; geen wonder dat ik niet besefte dat het van mij was. Ik ga zitten en trek de bovenste la open. Die zit vol brieven, netjes aan elkaar gehecht in plastic mapjes. De tweede la zit vol bankafschriften, bij elkaar gehouden met blauwe binders. Jezusmina. Sinds wanneer ben ik zo’n dwangneuroot? Ik maak de laatste, bovenste la open in de verwachting netjes opgestapelde flesjes T ipp-ex of zoiets aan te treffen, maar de la is leeg, op twee papiertjes na. Ik pak de bankafschriften en blader erin. Ik zet grote ogen op als ik mijn maandsalaris zie, dat minstens drie keer zo hoog is als vroeger. Het grootste deel van mijn geld lijkt naar mijn gezamenlijke rekening met Eric te gaan, maar er gaat ook elke maand een fors bedrag naar iets wat ‘Unito acc’ heet. Ik zal moeten uitvissen wat dat is. Ik leg de bankafschriften terug en pak de velletjes papier uit de 157 onderste la. Het ene is volgekrabbeld in mijn eigen handschrift, maar
met zoveel afkortingen dat ik er niets van begrijp. Het lijkt wel geheimschrift. Het andere vel is uit een kladblok gescheurd en er staan maar drie woorden op, in mijn eigen handschrift, met potlood: Kon ik maar Ik kijk er gefascineerd naar. Wat? Wat wilde ik kunnen? Ik draai het vel in mijn vingers om en probeer me voor te stellen dat ik die woorden schreef. Ik probeer zelfs me te herinneren dat ik ze schreef, al weet ik dat het zinloos is. Was het een jaar geleden? Een halfjaar? Drie weken? Waar had ik het over? De zoemer van de voordeur wekt me uit mijn gepeins. Ik vouw het velletje zorgvuldig op en stop het in mijn zak. Dan sla ik de lege la dicht en loop de kamer uit. Mam heeft drie honden bij zich. Drie enorme, energieke whippets. In een onberispelijke loft vol onberispelijke spullen. ‘Ha, mam!’ Ik neem haar voddige doorgestikte jas aan en probeer haar te zoenen terwijl twee honden zich losrukken en naar de bank galopperen. ‘Wauw. Je hebt... honden bij je!’ ‘Die stumpers keken me zo triest aan toen ik wegging.’ Ze omhelst er een en wrijft met haar wang langs zijn snuit. ‘Agnes voelt zich momenteel nogal kwetsbaar.’ ‘Aha,’ zeg ik zo meelevend als ik kan. ‘Die arme ouwe Agnes. Kun je haar misschien in de auto zetten?’ ‘Schat, ik kan haar niet zomaar verbannen!’ Mam kijkt me met een martelaarsblik aan. ‘Het was toch al niet zo eenvoudig om dit uitstapje naar Londen te regelen, hoor.’
O, hou op, zeg. Ik weet dat ze geen zin had om te komen. Dit hele bezoek is het gevolg van een misverstand. Toen ik haar aan de telefoon had, zei ik gewoon dat ik me een beetje raar voelde, zo tussen allemaal vreemden, en toen schoot zij meteen in de verdediging en zei dat ze natúúrlijk bij me langs wilde komen. En het draaide erop uit dat we deze afspraak maakten. Ik zie tot mijn afgrijzen dat een van de honden zijn poten op de glazen salontafel zet, terwijl een tweede op de bank zit en een kussen tussen zijn kaken klemt. 158 T jeesus. Als die bank tienduizend pond kost, is dat ene kussen vast al duizend pond waard. ‘Mam... zou je die hond alsjeblieft van de bank willen halen?’ ‘Raphael maakt niets kapot!’ zegt mam beledigd. Ze laat Agnes los, die naar Raphael en de andere hond draaft, hoe die ook maar mag heten. Nu stoeien er drie honden op Erics bank. Ik hoop maar dat hij de camera’s niet aanzet. ‘Heb je cola-light?’ Amy is achter mam aan naar binnen gekuierd, met haar handen in haar zakken. ‘Kijk maar in de keuken,’ zeg ik afwezig. Ik steek mijn hand uit. ‘Hier, honden! Van de bank af!’ Ze letten geen van drieën op me.
‘Schatjes, kom maar!’ Mam haalt wat hondenkoekjes uit de zakken van haar vest en de honden houden als bij toverslag op met aan de bekleding knagen. Er gaat er een aan haar voeten zitten en de andere twee nestelen zich tegen haar aan en leggen hun kop op haar verschoten gebloemde rok. ‘Zo,’ zegt mam. ‘Niets aan de hand.’ Ik kijk naar het gehavende kussen dat Raphael net uit zijn bek heeft laten vallen. Het is de moeite niet waard er iets van te zeggen. ‘Je hebt geen cola-light.’ Amy komt uit de keuken terug met een Chupa Chups-lolly. Haar benen zijn eindeloos lang in een witte skinny jeans met laarzen erover. ‘Heb je Sprite?’ ‘Wie weet...’ Ik kijk haar aan en bedenk iets. ‘Hoor jij niet op school te zitten?’ ‘Nee.’ Amy schokschoudert afwerend en steekt de lolly in haar mond. ‘Waarom niet?’ Ik kijk van haar naar mam en voel opeens spanning in de lucht. Ze geven geen antwoord. Mam verschikt haar fluwelen haarband, met een verre blik in haar ogen, alsof het van het hoogste belang is dat die band precies goed zit. ‘Amy heeft wat probleempjes,’ zegt ze uiteindelijk. ‘Ja, hè, Raphael?’ 159 ‘Ik ben geschorst.’ Amy loopt stoer naar een stoel, gaat zitten en legt haar voeten op de salontafel.
‘Geschorst? Waarom?’ Het blijft stil. Mam lijkt me niet te hebben gehoord. ‘Mam, waaróm?’ ‘Ik ben bang dat Amy weer kunstjes heeft uitgehaald,’ zegt mam met een pijnlijk vertrokken gezicht. ‘Kunstjes?’ De enige kunstjes die ik me van Amy kan herinneren, waren kunstjes met kaarten uit de goocheldoos die ze met Kerstmis had gekregen. Ik zie haar nog voor me in haar roze geblokte pyjama en konijnenpantoffels bij de schouw; wij moesten allemaal een kaart kiezen en we deden of we die in haar mouw niet zagen. Ik word er weemoedig van. Ze was zo’n snoesje. ‘Amy, wat heb je gedaan?’ ‘Het stelde niks voor! Ze hebben het zo ontzettend opgeblazen.’ Amy haalt de lolly uit haar mond en slaakt een theatrale zucht. ‘Ik had alleen maar een helderziende meegebracht naar school.’ ‘Een helderziende?’ ‘Nou ja.’ Amy kijkt me gnuivend aan. ‘Een vrouw die ik in een disco had gezien. Ik weet niet precies hoe helderziend ze is, maar iedereen trapte erin. Ik liet iedereen tien pond betalen en ze zei tegen alle meiden dat ze de volgende dag een jongen zouden ontmoeten. Iedereen blij, tot een van de docenten erachter kwam.’ ‘T ien pond?’ Ik kijk haar verbijsterd aan. ‘Geen wonder dat ze je
hebben geschorst.’ ‘Ik heb mijn laatste waarschuwing gekregen,’ verkondigt ze trots. ‘Waarom? Amy, wat heb je nog meer uitgehaald?’ ‘Bijna niks! Alleen... Ik heb in de vakantie geld ingezameld voor die wiskundedocente, mevrouw Winters, die in het ziekenhuis lag.’ Amy schokschoudert. ‘Ik zei dat ze op sterven lag en iedereen gaf gul. Ik had meer dan vijfhonderd pond.’ Ze lacht snuivend. ‘Het was zó cool!’ ‘Schat, dat is afpersing onder valse voorwendselen.’ Mam draait met haar ene hand aan haar ketting met amber en aait de honden met de andere. ‘Mevrouw Winters was erg van streek.’ 160 ‘Ik heb haar toch bonbons gegeven?’ repliceert Amy zonder enig berouw. ‘En trouwens, ik had niet gelogen. Je kunt best doodgaan aan liposuctie.’ Ik wil iets zeggen, maar ik ben met stomheid geslagen. Hoe heeft mijn zusje van die schattige onschuldige kleine Amy in... dít kunnen veranderen? ‘Ik moet lipbalsem hebben,’ zegt Amy, en ze zwaait haar voeten van de salontafel. ‘Mag ik het van je toilettafel pakken?’ ‘Eh, ga je gang.’ Zodra ze de kamer uit is, zeg ik tegen mam: ‘Wat is hier gaande? Hoe lang is Amy al zo bezig?’
‘O... een paar jaar.’ In plaats van naar mij te kijken, praat mam tegen de hond op haar schoot. ‘Maar eigenlijk is ze een lief, braaf meisje, hè, Agnes? Ze gaat gewoon met de verkeerde mensen om. Een paar oudere meisjes hadden haar tot diefstal aangezet, dat was niet echt haar schuld...’ ‘Diefstal?’ herhaal ik geschrokken. ‘T ja. Nou ja.’ Mams gezicht staat gekweld. ‘Het was een onfortuinlijk incident. Ze had een jack van een medeleerling gepakt en haar eigen naamlabel achter in de kraag genaaid, maar ze had echt heel veel spijt.’ ‘Maar... waaróm?’ ‘Schat, geen mens die het weet. De dood van haar vader is hard aangekomen en sindsdien... is het dan weer dit, dan weer dat.’ Ik heb er niet van terug. Misschien ontsporen alle tieners die hun vader kwijtraken wel een beetje. ‘Nu we het er toch over hebben... Ik heb iets voor je, Lexi.’ Mam diept een dvd in een plastic doosje uit haar linnen tas op. ‘Dit is de laatste boodschap van je vader. Hij heeft voor de operatie een afscheidsopname gemaakt voor je weet maar nooit. Hij is bij de uitvaart vertoond. Als je je er niets van herinnert, kun je maar beter kijken.’ Ze reikt me de dvd tussen duim en wijsvinger aan, alsof hij besmettelijk is. Ik pak het doosje aan en kijk ernaar. De laatste boodschap van pap. Ik kan nog steeds niet goed geloven dat hij al meer dan drie jaar dood is.
‘Het is vast alsof ik hem in het echt zie.’ Ik draai het doosje in 161 mijn handen om. ‘Ongelooflijk dat hij die opname heeft gemaakt.’ ‘T ja. Ach.’ Mam doet weer zo schichtig. ‘Je weet hoe hij was. Hij moest altijd in het middelpunt van de belangstelling staan.’ ‘Mam! Het is toch niet meer dan normaal dat je bij je eigen uitvaart in het middelpunt van de belangstelling staat?’ Mam lijkt me weer niet te horen. Dat is haar trucje als iemand een onderwerp aansnijdt dat haar niet bevalt. Ze sluit zich voor het hele gesprek af en begint over iets anders. En ja, hoor, even later kijkt ze op en zegt: ‘Misschien kun jíj Amy helpen, lieverd. Je zou een werkervaringsplaats voor haar zoeken op je kantoor.’ ‘Werkervaring?’ Ik frons weifelend mijn wenkbrauwen. ‘Mam, dat weet ik nog zo net niet.’ Mijn werksituatie is momenteel al ingewikkeld genoeg zonder dat Amy daar rondbanjert. ‘Het is maar voor een week of twee. Je zei dat je de juiste mensen had gesproken, dat het allemaal rond was...’ ‘Dat kan best,’ kap ik haar snel af, ‘maar alles is nu anders. Ik ben nog niet eens terug op mijn werk, ik moet opnieuw leren wat ik doe...’ ‘Je hebt het zo goed gedaan met je carrière,’ probeert mam me over te halen. Ja, ik heb het fantastisch gedaan. Van junior naar bitch-baas uit de hel,
in één naadloze sprong. Het is even stil, op het rumoer van de honden in de keuken na. Ik moet er niet aan denken wat ze aan het doen zijn. ‘Mam, dat vroeg ik me af,’ zeg ik en ik leun naar voren. ‘Ik probeer alle stukjes van mijn leven aan elkaar te passen... maar het klopt niet. Waaróm heb ik aan dat tv-programma meegedaan? Waarom ben ik van de ene dag op de andere zo hard en streberig geworden? Ik snap het niet.’ ‘Ik heb geen idee,’ zegt mam, die verstrooid in haar tas rommelt. ‘Je hebt gewoon de carrièreladder beklommen.’ ‘Maar het wás niet gewoon.’ Ik leun nog dichter naar haar over om haar aandacht te trekken. ‘Ik was nooit zo’n gedreven carrièrevrouw, dat weet jij ook wel. Waarom zou ik opeens zo veranderd zijn?’ 162 ‘Schat, het is zo lang geleden, ik weet het echt niet meer... Bén je dan geen lieve meid? Bén je dan niet het mooiste meisje van de wereld?’ Ze heeft het tegen een van de honden, besef ik met een schok. Ze luistert niet eens naar me. Typisch mam. Ik kijk op en zie Amy door de kamer naar ons toe lopen, nog steeds op die lolly sabbelend. ‘Amy, Lexi had het net over een werkervaringsproject bij haar op kantoor!’ zegt mam opgewekt. ‘Lijkt dat je iets?’
‘Eventueel,’ zeg ik snel. ‘Als ik weer een tijdje aan het werk ben.’ ‘Ja, misschien.’ Ze kijkt niet eens dankbaar. ‘We zouden wel een paar afspraken moeten maken,’ zeg ik. ‘Je mag mijn collega’s niet oplichten. Of van ze jatten.’ ‘Ik jat niet!’ zegt Amy in haar wiek geschoten. ‘Het was maar één jack, en het was een misverstand. T jeesus.’ ‘Lieverd, het was toch niet alleen dat jack?’ zegt mam na een korte stilte. ‘Die make-up was er ook nog.’ ‘Iedereen denkt het slechtste van me. Altijd als er iets weg is, ben ik de zondebok.’ Amy’s ogen fonkelen in haar bleke gezicht. Ze trekt haar smalle schouders op en opeens schaam ik me. Ze heeft gelijk. Ik heb mijn oordeel geveld zonder de feiten te kennen. ‘Het spijt me,’ zeg ik bedremmeld. ‘Je bent vast geen dief.’ ‘Je doet maar,’ zegt ze met afgewend gezicht. ‘Geef mij maar de schuld van alles, zoals iedereen.’ ‘Nee, dat doe ik niet.’ Ze is bij het raam gaan staan en ik loop naar haar toe. ‘Amy, het spijt me echt, ik weet dat je het moeilijk hebt sinds paps overlijden... Kom hier.’ Ik steek mijn armen uit om haar te omhelzen. ‘Laat me met rust,’ zegt ze bijna agressief. ‘Maar Amy...’
‘Ga weg!’ Ze deinst haastig achteruit en steekt haar armen op alsof ze zich tegen me moet verdedigen. ‘Maar je bent mijn kleine zusje!’ Ik leun naar voren, druk haar tegen me aan... en laat haar meteen weer los. Ik wrijf over mijn ribben. ‘Au! Wat... Je bent helemaal bobbelig!’ 163 ‘Nietes,’ zegt Amy net iets te laat. ‘Welles!’ Ik kijk naar haar bultige spijkerjack. ‘Wat heb je in vredesnaam in je zakken?’ ‘Blikjes eten,’ zegt Amy prompt. ‘Tonijn en mais.’ ‘Mais?’ Ik kijk haar perplex aan. Mam sluit haar ogen. ‘Niet weer, hè?’ zegt ze. ‘Amy, wat heb je van Lexi gestolen?’ ‘Laat me toch!’ gilt Amy. ‘Ik heb niks gestolen!’ Ze steekt afwerend haar hand uit en er vliegen twee Chanel-lippenstiften uit haar mouw, gevolgd door een poederdoosje. Ze kletteren op de vloer en we kijken er alle drie naar. ‘Zijn die van mij?’ zeg ik als ik mijn stem terug heb. ‘Nee,’ zegt Amy strijdlustig, maar ze is rood geworden. ‘Wel waar!’ ‘Alsof jij het ooit zou mérken.’ Ze haalt narrig haar schouders op.
‘Jij hebt verdomme duizenden lippenstiften.’ ‘O, Amy,’ zegt binnenstebuiten.’
mam
verdrietig.
‘Keer
je
zakken
eens
Amy werpt een moordlustige blik op mam en haalt haar zakken leeg. Alles landt met een tik op de salontafel. Twee potjes vochtinbrengende crème, nog in de verpakking. Een Jo Malone-kaars. Een lading make-up. Een geschenkverpakking parfum van Dior. Ik kijk zwijgend toe en verbaas me over haar buit. ‘En nu je T-shirt uit,’ commandeert mam alsof ze bij de douane werkt. ‘Dit is zó gemeen,’ pruttelt Amy. Ze trekt het T-shirt over haar hoofd en mijn mond valt open. Onder het shirt heeft ze een Armanihemdjurk aan die ik uit mijn kast herken, helemaal verfrommeld in haar spijkerbroek gepropt. Ze heeft een stuk of vijf La Perla-beha’s om haar middel en daar bungelen weer twee avondtasjes met pailletten aan, als bedeltjes. ‘Heb je een júrk gejat?’ Ik onderdruk een giechel. ‘En beha’s?’ ‘Ook goed. Wil je je jurk terug? Ook goed.’ Ze wurmt zich uit alle spullen en smijt ze op tafel. ‘Heb je nou je zin?’ Ze kijkt op en ziet mijn gezichtsuitdrukking. ‘Het is niet míjn schuld, hoor. Mam wil me geen kleedgeld geven.’ 164 ‘Amy, dat is onzin!’ roept mam verontwaardigd uit. ‘Je hebt kleren genoeg!’
‘Die zijn allemaal uit de mode!’ gilt ze meteen terug, op een manier die doet vermoeden dat ze deze discussie vaker hebben gevoerd. ‘We leven niet allemaal in een modetijdlus, hoor, zoals jij! Wanneer dringt het eens tot je door dat dit de eenentwintigste eeuw is?’ Ze wijst naar mams jurk. ‘Het is gewoon sneu!’ ‘Amy, hou op,’ kom ik snel tussenbeide. ‘Daar gaat het niet om. En trouwens, die beha’s passen jou niet eens!’ ‘Je kunt ze op eBay verkopen,’ repliceert ze op vernietigende toon. ‘Als het chique, veel te dure beha’s zijn tenminste.’ Ze trekt haar T-shirt over haar hoofd, zakt op de vloer en begint te sms’en. Ik ben finaal van mijn stuk gebracht. ‘Amy,’ zeg ik uiteindelijk, ‘misschien moeten we even praten. Mam, als jij nou eens koffie ging zetten of zo?’ Mam, die helemaal confuus lijkt te zijn, is zo te zien blij dat ze naar de keuken mag. Als ze weg is, ga ik tegenover Amy op de vloer zitten. Haar schouders zijn gespannen van kwaadheid en ze kijkt niet op. Oké. Ik moet begrip en medeleven tonen. Ik weet dat er een groot leeftijdsverschil is tussen Amy en mij. Ik weet dat ik me een groot stuk van haar leven niet eens kan herinneren, maar we hebben toch vast wel een zusterlijke band? ‘Amy, moet je horen,’ zeg ik op mijn mooiste ‘ik ben je grote zus maar toch best cool’-toon, ‘je mag niet stelen, oké? Je mag mensen
niet afpersen.’ ‘Rot op,’ zegt Amy zonder op te kijken. ‘Je werkt je in de nesten. Straks word je nog van school gestuurd!’ ‘Rot op,’ zegt Amy bedaard. ‘Rot op, rot op, rot...’ ‘Hé,’ zeg ik, met moeite mijn geduld bewarend. ‘Ik weet dat het moeilijk kan zijn. En je zult je wel eenzaam voelen, zo alleen met mam thuis, maar als je ergens over wilt praten, als je problemen hebt, sta ik voor je klaar. Je mag me altijd bellen, of sms’en. We kunnen ergens koffie gaan drinken, of samen naar de film...’ Mijn stem sterft weg. 165 Amy zit nog steeds met één hand te sms’en. De andere heeft ze langzaam geheven, met de duim naar beneden. ‘O, rot zelf een eind op!’ roep ik woedend. Ik maak me klein en sla mijn armen om mijn knieën. Stomme trut die ze is. Als mam denkt dat ik háár een werkervaringsplaats wil geven, is ze gestoord. We zitten een tijdje wrokkig te zwijgen. Dan pak ik de dvd met paps afscheidsboodschap, schuif over de vloer en stop hem in de dvd-speler. Het grote scherm tegenover me licht op en even later komt het gezicht van mijn vader in beeld. Ik kijk ernaar, helemaal in de ban. Pap zit in een rode, fluwelige ochtendjas in een leunstoel. Ik herken de kamer niet, maar ik heb ook niet veel van paps huizen gezien. Zijn gezicht is ingevallen, zoals ik me herinner van toen hij ziek werd. Het leek alsof hij langzaam leegliep. Zijn blauwe ogen twinkelen echter en hij houdt een sigaar in zijn hand.
‘Hallo,’ zegt hij hees. ‘Ik ben het. O, ja. Dat weten jullie al.’ Hij lacht even, begint te kuchen en verhelpt de hoestbui door een trek van zijn sigaar te nemen, alsof het een slok water is. ‘We weten allemaal dat het fiftyfifty is met deze operatie. Mijn eigen schuld, had ik mijn lichaam maar niet naar de kloten moeten helpen. Ik dacht dus, kom, ik stuur jullie, mijn gezin, voor de zekerheid een boodschap.’ Hij zwijgt en neemt een grote teug whisky. Als hij het glas neerzet, zie ik dat zijn hand beeft. Wist hij dat hij dood zou gaan? Er schiet opeens een brok in mijn keel. Ik werp een blik op Amy, die haar mobieltje heeft laten vallen en ook als gehypnotiseerd zit te kijken. ‘Leid een goed leven,’ zegt pap in de camera. ‘Wees gelukkig. Wees lief voor elkaar. Barbara, hou eens op met je hele leven aan die honden te wijden. Het zijn geen mensjes. Ze zullen nooit van je houden, je steunen of met je naar bed gaan. Tenzij je écht wanhopig bent.’ Ik sla een hand voor mijn mond. ‘Dat heeft hij niet gezegd!’ ‘Toch wel.’ Amy proest. ‘Mam liep de kamer uit.’ ‘Je hebt maar één leven, schattebouten. Verknoei het niet.’ Hij kijkt met vochtige blauwe ogen in de camera en opeens herinner ik 166 me hem toen hij veel jonger was en me met een sportauto van school kwam halen. Ik wees hem aan iedereen aan: die man is mijn vader! Alle kinderen keken bewonderend naar de auto en alle moeders wierpen steelse blikken op hem, in zijn mooie linnen jasje en met zijn Spaans-bruine huid. ‘Ik weet dat ik het zo hier en daar heb verknald,’ zegt pap. ‘Ik weet
dat ik niet de beste huisvader ben geweest, maar ik heb mijn best gedaan, hand op mijn hart. Toedeloe, lieverds. Tot aan gene zijde.’ Hij heft zijn glas naar de camera en drinkt. Dan gaat het beeld op zwart. De dvd klikt uit, maar Amy en ik blijven roerloos zitten. Ik kijk naar het lege scherm en voel me nog eenzamer dan tevoren. Mijn vader is dood. Al drie jaar. Ik kan nooit meer met hem praten. Ik kan hem nooit meer een verjaardagscadeau geven. Ik kan hem nooit meer om raad vragen. Niet dat je pap ooit om raad zou vragen, tenzij je sexy lingerie voor je maîtresse wilt kopen, maar toch. Ik kijk naar Amy, die haar schouders ophaalt. ‘Dat was echt een mooie boodschap,’ zeg ik vastbesloten niet sentimenteel te worden of te gaan janken of zo. ‘Pap kwam goed over.’ ‘Ja,’ zegt Amy knikkend. ‘Echt wel.’ De ijzige sfeer tussen ons lijkt ontdooid te zijn. Amy haalt een klein make-uptasje met ‘babe’ in stras op de klep uit haar tas, pakt een lippenpotlood en omlijnt behendig haar lippen met behulp van een spiegeltje. Ik heb haar nog nooit make-up zien opdoen, behalve dan bij verkleedspelletjes. Amy is geen kind meer, denk ik terwijl ik naar haar kijk. Ze staat op het randje van de volwassenheid. Ik weet dat het vandaag niet zo lekker is gegaan tussen ons, maar misschien was ze in het verleden wel een vriendin. Misschien nam ik haar zelfs wel in vertrouwen. ‘Hé, Amy,’ zeg ik zacht en omzichtig. ‘Praatten we vaak met elkaar, vóór het ongeluk? Wij tweeën, bedoel ik. Over... dingen.’ Ik kijk naar de keuken om me ervan te verzekeren dat mam ons niet hoort.
‘Soms.’ Ze schokschoudert. ‘Wat voor dingen?’ 167 ‘Ik vroeg het me gewoon af.’ Ik hou mijn stem vlak. ‘Het is gewoon belangstelling, maar heb ik het ooit over iemand gehad die... Jon heet?’ ‘Jon?’ Amy laat haar lippenstift in de lucht zweven. ‘Die vent met wie je naar bed bent geweest, bedoel je?’ ‘Wát?’ Mijn stem schiet als een raket omhoog. ‘Weet je dat zeker?’ O, mijn god. Het is waar. ‘Ja,’ zegt Amy, die zich over mijn reactie lijkt te verbazen. ‘Je hebt het me op oudejaarsavond verteld. Je had een flinke slok op.’ ‘Wat heb ik nog meer verteld?’ Mijn hart bonst als een gek. ‘Je moet me alles vertellen wat je je kunt herinneren.’ ‘Je hebt me alles verteld!’ Haar ogen lichten op. ‘Alle ranzige details. Het was je allereerste keer, en zijn condoom gleed af, en je vroor bijna dood op het sportveld van de school...’ ‘Het sportveld?’ Ik kijk Amy aan terwijl mijn geest probeert er chocola van te maken. ‘Bedoel je soms... Heb je het soms over Jámes?’ ‘O ja!’ Ze klakt met haar tong. ‘Die bedoelde ik. James. Die vent die in een bandje speelde toen jij nog op school zat. Hoezo, over wie had jij het dan?’ Ze is klaar met haar lippenstift en kijkt me belangstellend
aan. ‘Wie is Jon dan?’ ‘Niemand,’ zeg ik haastig. ‘Gewoon... een vent. Niemand.’ Zie je nou wel? Er is geen enkel bewijs. Als ik echt een verhouding had, waren er wel sporen te vinden. Een briefje, of een foto, of een aantekening in een agenda. Of Amy zou het wel weten... En waar het om gaat, is dat ik gelukkig getrouwd ben met Eric. Dáár gaat het om. Het is veel later die avond. Mam en Amy zijn een tijdje geleden weggegaan, nadat we er eindelijk in waren geslaagd een van de whippets van het dakterras te lokken en een andere uit Erics jacuzzi, waar hij met een handdoek vocht. En nu zoef ik met Eric over het Embankment. Hij heeft een bespreking met Ava, zijn binnenhuisarchitecte, en hij stelde voor dat ik mee zou gaan kijken naar de modelwoning van zijn nieuwe project, ‘Blue 42’. 168 Erics projecten heten allemaal ‘Blue’ met een nummer erachter. Het is het handelsmerk van het bedrijf. Een handelsmerk schijnt cruciaal te zijn voor het verkopen van het loftleven, net als de juiste muziek wanneer je binnenkomt en het juiste bestek op de modeltafel. Ava is blijkbaar een genie in het uitkiezen van het juiste bestek. Ik ken Ava uit het huwelijkshandboek. Ze is achtenveertig en gescheiden, ze heeft twintig jaar in Los Angeles gewerkt en een reeks boeken geschreven met titels als Franje en Vork en zij richt alle modelwoningen in voor Erics bedrijf. ‘Hé, Eric,’ zeg ik. ‘Ik heb vandaag mijn bankafschriften bekeken, en ik schijn elke maand een vast bedrag over te maken naar iets wat Unito heet. Ik heb de bank gebeld, en ze zeiden dat het een buitenlandse rekening was.’
‘Hm, hm.’ Eric knikt alsof het hem totaal niet kan boeien. Ik wacht tot hij nog iets zegt, maar hij zet de radio aan. ‘Weet jij er niets van?’ vraag ik boven het journaal uit. ‘Nee.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Maar het is geen slecht idee om wat geld in het buitenland weg te zetten.’ ‘O.’ Ik vind zijn antwoord onbevredigend en ik krijg bijna zin om er ruzie over te maken, al weet ik niet waarom. ‘Even tanken.’ Eric zwenkt af naar een benzinestation. ‘Ik ben zo klaar...’ ‘Hé,’ zeg ik als hij uitstapt, ‘wil je een zakje chips voor me meenemen? Met zout en azijn, als ze die hebben.’ ‘Chips?’ Hij draait zich om en kijkt me aan alsof ik om heroïne heb gevraagd. ‘Ja, chips.’ ‘Schat,’ zegt Eric perplex, ‘je eet geen chips. Het staat allemaal in het handboek. Onze diëtist heeft ons een dieet met weinig koolhydraten en veel proteïne voorgeschreven.’ ‘Ja, dat weet ik wel, maar iedereen mag toch wel eens iets lekkers? En ik heb echt zin in chips.’ Eric lijkt met zijn mond vol tanden te staan. ‘De artsen hadden me gewaarschuwd dat je onlogisch zou kunnen doen en dat je handelingen vreemd zouden kunnen zijn, alsof je een ander bent geworden,’ zegt
hij dan, meer in zichzelf dan tegen mij. 169 ‘Het is toch niet onlogisch om een zakje chips te eten?’ ga ik ertegenin. ‘Het is geen vergíf, hoor.’ ‘Lieverd... ik zeg het voor je eigen bestwil,’ zegt Eric op liefdevolle toon. ‘Ik weet hoe hard je hebt gezwoegd om die twee maten kwijt te raken. We hebben veel in je persoonlijke trainer geïnvesteerd. Als je dat allemaal wilt vergooien aan een zak chips, is dat je eigen keus. Heb je er nog steeds zin in?’ ‘Ja,’ zeg ik iets opstandiger dan de bedoeling was. Ik zie ergernis over Erics gezicht trekken, maar hij plooit zijn gezicht snel in een glimlach. ‘Ook goed.’ Hij slaat zijn portier dicht. Even later komt hij met lange passen terug uit de winkel, met een zakje chips. ‘Alsjeblieft.’ Hij gooit het zakje op mijn schoot en start. ‘Dank je wel!’ Ik glimlach dankbaar, maar ik weet niet of hij het wel ziet. Terwijl hij wegrijdt, probeer ik het zakje open te scheuren, maar mijn linkerhand is nog stijf van het ongeluk en ik krijg geen greep op het plastic. Uiteindelijk klem ik het zakje tussen mijn tanden, geef er een harde ruk aan met mijn rechterhand... en de hele zak knalt uit elkaar. Shit. Alles zit onder de chips. De stoelen, de versnellingsbak en Eric. ‘T jeesus.’ Hij schudt geërgerd zijn hoofd. ‘Zitten ze ook in mijn háár?’
‘Sorry,’ zeg ik geschrokken, en ik veeg zijn jasje af. ‘Het spijt me echt.’ De geur van zout en azijn vult de hele auto. Hm, lekker. ‘Nu moet ik de auto laten schoonmaken,’ zegt Eric met een afkeurend opgetrokken neus. ‘En mijn jasje zit vol vetvlekken.’ ‘Het spijt me echt, Eric,’ zeg ik deemoedig terwijl ik de laatste kruimels van zijn schouders veeg. ‘Ik zal de stomerij betalen.’ Ik zak op mijn stoel terug, raap een enorme chip van mijn schoot en stop hem in mijn mond. ‘Dat éét je toch niet?’ Eric klinkt alsof dit de druppel is. ‘Hij lag op mijn schoot,’ pareer ik. ‘Hij is schoon!’ We rijden een tijdje zwijgend door. Ik stop heimelijk chips in mijn mond en probeer zo stilletjes mogelijk te kauwen. ‘Jij kunt er ook niets aan doen,’ zegt Eric met zijn blik op de weg. 170 ‘Je hebt een tik op je hoofd gekregen. Ik mag nog niet verwachten dat je weer normaal bent.’ ‘Ik voel me anders volkomen normaal,’ zeg ik. ‘Natuurlijk.’ Hij klopt vaderlijk op mijn hand en ik verstijf. Oké, misschien ben ik nog niet helemaal genezen, maar ik weet wel dat één zakje chips niet betekent dat je geestesziek bent. Net als ik dat tegen Eric wil zeggen, slaat hij af en rijdt door een elektronisch bediend hek dat zich voor ons heeft geopend. We rijden een binnenplein op en
Eric draait de contactsleutel om. ‘Daar zijn we dan.’ Ik hoor de trots in zijn stem zinderen. Hij wijst naar buiten. ‘Ons nieuwste kindje.’ Ik kijk op en vergeet de chips finaal, zo overdonderd ben ik. We staan voor een gloednieuw, wit gebouw. Het heeft ronde balkons, een luifel en een bordes van zwart graniet dat uitkomt op een paar statige, in zilver gevatte deuren. ‘Heb jij dit gebouwd?’ zeg ik ten slotte. ‘Niet eigenhandig.’ Eric lacht. ‘Kom mee.’ Hij maakt zijn portier open en veegt de laatste chips van zijn broek. Ik stap ook uit, nog steeds diep onder de indruk. Een portier in uniform houdt de deur voor ons open. De hal is een en al wit marmer en witte zuilen. Dit is een paleis. ‘Ongelooflijk, wat chic!’ Ik zie telkens nieuwe details, zoals de ingelegde randen langs de vloer en het hemelsblauwe plafond. ‘Het penthouse heeft een eigen lift.’ Eric knikt naar de portier en loodst me naar een schitterende lift met ingelegd houtwerk achter in de hal. ‘Onder het gebouw is een zwembad voor de bewoners, een sportschool en een bioscoop. Hoewel de meeste appartementen natuurlijk een eigen fitnessruimte en bioscoopzaal hebben,’ voegt hij eraan toe. Ik kijk op om te zien of hij een grapje maakt, maar hij lijkt het te menen. Een eigen fitnessruimte en bioscoopzaal? In een flat?
‘Daar zijn we dan...’ De liftdeuren gaan met een bescheiden pling open en we lopen een ronde hal met spiegels in. Eric geeft een duwtje tegen een van de spiegels, die een deur blijkt te zijn. Hij zwaait open en ik hou mijn adem in. Ik zie een ongelooflijk grote kamer voor me. Nee, een ruimte. De 171 ramen reiken van de vloer tot aan het plafond, aan de ene kant is een enorme open haard en aan de andere een gigantische stalen plaat waarlangs eindeloze stromen water naar beneden klateren. ‘Is dat echt water?’ zeg ik oenig. ‘In een huis?’ Eric lacht. ‘Onze cliënten houden wel van provoceren. Leuk, hè?’ Hij pakt een afstandsbediening, richt hem op de waterval... en opeens baadt het water in blauw licht. ‘Je kunt tien lichtshows voorprogrammeren,’ legt hij uit. ‘Ava?’ roept hij dan en even later komt er een magere, blonde vrouw met een randloos brilletje, een grijze broek en een witte blouse uit een nis ergens naast de waterval. ‘Hallo!’ zegt ze met een Amerikaans accent. ‘Lexi! Je bent weer in de running!’ Ze neemt mijn hand tussen de hare. ‘Ik heb er alles over gehoord. Arme stakker.’ ‘Ik heb niets, hoor,’ zeg ik met een glimlach. ‘Ik moet alleen de stukjes van mijn leven weer bij elkaar zoeken.’ Ik gebaar om me heen. ‘Wat schitterend! Al dat water...’ ‘Dat is het thema van de modelwoning,’ zegt Eric. ‘We hebben ons vrij nauwkeurig aan de feng shui-principes gehouden, hè, Ava? Heel belangrijk voor sommige van onze ultrahoge nettovermogens.’
‘Ultra-wat?’ vraag ik beduusd. ‘De allerrijksten,’ vertaalt Eric. ‘Onze doelgroep.’ ‘Feng shui is van levensbelang voor de ultrahogen,’ bevestig Ava ernstig knikkend. ‘Eric, ik heb net de vissen voor de grote slaapkamer in ontvangst genomen. Ze zijn verbijsterend!’ Ze wendt zich tot mij. ‘Ze kosten driehonderd pond per stuk,’ vertrouwt ze me toe. ‘We hebben ze speciaal gehuurd.’ Ultrahoge huppeldepups. Vissen huren. Het is een andere wereld. Ik kijk sprakeloos om me heen: naar de rondingen van de cocktailbar, de zitkuil en de glazen sculptuur aan het plafond. Ik heb geen idee wat dit huis kost. Ik wil het niet eens weten. ‘Kijk.’ Ava geeft me een ingewikkelde maquette van papier en flinterdunne stokjes. ‘Dit is het hele gebouw. Zie je hoe ik de welvingen van de balkons terug heb laten komen in de geschulpte randen van de losse kussens? Een symbiose tussen art deco en Gaultier.’ ‘Eh... prachtig!’ Ik zoek wanhopig naar een opmerking over art deco en Gaultier, maar moet het opgeven. ‘Hoe verzin je het alle172 maal?’ Ik wijs naar de waterval, die nu in oranje licht baadt. ‘Dat, bijvoorbeeld?’ ‘O, dat was niet mijn idee.’ Ava schudt nadrukkelijk haar hoofd. ‘Ik ben van de kussens, stoffen, sensuele details. Het concept is helemaal van Jon.’
Mijn maag maakt een duikeling. ‘Jon?’ Ik hou mijn hoofd schuin en kijk zo glazig mogelijk, alsof ‘Jon’ een onbekend woord uit een obscure vreemde taal is. ‘Jon Blythe,’ zegt Eric gedienstig. ‘De architect. Hij was ook op ons etentje, weet je nog? Had je niet al naar hem gevraagd?’ ‘O?’ zeg ik een fractie van een seconde te laat. ‘Ik, eh, ik weet het niet meer.’ Ik draai de maquette in mijn vingers rond en probeer niet aan mijn optrekkende blos te denken. Dit is bespottelijk. Nu gedráág ik me als een schuldbewuste, overspelige vrouw. ‘Jon, daar ben je dan!’ roept Ava uit. ‘Als je het over de duivel hebt...’ Is hij hier? Onwillekeurig omklem ik de maquette. Ik wil hem niet zien. Ik wil niet dat hij mij ziet. Ik moet een smoes verzinnen en weggaan... Maar het is al te laat. Hij beent naar ons toe in zijn spijkerbroek en donkerblauwe V-halstrui, zijn blik gericht op een vel papier. Oké. Kalm blijven. Niets aan de hand. Ik ben gelukkig getrouwd en niets wijst op een stiekeme affaire, verhouding of zelfs maar een slippertje met die man. ‘Ha, Eric, Lexi.’ Hij knikt beleefd naar ons... en kijkt dan naar mijn handen. Ik volg zijn blik en schrik me wild. De maquette is totaal vermorzeld. Het dak is doormidden gebroken en een van de balkons hangt er los bij.
Nu ziet Eric het ook. ‘Léxi! Hoe is dat in vredesnaam gebeurd?’ ‘Jon.’ Ava’s hele gezicht vertrekt van ontzetting. ‘Je maquette!’ ‘Het spijt me heel erg!’ zeg ik bedremmeld. ‘Ik weet niet wat er is gebeurd. Ik hield hem gewoon vast en toen...’ ‘Geeft niet,’ zegt Jon schouderophalend. ‘Ik heb er maar een maand aan gewerkt.’ ‘Een máánd?’ herhaal ik onthutst. ‘Hoor eens, als je me een rol 173 plakband geeft, repareer ik het wel...’ Ik klop op het ingezakte dak in een wanhopige poging het weer in vorm te duwen. ‘Misschien niet echt een maand,’ zegt Jon, die me strak aankijkt. ‘Misschien maar een paar uur.’ ‘O.’ Ik hou op met kloppen. ‘Nou ja, het spijt me toch.’ Jon werpt me een blik toe. ‘Je kunt het goedmaken.’ Het goedmaken? Wat bedoelt hij daarmee? Zonder erbij na te denken haak ik mijn arm door die van Eric. Ik heb behoefte aan een beetje geruststelling. Ik moet aan de grond gehouden worden. Ik moet een solide man aan mijn zijde hebben. ‘Zo, een heel indrukwekkend appartement, Jon,’ zeg ik met een neutrale vrouw-van-de-baasstem, en ik gebaar om me heen. ‘Gefeliciteerd.’ ‘Dank je, ik ben er ook wel tevreden over,’ antwoordt hij net zo
neutraal. ‘Hoe is het met je geheugen?’ ‘Nog ongeveer hetzelfde.’ ‘Je hebt je nog niets herinnerd?’ ‘Nee, niets.’ ‘Wat jammer.’ ‘Ja.’ Ik probeer gewoon te blijven doen, maar terwijl we elkaar aankijken, spatten de vonken tussen ons over en weer. Mijn ademhaling wordt iets gejaagder. Ik kijk naar Eric in de overtuiging dat hij iets moet hebben gemerkt, maar hij vertrekt geen spier. Voelt hij het dan niet? Zíét hij het dan niet? ‘Eric, we moeten het over het project in Bayswater hebben,’ zegt Ava, die in haar handtas van zacht leer rommelt. ‘Ik ben gisteren naar het bouwterrein wezen kijken en ik heb wat aantekeningen gemaakt...’ ‘Lexi, als jij het appartement nu eens ging bekijken terwijl Ava en ik praten?’ onderbreekt Eric haar. Hij trekt zijn arm uit de mijne. ‘Jon leidt je wel rond.’ ‘O.’ Ik verstijf. ‘Nee, dat hoeft niet.’ ‘Ik doe het graag.’ Jons stem klinkt droog en lichtelijk verveeld. ‘Als het je interesseert.’
‘Echt, je hoeft me niet...’ 174 ‘Schat, Jon heeft dit hele gebouw ontworpen,’ zegt Eric verwijtend. ‘Dit is je kans om de visie van het bedrijf te leren kennen.’ ‘Kom maar mee, dan vertel ik je over het uitgangspunt.’ Jon gebaart naar de andere kant van de ruimte. Ik kan me er niet uit draaien. ‘Graag,’ zeg ik dus maar. Mij best. Als hij wil praten, praat ik wel met hem. Ik loop met Jon mee en we blijven naast de waterval staan. Hoe kan iemand leven met dat water dat maar langs de muur klatert? ‘Zo,’ zeg ik beleefd. ‘Hoe bedenk je het allemaal? Al die concepten of wat het ook maar zijn?’ Jon fronst peinzend zijn wenkbrauwen en ik krijg een angstig vermoeden. Hij gaat toch geen zeurverhaal over zijn artistieke genie ophangen, hè? Daar ben ik echt niet voor in de stemming. ‘Ik vraag me gewoon af: wat zouden die eikels mooi vinden?’ zegt hij. ‘En dat stop ik erin.’ Ik lach blaffend van schrik. ‘Nou, als ik een eikel was, zou ik dit schitterend vinden.’ ‘Zie je wel?’ Hij zet een stap naar me toe en vraagt zacht: ‘Dus je herinnert je nog steeds niets?’ ‘Nee, echt niet.’ ‘Oké.’ Hij zucht. ‘We moeten iets afspreken. We moeten praten. We
ontmoetten elkaar altijd in het Old Canal House in Islington.’ Hij vervolgt luider: ‘Zie je hoe hoog het plafond is, Lexi? Dat is een kenmerk van al onze projecten.’ Hij kijkt me aan en ziet mijn gezichtsuitdrukking. ‘Wat is er?’ ‘Ben je niet goed wijs?’ sis ik met een schichtige blik op Eric. ‘Ik maak geen afspraak met je!’ Ik ga nog zachter praten. ‘Dat je het maar weet: ik heb niets gevonden waaruit blijkt dat ik een verhouding met je heb. Geen enkel bewijs. Het maakt ook zo’n ruimtelijke indruk!’ besluit ik op vol volume. ‘Bewijs?’ Jon kijkt me niet-begrijpend aan. ‘Zoals?’ ‘Zoals... weet ik veel. Een liefdesbrief.’ ‘We schreven elkaar geen liefdesbrieven.’ ‘Of snuisterijtjes.’ ‘Snuisterijtjes?’ Jon ziet eruit alsof hij moet lachen. ‘We hadden het ook niet zo op snuisterijtjes.’ 175 ‘Nou, dan kan het geen heftige verhouding zijn geweest!’ repliceer ik. ‘Ik heb in mijn toilettafel gekeken: niets. Ik heb in mijn agenda gekeken: weer niets. Ik heb het aan mijn zus gevraagd en die wist niet eens wie je wás.’ ‘Lexi...’ Hij zwijgt even alsof hij niet goed weet hoe hij het me moet uitleggen.‘...het was een geheime verhouding. Dat betekent dat het
een verhouding was die je gehéímhield.’ ‘Je kunt dus niets bewijzen. Ik wist het.’ Ik draai me op mijn hakken om en loop met grote passen naar de open haard, op de voet gevolgd door Jon. ‘Wil je bewijs?’ zegt hij zacht. Hij klinkt ongelovig. ‘Zoiets als... dat je een wijnvlek op je linkerbil hebt?’ ‘Ik heb geen...’ Ik draai me triomfantelijk naar hem om, maar blijf als aan de grond genageld staan als ik Eric naar ons zie kijken. ‘Ik begrijp niet hoe je op die geweldige toepassing van de verlichting bent gekomen!’ Ik zwaai naar Eric, die zijn hand opsteekt en zijn gesprek vervolgt. ‘Ik wéét dat je geen wijnvlek op je bil hebt.’ Jon kijkt me vertwijfeld aan. ‘Je hebt helemaal geen wijnvlekken. Alleen een moedervlek op je arm.’ Ik heb er even niet van terug. Hij heeft gelijk, maar wat dan nog? ‘Dat kan een gokje zijn.’ Ik sla mijn armen over elkaar. ‘Ja, maar dat is het niet.’ Hij kijkt me strak aan. ‘Lexi, ik verzin het niet. We hebben een verhouding. We houden van elkaar. Innig en hartstochtelijk.’ ‘Hoor eens...’ Ik hark met mijn handen door mijn haar. ‘Dit is gewoon... waanzin! Ik zou nooit een verhouding beginnen. Niet met jou, met niemand. Ik ben nog nooit in mijn leven vreemdgegaan...’
‘We hebben het vier weken geleden nog hier op de vloer gedaan,’ snijdt hij me de pas af. ‘Daar.’ Hij knikt naar een grote, donzige witte schapenvacht. Ik kijk er sprakeloos naar. ‘Jij lag boven,’ voegt hij eraan toe. ‘Hou op!’ Ik draai me geagiteerd om en been naar de andere kant van de ruimte, waar een trendy, perspex trap naar een entresol leidt. 176 ‘Laten we een kijkje nemen in de natte ruimtes,’ zegt Jon luid terwijl hij achter me aan de trap op loopt. ‘Je vindt het vast mooi...’ ‘Nee, vast niet!’ roep ik over mijn schouder. ‘Laat me met rust.’ We zijn allebei boven en kijken over de stalen balustrade. Ik zie Eric onder me en nog lager de lichtjes van Londen achter de gigantische ramen. Ik moet het Jon nageven: het is een adembenemend appartement. Jon, die naast me staat, snuffelt om zich heen. ‘Hé,’ zegt hij, ‘heb je chips met zout en azijn gegeten?’ ‘Hoezo?’ Ik kijk hem wantrouwig aan. Jon zet grote ogen op. ‘Ik ben onder de indruk. Hoe heb je die langs de vetnazi gesmokkeld?’ Ik voel me meteen geroepen Eric te verdedigen. ‘Hij is geen vetnazi,’ zeg ik. ‘Hij, eh, vindt voeding gewoon belangrijk.’
‘Hij is een dictator. Als hij alle broden bij elkaar kon drijven en in een kamp opsluiten, zou hij het meteen doen.’ ‘Hou op.’ ‘Hij zou ze allemaal tegen de muur zetten. Eerst de puddingbroodjes en dan de croissants.’ ‘Hou óp!’ Mijn mondhoeken trekken en ik wend me af. Hij is grappiger dan ik had gedacht. En hij is best sexy, van dichtbij, met zijn warrige donkerbruine haar. Maar goed, er zijn zoveel dingen grappig en sexy. Friends is ook grappig en sexy, maar daarom heb ik er nog geen verhouding mee. Ik kijk Jon weer aan en vraag hulpeloos: ‘Wat wil je nou van me? Wat verwacht je dat ik doe?’ ‘Wat ik wil?’ Hij fronst zijn voorhoofd alsof hij erover nadenkt. ‘Ik wil dat je tegen je man zegt dat je niet van hem houdt, met mij mee naar huis gaat en een nieuw leven met me begint.’ Hij meent het echt. Ik schiet bijna in de lach. ‘Je wilt dat ik bij jou intrek,’ zeg ik alsof ik het duidelijk wil krijgen. ‘Nu meteen. Zomaar.’ ‘Over, laten we zeggen, vijf minuten.’ Hij kijkt op zijn horloge. ‘Ik moet nog een paar dingen doen.’ ‘Je bent totaal gestoord,’ zeg ik hoofdschuddend. 177
‘Ik ben niet gestoord,’ zegt hij geduldig, ‘ik hou van je. Jij houdt van mij. Echt waar. Je moet me op mijn woord geloven.’ ‘Ik hoef niets van jou te geloven!’ Zijn zelfvertrouwen staat me opeens tegen. ‘Ik ben getróúwd, oké? Ik heb een man van wie ik hou, en ik heb hem beloofd dat ik altijd van hem zou blijven houden. Dit is het bewijs!’ Ik steek de hand met mijn trouwring naar hem uit. ‘Dit is bewijs!’ ‘Hou je van hem?’ vraagt Jon zonder acht te slaan op de ring. ‘Voel je liefde voor hem? Hier, diep vanbinnen?’ Hij klopt op zijn borst. Ja, ik hou zielsveel van Eric, wil ik snauwen om hem de mond te snoeren, maar om de een of andere bespottelijke reden kan ik het niet opbrengen om te liegen. ‘Misschien voel ik het nu nog niet... maar het komt vast wel,’ zeg ik afwerender dan ik bedoelde. ‘Eric is een fantastische vent, we hebben het heerlijk samen...’ ‘Hm,’ zegt Jon beleefd knikkend. ‘Dus jullie hebben sinds het ongeluk nog niet met elkaar geslapen?’ Ik kijk hem achterdochtig aan. ‘Nou?’ Er vonkt iets in zijn ogen. ‘Ik, eh, we...’ hakkel ik. ‘Misschien wel, misschien ook niet! Het is niet mijn gewoonte mijn privéleven met jou te bespreken.’
‘O, jawel.’ Zijn gezicht staat opeens cynisch. ‘Toch wel. Dat is het hem nu juist.’ Tot mijn verbazing pakt hij een van mijn handen. Hij houdt hem even vast en kijkt ernaar. Dan begint hij heel langzaam mijn huid met zijn duim te strelen. Ik kan me niet bewegen. Mijn huid tintelt; zijn duim laat overal een spoor van verrukkelijke gevoelens achter. Ik voel het achter in mijn nek prikkelen. ‘En, wat vind je ervan?’ trompettert Eric van beneden en ik spring een meter in de lucht en trek mijn hand weg. Wat ik ervan vínd? ‘Fantastisch, schat!’ kweel ik met een onnatuurlijk hoge stem over de balustrade. ‘We komen zo...’ Ik stap achteruit, zodat ik van beneden niet te zien ben, en wenk Jon. ‘Hoor eens, ik heb er genoeg van,’ fluister ik jachtig. ‘Laat me met rust. Ik ken je niet. Ik hou niet 178 van je. Ik heb het al moeilijk genoeg. Ik wil gewoon verder met mijn leven, met mijn man, oké?’ Ik wil de trap af lopen. Jon pakt mijn arm. ‘Nee! Niet oké! Lexi, je hebt het hele plaatje niet. Je bent niet gelukkig met Eric. Hij houdt niet van je, hij begrijpt je niet...’ ‘Natuurlijk houdt hij wel van me!’ Nu raak ik echt over mijn toeren. ‘Hij heeft in het ziekenhuis dag en nacht bij mijn bed gezeten, ik heb ongelooflijke bruingrijze rozen van hem gekregen...’ ‘Denk je dat ík niet dag en nacht bij je bed had willen zitten?’ Jons ogen worden donker. ‘Lexi, ik ging er bijna aan kapot.’ ‘Laat me los.’ Ik probeer mijn arm los te rukken, maar Jon houdt me stevig vast.
‘Je kunt ons niet weggooien.’ Hij kijkt wanhopig naar mijn gezicht. ‘Het moet er zijn. Je hebt het allemaal in je, ik weet het zeker...’ ‘Je vergist je!’ Ik ruk me met veel moeite los. ‘Het is niet waar!’ Ik kletter zonder om te kijken de trap af, recht in Erics armen. ‘Ha!’ Hij lacht naar me. ‘Wat een haast. Is er iets?’ ‘Ik... ik voel me niet zo lekker.’ Ik druk een hand tegen mijn voorhoofd. ‘Ik heb hoofdpijn. Kunnen we naar huis?’ ‘Natuurlijk, lieverd.’ Hij geeft een kneepje in mijn schouder en kijkt naar de entresol. ‘Heb je afscheid genomen van Jon?’ ‘Ja. Kunnen we gewoon weg?’ Op weg naar de deur klamp ik me vast aan zijn dure jasje en laat mijn gemangelde zenuwen kalmeren door zijn aanwezigheid. Dit is mijn man. Dit is degene van wie ik hou. Dit is de werkelijkheid. 179 12 Oké. Ik moet mijn geheugen terug hebben. Ik ben dat geheugenverlies spuugzat. Ik wil niet meer horen dat andere mensen meer van mijn leven weten dan ik. Het is míjn geheugen. Van mij alleen. Ik kijk in mijn ogen vlak voor me in de spiegelende kastdeur. Dat is een gewoonte die ik sinds kort heb, vlak bij de spiegel gaan staan zodat ik alleen mijn ogen kan zien. Het is geruststellend. Het geeft me het gevoel dat ik naar mijn oude zelf kijk.
‘Herinner het je dan, debiel,’ draag ik mezelf met lage, strenge stem op. ‘Herínner het je dan.’ Mijn ogen beantwoorden mijn blik alsof ze alles weten maar het niet willen prijsgeven. Ik zucht en leun gefrustreerd met mijn hoofd tegen het glas. In de dagen sinds ons bezoek aan het modelappartement heb ik niets anders gedaan dan mezelf in de afgelopen drie jaar onderdompelen. Ik heb fotoalbums doorgenomen, films bekeken waarvan ik weet dat ik ze heb ‘gezien’ en naar nummers geluisterd die de Lexi van vroeger wel honderd keer moet hebben gehoord, maar het helpt allemaal niets. In wat voor archiefkast mijn ontbrekende herinneringen ook zijn weggestopt, hij moet heel degelijk zijn. Hij vliegt niet zomaar open doordat ik naar ‘You’re Beautiful’ van James... zus of zo luister. Stom, achterbaks brein. Ik bedoel, wie is hier de baas? Mijn hoofd of ik? Gisteren ben ik weer bij die neuroloog geweest, Neil. Hij knikte meelevend terwijl ik alles eruit gooide en maakte de ene aantekening na de andere. Toen zei hij dat het allemaal fascinerend was en 180 dat hij misschien een wetenschappelijk artikel over me ging schrijven. Toen ik hem onder druk zette, voegde hij eraan toe dat het me zou kunnen helpen als ik een tijdbalk opstelde, en dat ik naar een therapeut kon als ik dat wilde. Maar ik hoef niet in therapie. Ik moet mijn gehéúgen terug. Mijn adem slaat op de spiegel neer. Ik druk mijn voorhoofd ertegen alsof mijn spiegelbeeld alle antwoorden heeft, alsof ik erbij kan komen als ik me maar diep genoeg concentreer...
‘Lexi? Ik ga.’ Eric komt de slaapkamer binnen met een dvd zonder doosje. ‘Schat, dit had je op het kleed laten liggen. Verstandige plek voor een dvd?’ Ik neem het schijfje van hem aan. Het is de opname van Ambition afl. 1 waar ik laatst aan begonnen ben. ‘Sorry, Eric,’ zeg ik snel. ‘Ik weet niet hoe hij daar terecht is gekomen.’ Dat lieg ik. Hij is daar terechtgekomen toen Eric weg was en ik een stuk of vijftig dvd’s over het kleed had uitgespreid, samen met tijdschriften, fotoalbums en snoepwikkels. Als hij het had gezien, had hij een hartverzakking gekregen. ‘Je taxi komt om tien uur,’ zegt Eric. ‘Dan ga ik nu maar.’ ‘Super!’ Ik geef hem een kus, zoals ik tegenwoordig elke ochtend doe. Het begint al heel natuurlijk te voelen. ‘Prettige dag!’ ‘Jij ook.’ Hij geeft een kneepje in mijn schouder. ‘Ik hoop dat het goed gaat.’ ‘Vast wel,’ zeg ik zelfbewust. Vanaf vandaag ga ik weer hele dagen aan het werk. Niet als afdelingshoofd, want daar ben ik natuurlijk nog niet klaar voor, maar om weer te leren wat mijn functie inhoudt en in te halen wat ik heb gemist. Het ongeluk is nu vijf weken geleden. Ik kan niet meer thuis rondhangen. Ik moet iets dóén. Ik moet mijn leven zien terug te krijgen. En mijn vriendinnen.
Op het bed liggen drie glimmende, gevulde geschenktasjes voor Fi, Debs en Carolyn die ik ze vandaag ga geven. Ik heb er een eeuwigheid over gedaan om de perfecte cadeautjes uit te kiezen, en telkens als ik eraan denk, kan ik mezelf wel zoenen van blijdschap. Ik loop neuriënd naar de woonkamer en stop de Ambition-dvd in 181 de speler. Ik heb de rest nooit gezien. Misschien helpt het me weer in ‘kantoorstemming’ te komen. Ik spoel door tot ik bij een stukje kom waarin ik met twee kerels in een limo zit en druk de afspeeltoets in. ‘...Lexi en haar teamgenoten zijn niet van plan er vanavond hun gemak van te nemen,’ zegt een mannelijke commentator. De camera zoomt op me in en ik hou verwachtingsvol mijn adem in. ‘We gaan deze opdracht winnen!’ zeg ik fel tegen de andere twee, en ik sla met de rug van mijn ene hand in de palm van de andere. ‘Al moeten we de hele nacht doorgaan, we zullen dit winnen, oké? Geen smoesjes.’ Mijn mond zakt open. Ben ik die vinnige, enge zakenvrouw? Ik heb nog nooit in mijn leven op zo’n toon gesproken. ‘Lexi pakt haar team met harde hand aan,’ zegt de stem, ‘maar is de Cobra deze keer niet te ver gegaan?’ Ik kan hem niet zo goed volgen. Welke cobra? Nu zwenkt de camera naar een van de kerels in de limo. Hij zit op een kantoorstoel en door het geharde glas achter hem is de nachtlucht zichtbaar.
‘Ze is niet menselijk,’ pruttelt hij. ‘Er zitten maar vierentwintig uur in een dag, verdomme. We werken ons allemaal uit de naad, maar denk je dat het haar ook maar iets kan schelen?’ Terwijl hij praat, kom ik weer in beeld. Ik loop met grote passen door een soort pakhuis. Opeens slaat de angst me om het hart. Heeft hij het over míj? Nu wordt er overgeschakeld naar een dikke ruzie tussen mij en die vent. We staan in een straat in Londen en hij probeert zich te verdedigen, maar ik geef hem niet de kans iets te zeggen. ‘Je bent ontslagen!’ snauw ik met zo’n vernietigend stemgeluid dat ik in elkaar krimp. ‘Je bent ontslagen uit mijn team!’ ‘De Cobra slaat weer toe!’ zegt de stem opgewekt. ‘Laat dat fragment nog eens zien?’ Wacht even. Beweert hij soms... Ben ík de Cobra? Het fragment wordt vertraagd herhaald, met onheilspellende muziek op de achtergrond. De camera zoomt in op mijn gezicht. ‘Je bent ontssslagen!’ hoor ik mezelf sissen. ‘Je bent ontssslagen uit mijn team.’ 182 Ik kijk duizelig van afgrijzen naar het beeld. Wat hebben ze gedaan, verdomme? Ze hebben mijn stem gemanipuleerd. Ik klink als een slang.
‘En Lexi laat haar giftanden deze week weer zien!’ zegt de commentaarstem. ‘Terug naar het andere team...’ Er komt een ander groepje mensen in pak in beeld. Ze beginnen te bakkeleien over prijsonderhandelingen, maar ik ben te ontdaan om me te kunnen bewegen. Waarom... Hoe... Waarom heeft niemand me dit verteld? Waarom heeft niemand me hiervoor gewaarschuwd? Ik reik op de automatische piloot naar mijn mobieltje en toets Erics nummer in. ‘Hallo, Lexi.’ ‘Eric, ik heb net de dvd van dat tv-programma gezien!’ flap ik er geagiteerd uit. ‘Ze noemden me de Cobra! Ik deed superkrengerig tegen iedereen! Dat had je me nooit verteld!’ ‘Lieverd, het was een fantastisch programma,’ zegt Eric sussend. ‘Je kwam heel goed over.’ ‘Maar ze noemden me naar een sláng.’ ‘Nou en?’ ‘Nou en? Ik wil geen slang zijn!’ Ik hoor dat ik bijna hysterisch ben, maar ik kan me niet bedwingen. ‘Niemand houdt van slangen. Ik ben meer een... eekhoorntje. Of een koalabeertje.’ Koala’s zijn zacht en wollig. En een beetje slordig.
‘Een koalabeertje? Lexi toch!’ Eric schiet in de lach. ‘Schat, jij bent een cobra. Je weet het goede moment af te wachten. Je kunt aanvallen. Dat maakt jou zo’n fantastische zakenvrouw.’ ‘Maar ik wil geen...’ De zoemer van de voordeur gaat. ‘Daar is mijn taxi. Ik moet ophangen.’ Ik loop naar de slaapkamer, pak de drie glanzende geschenktasjes en probeer mezelf weer op te monteren, me weer op de komende dag te verheugen, maar al mijn zelfvertrouwen is als sneeuw voor de zon verdwenen. Ik ben een slang. Geen wonder dat iedereen een bloedhekel aan me heeft. 183 Terwijl mijn taxi zich een weg naar Victoria Palace Road zigzagt, zit ik kaarsrecht op de achterbank, met mijn geschenktasjes tegen me aan gedrukt, mezelf moed in te spreken. Om te beginnen weet iedereen dat ze alles op tv verdraaien. Geen mens denkt echt dat ik een slang ben. Daar komt nog bij dat dat programma inmiddels zo lang geleden is dat waarschijnlijk niemand er nog aan denkt. O, god. Het probleem van jezelf moed inspreken is dat je diep vanbinnen toch wel weet dat het allemaal lulkoek is. De taxi zet me voor het gebouw af en ik haal diep adem en trek de rok van mijn beige Armani-pak recht. Dan ga ik met angst en beven naar de tweede verdieping. Zodra ik uit de lift stap, zie ik Fi, Carolyn en Debs bij de koffieautomaat staan. Fi gebaart naar haar haar en praat levendig. Carolyn doet mee, maar als ze me in het oog krijgen, breken ze hun gesprek meteen af, alsof iemand de stekker eruit heeft getrokken.
‘Hé, hallo!’ Ik kijk om me heen met de hartelijkste, vriendelijkste glimlach die ik maar kan opzetten. ‘Ik ben er weer!’ ‘Hallo, Lexi.’ Ze brommen wat en Fi haalt ter begroeting haar schouders op. Oké, het was geen glimlach, maar het was toch een reactie. ‘Fi, wat zie je er goed uit! Leuk topje.’ Ik wijs naar haar roomkleurige topje en ze volgt mijn blik verbaasd. ‘En Debs, jij ziet er ook super uit. En Carolyn! Wat zit je haar cool, zo kort en... en die laarzen zijn echt fantastisch!’ ‘Die?’ Carolyn snuift en schopt met de ene bruine laars tegen de andere. ‘Die heb ik al jaren.’ ‘Nou, maar ze zijn toch heel... apart!’ Ik wauwel maar wat van de zenuwen. Geen wonder dat ze me allemaal perplex aankijken. Fi heeft haar armen over elkaar geslagen en Debs ziet eruit alsof ze een giechelbui bedwingt. ‘Maar goed...’ Ik dwing mezelf tot kalmte. ‘Ik heb iets voor jullie. Fi, dit is voor jou, en Debs...’ Ik deel de geschenktasjes uit, die er opeens bespottelijk glimmend en poenerig uitzien. ‘Waar is dit voor?’ zegt Debs niet-begrijpend. 184 ‘Nou, je weet wel! Gewoon, om, eh...’ Ik aarzel. ‘Jullie zijn mijn
vriendinnen en... Toe dan! Maak maar open!’ Ze wisselen onzekere blikken met elkaar en rukken dan het papier van hun cadeautjes. Fi haalt een groen bijouteriedoosje uit haar papier. ‘Gúcci?’ zegt ze ongelovig. ‘Lexi, dat kan ik niet aannemen...’ ‘O, jawel! Toe, maak het maar open, dan zie je wel...’ Fi klikt het doosje open. Er zit een gouden armbandhorloge in. ‘Weet je nog?’ zeg ik enthousiast. ‘We keken er altijd naar in de etalages. Elke zaterdag. En nu heb je er echt een!’ Fi lijkt zich niet op haar gemak te voelen. ‘Eigenlijk...’ zegt ze met een zucht. ‘Lexi, ik heb dit twee jaar geleden al gekregen.’ Ze stroopt haar mouw op en ik zie exact hetzelfde horloge, maar dan iets doffer en ouder. ‘O,’ zeg ik teleurgesteld. ‘Goh. Nou ja, geeft niet. Ik breng het wel terug, of we gaan het samen ruilen...’ ‘Lexi, hier heb ik niets aan,’ onderbreekt Carolyn me, en ze geeft me het parfumsetje terug dat ik voor haar had gekocht, samen met het leren buideltje waar het in zat. ‘Ik moet kotsen van die geur.’ ‘Maar je bent er zo dol op,’ zeg ik verbijsterd. ‘Dat wás ik,’ verbetert ze me. ‘Voordat ik zwanger werd.’ ‘Ben je zwanger?’ Ik kijk haar overdonderd aan. ‘O, mijn god! Carolyn, gefeliciteerd! Wat geweldig! Ik ben zó blij voor je. Matt
wordt de beste vader van de...’ ‘Het is niet van Matt,’ onderbreekt ze me met vlakke stem. ‘Nee?’ zeg ik stompzinnig. ‘Maar wat... Is het úít tussen jullie?’ Het kan niet uit zijn. Ondenkbaar. Iedereen ging ervan uit dat Carolyn en Matt altijd bij elkaar zouden blijven. ‘Ik wil het er niet over hebben, goed?’ zegt Carolyn bijna fluisterend. Ik zie tot mijn ontzetting dat haar ogen rood zijn geworden achter haar brillenglazen. Ze ademt ook zwaar. ‘Tot ziens.’ Ze duwt me al het papier en lint in mijn handen, maakt rechtsomkeert en loopt naar de afdeling. ‘Heel fijn, Lexi,’ zegt Fi sarcastisch. ‘Net nu we dachten dat ze eindelijk over Matt heen was...’ ‘Dat wist ik niet!’ zeg ik ontredderd. ‘Ik had er geen idee van. Het 185 spijt me ontzettend...’ Ik wrijf over mijn gloeiende gezicht. ‘Debs, maak jouw pakje eens open?’ Voor Debs heb ik een kruisje met diamantjes gekocht. Ze is gek op sieraden, en met een kruisje zit je altijd goed. Ze móét het wel geweldig vinden. Debs pakt zwijgend haar cadeautje uit. ‘Ik weet dat ik me te buiten ben gegaan,’ zeg ik zenuwachtig, ‘maar ik wilde echt iets bijzonders aan je geven...’
‘Een kruisje!’ Debs geeft het doosje terug en trekt haar neus op alsof het naar iets ranzigs stinkt. ‘Dat kan ik niet dragen! Ik ben joods, hoor.’ ‘Ben jij joods?’ Mijn mond zakt ervan open. ‘Sinds wanneer?’ ‘Sinds mijn verloving met Jacob,’ zegt ze op een toon alsof het vanzelf spreekt. ‘Ik heb me bekeerd.’ ‘Wauw!’ zeg ik vrolijk. ‘Ben je verloofd?’ Nu kan de platina ring met de diamant in het midden me natuurlijk niet meer ontgaan. Debs heeft altijd zoveel ringen om dat deze me niet was opgevallen. ‘Wanneer is de bruiloft?’ vraag ik opgewonden. ‘En waar?’ ‘Volgende maand.’ Ze wendt haar blik af. ‘In Wiltshire.’ ‘Volgende maand! O, mijn god, Debs! Maar ik heb geen...’ Ik breek mijn zin af en er valt een benauwde, bonzende stilte. ‘...uitnodiging gekregen,’ wilde ik zeggen. Ik heb geen uitnodiging gekregen omdat ik niet welkom ben. ‘Ik bedoel, eh, gefeliciteerd!’ Op de een of andere manier hou ik een opgewekte glimlach op mijn gezicht geplakt. ‘Ik hoop dat het allemaal fantastisch gaat. En het geeft niet, ik kan dat kruisje zo terugbrengen... en het horloge... en het parfum...’ Ik prop met bevende handen al het gescheurde papier in een van de tasjes. ‘Ja,’ zegt Fi schutterig. ‘Nou, tot ziens, Lexi.’ ‘Dag.’ Debs kan me nog steeds niet aankijken. Ze lopen weg en ik kijk
ze na, met een verkrampte kin om niet in huilen uit te barsten. Knap werk, Lexi. Je hebt niet alleen je vriendinnen niet terug, je hebt het ook nog eens veel erger gemaakt. ‘Heb je een cadeautje voor me?’ klinkt Byrons sarcastische stem achter me. Ik keer me om en zie hem met een kop koffie in zijn hand door de gang draven. ‘Wat lief van je, Lexi.’ 186 God, ik krijg de kriebels van hem. Híj is de slang. ‘Hallo, Byron,’ zeg ik afgemeten. ‘Fijn je te zien.’ Ik verzamel al mijn kracht, steek mijn kin in de lucht en strijk een verdwaalde haar uit mijn gezicht. Ik mag nu niet instorten. ‘Het is heel dapper van je dat je bent teruggekomen, Lexi,’ zegt Byron als we de gang in lopen. ‘Petje af.’ ‘Welnee,’ zeg ik zo zelfbewust mogelijk. ‘Ik verheug me erop.’ ‘Nou, als je vragen hebt, weet je me te vinden. Al zit ik vandaag bijna de hele dag bij James Garrison. Weet je nog, James Garrison?’ Godverdegodver. Waarom noemt hij telkens mensen van wie ik nog nooit heb gehoord? ‘Fris mijn geheugen maar op,’ zeg ik onwillig. ‘Hij is het hoofd van onze distributiemaatschappij, Southeys? Ze distribueren voorraad door het hele land? Zoals vloerbedekking, laminaat, de dingen die wij verkopen? Ze bezorgen het met
vrachtwagens?’ Zijn toon is beleefd, maar ik zie hem gnuiven. ‘Ja, ik herinner me Southeys nog wel,’ zeg ik bits. ‘Dank je. Waarom ga je erheen?’ ‘Nou,’ zegt Byron na een korte stilte, ‘het komt erop neer dat ze de weg kwijt zijn. Ze moeten hun schouders eronder zetten. Als ze niet efficiënter kunnen werken, zullen we een andere distributeur moeten zoeken.’ ‘Juist.’ Ik knik zo bazig als ik kan. ‘Nou, hou me op de hoogte.’ We zijn bij mijn kamer aangekomen en ik doe de deur open. ‘Ik zie je nog wel, Byron.’ Ik doe de deur dicht, smijt de geschenktasjes op de bank, trek de archiefkast open en haal er een hele la vol dossiers uit. Ik probeer me niet ontmoedigd te voelen, ga aan het bureau zitten en sla het eerste dossier open, waarin notulen van afdelingsvergaderingen zitten. Drie jaar. Ik kan best drie jaar inhalen. Zó lang is het nu ook weer niet. Twintig minuten later heb ik al hoofdpijn. Het voelt alsof ik in geen maanden serieuze, zware kost heb gelezen en dit is allemaal zo compact als stroop. Budgetbesprekingen. Contracten die aan ver187 lenging toe zijn. Functioneringsgesprekken. Het is alsof ik weer studeer, maar dan zes vakken tegelijk. Ik heb een lijst aangelegd met vragen die ik wil stellen, en ik ben al op de achterkant.
‘Lukt het?’ De deur is geluidloos opengegaan en Byron kijkt naar binnen. Kan hij niet kloppen? ‘Goed,’ zeg ik afwerend. ‘Heel goed. Ik heb alleen een paar vraagjes.’ ‘Brand maar los.’ Hij leunt tegen de deurpost. ‘Oké, om te beginnen: wat is QAS?’ ‘Ons nieuwe boekhoudprogramma. Iedereen heeft een cursus gedaan.’ ‘Nou, ik kan ook een cursus doen,’ zeg ik gedecideerd, en ik noteer het. ‘En wat is Services.com?’ ‘Onze online klantenservice.’ ‘Hè?’ Ik frons verbaasd mijn voorhoofd. ‘En onze klantenservice hier dan?’ ‘Jaren geleden afgedankt,’ zegt Byron op verveelde toon. ‘Het bedrijf is gereorganiseerd en er zijn veel afdelingen uitbesteed.’ ‘Aha.’ Ik knik, probeer het allemaal te bevatten en kijk weer naar mijn lijst. ‘En BD Brooks? Wat is dat?’ ‘Ons reclamebureau,’ zegt Byron overdreven geduldig. ‘Ze maken reclame voor ons op radio en tv...’ ‘Ik weet wel wat een reclamebureau is,’ snauw ik bozer dan de bedoeling was. ‘Wat is er dan met Pinkham Smith gebeurd? Daar hadden we zo’n goed contact mee...’ ‘Dat bureau bestaat niet meer.’ Byron wendt de blik hemelwaarts.
‘Over de kop gegaan. Mijn god, Lexi, je weet echt helemaal niets, hè?’ Ik doe mijn mond open om hem op zijn nummer te zetten... maar dat kan niet. Hij heeft gelijk. Het is alsof het terrein dat ik kende, is weggevaagd door een soort orkaan. Alles is herbouwd en ik herken niets meer. ‘Dit kun je nooit allemaal inhalen.’ Byron neemt me medelijdend op. ‘O, jawel!’ 188 ‘Lexi, zie het onder ogen. Je bent geestesziek. Je moet je hoofd niet zo belasten...’ ‘Ik ben niet geestesziek!’ roep ik woedend, en ik spring overeind. Ik werk me bot langs Byron heen de kamer uit. Clare kijkt geschrokken op en klapt haar mobieltje dicht. ‘Hallo, Lexi. Kan ik iets voor je doen? Wil je koffie?’ Ze ziet er doodsbang uit, alsof ik op het punt sta haar kop af te bijten of haar te ontslaan of zo. Oké, dit is mijn kans om haar te laten zien dat ik geen bitch-baas uit de hel ben. ‘Ha, Clare,’ zeg ik zo hartelijk en vriendelijk als ik maar kan, en ik ga op een hoek van haar bureau zitten. ‘Alles goed?’ ‘Eh... ja.’ Ze kijkt me met grote, wantrouwige ogen aan. ‘Ik vroeg me af of ik koffie voor je kon halen?’
‘Jij?’ Ze kijkt me aan alsof ze denkt dat het een list is. ‘Voor mij?’ ‘Ja? Waarom niet?’ Ik kijk haar stralend aan en ze krimpt in elkaar. ‘Eh... hoeft niet.’ Ze glijdt van haar stoel, maar houdt me in de gaten, alsof ze echt denkt dat ik een cobra ben. ‘Ik doe het zelf wel.’ ‘Wacht!’ zeg ik bijna wanhopig. ‘Weet je, Clare, ik wil je graag beter leren kennen. Misschien kunnen we een keer samen lunchen... iets drinken... winkelen...’ Clare kijkt me verbijsterd aan. ‘Eh, goed. Doen we, Lexi,’ mompelt ze en dan schiet ze de gang in. Ik kijk om en zie Byron, die nog in mijn deuropening staat en zich kapot lacht. ‘Wat valt er te lachen?’ zeg ik vinnig. ‘Je bent echt een ander mens, hè?’ Hij trekt verwonderd zijn wenkbrauwen op. ‘Misschien wil ik gewoon vriendelijk en respectvol met mijn personeel omgaan,’ zeg ik uitdagend. ‘Wat is daar mis mee?’ ‘Niets!’ Byron steekt zijn handen op. ‘Lexi, dat is een fantastisch idee.’ Hij laat zijn blik over me heen glijden, nog steeds met die sarcastische grijns op zijn gezicht, en klakt dan met zijn tong alsof hij een inval krijgt. ‘O, nu we het er toch over hebben... Voordat ik ervandoor ga, moet ik nog iets aan jou als afdelingshoofd doorgeven. Het lijkt me niet meer dan normaal dat jij dit afhandelt.’
189 Hè, hè, eindelijk behandelt hij me als de baas. ‘O ja?’ Ik steek mijn kin naar voren. ‘Wat dan?’ ‘We hebben een e-mail van hogerhand gekregen over personeelsleden die te lang pauzeren.’ Hij haalt een vel papier uit zijn zak. ‘SJ wil dat alle afdelingshoofden hun team de wind van voren geven, liefst vandaag nog.’ Byron trekt onschuldig zijn wenkbrauwen op. ‘Kan ik dat aan jou overlaten?’ Klootzak. Klóótzak. Ik ijsbeer door mijn kamer, nippend van mijn koffie en met een knoop in mijn maag van de zenuwen. Ik heb nog nooit iemand de wind van voren gegeven, laat staan een hele afdeling. Laat staan terwijl ik tegelijkertijd wilde proberen te bewijzen dat ik heel aardig ben en geen bitch-baas uit de hel. Ik kijk weer naar de uitgedraaide email van Natasha, de assistente van Simon Johnson. Collega’s, Het is onder Simons aandacht gekomen dat sommige personeelsleden hun lunchpauze tot ver na het gebruikelijke uur rekken. Dit is onaan- vaardbaar. Hij zou jullie dankbaar zijn als jullie dit z.s.m. aan jullie teams duidelijk maken en voortaan een strenger controlebeleid toepassen. Alvast bedankt, Natasha Oké. Het punt is dat er niet letterlijk ‘geef je team de wind van voren’
staat. Ik hoef niet agressief te doen of zo. Ik kan de boodschap ook op een vriendelijke manier overbrengen. Misschien kan ik het met een grapje doen! Ik begin zo: ‘Hé, jongens, hebben jullie wel lang genoeg pauze?’ Dan rol ik met mij ogen om duidelijk te maken dat ik het ironisch bedoel en iedereen lacht. Vervolgens zegt iemand: ‘Is er een probleem, Lexi?’, en dan glimlach ik spijtig en zeg: ‘Niet met mij, maar met die stijve harken van boven. Zullen we dus allemaal gewoon proberen op tijd terug te komen?’ Een paar mensen knikken om aan te geven dat ze het redelijk vinden en dan is alles in orde. 190 Ja, dat klinkt goed. Ik haal diep adem, vouw de e-mail op, stop hem in mijn zak en loop naar de afdeling. Het is er een geroezemoes van mensen die telefoneren, typen en met elkaar praten, en het duurt even voordat iemand me ziet. Dan kijkt Fi op en geeft Carolyn een porretje, en zij stoot een meisje aan dat ik niet ken en dat haar telefoongesprek afsluit. Overal in de ruimte worden telefoons neergelegd, kijken mensen op van hun scherm en draaien hun stoel mijn kant op, tot de hele afdeling uiteindelijk stilligt. ‘Hallo, mensen,’ zeg ik met een gloeiend gezicht. ‘Ik, eh... hallo! Alles goed?’ Niemand geeft antwoord of laat zelfs maar merken dat hij me heeft gehoord. Ze kijken me allemaal met dezelfde ‘komt er nog wat van?’uitdrukking op hun gezicht aan.
‘Maar goed!’ Ik doe mijn best om opgewekt en vrolijk te klinken. ‘Wat ik wilde vragen... Hebben jullie wel lang genoeg pauze?’ ‘Hè?’ Het meisje dat tegenwoordig aan mijn bureau zit, kijkt me glazig aan. ‘Krijgen we dan meer tijd?’ ‘Nee!’ zeg ik haastig. ‘Ik bedoel... de pauze duurt juist te láng.’ ‘Ik vind van niet,’ zegt ze schouderophalend. ‘In een uur kun je net even winkelen.’ ‘Ja,’ stemt een ander meisje in. ‘Je kunt precies naar King’s Road en terug.’ Oké, ik kom niet duidelijk over. En nu zijn twee meiden in de hoek weer aan het kletsen geslagen. ‘Mensen, luister, alsjeblieft!’ Mijn stem wordt schel. ‘Ik moet jullie iets zeggen. Over de lunchpauze. Sommige mensen binnen het bedrijf, eh, ik heb het niet per se over júllie...’ ‘Lexi,’ zegt Carolyn luid en duidelijk, ‘waar heb je het in jezusnaam over?’ Fi en Debs barsten in lachen uit en ik word vuurrood. ‘Hoor eens, mensen, dit is ernstig,’ zeg ik zo beheerst mogelijk. ‘Ernssstig,’ sist iemand, en er wordt her en der gegrinnikt. ‘Het isss ernssstig.’ ‘Heel leuk!’ Ik doe mijn best om te glimlachen. ‘Maar luister nou...’ ‘Luisssteren...’
191 Nu lijkt bijna iedereen op de afdeling te lachen, te sissen of allebei. Alle gezichten staan levendig; iedereen vindt het grappig, behalve ik. Opeens zeilt er een papieren vliegtuigje langs mijn oor. Ik maak een sprongetje van schrik en iedereen schatert. ‘Oké, nou ja, niet te lang lunchen, afgesproken?’ zeg ik radeloos. Niemand luistert. Een tweede vliegtuigje raakt mijn neus, en dan een elastiekje. Tegen wil en dank springen de tranen me in de ogen. ‘Nou, tot ziens dan maar,’ zeg ik met verstikte stem. ‘Bedankt voor... voor jullie harde werk.’ Ik draai me om en strompel de afdeling af, achtervolgd door het gelach. Ik loop in een waas naar de wc’s en als ik er bijna ben, kom ik Dana tegen. ‘Lexi?’ zegt ze verbaasd als ze me naar binnen ziet gaan. ‘Je hebt de sleutel van de toiletten voor het hogere personeel, hoor! Veel mooier!’ ‘Ik red me hier wel,’ zeg ik met een krampachtige glimlach. ‘Echt.’ Ik storm naar het laatste hokje, sla de deur dicht, zak op de bril, sla mijn handen voor mijn gezicht en voel de spanning wegebben. Dat was verreweg de vernederendste ervaring van mijn hele leven. Afgezien dan van het incident met de witte bikini. Waarom wilde ik ooit baas worden? Waaróm? Het enige wat het je oplevert, is dat je je vriendinnen kwijtraakt, dat je mensen de wind van voren moet geven en dat iedereen naar je sist. En waarvoor? Een bank in je kantoor? Een chic kaartje?
Ten slotte til ik uitgeput mijn hoofd op en zie de deur van het hokje, die zoals gewoonlijk vol graffiti is geklad. We gebruiken die deur altijd als een soort memobord om stoom af te blazen, grappen te maken of onbenullige weetjes uit te wisselen. Hij wordt steeds voller, tot iemand hem schoonmaakt, en dan beginnen we weer van voren af aan. De schoonmakers hebben er nog nooit iets van gezegd en het hogere personeel komt hier niet, dus het is redelijk veilig. Ik laat mijn blik over de boodschappen glijden, glimlach om een roddelverhaal over Simon Johnson... en dan valt mijn blik op een nieuw bericht in blauwe viltstift. Het is Debs handschrift en er staat: De Cobra is terug. 192 En daaronder, in dunne blauwe balpen: Maak je geen zorgen, ik heb in haar koffie gespuugd. Ik kan nog maar één ding doen, en dat is echt ontzettend dronken worden. Het is een uur later en ik hang met het staartje van mijn derde mojito aan de bar van het Bathgate Hotel om de hoek van mijn werk. De wereld is al een beetje wazig, maar dat vind ik geen probleem. Hoe waziger, hoe beter, wat mij betreft. Als ik me maar in evenwicht kan houden op die barkruk. ‘Hallo?’ Ik steek mijn hand op om de aandacht van de barkeeper te trekken. ‘Nog een, graag.’ De barkeeper trekt zijn wenkbrauwen een millimeter op en zegt dan: ‘Komt eraan.’ Ik kijk een beetje rancuneus naar hem terwijl hij de munt pakt. Gaat
hij niet vragen waaróm ik er nog een wil? Gaat hij me geen ouderwetse barkeeperswijsheid vertellen? Hij zet de cocktail op een viltje en zet er een schaaltje pinda’s bij, dat ik honend wegduw. Ik wil niets eten wat de alcohol absorbeert. Ik wil de alcohol regelrecht in mijn bloedsomloop hebben. ‘Verder nog iets? Een hapje eten, misschien?’ Hij wijst naar een menukaart, maar ik kijk er niet naar en neem nog een grote teug mojito. Hij is koud, zuur, limoenerig en perfect. Ik kijk op. ‘Vind jij me een bitch?’ vraag ik. ‘Eerlijk zeggen.’ Hij glimlacht. ‘Nee.’ ‘Nou, ik schijn het toch te zijn.’ Ik neem nog een slok. ‘Dat zeggen al mijn vriendinnen.’ ‘Leuke vriendinnen heb jij.’ ‘Vroeger wel.’ Ik zet mijn glas neer en kijk er somber naar. ‘Ik weet niet wanneer het mis is gegaan met mijn leven.’ Ik hoor zelf dat ik een beetje lal. ‘Dat zeggen ze allemaal.’ Een man aan het eind van de bar kijkt op van zijn Evening Standard. ‘Niemand weet ooit wanneer het mis is gegaan.’ ‘Nee, maar ik weet het écht niet.’ Ik steek gewichtig een vinger op. ‘Ik krijg een auto-ongeluk en... boem! Ik kom bij en ik zit opgesloten in het lichaam van een bitch.’
193 ‘Volgens mij zit je opgesloten in het lichaam van een babe.’ De Amerikaan schuift glimlachend een kruk op. ‘Ik zou dat lijf voor niets willen ruilen.’ Ik kijk hem even verwonderd aan... en dan begint het me te dagen. ‘O! Je zit met me te flírten! Sorry, maar ik ben al getrouwd. Met een vent. Mijn man.’ Ik til mijn linkerhand op, zoek mijn trouwring en wijs ernaar. ‘Zie je wel? Getrouwd.’ Ik denk even diep na. ‘En ik zou ook een minnaar kunnen hebben.’ De barkeeper proest ingehouden. Ik kijk argwanend op, maar hij houdt zijn gezicht in de plooi. Ik neem nog een slok en voel de alcohol door mijn hoofd dansen. Mijn oren tuiten en de zaal begint te deinen. Goed zo. Zalen horen te deinen. ‘Weet je, ik drink niet om te vergeten,’ probeer ik een gesprek met de barkeeper aan te knopen, ‘want ik bén alles al vergeten.’ Ik vind het opeens zo grappig dat ik een onbedwingbare giechelbui krijg. ‘Ik heb een klap op mijn kop gekregen en toen was alles weg.’ Ik zit te schuddebuiken van het lachen en de tranen springen me in de ogen. ‘Ik wist niet eens meer dat ik een man had. Maar die heb ik toch!’ ‘Hm.’ De barkeeper wisselt een blik met de Amerikaan. ‘En ze zeiden dat er niets aan te doen was, maar artsen kunnen zich
toch ook vergissen?’ Ik kijk vragend om me heen. Er lijken nu meer mensen te luisteren, en er knikken er een paar. ‘Artsen hebben het altijd mis,’ zegt de Amerikaan met klem. ‘Het zijn allemaal klootzakken.’ ‘Precies!’ Ik kijk hem aan. ‘Wat je zegt! Oké.’ Ik neem nog een grote slok en wend me weer tot de barkeeper. ‘Wil je misschien iets voor me doen? Wil je me met die cocktailshaker op mijn hoofd slaan? Ze zeiden dat het niet zou helpen, maar dat wéten ze toch niet?’ De barkeeper glimlacht alsof hij denkt dat ik een grapje maak. ‘Mooi is dat.’ Ik zucht ongeduldig. ‘Dan moet ik het zelf maar doen.’ Voordat hij me kan tegenhouden, pak ik de cocktailshaker en geef mezelf een mep op mijn voorhoofd. ‘Au!’ Ik laat de shaker vallen en grijp naar mijn hoofd. ‘Au! Dat doet pijn!’ 194 ‘Zag je dat?’ roept iemand achter me. ‘Ze is niet goed wijs!’ ‘Dame, gaat het wel?’ De barkeeper kijkt me geschrokken aan. ‘Zal ik een taxi...’ ‘Wacht even!’ Ik steek mijn hand op. Ik blijf even doodstil zitten, wachtend op een invasie van herinneringen in mijn brein. Dan geef ik het teleurgesteld op. ‘Het helpt niet. Niet één herinnering. Balen.’ ‘Ik zou haar een kop sterke zwarte koffie geven,’ zegt de Amerikaan zacht tegen de barkeeper. Hoe durft hij. Ik wil helemaal geen koffie.
Net als ik dat tegen hem wil zeggen, gaat mijn mobieltje. Na een kleine worsteling met de rits van mijn tas heb ik het te pakken... en zie dat ik een sms’je van Eric heb. Hoi, ben op weg naar huis. E ‘Van mijn man,’ zeg ik tegen de barkeeper terwijl ik het toestel opberg. ‘Hij kan een speedboot besturen, hoor.’ ‘Goh,’ zegt de barkeeper beleefd. ‘Ja, goh.’ Ik knik een keer of zeven nadrukkelijk. ‘Het is fantastisch. We hebben het perfecte, ideale huwelijk...’ – ik denk even na – ‘...alleen hebben we nog niet met elkaar geslapen.’ ‘Echt niet?’ zegt de Amerikaan verbluft. ‘We hébben wel met elkaar geslapen...’ – ik neem nog een slok en leun samenzweerderig naar hem over – ‘...alleen weet ik er niets meer van.’ ‘Was het zo lekker?’ Hij schiet in de lach. ‘Was je helemaal van de wereld?’ Van de wereld. De woorden komen als grote, knipperende neonletters aan. Van de wereld. ‘Weet je?’ zeg ik peinzend. ‘Misschien besef je het zelf niet, maar dat is heel reve.. rete... relevant.’ Ik weet niet of ik het goed heb gezegd, maar ik weet zélf wat ik bedoel. Als ik vrij, raak ik misschien van de wereld. Misschien is dat
net wat ik nodig heb! Misschien had Amy wel gelijk en is dat de remedie tegen geheugenverlies van moedertje natuur zelf. ‘Ik doe het.’ Ik zet mijn glas met een klap op de bar. ‘Ik ga met mijn man vrijen!’ ‘Zet hem op, meid,’ zegt de Amerikaan lachend. ‘Veel plezier.’ 195 Ik ga met Eric naar bed. Dat is mijn missie. In de taxi op weg naar huis kan ik nergens anders aan denken. Zodra ik thuis ben, bespring ik hem. En het wordt een ongelooflijke vrijpartij en dan raak ik van de wereld en daarna is alles opeens weer helder. Het enige kinkje in de kabel dat ik kan verzinnen, is dat ik het huwelijkshandboek niet bij me heb. En ik weet de volgorde van het voorspel niet precíés meer. Ik doe mijn ogen dicht, probeer niet aan het duizelen in mijn hoofd te denken en doe mijn best om me precies te herinneren wat Eric heeft geschreven. Er was een beweging met de klok mee. En er was iets met ‘eerst tedere, dan hartstochtelijke tongstrelingen’. Dijen? Borsten? Ik had het uit mijn hoofd moeten leren. Of op een Post-It schrijven, die had ik achter het bed kunnen plakken. Oké. Ik geloof dat ik het heb. Eerst de billen, dan de binnendijen, dán de balzak... ‘Pardon?’ zegt de taxichauffeur. Oeps. Ik had niet in de gaten dat ik hardop praatte. ‘Niets!’ zeg ik snel. Er was ook iets met oorlelletjes, schiet me opeens te binnen.
Misschien moesten die hartstochtelijke tongstrelingen dáár. Nou ja, het doet er niet toe. Wat ik me niet kan herinneren, verzin ik wel. Ik bedoel, we zijn toch geen muf oud stel dat alles elke keer precies hetzelfde doet? Nee toch? Ik krijg een bang vermoeden, maar verdring het. Het komt helemaal goed. Bovendien heb ik fantastisch ondergoed aan. Van zijde, een echt setje en alles. Ik héb niet eens sjofele kleren meer. We stoppen voor het gebouw en ik betaal. In de lift naar boven spuug ik de kauwgom uit die ik heb genomen om mijn adem te verfrissen en maak mijn bovenste knoopjes los. Te veel. Je kunt mijn beha zien. Ik maak de knoopjes weer dicht, laat mezelf binnen en roep: ‘Eric!’ Ik krijg geen antwoord, dus loop ik naar de werkkamer. Eerlijk gezegd ben ik ladderzat. Ik sta te wankelen op mijn hakken en de muren deinen heen en weer voor mijn ogen. We kunnen maar beter niet proberen het staand te doen. 196 Ik kom bij de deur van de werkkamer en kijk even naar Eric, die achter zijn computer zit. Op het scherm zie ik de brochure van Blue 42, zijn nieuwe project. Over een paar dagen is het openingsfeest, en hij besteedt al zijn tijd aan het voorbereiden van zijn presentatie. Oké, wat hij nu moet doen, is de seksuele spanning in de kamer voelen, opkijken en mij zien. Maar dat doet hij niet.
‘Eric,’ zeg ik met mijn zwoelste stem, maar hij komt nog steeds niet in beweging. Dan zie ik opeens dat hij oortjes in heeft. ‘Eric!’ gil ik, en dan kijkt hij eindelijk op. Hij doet de oortjes uit en glimlacht. ‘Hallo. Hoe was je dag?’ ‘Eric... Neem me.’ Ik haal een hand door mijn haar. ‘Doe het. Maak me gek.’ Hij kijkt me even onderzoekend aan. ‘Schat, heb je gedronken?’ ‘Ik heb misschien een paar cocktails op. Het kunnen er ook drie zijn.’ Ik knik en zoek steun bij de deurpost. ‘Waar het om gaat, is dat ik nu weet wat ik wil. Wat ik nodig heb. Seks.’ ‘Oo-kéé.’ Eric trekt zijn wenkbrauwen op. ‘Misschien moet je eerst even bij je positieven komen, iets eten, Gianna heeft een heerlijke visschotel voor ons gemaakt...’ ‘Ik wil geen vis!’ Ik heb zin om te stampvoeten. ‘We moeten het dóén! Het is de enige manier om mijn geheugen terug te krijgen!’ Wat mankeert hem? Ik had verwacht dat hij me zou bespringen, maar in plaats daarvan wrijft hij met zijn vuist over zijn voorhoofd. ‘Lexi, ik wil niets overhaasten. Dit is een belangrijke beslissing voor je. De dokter in het ziekenhuis heeft gezegd dat we niet verder mogen gaan dan voor jou prettig is...’ ‘Nou, het lijkt me wel prettig om het nu te doen.’ Ik maak nog eens twee knoopjes los, zodat mijn La Perla-beha met beugel zichtbaar wordt. God, wat zien mijn tieten er goed uit in dat ding. Ik bedoel, dat
mag ook wel, voor zestig pond. ‘Kom op.’ Ik steek uitdagend mijn kin naar voren. ‘Ik ben je vrouw.’ Ik zie Erics gedachten tollen terwijl hij naar me kijkt. ‘Nou... goed dan!’ Hij sluit het bestand, zet de computer uit, loopt naar me toe, slaat zijn armen om me heen en kust me. En het is... aangenaam. 197 Het is... prettig. Hij heeft een zachte mond. Dat was me al opgevallen. Een beetje vreemd, voor een man. Ik bedoel, het is niet echt niet-sexy, maar... ‘Voelt het goed, Lexi?’ zegt Eric hijgerig in mijn oor. ‘Ja,’ fluister ik terug. ‘Zullen we naar de slaapkamer gaan?’ ‘Goed.’ Eric loopt de werkkamer uit en ik volg hem, een beetje wiebelig op mijn hakken. Het lijkt allemaal vreemd formeel, alsof hij me voorgaat naar een sollicitatiegesprek. In de slaapkamer kussen we elkaar weer. Eric lijkt er helemaal in op te gaan, maar ik heb geen idee wat ik nu moet doen. Ik zie het huwelijkshandboek op de poef liggen en vraag me af of ik het snel met mijn teen kan openslaan bij het hoofdstuk ‘Voorspel’, maar Eric
zou het kunnen merken. Nu trekt hij me op het bed. Ik moet ook iets doen, maar wat? Iene-miene-mutte... Nee. Niet doen. Ik begin met... de borst. Overhemd openmaken. Lange strelingen. Met de klok mee. Hij heeft een prima borst, dat moet ik hem, nageven. Stevig en gespierd door het dagelijkse uur in de sportschool. ‘Vind je het goed als ik je borsten aanraak?’ zegt hij zacht terwijl hij mijn beha losmaakt. ‘Ja, hoor,’ fluister ik terug. Waarom knijpt hij zo? Het is alsof hij fruit koopt. Straks knijpt hij me beurs. Maar goed. Niet zo pietluttig doen. Het is allemaal fantastisch. Ik heb een geweldige man met een geweldig lijf en we liggen samen in bed en... Au. Dat was mijn tépel. ‘Het spijt me,’ fluistert Eric. ‘Hoor eens, schat, mag ik je buik aanraken?’ ‘Eh... ja!’ Waarom vraagt hij dat? Waarom zouden mijn borsten wel mogen, maar mijn buik niet? Dat slaat nergens op. En als ik heel eerlijk moet zijn, weet ik niet of ik me er wel zo prettig bij voel. Het is allemaal een beetje onwezenlijk. We bewegen en hijgen en doen het al198
lemaal volgens het handboek, maar ik heb niet het gevoel dat het ergens toe léídt. Eric hijgt heet in mijn nek. Ik denk dat ik eens iets anders moet doen. Zijn billen misschien, of... O, op zo’n manier. Ik leid uit de bewegingen van Erics handen af dat we meteen doorgaan naar de binnendijen. ‘Wat ben je heet,’ zegt hij opgewonden. ‘T jeesus, wat ben je heet. O, wat is dit heet.’ Ongelooflijk! Hij zegt ook de hele tijd ‘heet’! Hij zou het echt eens met Debs moeten doen. O. Nee. Natuurlijk moet hij het niet met Debs doen. Wissen, die gedachte. Opeens besef ik dat ik ongeveer drie zetten achter loop met het hele voorspelgedoe, laat staan dat ik Eric aanmoedig, maar hij lijkt het niet te merken. ‘Lexi, lieverd?’ murmelt hij hijgerig in mijn oor. ‘Ja?’ fluister ik. Zou hij nu ‘ik hou van je’ zeggen? ‘Schikt het je als ik nu mijn penis in je...’ Blwêh! Voordat ik me kan bedwingen, duw ik hem van me af en rol weg. Oeps. Ik wist niet dat ik zó hard had geduwd. ‘Wat is er?’ Eric schiet geschrokken overeind. ‘Lexi, wat is er?
Gaat het wel? Kreeg je een flashback?’ ‘Nee.’ Ik bijt op mijn onderlip. ‘Het spijt me. Ik voelde me opeens een beetje, eh...’ ‘Ik wist het. Ik wíst dat we te snel gingen.’ Eric zucht en pakt mijn handen. ‘Lexi, praat met me. Waarom voelde je je niet prettig? Kwam het doordat er een... traumatische herinnering bovenkwam?’ O, god, wat kijkt hij ernstig. Ik moet wel liegen. Nee. Ik mag niet liegen. Een huwelijk kan alleen slagen als je volkomen eerlijk bent. ‘Nee, het was geen traumatische herinnering,’ zeg ik ten slotte terwijl ik zorgvuldig langs hem heen naar het dekbed kijk. ‘Het kwam doordat je “ penis” zei.’ ‘Penis?’ Eric kijkt me beduusd aan. ‘Wat is daar mis mee?’ 199 ‘Het is gewoon... nou ja, niet echt sexy. Voor een woord.’ Eric leunt tegen het hoofdeind van het bed en fronst peinzend zijn voorhoofd. ‘Ik vind “ penis” wel een sexy woord,’ zegt hij uiteindelijk. ‘O, ja,’ krabbel ik snel terug. ‘Ik bedoel, het is natuurlijk heel sexy...’ Hoe kan hij het woord ‘penis’ nou sexy vinden? ‘Maar goed, dat was het niet alleen,’ stap ik snel op een ander onderwerp over. ‘Je vroeg me ook overal toestemming voor. Dat maakte het nogal... vormelijk, vind je ook niet?’
‘Ik probeer gewoon attent te zijn,’ zegt Eric stijfjes. ‘Dit is voor ons allebei een merkwaardige situatie.’ Hij wendt zich af en begint met schokkerige bewegingen zijn overhemd aan te trekken. ‘Weet ik wel!’ zeg ik gauw. ‘En ik waardeer het, heus.’ Ik leg een hand op zijn schouder. ‘Maar misschien kan het iets minder beleefd? Iets... spontaner?’ Eric zwijgt even alsof hij mijn woorden weegt. ‘Dus... moet ik vannacht hier slapen?’ concludeert hij dan. ‘O!’ Ik krimp onwillekeurig in elkaar. Wat héb ik toch? Eric is mijn man. Daarnet wilde ik nog zo nodig met hem naar bed, maar nu lijkt het idee dat hij hier de hele nacht naast me zou liggen me... te intiem. ‘Misschien kunnen we nog even wachten. Het spijt me, maar...’ ‘Goed. Ik begrijp het.’ Hij staat zonder me aan te kijken op. ‘Ik ga maar even douchen, denk ik.’ ‘Doe dat.’ Als hij weg is, laat ik me in de kussens zakken. Super. Ik heb geen seks gehad. Ik herinnerde me niets. Mijn missie is volslagen mislukt. Ik vind ‘penis’ sexy. Ik maak een proestgeluid en sla mijn hand voor mijn mond zodat Eric het niet kan horen. De telefoon naast het bed gaat over, maar ik kom niet meteen in beweging; het is toch vast voor Eric. Dan schiet me te binnen dat hij staat te douchen. Ik steek mijn hand uit en pak de
hypermoderne draadloze B&O-telefoon. ‘Hallo?’ ‘Hoi,’ zegt een droge, vertrouwde stem. ‘Met Jon.’ ‘Jon?’ Er trekt een withete siddering door me heen. Eric is ner200 gens te bekennen, maar voor de zekerheid duik ik met de telefoon de badkamer in, doe de deur dicht en draai hem op slot. ‘Ben je gestoord?’ sis ik woedend. ‘Waarom bel je me hier? Dat is veel te link! Stel dat Eric had opgenomen?’ ‘Ik verwachtte dat Eric zou opnemen,’ zegt Jon verbouwereerd. ‘Ik moet hem spreken.’ ‘O...’ Het dringt opeens tot me door. Wat ben ik ook stom. ‘O... oké.’ Om de situatie weer in de hand te krijgen, zet ik een vormelijke, getrouwde stem op. ‘Natuurlijk, Jon. Ik zal hem even roepen...’ ‘Maar ik wil jou eerst spreken,’ kapt Jon me af. ‘We moeten elkaar zien. We moeten praten.’ ‘Dat kan niet! Je moet hiermee ophouden. Dat hele... praatgedoe. Over de telefoon. En ook niet over de telefoon.’ ‘Lexi, ben je dronken?’ zegt Jon. ‘Nee!’ Ik kijk met bloeddoorlopen ogen in de spiegel. ‘Of nou... misschien een beetje teut.’ Ik hoor een snuivend geluid aan de andere kant. Zit hij nou te lachen?
‘Ik hou van je,’ zegt hij. ‘Je kent me niet eens.’ ‘Ik hou van de vrouw... die je was. Die je bent.’ ‘Hou je van de Cobra?’ kaats ik terug. ‘Hou jij van de bitch uit de hel? Nou, dan moet je wel van de pot gerukt zijn.’ ‘Je bent geen bitch uit de hel.’ Ja, hij lacht echt. ‘Dat schijnt verder iedereen wel te vinden. Dat ik dat ben. Was. Weet ik veel.’ ‘Je was ongelukkig, en je hebt een paar grote fouten gemaakt, maar je was geen bitch.’ Ik neem elk woord door mijn dronken waas heen in me op. Het is als balsem op mijn ziel. Ik wil meer horen. ‘Wat, eh...’ Ik slik. ‘Wat voor fouten?’ ‘Ik vertel het je wel wanneer we elkaar zien. Dan bespreken we alles. Lexi, ik heb je zo ontzettend gemist...’ Zijn intieme, vertrouwde stem geeft me opeens een onbehaaglijk gevoel. Hier sta ik, in mijn eigen badkamer, te fluisteren met een vent die ik niet ken. Wat haal ik me op de hals? 201 ‘Hou op. Hou... óp!’ praat ik door hem heen. ‘Ik moet nadenken.’
Ik ijsbeer naar de andere kant van de badkamer, woel door mijn haar en probeer logische gedachten in mijn wazige hoofd te dwingen. We zouden ergens kunnen afspreken om gewoon te praten... Nee. Néé. Ik kan niet achter Erics rug om met iemand anders omgaan. Ik wil dat mijn huwelijk slaagt. ‘Eric en ik hebben het net met elkaar gedaan!’ zeg ik uitdagend. Ik weet niet goed waarom ik dat heb gezegd. Het blijft stil aan de andere kant van de lijn en ik vraag me af of Jon zo gekwetst is dat hij heeft opgehangen. Nou, dat zou alleen maar goed zijn. ‘Wat wil je daarmee zeggen?’ klinkt zijn stem dan. ‘Je weet wel. Dat verandert de zaak toch zeker?’ ‘Ik kan je niet volgen. Denk je dat ik niet meer van je hou omdat je met Eric naar bed bent geweest?’ ‘Ik... ik weet niet. Misschien.’ ‘Of denk je dat je door met Eric te vrijen op de een of andere manier bewijst dat je van hem houdt?’ gaat hij genadeloos door. ‘Ik wéét het niet,’ zeg ik opgefokt. Ik zou dit gesprek niet eens moeten voeren. Ik zou regelrecht de badkamer uit moeten lopen, met de telefoon in mijn hand, en roepen: ‘Schat? Jon voor je.’ Toch houdt iets me in de badkamer, met het toestel tegen mijn oor gedrukt.
‘Ik dacht dat het herinneringen kon opwekken,’ zeg ik uiteindelijk terwijl ik op de rand van het bad ga zitten. ‘Ik blijf maar denken dat mijn herinneringen er nog kunnen zijn, ergens opgesloten, en dat ik er alleen maar bij hoef te kunnen... Het is zó frustrerend...’ ‘Vertel mij wat,’ zegt Jon wrang en opeens zie ik hem voor me in zijn grijze T-shirt en spijkerbroek, rimpels in zijn gezicht trekkend zoals hij dat doet, met in zijn ene hand de telefoon en de andere achter zijn hoofd, zodat ik net een glimp van zijn oksel... Het beeld is zo levensecht dat ik met mijn ogen moet knipperen. ‘En, hoe was het? De seks?’ Zijn toon is nu luchtiger. ‘Het was...’ Ik schraap mijn keel. ‘Je weet wel. Seks. Je weet toch wat seks is?’ 202 ‘Ja, daar weet ik alles van,’ beaamt hij. ‘Ik weet ook hoe seks met Eric is. Hij is vaardig... attent... hij heeft een levendige fantasie...’ ‘Hou op! Uit jouw mond klinkt het alsof het slechte eigenschappen zijn...’ ‘We moeten praten,’ valt Jon me in de rede. ‘Ik meen het.’ ‘Dat kan niet.’ Ik voel een angstige huivering in mijn binnenste. Alsof ik op het randje van een afgrond sta. Alsof ik mezelf moet tegenhouden. ‘Ik mis je zo verschrikkelijk,’ zegt hij zachter, teder. ‘Lexi, je weet niet half hoe erg ik je mis, ik ga er kapot aan dat ik niet bij je kan
zijn...’ Mijn klamme hand omklemt de telefoon. Ik kan niet meer naar hem luisteren. Het is te verwarrend; het maakt me van streek. Want als het waar is, als alles wat hij zegt echt waar is... ‘Hé, ik moet ophangen,’ zeg ik gejaagd. ‘Ik zal Eric voor je roepen.’ Ik maak de badkamerdeur open en haast me met knikkende knieën naar buiten, met de telefoon zo ver mogelijk van me af, alsof hij besmettelijk is. ‘Lexi, wacht,’ klinkt zijn stem vanuit de verte, maar ik reageer niet. ‘Eric!’ roep ik vrolijk als ik bij zijn deur aankom. Hij komt net de kamer uit, gekleed in een handdoek. ‘Schat? Ik heb Jon voor je aan de lijn. Jon, de architect.’ 203 13 Ik heb mijn best gedaan. Ik heb echt mijn best gedaan. Ik heb alles gedaan wat ik kon bedenken om de afdeling te bewijzen dat ik geen bitch ben. Ik heb posters opgehangen met ideeën voor een leuk afdelingsuitje, maar niemand heeft iets aangekruist. Ik heb bloemen in de vensterbanken gezet, maar niemand heeft er iets over gezegd. Vandaag heb ik een enorme mand vol bosbessen-, vanille-en chocolademuffins meegebracht die ik op de kopieermachine heb gezet met een kaartje erbij: Van Lexi – tast toe!
Ik heb een paar minuten geleden gekeken, en er was niet één muffin weg. Nou ja, het is nog vroeg. Ik wacht nog tien minuten voordat ik weer ga kijken. Ik sla een bladzij om van het dossier dat ik zit te lezen en klik dan het document op de computer aan. Ik werk me tegelijkertijd door papieren dossiers en computerbestanden heen om alles met elkaar in verband te kunnen brengen. Zonder het te willen geeuw ik uitgebreid en leg mijn hoofd op het bureau. Ik ben moe. Ik bedoel echt áfgepeigerd. Ik kom elke ochtend om zeven uur op kantoor om me door die berg papier heen te werken. Mijn ogen zijn rood van het eindeloze lezen. Ik was bijna helemaal niet meer teruggegaan. De dag nadat Eric en ik min of meer seks hadden gehad, werd ik wakker met een bleek gezicht, een barstende hoofdpijn en absoluut geen zin om ooit nog naar mijn werk te gaan. Ik strompelde naar de keuken, nam een kop thee met drie scheppen suiker, ging zitten, pakte een vel papier en noteerde, in elkaar krimpend bij elke beweging: 204 Mogelijkheden 1. Opgeven 2. Niet opgeven Ik keek er een eeuwigheid naar. Uiteindelijk trok ik een streep door Opgeven. Als je het opgeeft, zul je het namelijk nooit weten. Je zult nooit weten of je het misschien toch had gekund. En ik ben het zat om niets van mijn leven te weten, dus hier zit ik dan in mijn kantoor een
verslag uit 2005 te lezen over de kostenontwikkeling van tapijtvezels, voor het geval het nog eens belangrijk blijkt te zijn. Nee. Kom op. Het kan niet belangrijk zijn. Ik sla de map dicht, sta op, schud mijn benen uit en loop op mijn tenen naar de deur. Ik zet hem op een kier en gluur hoopvol naar de afdeling. Ik kan door het raam net een stukje van de mand zien. Hij is nog vol. Ik voel me verpletterd. Wat ís er toch? Waarom neemt niemand een muffin? Misschien moet ik nog eens heel duidelijk maken dat die muffins voor iedereen zijn. Ik loop van mijn kamer naar de afdeling. ‘Hallo!’ zeg ik opgewekt. ‘Ik wilde even zeggen dat die muffins van mij voor jullie allemaal zijn. Ik heb ze vanochtend vers bij de bakker gehaald, dus... ga je gang! Pak maar!’ Niemand zegt iets. Ze doen zelfs alsof ik er niet ben. Ben ik opeens onzichtbaar geworden? ‘Enfin.’ Ik glimlach krampachtig. ‘Eet smakelijk!’ Ik draai me op mijn hakken om en loop weg. Ik heb gedaan wat ik kon. Als ze de muffins willen, willen ze ze. Als ze ze niet willen, dan maar niet. Einde verhaal. Ik kan er hoe dan ook niet mee zitten. Ik ga weer achter mijn bureau zitten, sla een recent financieel verslag open en laat mijn vinger langs de rijen cijfers glijden. Dan leun ik achterover en wrijf in mijn ogen. Die cijfers bevestigen alleen maar wat ik al wist: de afdeling levert beroerde prestaties. De verkoopcijfers zijn het afgelopen jaar iets gestegen, maar ze zijn nog steeds veel te laag. Als we niet snel iets doen, raken we diep in de problemen. Ik heb het pas nog tegen Byron gezegd, maar 205
hij leek het zich niet aan te trekken. Hoe kan hij zo blasé zijn? Ik maak een aantekening op een Post-it: verkoopcijfers bespreken met Byron. Ik leg mijn pen neer. Waarom willen ze mijn muffins niet? Ik was echt optimistisch toen ik ze vanochtend kocht. Ik stelde me voor dat alle gezichten zouden opfleuren bij de aanblik van de mand en dat de mensen zouden zeggen: ‘Wat aardig van je, Lexi, dank je wel!’ Nu ben ik ontroostbaar. Ze moeten echt een bloedhekel aan me hebben. Ik bedoel, je moet toch wel goed de pest aan iemand hebben om een muffin te weigeren, nietwaar? En dit zijn echt luxe muffins. Ze zijn groot en vers en die met bosbessen hebben zelfs citroenglazuur. Een verstandig stemmetje in mijn hoofd zegt dat ik erover op moet houden. Dat ik het moet vergeten. Het is maar een mand met muffins, godsamme. Maar het lukt me niet. Ik kan hier niet gewoon blijven zitten. In een opwelling spring ik van mijn stoel en loop weer naar de afdeling. Daar staat de mand, nog steeds onaangeroerd. Iedereen zit druk te typen of te telefoneren, zonder op mij of de muffins te letten. ‘Zo!’ Ik probeer ontspannen te klinken. ‘Is er niemand die een muffin wil? Ze zijn echt lekker, hoor!’ ‘Muffins?’ zegt Fi uiteindelijk, en ze trekt een rimpel in haar voorhoofd. ‘Ik zie geen muffins.’ Ze kijkt om zich heen alsof ze er niets van begrijpt. ‘Zien jullie muffins?’ Ze halen allemaal hun schouders op alsof ze er ook niets van snappen.
‘Bedoel je Engelse muffins?’ zegt Carolyn peinzend. ‘Of Franse?’ ‘Starbucks heeft muffins. Ik kan ze wel halen als je wilt,’ zegt Debs, die haar lachen amper kan inhouden. Ha, ha. Leuk hoor. ‘Goed dan!’ zeg ik. Ik wil niet laten merken hoe gekwetst ik me voel. ‘Als jullie kinderachtig willen doen, mij best. Laat maar, ik wilde gewoon aardig zijn.’ Ik been hijgend weg. Ik hoor het gegrinnik en gegiechel achter me, maar probeer me ervoor af te sluiten. Ik moet waardig blijven, 206 kalm en baasachtig overkomen. Ik mag niet happen, me niet laten stangen... O, god. Ik kan er niets aan doen. De woede en pijn rijzen in me op als een vulkaanuitbarsting. Hoe kunnen ze zo vals doen? Ik loop met grote stappen terug naar de afdeling. ‘Eigenlijk is het toch niet goed,’ zeg ik. Mijn gezicht gloeit helemaal. ‘Hoor eens, het heeft me tijd en moeite gekost om die muffins te halen, maar het leek me leuk om jullie te trakteren en nu doen jullie alsof jullie ze niet eens zíén...’ Fi kijkt me niet-begrijpend aan. ‘Lexi, het spijt me,’ zegt ze, ‘maar ik weet echt niet waar je het over hebt.’ Carolyn proest van het lachen... en dan knapt er iets in me. ‘Híér heb ik het over!’ Ik pak een chocolademuffin en zwaai hem
heen en weer voor Fi’s gezicht. Ze deinst achteruit. ‘Dit is een muffin! Een muffin, verdomme! Nou, zoek het maar uit! Als jullie ze niet willen, eet ik ze zelf wel op!’ Ik neem een hap van de muffin, kauw als een razende en neem nog een hap. Er vallen grote kruimels op de vloer, maar het kan me niet schelen. ‘Ik eet ze gewoon allemáál zelf op!’ voeg ik eraan toe. ‘Waarom niet?’ Ik pak een bosbessenmuffin met citroenglazuur en prop die ook in mijn mond. ‘Hm, lekker!’ ‘Lexi?’ Ik kijk om en verschrompel inwendig als ik Simon Johnson en Byron in de deuropening zie staan. Byron ziet eruit alsof hij bijna uit elkaar knapt van leedvermaak. Simon kijkt naar me alsof ik de gestoorde gorilla ben die zijn eten door de dierentuin slingert. ‘Simon!’ Ik sproei muffinkruimels van schrik. ‘Eh, hallo! Alles goed?’ ‘Ik wilde je even spreken, als je het niet... te druk hebt?’ Simon trekt zijn wenkbrauwen op. ‘Natuurlijk niet!’ Ik strijk mijn haar glad en doe wanhopige pogingen de kleffe hap die aan mijn gehemelte plakt door te slikken. ‘Loop maar mee naar mijn kamer.’ Als ik langs de glazen deur loop, zie ik mijn spiegelbeeld en ik schrik van mijn ogen, die knalrood zijn van vermoeidheid. Mijn haar zit ook nogal warrig. Misschien had ik het moeten opsteken. Nou ja, niks meer aan te doen. 207 ‘Zo, Lexi,’ zegt Simon als ik de deur achter ons sluit en mijn half
opgegeten muffins op het bureau leg. ‘Ik heb net een goed gesprek met Byron gehad over 7 juni. Hij houdt je zeker wel op de hoogte van de ontwikkelingen?’ ‘Ja, hoor.’ Ik knik en trek een gezicht alsof ik weet waar het over gaat, maar ‘7 juni’ zegt me niets. Gaat er dan iets gebeuren? ‘Ik roep maandag een vergadering bijeen voor de definitieve besluitvorming. Ik zeg er nu niets meer over, want discretie is natuurlijk van cruciaal belang...’ Simon fronst zijn voorhoofd. ‘Ik weet dat jij je bedenkingen had, Lexi. Die hebben we allemaal, maar er zit echt niets anders meer op.’ Waar heeft hij het over? Zeg op! ‘T ja, Simon, ik weet zeker dat we er wel uitkomen,’ bluf ik. Ik hoop uit alle macht dat hij me niet om een toelichting zal vragen. ‘Goed zo, Lexi. Ik wist wel dat je bij zou draaien.’ Hij vervolgt opgewekter en weer op luide toon: ‘Zo, ik zie James Garrison straks, die nieuwe van Southeys. Wat vind jij van hem?’ Goddank. Eindelijk iets waarover ik heb gehoord. ‘Juist, ja,’ zeg ik gedecideerd. ‘Ik heb jammer genoeg begrepen dat Southeys beneden de maat is, Simon. We zullen een andere distributiemaatschappij moeten zoeken.’ ‘Daar denk ik anders over, Lexi!’ mengt Byron zich met een lach in het gesprek. ‘Southeys heeft ons net een verbeterd tarief-en servicepakket aangeboden.’ Hij wendt zich tot Simon. ‘Ik ben er vorige week een hele dag geweest. James Garrison heeft het bedrijf
helemaal gereorganiseerd. Ik was onder de indruk.’ Mijn gezicht gloeit. Klootzak. ‘Lexi, ben je het niet met Byron eens?’ Simon kijkt me verbaasd aan. ‘Heb je James Garrison gesproken?’ ‘Ik, eh, nee, dat niet.’ Ik slik. ‘Ik... Je zult wel gelijk hebben, Simon.’ Hij heeft me belazerd. Expres. Er valt een afschuwelijke stilte. Simon kijkt me verwonderd en teleurgesteld aan. ‘Goed,’ zegt hij ten slotte. ‘Ik moet ervandoor. Leuk je te zien, Lexi.’ ‘Tot ziens, Simon.’ Ik loods hem mijn kamer uit en doe mijn best om zelfverzekerd en leidinggevend te klinken. ‘Ik verheug me erop 208 weer eens met je bij te praten. Misschien kunnen we een keer gaan lunchen...’ ‘Hé, Lexi,’ zegt Byron opeens, en hij wijst naar mijn achterste. ‘Er zit iets op je rok.’ Ik reik achter me en voel een Post-it. Ik trek hem los, kijk ernaar... en voel de grond onder mijn voeten wegzinken. Er staat in roze viltstiftletters: Ik val op Simon Johnson. Ik kan Simon niet aankijken. Mijn hoofd staat op springen. Byron lacht snuivend. ‘Er zit er nog een.’ Hij knikt opzij en ik trek als verdoofd een tweede Post-it van mijn rok. Simon, pak me! ‘Gewoon een flauwe grap!’ Ik knijp de Post-its wanhopig tot een prop. ‘Het personeel heeft een... een geintje uitgehaald...’
Simon Johnson kan er niet om lachen. ‘Zo,’ zegt hij na een korte stilte. ‘Tot ziens dan maar, Lexi.’ Hij maakt rechtsomkeert en loopt met Byron de gang in. Even later hoor ik Byron zeggen: ‘Simon, heb je het nu ook door? Ze is volkomen...’ Ik kijk ze na, nog trillend op mijn benen. Dat was het dan. Mijn carrière is geruïneerd nog voordat ik de kans heb gekregen er iets van te maken. Ik loop in een waas terug naar mijn bureau en laat me op mijn stoel zakken. Ik kan dit werk niet aan. Ik ben bekaf. Byron heeft me voor schut gezet. Niemand wil mijn muffins. Bij die laatste gedachte schiet er een diepe pijnscheut door me heen en dan kan ik er opeens niets meer aan doen: er biggelt een traan over mijn wang. Ik sla mijn handen voor mijn gezicht en al snel schokken mijn schouders. Ik dacht dat het allemaal geweldig zou worden. Ik dacht dat het leuk en spannend zou zijn om leiding te geven. Ik had niet beseft... Ik had nooit gedacht... ‘Hallo,’ doorklieft een stem mijn gedachten. Ik kijk op en zie Fi op de drempel staan. ‘O. Hoi.’ Ik wrijf ruw de tranen uit mijn ogen. ‘Sorry, ik zat net...’ ‘Gaat het wel?’ vraagt ze verlegen. ‘Ja, hoor. Prima.’ Ik rommel in mijn bureaula, vind een tissue en snuit mijn neus. ‘Kan ik iets voor je doen?’ ‘Sorry van die Post-its.’ Ze bijt op haar onderlip. ‘We hadden nooit gedacht dat Simon naar beneden zou komen. Het was gewoon een geintje.’
209 ‘Geeft niet,’ zeg ik beverig. ‘Dat konden jullie niet weten.’ ‘Wat zei hij?’ ‘Hij was niet onder de indruk,’ zeg ik met een zucht, ‘maar hij is sowieso niet van me onder de indruk, dus wat maakt het uit?’ Ik scheur een stuk van een chocolademuffin, stop het in mijn mond en voel me op slag beter. Wel een nanoseconde lang. Fi staat me aan te staren. ‘Ik dacht dat je geen koolhydraten meer at,’ zegt ze uiteindelijk. ‘Ja, vast. Alsof ik zonder chocola zou kunnen.’ Ik neem nog een megahap muffin. ‘Vrouwen moeten chocola hebben, dat is een wetenschappelijk bewezen feit.’ Het blijft stil. Ik kijk op en zie dat Fi nog steeds onzeker naar me kijkt. ‘Zo gek,’ zegt ze. ‘Je klinkt als de Lexi van vroeger.’ ‘Die bén ik ook.’ Ik vind het vermoeiend dat ik het allemaal wéér moet uitleggen. ‘Fi... stel je voor dat je morgen wakker wordt en het is opeens 2010. En jij moet in een nieuw leven passen en een nieuw mens zijn. Nou, zo is het voor mij.’ Ik breek nog een homp muffin af, kijk er even naar en leg hem weer neer. ‘En ik herken die nieuwe ik niet. Ik weet niet waarom ze is zoals ze is. En het is nogal... Het is moeilijk.’ Het blijft lang stil. Ik kijk strak naar het bureaublad, zwaar ademend, en breek de muffin in kleine stukjes. Ik durf niet op te kijken, want Fi zou weer een sarcastische opmerking kunnen maken, of me uitlachen,
en dan ga ik weer huilen. ‘Lexi, het spijt me,’ zegt ze zo zacht dat ik haar bijna niet kan verstaan. ‘Ik... we wisten het niet. Ik bedoel, je ziet er nog hetzelfde uit...’ ‘Ik weet het,’ zeg ik met een spijtige glimlach. ‘Ik ben net een Barbie met bruin haar.’ Ik pak een lok kastanjebruin haar en laat hem vallen. ‘Toen ik mezelf in het ziekenhuis in de spiegel zag, bestierf ik het. Ik wist niet wie ik was.’ ‘Hé...’ Ze bijt op haar onderlip en draait haar armbanden rond. ‘Het spijt me. Van de muffins, en de Post-its en... alles. Waarom ga je vandaag niet met ons lunchen?’ Ze loopt naar het bureau, plotseling enthousiast. ‘Laten we met een schone lei beginnen.’ ‘Graag.’ Ik glimlach dankbaar naar haar. ‘Maar vandaag niet. Ik ga met Duffe Dave lunchen.’ 210 ‘Duffe Dave?’ Ze klinkt zo ontdaan dat ik in de lach schiet. ‘Waarom? Lexi, je bent toch niet van plan...’ ‘Nee, natuurlijk niet! Ik probeer alleen uit te knobbelen wat er de afgelopen drie jaar met me is gebeurd. De stukjes aan elkaar passen.’ Het valt me in dat Fi waarschijnlijk antwoord op al mijn vragen kan geven en ik vraag aarzelend: ‘Fi, weet jij hoe het is afgelopen met mij en Duffe Dave?’ ‘Geen idee,’ zegt Fi schokschouderend. ‘Je hebt ons nooit verteld
waarom het uit was. Je sloot ons allemaal buiten. Zelfs mij. Het was alsof... alsof je alleen nog maar met je carrière bezig was. Uiteindelijk hebben we het maar opgegeven.’ Ik zie dat het haar heeft gekwetst. ‘Het spijt me, Fi,’ zeg ik onbeholpen. ‘Dat was mijn bedoeling niet. Tenminste, ik dénk het niet...’ Het is onwezenlijk, mijn excuses aanbieden voor iets waarvan ik me niets herinner. Alsof ik een weerwolf ben of zo. ‘Geeft niet. Het lag niet aan jou. Ik bedoel, het lag wel aan jou, maar jíj was het niet...’ Fi’s stem sterft weg. Ze lijkt zich er zelf ook niet goed raad mee te weten. ‘Ik ga maar gauw,’ zeg ik met een blik op mijn horloge. ‘Misschien kan Duffe Dave me meer vertellen.’ ‘Hé, Lexi,’ zegt Fi gegeneerd. ‘Je hebt er een over het hoofd gezien.’ Ze wijst met haar duim naar mijn rok. Ik voel aan mijn achterste en vind weer een Post-it. Simon Johnson: ik wil hem hebben. ‘Nooit,’ zeg ik en ik maak een prop van de Post-it. ‘Echt niet?’ Fi grinnikt stout. ‘Ik wel, hoor.’ ‘Nietes!’ Ik moet wel giechelen om haar gezicht. ‘Volgens mij is hij heel fit.’ ‘Hij is stokoud! Waarschijnlijk kan hij hem niet eens meer overeind krijgen...’ Ik vang haar blik en opeens hebben we allebei de slappe
lach, net als vroeger. Ik laat mijn jasje vallen, zak op de armleuning van de bank en druk mijn handen tegen mijn buik. Ik kan niet meer ophouden. Ik geloof niet dat ik sinds mijn ongeluk al een keer zó heb gelachen. Het is alsof de druk en de spanning allemaal naar buiten komen; alles wordt weggelachen. ‘God, ik heb je gemist,’ zegt Fi uiteindelijk hijgend. 211 ‘Ik jou ook.’ Ik haal diep adem in een poging mijn gedachten te ordenen. ‘Fi, echt, het spijt me hoe ik was... of wat ik heb gedaan...’ ‘Watje,’ legt Fi me vriendelijk maar streng het zwijgen op, en ze reikt me mijn jasje aan. ‘Ga jij maar naar Duffe Dave.’ Duffe Dave blijkt het heel goed te hebben gedaan. Echt goed, bedoel ik. Hij werkt nu op het hoofdkantoor van Auto Repair Workshop en heeft een hoge functie in de verkoop. Hij komt modieus uit de lift in zijn pak met krijtstreep, veel langer haar dan de stekeltjes van vroeger en een bril met randloos montuur. Onwillekeurig spring ik van mijn stoel in de hal en roep: ‘Duffe Dave! Moet je zíén!’ Hij krimpt in elkaar en kijkt argwanend om zich heen. ‘Zo noemt niemand me meer,’ snauwt hij zacht. ‘Ik ben David, oké?’ ‘O, goh. Sorry, eh, David.’ Ik kan de verleiding niet weerstaan om eraan toe te voegen: ‘Niet Butch?’ Hij werpt me een woedende blik toe. Zijn buikje is ook weg, zie ik als hij tegen de balie leunt om met de receptioniste te praten. Hij zal tegenwoordig wel echt trainen, in tegenstelling tot zijn oude fitnessprogramma, dat bestond uit vijf keer een halter optillen, een biertje opentrekken en naar het voetbal
kijken. Achteraf gezien vind ik het onvoorstelbaar dat ik het met hem uithield. Groezelige boxershorts door de hele flat. Grove, seksistische grappen. De compleet paranoïde overtuiging dat ik wanhopige pogingen deed hem in de val van het huwelijk, drie kinderen en huiselijke sleur te lokken. Ik bedoel maar. Dat mocht hij wíllen. ‘Je ziet er goed uit, Lexi.’ Hij wendt zich van de balie af en bekijkt me van top tot teen. ‘Het is een tijdje geleden, al heb ik je natuurlijk wel op tv gezien. In Ambition. Aan zo’n programma had ik indertijd ook wel mee willen doen.’ Hij werpt me een medelijdende blik toe. ‘Maar ik ben over dat niveau heen gesprongen. Ik ben een snelle jongen. Zullen we gaan?’ Het spijt me, maar ik kan Duffe Dave niet serieus nemen als ‘David’ de snelle zakenjongen. We lopen het kantoor uit naar wat 212 Duffe Dave een ‘goede plaatselijke eterij’ noemt. Hij tettert de hele weg in zijn mobieltje over ‘deals’ en ‘brikjes’ en kijkt dan opzij om te zien of ik het wel hoor. ‘Wauw,’ zeg ik als hij zijn mobieltje eindelijk opbergt. ‘Je bent echt opgeklommen.’ ‘Ik heb een Ford Focus.’ Hij laat als terloops zijn manchetknopen zien. ‘Een American Express-card van de zaak. Het gebruik van het skichalet van het bedrijf.’
‘Fantastisch!’ We zijn bij het restaurant aangekomen, een Italiaans tentje. We gaan zitten en ik leun naar voren en steun mijn kin in mijn handen. Duffe Dave speelt nerveus met de plastic menukaart en kijkt telkens of hij berichten heeft. ‘David,’ begin ik, ‘heeft je secretaresse wel doorgegeven waarom ik je wilde zien?’ ‘Om over vroeger te praten?’ zegt hij omzichtig. ‘Ja. Weet je, ik heb een auto-ongeluk gehad. En ik probeer me mijn leven te herinneren, erachter te komen wat er is gebeurd, ik wil over onze breuk praten...’ Duffe Dave slaakt een zucht. ‘Lieverd, is het wel zo’n goed idee om dat allemaal weer op te rakelen? We hebben destijds allebei ons zegje gedaan...’ ‘Om wat op te rakelen?’ ‘Je weet wel...’ Hij kijkt om zich heen en vangt de blik van een lummelende ober. ‘Kunnen we hier bediening krijgen? Wat vino? Een fles rode huiswijn, graag.’ ‘Ik weet het juist níét! Ik heb geen idee wat er is gebeurd!’ Ik leun verder naar voren om zijn aandacht te trekken. ‘Ik ben mijn geheugen kwijt, heeft je secretaresse dat niet uitgelegd? Ik herinner me niets.’ Duffe Dave draait zijn hoofd langzaam mijn kant op en kijkt me aan alsof hij denkt dat ik hem in de maling neem. ‘Heb je geheugenverlies?’
‘Ja! Ik heb in het ziekenhuis gelegen en alles.’ ‘Tering.’ Hij schudt zijn hoofd terwijl de ober het hele ritueel van proeven en schenken afwerkt. ‘Dus je herinnert je niets meer?’ ‘Niet van de afgelopen drie jaar. En wat ik wil weten, is: waarom 213 zijn we uit elkaar gegaan? Is er iets gebeurd... zijn we uit elkaar gegroeid... hoe zit het?’ Duffe Dave geeft niet meteen antwoord. Hij neemt me over zijn glas heen op. ‘Is er iets wat je je wél herinnert?’ ‘Het laatste is de avond voor de uitvaart van mijn vader. Ik was in een nachtclub en ik was goed pissig op je omdat je niet kwam opdagen... en toen viel ik in de regen van een trap... en meer weet ik niet.’ ‘Ja, ja.’ Hij knikt bedachtzaam. ‘Ik herinner me die avond nog wel. Nou, dat is eigenlijk waarom we uit elkaar zijn gegaan.’ ‘Waarom?’ zeg ik verwonderd. ‘Omdat ik niet kwam opdagen. Je hebt me gedumpt. Basta.’ Hij neemt een slok wijn en ontspant zichtbaar. ‘Echt waar?’ zeg ik verbijsterd. ‘Heb ik jou gedumpt?’ ‘De volgende ochtend. Je was het zat, en dat was alles. Het was uit.’ Ik frons mijn voorhoofd, zo doe ik mijn best om het me voor te stellen. ‘Was het een dikke ruzie?’ ‘Niet echt,’ zegt Dave na enig nadenken. ‘Meer een volwassen
discussie. We waren het erover eens dat het goed was om er een punt achter te zetten en jij zei dat je misschien de fout van je leven maakte, maar dat je je jaloerse, bezitterige aard niet in de hand kon houden.’ ‘Echt?’ zeg ik ongelovig. ‘Ja. Ik bood aan mee te gaan naar de uitvaart van je vader, om je te steunen, maar jij weigerde omdat je me niet meer kon zien, zei je.’ Hij neemt een slok wijn. ‘Maar ik was niet wrokkig. Ik zei: “ Lexi, ik zal altijd om je blijven geven. Als jij het wilt, wil ik het ook.” Toen gaf ik je een rode roos en een afscheidskus. Daarna liep ik weg. Het was heel mooi.’ Ik zet mijn glas neer en kijk eens goed naar hem. Zijn blik is zo open en onschuldig als wanneer hij klanten overhaalde extra dure, totale zwendelverzekeringen voor hun apparaten af te sluiten. ‘Dus zo is het gegaan,’ zeg ik. ‘Woord voor woord.’ Hij pakt de menukaart. ‘Heb je zin in knoflookbrood?’ 214 Verbeeld ik het me maar of is hij echt een stuk vrolijker nu hij weet dat ik geheugenverlies heb? ‘Duffe Dave... is dat écht hoe het is gegaan?’ Ik richt mijn strengste, indringendste blik op hem.
‘Natuurlijk,’ zegt hij gepikeerd. ‘En noem me geen Duffe Dave meer.’ ‘Sorry.’ Ik zucht en haal een broodstengel uit de verpakking. Misschien heeft hij de waarheid verteld, of althans een Duffe Daveversie van de waarheid. Misschien heb ik hem echt gedumpt. Ik was in elk geval woest op hem. ‘Dus... is er verder nog iets gebeurd?’ Ik breek de broodstengel doormidden en begin te knabbelen. ‘Kun je je nog iets herinneren? Zoals waarom ik plotseling zo carrièregericht werd? Waarom sloot ik mijn vriendinnen buiten? Wat ging er in mijn hoofd om?’ ‘Geen idee.’ Duffe Dave kijkt naar de dagschotels. ‘Zullen we de lasagne voor twee nemen?’ ‘Het is allemaal zo... verwarrend.’ Ik wrijf over mijn voorhoofd. ‘Het voelt alsof ik midden op een plattegrond ben gekwakt met zo’n grote wijzende pijl: U BEVINDT ZICH HIER. En wat ik zou willen weten, is hoe ik daar ben gekómen.’ Duffe Dave kijkt eindelijk op van de dagschotels. ‘Wat jij wilt, is een navigatiesysteem,’ zegt hij op een toon alsof hij de dalai lama is die vanaf een bergtop een wijsheid verkondigt. ‘Ja, dat is het!’ Ik leun gretig naar voren. ‘Ik voel me verdwaald, en als ik het pad zou kunnen traceren, als ik terug zou kunnen navigeren...’ Duffe Dave knikt plechtig. ‘Ik kan een dealtje met je maken.’
‘Hè?’ zeg ik niet-begrijpend. ‘Ik kan een navigatiesysteem voor je regelen.’ Hij tikt tegen zijn neus. ‘Auto Repair zoekt nieuwe markten op.’ Ik ben even bang dat ik zal ploffen van frustratie. ‘Ik heb niet letterlijk een navigatiesysteem nodig!’ zeg ik zo kwaad dat ik bijna schreeuw. ‘Het is een metafoor! Een me-ta-foor!’ ‘Ja, ja. Natuurlijk.’ Duffe Dave knikt en fronst zijn voorhoofd alsof hij mijn woorden verteert en herkauwt. ‘Is dat een inbouwsysteem?’ 215 Ongelooflijk. Heb ik echt een relatie gehad met die vent? ‘Ja, hoor,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Van knoflookbrood maar nemen.’
Honda. Laten
we dat
Ik wil Eric vragen wat hij weet van mijn breuk met Duffe Dave. We hebben vast over onze vroegere relaties gepraat. Wanneer ik de loft binnenkom, voel ik echter meteen aan dat dit niet het goede moment is. Eric loopt gestrest ijsberend en telefonerend rond. Hij legt zijn hand even op het toestel. ‘Schiet op, Lexi. Straks komen we nog te laat.’ ‘Waarvoor?’ ‘Waarvóór?’ herhaalt Eric, die me aankijkt alsof ik hem heb gevraagd wat zwaartekracht is. ‘Voor het openingsfeest!’ Shit. Vanavond is het openingsfeest van Blue 42. Ik wist het wel, maar
het was me even ontschoten. ‘Natuurlijk,’ zeg ik snel. ‘Ik ga me omkleden.’ Eric neemt me kritisch op. ‘Kun je je haar niet beter opsteken?’ zegt hij. ‘Dit ziet er niet professioneel uit.’ ‘O. Eh, ja.’ Ik trek zenuwachtig een zwartzijden getailleerd pakje aan, schuif mijn voeten in mijn hoogste zwarte pumps en leg snel mijn haar in een wrong. Ik kies sieraden met diamanten en kijk dan in de spiegel. Aargh, wat zie ik er saai uit. Ik lijk wel een actuaris. Ik moet iets... anders hebben. Heb ik geen broches meer? Of zijden bloemen, sjaaltjes en haarspelden met stras? Iets leuks? Ik rommel wat in mijn lades, maar kan alleen een effen beige, doorgestikte haarband vinden. Fantastisch. Zo maak je echt duidelijk dat je je eigen stijl hebt. ‘Klaar?’ Eric loopt met grote passen de kamer in. ‘Je ziet er prima uit. Kom, we gaan.’ Jezusmina. Ik heb hem nog nooit zo gespannen en opgefokt gezien. Hij zit op weg naar het feest de hele tijd aan de telefoon, en als hij hem eindelijk neerlegt, trommelt hij er met zijn vingers op en staart naar buiten. ‘Het gaat vast goed,’ zeg ik bemoedigend. ‘Dat moet wel,’ zegt hij zonder me aan te kijken. ‘Dit is ons grote 216
verkoopoffensief. Veel ultrahoge netto’s, veel pers. Vanavond maken we van Blue 42 het gesprek van de dag.’ Als we aankomen, snak ik onwillekeurig naar adem. Brandende fakkels geven de weg naar de toegangsdeuren aan. Bundels laserlicht zwiepen door de nachtlucht. Er is een rode loper voor de gasten uitgerold en er staan zelfs wat fotografen te wachten. Het lijkt wel een filmpremière. ‘Eric, dit is ongelooflijk.’ Ik geef spontaan een kneepje in zijn hand. ‘Het wordt een triomf.’ ‘Laten we het hopen.’ Hij kijkt me eindelijk aan en werpt me een snelle, gespannen glimlach toe. De chauffeur houdt mijn portier voor me open en ik pak mijn tas. ‘O, Lexi?’ Eric tast in zijn zak. ‘Voordat ik het vergeet. Ik wilde je dit nog geven.’ Hij reikt me een papiertje aan. ‘Wat is dit?’ Ik vouw het glimlachend open. Dan smelt mijn glimlach zo’n beetje weg. Het is een opdrachtbevestiging. Bovenaan staat Erics naam, maar hij heeft hem doorgestreept en er overgedra- gen aan Lexi Gardiner bij gezet. Ik laat mijn blik ongelovig over de tekst glijden. Chelsea Bridge Glass Objets d’Art. Geblazen Luipaard, groot: aantal 1. Te voldoen: £ 3.200. ‘Ik heb een nieuwe besteld,’ zegt Eric. ‘Zie maar wanneer je het terugbetaalt. Een cheque is prima, maar je kunt het ook gewoon naar mijn bankrekening overmaken...’ Dient hij een rekening bij me in?
‘Wil je dat ik je die luipaard vergoed?’ Ik lach krampachtig, gewoon om te zien of het een grap is. ‘Van mijn eigen geld?’ ‘Ja, jij hebt hem toch kapotgemaakt?’ zegt Eric verbaasd. ‘Is er een probleem?’ ‘Nee! Het is... goed.’ Ik slik. ‘Ik zal een cheque uitschrijven. Zodra we weer thuis zijn.’ ‘Er is geen haast bij.’ Eric glimlacht en gebaart naar de chauffeur, die nog steeds het portier openhoudt. ‘Laten we maar gaan.’ Niets aan de hand, hou ik mezelf streng voor. Het is redelijk dat hij mij laat betalen. Het is wel duidelijk hoe ons huwelijk in elkaar zit. Zo hoort een huwelijk niet in elkaar te zitten. 217 Nee. Ophouden. Het is prima. Het is geweldig. Ik prop het papier in mijn tas, glimlach zo opgewekt mogelijk naar de chauffeur, stap uit en loop achter Eric aan over de rode loper. 218 14 Godallemachtig. Dit is een echt, serieus, glamoureus feest. Het hele gebouw staat bol van de lichtjes en dreunende muziek. Het penthouse is nog spectaculairder dan het al was, met overal bloemen en obers in coole zwarte pakken die rondlopen met dienbladen vol champagne, en er liggen ook al geschenktasjes voor de gasten klaar. Ava, Jon en een paar andere mensen die ik niet herken staan bij het raam, en Eric
beent meteen op ze af. ‘Mensen,’ zegt hij. ‘Hebben we de gastenlijst bijgehouden? Sally, heb jij de perslijst? Is alles onder controle?’ ‘Ik heb de lijsten,’ zegt een jong meisje in een wikkeljurk dat zich naar binnen haast en bijna over haar naaldhakken struikelt. ‘De Van Gogens zijn vroeg. En ze hebben vrienden meegebracht. En er liep nog een hele lading achter ze!’ ‘Succes, mensen.’ Eric geeft al zijn teamleden een high five. ‘We gaan dit gebouw verkopen.’ Dan komt er een stel binnen met duur uitziende jassen aan, en Eric springt in de charme-op-vol-houding. Hij stelt het echtpaar aan Ava voor, geeft ze champagne en laat ze het uitzicht zien. Er druppelen meer mensen binnen en al snel is er een kleine mensenmassa die babbelt, de brochure inkijkt en het waterornament bewondert. Jon staat een meter of tien links van me, in een donker pak, ernstig met de Van Gogens te praten. Ik heb hem nog niet gesproken. Ik weet niet eens of hij me heeft gezien. Ik kijk zo nu en dan naar hem, maar wend mijn blik snel af als mijn maag een salto maakt. Het is net alsof ik weer dertien ben en smoorverliefd. In die hele ruimte vol mensen ben ik me alleen maar bewust van hem. Waar 219 hij is, wat hij doet en met wie hij praat. Ik kijk nog eens snel en nu vangt hij mijn blik. Ik wend me zo rood als een biet af en neem een slok wijn. Goed gedaan, Lexi. Heel onopvallend. Ik draai me welbewust om, zodat ik hem niet meer kan zien. Als in trance kijk ik naar de gasten die arriveren, en dan staat Eric naast me.
‘Lexi, schat,’ zegt hij met een strakke, afkeurende glimlach. ‘Wat sta je daar gênant in je eentje? Kom mee.’ Voordat ik iets kan doen, pakt hij me stevig beet en brengt me naar Jon, die met weer een rijk echtpaar staat te praten. De vrouw draagt een gedessineerd broekpak van Dior, heeft roodgeverfd haar en veel te opvallend omlijnde lippen. Ze grijnst haar kronen naar me bloot en haar grijze echtgenoot bromt en klemt bezitterig zijn hand om haar schouder. ‘Mag ik u voorstellen aan mijn vrouw, Lexi?’ zegt Eric stralend. ‘Een van de grootste fans van...’ – hij wacht even en ik verstijf angstig – ‘...het loftleven!’ Als ik dat woord nog één keer hoor, schiet ik mezelf lek. Eric loopt weg en Jon kijkt me aan. ‘Hallo, Lexi, alles goed?’ ‘Ja, hoor, Jon, dank je.’ Ik probeer het kalm te zeggen, alsof hij gewoon iemand op het feest is; alsof ik me niet sinds mijn aankomst op hem heb gefixeerd, en wend me tot de Dior-vrouw. ‘Zo, hoe vindt u de loft?’ Het echtpaar wisselt weifelende blikken. ‘We hebben een probleem,’ zegt de man met een buitenlands accent dat ik niet kan plaatsen. ‘De ruimte. Of het wel gróót genoeg is.’ Ik sta paf. Dit is verdomme een vliegtuighangar. Hoe kan het nou niet groot genoeg zijn? ‘Wij vinden vierhonderdvijfenzestig vierkante meter ruim voldoende,’ zegt Jon, ‘maar als u meer ruimte nodig hebt, kunt u twee of drie
appartementen samenvoegen.’ ‘Ons andere probleem is de inrichting,’ zegt de man. ‘De inrichting?’ herhaalt Jon beleefd. ‘Bevalt de inrichting u niet?’ ‘We hebben thuis overal gouden accenten,’ zegt de man. ‘Vergulde schilderijlijsten. Vergulde lampen. Vergulde...’ Hij weet het even niet meer. 220 ‘Vloerbedekking,’ vult de vrouw met rollende R aan. ‘Goudkleurrige vloerrbedekking.’ De man wijst met een priemende vinger naar de brochure. ‘Hier zie ik allemaal zilver. Chroom.’ ‘Juist.’ Jon knikt met een uitgestreken gezicht. ‘T ja, de loft kan uiteraard naar uw eigen individuele smaak worden ingericht. We zouden de schouw bijvoorbeeld kunnen vergulden.’ ‘Een vergulde open haard?’ zegt de vrouw onzeker. ‘Is dat niet... te veel?’ ‘Kun je ooit te veel goud hebben?’ pareert Jon minzaam. ‘We kunnen ook massief gouden armaturen aanbrengen, en Lexi kan u helpen met het uitzoeken van goudkleurig tapijt. Ja toch, Lexi?’ ‘Natuurlijk,’ zeg ik terwijl ik uit alle macht hoop dat ik niet opeens een proestbui zal krijgen. ‘Juist. Goed, we zullen erover nadenken.’ Het echtpaar loopt weg,
samen pratend in een taal die ik niet kan thuisbrengen. Jon slaat zijn drankje achterover. ‘Niet groot genoeg. T jeesus nog aan toe. Er passen tien van onze appartementen aan Ridgeway in deze loft.’ ‘Wat is Ridgeway?’ ‘Ons betaalbare woningproject.’ Hij ziet mijn wezenloze blik. ‘We kunnen alleen zoiets als dit bouwen als we ook betaalbare appartementen neerzetten.’ ‘Goh,’ zeg ik verbaasd. ‘Eric heeft me nooit iets over betaalbare woningen verteld.’ Ik zie een lachje over Jons gezicht trekken. ‘Ik geloof dat dat aspect van het bedrijf hem minder aan het hart gaat,’ zegt hij met een blik op Eric, die een klein podium voor de open haard beklimt. De sfeerverlichting wordt gedimd, er wordt een spot op hem gericht en het geroezemoes verstomt langzaam. ‘Welkom,’ zegt hij met een stem die door de ruimte galmt. ‘Welkom in Blue 42, het nieuwste project in de serie Blue, opgedragen aan...’ Ik hou mijn adem in. Zeg het niet, alsjeblieft, zeg het niet... ‘...het loftleven!’ Zijn handen maken het bekende gebaar en al zijn medewerkers applaudisseren enthousiast. 221 Jon kijkt me even aan en zet een stap achteruit, weg van de menigte.
Ik blijf strak voor me kijken en stap ook achteruit. Mijn hele lichaam zindert van angstige verwachting. En... opwinding. ‘Zo, herinner je je al iets?’ zegt hij langs zijn neus weg. ‘Nee.’ Achter Eric licht een enorm scherm op met beelden van lofts vanuit allerlei hoeken. Opzwepende muziek vult de ruimte en het wordt nog donkerder. Ik moet het Eric nageven: dit is een fantastische presentatie. ‘Weet je, we hebben elkaar voor het eerst gezien bij zo’n openingsfeest als dit,’ zegt Jon zo zacht dat ik hem bijna niet kan horen. ‘Zodra je je mond opendeed, wist ik het.’ ‘Wat?’ ‘Dat ik je leuk vond.’ Ik zwijg even, maar dan wordt mijn nieuwsgierigheid me te machtig. ‘Wat zei ik dan?’ fluister ik. ‘Je zei: “ Als ik dat woord loftleven nog één keer hoor, schiet ik mezelf lek.”’ ‘Nee!’ Ik kijk hem met grote ogen aan en proest dan van het lachen. Een man vooraan kijkt vermanend om en Jon en ik stappen precies tegelijk nog een paar passen achteruit, zodat we in de schaduw komen te staan.
‘Je zou je niet zo op de achtergrond moeten houden,’ zeg ik. ‘Dit is jouw moment. Jouw loft.’ ‘T ja, ach,’ zegt hij droog. ‘Ik gun Eric zijn triomf. Hij mag hem hebben.’ We kijken even naar het scherm, waarop Eric met een helm op over een bouwplaats loopt. ‘Ik begrijp je niet,’ zeg ik zacht. ‘Als jij vindt dat lofts voor rijke eikels zijn, waarom ontwerp je ze dan?’ ‘Goeie vraag.’ Jon neemt een slok uit zijn glas. ‘Eerlijk gezegd zou ik iets anders moeten zoeken, maar ik mag Eric graag. Hij geloofde in me, hij gaf me mijn eerste kans, hij staat aan het hoofd van een geweldig bedrijf...’ ‘Je mág Eric?’ Ik schud ongelovig mijn hoofd. ‘Ja, natuurlijk. Daarom zeg je telkens tegen me dat ik bij hem weg moet gaan.’ 222 ‘Ik mag hem echt. Het is een goeie vent. Hij is eerlijk, hij is loyaal...’ Jon zwijgt even. Het licht van het scherm flakkert in zijn ogen. ‘Ik wíl Erics leven niet verkloten,’ zegt hij uiteindelijk. ‘Het stond niet in het plan.’ ‘Waarom...’ ‘Hij begrijpt je niet.’ Jon kijkt me recht aan. ‘Hij heeft geen idee wie je bent.’
‘En jij wel, zeker?’ kaats ik terug. Op hetzelfde moment gaat het licht weer aan en breekt er een daverend applaus los. Ik zet in een reflex een pas bij Jon vandaan en we kijken allebei hoe Eric het podium weer beklimt, omstraald door een aura van geld, succes en de-wereld-aanzijn-voeterigheid. ‘Zo, heb je de Mont Blanc al gezien?’ vraagt Jon iets luchtiger terwijl hij hard applaudisseert. ‘Wat is de Mont Blanc?’ Ik kijk hem argwanend aan. ‘Dat merk je vanzelf.’ ‘Vertel.’ ‘Nee, nee.’ Hij schudt zijn hoofd en klemt zijn lippen op elkaar alsof hij zijn lachen inhoudt. ‘Dan is het geen verrassing meer.’ ‘Zeg op!’ ‘Jon! Daar ben je dan. Crisis!’ We kijken allebei verbaasd op van Ava’s stem achter ons. Ze heeft een zwart broekpak aan en een jutezak in haar armen, en ze maakt een geagiteerde indruk. ‘De sierstenen voor het aquarium in de grote slaapkamer zijn net uit Italië aangekomen, maar ik moet naar de keuken om naar de mise en place te kijken, de een of andere debiel heeft eraan geprutst... dus wil jij het doen?’ Ze duwt hem de zak in zijn armen. ‘Gewoon in het aquarium leggen. Dat moet lukken voordat de presentatie is afgelopen.’ ‘Geen probleem.’ Jon neemt de zak over en kijkt me dan strak aan. ‘Lexi, heb je zin om te helpen?’
Mijn keel wordt zo strak dichtgeknepen dat ik geen lucht meer krijg. Dit is een uitnodiging. Een uitdaging. Nee. Ik moet nee zeggen. ‘Eh, goed.’ Ik slik. ‘Ja, hoor.’ Ik loop licht in mijn hoofd achter Jon aan door de menigte, de 223 trap op naar de entresol en de slaapkamer in. Geen mens ziet ons. Alle aandacht is op de presentatie gericht. Jon sluit de deur achter ons. ‘Zo,’ zegt hij. ‘Hoor eens,’ zeg ik met een stem die schril is van de zenuwen, ‘ik hou dit niet vol! Al dat gesmiespel en dat gesluip om... om mijn huwelijk te saboteren. Ik ben gelukkig met Eric!’ ‘Nee.’ Hij schudt zijn hoofd. ‘Over een jaar ben je bij hem weg.’ De zekerheid in zijn stem jaagt me op de kast. ‘Niet waar!’ spreek ik hem tegen. ‘Over vijftig jaar ben ik nog bij hem!’ ‘Je zult je best doen, je zult proberen je naar hem te schikken... maar je hebt een te vrije geest voor hem. Uiteindelijk zul je er niet meer tegen kunnen.’ Hij zucht en hijst de zak iets hoger op zijn borst. ‘Ik heb het al een keer zien gebeuren. Ik wil het niet nog eens zien.’
‘Bedankt voor de waarschuwing,’ zeg ik pinnig. ‘Nou, als het zover is, bel ik je wel, is dat wat? Geef die stenen nou maar.’ Ik knik naar de zak, maar Jon luistert niet. Hij zet de zak op de vloer en komt op me af, met een indringende, vragende blik in zijn ogen. ‘Herinner je je echt niets meer?’ ‘Nee-hee,’ zeg ik verveeld. ‘Voor de miljoenste keer, ik herinner me niets.’ Hij staat nu vlak bij me en kijkt zoekend naar mijn gezicht. ‘Al die keren dat we elkaar hebben gezien, alles wat we hebben gezegd... Er móét een manier zijn om het boven te krijgen.’ Hij wrijft peinzend over zijn voorhoofd. ‘Zeggen zonnebloemen je iets?’ Tegen beter weten in pijnig ik mijn hersenen. Zonnebloemen, zonnebloemen... Heb ik niet een keer... Nee, het is weg. ‘Niets,’ stel ik vast. ‘Ik bedoel, ik hou wel van zonnebloemen, maar...’ ‘De gedichten van E.E. Cummings? Patat met mosterd?’ ‘Waar héb je het over?’ zeg ik hulpeloos. ‘Het zegt me allemaal niets.’ Hij is zo dichtbij dat ik zijn zachte adem op mijn huid voel. Zijn ogen laten me niet los. 224 ‘Zegt dit je iets?’ Hij omvat mijn gezicht en wrijft met zijn duim over
mijn wang. ‘Nee.’ Ik slik. ‘Dit?’ Hij buigt zich naar me over en strijkt met zijn mond langs mijn hals. ‘Hou op,’ zeg ik zwakjes, maar ik kan de woorden bijna niet over mijn lippen krijgen. Daar komt nog bij dat ik ze niet meen. Mijn ademhaling wordt steeds gejaagder. Ik ben al het andere vergeten. Ik wil hem kussen. Ik wil hem kussen zoals ik Eric niet wilde kussen. En dan gebeurt het: zijn mond raakt de mijne en mijn hele lichaam zegt dat het goed is. Hij ruikt goed. Hij smaakt goed. Hij voelt goed. Ik voel zijn armen stevig om me heen; zijn ruwe stoppels; ik doe mijn ogen dicht, ik verlies mezelf in de kus; dit is zo goed... ‘Jon?’ roept Ava vanachter de deur, en het is alsof ik een elektrische schok krijg. Ik vlieg achteruit, struikelend over mijn slappe benen, en zeg binnensmonds: ‘Shit!’ ‘Sst!’ zegt Jon, die er ook geschrokken uitziet. ‘Cool blijven. Hallo, Ava. Wat is er?’ Stenen. Ja. Dat moesten we doen. Ik pak de zak, haal er stenen uit en mik ze zo snel als ik kan in het aquarium. Plons, plons. Die arme vissen zwemmen als gekken rond, maar ik heb geen keus. ‘Alles goed?’ Ava kijkt om de hoek van de deur. ‘Ik wil met een groep gasten naar boven...’ ‘Geen punt,’ zegt Jon geruststellend. ‘We zijn bijna klaar.’
Zodra Ava weg is, schopt hij de deur dicht en komt weer naar me toe. ‘Lexi.’ Hij omvat mijn gezicht alsof hij me wil verslinden, of knuffelen, of misschien allebei. ‘Je moest eens weten, dit is een marteling voor me...’ ‘Hou op!’ Ik stap achteruit. Mijn gedachten buitelen caleidoscopisch over elkaar heen. ‘Ik ben getrouwd! We kunnen niet... Je kunt niet zomaar...’ Dan snak ik naar adem en sla een hand voor mijn mond. ‘O, shit. Shit!’ Ik kijk niet meer naar Jon, maar naar het aquarium. 225 ‘Wat is er?’ Jon kijkt me vragend aan en volgt mijn blik. ‘O. Oeps.’ Het is weer rustig in het aquarium. Alle tropische vissen zwemmen vredig tussen de marmeren stenen door, behalve een blauwgestreept exemplaar, dat op het water drijft. ‘Ik heb een vis vermoord!’ Er ontsnapt me een giechel van afgrijzen. ‘Ik heb hem zijn hersens ingeslagen met een steen.’ ‘Inderdaad,’ zegt Jon, die naar het aquarium loopt om de vis te bekijken. ‘Goed gemikt.’ ‘Maar die vis kost driehonderd pond! Wat moet ik doen? De gasten kunnen elk moment komen!’ ‘Het is niet erg feng shui.’ Jon grinnikt. ‘Oké, ik zal Ava even ophouden, dan kun jij die vis door de wc spoelen.’ Hij pakt mijn hand en houdt hem even vast. ‘We zijn nog niet klaar.’ Hij kust mijn vingertoppen en loopt de kamer uit, mij alleen met het aquarium
achterlatend. Ik trek een grimas, stop mijn hand in het lauwe water en pak de vis bij het puntje van zijn vin. ‘Het spijt me echt,’ zeg ik met een klein stemmetje. Ik hou mijn hand onder de hand met de vis om het water op te vangen en haast me naar de hightech badkamer. Ik laat de vis in de blinkend witte wc-pot vallen en zoek de spoelknop. Die is er niet. Dit moet een intelligente wc zijn. ‘Doortrekken,’ zeg ik luid, en ik zwaai met mijn armen om de sensoren te activeren. ‘Doortrekken!’ Er gebeurt niets. ‘Doortrekken!’ herhaal ik radeloos. ‘Toe dan, trek dan door!’ De wc blijft zich dood houden. De vis drijft rond, nog feller blauw tegen het witte porselein. Dit kan niet waar zijn. Als een klant ergens op afknapt in een duur luxeappartement, is het wel een dode vis in de plee. Ik haal mijn mobieltje uit mijn zak en scrol door de adressenlijst tot ik ‘J’ vind. Dat moet hem zijn. Ik kies het nummer en hij neemt vrijwel direct op. ‘Met Jon.’ ‘De vis ligt in de pot,’ fluister ik geagiteerd, ‘maar ik kan niet doortrekken!’ 226 ‘De sensoren zouden het automatisch moeten doen.’
‘Weet ik! Maar er gebeurt niets! Er ligt een dooie blauwe vis naar me te staren! Wat nu?’ ‘Niets aan de hand. Ga naar het paneel bij het bed. Daar kun je het systeem uitschakelen en doortrekken. Hé, Eric! Hoe gaat het?’ De verbinding wordt bruusk verbroken. Ik haast me naar het bed en vind een uitklappaneel in de wand. Een griezelig digitaal scherm knippert me tegemoet en ik kreun even. Hoe kan iemand in een huis wonen dat nog ingewikkelder is dan NASA? Waarom zou een huis eigenlijk intelligent moeten zijn? Waarom kan het niet lief en dom zijn? Met onhandige vingers toets ik MENU, UIT SCHAKELEN en OPT IES in. Ik kijk naar de lijst. Temperatuur, verlichting... waar is de badkamer? Waar is doortrekken? Heb ik wel het goede bedieningspaneel? Dan valt mijn blik op een paneel aan de andere kant van het bed. Misschien is dat het. Ik ren erheen, ruk het open en begin in het wilde weg toetsen in te drukken. Straks moet ik die stomme vis nog met mijn blote handen uit het water scheppen... Ik schrik van een geluid. Het is een gejammer. Een soort sirene in de verte. Wat heeft dat... Ik trek mijn hand weg en kijk nog eens goed naar het paneel. Er flitsen rode woorden op me af. NOODSIT UAT IE – RUIMT E BEVEILIGEN. Mijn aandacht wordt getrokken door een beweging bij het raam. Ik kijk op en zie een metalen rolluik gestaag naar beneden komen. Wat moet dat...
Ik druk panisch nog een paar toetsen in, maar krijg de boodschap NIET BEVOEGD, waarna de melding NOODSIT UAT IE – RUIMT E BEVEILIGEN weer opflitst. O, mijn god. Wat heb ik gedaan? Ik haast me naar de deur van de slaapkamer en kijk naar beneden. Ongelooflijk. De hel is losgebroken. Beneden klinkt de sirene nog harder. Overal komen metalen rolluiken naar beneden, voor de ramen, de schilderijen en het waterornament. De rijke gasten staan midden in de kamer en klampen 227 zich als gijzelaars aan elkaar vast, op een dikke man na, die achter het hek voor het waterornament vastzit. ‘Is het een roofoverval? Zijn ze gewapend?’ roept een handenwringende vrouw in een wit broekpak hysterisch. ‘George, slik mijn ringen door!’ ‘Een helikopter!’ zegt een grijze man die zijn hoofd schuin houdt. ‘Hoor maar! Ze zijn op het dak! We zijn het haasje!’ Ik kijk verstijfd van paniek en met bonzend hart naar het tafereel. ‘Het komt uit de grote slaapkamer!’ roept een medewerker van Eric die op een paneel bij de open haard heeft gekeken. ‘Iemand heeft het alarm ingeschakeld. De politie komt eraan.’ Ik heb het feest verknald. Eric vermoordt me, hij vermóórdt me... Dan stopt het geluid zonder enige waarschuwing. De plotselinge stilte is als de zon die achter de wolken vandaan komt.
‘Dames en heren,’ klinkt een stem vanaf de trap, en ik kijk met een ruk om. Daar staat Jon met een afstandsbediening in zijn hand. Hij werpt een snelle blik op mij en richt zich dan tot de gasten. ‘We hopen dat u hebt genoten van de demonstratie van het bewakingssysteem. Wees gerust, we worden niet door inbrekers belaagd.’ Hij zwijgt en een paar mensen lachen nerveus. De rolluiken komen alweer omhoog. ‘Maar,’ vervolgt Jon, ‘in het Londen van tegenwoordig heeft beveiliging een hoge prioriteit. Er zijn veel projectontwikkelaars die het over beveiligingssystemen hebben; wij wilden u zelf kennis laten maken met het onze. Dit heeft de kwaliteit van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, en het is hier aangebracht om u te beschermen.’ Mijn benen zijn zo slap van opluchting dat ik bijna omval. Hij heeft mijn leven gered. Terwijl Jon doorpraat, wankel ik terug naar de badkamer en zie dat de blauwe vis nog in de wc-pot dobbert. Ik tel tot drie, steek mijn hand in het water, pak de vis en stop hem huiverend in mijn tas. Ik was mijn handen, loop terug en zie dat Eric het van Jon heeft overgenomen. ‘...uit dit avontuur blijkt eens te meer dat wij van Blue Developments meer inzicht hebben in u en uw belangen dan uzelf,’ zegt hij. ‘Wij zien u niet als onze cliënten... maar als onze partners in 228 een perfecte levensstijl.’ Hij heft zijn glas. ‘Geniet van de rondleiding.’ Hij stapt opzij en er breekt een opgelucht gekwetter en gelach los. Ik zie de vrouw in het witte broekpak drie knollen van ringen van haar
man aannemen en ze weer om haar vingers schuiven. Ik wacht een paar minuten en glip dan onopvallend de trap af. Ik pak een glas champagne van het blad van een passerende ober en neem een grote slok. Ik raak nooit meer een bedieningspaneel aan, nooit. Of een vis. Of een wc-pot. ‘Lieverd!’ Ik schrik van Rosalies stem. Ze heeft een turkooizen, met pailletten bestikt flodderjurkje aan en hoge schoenen met veren erop. ‘O, mijn gód. Was dat niet geniaal? Dat zal de kranten morgen wel halen. Iedereen heeft het over de geavanceerde beveiliging. Wist je dat dat systeem drie ton kost? Alleen het systeem!’ Drie ton, en dan doet de doortrekker het nog niet eens. ‘Ja!’ zeg ik. ‘Super!’ ‘Lexi...’ Rosalie kijkt me peinzend aan. ‘Liefje, kan ik je even spreken? Over Jon. Ik heb je met hem zien praten.’ Ik krijg een angstig vermoeden. Heeft ze iets gezien? ‘O, ja!’ Ik probeer nonchalant te klinken. ‘Ja, goh, hij is Erics architect, dus we raakten aan de praat over het ontwerp, zoals die dingen gaan...’ ‘Lexi.’ Ze pakt me bij de arm en trekt me uit het feestgewoel. ‘Ik weet dat je die klap op je hoofd hebt gehad en alles...’ Ze leunt naar me over. ‘Maar herínner je je nog iets van Jon? Uit je verleden?’ ‘Eh, niet echt.’ Rosalie trekt me nog dichter naar zich toe. ‘Lieverd, dit wordt even
schrikken,’ fluistert ze. ‘Je hebt me een tijdje geleden iets in vertrouwen verteld. Van vriendin tot vriendin. Ik heb niets tegen Eric gezegd...’ Ik sta er als verlamd bij, met mijn vingers om de steel van mijn flûte geklemd. Wéét Rosalie het? ‘Je zult het wel moeilijk kunnen geloven, maar er was iets tussen Jon en jou, achter Erics rug om.’ ‘Dat meen je niet!’ Mijn gezicht gloeit. ‘Maar... wat dan precies?’ ‘Nou, ik durf het niet goed te zeggen...’ Rosalie kijkt om zich 229 heen en brengt haar gezicht dichter naar het mijne. ‘Jon viel je telkens lastig. Ik vond dat ik je even moest waarschuwen voor het geval hij het weer probeerde.’ Ik ben even te perplex om iets te zeggen. Viel hij me lastig? ‘Wat bedoel je?’ stamel ik ten slotte. ‘Wat denk je zelf? Hij heeft het bij ons allemaal geprobeerd.’ Ze trekt minachtend haar neus op. ‘Bedoel je...’ Ik kan het niet bevatten. ‘Bedoel je dat hij het ook bij jou heeft geprobeerd?’ ‘O, god, ja.’ Ze wendt de blik hemelwaarts. ‘Hij zei dat Clive me niet begreep.’ Ze denkt even na. ‘Wat natuurlijk ook zo is,’ vervolgt ze dan. ‘Clive is een grote nitwit, maar dat wil toch niet zeggen dat ik Jons zoveelste verovering wil worden? En hij heeft ook achter Margo
aan gezeten,’ voegt ze eraan toe terwijl ze vrolijk naar een in het groen geklede vrouw aan de andere kant van de kamer wuift. ‘Het lef! Hij zei dat hij haar beter kende dan haar eigen man en dat ze méér verdiende, en dat hij kon zien dat ze een sensuele vrouw was... en nog veel meer onzin!’ Ze klakt afkeurend met haar tong. ‘Margo houdt het erop dat hij het op getrouwde vrouwen gemunt heeft en dat hij ze alles vertelt wat ze maar willen horen. Het zal hem wel een soort perverse kick geven...’ Ze ziet mijn verstarde gezicht en breekt haar zin af. ‘Lieverd! T rek het je niet aan. Hij is gewoon een irritante vlieg die je van je af moet slaan. Al was hij in jouw geval wel heel hardnekkig. Jij was de grote uitdaging, zeg maar. Je weet wel, omdat je Erics vrouw bent en zo?’ Ze tuurt door haar wimpers naar me. ‘Weet je het echt niet meer?’ Ava komt met een paar gasten langs en Rosalie lacht stralend naar ze, maar ik kan geen vin verroeren. ‘Nee,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Ik weet er niets meer van. Dus... wat heb ik toen gedaan?’ ‘Je bleef maar zeggen dat hij je met rust moest laten. Het was gênant. Je wilde zijn relatie met Eric niet in gevaar brengen, je wilde geen stampij maken... Je hebt je heel waardig opgesteld, lieverd. Ik had mijn glas boven zijn hoofd omgekeerd!’ Ze kijkt plotseling over mijn schouder. ‘Schat, ik moet even naar Clive om over ons diner te praten. Hij heeft de totaal verkeerde tafel gereserveerd, hij 230 is echt een náchtmerrie...’ Ze breekt haar zin af en kijkt me weer aan, plotseling gespannen. ‘Gaat het wel? Het leek me gewoon goed om je te waarschuwen...’
‘Ja.’ Ik kom weer bij zinnen. ‘Ik ben blij dat je het hebt verteld.’ ‘Ik bedoel, ik weet wel dat je nooit voor die kletspraatjes van hem zou vallen...’ Ze geeft een kneepje in mijn arm. ‘Natuurlijk niet!’ Op de een of andere manier lukt het me om te lachen. ‘Absoluut niet!’ Rosalie trippelt het feestgedruis in, maar ik blijf als aan de grond genageld staan. Ik heb me nog nooit van mijn leven zo vernederd gevoeld, zo naïef, zo íjdel. Ik geloofde het allemaal. Ik viel voor zijn geslijm. We hebben een geheime verhouding... Ik ken je beter dan Eric... Het is allemaal gelul. Hij heeft misbruik gemaakt van mijn geheugenverlies. Hij heeft me gevleid; me het hoofd op hol gebracht. En het enige wat hij wilde, was me in bed zien te krijgen, als een... als een trofee. Ik krijg het er benauwd van. Ik wíst dat ik nooit een verhouding zou beginnen! Ik ben niet het overspelige type. Zo ben ik gewoon niet. Ik heb een fatsoenlijke echtgenoot die van me houdt. En ik heb me het hoofd op hol laten brengen. Ik had het bijna verpest. Nou, maar dat is nu afgelopen. Ik weet waar mijn prioriteiten liggen. Ik neem een paar grote slokken champagne, steek mijn kin naar voren, loop door de massa naar Eric toe en haak mijn arm door de zijne. ‘Dag, schat. Het feest loopt op rolletjes. Je bent geweldig.’ ‘Ik geloof dat het is gelukt.’ Hij heeft er de hele avond nog niet zo ontspannen uitgezien. ‘Maar het was op het nippertje met dat alarm. Jon was weer de redder in de nood. Hé, daar is hij al! Jon!’
Jon komt naar ons toe en ik druk Erics arm stevig tegen me aan. Ik kan hem niet eens meer aankijken. Eric geeft hem een schouderklopje en pakt een glas champagne voor hem van een dienblad. ‘Op jou,’ roept hij uit. ‘Op Jon.’ ‘Op Jon,’ beaam ik krampachtig en ik neem het kleinst mogelijke slokje champagne. Ik doe gewoon alsof hij niet bestaat. Ik wis hem. Een piepje uit mijn tas wekt me uit mijn gepeins. Ik pak mijn mobieltje en zie dat ik een sms heb. 231 Van Jon. Het is ongelooflijk. Hij sms’t me waar Eric bij staat? Ik roep het bericht snel op. Old Canal House in Islington, een keer na zes uur ’s avonds. We hebben heel veel te bepraten. Ik hou van je. J PS: wis dit bericht PPS: wat heb je met de vis gedaan?? Ik word rood van woede. Rosalies woorden dreunen in mijn hoofd. Je moet hem gewoon van je af slaan. ‘Ik heb een sms van Amy,’ zeg ik met schrille stem tegen Eric. ‘Ik sms even snel terug...’
Zonder Jon aan te kijken begin ik te sms’en, met vingers die razendsnel zijn van de adrenaline. Ja, vast. Je vond het zeker wel lachen, misbruik maken van een vrouw met geheugenverlies? Nou, ik heb je stomme spelletje door, oké? Ik ben getrouwd. Laat me met rust. Ik verstuur de sms en stop mijn telefoon weg. Even later kijkt Jon met gefronst voorhoofd op zijn horloge en zegt langs zijn neus weg: ‘Is het al zo laat? Ik loop vast vóór.’ Hij pakt zijn mobieltje en tuurt naar het scherm alsof hij de tijd controleert, maar ik zie zijn duim over de toetsen bewegen, ik zie hem het bericht lezen en ik zie de ontzetting op zijn gezicht. Ha. Hebbes. Hij herstelt zich en tikt op zijn mobieltje. ‘Ik loop zes minuten voor,’ zegt hij. ‘Even de tijd verzetten...’ Ik snap niet waarom hij zo moeilijk doet. Eric let niet eens op hem. Drie seconden later piept mijn telefoon weer en ik haal hem tevoorschijn. ‘Weer een sms van Amy,’ zeg ik korzelig. ‘Wat is ze toch lastig.’ Terwijl ik mijn vinger op de toets om te wissen hou, kijk ik naar Jon, 232 die grote ogen opzet. Ha. Nu ik weet hoe het zit, is het overduidelijk dat hij een spelletje speelt. ‘Is dat wel een goed idee?’ zegt hij. ‘Berichten wissen zonder ze te lezen?’
‘Het boeit me niet,’ zeg ik schouderophalend. ‘Maar als je het niet hebt gelezen, weet je niet wat erin staat...’ Ik glimlach poeslief naar hem. ‘Het boeit me niet, zei ik toch?’ zeg ik. Ik druk de toets in, schakel mijn toestel uit en laat het in mijn tas vallen. ‘Zo!’ Eric kijkt ons opgetogen stralend aan. ‘De Clarksons willen morgen nog een keer komen kijken. Ik denk dat we weer beet hebben. Zes appartementen verkocht, alleen al vanavond.’ ‘Goed gedaan, schat, ik ben zo trots op je!’ jubel ik, en ik sla overdreven mijn arm om hem heen. ‘Ik hou nog meer van je dan op onze trouwdag.’ Eric fronst verbaasd zijn voorhoofd. ‘Maar je herinnert je toch niets van onze trouwdag? Dan weet je ook niet hoeveel je toen van me hield.’ Godallemachtig. Moet hij alles zo letterlijk nemen? ‘Nou, hoeveel ik toen ook van je hield,’ zeg ik zo geduldig mogelijk, ‘het is nu meer. Veel meer.’ Ik zet mijn champagneglas weg, kijk uitdagend naar Jon en trek Eric naar me toe voor een kus. Een lange, slurpende ‘kijk eens hoeveel ik van mijn man hou en trouwens, de seks is fantastisch’-kus. Op een gegeven moment probeert Eric zich te bevrijden, maar ik druk mijn mond harder op de zijne om hem aan me vast te pinnen. Pas als ik bijna stik, laat ik los, veeg mijn mond met de rug van mijn hand af en kijk om me heen in de leger wordende kamer.
Jon is weg. 233 15 Mijn huwelijk. Dat heeft mijn hoogste prioriteit. Van nu af aan ga ik me concentreren op mijn relatie met Eric en verder niets. De volgende ochtend loop ik nog een beetje ontredderd naar de keuken om te ontbijten en pak de karaf met groen sap uit de koelkast. Ik moet gek geweest zijn, gisteravond. Ik heb de droomechtgenoot, en hij is me op een presenteerblaadje aangereikt. Waarom zou ik dat in gevaar brengen? Waarom zou ik een vent in een slaapkamer zoenen, wat voor verhaal hij ook ophangt? Ik schenk een bodempje groen sap in een glas en draai het rond, zoals elke ochtend, zodat het lijkt alsof het een restje is (ik kan die vijverdrab niet drinken, maar Eric vindt groen sap bijna net zo fantastisch als het loftleven, en ik wil hem niet teleurstellen). Dan pak ik een gekookt ei uit de pan en schenk een kop thee in uit de pot die Gianna al heeft klaargezet. Ik begin er echt in te komen, zo’n begin van de dag zonder koolhydraten. Ik eet elke ochtend zonder mankeren een gekookt ei, bacon of een omelet van eiwit. En soms nog een bagel op weg naar mijn werk, maar alleen als ik echt sterf van de honger. Ik ga zitten. De keuken is kalm en vredig, maar ik ben nog van slag. Stel dat ik verder was gegaan met Jon? Stel dat Eric erachter was gekomen? Ik had alles kunnen verpesten. Ik heb dit huwelijk pas een paar weken en toch zet ik het al op het spel. Ik moet het juist kóésteren. Als een yucca.
‘Goedemorgen!’ Eric komt kwiek de keuken binnen in een blauw overhemd. Hij maakt een uitbundige indruk, wat me niet verbaast. Het openingsfeest van gisteren schijnt het beste te zijn geweest dat ze ooit hebben gegeven. ‘Goed geslapen?’ 234 ‘Uitstekend, dank je!’ We delen nog steeds geen slaapkamer en we hebben ook geen nieuwe poging ondernomen om met elkaar te vrijen, maar als ik mijn huwelijk wil koesteren, moeten we misschien iets lichamelijker met elkaar omgaan. Ik sta op om de peper te pakken en strijk opzettelijk langs Eric heen. ‘Wat zie je er goed uit!’ Ik kijk glimlachend naar hem op. ‘Jij ook!’ Ik aai over zijn kin. Eric kijkt me vragend aan en legt zijn hand op de mijne. Ik werp een snelle blik op de klok. We hebben geen tijd, goddank. Nee. Dat heb ik niet gedacht. Ik moet het positief zien. De seks met Eric wordt geweldig, ik weet het zeker. Misschien moeten we het alleen in het donker doen. En niets tegen elkaar zeggen. ‘Hoe... voel je je?’ zegt Eric met een suggestieve glimlach. ‘Prima, maar ik heb een beetje haast.’ Ik glimlach naar hem, ga weer
zitten en neem een slok thee, voordat hij een vluggertje tegen de oven kan voorstellen. Hij lijkt de boodschap door te krijgen, gelukkig. Hij schenkt thee voor zichzelf in en pakt zijn piepende BlackBerry. ‘Ha!’ zegt hij aangenaam verrast. ‘Ik heb net twee dozen Lafite Rothschild ’88 gekocht op een veiling!’ ‘Wauw!’ zeg ik enthousiast. ‘Goed gedaan, schat.’ ‘Elfhonderd pond,’ vervolgt hij. ‘Een koopje.’ Elfhonderd pond? ‘Voor... hoeveel flessen?’ vraag ik. ‘Twee dozen.’ Hij kijkt me aan alsof ik naar de bekende weg vraag. ‘Twaalf flessen.’ Ik ben met stomheid geslagen. Elfhonderd pond voor twaalf flessen wijn? Het spijt me, maar dat... dat deugt gewoon niet. Weet hij niet hoeveel elfhonderd pond waard is? Daar zou ik wel honderd flessen wijn voor kunnen kopen, en dan was het nog dure wijn. En dan had ik nog geld over. ‘Lexi, is er iets?’ ‘Nee.’ Ik kom weer bij mijn positieven. ‘Ik dacht alleen... wat een 235 mazzel!’ Ik neem nog een laatste slok thee, schiet mijn jas aan en pak mijn koffertje. ‘Dag, lieverd.’ ‘Dag, schat.’ Eric komt naar me toe en we geven elkaar een
afscheidskus. Het begint al heel natuurlijk aan te voelen. Ik knoop mijn jas dicht en loop naar de deur. Dan schiet me iets te binnen. ‘Hé, Eric,’ zeg ik zo nonchalant als ik kan. ‘Wat is de Mont Blanc?’ ‘Mont Blanc?’ Eric kijkt me ongelovig aan. ‘Dat meen je niet. Herinner je je de Mont Blanc?’ Oké. Nu zit ik in het schip. Ik kan moeilijk zeggen: ‘Nee, Jon begon erover.’ ‘Ik herinner het me niet echt,’ improviseer ik, ‘maar de naam “ Mont Blanc” kwam terug en die leek iets te betekenen. Is het iets bijzonders?’ ‘Daar kom je vanzelf achter, schat.’ Ik zie de onderdrukte blijdschap op zijn gezicht. ‘Het komt allemaal terug. Meer zeg ik voorlopig niet. Als dit geen gunstig teken is!’ ‘Wie weet!’ Ik probeer net zo blij te doen als hij. ‘Nou, tot vanavond dan maar!’ Ik loop piekerend de keuken uit. Mont Blanc... Skiën? Die chique vulpennen? Een hoge besneeuwde berg? Ik heb echt geen flauw idee. Ik stap op Victoria uit de ondergrondse, koop een bagel en eet hem onder het lopen op, maar vlak bij kantoor heb ik opeens geen honger meer. Ik heb een akelig gevoel in mijn maag. Dat weeë ‘ik wil niet naar school’-gevoel. Fi mag dan weer mijn vriendin zijn, ze is wel de enige. En ik heb
mezelf voor schut gezet waar Simon Johnson bij was, en ik heb nog steeds niet het gevoel dat ik alles in de hand heb... Het gebouw doemt voor me op en ik blijf staan, loodzwaar van angst. Kom op, zeg ik streng tegen mezelf. Het wordt leuk. Niet waar. Oké, dan niet, maar ik heb hoe dan ook geen keus. Ik raap al mijn vastberadenheid bij elkaar, gooi de rest van de bagel in een afvalbak en duw de glazen deuren open. Ik loop regelrecht naar mijn kantoor, zonder iemand tegen het lijf te lopen, ga zitten en hark mijn berg papieren naar me toe. Dan valt mijn oog op de Post-it die ik gisteren heb geschreven: Verkoopcijfers bespreken 236 met Byron. Misschien kan ik dat nu meteen doen. Ik pak de telefoon en op dat moment wordt er geklopt. ‘Binnen.’ ‘Hallo, Lexi?’ Debs schuifelt de kamer in. Ze heeft een turkooizen vest met pailletten en een spijkerrokje aan en ze heeft een envelop in haar hand. ‘O,’ zeg ik argwanend. ‘Debs.’ ‘Hoe gaat het?’ vraagt ze verlegen. ‘Eh, wel goed.’ De deur gaat verder open en nu zie ik Fi en Carolyn, die zich ook niet op hun gemak lijken te voelen. ‘Hé!’ roep ik verrast uit. ‘Alles goed?’ ‘Ik heb ze verteld wat je tegen mij hebt gezegd,’ begint Fi. ‘We zijn gisteravond iets gaan drinken en toen heb ik het verteld.’
‘We wisten het niet,’ zegt Debs met een zorgelijk gezicht. ‘We hebben je geen kans gegeven. We gingen er gewoon van uit dat je nog steeds...’ Ze zoekt naar woorden. ‘Een machtswellustige nachtmerrie was,’ maakt Carolyn haar zin met een pokerface af. ‘We schamen ons diep.’ Debs bijt op haar onderlip en kijkt naar de anderen. ‘Ja toch?’ ‘Het geeft niet.’ Ik glimlach geforceerd, maar terwijl ik naar het drietal kijk, voel ik me opeens eenzamer dan ooit. Dit waren mijn vriendinnen; we waren altijd met zijn vieren. Nu hebben zij drie jaar avondjes uit en gesprekken en lachbuien gehad die ik heb gemist. Ze hebben een trio gevormd en ik ben de buitenstaander. ‘Daarom wilde ik je dit geven.’ Debs, die steeds roder wordt, loopt naar het bureau en geeft me de envelop. Ik scheur hem open en trek er een stugge, witte kaart met reliëfletters uit. Een uitnodiging voor een huwelijk. ‘Ik hoop dat je kunt komen.’ Debs heeft haar handen in haar zakken geduwd. ‘Met Eric.’ Ik word overspoeld door vernedering. Haar lichaamstaal spreekt boekdelen. Het laatste wat ze wil, is dat wij op haar bruiloft komen. ‘Hoor eens, Debs, je hoeft me niet uit te nodigen. Het is heel vriendelijk van je...’ – ik probeer met een gloeiend gezicht de kaart weer in de envelop te schuiven – ‘...maar ik weet dat je niet echt...’ 237
‘Toch wel.’ Ze legt haar hand op de mijne om me tegen te houden en ik kijk op. Haar ogen zijn nog hetzelfde als altijd: diepblauw met lange mascarawimpers. ‘Je was een van mijn beste vriendinnen, Lexi. Ik weet dat het nu anders is, maar... je hoort erbij te zijn.’ ‘Nou, eh, dank je,’ mompel ik. ‘Graag.’ Ik draai de uitnodiging om en laat mijn vinger over de letters glijden. ‘Hoe heb je je moeder zo gek gekregen dat je op het laatste moment nog extra mensen mocht vragen?’ ‘Ze heeft me bijna vermoord,’ zegt Debs botweg, en ik moet wel lachen. ‘Heeft ze gedreigd je zakgeld in te houden?’ ‘Ja!’ roept Debs uit en nu giechelen we allemaal. Debs moeder dreigt al zolang ik Debs ken haar zakgeld in te houden, terwijl Debs al een jaar of tien geen zakgeld meer krijgt. ‘We hebben ook muffins meegebracht,’ zegt Fi. ‘Om het goed te maken van gisteren...’ Er wordt op de deur geklopt en daar staat Simon Johnson. ‘Simon!’ zeg ik geschrokken. ‘Ik had je helemaal niet gezien!’ ‘Lexi.’ Hij glimlacht. ‘Heb je even?’ ‘We gaan al,’ zegt Fi gejaagd, en ze drijft de anderen de kamer uit. ‘Bedankt voor de, eh, de info, Lexi. Heel bruikbaar.’ ‘Dag, Fi!’ Ik glimlach dankbaar naar haar.
‘Ik zal je niet te lang ophouden,’ zegt Simon terwijl hij de deur achter hen sluit. ‘Ik wilde je alleen even de nieuwste informatie geven voor de bespreking van maandag. Mondje dicht, vanzelfsprekend. Byron en jij zijn de enigen binnen de afdeling die hiervan op de hoogte zijn.’ Hij loopt met een map naar mijn bureau. ‘Absoluut.’ Ik knik zakelijk. ‘Dank je.’ Ik neem de map aan, zie dat in de rechterbovenhoek onopvallend 7 JUNI is getypt en krijg een angstig voorgevoel. Ik heb nog steeds geen idee wat er op 7 juni te doen is. Ik heb gisteren in al mijn dossiers gezocht, maar niets gevonden. Geen computerbestanden, geen papieren, niets. Ik weet dat ik het aan Byron had moeten vragen, maar daar was ik te trots voor. Ik wilde er zelf achter komen. 238 ‘Ik verheug me erop,’ zeg ik. Ik klop op de map en hoop dat ik overtuigend overkom. ‘Mooi. Het is op maandag om twaalf uur stipt in de bestuurskamer. Een paar directieleden die niet in de raad van bestuur zitten, moeten er snel weer vandoor.’ ‘Dan zie ik je daar,’ zeg ik met een zelfverzekerde glimlach. ‘Dank je, Simon.’ Zodra hij weg is, ga ik zitten en sla de map open. Op de eerste bladzij staat SAMENVAT T ING, en ik laat mijn blik over de tekst glijden. 7 juni, grootscheepse reorganisatie... heropstelling in de markt... algemene heroverwegingen...
Na een paar seconden leun ik overdonderd achterover. Geen wonder dat dit zo geheim is. Het hele bedrijf gaat op de schop. Er komt een technologische afdeling bij... andere afdelingen worden samengevoegd... ik laat mijn blik verder naar beneden glijden. ...binnen het kader van de huidige verkoopprestaties... plannen tot op- heffing... Wát? Ik lees de woorden nog eens. En nog eens. Er loopt een rilling over mijn rug. Als bevroren op mijn stoel lees ik de regels telkens opnieuw. Dat kan niet... dat kán niet betekenen wat ik denk... Ik krijg een adrenalinestoot, spring overeind, storm naar de deur en ren de gang in, waar Simon bij de lift met Byron staat te praten. ‘Simon!’ zeg ik zo panisch dat ik naar lucht hap. ‘Kan ik je even spreken?’ ‘Lexi.’ Hij kijkt naar me op en ik zie een wrevelige frons in zijn voorhoofd. ‘Hallo.’ Ik kijk om me heen om te zien of we niet worden afgeluisterd. ‘Ik wilde alleen, eh, een paar dingen opgehelderd hebben. Die plannen om de afdeling Vloermaterialen op te heffen...’ – ik tik tegen de map – ‘...dat betekent toch niet... Jullie zijn toch niet echt van plan...’ ‘Ze heeft het eindelijk door.’ Byron slaat zijn armen over elkaar en
schudt zo vol leedvermaak zijn hoofd dat ik hem wel een klap kan geven. Hij wíst het? 239 Simon zucht. ‘Lexi, we hebben dit al heel vaak doorgenomen, zoals je weet. De markt is keihard. Je hebt wonderen verricht met je verkoopteam, dat stellen we allemaal op prijs en daar word je ook voor beloond, maar de afdeling is niet te handhaven.’ ‘Maar jullie kunnen de afdeling Vloermaterialen niet afdanken! Deller Carpets draait om vloermaterialen! Zo is het bedrijf begonnen!’ ‘Niet zo hard!’ snauwt Simon sotto voce, en hij kijkt om zich heen. Het vriendelijke buitenlaagje is helemaal weg. ‘Lexi, dit soort tegenspraak is onaanvaardbaar. Hoogst onprofessioneel.’ ‘Maar...’ ‘Jij hebt niets te vrezen. Byron en jij krijgen allebei een nieuwe taak binnen het hogere management, dat is allemaal zorgvuldig uitgewerkt. Ik heb hier geen zin in.’ De lift komt en hij stapt erin. ‘Maar Simon,’ zeg ik wanhopig, ‘je kunt de hele afdeling toch niet zomaar ontslaan...’ Te laat. De liftdeuren zijn al dicht. ‘Dat noem je niet ontslaan,’ klinkt Byrons sardonische stem achter me. ‘Dat heet boventallig maken. Denk om je terminologie.’
Ik draai me woest om. ‘Hoe kun je daar zomaar stáán? En waarom wist ik hier niets van?’ ‘O, had ik het je niet verteld?’ Byron klikt quasi-berouwvol met zijn tong. ‘Het spijt me, Lexi. Ik weet niet waar ik moet beginnen, want jij bent... even denken... álles vergeten.’ ‘Waar zijn de gegevens? Waarom heb ik ze niet te zien gekregen?’ ‘Misschien heb ik ze wel geleend.’ Hij haalt zijn schouders op en loopt naar zijn kamer. ‘Ciao.’ ‘Nee! Wacht!’ Ik wring me achter hem aan zijn kamer in en doe de deur dicht. ‘Ik begrijp het niet. Waarom wordt de afdeling opgeheven?’ ‘Heb je de verkoopcijfers van de laatste tijd wel goed bekeken?’ Byron rolt neerbuigend met zijn ogen. ‘Ze zijn omhooggegaan!’ repliceer ik voordat ik me kan bedwingen. Ik weet nu al dat dit de verkeerde tactiek is. ‘Met drie procent?’ zegt Byron honend. ‘Lexi, vloerbedekking is passé en we zijn er niet in geslaagd een aandeel in andere vloermarkten te veroveren. Zie het maar onder ogen: het feest is afgelopen.’ 240 ‘Maar we kunnen de afdeling toch niet zomaar opheffen? Die oorspronkelijke vloerbedekkingdessins zijn klassiekers! En hoe zit het
met de... karpetten?’ Byron kijkt me even perplex aan en barst dan in lachen uit. ‘Jij bent ongelooflijk, weet je dat?’ ‘Hoezo?’ ‘Heb je wel door dat je jezelf telkens herhaalt? Dat zei je bij het eerste crisisberaad ook al. “ We kunnen karpetten van die vloerbedekking maken!”’ bauwt hij me met schelle stem na. ‘Hou toch op.’ ‘Maar dan wordt iedereen werkloos! Het hele team!’ ‘T ja, jammer dan.’ Hij gaat achter zijn bureau zitten en gebaart naar de deur. ‘Ik heb meer te doen.’ ‘Je bent een grote klootzak,’ zeg ik beverig. Ik been zijn kamer uit en sla de deur achter me dicht, nog steeds met de map onder mijn arm. Ik hijg nu zo hard dat ik bijna hyperventileer. Ik moet al die informatie lezen, ik moet nadenken... ‘Lexi!’ Ik kijk geschrokken op en druk in een reflex de map tegen mijn borst. Fi staat in de deuropening van de afdeling en wenkt me. ‘Kom binnen! Neem een muffin.’ Ik staar haar even sprakeloos aan. ‘Kom dan!’ zegt ze met een lach. ‘Simon is nu toch wel weg?’ ‘Eh... ja,’ zeg ik hees.
‘Nou, kom op dan! We zitten allemaal te wachten!’ Ik kan niet weigeren. Ik moet normaal overkomen, ik moet vriendelijk doen, ook al sta ik op instorten... Fi pakt mijn arm en als ik met haar meeloop en de afdeling zie, schrik ik me rot. Er is een banier tussen twee ramen opgehangen met de tekst WELKOM T ERUG LEXI!!! Op de archiefkast staat een schaal verse muffins met daarnaast een geschenkmand van Aveda. ‘We hebben je nooit fatsoenlijk ingehaald na je terugkomst,’ zegt Fi blozend. ‘En we wilden gewoon zeggen dat we blij zijn dat je weer bent hersteld van je auto-ongeluk.’ Ze richt zich tot de anderen. ‘Voor degenen die Lexi niet hebben gekend voordat... Ik wil alleen maar zeggen dat ik denk dat dit ongeluk dingen heeft veranderd. Ik weet zeker dat ze van nu af aan een fantastische baas zal zijn en ik vind dat we allemaal pal achter haar moeten staan. Op jou, Lexi.’ 241 Ze heft haar koffiebeker en iedereen applaudisseert. ‘Dank jullie wel,’ hakkel ik met een paarse kop. ‘Jullie zijn allemaal fantastisch.’ Ze staan op het punt hun baan kwijt te raken. Ze hebben geen idee. En ze hebben muffins en een geschenkmand voor me gekocht. ‘Neem een kop koffie.’ Fi brengt me een beker. ‘Ik neem die map wel van je over...’ ‘Nee!’ hijg ik, en ik druk de map nog dichter tegen me aan. ‘De
inhoud is nogal... vertrouwelijk...’ ‘Het gaat zeker over onze bonus?’ zegt Debs grinnikend, en ze geeft me een porretje. ‘Zorg maar dat-ie lekker dik is, Lexi! Ik wil een nieuwe tas!’ Op de een of andere manier slaag ik erin een wee glimlachje op mijn gezicht te toveren. Dit is een nachtmerrie. Als ik om halfzeven eindelijk wegga, is de boze droom nog niet verdwenen. Ik zal dit weekend op de een of andere manier een verdediging voor de afdeling Vloermaterialen moeten zien op te stellen. Terwijl ik amper weet wat het probleem is, laat staan de oplossing. Net als ik in de lift op de knop druk, glipt Byron naar binnen, met zijn jas al aan. ‘Ga je thuis werken?’ Hij kijkt met opgetrokken wenkbrauwen naar mijn volle koffertje. ‘Ik moet de afdeling redden,’ zeg ik ongeduldig. ‘Ik blijf het hele weekend aan een oplossing werken.’ ‘Dat meen je niet.’ Byron schudt ongelovig zijn hoofd. ‘Lexi, heb je het voorstel wel gelezen? Jij en ik gaan er juist op vooruit. Er wordt een nieuw strategisch team opgericht, we krijgen meer macht, meer armslag...’ ‘Daar gaat het niet om!’ roep ik ziedend van woede. ‘Hoe moet het straks met al onze vrienden die met lege handen komen te staan?’ ‘Snik, snik, mijn hartje bloedt,’ zegt Byron spottend. ‘Ze vinden wel iets anders.’ Dan neemt hij me onderzoekend op. ‘Weet je, eerst zat je
er helemaal niet mee.’ 242 Zijn woorden moeten even bezinken. ‘Hoe bedoel je?’ ‘Voor dat ongeluk was je er helemaal voor om Vloermaterialen op te heffen. Meer macht voor ons, meer geld... Wat is het probleem?’ Een ijzige hand omsluit mijn hart. ‘Ik geloof je niet,’ zeg ik schel. ‘Ik geloof je gewoon niet. Ik had mijn vrienden nóóit verraden.’ Byron kijkt me medelijdend aan. ‘Nee, vast niet. Je bent geen heilige hoor, Lexi. Waarom zou je?’ De liftdeuren gaan open en hij loopt weg. Ik kom bij Langridges aan en neem als in een waas de lift naar de afdeling personal shopping. Ik heb om zeven uur een afspraak met mijn shopper, Ann. Volgens het handboek ga ik elke drie maanden naar haar toe, zij zoekt wat ‘stukken’ voor me uit en dan werken we samen aan mijn ‘look’ voor het komende seizoen. ‘Lexi! Hoe ís het?’ begroet een stem me bij de de receptie. Ann is petieterig, met kort zwart haar, een zwarte skinny jeans aan en een uitgesproken parfum op, waar ik prompt misselijk van word. ‘Ik vond het zo erg van je ongeluk!’ ‘Het gaat goed, dank je. Ik ben weer helemaal beter.’ Ik probeer te glimlachen.
Ik had die afspraak moeten afzeggen. Wat doe ik hier? ‘Mooi zo! Goed, ik heb een paar fantástische stukken voor je uitgezocht.’ Ann loodst me een paskamer in en haalt zwierig een rek met kledingstukken tevoorschijn. ‘Je zult wat nieuwe stijlen en modellen zien, maar ik denk dat je ze wel kunt hebben...’ Hoezo, nieuwe stijlen en modellen? Het zijn allemaal pakken in gedekte tinten. Daar heb ik al een kamer vol van. Ann laat me het ene jasje na het andere zien terwijl ze ratelt over zakken en lengtes, maar er dringt geen woord tot me door. Er gonst iets in mijn hoofd, als een gevangen insect; het wordt steeds luider... ‘Heb je ook iets anders?’ kap ik haar bot af. ‘Heb je ook iets... levendigs?’ ‘Levendig?’ herhaalt Ann onzeker. Ze aarzelt en reikt dan naar het zoveelste beige jasje. ‘Dit heeft echt flair...’ 243 Ik loop de paskamer uit en de winkel in. Ik heb het gevoel dat ik stik. Het bloed gonst in mijn oren. Eerlijk gezegd voel ik me lichtelijk maniakaal. ‘Dit hier.’ Ik gris een paarse mini-jurk met felle vlekken van een rek. ‘Dit is cool. Hier kan ik in gaan stappen.’ Ann ziet eruit alsof ze bijna in katzwijm valt. ‘Lexi...’ zegt ze uiteindelijk. ‘Dat zou ik niet jouw stijl noemen.’
‘Nou, ik wel.’ Ik pak opstandig een zilverkleurige minirok. ‘En deze.’ Het is precies wat ik bij New Look zou pakken, maar dan een miljoen keer duurder, uiteraard. ‘Lexi.’ Ann drukt haar wijsvingers tegen haar neus en haalt een paar keer diep adem. ‘Ik ben je styliste. Ik weet wat bij je past. Je hebt een heel werkbare, aantrekkelijke, professionele look die we hebben verfijnd...’ ‘Het is saai. Het stompt af.’ Ik pluk een beige, mouwloze jurk uit haar armen en hou hem op. ‘Dit ben ik gewoon niet.’ ‘Jawel, Lexi.’ ‘Niet waar! Ik wil lol. Ik wil kleur.’ ‘Je hebt je anders een paar jaar prima gered met beige en zwart.’ Anns gezicht staat strak. ‘Lexi, je hebt me tijdens ons eerste gesprek nadrukkelijk gezegd dat wat jij moest hebben, een basiswerkgarderobe in neutrale kleuren was...’ ‘Dat was toen, oké?’ Ik probeer mijn agitatie te beteugelen, maar het is alsof alle gebeurtenissen van de dag in een golf van onvrede opborrelen. ‘Misschien is het nu anders. Misschien ben ík anders.’ ‘Dit.’ Ann komt met weer een mantelpak aanzetten, nu een met fijne plooitjes. ‘Dít ben jij.’ ‘Echt niet.’ ‘Echt wel.’
‘Dat ben ik niet! Ik ben die vrouw niet! Zo wil ik niet zijn!’ De tranen prikken achter mijn oogleden. Ik trek de spelden uit mijn wrong, die ik opeens per se kwijt wil. ‘Ik ben geen type voor beige pakjes! Ik ben geen type dat elke dag haar haar opsteekt. Ik ben niet het type dat duizend pond voor een fles wijn neertelt. Ik ben niet het type dat... haar vrienden verraadt...’ 244 Ik huil inmiddels tranen met tuiten. Ik krijg mijn wrong niet los, zodat ik eruitzie als een vogelverschrikker, met overal uitstekende pieken. Mijn hele gezicht is nat van de tranen. Ik veeg met de rug van mijn hand over mijn ogen en Ann trekt vol afgrijzen de beige jurk weg. ‘Niet huilen op de Armani!’ zegt ze vinnig. ‘Hier.’ Ik laat hem los. ‘Je mag hem hebben.’ Zonder nog iets te zeggen loop ik weg. Ik ga naar het café op de parterre, bestel een wodka en drink die op terwijl ik de rest van de spelden uit mijn wrong trek. Dan bestel ik een warme chocolademelk met een donut. Als de koolhydraten zich als een warm, troostend kussen in mijn buik hebben genesteld, voel ik me iets beter. Er moet een oplossing zijn, dat móét gewoon. Ik werk het hele weekend door, ik zal de oplossing vinden, ik zál de afdeling redden... Ik schrik op van een piepje in mijn zak, pak mijn mobieltje en zie dat ik een sms van Eric heb. Alles goed? Nog aan het werk?
Ik kijk naar de woorden en voel me opeens ontroerd. Overweldigend ontroerd, zelfs. Eric geeft om me. Hij denkt aan me. Op weg naar huis, sms ik terug. Heb je gemist vandaag! Het is niet echt waar, maar het klinkt goed. Ik jou ook! krijg ik prompt terug. Ik wist wel dat het huwelijk ergens toe diende. Hiervoor. Je hebt iemand die om je geeft als alles waardeloos is. Iemand die je opvrolijkt. Gewoon met Eric sms’en maakt me al een miljoen keer warmer dan die chocolademelk. Ik zit een antwoord te bedenken als mijn toestel weer piept: Zin in een Mont Blanc?? :) :) Daar heb je die Mont Blanc weer. Wat ís dat toch? Een cocktail, misschien? Hoe dan ook, het is duidelijk iets bijzonders voor Eric. En ik kan er maar op één manier achter komen wat het is. Super! sms ik terug. Ik popel! Dan pak ik mijn tas, loop naar buiten en hou een taxi aan. In de twintig minuten die de rit naar huis kost, herlees ik drie dos245 siers, het ene nog deprimerender dan het andere. In de hele geschiedenis van de onderneming is er nog nooit zó weinig vloerbedekking verkocht, terwijl alle andere afdelingen een hoge vlucht nemen. Ik sla de dossiers dicht en kijk naar buiten, terwijl mijn gedachten op volle toeren draaien. Kon ik maar een reddingspakket in elkaar flansen... Ik weet zeker dat de merknaam Deller Carpets nog waarde heeft... ‘Meissie?’ wekt de taxichauffeur me uit mijn gepeins. ‘We zijn er.’
‘O, ja. Dank u.’ Net als ik mijn portemonnee zoek, piept mijn mobieltje weer. Ik ben er klaar voor! Klaar? Het wordt steeds raadselachtiger. Ben net thuis! Tot zo! sms ik snel terug, en dan reken ik af. Als ik de loft binnenkom, is de verlichting gedimd. Ik herken het sfeerpatroon: verleiding. Er staat muziek op, zo zacht dat ik het bijna niet hoor, en verder is het doodstil. ‘Hallo?’ roep ik behoedzaam terwijl ik mijn jas ophang. ‘Hallo!’ Erics gedempte stem lijkt uit de slaapkamer te komen. Mijn slaapkamer. Maar goed, officieel zal het wel onze slaapkamer zijn. Ik kijk in de spiegel en haal gehaast een kam door mijn warrige haar. Dan loop ik door de woonkamer naar de slaapkamer. De deur staat op een kier; ik kan niet naar binnen kijken. Ik blijf even staan en vraag me af wat dit allemaal te betekenen heeft. Dan duw ik de deur open. Wat ik dan zie, maakt dat ik het bijna op een krijsen zet. Is dit een Mont Blanc? Dus dít is een Mont Blanc? Eric ligt op bed. Poedelnaakt. Afgezien van de enorme berg slagroom op zijn schaamstreek. ‘Dag schat.’ Hij trekt zijn wenkbrauwen op, kijkt me met een suggestieve twinkeling in zijn ogen aan en werpt een blik naar beneden. ‘Duik er maar in!’
Erin? Duiken? Erín duiken? Verlamd van afgrijzen kijk ik naar de romige, opgeklopte berg. Elke vezel van mijn lichaam roept dat ik er niet in wil duiken. 246 Maar ik kan toch niet gewoon rechtsomkeert maken en wegrennen? Dit is mijn echtgenoot. Dit is kennelijk... wat we doen. O, god, o, gottegot... Ik schuif behoedzaam naar het romige bouwwerk. Zonder goed te beseffen wat ik doe, steek ik een vinger uit, haal hem langs de bovenkant van de berg en stop hem in mijn mond. ‘Het is... zoet!’ Mijn stem is gruizig van de zenuwen. ‘Kunstmatige zoetstof,’ zegt Eric stralend. Nee. Nee. Het spijt me. Dit... Dit gaat gewoon niet gebeuren. Over mijn lijk. Ik moet een smoes verzinnen... ‘Ik ben duizelig!’ De woorden komen uit het niets. Ik sla een hand voor mijn ogen en deins achteruit. ‘O, mijn god. Ik heb een flashback.’ ‘Een flashback?’ Eric schiet geïnteresseerd overeind. ‘Ja! Ik herinnerde me opeens iets van... de bruiloft,’ improviseer ik. ‘Het was maar een flits van jou en mij, maar heel levendig, ik werd erdoor overrompeld...’
‘Schat, ga zitten!’ Eric fronst bezorgd zijn wenkbrauwen. ‘Kalm aan. Misschien komt er meer terug.’ De hoop op zijn gezicht maakt dat ik me ontzettend schaam voor mijn gelieg, maar het moet toch beter zijn dan de waarheid vertellen? ‘Ik denk dat ik maar even rustig in de andere kamer ga liggen, als je het niet erg vindt.’ Ik koers snel naar de deur, nog steeds met mijn hand voor mijn ogen om de slagroomberg niet te hoeven zien. ‘Het spijt me, Eric, je hebt zoveel... moeite gedaan...’ ‘Schat, het geeft niet! Ik ga met je mee...’ Eric maakt aanstalten om op te staan. ‘Néé!’ onderbreek ik hem iets te schel. ‘Doe jij maar... wat je moet doen. Ik red me wel.’ Voordat hij nog iets kan zeggen, ren ik naar de kamer en stort me op de crèmekleurige bank. Mijn hoofd tolt, of het nu komt door de wodka, het schrikbeeld van de Mont Blanc of de hele dag... Ik weet het niet. Ik weet alleen dat ik onder een dekbed wil kruipen en doen alsof de rest van de wereld niet bestaat. Ik kan dit leven van mij niet aan. Op geen enkel front. 247 16 Ik kan niet naar Eric kijken zonder slagroom te zien. Ik heb vannacht gedroomd dat hij helemáál van slagroom was. Het was geen fijne droom.
Gelukkig hebben we elkaar dit weekend nauwelijks gezien. Eric is met cliënten de hort op en ik heb wanhopige pogingen ondernomen om een reddingsplan voor de afdeling Vloermaterialen op te stellen. Ik heb alle contracten van de afgelopen drie jaar gelezen. Ik heb de informatie van onze leveranciers doorgenomen. Ik heb de feedback van de klanten onder de loep gehouden. Eerlijk gezegd is het een hopeloze situatie. Niet alleen wordt er te weinig besteld, er lijkt zelfs geen enkele belangstelling voor de afdeling Vloermaterialen te zijn. We hebben maar een fractie van het reclame-en marketingbudget dat de andere afdelingen krijgen. We hebben geen speciale promotieacties. Bij de wekelijkse directievergadering is Vloermaterialen altijd het laatste punt op de agenda. Het is de Assepoester van het bedrijf. Maar dat gaat allemaal veranderen, als ik er iets over te zeggen heb. Ik heb dit weekend een complete doorstart op papier gezet. Er is wat geld, geloof en kostenbeperking voor nodig, maar ik weet zeker dat we de verkoop een nieuwe impuls kunnen geven. Assepoester ging toch ook naar het bal? En ik ga voor goede petemoei spelen. Ik móét de goede petemoei zijn. Ik kan niet toestaan dat al mijn vrienden en vriendinnen op straat komen te staan. O, god. Mijn maag verkrampt weer van de zenuwen. Ik zit in de taxi op weg naar mijn werk, met mijn haar streng opgestoken en mijn presentatiemap op mijn schoot. Over een uur begint de vergadering. Alle andere directieleden verwachten dat Vloermaterialen 248 zal worden opgeheven. Ik zal me uit de naad moeten redeneren, want anders... Nee, daar mag ik niet aan denken. Het moet lukken, het móét gewoon... Mijn mobieltje gaat en ik spring bijna van mijn stoel, zo
gestrest ben ik. ‘Hallo?’ ‘Lexi?’ zegt een klein stemmetje. ‘Met Amy. Heb je even?’ ‘Amy!’ zeg ik verbaasd. ‘Hallo! Ik ben eigenlijk op weg naar...’ ‘Ik zit in de nesten,’ onderbreekt ze me. ‘Je moet komen. Alsjeblieft?’ ‘In de nesten?’ zeg ik ontdaan. ‘Wat is er dan?’ ‘Wil je alsjeblieft komen?’ vraagt ze beverig. ‘Ik ben in Notting Hill.’ ‘Notting Hill? Waarom zit je niet op school?’ ‘Wacht even.’ Het geluid wordt gedempt en ik kan Amy net horen zeggen: ‘Ik heb mijn grote zus aan de lijn, oké? Ze komt eraan.’ Dan komt ze weer aan de lijn. ‘Lexi, alsjeblieft. Alsjeblieft, kom naar me toe. Ik heb er een beetje een zootje van gemaakt.’ Ik heb Amy nog nooit zo gehoord. Ze klinkt radeloos. ‘Wat heb je gedaan?’ Ik probeer als een razende te bedenken wat ze allemaal uitgespookt kan hebben. Iets met drugs? Woekeraars? ‘Ik ben op de hoek van Ladbroke Grove en Kensington Gardens. Wanneer kom je?’ ‘Amy...’ Ik grijp naar mijn hoofd. ‘Ik kan nu niet komen! Ik moet naar een heel belangrijke bespreking. Kun je mam niet bellen?’
‘Nee!’ Amy’s stem schiet panisch omhoog. ‘Lexi, je had het gezegd. Je zei dat ik je altijd kon bellen, dat je mijn grote zus was, dat je voor me klaarstond.’ ‘Maar ik bedoelde niet... Ik moet een presentatie geven...’ Ik hoor hoe zwak het klinkt en breek mijn zin af. ‘Hoor eens, dat is ook zo, alleen niet nu...’ ‘Ook goed.’ Opeens heeft ze het stemmetje van een tienjarige. ‘Ga maar naar je presentatie. Maak je maar geen zorgen om mij.’ Ik verdrink in het schuldgevoel. Vermengd met frustratie. Had ze gisteravond niet kunnen bellen? Waarom moet ze uitgerekend die ene keer kiezen dat ik ergens anders moet zijn? 249 ‘Amy, vertel nou eens gewoon wat er aan de hand is.’ ‘Laat maar. Ga maar naar je bespreking. Neem me niet kwalijk dat ik je heb gestoord.’ ‘Hou op! Laat me even nadenken.’ Ik staar blindelings naar buiten, opgefokt door de stress, besluiteloosheid... De bespreking begint over drie kwartier. Ik heb geen tijd, het kan gewoon niet. Misschien red ik het nog, als ik nu meteen ga. Het is maar tien minuten rijden naar Notting Hill. Maar ik kan het risico niet nemen dat ik te laat bij de bespreking kom, dat kán gewoon niet...
Dan hoor ik opeens een mannenstem tegen de achtergrond van de knetterende telefoonlijn. Hij gaat tekeer. Ik kijk naar mijn mobieltje en voel een akelige rilling over mijn rug lopen. Ik kan mijn kleine zusje niet aan haar lot overlaten. Stel dat ze zich bij een straatbende heeft aangesloten? Stel dat ze haar willen aftuigen? ‘Amy, wacht even,’ zeg ik gedecideerd. ‘Ik kom eraan.’ Ik leun naar voren en klop op het tussenschot. ‘We moeten even snel naar Notting Hill,’ zeg ik tegen de chauffeur. Zo snel als u kunt, graag.’ Als we Ladbroke Grove in rijden met een taxi die brult van inspanning, leun ik naar voren en tuur wanhopig door het raam in een poging een glimp van Amy op te vangen... en dan zie ik opeens een politieauto. Op de hoek van Kensington Gardens. De angst slaat me om het hart. Ik ben te laat. Ze is neergeschoten. Met een mes bewerkt. Slap van angst stop ik de chauffeur zijn geld toe en stap uit. Bij de politieauto staat een drom mensen die me het zicht ontneemt, en iedereen kijkt en wijst naar iets en praat opgewonden. Rottige ramptoeristen. ‘Pardon?’ zeg ik met een stem die het niet goed doet, en ik loop naar de menigte. ‘Het is mijn zusje, ik wil erdoor...’ Op de een of andere manier slaag ik erin me een weg door de jacks en spijkerjasjes heen te banen, en ik zet me schrap voor wat ik te zien zal krijgen... En daar is Amy. Niet neergeschoten of met een mes bewerkt. Ze zit op een muur, met een politiepet op, zo vrolijk als het maar kan... ‘Lexi!’ Amy richt zich tot de politieman die naast haar staat. ‘Daar is ze al. Ik had toch gezegd dat ze zou komen?’
250 ‘Wat is hier aan de hand?’ vraag ik beverig van opluchting. ‘Ik dacht dat je in de problemen zat!’ ‘Is dit uw zus?’ vraagt de politieman. Hij is gedrongen, met donkerblond haar en vlezige onderarmen vol sproeten, en hij maakt aantekeningen op een klembord. ‘Eh... ja.’ Ik zie het somber in. Is ze op winkeldiefstal betrapt of zo? ‘Wat is het probleem?’ ‘Ik ben bang dat deze jongedame de wet heeft overtreden. Ze heeft toeristen afgezet. Veel boze gezichten.’ Hij gebaart naar de meute. ‘U zit toch niet in het complot?’ ‘Nee, natuurlijk niet! Ik weet niet eens waar u het over hebt!’ ‘Rondleidingen langs de sterren.’ Hij trekt zijn wenkbrauwen huizenhoog op en geeft me een folder. ‘Zogenaamd.’ Ik lees met stijgend ongeloof de folder, die lichtgevend geel is en duidelijk is opgesteld op een beroerde tekstverwerker. Unde rcove r rondle iding langs de ste rre n Ve e l Hollywoodste rre n he bbe n z ich in Londe n ge ve stigd. Zie z e tijde ns de z e unie ke rondle iding. Vang e e n glimp op van: Madonna die de was ophangt Gwyne th in haar tuin Elton John die z ich thuis ontspant
Impone e r uw vrie nde n me t al uw rodde ls uit de e e rste hand! £ 10 pe r pe rsoon inclusie f platte grond Be langrijk: de ste rre n kunne n hun ide ntite it ontke nne n wanne e r z e z ich in he t nauw ge dre ve n voe le n. Laat u nie t foppe n! Dit hoort bij hun Unde rcove r Ge he im! Ik kijk verdwaasd op. ‘Is dit serieus bedoeld?’ De politieman knikt. ‘Uw zus leidt mensen door Londen rond en maakt ze wijs dat ze beroemdheden zien.’ ‘En wie zien ze dan?’ 251 ‘Nou, mensen zoals zij.’ Hij wijst naar de overkant van de weg, waar een dunne, blonde vrouw in een spijkerbroek en een gebloemd topje met een meisje van een jaar of twee op haar heup op de stoep van een witgepleisterd huis staat. ‘Ik ben Gwyneth Paltrow niet, verdomme,’ tiert ze woedend naar een paar toeristen in Burberry-regenjassen. ‘En nee, ik geef geen handtekeningen.’ Eigenlijk heeft ze wel iets van Gwyneth Paltrow. Ze heeft hetzelfde lange, steile blonde haar en net zo’n soort gezicht. Alleen ouder en afgetobder. ‘Hoort u bij haar?’ De lookalike van Gwyneth heeft me in het vizier gekregen en loopt haar stoep af. ‘Ik wil officieel een klacht indienen. Er lopen de hele week al mensen foto’s van mijn huis te maken, ze
maken inbreuk op mijn privacy...’ Ze breekt haar zin al en wendt zich tot een Japanse vrouw die ‘Apple! Apple!’ naar het meisje roept om haar gezicht op de foto te krijgen. ‘Voor de laatste keer, ze heet geen Apple, verdomme!’ Ze is des duivels, en ik kan het haar niet kwalijk nemen. ‘Hoe vaker ik zeg dat ik Gwyneth Paltrow niet ben, hoe hardnekkiger ze geloven dat ik het wel ben,’ zegt ze tegen de politieman. ‘Ik kan geen kant op. Ik zal moeten verhuizen!’ ‘Je zou het als een compliment moeten opvatten!’ zegt Amy luchtig. ‘Ze denken dat je een filmster met een Oscar bent!’ ‘Ze zouden je in de bak moeten smijten!’ grauwt de nep-Gwyneth. Zo te zien kan ze Amy’s bloed wel drinken. Eerlijk gezegd zou ik graag met haar meedoen. ‘Ik ga uw zus een officiële berisping geven,’ zegt de politieman tegen mij. Een vrouwelijke collega leidt de nep-Gwyneth tactvol terug naar haar huis. ‘Ik kan haar aan u overdragen, maar dan moet u wel eerst deze formulieren invullen en een afspraak op het bureau maken.’ ‘Best,’ zeg ik met een moordlustige blik op Amy. ‘U zegt het maar.’ ‘Rot op!’ foetert de nep-Gwyneth Paltrow tegen een nerd-achtig uitziende jongen die hoopvol met een cd in zijn uitgestoken hand achter haar aan sjokt. ‘Nee, die kan ik niet aan Chris Martin geven! Ik hou verdomme niet eens van Coldplay!’
252 Amy zuigt haar wangen in alsof ze haar best doet om niet te lachen. Ja, dit is echt lachen. We vermaken ons allemaal kostelijk. Ik heb helemaal geen belangrijke andere afspraak of zo. Ik vul de formulieren zo snel mogelijk in en prik een woedende punt achter mijn handtekening. ‘Mogen we nu weg?’ ‘Ja,’ zegt de politieman. ‘Probeer haar in de gaten te houden,’ besluit hij terwijl hij me de doorslag van de formulieren geeft plus een brochure met de titel WAT T E DOEN BIJ EEN BERISPING? Haar in de gaten houden? Waarom zou ík haar in de gaten moeten houden? ‘Doe ik,’ zeg ik met een verbeten glimlachje, en ik prop alles in mijn tas. ‘Ik doe mijn best. Kom mee, Amy.’ Ik kijk op mijn horloge en krijg een paniekaanval. Het is al tien voor twaalf. ‘Snel, we moeten een taxi zoeken.’ ‘Maar ik wil naar Portobello...’ ‘We moeten verdomme een taxi hebben!’ snerp ik. ‘Ik moet naar mijn bespreking!’ Ze zet grote ogen op en kijkt gehoorzaam de straat af. Als ik er eindelijk een heb gevonden, duw ik Amy erin. ‘Victoria Palace Road, alstublieft. Zo snel mogelijk.’ Ik kan het begin van de bijeenkomst met geen mogelijkheid meer halen, maar ik kan er nog heen. Ik kan mijn zegje nog doen. Het kan nog.
‘Lexi... dank je wel,’ zegt Amy met een klein stemmetje. ‘Al goed.’ De taxi rijdt terug over Ladbroke Grove en ik kijk strak naar de weg. Ik probeer de stoplichten te dwingen op groen te springen; het verkeer te dwingen opzij te gaan, maar alles zit opeens muurvast. Ik haal het nooit voor twaalven. Ik pak mijn mobieltje, toets het nummer van Simons kantoor in en wacht tot zijn assistente Natasha opneemt. ‘Hallo, Natasha?’ zeg ik zo bedaard en professioneel als ik maar kan. ‘Met Lexi. Ik ben even opgehouden, maar het is van cruciaal belang dat ik de vergadering toespreek. Kun je vragen of ze op me willen wachten? Ik zit in een taxi en ik kom eraan.’ ‘Ja, hoor,’ zegt Natasha vriendelijk. ‘Ik zal het doorgeven. Tot straks.’ 253 ‘Dank je wel.’ Ik verbreek de verbinding en leun achterover in mijn stoel, iets geruster. ‘Het spijt me,’ zegt Amy opeens. ‘Ja, dat zal wel.’ ‘Nee, echt.’ Ik zucht en kijk voor het eerst sinds we in de taxi zijn gestapt echt naar Amy. ‘Waaróm, Amy?’
‘Voor het geld.’ Ze schokschoudert. ‘Waarom niet?’ ‘Omdat je zo ernstig in de problemen komt! Als je geld nodig hebt, kun je toch een baantje zoeken? Of bij mam aankloppen?’ ‘Bij mam aankloppen,’ bauwt ze me schamper na. ‘Mam heeft geen geld.’ ‘Oké, ze is misschien niet schatrijk...’ ‘Ze heeft geen cent. Waarom zou het huis anders op instorten staan? Waarom zou de verwarming anders nooit aanstaan? Ik heb de halve winter bij Rachel gezeten. Daar draaien ze de radiatoren tenminste open. Wij zijn blut.’ ‘Maar dat is bizar,’ zeg ik verwonderd. ‘Hoe kan dat nou? Heeft mam niets van pap geërfd?’ Ik weet dat pap een paar louche onderneminkjes had, maar hij had er veel, en ik weet dat ze op een leuke erfenis rekende, al had ze dat nooit hardop willen toegeven. ‘Weet ik niet. Maar het kan nooit veel geweest zijn.’ ‘Nou, maar toch kun je zo niet doorgaan. Echt, straks draai je nog de bak in.’ ‘Kom maar op.’ Amy schudt haar blauwgestreepte haar over haar schouder. ‘De gevangenis is cool.’ ‘De gevangenis is níét cool!’ Ik kijk haar met grote ogen aan. ‘Hoe kom je daar nou bij? Het is walgelijk! Het is goor! Iedereen heeft vet
haar en je mag je benen niet scheren en geen reinigingstonic gebruiken.’ Ik zuig het allemaal uit mijn duim. Waarschijnlijk hebben ze tegenwoordig sauna’s en föhns in de gevangenis. ‘En er zijn geen jongens,’ voeg ik er als klap op de vuurpijl aan toe. ‘En je mag er geen iPod hebben, en geen chocola en geen dvd’s. 254 Je mag alleen maar rondjes lopen op een binnenplaats.’ Ik weet heel zeker dat dat niet waar is, maar ik begin net op dreef te komen. ‘Met een ketting om je enkels.’ ‘Ze hebben geen beenkluisters meer, hoor,’ zegt Amy smalend. ‘Ze zijn net weer ingevoerd,’ zeg ik snel. ‘Speciaal voor jongeren. Het is een nieuw experiment van de overheid. T jeesus, Amy, lees je dan nooit een krant?’ Amy lijkt erin te trappen. Net goed. Haar verdiende loon voor dat ‘moema’. ‘T ja, het zit in mijn genen,’ zegt ze dan weer opstandig. ‘Dat ik me buiten de wet plaats.’ ‘Het zit niet in je genen...’ ‘Pap heeft in de bak gezeten,’ onderbreekt ze me triomfantelijk. ‘Pap?’ Ik gaap haar aan. ‘Hoezo, pap?’ Het is zo’n bespottelijk idee dat ik bijna in de lach schiet.
‘Echt waar. Ik hoorde er een paar kerels over praten tijdens de uitvaart. Het is dus mijn lot, zeg maar.’ Ze schokschoudert en haalt een pakje sigaretten tevoorschijn. ‘Hou op!’ Ik gris het pakje uit haar hand en gooit het uit het raam. ‘Pap heeft niet in de bak gezeten. Jij gaat er ook niet heen. En het is niet cool, het is zwak.’ Ik denk even na. ‘Hoor eens, Amy... je kunt wel stage bij me komen lopen. Het wordt leuk. Je kunt wat ervaring opdoen en een zakcentje verdienen.’ ‘Hoeveel?’ vraagt ze meteen. God, wat kan ze soms irritant zijn. ‘Genoeg! En misschien vertel ik mam hier niet over.’ Ik laat de gele folder zien. ‘Afgesproken?’ Het blijft lang stil in de taxi. Amy krabt de schilferende blauwe lak van haar duimnagel alsof dat het enige op de wereld is wat ertoe doet. ‘Oké,’ zegt ze uiteindelijk schouderophalend. De taxi stopt voor rood en ik kijk voor de zoveelste keer panisch op mijn horloge. Het is tien voor halfeen. Ik hoop dat ze iets later zijn begonnen. Mijn blik glijdt weer naar de gele folder en ik grinnik tegen wil en dank. Het was wel een vindingrijk plan. 255 Ik kan mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen. ‘Zo, wie waren je andere beroemdheden?’ vraag ik. ‘Je had Madonna toch zeker niet?’ ‘Jawel!’ Amy’s ogen lichten op. ‘Dat mens in Kensington was sprekend Madonna, maar dan dikker. Iedereen trapte erin, helemaal
toen ik zei dat dat maar weer bewees hoeveel er werd gefotoshopt. En ik had een Sting, en een Judi Dench, en een schat van een melkboer in Highgate die sprekend op Elton John leek.’ ‘Elton John? Als melkboer?’ Ik kan mijn gezicht niet in de plooi houden. ‘Ik zei dat hij in stilte liefdadigheidswerk deed.’ ‘En hoe had je hem in godsnaam gevonden?’ ‘Ik heb gewoon gezocht. Gwyneth was de eerste, die heeft me op het idee gebracht.’ Amy grinnikt. ‘Ze kan me echt wel villen.’ ‘Vind je het gek? Ze wordt vast nog erger lastiggevallen dan de echte Gwyneth Paltrow.’ De taxi komt weer in beweging. We naderen Victoria Palace Road. Ik sla mijn presentatiemap open en neem mijn aantekeningen door om er zeker van te kunnen zijn dat de belangrijke punten me helder voor de geest staan. ‘Weet je, ze zeiden echt dat pap had gezeten.’ Ik schrik op van Amy’s zachte stem. ‘Ik verzin het niet.’ Ik heb er niet van terug. Ik kan er met mijn kop niet bij. Onze vader? In de gevangenis? Het lijkt onmogelijk. ‘Heb je mam ernaar gevraagd?’ zeg ik uiteindelijk. ‘Nee.’ Ze haalt haar schouders op. ‘Nou, het was vast niet voor...’ aarzel ik onzeker. ‘Je weet wel. Iets
ergs.’ ‘Weet je nog dat hij ons de meiden noemde?’ Al het verzet is van Amy’s gezicht geweken. ‘Zijn drie meiden. Mam, jij en ik.’ Ik glimlach bij de herinnering. ‘En hij danste met ons alle drie.’ ‘Ja,’ knikt Amy. ‘En hij bracht altijd van die megadozen bonbons mee...’ ‘En dan vrat jij je misselijk...’ ‘Deller Carpets, dames.’ De taxi staat voor het gebouw. Ik had het niet eens gemerkt. 256 ‘O, ja. Dank u.’ Ik wroet in mijn tas naar geld. ‘Amy, ik moet rennen. Het spijt me, maar dit is echt heel belangrijk.’ ‘Wat is er dan?’ Tot mijn verbazing lijkt het haar echt te interesseren. ‘Ik moet mijn afdeling redden.’ Ik wrik het portier open en klauter de taxi uit. ‘Ik moet elf bestuursleden overhalen op hun besluit terug te komen. En ik ben te laat. En ik heb geen flauw idee waar ik mee bezig ben.’ ‘Wauw.’ Amy trekt een sceptisch gezicht. ‘Nou, succes dan maar.’ ‘Dank je. En we zijn nog niet uitgepraat.’ Ik geef haar snel een zoen, draaf de treden op en storm de hal in. Ik ben maar een halfuur te laat. Het had erger gekund.
‘Hoi,’ roep ik in het voorbijgaan naar Jenny, de receptioniste. ‘Ik ben er! Geef je het door?’ ‘Lexi...’ Jenny roept me iets na, maar ik heb geen tijd om te blijven staan. Ik haast me naar een wachtende lift, druk de 7 in en wacht de martelende dertig-en-nog-wat seconden die het kost om boven te komen. We zouden hier hogesnelheidsliften moeten hebben. We zouden noodliften moeten hebben voor als je te laat bent voor een bespreking... Eindelijk. Ik spurt door de deuren naar de directiekamer... en blijf staan. Simon Johnson staat op de gang bij deur van de directiekamer opgewekt te praten met drie andere mannen in pak. Een man in een blauw pak hijst zich in zijn regenjas. Natasha drentelt met koffie van de een naar de ander. Er klinkt geroezemoes. ‘Wat...’ Mijn borstkas barst van de adrenaline. Ik kan amper een woord uitbrengen. ‘Wat is er aan de hand?’ Alle gezichten draaien verbaasd mijn kant op. ‘Geen paniek, Lexi.’ Simon werpt me weer zo’n afkeurende blik toe. ‘We pauzeren even. Het cruciale gedeelte van de bespreking is afgesloten en Angus moet ervandoor.’ Hij wijst naar de man met de regenjas. ‘Afgesloten?’ Ik zak bijna door de grond van ontzetting. ‘Bedoel je...’ ‘We hebben gestemd. Vóór de reorganisatie.’
257 ‘Maar dat kan niet!’ Ik ren panisch naar hem toe. ‘Ik heb een manier bedacht om de afdeling te redden! We hoeven alleen maar wat in de kosten te snoeien, en ik heb een paar marketingideeën...’ ‘Lexi, ons besluit staat vast,’ legt Simon me resoluut het zwijgen op. ‘Maar het is het verkéérde besluit!’ roep ik wanhopig uit. ‘Er zit waarde in de merknaam, ik weet het zeker!’ Ik wend me nu rechtstreeks tot Angus. ‘Niet weggaan. Laat me uitpraten, dan kunnen jullie opnieuw stemmen...’ ‘Simon.’ Angus keert me gegeneerd de rug toe. ‘Leuk je te zien, ik moet nu echt weg.’ ‘Natuurlijk.’ Ze doen net alsof ik er niet ben. Ze willen me niet kennen. Ik kijk met knikkende knieën de bestuursleden na, die zich weer in de directiekamer verzamelen. ‘Lexi,’ zegt Simon, die opeens voor me staat, ‘ik bewonder je loyaliteit aan je afdeling, maar zo kun je je niet gedragen tijdens bestuursvergaderingen.’ Onder zijn vriendelijke toon is zijn stem staalhard; ik kan zien dat hij laaiend is. ‘Simon, het spijt me...’ Ik slik. ‘Ik weet dat het lastig voor je is sinds je ongeluk...’ Hij zwijgt even.
‘Dus stel ik voor dat je drie maanden betaald verlof neemt. En als je terugkomt, zullen we een... passender functie binnen het bedrijf voor je zoeken, goed?’ Al het bloed trekt uit mijn gezicht. Ik word gedegradeerd. ‘Ik voel me prima,’ zeg ik snel. ‘Ik hoef geen verlof...’ ‘Ik denk het wel.’ Hij zucht. ‘Lexi, het spijt me echt dat het allemaal zo is gelopen. Als je je geheugen terug had gekregen, was het anders geweest, maar Byron heeft me op de hoogte gehouden van je situatie. Je bent op dit moment niet geschikt voor een kaderfunctie.’ Zijn stem heeft iets onherroepelijks. ‘Goed,’ zeg ik moeizaam. ‘Ik begrijp het.’ ‘Mooi, dan wil je nu misschien naar je afdeling toe. Aangezien jij er niet was...’ – hij laat een veelzeggende stilte vallen – ‘... heb ik Byron opdracht gegeven het slechte nieuws te brengen.’ Byron? 258 Met een laatste afgemeten knikje verdwijnt Simon in de directiekamer. Ik kijk als aan de grond genageld hoe de deur zich achter hem sluit en ren dan in een plotselinge paniekaanval naar de lift. Byron mag het slechte nieuws niet vertellen. Laat ik dát tenminste zelf doen. In de lift pak ik mijn mobieltje, toets Byrons rechtstreekse nummer
in en krijg zijn voicemail. ‘Byron!’ zeg ik met een stem die siddert van de spanning, ‘vertel de afdeling nog niet over de ontslagen, goed? Ik wil het zelf doen. Ik herhaal: vertel het niet.’ Zonder op of om te kijken stuif ik de lift uit, ren naar mijn kantoor en trek de deur achter me dicht. Ik bibber van top tot teen. Ik ben nog nooit van mijn leven zo bang geweest. Hoe moet ik het nieuws brengen? Wat moet ik zeggen? Hoe vertel je al je vrienden en vriendinnen dat ze hun baan kwijt zijn? Ik ijsbeer handenwringend door mijn kamer. Ik ben er misselijk van. Dit is erger dan welk examen dan ook, welke test dan ook, alles wat ik ooit heb gedaan... Dan hoor ik een geluid. Een stem achter de deur. ‘Is ze binnen?’ ‘Waar is Lexi?’ klinkt een andere stem. ‘Heeft ze zich verstopt? Die trut.’ Ik overweeg even onder de bank te duiken en nooit meer tevoorschijn te komen. ‘Is ze nog boven?’ De stemmen achter mijn deur worden steeds luider. ‘Nee, ik heb haar gezien! Ze is binnen! Lexi! Kom naar buiten!’ Iemand bonkt op de deur en ik krimp in elkaar. Op de een of andere manier dwing ik mezelf naar de deur te lopen. Ik steek behoedzaam een hand uit en duw de klink naar beneden. Ze weten het.
Daar staan ze. Alle vijftien medewerkers van de afdeling Vloermaterialen, zwijgend en verwijtend. Fi staat vooraan, met een keiharde blik in haar ogen. ‘Ik... het komt niet door mij,’ hakkel ik wanhopig. ‘Luister allemaal even, alsjeblieft. Begrijp het, alsjeblieft. Het was niet mijn besluit. Ik heb geprobeerd... Ik zou...’ Mijn stem begeeft het. 259 Ik ben de baas. Als puntje bij paaltje komt, is het mijn taak om de afdeling te redden, en ik heb gefaald. ‘Het spijt me,’ fluister ik. Met tranen in mijn ogen kijk ik van het ene naar het andere onvermurwbare gezicht. ‘Het spijt me zo ontzettend...’ Het blijft stil. Ik ben bang dat ik smelt onder de haat van al die blikken. Dan, alsof iemand een teken heeft gegeven, draaien ze zich allemaal om en lopen weg. Met puddingbenen loop ik mijn kamer in en zak op mijn stoel. Hoe heeft Byron het nieuws gebracht? Wat heeft hij gezegd? Dan zie ik het opeens, bij de ingekomen berichten. Een e-mail aan de hele afdeling met als onderwerp COLLEGA’S – SLECHT NIEUWS. Ik klik de mail vol angst en beven aan en bij het lezen van de inhoud kerm ik radeloos. Is dit verzonden? Onder míjn naam? Aan alle medewerkers van de afdeling Vloermaterialen Zoals jullie misschien hebben opgemerkt, waren de prestaties van de afdeling de
laatste tijd ontstellend slecht. De raad van bestuur heeft dan ook besloten de afdeling op te heffen. Jullie zullen derhalve per 1 juli ontslagen worden. Lexi en ik zouden het op prijs stellen wanneer jullie tot die tijd extra efficiënt en volgens de normen werkten. Denk erom, jullie referenties moeten van ons komen, dus geen geluier en niet de kantjes ervan aflopen. Groet, Byron en Lexi Als ik thuiskom, zit Eric in de avondzon op het terras de Evening Standard te lezen, nippend van een gin-tonic. ‘Hoe was je dag?’ Hij kijkt op van de krant. ‘Eerlijk gezegd... heel erg,’ zeg ik beverig. ‘Het was echt afschuwelijk. De hele afdeling is ontslagen.’ Als ik mezelf de woorden hardop hoor zeggen, barst ik zonder het te willen in tranen uit. ‘Al mijn vrienden en vriendinnen. Ze zijn straks allemaal hun baan kwijt. En ze hebben allemaal de pest aan me... en ik kan het ze niet kwalijk nemen...’ 260 ‘Schat.’ Eric legt zijn krant neer. ‘Zo is het bedrijfsleven. Die dingen gebeuren.’ ‘Weet ik wel, maar dit zijn mijn vriendínnen. Ik ken Fi al sinds mijn zesde.’ Erik neemt peinzend een slokje gin-tonic. Dan haalt hij zijn schouders op en pakt zijn krant weer. ‘Die dingen gebeuren, zoals ik al zei.’ ‘Ze gebeuren niet zonder slag of stoot,’ zeg ik en ik schud woest mijn hoofd. ‘Je zorgt dat ze niet doorgaan. Je levert strijd.’
‘Lieverd.’ Eric lijkt het komisch te vinden. ‘Maar jij hebt je baan toch nog?’ ‘Ja.’ ‘Het bedrijf staat toch niet op instorten?’ ‘Nee.’ ‘Nou dan. Neem ook een gin-tonic.’ Hoe kan hij zo reageren? Is hij een onmens? ‘Ik hoef geen gin-tonic, oké?’ Ik heb het gevoel dat ik mijn zelfbeheersing aan het verliezen ben. ‘Ik hoef geen rottige gin-tonic!’ ‘Een glaasje wijn dan?’ ‘Eric, snap je het dan niet?’ zeg ik bijna schreeuwend. ‘Snap je niet hoe vréselijk dit is?’ Al mijn woede tegen Simon en de raad van bestuur zwenkt als een tornado af richting Eric, met zijn bedaarde dakterras en zijn kristallen Waterford-glas en zijn zelfgenoegzame leventje. ‘Lexi...’ ‘Die mensen hebben hun baan nodig! Het zijn niet allemaal... ultrarijke miljardairs, godsamme!’ Ik gebaar naar ons luxe dakterras. ‘Ze hebben een hypotheek. Huur. Bruiloften die ze moeten betalen.’ ‘Je schiet door,’ zegt Eric kortaf, en hij slaat een bladzij om.
‘Nou, maar jij schiet te kort! En ik begrijp het niet. Ik begrijp jou gewoon niet.’ Ik doe een regelrecht beroep op hem. Ik wil dat hij opkijkt, zijn standpunt uiteenzet, er met me over praat. Maar dat doet hij allemaal niet. Hij doet alsof hij me niet eens hoort. Mijn hele lijf staat strak van de frustratie. Ik heb zin om zijn glas van het dak te gooien. 261 ‘Goed,’ zeg ik uiteindelijk, ‘dan praten we er niet over. Laten we gewoon doen alsof alles dikke mik is en we het met elkaar eens zijn, ook al is dat niet zo...’ Ik wend me af en snak naar adem. Daar staat Jon bij de schuifdeuren. Hij heeft een zwarte spijkerbroek en een wit T-shirt aan en een zonnebril op, zodat ik zijn gezichtsuitdrukking niet kan zien. ‘Hallo!’ Hij loopt het terras op. ‘Gianna heeft me binnengelaten. Ik kom toch niet ongelegen?’ ‘Nee!’ Ik draai me snel om, zodat hij mijn gezicht niet kan zien. ‘Natuurlijk niet. Het is prima. Alles is prima.’ Van alle mensen die kunnen komen opdagen... Dit maakt mijn dag helemaal áf. Nou, ik keur hem geen blik waardig. Hij is lucht voor me. ‘Lexi is een beetje van streek,’ zegt Eric op zo’n toon van mannen onder elkaar tegen Jon. ‘Een paar mensen bij haar op het werk raken hun baan kwijt.’ ‘Niet maar een paar!’ ga ik ertegenin. ‘Een hele afdeling! En ik heb
niets gedaan om die mensen te redden. Ik word geacht hun baas te zijn en ik heb het verknald.’ Er biggelt een traan over mijn wang en ik veeg hem ruw weg. ‘Jon,’ zegt Eric, die niet eens naar me luistert, ‘ik zal iets te drinken voor je halen. Ik heb de tekeningen van Bayswater hier liggen, we hebben veel te bespreken...’ Hij staat op en loopt de woonkamer in. ‘Gianna! Gianna, waar zit je?’ ‘Lexi,’ zegt Jon zacht en gespannen terwijl hij over het terras naar me toe loopt. Daar gaat hij weer. Ongelooflijk. ‘Laat me met rúst!’ val ik hem aan. ‘Heb je het nu nog niet door? Ik heb geen interesse! Jij bent gewoon... een versierder met gladde praatjes. En zelfs al had ik interesse, dan is dit nog niet het moment, oké? Mijn hele afdeling is net met de grond gelijk gemaakt, dus tenzij je daar een oplossing voor hebt, kun je opzouten!’ Het is stil. Ik verwacht dat Jon zal terugslaan met een goedkoop versierpraatje, maar hij zet alleen zijn zonnebril af en wrijft verbouwereerd over zijn voorhoofd. ‘Ik begrijp het niet,’ zegt hij dan. ‘Wat is er met je plan gebeurd?’ 262 ‘Plan?’ zeg ik bits. ‘Wat voor plan?’ ‘Je grote vloerbedekkingdeal.’
‘Wat voor vloerbedekkingdeal?’ Jon spert zijn ogen open en kijkt me even aan alsof ik hem in de maling neem. ‘Dit kun je niet menen. Weet je het écht niet meer?’ ‘Wát?’ roep ik radeloos uit. ‘Waar heb je het in vredesnaam over?’ ‘Godallemachtig,’ verzucht Jon. ‘Goed, Lexi, luister even. Je had in het geheim een gigaverkoop van vloerbedekking bekokstoofd. Je zei dat het een omwenteling zou zijn, dat het scheppen geld zou opleveren, dat het een ommekeer voor de hele afdeling zou betekenen...’ Eric duikt op met een gin-tonic en Jon stapt naadloos op iets anders over. ‘Zo, dus je geniet wel van het uitzicht?’ Gigaverkoop? Ik kijk met bonzend hart hoe Eric Jon zijn glas aanreikt en een stoel onder de enorme luifel trekt. Niet naar hem luisteren, zegt een stemmetje in mijn hoofd. Hij verzint het maar. Hij wil je paaien, het hoort er allemaal bij... Maar als dat nu eens niet zo is? ‘Eric, schat, sorry van daarnet,’ zeg ik bijna té gladjes. ‘Het is gewoon een zware dag geweest. Zou je een glaasje wijn voor me kunnen halen?’ Ik kijk niet eens naar Jon. ‘Geen punt, lieverd.’ Eric loopt weer naar binnen en ik draai me bliksemsnel naar Jon om.
‘Waar had je het over?’ zeg ik zacht. ‘Zeg op, en snel. En o wee, als je me erin hebt laten tuinen.’ Ik kijk hem aan en voel een steek van vernedering. Ik heb geen idee of ik hem kan vertrouwen of niet, maar hier moet ik meer van weten, want al is de kans dat hij de waarheid spreekt ook maar één procent... ‘Nee, ik laat je er niet in tuinen. Als ik eerder had beseft dat je het niet meer wist...’ Jon schudt ongelovig zijn hoofd. ‘Je hebt er weken aan gewerkt. Je liep steeds met zo’n grote, blauwe map rond. Je vond het zo spannend dat je er ’s nachts wakker van lag...’ ‘Maar wat wás het dan?’ 263 ‘Ik weet het niet precies. Je was te bijgelovig om het me te vertellen. Je was bang dat je plan dan tot mislukken gedoemd zou zijn.’ Zijn mondhoeken trekken even, alsof hij een binnenpretje heeft. ‘Maar ik weet wel dat je retrodessins uit een oud stalenboek wilde gebruiken. En ik weet dat je een grootse opzet had.’ ‘Maar waarom weet ik het zélf dan niet? Waarom weet verder niemand er iets van?’ ‘Je wilde het tot het laatste moment stilhouden. Je zei dat je niemand op kantoor vertrouwde en dat het veiliger was om...’ – hij verheft zijn stem – ‘...Ha, Eric. Alles goed?’ Het voelt alsof ik een klap in mijn gezicht heb gekregen. Hij mag het
hier niet bij laten. ‘Kijk eens, Lexi,’ zegt Eric monter, en hij geeft me een glas wijn. Dan loopt hij naar de tafel, gaat zitten en wenkt Jon. ‘Het laatste nieuws is dat ik weer met die vent van Stadsontwikkeling heb gesproken...’ Ik blijf roerloos staan terwijl zij praten, maar de gedachten razen door mijn hoofd; ik word verscheurd door twijfels. Het zou allemaal gelul kunnen zijn. Misschien ben ik een goedgelovige idioot en had ik geen woord moeten aanhoren. Maar hoe kon hij van dat oude stalenboek weten? Stel dat het waar is? Er trekt een diepe, pijnlijke stuiptrekking van hoop door mijn borstkas. Als er nog een kans is, hoe piepklein ook... ‘Gaat het wel, Lexi?’ Eric kijkt me bevreemd aan en het dringt tot me door dat ik stokstijf midden op het terras sta, met mijn handen om mijn wangen geklemd. ‘Ja, hoor.’ Op de een of andere manier weet ik me te vermannen. Ik ga aan de andere kant van het terras in een gegalvaniseerd stalen schommelstoel zitten. Ik voel de zon op mijn gezicht en ben me amper bewust van de verkeersgeluiden beneden. Jon en Eric zitten over de tafel gebogen een ontwerptekening te bekijken. ‘Misschien moeten we helemaal opnieuw beginnen met de parkeerfaciliteiten.’ Jon maakt een schets op de blauwdruk. ‘Het is het eind van de wereld niet.’ ‘Oké,’ zegt Eric met een diepe zucht. ‘Als jij denkt dat het kan, Jon, vertrouw ik op je.’
264 Ik neem een grote slok wijn en pak mijn mobieltje. Ga ik dit echt doen? Met onhandige vingers zoek ik Jons nummer op en schrijf een sms: Kunnen we een afspraak maken? L Ik toets verzenden in, stop mijn mobieltje meteen weer in mijn tas en tuur strak naar het uitzicht. Even later haalt Jon, die blijft schetsen en totaal niet naar me kijkt, met zijn vrije hand zijn mobiel uit zijn zak. Hij kijkt even naar het scherm en tikt een antwoord in. Eric lijkt er geen erg in te hebben. Ik dwing mezelf tot vijftig te tellen en klap dan achteloos mijn toestel open. Prima. J 265 17 We hebben afgesproken in een eetcafé in Holland Park dat Fabian heet. Het is een klein, knus tentje met terracottakleurige wanden, Toscaanse prenten en planken vol Italiaanse boeken. Ik kom binnen, zie de granieten bar, de espressomachine, de gehavende bank... en krijg het vreemde gevoel dat ik hier vaker ben geweest. Misschien is het gewoon een déjà vu. Misschien is de wens de vader van de gedachte. Jon zit al aan een tafeltje in de hoek met een kop koffie en als hij opkijkt, voel ik dat ik op mijn hoede ben. Tegen beter weten in en na
al mijn tegenwerpingen ben ik hier toch gekomen, naar deze clandestiene afspraak. Precies wat hij de hele tijd al wilde. Het voelt alsof ik in een soort val loop, maar ik weet niet wat die val is. Nou ja. Ik ben hier om zakelijke redenen. Zolang ik dat maar niet vergeet, kan me niets gebeuren. ‘Hallo.’ Ik ga bij hem aan tafel zitten en leg mijn koffertje op een vrije stoel. ‘Zo, we hebben het allebei druk, dus vertel me maar eens over die deal.’ Jon kijkt me aan alsof hij iets probeert uit te knobbelen. Ik probeer niet op zijn gezichtsuitdrukking te letten. ‘Kun je me er meer over vertellen?’ vervolg ik. ‘Ik neem maar een cappuccino, geloof ik.’ ‘Lexi, wat ís dit? En wat is er in jezusnaam op het feest gebeurd?’ ‘Ik... ik weet niet waar je het over hebt.’ Ik pak de menukaart en doe alsof ik erin kijk. ‘Of zal ik toch een latte nemen?’ ‘Kom op.’ Jon trekt de kaart naar beneden zodat hij mijn gezicht kan zien. ‘Je kunt je niet verstoppen. Wat is er gebeurd?’ 266 Hij denkt dat het grappig is. Ik hoor het aan zijn stem. In een vlaag van gekwetste trots smijt ik de kaart op tafel. ‘Als je het dan per se wilt weten,’ zeg ik met op elkaar geklemde kaken, ‘ik heb Rosalie op het feest gesproken, en die heeft me over jouw... neigingen verteld. Ik wist dat het allemaal flauwekul was. En ik laat me liever geen flauwekul verkopen, dank je feestelijk.’
‘Lexi...’ ‘Hou je nou maar niet van den domme, oké? Ik weet dat je het ook bij Margo en Rosalie hebt geprobeerd.’ Er is een verbitterde ondertoon in mijn stem geslopen. ‘Je bent gewoon een gladjakker die getrouwde vrouwen vertelt wat ze willen horen. Wat jij dénkt dat ze willen horen.’ Jon vertrekt geen spier. ‘Ik heb het inderdaad bij Rosalie en Margo geprobeerd, en misschien ben ik...’ – hij aarzelt – ‘...een tikje te ver gegaan, maar we hadden het zo afgesproken. Dat was onze dekmantel.’ Ja, ik had kunnen verwachten dat hij dat zou zeggen. Ik kijk hem vol machteloze woede aan. Hij kan zeggen wat hij wil, en ik kan er op geen enkele manier achter komen of hij de waarheid spreekt of niet. ‘Je moet het begrijpen.’ Hij leunt over het tafelblad. ‘Het was allemaal nep. We hadden een verhaal in elkaar gezet om iedereen een rad voor ogen te draaien, zodat áls we ooit samen werden gezien, dat de verklaring kon zijn. Rosalie trapte erin, precies zoals we hadden gehoopt.’ ‘Je wílde voor een versierder doorgaan?’ Ik rol ongelovig met mijn ogen. ‘Natuurlijk niet!’ zegt hij met oplaaiend vuur in zijn stem. ‘Maar we zijn een paar keer door het oog van de naald gekropen. Vooral Rosalie is pienter. Ze had het in de gaten gekregen.’ ‘Dus flirtte jij maar met haar.’ Ik kan mijn sarcasme niet bedwingen.
‘Leuk. Heel stijlvol.’ Jon kijkt me strak aan. ‘Wat je zegt. Het was niet allemaal even prettig. Het is geen ideale situatie en we hebben fouten gemaakt...’ – hij reikt naar mijn hand – ‘...maar je moet me vertrouwen, Lexi. Alsjeblieft? Je moet me de kans geven alles uit te leggen...’ 267 ‘Hou op!’ Ik trek mijn handen weg. ‘Hou... óp! Daarvoor zijn we trouwens niet hier gekomen, het doet er niet toe. Laten we niet afdwalen.’ Er komt een serveerster naar ons toe en ik kijk op. ‘Een cappuccino, graag.’ Zodra ze weg is, vervolg ik zakelijk: ‘Goed, die deal. Die bestaat niet. Ik heb overal gezocht. Ik ben naar kantoor gegaan en ik heb in alle hoekjes en gaatjes gezocht, in alle computerbestanden. Ik heb thuis gezocht, ook niets. Het enige wat ik heb gevonden, is dit.’ Ik haal het stuk papier met de krabbels in code uit mijn koffertje. ‘Dit zat in een lege la van mijn bureau.’ Ik hoop half en half dat Jons ogen zullen oplichten en dat hij ‘Ha! De sleutel!’ zal zeggen, alsof we in De Da Vinci Code zitten, maar hij werpt een blik op het papier en haalt zijn schouders op. ‘Het is jouw handschrift.’ ‘Dat weet ik ook wel,’ zeg ik, met moeite mijn geduld bewarend, ‘maar ik weet niet wat er staat!’ Ik leg het papier gefrustreerd op tafel. ‘Waarom heb ik in godsnaam geen aantekeningen op de computer gemaakt?’
‘Er is iemand op je werk. Byron?’ ‘Ja,’ zeg ik waakzaam, ‘wat is daarmee?’ ‘Je vertrouwde hem niet. Je dacht dat hij eigenlijk wílde dat de afdeling zou worden opgeheven. Je was bang dat hij het allemaal voor je zou verknallen. Daarom zou je de hele deal pas aan de raad van bestuur laten zien als alles rond was.’ De deur van het eetcafé zwaait open en ik spring geschrokken op, bang dat het Eric is. Ik heb al een smoes op het puntje van mijn tong liggen: Ik was aan het shoppen en raad eens wie ik tegenkwam? Jon! Wat een toeval! Maar natuurlijk is het Eric niet, het is een groepje Franssprekende tieners. ‘Dus je weet verder niets.’ Door mijn schuldgevoel klink ik agressief, bijna beschuldigend. ‘Je kunt me niet helpen.’ ‘Dat heb ik niet gezegd,’ zegt Jon bedaard. ‘Ik heb erover nagedacht en toen herinnerde ik me toch nog iets. Je contactpersoon was Jeremy Northam, of Northwick, zo’n soort naam.’ ‘Jeremy Northpool?’ schiet me te binnen. Ik herinner me dat Clare me een Post-it toestopte met zijn naam erop. Samen met nog eens vijfendertig Post-its. 268 ‘Ja,’ zegt Jon knikkend. ‘Dat zou het geweest kunnen zijn. Northpool.’
‘Ik geloof dat hij heeft gebeld toen ik in het ziekenhuis lag. Meer dan eens.’ ‘Nou,’ zegt Jon, en hij trekt zijn wenkbrauwen op, ‘misschien moet je hem dan maar eens terugbellen.’ ‘Maar dat kan niet.’ Ik sla wanhopig met mijn vlakke handen op het tafelblad. ‘Ik kan niet zeggen: “ Hallo, met Lexi Smart, hebben we een deal, o, en trouwens, wat doe jij eigenlijk?” Ik weet er te weinig van. Waar zijn alle gegevens?’ ‘Ze moeten er zijn.’ Jon roert in zijn cappuccino. ‘Die map moet ergens liggen. Je hebt er iets mee gedaan. Hem ergens verstopt, of veilig opgeborgen...’ ‘Maar wáár dan?’ De serveerster komt mijn cappuccino brengen. Ik pak het koekje en begin het afwezig uit te pakken. Waar zou ik een dossiermap neerleggen? Waar zou ik hem kunnen verstoppen? Wat was mijn gedachtegang? ‘Ik herinner me nog iets.’ Jon drinkt zijn kop leeg en gebaart naar de serveerster dat hij nog een cappuccino wil. ‘Je bent naar Kent gegaan. Naar het huis van je moeder.’ ‘Echt waar?’ Ik kijk op. ‘Wanneer?’ ‘Vlak voor het ongeluk. Misschien heb je de map meegenomen.’ ‘Naar het huis van mijn moeder?’ zeg ik sceptisch.
‘Het is het proberen waard,’ zegt hij schokschouderend. ‘Bel haar op en vraag het haar.’ Ik zit mistroostig in mijn cappuccino te roeren en Jon krijgt zijn tweede kop. Ik heb geen zin om mam te bellen. Mam bellen is schadelijk voor mijn gezondheid. ‘Kom op, Lexi, je kunt het wel.’ Jons mondhoeken trekken als hij mijn gezicht ziet. ‘Wat ben je nou, een vrouw of een veldmuis?’ Ik kijk verbluft op. Even vraag ik me af of ik het wel goed heb gehoord. ‘Dat zegt Fi altijd,’ zeg ik dan. 269 ‘Weet ik. Je hebt me over Fi verteld.’ ‘Wat heb ik dan over haar verteld?’ vraag ik argwanend. Jon neemt een slokje cappuccino. ‘Je hebt me verteld dat jullie elkaar bij juf Brady in de klas hebben leren kennen. Je hebt je eerste en laatste sigaret met haar gerookt. Jullie zijn drie keer samen op Ibiza geweest. Jullie verbroken vriendschap was heel traumatisch voor je.’ Hij knikt naar mijn mobieltje, dat uit mijn tas piept. ‘Daarom zou je moeten bellen.’ Dit is ontzettend beangstigend. Wat weet hij nog meer? Terwijl ik hem waakzaam aankijk, pak ik het toestel uit mijn tas en toets mams nummer in. ‘Lexi, ik kan niet toveren,’ zegt Jon, die steeds meer moeite lijkt te
moeten doen om zijn lachen in te houden. ‘We hadden een relatie. We praatten met elkaar.’ ‘Hallo?’ rukt mams stem me los van Jon. ‘O, mam! Met mij, Lexi. Hé, heb ik kortgeleden wat paperassen bij je achtergelaten? Of een soort... map?’ ‘Die grote blauwe?’ Ik word overspoeld door ongeloof. Het is waar. De map bestaat. Dan voel ik opwinding opwellen. En hoop. ‘Ja.’ Ik doe mijn best om kalm te blijven. ‘Heb je hem nog? Ligt hij nog bij jou?’ ‘Hij ligt nog in je kamer, op de plek waar je hem hebt achtergelaten.’ Mam klinkt afwerend. ‘Een van de hoekjes zou een béétje vochtig geworden kunnen zijn...’ Ongelooflijk. Er heeft een hond op gepiest. ‘Maar verder is hij nog goed?’ zeg ik gespannen. ‘Alles is nog leesbaar?’ ‘Natuurlijk!’ ‘Super!’ Ik omklem de telefoon stevig. ‘Nou, pas er goed op, mam. Bewaar hem voor me, dan kom ik hem vandaag halen.’ Ik klap mijn mobieltje dicht en kijk Jon aan. ‘Je had gelijk! Hij ligt daar. Oké, ik moet er meteen naartoe. Ik moet naar Victoria Station, er gaat vast wel binnen het uur een trein...’
‘Lexi, even rustig.’ Jon drinkt zijn kop leeg. ‘Ik wil je wel brengen, als je dat makkelijker vindt?’ 270 ‘Hè?’ ‘Ik heb het niet zo druk vandaag. We moeten wel met jouw auto, trouwens, want ik heb er geen.’ ‘Heb jij geen auto?’ Ik geloof mijn oren niet. ‘Ik zit momenteel tussen twee auto’s in.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik neem de fiets of de taxi. Maar ik weet wel degelijk hoe je een patserige Mercedes-cabrio bestuurt.’ Hij lijkt weer een binnenpretje te hebben. Samen met mij, dringt het opeens tot me door. Met het meisje dat ik was. Ik doe mijn mond open, maar ik ben te verward om iets te zeggen. Het wemelt van de gedachten in mijn hoofd. ‘Oké,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Graag. Dank je.’ We hebben ons verhaal helemaal klaar. Ik wel, tenminste. Als iemand ernaar vraagt, geeft Jon me rijles. Hij kwam toevallig langs toen ik in de auto stapte en hij bood het zomaar aan. Alleen vraagt niemand iets. Het is een zonnige dag, en terwijl Jon achteruit van de parkeerplaats af rijdt, zet hij het dak open. Dan diept hij een zwart elastiekje uit zijn
zak op. ‘Voor in je haar. Er staat een stevige wind.’ Ik neem het elastiekje verbaasd aan. ‘Hoe komt dat in je zak terecht?’ ‘Ik heb ze overal liggen. Ze zijn allemaal van jou.’ Hij rolt met zijn ogen en geeft aan dat hij linksaf wil slaan. ‘Ik weet niet hoe het komt, maar je laat ze overal achter.’ Ik maak snel een paardenstaart in mijn haar, voordat het verwaaid raakt. Jon rijdt de weg op en koerst op het eerste kruispunt af. ‘Het is in Kent,’ zeg ik als we staan te wachten. ‘Je moet Londen uit via de...’ ‘Ik weet het te vinden.’ ‘Weet je waar mijn moeder woont?’ vraag ik lichtelijk ongelovig. ‘Ik ben er geweest.’ Het licht springt op groen en we rijden door. Ik kijk naar de voorname witte huizen die we passeren, maar zie ze nauwelijks. Hij is bij mam op bezoek geweest. Hij weet dingen over Fi. Hij heeft een 271 elastiekje van mij in zijn zak. Hij wist van die blauwe map. Of hij heeft zijn huiswerk echt heel goed gemaakt, óf... ‘Dus... stel dat,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Stel dat we geliefden zijn geweest.’ ‘Stel dat,’ zegt Jon zonder opzij te kijken. ‘Hoe is het precies gegaan? Hoe hebben we...’
‘Zoals ik je al heb verteld, zijn we elkaar bij een openingsfeest tegengekomen. We bleven elkaar overal tegen het lijf lopen. Ik kwam steeds vaker naar jullie huis. Ik kwam vroeg, als Eric nog op zijn werk was. We kletsten, zaten op het terras... Het was onschuldig.’ Hij zwijgt even om zich op een moeilijke invoegmanoeuvre te concentreren. ‘Tot Eric een keer een weekend weg was. En ik langskwam. En daarna... was het niet zo onschuldig meer.’ Ik begin het te geloven. Het is alsof de wereld deint; er wordt een scherm weggeschoven. Kleuren worden feller en scherper omlijnd. ‘En toen?’ vraag ik. ‘We zagen elkaar zo vaak mogelijk.’ ‘Dat snap ik ook wel.’ Ik zoek naar woorden. ‘Ik bedoel... hoe was het? Wat zeiden we, wat deden we? Vertel me gewoon... dingen.’ ‘Je bent me er eentje.’ Jon schudt zijn hoofd en ik zie lachrimpeltjes rond zijn ogen. ‘Dat zei je in bed altijd. “ Vertel me dingen.”’ ‘Ik vind het leuk om verhalen te horen.’ Ik haal afwerend mijn schouders op. ‘Maakt niet uit waarover.’ ‘Weet ik. Goed dan. Verhalen.’ Hij rijdt een tijdje peinzend door en ik zie een glimlach om zijn mond verschijnen. ‘Overal waar we samen zijn geweest, moesten we uiteindelijk sokken voor je kopen. Telkens hetzelfde liedje: je schopte je schoenen uit omdat je op blote voeten langs het strand of in het gras of wat dan ook wilde lopen, en dan kreeg je het koud en moesten we sokken voor je zoeken.’ Hij stopt voor een zebra. ‘Wat nog meer? Je hebt me geleerd patat met mosterd te eten.’
‘Franse mosterd?’ ‘Precies. Toen ik je net kende, vond ik het een gevaarlijke afwijking, maar nu ben ik eraan verslaafd.’ Hij rijdt weg en slaat een vierbaansweg in. De auto maakt meer vaart; Jon is moeilijker te 272 verstaan. ‘Op een weekend regende het. Eric was ergens aan het golfen en wij hebben alle afleveringen van Doctor Who gezien, van voor tot achter.’ Hij kijkt me aan. ‘Moet ik doorgaan?’ Alles wat hij zegt, vindt weerklank. Mijn brein wordt afgestemd. Ik herinner me niets van wat hij vertelt, maar het roept herkenning bij me op. Het voelt naar mij. Dit voelt als mijn leven. ‘Ga door,’ zeg ik met een knikje. ‘Oké. Dus... we pingpongen samen. Het gaat er hard aan toe. Je staat twee punten voor, maar volgens mij sta je op instorten.’ ‘Helemaal niet,’ zeg ik in een reflex. ‘O, jawel.’ ‘Nooit!’ Ik grinnik tegen wil en dank. ‘Je hebt mijn moeder ontmoet. Ze had het meteen door. Ze kent me zo goed dat ik haar niet voor de gek kan houden. Maar dat geeft niet, ze is cool, ze zou het nooit aan iemand vertellen.’ Jon verandert van rijstrook. ‘Jij slaapt altijd aan de linkerkant. We hebben in acht maanden vijf hele nachten samen doorgebracht.’ Hij zwijgt even. ‘Eric heeft zevenhonderdvijfendertig nachten met je gehad.’
Ik weet niet wat ik erop moet zeggen. Jon kijkt strak naar de weg. ‘Zal ik doorgaan?’ zegt hij ten slotte. ‘Ja.’ Ik schraap mijn schorre keel. ‘Ga door.’ T ijdens de rit door Kent vertelt Jon me alles over onze relatie. Ik heb natuurlijk zelf geen enkel verhaal, dus kijken we uiteindelijk zwijgend naar de voorbij glijdende hopvelden en eethuizen. Niet dat ik ze echt zie, overigens. Ik ben in Kent opgegroeid, dus het pittoreske landschap van ‘de tuin van Engeland’ valt me niet eens meer op. In plaats daarvan kijk ik als in trance naar de pijl op het scherm van het navigatiesysteem. Het herinnert me opeens aan mijn gesprek met Duffe Dave, en ik slaak een zucht. ‘Wat is er?’ vraagt Jon. ‘O, niks. Ik blijf me alleen maar afvragen hoe ik gekomen ben waar ik nu ben. Wat heeft me ertoe aangezet carrière te willen maken, mijn gebit te laten verfraaien en dit... andere mens te worden?’ Ik wijs naar mezelf. 273 ‘Nou,’ zegt Jon, die naar een bord tuurt, ‘ik denk dat het is begonnen bij wat er tijdens de uitvaart is gebeurd.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Je weet wel. Dat gedoe met je vader.’ ‘Wat is er met mijn vader?’ vraag ik verbaasd. ‘Ik weet niet waar je
het over hebt.’ Jon remt gierend naast een wei vol koeien en kijkt me aan. ‘Heeft je moeder je niet over de uitvaart verteld?’ ‘Natuurlijk wel!’ zeg ik. ‘Die is gehouden. Pap is... gecremeerd of zo.’ ‘Is dat alles?’ Ik pijnig mijn hersenen, maar verder heeft mam niets over de uitvaart verteld. Toen ik erover begon, schakelde ze snel op iets anders over, schiet me nu te binnen, maar dat is normaal voor mam. Ze wil nooit ergens over praten. Jon schudt ongelovig zijn hoofd en schakelt. ‘Dit is onwezenlijk. Weet je wel íéts van je leven?’ ‘Kennelijk niet,’ zeg ik bedremmeld. ‘Nou, vertel dan, als het zo belangrijk is!’ ‘O, nee,’ De auto komt weer in beweging en Jon schudt zijn hoofd. ‘Dat is mijn taak niet. Laat je moeder je dat maar vertellen.’ Hij slaat af, een grindpad in. ‘We zijn er.’ Hij heeft gelijk. Ik had het niet eens gemerkt. Het huis ziet er nog ongeveer zo uit als ik het me herinner: een huis van rode baksteen van begin vorige eeuw met een serre opzij en mams stokoude Volvo ervoor geparkeerd. Eigenlijk is er niets veranderd sinds we er kwamen wonen, twintig jaar geleden; het is alleen verder afgebrokkeld. Een stuk goot bungelt los aan het dak en de klimop is nog verder langs de muren omhoog geklommen. Onder een schimmelig zeil naast de oprit
ligt een berg stoeptegels die pap er ooit heeft gedumpt. Hij zou ze verkopen en een bedrijf beginnen, geloof ik. Dat is nu... acht jaar geleden? T ien? Door het hek vang ik een glimp op van de tuin, die vroeger heel mooi was, met verhoogde bloembedden en een kruidentuintje. Voordat de honden kwamen. ‘Dus... je beweert dat mam tegen me heeft gelogen?’ 274 Jon schudt zijn hoofd. ‘Ze heeft niet gelogen, ze heeft gecensureerd.’ Hij opent zijn portier. ‘Kom op.’ Het probleem met whippets is dat ze heel klein en tenger lijken, maar enorm worden als ze op hun achterpoten gaan staan. En als je door een stuk of tien van die honden tegelijk wordt besprongen, is het alsof je wordt beroofd. ‘Ophelia! Raphael!’ hoor ik mam net boven het geschraap en gekef uit roepen. ‘Af! Lexi, schat! Je hebt je inderdaad gehaast. Wat ís er toch?’ Ze loopt in een ribfluwelen rok met een blauwgestreepte blouse waarvan de manchetten rafelen en ze heeft een antieke ‘Charles en Diana’-theedoek in haar hand. ‘Hoi mam,’ zeg ik hijgend terwijl ik een hond van me af werp. ‘Dit is Jon. Mijn... vriend. Ik wijs naar Jon, die strak naar een whippet kijkt en zegt: ‘Poten op de vloer. Níét aan de mensen komen.’
‘Goh!’ zegt mam zenuwachtig. ‘Als ik dat had geweten, had ik een lunch in elkaar kunnen draaien. Je verwacht toch niet dat ik op het laatste moment een lunch...’ ‘Mam, je hoeft ons geen lunch voor te zetten. Ik wil alleen die map hebben. Is hij er nog?’ ‘Natuurlijk,’ zegt ze gepikeerd. ‘Hij is nog puntgaaf.’ Ik ren over de krakende trap met de groene loper naar mijn slaapkamer, waar nog steeds hetzelfde Laura Ashley-bloemetjesbehang op de wanden zit. Amy heeft gelijk, het stínkt hier. Ik weet niet of het door de honden komt, of door het vocht, of door de schimmel... maar er moet iets aan gedaan worden. Ik zie de map op een ladekast liggen, pak hem... en deins achteruit. Nu begrijp ik waarom mam zo afwerend deed. Dit is echt ranzig. De hele map stinkt naar hondenpies. Ik trek mijn neus op, steek voorzichtig twee vingers uit en sla de map open. Daar is mijn handschrift. Bladzijden en nog eens bladzijden vol, duidelijk leesbaar. Als een boodschap van mij aan... mij. Ik laat mijn blik over de eerste pagina glijden in een poging zo snel mogelijk te achterhalen waar ik mee bezig was, wat ik in mijn schild voerde, 275 waar het om ging... Ik zie dat ik een soort voorstel had geschreven, maar wát precies? Ik sla met peinzend gefronst voorhoofd een bladzij om, en dan nog een. En dan zie ik de naam. O, mijn god. Het is me op slag duidelijk. Ik zie het hele plaatje voor me. Ik kijk op. Mijn hart bonst van opwinding. Wat een goed idee, ik bedoel, wat een ontzéttend goed idee. Ik zie de mogelijkheden al voor me, dit kan iets gigantisch worden, een omwenteling... De adrenaline giert door mijn
lijf. Ik pak zonder me om de stank te bekommeren de map, hol de kamer uit en spring met twee treden tegelijk de trap af. Jon staat beneden te wachten. ‘Heb je hem?’ ‘Ja!’ Er trekt een glimlach over mijn gezicht. ‘Het is geniaal! Het is een geniaal idee!’ ‘Het is je eigen idee.’ ‘Echt waar?’ Ik probeer mijn trots te bedwingen. ‘Dit is wat we de hele tijd al nodig hadden. Dat hadden we moeten doen. Als dit goed uitpakt, zouden ze wel gek zijn als ze de afdeling Vloermaterialen opdoekten.’ Een hond springt op en hapt naar mijn haar, maar zelfs dat kan mijn stemming niet bederven. Ongelooflijk, dat ík deze deal heb bedacht. Ik, Lexi! Ik popel om iedereen te vertellen... ‘Goed!’ Mam duikt op met een dienblad vol kopjes. ‘Ik kan jullie tenminste een kop koffie en een kaakje aanbieden.’ ‘Heus, mam, dat hoeft niet,’ zeg ik. ‘Ik ben bang dat we meteen weer weg moeten...’ ‘Ik lust wel een kop koffie,’ zegt Jon hoffelijk. Wát zegt hij daar? Met ogen die vuur schieten loop ik met hem mee naar de woonkamer, waar we op een verschoten bank gaan zitten. Jon lijkt zich hier op zijn gemak te voelen. Misschien is hij hier echt kind aan huis. ‘Zo, Lexi had het erover dat ze de stukjes van haar leven aan elkaar wilde passen,’ zegt Jon, en hij vermaalt een hap van zijn kaakje. ‘En ik dacht dat het misschien zou helpen als ze wist wat er op de uitvaart
van haar vader was gebeurd.’ ‘Ja, een ouder verliezen is natuurlijk altijd traumatisch...’ Mam 276 breekt geconcentreerd een kaakje doormidden. ‘Kíjk eens, Ophelia?’ Ze geeft de whippet een helft. ‘Daar heb ik het niet over,’ zegt Jon. ‘Ik heb het over wat er nog meer is gebeurd.’ ‘Nog meer?’ Mam kijkt vaag. ‘Nee, Raphael, stout! Nog koffie, Lexi?’ De honden verdringen zich kwijlend en klauwend om de schaal met kaakjes. Moeten we ze nu nog opeten? ‘Lexi lijkt geen compleet beeld te hebben,’ houdt Jon stug vol. ‘Smoky, je bent niet aan de beurt...’ ‘Hou op met dat gelul tegen die honden!’ schreeuwt Jon zo hard dat ik van de bank spring. Mam lijkt bijna te ontzet om iets te zeggen. Of zich te verroeren. ‘Dít is uw kind.’ Jon wijst naar mij. ‘Niet dat.’ Hij wijst naar een hond en staat bruusk op. Mam en ik kijken allebei gebiologeerd naar hem op terwijl hij met zijn handen in zijn haar naar de schouw loopt, zonder op de honden te letten die om hem heen klitten. ‘Ik geef wél om uw dochter. Ze beseft het misschien niet, maar het is toch zo.’ Hij richt zich rechtstreeks tot mam. ‘Misschien wilt u uw leven in een toestand van ontkenning uitzitten. Misschien helpt het u. Maar Lexi
is er niet mee geholpen.’ ‘Waar heb je het over?’ zeg ik hulpeloos. ‘Mam, wat is er op de uitvaart gebeurd?’ Mams handen fladderen bij haar gezicht alsof ze zichzelf wil beschermen. ‘Het was nogal... onaangenaam.’ ‘Het leven kan onaangenaam zijn,’ zegt Jon bot. ‘Als je er niets van weet, is het nog onaangenamer. En als ú het niet aan Lexi vertelt, doe ik het.’ Hij kijkt naar mij en werkt zijn laatste hap kaakje weg. ‘Want ze heeft het me verteld, hoor.’ ‘Goed dan! Wat er gebeurde, was...’ Mams stem wordt een fluistering. ‘Nou?’ ‘De deurwaarders kwamen!’ Haar wangen worden rood van ellende. ‘Deurwaarders? Maar...’ ‘Zonder enige waarschuwing. Vijf man.’ Ze kijkt in het niets en 277 aait dwangmatig de hond op haar schoot. ‘Ze wilden het huis in beslag nemen. Alle meubels meenemen, alles. Je vader bleek niet helemaal... eerlijk tegen me te zijn geweest. Of tegen wie dan ook.’ ‘Laat haar de tweede dvd maar zien,’ zegt Jon. ‘Maak me niet wijs dat u hem niet kunt vinden.’ Het blijft even stil en dan staat mam zonder ons aan te kijken op, trekt een la open en diept er een onbeschreven, glimmende dvd uit op. Ze stopt hem in de dvd-speler en komt weer op de bank zitten.
‘Schatten.’ Pap komt weer in beeld, in dezelfde kamer als op de andere dvd, in diezelfde fluwelige ochtendjas. Hij kijkt met dezelfde, charmant twinkelende ogen in de camera. ‘Als jullie dit zien, heb ik het loodje gelegd. En er is iets wat jullie moeten weten, maar dit is niet voor... publieke consumptie, zullen we maar zeggen.’ Hij neemt een lange trek van zijn sigaar en trekt een spijtig gezicht. ‘Er is een catastrofe gebeurd op het gebied van de poen. Het was niet mijn bedoeling jullie erin mee te slepen. Jullie meiden zijn slim, jullie vinden wel een oplossing.’ Hij denkt even na. ‘Maar als jullie klem zitten, kun je naar Dickie Hawford gaan, die kan wel wat ophoesten. Proost, schatten.’ Hij heft zijn glas... en het scherm wordt donker. Ik kijk mam aan. ‘Wat bedoelde hij met “ catastrofe”?’ ‘Hij bedoelde dat hij een nieuwe hypotheek had genomen op het hele huis.’ Haar stem beeft. ‘Dat was de eigenlijke boodschap. De dvd kwam een week na de uitvaart per post, maar toen was het al te laat! De deurwaarders waren al geweest! Wat moesten we doen?’ Ze aait de whippet steeds woester, tot hij plotseling keft en zich uit de voeten maakt. ‘Dus... wat hebben we toen gedaan?’ ‘We hadden moeten verkopen. Verhuizen. Amy had van school gemoeten...’ Haar handen fladderen weer bij haar gezicht. ‘Dus was mijn broer zo vriendelijk een handje te helpen. En mijn zus. En... en jij. Je zei dat jij de hypotheek zou aflossen. Voor zover dat binnen je vermogen lag.’ ‘Ik?’ Ik zak duizelig van ontzetting in de bank terug; ik moet het in
het verhaal zien te passen. Ik heb aangeboden paps schulden af te betalen. 278 Dan krijg ik een ingeving. ‘Is het een buitenlandse hypotheek?’ vraag ik. ‘Bij een bank die Uni en nog wat heet?’ ‘Pap deed zijn zaken meestal in het buitenland,’ zegt ze met een knikje. ‘Om de belasting te ontduiken. Ik snap niet waarom hij niet gewoon eerlijk kon zijn...’ ‘Zegt de vrouw die haar dochter in het ongewisse hield!’ zegt Jon verwijtend. ‘Hoe durft u het te zeggen?’ Zijn vertwijfeling slaat onbedoeld op me over. ‘Mam, je wist toch dat ik me er niets van herinnerde? Je hebt me hier nooit iets over verteld. Zie je dan niet in dat het dingen... duidelijker voor me had kunnen maken? Ik had geen idee waar dat geld naartoe ging.’ ‘Het is heel moeilijk geweest!’ Mams ogen flitsen heen en weer. ‘Ik wilde het stilhouden, omwille van Amy...’ ‘Maar...’ Dan krijg ik een nog duisterder ingeving. ‘Mam... ik moet nog iets vragen. Heeft pap ooit in de gevangenis gezeten?’ Mam krimpt in elkaar alsof ik op haar teen ben gaan staan. ‘Heel even, lieverd. Heel lang geleden... Het was een misverstand.
Laten we erover ophouden. Ik zal een pot thee zetten...’ ‘Nee!’ Ik spring gefrustreerd op en ga recht voor haar staan in een poging haar hardnekkig op andere zaken gerichte aandacht te trekken. ‘Mam, luister! Je kunt niet op een wolk blijven zitten en doen alsof er niets is gebeurd. Amy heeft gelijk! Je moet uit die... die tijdlus zien te breken.’ ‘Lexi!’ zegt mam vermanend, maar ik sla er geen acht op. ‘Amy wéét dat pap heeft gezeten. Zo heeft ze het idee gekregen dat het cool is. Geen wonder dat ze zich telkens in de nesten werkt... T jeesus.’ Opeens vallen de stukjes van mijn leven als een Tetrispuzzel in elkaar. ‘Dáárom werd ik opeens een streber. Dáárom had ik nog maar één doel voor ogen. Paps dood heeft alles veranderd.’ ‘Je hebt me verteld wat er is gebeurd,’ zegt Jon. ‘Toen de deurwaarders kwamen, stortte je moeder in.’ Hij werpt een minachtende blik op mam. ‘Jij moest ze tegenhouden, Lexi, jij moest de beslissingen nemen... Jij hebt het allemaal op je genomen.’ ‘Kijk niet naar me alsof het allemaal mijn schuld is!’ roept mam 279 plotseling met schrille, overslaande stem uit. ‘Schuif niet alle schuld op mij! Je weet niets van mijn leven, niets! Jouw vader, die mán...’ Ze breekt haar zin af. De rest blijft in de lucht hangen, en ik hap naar adem als haar blauwe ogen de mijne vinden. Voor het eerst sinds ik me kan herinneren, klinkt mijn moeder... oprecht. Het is doodstil in de kamer. Ik durf bijna niets te zeggen. ‘En pap dan?’ Mijn zachte gefluister lijkt nog te hard. ‘Mam...
vertel.’ Maar het is al te laat. Het moment is al voorbij. Mams ogen ontwijken de mijne. Met een schok zie ik haar alsof het de eerste keer is. Het haar meisjesachtig in een haarband; gerimpelde handen; paps ring nog om haar vinger. Terwijl ik kijk, tast ze al naar een hondenkop en begint er klopjes op te geven. ‘Het is bijna etenstijd, Agnes,’ zegt ze met een te blije, broze stem tegen de hond. ‘We zullen eens kijken wat we voor je hebben...’ ‘Mam, alsjeblieft.’ Ik kijk haar aan. ‘Je kunt nu niet ophouden. Wat wilde je zeggen?’ Ik weet niet precies waar ik op hoop, maar als ze opkijkt, zie ik dat ik het niet krijg. Haar gezicht is weer ondoorgrondelijk, alsof er niets is gebeurd. ‘Ik wilde alleen maar zeggen...’ – ze krijgt haar oude martelaarshouding weer terug – ‘...voordat je mij de schuld van alles in je leven geeft, Lexi, dat die vent ook een hoop te verantwoorden heeft. Dat vriendje van jou dat ook bij de uitvaart was. Dave? David? Je zou hém de schuld moeten geven.’ ‘Duffe Dave?’ Ik kijk haar onthutst aan. ‘Maar... Duffe Dave was er niet bij. Hij heeft me verteld dat hij had aangeboden mee te gaan, maar dat ik hem er niet bij wilde hebben. Hij zei...’ Ik zie Jon hoofdschuddend de blik hemelwaarts wenden en laat het erbij. ‘Wat heeft hij je nog meer verteld?’ ‘Hij zei dat we het die ochtend hadden uitgemaakt, dat het heel mooi
was, dat hij me een rode roos had gegeven...’ O, god. Wat bezielde me om ook maar de hélft van zijn verhaal te geloven? ‘Neem me niet kwalijk.’ Ik loop naar de oprit, kolkend van machteloze woede jegens 280 mam, pap en mezelf omdat ik zo goedgelovig ben geweest. Ik trek mijn mobieltje en bel Duffe Dave op zijn werk. ‘Auto Repair Workshop,’ zegt zijn zakelijke stem. ‘Dave Lewis, tot uw dienst.’ ‘Duffe Dave, met mij,’ zeg ik met staalharde stem. ‘Lexi. Je moet me nog eens vertellen waarom het uit is tussen ons, en nu wil ik de waarheid horen.’ ‘Snoes, ik heb je de waarheid verteld,’ zegt hij met het summum van zelfvertrouwen. ‘Je zult me op mijn woord moeten geloven.’ Ik kan hem wel áftuigen. ‘Hoor eens, eikel,’ zeg ik lijzig van woede, ‘ik zit nu bij de neuroloog, oké? Hij zegt dat iemand me verkeerde informatie heeft gegeven en dat dat mijn neurale geheugenpaden in de war maakt. Als het niet wordt rechtgezet, hou ik blijvend hersenletsel.’ ‘T jeesus,’ zegt hij ontdaan. ‘Moet het nu meteen?’ Hij is echt nog stommer dan mams honden. ‘Ja. De neuroloog zit nu bij me en probeert mijn geheugencircuits te repareren, dus misschien wil je het nu eens met de waarheid proberen?
Of zal ik je de neuroloog even geven?’ ‘Nee! Al goed!’ Zo te horen weet hij zich geen raad. Ik zie hem voor me, steeds harder hijgend en met zijn vinger in zijn boordje. ‘Misschien is het niet precies zo gegaan als ik heb verteld. Ik wilde je beschermen.’ ‘Waartegen? Ben je bij de uitvaart geweest?’ ‘Ja, ik was er ook,’ zegt hij na een korte stilte. ‘Ik ging met hapjes rond. Maakte me nuttig. Bood jou steun.’ ‘En toen?’ ‘Toen heb ik...’ Hij schraapt zijn keel. ‘Nou?’ ‘Een van de serveersters genaaid. Het kwam door de emotionele stress!’ voert hij als verzachtende omstandigheid aan. ‘In zulke situaties doen we allemaal de gekste dingen. Ik dacht dat ik de deur op slot had gedaan...’ ‘Heb ik je betrapt?’ zeg ik ongelovig. ‘Ja. Niet dat we bloot waren of zo, hoewel, natuurlijk wel een beetje...’ 281 ‘Hou op!’ Ik hou mijn mobieltje zo ver mogelijk van me af. Ik moet dit allemaal even laten bezinken. Ik knerp hijgend over het grind, ga op de tuinmuur zitten, kijk naar de schapen in het weiland aan de
overkant en reageer niet op het ‘Lexi! Lexi!’ uit de telefoon. Ik heb Duffe Dave op overspel betrapt. Ja, natuurlijk. Ik ben niet eens zó verbaasd. Ik breng mijn mobieltje weer naar mijn oor. ‘Hoe reageerde ik? En zeg nou niet dat ik je een roos gaf en dat het heel mooi was.’ ‘Nou...’ verzucht Duffe Dave, ‘eerlijk gezegd ging je door het lint. Je begon over je leven te krijsen. Je hele leven moest anders, het was allemaal waardeloos, je had de pest aan mij, aan alles... Echt, Lexi, het was extreem. Ik probeerde je tot bedaren te brengen met een broodje garnalen, maar je hoefde het niet. Je stormde naar buiten.’ ‘En toen?’ ‘Toen heb ik je niet meer gezien. De volgende keer dat ik je zag, was je met een heel ander uiterlijk op tv.’ ‘Aha.’ Ik kijk naar twee vogels die door de lucht cirkelen. ‘Dat had je me ook meteen kunnen vertellen, hoor.’ ‘Ja. Het spijt me.’ ‘Vast wel.’ ‘Nee, echt.’ Ik heb hem nog nooit zo oprecht gehoord. ‘En het spijt me dat ik die meid heb gepakt. En het spijt me dat ze je zo noemde, dat was nergens voor nodig.’ Ik recht plotseling waakzaam mijn rug. ‘Hoe noemde ze me dan?’
‘O. Je weet het niet meer,’ zegt hij snel. ‘Eh... niks. Ik weet het ook niet meer.’ ‘Nou?’ Ik sta op en druk de telefoon tegen mijn oor. ‘Zeg op, Duffe Dave!’ ‘Ik moet ophangen. Succes met de neuroloog.’ Hij verbreekt de verbinding. Ik bel hem meteen weer, maar hij is zogenaamd in gesprek. De rotzak. Ik ga weer naar binnen. Jon zit op de bank een oude Whippet- wereld te lezen. ‘Hoi!’ Zijn gezicht licht op. ‘Hoe ging het?’ 282 ‘Hoe noemde die serveerster op de uitvaart me?’ Jons blik krijgt op slag iets ontwijkends. ‘Waar heb je het over? Hé, heb jij de Whippetwereld wel eens gelezen?’ Hij houdt het tijdschrift omhoog. ‘Want het is een verrassend goed...’ ‘Je weet best waar ik het over heb.’ Ik schuif naast hem, pak zijn kin en draai zijn gezicht naar me toe. ‘Ik weet zeker dat ik het je heb verteld. Zeg op.’ Jon zucht. ‘Lexi, het is maar een bijkomstigheidje. Waarom is het zo belangrijk voor je?’ ‘Omdat... om toch. Hoor eens, Jon, je kunt mijn moeder niet de les lezen over ontkenning en vervolgens iets voor me verzwijgen wat in míjn leven is gebeurd. Ik heb er recht op het te weten. Zeg waar die
serveerster me voor uitmaakte. Nu.’ Ik kijk hem dreigend aan. ‘Goed dan.’ Jon steekt zijn handen op alsof hij zich overgeeft. ‘Als je het per se wilt weten, ze noemde je... Dracula.’ Dracula? Tegen beter weten in, en ondanks het feit dat ik wéét dat mijn tanden niet meer scheef staan, voel ik dat ik rood word van ontzetting. ‘Lexi...’ Jon trekt een grimas. ‘Nee.’ Ik schud zijn hand af. ‘Niets aan de hand.’ Met een nog steeds gloeiend gezicht sta ik op en loop naar het raam. Ik probeer het me voor te stellen; ik probeer weer in mijn eigen afgetrapte, platte Lexi-schoenen te gaan staan. Het is 2004. Ik heb geen bonus gekregen. Het is de uitvaart van mijn vader. De deurwaarders zijn net gekomen om ons failliet te verklaren. Ik betrap mijn vriendje terwijl hij een wip maakt met een serveerster... en ze werpt één blik op me en noemt me Dracula. Oké. Het begint allemaal verklaarbaar te worden. 283 18 Op de terugweg zeg ik heel lang niets. Ik hou de blauwe map op mijn schoot stevig vast, alsof hij weg zou kunnen lopen. Achter het raam zoeven de akkers voorbij. Jon kijkt af en toe naar me, maar houdt ook zijn mond.
Ik laat de gedachten door mijn hoofd malen en probeer alles wat ik net aan de weet ben gekomen te verwerken. Het voelt alsof ik in een halfuur ben afgestudeerd in Lexi Smart. ‘Ik kan nog steeds niet geloven dat mijn vader ons zo berooid heeft achtergelaten,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Zonder enige waarschuwing.’ ‘Nee?’ zegt Jon vrijblijvend. Ik schop mijn schoenen uit, zet mijn voeten op de stoel, leg mijn kin op mijn knieën en kijk naar de weg. ‘Iedereen was dol op mijn vader, weet je. Hij was zo knap, en grappig, en sprankelend, en hij hield van ons. Ook al heeft hij er een paar keer een zootje van gemaakt... hij hield echt van ons. Hij noemde ons zijn drie meiden.’ ‘Zijn drie meiden.’ Jons stem is droger dan ooit. ‘Een hondenneuroot in de ontkenningsfase, een jeugdcrimineel en een verknipte vrouw met geheugenverlies. En allemaal tot over hun oren in de schulden. Goed werk, Michael. Leuk gedaan.’ Ik werp hem een blik toe. ‘Je hebt geen hoge dunk van mijn vader, hè?’ ‘Ik denk dat hij lol maakte en jullie met de brokken liet zitten,’ zegt Jon. ‘Volgens mij was het een egoïstische zak, maar hé, ik heb hem nooit gezien.’ Hij wisselt plotseling van rijstrook. Zijn handen knijpen in het stuur, zie ik nu. Het is bijna alsof hij kwaad is. ‘Ik snap in elk geval iets meer van mezelf.’ Ik bijt op de nagel van 284
mijn duim. ‘Heb ik het er ooit met jou over gehad? Over de uitvaart?’ ‘Een paar keer.’ Jon glimlacht fijntjes naar me. ‘O, op zo’n manier.’ Ik bloos. ‘Ik kon er niet over ophouden. Je zult je wel dood hebben verveeld.’ ‘Doe niet zo gek.’ Hij haalt zijn hand van het stuur en geeft een kneepje in de mijne. ‘Op een dag, heel in het begin, toen we nog gewoon vrienden waren, kwam het er allemaal uit. Het hele verhaal. Hoe het je leven had veranderd. Dat jij de familieschuld op je had genomen, meteen de volgende dag een afspraak bij een cosmetische tandarts maakte, op een crashdieet ging en besloot alles aan jezelf te veranderen. Toen deed je aan dat tv-programma mee en werd het allemaal nog extremer. Je vloog de carrièreladder op en leerde Eric kennen, en hij leek de oplossing voor alles te zijn. Hij was degelijk, rijk en stabiel. De tegenpool van...’ Hij breekt zijn zin af. ‘Mijn vader,’ vul ik aan. ‘Ik ben geen psycholoog, maar zo zie ik het.’ Er valt een stilte. Ik kijk naar een vliegtuigje dat steeds hoger de lucht in klimt en een dubbel wit spoor in het blauw trekt. ‘Weet je, toen ik bijkwam dacht ik dat ik in een droomleven was beland,’ zeg ik peinzend. ‘Ik dacht dat ik Assepoester was. Ik had het nog béter getroffen dan Assepoester. Ik dacht dat ik de gelukkigste vrouw van de wereld was...’ Jon schudt zijn hoofd en ik zwijg. ‘Je hele leven stond onder druk. Je was te snel opgeklommen, je kon het niet aan, je maakte fouten...’ Hij aarzelt. ‘Je vervreemdde je
vriendinnen van je. Dat vond je het ergste.’ ‘Maar ik snáp het niet,’ zeg ik hulpeloos. ‘Ik begrijp niet waarom ik zo’n bitch werd.’ ‘Je deed het niet opzettelijk. Lexi, wees niet zo streng voor jezelf. Je werd opeens op de stoel van de baas gezet. Je moest een grote afdeling runnen, je wilde indruk op de directie maken, niet beschuldigd worden van voortrekkerij... en je stuntelde. Je pakte een paar dingen verkeerd aan. Je voelde je in het nauw gedreven. Je deed je hard voor. Dat was een deel van je succes.’ 285 ‘De Cobra,’ zeg ik met een grimas. Ik kan nog steeds niet geloven dat ik naar een slang ben genoemd. ‘De Cobra.’ Hij knikt en ik zie weer een glimlach om zijn mondhoeken trekken. ‘Weet je, dat was het idee van de tvproducenten. Dat kwam niet van jou, maar het was goed bedacht. Je kunt een echte cobra zijn als het op zakendoen aankomt.’ ‘Niet waar!’ Ik kijk hem vol afschuw aan. ‘Op een goede manier.’ Hij grinnikt. Een goede manier? Hoe kun je nou op een goede manier een slang zijn? We rijden een tijdje zwijgend door. Links en rechts spreiden de goudkleurige akkers zich tot in de verte uit. Uiteindelijk zet Jon de radio aan. T he Eagles zingen ‘Hotel California’ terwijl wij over de weg
zoeven. De zon ketst af op de voorruit. Opeens voelt het alsof we in een ander land zouden kunnen zijn. In een ander leven. ‘Je hebt een keer tegen me gezegd dat als je terug in de tijd zou kunnen gaan en alles anders zou kunnen doen, je dat meteen zou doen,’ zegt Jon met een zachtere stem. ‘Je zou alles anders aanpakken. Jezelf, je werk, Eric... alles ziet er anders uit als de glans eraf is.’ Bij het horen van Erics naam voel ik een steek. Jon praat alsof we het over het verleden hebben, maar dit is het nu. Ik ben getrouwd. En wat hij insinueert, bevalt me ook niet. ‘Hé, ik ben geen oppervlakkige fortuinjager, oké?’ zeg ik driftig. ‘Ik moet van Eric gehouden hebben. Ik zou nooit alleen vanwege de glans met een vent trouwen.’ ‘Nee, in het begin dacht je dat Eric de ware was,’ beaamt Jon. ‘Hij is charmant, hij voldoet aan alle eisen... eigenlijk is hij net zo’n intelligent systeem uit onze lofts. Zet hem maar op stand “ echtgenoot” en daar gaat hij.’ ‘Hou op.’ ‘Hij is heel geavanceerd. Hij heeft een groot aantal stemmingen, hij heeft tiptoetsen...’ ‘Hou óp.’ Ik probeer mijn lachen in te houden. Ik leun naar voren en zet de radio harder, alsof ik Jon zo buiten kan sluiten. Even later weet ik wat ik wil zeggen en zet ik het geluid weer zachter.
‘Oké, luister. Misschien hadden we een verhouding. Ooit. Maar 286 dat wil niet zeggen... Misschien wil ik nu wél iets van mijn huwelijk maken.’ ‘Dat lukt je niet,’ zegt Jon prompt. ‘Eric houdt niet van je.’ Waarom moet hij zo’n ellendige betweter zijn? ‘Wel waar.’ Ik sla mijn armen over elkaar. ‘Hij heeft het zelf gezegd. Het was zelfs best romantisch, als je het wilt weten.’ ‘O ja?’ Jon lijkt totaal niet onder de indruk te zijn. ‘Wat zei hij dan?’ ‘Hij zei dat hij verliefd was geworden op mijn mooie mond, mijn lange benen en de manier waarop ik met mijn koffertje zwaai.’ Ik bloos verlegen. Ik weet nog steeds dat Eric dat zei, ik heb het zelfs ter plekke uit mijn hoofd geleerd. ‘Wat een gelul.’ Jon kijkt me niet eens aan. ‘Het is geen gelul!’ zeg ik verbolgen. ‘Het is romantisch!’ ‘O ja? Dus als je niet met je koffertje zwaaide, was hij niet verliefd op je geworden?’ Hij heeft me tuk. ‘Eh, ik weet het niet. Daar gaat het niet om.’ ‘Hoe kan het ergens anders om gaan? Dat is precies waar het om gaat. Zou hij ook van je houden als je korte benen had?’ ‘Weet ik veel!’ zeg ik kwaad. ‘Hou op! Het was een mooi, ontroerend moment.’
‘Het was gelul.’ ‘Oké.’ Ik steek mijn kin naar voren. ‘Waarom hou jíj dan van me?’ ‘Ik weet het niet. Je wezen. Ik kan er geen líjst van opstellen,’ zegt hij bijna honend. Het blijft lang stil. Ik kijk strak voor me, met mijn armen nog steeds over elkaar geslagen. Jon richt zijn aandacht op de weg, alsof hij het gesprek alweer vergeten is. We komen in de buurt van Londen en het wordt drukker op de weg. ‘Goed dan,’ zegt Jon uiteindelijk als we in de file staan. ‘Ik hou van je omdat je piept in je slaap.’ ‘Piep ik in mijn slaap?’ zeg ik ongelovig. ‘Als een eekhoorntje.’ ‘Ik was toch een cobra?’ zeg ik gevat. ‘Je moet kiezen.’ ‘Overdag een cobra,’ zegt hij knikkend, ‘maar ’s nachts een eekhoorntje.’ 287 Ik probeer mijn gezicht in de plooi te houden, maar mijn mondhoeken worden omhooggetrokken. We kruipen een stukje naar voren. Mijn mobieltje piept dat ik een sms heb en ik pak het uit mijn tas. ‘Van Eric,’ zeg ik als ik het bericht heb gelezen. ‘Hij is veilig in Manchester aangekomen. Hij gaat een paar dagen op zoek naar
nieuwe locaties.’ ‘Hm. Ik weet het.’ Jon neemt een rotonde. We zijn nu aan de rand van de stad. De lucht lijkt grijzer en opeens voel ik een regendruppel op mijn wang. Ik huiver en Jon doet het dak van de Mercedes dicht. Hij manoeuvreert met een strak gezicht van de ene rijstrook naar de andere. ‘Weet je, Eric had de schulden van je vader zó kunnen aflossen,’ zegt hij dan plotseling op effen toon. ‘Maar hij laat het je zelf opknappen. Hij heeft er zelfs nooit met een woord over gerept.’ Ik heb er niet van terug. Ik weet niet wat ik erop moet zeggen; ik weet niet wat ik ervan moet denken. ‘Het is zijn geld,’ zeg ik ten slotte. ‘Waarom zou hij? En trouwens, ik kan het zelf wel.’ ‘Ik weet het. Ik heb het je aangeboden, maar je wilde geen cent aannemen. Je kunt heel koppig zijn.’ Hij komt bij een groot kruispunt, stopt achter een bus en kijkt me aan. ‘Ik weet niet wat je verder van plan bent?’ ‘Nu?’ ‘De rest van de dag.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Eric is weg.’ Diep in mijn binnenste wordt er iets wakker. Een lichte opwinding die ik niet wil erkennen. Niet eens voor mezelf. ‘Nou,’ zeg ik op zakelijke toon, ‘ik had geen plannen. Ik wilde
gewoon naar huis gaan, iets eten, die map doornemen...’ Ik dwing mezelf een natuurlijke pauze in te lassen en vraag dan: ‘Hoezo?’ ‘Zomaar.’ Jon last ook een pauze in, kijkt met gefronst voorhoofd naar de weg en vervolgt dan als terloops: ‘Alleen heb je nog wat spullen bij me thuis liggen. Misschien wil je ze ophalen.’ ‘Oké.’ Ik haal nonchalant mijn schouders op. ‘Oké.’ Hij slaat af en we rijden zwijgend door. 288 Jon woont in het mooiste appartement dat ik ooit heb gezien. Oké, het huis staat in een sjofele straat in Hammersmith en je moet niet op de graffiti op de muur aan de overkant letten, maar het huis zelf is groot en van lichte baksteen, met enorme oude boogramen, en het appartement blijkt door te lopen in het pand ernaast, zodat het een miljoen keer breder is dan het van buiten lijkt. ‘Dit is ongelooflijk.’ Ik kijk bijna sprakeloos om me heen in zijn werkruimte. Het plafond is hoog, de muren zijn wit en er staat een grote tekentafel vol papier naast een werkstation met een enorme Apple Mac. In de hoek staat een schildersezel en een van de muren gaat schuil achter een boekenkast met een ouderwetse bibliotheekladder op wieltjes. ‘Alle huizen in deze rij hebben een atelier.’ Jon loopt met stralende ogen rond, verzamelt een stuk of tien vuile koffiekoppen en loopt ermee naar een keukentje.
De zon is weer tevoorschijn gekomen en valt door de boogramen op de vloer van oude planken, die bezaaid ligt met papiertjes vol lijnen, tekeningen en schetsen. In het midden van al het werk staat een fles tequila met een zakje amandelen ernaast. Ik kijk op en zie Jon, die in de deuropening van de keuken stil naar me staat te kijken. Hij woelt in zijn haar alsof hij een gevoel wil afschudden en zegt dan: ‘Je spullen liggen hier.’ Ik volg zijn wijzende vinger door een boogportaal naar een knusse woonkamer met grote, met blauwe katoen beklede banken, een enorme leren zitzak en een oude tv die op een stoel balanceert. Achter een bank staat een gehavende houten boekenkast die lukraak is gevuld met boeken, tijdschriften, planten en... ‘Mijn mok.’ Ik kijk naar de handbeschilderde, rode aardewerken mok die ik een keer van Fi voor mijn verjaardag heb gekregen en die nu op een plank staat alsof hij er thuishoort. ‘Ja.’ Jon knikt. ‘Dat bedoelde ik. Je hebt hier nog spullen.’ Hij pakt de mok en geeft hem aan me. ‘En... mijn trui!’ Over een van de banken hangt een oude geribbelde trui die ik al een eeuwigheid heb, al sinds mijn zestiende of zo. Hoe kan... Ik kijk ongelovig om me heen. Er vallen me steeds meer dingen 289 op, alsof ik naar een stereogram kijk. Die sprei van imitatie wolfsbont die ik altijd om me heen sloeg. Foto’s uit mijn studententijd in lijstjes met kralen. En wat doet mijn roze retrobroodrooster hier? ‘Je kwam hier om geroosterd brood te eten,’ zegt Jon, die mijn
verbijsterde blik heeft gevolgd. ‘Je propte het naar binnen alsof je verhongerde.’ Opeens zie ik mijn andere kant; de kant die ik voorgoed verloren had gewaand. Voor het eerst sinds ik in het ziekenhuis bijkwam, voel ik me thuis. De kamerplant in de hoek is zelfs versierd met kerstboomverlichting; dezelfde lichtjes die ik in mijn flatje in Balham had. Mijn spullen waren al die tijd hier. Opeens herinner ik me wat Eric zei, die eerste keer dat ik hem naar Jon vroeg: Je kunt hem je leven toevertrouwen. Misschien heb ik dat wel echt gedaan. Hem mijn leven toevertrouwd. ‘Herinner je je iets?’ Jon vraagt het achteloos, maar ik voel de onderliggende hoop. ‘Nee.’ Ik schud mijn hoofd. ‘Ik herken alleen de spullen uit mijn leven voordat...’ Ik zie een lijst met kralen die ik niet herken en breek mijn zin af. Ik loop erheen om de foto te zien... en krijg een schokje. Het is een foto van mij. En Jon. We zitten op een boomstronk en hij heeft zijn armen om me heen geslagen en ik draag een oude spijkerbroek en sportschoenen. Mijn haar golft over mijn rug; ik heb mijn hoofd in mijn nek gelegd en lach alsof ik de gelukkigste vrouw van de wereld ben. Het was echt. Het was écht echt. Ik kijk met tintelende wangen naar onze door de zon verlichte gezichten. Jon had al die tijd het bewijs. ‘Je had me die foto kunnen laten zien,’ zeg ik bijna beschuldigend. ‘Je had hem me de eerste keer dat we elkaar zagen kunnen laten zien.’
‘Had je me dan geloofd?’ Hij gaat op de armleuning van de bank zitten. ‘Had je me willen geloven?’ Ik aarzel. Misschien heeft hij gelijk. Misschien had ik het weggeredeneerd, een rationele verklaring bedacht, me vastgeklampt aan mijn ideale man en mijn droomleven. 290 In een poging de spanning te doorbreken loop ik naar een tafel vol oude boeken die van mij zijn en een schaaltje pitten. ‘Zonnebloempitten.’ Ik pak een handje. ‘Daar ben ik gek op.’ ‘Ik weet het.’ Jons gezicht staat vreemd ondoorgrondelijk. ‘Wat is er?’ Ik kijk hem verbaasd aan, met de pitten halverwege mijn mond. ‘Is er iets? Zijn ze niet goed?’ ‘Ze zijn goed. Er was iets...’ Hij breekt zijn zin af en glimlacht alsof hij een binnenpretje heeft. ‘Nee, het is niets. Laat maar.’ ‘Wat was het dan?’ Ik frons niet-begrijpend mijn voorhoofd. ‘Iets van onze relatie? Je moet het zeggen. Vertel.’ ‘Het stelt niets voor,’ zegt hij schokschouderend. ‘Het was stom. We hadden gewoon een... traditie. De eerste keer dat we met elkaar naar bed gingen, had jij zonnebloempitten zitten peuzelen. Je plantte er een in een yoghurtpotje en ik nam het mee naar huis. Het was ons geheime grapje. We deden het elke keer. Als aandenken. We noemden het onze kinderen.’
‘Plantten we zonnebloemen?’ Ik krijg een denkrimpel in mijn voorhoofd. Er gaat me een lichtje op. ‘Ja.’ Jon knikt alsof hij het liever over iets anders wil hebben. ‘Ik zal een glas wijn voor je inschenken.’ ‘Waar zijn ze dan?’ zeg ik terwijl hij twee glazen volschenkt. ‘Heb je ze bewaard?’ Ik kijk om me heen, zoekend naar scheutjes in yoghurtpotjes. ‘Het doet er niet toe.’ Hij reikt me een glas aan. ‘Heb je ze weggegooid?’ ‘Nee, ik heb ze niet weggegooid.’ Hij loopt naar een cd-speler en zet zachte muziek op, maar ik laat me niet afschepen. ‘Waar zijn ze dan?’ Er kruipt iets uitdagends in mijn stem. ‘We moeten een aantal keren met elkaar naar bed zijn geweest, als alles wat je zegt waar is. Er zouden dus heel wat zonnebloemen moeten zijn.’ Jon nipt van zijn wijn. Dan draait hij zich zonder iets te zeggen om en wijst naar een gangetje. We komen in een sobere slaapkamer. Dan duwt hij de deuren naar een groot balkon met een houten vlonder open. En ik hou mijn adem in. Er staat een muur van zonnebloemen om het balkon. Van enor291 me, naar de hemel reikende gele monsters tot jonge bloemen, gesteund door stokjes, en spichtige scheutjes in potjes die net openbloeien. Overal waar ik kijk, zie ik zonnebloemen. Dat was het.
Dit waren wij. Van het prille begin tot en met het laatste scheutje in een pot. Ik kijk naar de groen met gele zee en krijg een brok in mijn keel. Ik had er geen idee van. ‘Dus hoe lang geleden... Ik bedoel...’ Ik knik naar het kleinste scheutje, dat door stokjes gesteund in een beschilderd potje staat. ‘Wanneer hebben we voor het laatst...’ ‘Zes weken geleden, de dag voor het ongeluk.’ Jon zwijgt. Ik kan zijn gezicht niet lezen. ‘Het is een zorgenkindje.’ ‘Was dat de laatste keer dat ik je zag voordat...’ Ik bijt op mijn onderlip. Het blijft even stil en dan knikt Jon. ‘Dat was de laatste keer dat we samen waren.’ Ik ga zitten en neem een grote slok wijn. Ik voel me totaal overdonderd. Er is hier een heel verhaal. Een hele relatie. Groeiend, zich verdichtend en zo sterk aan het worden dat ik bij Eric weg wilde. ‘En... de eerste keer?’ vraag ik uiteindelijk. ‘Hoe is het allemaal begonnen?’ ‘Het was dat weekend dat Eric weg was. Ik was bij je thuis en we zaten met een glas wijn op het dakterras te kletsen. Een beetje zoals nu.’ Jon gebaart om zich heen. ‘En halverwege de middag werden we stil. En we wisten het.’ Hij heft zijn donkere ogen naar me op en ik voel iets tuimelen in mijn maag. Hij staat op en komt naar me toe. ‘We wisten allebei dat het onontkoombaar was,’ zegt hij zacht.
Ik ben gebiologeerd. Hij maakt voorzichtig mijn vingers los, zet het wijnglas weg en pakt mijn beide handen. ‘Lexi...’ Hij brengt mijn handen naar zijn mond en kust ze teder, met zijn ogen dicht. ‘Ik wist het...’ zegt hij met een stem die wordt gedempt door mijn huid. ‘Ik wist dat je bij me terug zou komen.’ ‘Niet doen!’ Ik ruk met angstig bonzend hart mijn handen los. ‘Je kunt niet... Je weet helemaal niets!’ ‘Wat is er?’ Jon ziet er zo ontdaan uit alsof ik hem een klap in zijn gezicht heb gegeven. 292 Ik weet zelf amper wat er is. Ik verlang zo ontzettend naar hem; mijn hele lichaam schreeuwt dat ik ervoor moet gaan, maar ik kan het niet. ‘Wat er is, is dat ik... Ik trek het niet.’ ‘Wat niet?’ vraagt hij perplex. ‘Dit allemaal!’ Ik gebaar naar de zonnebloemen. ‘Het is te veel. Jij reikt me een... volgroeide relatie aan, maar voor mij is dit nog maar het begin.’ Ik neem een grote slok wijn om mijn zelfbeheersing te bewaren. ‘Ik loop te ver achter. Het is te onevenwichtig.’ ‘We brengen het wel in evenwicht,’ zegt hij snel. ‘We komen er wel uit. Ik zal ook weer bij het begin beginnen.’ ‘Je kunt niet terug naar het begin!’ Ik haal wanhopig mijn handen door mijn haar. ‘Jon, je bent een aantrekkelijke, geestige, coole vent
en ik mag je echt graag, maar ik hou niet van je. Dat kan toch ook niet? Ik heb dit niet allemaal gedaan. Ik herinner me dit allemaal niet.’ ‘Ik verwacht niet dat je van me houdt...’ ‘O, jawel. Wel waar! Je verwacht van me dat ik díé vrouw ben.’ ‘Dat ben je ook.’ Ik hoor een sprankje woede in zijn stem. ‘Lul niet. Jij bent de vrouw van wie ik hou. Geloof me, Lexi.’ ‘Ik weet het niet!’ zeg ik met hoge, geagiteerde stem. ‘Ik wéét niet of ik dat ben, oké? Ben ik haar? Ben ik mezelf?’ Tot mijn ontzetting stromen de tranen over mijn wangen; ik heb geen idee waar ze vandaan zijn gekomen. Ik wend me af en veeg snikkend over mijn wangen, niet in staat de tranenvloed te stoppen. Ik wil haar zijn, ik wil die lachende vrouw op de boomstronk zijn, maar ik ben het niet. Uiteindelijk verman ik me en draai me om. Jon staat nog op exact dezelfde plek, met zo’n mismoedig gezicht dat mijn hart er pijn van doet. ‘Ik kijk naar die zonnebloemen.’ Ik slik moeizaam. ‘En de foto’s. En al mijn spullen hier. En ik zie dat het zo was, maar het lijkt een heerlijke romance van twee mensen die ik niet ken.’ ‘Jij bent het,’ zegt Jon zacht. ‘Ik ben het. Je kent ons allebei.’ ‘Mijn verstand weet het wel, maar ik voel het niet. Ik wéét het 293
niet.’ Ik druk een vuist tegen mijn borst en voel de tranen weer opwellen. ‘Kon ik me maar één dingetje herinneren. Als er één herinnering was, één aanknopingspunt...’ Ik doe er het zwijgen toe. Jon kijkt naar de zonnebloemen alsof elk bloemblaadje hem betovert. ‘Wat wil je nou zeggen?’ ‘Ik wil zeggen... Ik weet het niet! Ik weet het echt niet. Ik heb tijd nodig... Ik moet...’ Ik breek machteloos mijn zin af. Er spatten regendruppels op het balkon. Een windvlaag laat de zonnebloemen deinen alsof ze naar elkaar knikken. Uiteindelijk verbreekt Jon de stilte. ‘Zal ik je naar huis brengen?’ Hij heft zijn ogen naar me op. De boosheid is verdwenen. ‘Ja.’ Ik wrijf in mijn ogen en strijk het haar uit mijn gezicht. ‘Graag.’ Het is maar een kwartiertje rijden naar mijn huis. We praten niet. Ik zit met de blauwe map op schoot en Jon schakelt met een strak gezicht. Hij zet de Mercedes op mijn parkeerplaats en we blijven allebei bewegingloos zitten. De regen roffelt op het dak en opeens dondert het. ‘Ren maar naar binnen,’ zegt Jon en ik knik. ‘Hoe kom jij thuis?’ ‘Ik red me wel.’ Hij geeft me mijn sleutels, zonder me aan te kijken. ‘Succes ermee.’ Hij knikt naar de map. ‘Ik meen het.’
‘Dank je.’ Ik strijk met mijn hand over het karton en bijt op mijn lip. ‘Al weet ik niet hoe ik Simon Johnson zo gek moet krijgen dat hij het wil bespreken. Ik ben gedegradeerd. Ik heb geen enkele geloofwaardigheid meer. Hij wil het vast niet horen.’ ‘Je speelt het wel klaar.’ ‘Als ik hem te spreken kan krijgen, komt het wel in orde, maar ik weet zeker dat hij me zal afschepen. Ze hebben genoeg van me.’ Ik zucht en reik naar het portier. Het plenst buiten, maar ik kan hier niet de hele avond blijven zitten. ‘Lexi...’ Zijn toon maakt me zenuwachtig. ‘Laten we praten,’ zeg ik gejaagd. ‘Een keer.’ ‘Oké.’ Hij houdt mijn blik even vast. ‘Een keer. Afgesproken.’ Hij 294 stapt uit en heft zijn handen tegen de regen, met weinig resultaat. ‘Ik ga een taxi zoeken. Kom op, rennen jij.’ Hij aarzelt even, zoent me dan op mijn wangen en beent weg. Ik hol door de regen naar de ingang, waarbij ik bijna de kostbare map laat vallen, blijf onder de luifel staan, leg de papieren weer recht en voel de hoop opleven bij de herinnering aan wat erin staat. Ook al was het waar wat ik zei: als ik Simon Johnson niet te spreken kan krijgen, is het allemaal vergeefse moeite geweest. Plotseling dringt de realiteit van de situatie in volle hevigheid tot me door en mijn hoop vervliegt.
Wat bezielde me? Wat ik ook in die map heb, Simon zal me toch nooit meer een kans geven. Ik ben de Cobra immers niet meer. Ik ben niet langer Lexi het getalenteerde wonderkind. Ik ben een grote kneus met geheugenverlies, een blamage voor het bedrijf. Simon Johnson zal me nog geen vijf minuten gunnen, laat staan dat ik mijn hele verhaal zou mogen doen. Ik ben niet in de stemming voor de lift. Tot zichtbare verbijstering van de portier loop ik naar de trap en sjok de blinkende staalmet-glazen treden op die geen enkele bewoner van dit complex ooit gebruikt. Eenmaal binnen pak ik de afstandsbediening om de open haard aan te zetten en probeer me op de crèmekleurige bank te nestelen, maar de kussens zijn te glanzend en te dik en ik ben bang dat mijn verregende haar vlekken in de stof zal maken, dus sta ik maar weer op en loop naar de keuken om thee te zetten. Na alle adrenalinestoten van de dag ben ik nu loodzwaar van teleurstelling. Dan heb ik maar een paar dingen over mezelf ontdekt. Wat dan nog? Ik heb me helemaal laten meeslepen door Jon, de deal, alles. Deze hele dag is er een van ijdele hoop geweest. Ik kan de afdeling Vloermaterialen met geen mogelijkheid redden. Simon zal me nooit in zijn kamer ontvangen en vragen wat ik denk, laat staan dat ik een deal mag sluiten. In geen miljoen jaar. Tenzij... Tenzij... Nee. Dat kán niet. Of wel? Verstijfd van ongelovige opwinding overzie ik de gevolgen; Simon Johnsons stem klinkt als themamuziek in mijn hoofd. Als je je geheugen terug had gekregen, was het anders geweest... 295 Als ik mijn geheugen terugkreeg, zou het anders zijn. Het water kookt bijna, maar ik let er niet op. Als in een droom pak ik mijn mobieltje
en kies een nummer. ‘Fi,’ zeg ik zodra er wordt opgenomen, ‘niets zeggen. Luister.’ 296 19 Denk bitch. Denk baas. Denk Cobra. Ik neem mezelf in de spiegel op en zet mijn lippen nog eens aan met een fletse, grijzig roze tint lippenstift die je zo ongeveer ‘bitchbaas uit de hel’ zou kunnen noemen. Mijn haar is strak naar achteren getrokken en ik heb de strengste outfit aan die ik in mijn garderobe kon vinden. De strakste kokerrok; de puntigste pumps. Een grijs-metwit gestreepte blouse. De boodschap die deze outfit uitdraagt, is onmiskenbaar: Ik meen het. Ik heb gisteren twee uur bij Jeremy Northpool op zijn kantoor in Reading gezeten en telkens als ik er weer aan denk, voel ik een blije siddering. Alles is geregeld. We willen allebei dat deze deal slaagt. Nu is het aan mij. ‘Je ziet er niet vals genoeg uit,’ zegt Fi, die in een donkerblauw broekpak naast me staat en me kritisch opneemt. ‘Probeer nog wat norser te kijken.’ Ik trek mijn neus op, maar nu lijkt het alsof ik moet niezen. ‘Nee,’ zegt Fi hoofdschuddend, ‘het is nog steeds niet goed. Je had altijd zo’n ijzingwekkende blik, zo van: “ Nietige hielenlikker die je bent, ga onmiddellijk voor me opzij.”’ Ze knijpt haar ogen tot spleetjes en zet een harde, afwijzende stem op. ‘Ik ben de baas en ik deel hier de lakens uit.’
‘Wat goed!’ Ik kijk haar bewonderend aan. ‘Jij zou het moeten doen. Zullen we ruilen?’ ‘Ja, vast.’ Ze geeft een zetje tegen mijn schouder. ‘Vooruit, nog een keer. Nors kijken.’ ‘Aan de kant, nietige hielenlikker,’ zeg ik hekserig. ‘Ik ben de baas en ik deel hier de lakens uit.’ 297 ‘Yes!’ Fi klapt in haar handen. ‘Veel beter. En kijk een beetje over de mensen heen, alsof je geen tijd wilt verspillen aan het erkennen van hun aanwezigheid.’ Ik plof zuchtend op het bed. Al dat bitcherige gedrag is uitputtend. ‘Ik was echt een trut, hè?’ ‘Je was niet de hele tijd zo verschrikkelijk,’ zegt Fi mild. ‘Maar we mogen niet het risico lopen dat mensen achterdocht krijgen. Hoe valser, hoe beter.’ Fi heeft me de afgelopen vierentwintig uur gecoacht. Ze heeft zich gisteren ziek gemeld en is met een ontbijtje naar me toe gekomen. Uiteindelijk gingen we zo in ons werk op dat ze de hele dag is gebleven, en de hele nacht. En ze heeft het fantastisch gedaan. Ik weet álles. Ik weet wat er bij de kerstborrel is gebeurd. Ik weet dat Byron vorig jaar tijdens een bespreking de vergaderkamer uit is gestormd met de woorden dat ik een arrogante nul was. Ik weet dat de verkoop van vinyl afgelopen maart twee procent hoger lag door een bestelling van een school in Wokingham, die vervolgens klaagde dat het niet de goede kleur was en ons voor de rechter wilde dagen. Mijn
hoofd zit zo vol feiten dat het op springen staat, en dat is nog niet eens het belangrijkste. ‘Als je naar je kamer gaat, altijd de deur achter je dichtslaan,’ zeg Fi, die me nog steeds lesgeeft. ‘Dan kom je weer tevoorschijn en eis je een kop koffie. In die volgorde.’ Het belangrijkste is dat ik moet overkomen als de bitch-baas Lexi van vroeger om iedereen om de tuin te leiden. Ik berg mijn lippenstift op en pak mijn koffertje. ‘Ga koffie voor me halen,’ blaf ik naar mezelf. ‘Onmiddellijk!’ ‘Je ogen nog iets meer dichtknijpen...’ Fi neemt me op en knikt. ‘Je bent er klaar voor.’ ‘Fi... hartstikke bedankt.’ Ik geef haar een knuffel. ‘Je bent een ster.’ ‘Als je dit voor elkaar krijgt, ben je zelf een ster.’ Ze aarzelt en voegt er dan een beetje gemelijk aan toe: ‘Ook als je het niet voor elkaar krijgt. Je had al die moeite niet hoeven doen, Lexi. Ik weet dat ze je een dikke baan hebben aangeboden, ook als de afdeling wordt opgeheven.’ 298 ‘T ja, ach...’ Ik wrijf verlegen over mijn neus. ‘Daar gaat het niet om. Kom op, we gaan.’ In de taxi naar kantoor is mijn maag verkrampt van de zenuwen en kan ik geen woord uitbrengen. Het is gestoord dat ik dit doe. Ik weet
dat ik gestoord ben, maar ik weet geen andere oplossing. ‘T jeesus, ik heb plankenkoorts,’ pruttelt Fi als we er zijn. ‘En ik hoef het niet eens te doen. Hoe moet ik in godsnaam mijn gezicht in de plooi houden tegenover Debs en Carolyn?’ We hebben de anderen niet verteld wat ik in mijn schild voer. Hoe minder mensen het weten, hoe veiliger, vonden we. ‘T ja, Fi, je zult je best maar moeten doen, oké?’ snauw ik met de stem die bij de nieuwe Lexi hoort, en ik krijg bijna de giechels als ik haar geschrokken gezicht zie. ‘God, wat eng. Je bent echt goed.’ We stappen uit, ik geef de taxichauffeur geld en oefen mijn gemene blik bij het in ontvangst nemen van het wisselgeld. ‘Lexi?’ klinkt een stem achter me. Ik kijk om, klaar om een nietsvermoedend iemand mijn angstaanjagende Lexi-gezicht te laten zien, maar in plaats daarvan zakt mijn mond open van verbazing. ‘Amy? Wat kom jij hier in vredesnaam doen?’ ‘Ik heb op je gewacht.’ Ze strijkt een beetje opstandig een lok haar glad. ‘Ik kom stage bij je lopen.’ ‘Wát?’ Terwijl de taxi wegrijdt, gaap ik haar aan. Ze heeft schoenen met hoge wankelhakken aan, netkousen, een piepklein minirokje met een krijtstreepje en een bijpassend gilet en haar blauwgestreepte haar zit in
een paardenstaart. Op haar revers zit een badge met de tekst JE HOEFT NIET GEK T E ZIJN OM HIER T E WERKEN MAAR HET HELPT WEL... ALS JE EEN GEILE LESBO BENT. ‘Amy...’ Ik grijp naar mijn hoofd. ‘Het is vandaag geen echt geschikte dag...’ ‘Je had het beloofd!’ zegt ze met overslaande stem. ‘Je zou het regelen, zei je. Ik heb echt moeite gedaan om hier te komen, ik ben vroeg opgestaan en alles... Mam was heel blij. Ze zei dat jij ook blij zou zijn.’ ‘Dat ben ik ook! Maar uitgerekend vandaag...’ 299 ‘Dat zei je de vorige keer ook. Het kan je niets schelen.’ Ze wendt zich af en trekt haar paardenstaart los. ‘Mij best. Ik hoef die stomme kutbaan van jou niet.’ ‘Ze zou voor afleiding kunnen zorgen,’ zegt Fi zacht. ‘Misschien is het juist wel goed. Kunnen we haar vertrouwen?’ ‘Mij vertrouwen?’ zegt Amy nieuwsgierig, ‘Wat is er dan?’ Ze loopt met stralende ogen terug. ‘Hebben jullie een geheimpje?’ ‘Oké.’ Ik hak de knoop door. ‘Amy, luister.’ Ik vervolg op gedempte toon: ‘Je mag meedoen, maar het zit zo: ik zeg tegen iedereen dat ik mijn geheugen terug heb en dat ik weer mijn oude zelf ben om een deal rond te krijgen, ook al is het niet waar. Snap je?’
Amy vertrekt geen spier, maar ik zie dat ze als een razende nadenkt om het allemaal te bevatten. Het heeft een paar voordelen als je zus een zwendelaar is. ‘Je wilt je dus uitgeven voor de oude Lexi,’ stelt ze vast. ‘Ja.’ ‘Dan moet je gemener kijken.’ ‘Dat zei ik ook al,’ zegt Fi instemmend. ‘Alsof je denkt dat alle andere mensen maar... wormen zijn.’ ‘Precies.’ Ze klinken allebei zo zeker van hun zaak dat het pijn doet. ‘Was ik dan nooit aardig?’ vraag ik een beetje smekend. ‘Eh... jawel hoor!’ zegt Fi weinig overtuigend. ‘Vaak zat. Kom mee.’ Ik duw de glazen deuren open en zet mijn gemeenste kwaaie kop op. Geflankeerd door Fi en Amy schrijd ik over het marmer naar de receptie. Daar gaan we dan. Het uur van de waarheid. ‘Hallo,’ snauw ik naar Jenny. ‘Dit is mijn tijdelijke stagiaire, Amy. Maak even een pasje voor haar. Ter informatie: ik ben volledig hersteld en als je post voor me hebt, wil ik weten waarom die nog niet boven ligt.’ ‘Uitstekend!’ fluistert Fi. ‘Ik heb niets voor je, Lexi.’ Jenny maakt beduusd een pasje voor
Amy. ‘Zo... dus je weet alles weer?’ ‘Alles. Kom mee, Fi. We zijn al laat genoeg. Ik moet het team toespreken. Jullie lopen de kantjes ervan af.’ 300 Ik loop met grote passen naar de liften. Dan hoor ik Jenny achter me opgewonden zeggen: ‘Moet je horen! Lexi heeft haar geheugen terug!’ Ik kijk om en ja, hoor, ze zit al te bellen. De lift zegt ping, Fi, Amy en ik stappen in... en krijgen de slappe lach zodra de deuren dicht zijn. ‘Geef me een high five!’ Fi steekt haar hand op. ‘Dat was geweldig!’ Op de zevende stappen we uit en ik loop regelrecht naar Natasha in de voorkamer van Simon Johnson, met mijn hoofd vorstelijk omhoog. ‘Dag Natasha,’ zeg ik kortaf. ‘Ik neem aan dat je mijn bericht hebt gekregen over mijn teruggekeerde geheugen? Ik moet Simon uiteraard zo snel mogelijk spreken.’ ‘Ja, ik heb je bericht gekregen,’ zegt Natasha knikkend, ‘maar ik vrees dat Simon deze hele ochtend al vol zit...’ ‘Dan verzet je maar iets! Zeg een andere afspraak af! Ik moet hem dringend spreken.’ ‘Oké!’ Natasha rammelt haastig op haar toetsenbord. ‘Ik heb een gaatje voor je om... halfelf?’ ‘Fanta...’ Fi geeft me een por. ‘Goed,’ verbeter ik mezelf, en om het af te maken werp ik Natasha mijn gemeenste boze blik toe.
‘Kom mee, Fi.’ God, dat blaffen en snauwen is een hele belasting. Ik word er depri van en ik ben pas tien minuten bezig. ‘Halfelf,’ zegt Amy als we weer in de lift staan. ‘Cool. Waar gaan we nu heen?’ ‘De afdeling Vloermaterialen.’ De zenuwen slaan weer toe. ‘Ik moet dit tot halfelf volhouden.’ ‘Succes.’ Fi geeft een kneepje in mijn schouder en de liftdeuren schuiven open. In de gang op weg naar de afdeling word ik een beetje misselijk. Ik kan het wel, hou ik mezelf de hele tijd voor. Ik kan wel een bitch- baas zijn. Ik blijf een tijdje in de deuropening staan kijken en haal dan diep adem. ‘Zo,’ zeg ik met een hardvochtige, sarcastische stem. ‘Dus de Hello! lezen is werk?’ 301 Melanie, die met een telefoonhoorn tussen haar kin en schouder geklemd een Hello! doorbladerde, springt als door een wesp gestoken uit haar stoel en loopt knalrood aan. ‘Ik zat gewoon... te wachten tot de boekhouding opnam...’ Ze slaat het tijdschrift snel dicht. ‘Ik zal je later nog op je werkhouding aanspreken.’ Ik kijk woedend
om me heen. ‘Dat doet me eraan denken... Heb ik jullie twee maanden geleden niet gevraagd om een uitgesplitst, volledig overzicht van jullie reiskosten? Dat wil ik nu zien.’ ‘We dachten dat je het niet meer wist,’ zegt Carolyn verbluft. ‘Nou, nu weet ik het weer.’ Ik werp haar een poeslieve, vernietigende glimlach toe. ‘Ik weet alles weer. En júllie weten misschien allemaal nog dat jullie afhankelijk van mij zijn voor je referenties.’ Ik stuif naar buiten en bots bijna tegen Byron op. ‘Lexi...’ Hij laat zijn koffie bijna vallen. ‘Wat moet dat verdomme...’ ‘Byron. Ik moet je spreken over Tony Dukes,’ zeg ik afgemeten. ‘Hoe heb je de discrepantie in zijn calculaties afgehandeld? We weten toch allemaal dat hij de naam heeft een oplichter te zijn? Weet je nog, de problemen die we in oktober 2006 hebben gehad?’ Byrons mond hangt stompzinnig open. ‘En ik wil je spreken over ons jaarlijkse strategiecongres. Dat van vorig jaar was een janboel.’ Ik loop naar mijn kantoor en draai me dan om. ‘T rouwens, waar zijn de notulen van onze laatste productbespreking? Jij hebt genotuleerd, staat me bij.’ ‘Ik... zal zorgen dat je ze krijgt.’ Hij weet niet hoe hij het heeft, zie ik. Alles wat ik zeg, treft doel. Fi is echt een genie!
‘Zo, dus je bent weer beter?’ zegt Byron als ik bij mijn deur ben. ‘Ben je terug?’ ‘O, ja. En óf ik terug ben.’ Ik loods Amy naar binnen en sla de deur achter me dicht. Ik tel tot drie en steek mijn hoofd om de hoek van de deur. ‘Clare, koffie. Ook voor mijn tijdelijke kracht, Amy. Fi, kom je even hier?’ Zodra Fi de deur dicht heeft gedaan, plof ik ademloos op de bank. 302 ‘Je zou bij het toneel moeten gaan!’ jubelt Fi. ‘Dat was zo super! Precies zoals je vroeger was!’ Innerlijk krimp ik nog steeds in elkaar. Ik vind het ongelooflijk dat ik zulke dingen heb gezegd. ‘Zo, nu hoeven we alleen maar te wachten tot het halfelf is,’ zegt Fi met een blik op haar horloge. Ze hijst zich op mijn bureau. ‘Het is al tien uur geweest.’ ‘Je was echt een kreng, daarnet,’ zegt Amy bewonderend. Ze heeft een mascararoller gepakt en brengt nog een laag aan. Zo wil ik ook worden wanneer ik in zaken ga.’ ‘Dan zul je weinig vrienden krijgen.’ ‘Ik hoef geen vrienden.’ Ze geeft een ruk met haar hoofd. ‘Ik wil geld. Weet je wat pap altijd zei? Hij zei altijd...’
Opeens wil ik pertinent niet horen wat pap altijd zei. ‘Amy, we hebben het er nog wel over,’ kap ik haar af. ‘Over pap.’ Er wordt op de deur geklopt en we verstijven allemaal. ‘Snel!’ zegt Fi. ‘Achter je bureau. Boos en ongeduldig klinken.’ Ik vlieg naar mijn bureaustoel en Fi trekt gauw een stoel bij. ‘Binnen,’ zeg ik zo ongeduldig als ik kan. De deur gaat open en Clare komt met een blad koffie binnen. Ik knik wrevelig naar het bureaublad. ‘Zo, Fi... Ik heb genoeg van jouw houding!’ improviseer ik terwijl Clare de kopjes op het bureau zet. ‘Het is onaanvaardbaar. Wil je er nog iets over zeggen?’ ‘Sorry, Lexi,’ mompelt Fi met gebogen hoofd. Opeens besef ik dat ze zit te giechelen. ‘Ja, goed.’ Ik probeer wanhopig mijn gezicht strak te houden. ‘Ik ben de baas. En ik sta niet toe...’ God, mijn geest is leeg. Wat heeft ze gedaan? ‘...dat je op het bureau zit!’ Er ontsnapt een natte proest uit Fi’s mond. ‘Sorry,’ hijgt ze, en ze drukt een zakdoek tegen haar ogen. Clare staat er als verlamd bij. Dan schuifelt ze achteruit naar de deur en zegt: ‘Eh, Lexi, ik wil je niet storen, maar Lucinda is hier. Met haar baby.’ Lucinda. Het zegt me niets.
Fi is uitgegiecheld en gaat rechtop zitten. ‘Lucinda die vorig jaar 303 hier heeft gewerkt, bedoel je?’ zegt ze met een snelle blik naar mij. ‘Ik wist niet dat ze vandaag zou komen.’ ‘We geven haar een cadeautje voor de baby en we vroegen ons af of Lexi het zou willen overhandigen.’ Clare gebaart naar de deur en ik zie een groepje mensen rondom een blonde vrouw met een baby op haar buik. Ze kijkt op en zwaait naar me. ‘Lexi! Kom naar de baby kijken!’ Shit. Er is geen ontkomen aan. Ik kan niet weigeren een baby te bewonderen, dat is al te bizar. ‘Nou, goed dan,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Maar niet te lang.’ ‘Lucinda heeft een maand of acht bij ons gewerkt,’ prevelt Fi jachtig terwijl we de kamer uit lopen. ‘Ze deed vooral de Europese klanten. Ze zat bij het raam, ze houdt van pepermuntthee...’ ‘Kijk eens?’ Clare geeft me een groot pak met een satijnen strik. ‘Het is een babygym.’ Ik nader het groepje en iedereen deinst achteruit. Ik kan het ze eerlijk gezegd niet kwalijk nemen. ‘Hallo, Lexi.’ Lucinda kijkt op, genietend van alle aandacht. ‘Hallo.’ Ik knik afgemeten naar de baby, die een wit rompertje aanheeft. ‘Gefeliciteerd, Lucinda. En dit is... een meisje? Een jongen?’
‘Dat is Marcus!’ zegt Lucinda gekrenkt. ‘Je hebt hem al eerder gezien!’ Op de een of andere manier dwing ik mezelf geringschattend mijn schouders op te halen. ‘Sorry, ik heb het niet zo op baby’s.’ ‘Ze eet ze op!’ hoor ik iemand fluisteren. ‘Maar goed, mag ik je dit namens de hele afdeling aanbieden?’ Ik geef haar het pak. ‘Speech!’ zegt Clare. ‘Niet nodig,’ zeg ik met een dreigende blik haar kant op. ‘Allemaal terug naar...’ ‘Wél nodig,’ protesteert Debs obstinaat. ‘Dit is ook Lucinda’s afscheidsfeestje. Je kunt haar niet zonder toespraak naar huis sturen.’ ‘Speech!’ roept iemand achterin. ‘Speech!’ Een paar anderen beginnen op hun bureau te slaan. O, god. Ik kan niet weigeren. Bazen houden toespraken over hun werknemers. Het is hun werk. 304 ‘Uiteraard,’ zeg ik dus maar, en ik schraap mijn keel. ‘We zijn allemaal heel blij voor Lucinda dat ze Marcus heeft gekregen, maar het stemt ons verdrietig dat we afscheid moeten nemen van zo’n gewaardeerd lid van ons team.’ Ik zie dat Byron zich bij het groepje aansluit en me over zijn Lost mok heen kritisch opneemt.
‘Lucinda was altijd...’ Ik neem een slok koffie om tijd te rekken. ‘Ze was altijd... bij het raam te vinden. Nippend van haar pepermuntthee. Terwijl ze haar Europese accounts beheerde.’ Ik kijk op en zie Fi, die achterin geagiteerd een soort bezigheid uitbeeldt. ‘We zullen nooit vergeten hoe graag Lucinda... fietste,’ zeg ik weifelend. ‘Fietsen?’ Lucinda kijkt verbaasd op. ‘Paardrijden, bedoel je?’ ‘Ja, precies. Paardrijden,’ verbeter ik haastig. ‘En we hadden allemaal veel waardering voor je inspanningen ten aanzien van de... Franse cliënten.’ ‘Ik deed de Franse markt niet.’ Lucinda kijkt me verontwaardigd aan. ‘Heb je je wel ooit afgevraagd wat ik eigenlijk deed?’ ‘Vertel dat verhaal over Lucinda en het biljart!’ roept iemand achterin en er breekt gelach uit. ‘Nee!’ snauw ik geagiteerd. ‘Dus... op Lucinda.’ Ik hef mijn koffiekop. ‘Weet je het niet meer, Lexi?’ klinkt Byrons poeslieve stem van opzij. Ik kijk hem aan... en krijg een hol gevoel vanbinnen. Hij heeft het door. ‘Natuurlijk wel,’ zeg ik zo bijtend mogelijk, ‘maar dit is niet het moment voor onbenullige, onbelangrijke anekdotes. We zouden allemaal aan het werk moeten zijn. Terug naar je bureau, allemaal.’
‘God, wat een harde,’ hoor ik Lucinda prevelen. ‘Ze is nog erger dan vroeger!’ ‘Wacht!’ zegt Byron moeiteloos boven het ontstemde gepruttel uit. ‘We zijn Lucinda’s andere cadeautje vergeten! De bon voor een dagje kuren voor moeder en kind.’ Hij komt overdreven kruiperig met een waardebon naar me toe. ‘Alleen de naam moet nog worden ingevuld, Lexi. Dat is jouw taak, als hoofd van de afdeling.’ 305 ‘Juist.’ Ik neem een pen van hem aan. ‘De achternaam ook,’ zegt hij langs zijn neus weg terwijl ik de dop van de pen draai. Ik kijk op en zie zijn ogen fonkelen. Shit. Hij heeft me te grazen. ‘Natuurlijk,’ zeg ik kortaf. ‘Lucinda, welke naam gebruik je tegenwoordig?’ ‘Nog dezelfde,’ zegt ze wrevelig, en ze wiegt het kind. ‘Mijn meisjesnaam.’ ‘Ha.’ Zo langzaam mogelijk schrijf ik Lucinda op de stippellijn. ‘En de achternaam?’ zegt Byron als een beul die de duimschroeven aandraait. Ik kijk radeloos naar Fi, die iets naar me mimet. Dobson? Dodgson? Ik hou mijn adem in en schrijf zorgvuldig een D. Dan strek ik mijn
arm alsof ik mijn spieren wil losmaken. ‘Ik heb last van mijn pols,’ zeg ik tegen niemand in het bijzonder. ‘De spieren zijn soms... een tikje stijf...’ ‘Lexi, zie het onder ogen,’ zegt Byron hoofdschuddend. ‘Het spel is uit.’ ‘Helemaal niet,’ zeg ik op vernietigende toon. ‘Ik neem dit even mee naar mijn kamer...’ ‘Doe normaal!’ zegt hij ongelovig. ‘Ik bedoel, in vredesnaam, zeg! Denk je echt dat iemand...’ ‘Hé!’ snerpt Amy’s hoge stem door de gang. Iedereen kijkt op. ‘Moet je zien! Jude Law! In zijn blote bast!’ ‘Jude Law?’ ‘Waar dan?’ Byrons stem gaat onder in de stormloop op het raam. Debs duwt Carolyn opzij en zelfs Lucinda kijkt reikhalzend naar buiten. Ik hou van mijn kleine zusje. ‘Zo,’ zeg ik zakelijk. ‘Ik moet weer aan de slag. Clare, maak jij dit voor me af?’ Ik geef haar de waardebon. ‘Het is hem echt!’ hoor ik Amy volhouden. ‘Hij stond Sienna te zoenen! We moeten OK! bellen!’ ‘Ze herinnert zich geen ene reet!’ zegt Byron woedend, maar niemand hoort hem. ‘Ze doet verdomme maar alsof!’
306 ‘Ik moet naar mijn afspraak met Simon. Aan het werk.’ Ik draai me op mijn mooiste enge-Leximanier op mijn hakken om en haast me weg voordat hij nog iets kan zeggen. Als ik boven kom, is de deur van Simons kamer dicht. Natasha gebaart dat ik mag gaan zitten en ik plof op de bank, nog steeds een beetje beverig van de bijna-ontmaskering door Byron. ‘Hebben jullie allebei een afspraak met Simon?’ vraagt Natasha verbaasd als ze Fi ziet. ‘Nee, Fi is gewoon hier...’ Ik kan niet zeggen: om me te steunen. ‘Lexi moest me iets vragen over een verkoopdocument,’ zegt Fi gladjes en ze trekt veelbetekenend haar wenkbrauwen op. ‘Ze is echt weer haar oude zelf.’ ‘Begrepen.’ Natasha trekt haar wenkbrauwen ook op. Even later gaat de telefoon. Natasha neemt op en luistert even. ‘Goed, Simon,’ zegt ze ten slotte. ‘Ik zal het doorgeven.’ Ze hangt op en kijkt me aan. ‘Lexi, Simon heeft sir David en een paar andere leden van de raad op zijn kamer.’ ‘Sir David Allbright?’ herhaal ik ontzet. Sir David Allbright is de voorzitter van de raad van bestuur. Hij is de allerhoogste ome, nog hoger en omiger dan Simon. En hij is echt een felle, zegt iedereen.
‘Ja,’ zegt Natasha met een knikje. ‘Simon vraagt of je straks wilt komen, dan kun je aan de bespreking deelnemen en iedereen zien. Over een minuut of vijf, goed?’ De paniek schiet door mijn borstkas. Ik had niet op sir David en de rest van de raad gerekend. ‘Natuurlijk! Prima. Eh, Fi... ik moet mijn neus even poederen. Zullen we ons gesprek in de toiletruimte voortzetten?’ ‘Mij best,’ zegt Fi met een verbaasd gezicht. ‘Je zegt het maar.’ Ik strompel naar de lege toiletruimte en zak hijgend op een kruk. ‘Ik kan dit niet.’ ‘Hè?’ ‘Ik kan het niet.’ Ik druk machteloos de map tegen me aan. ‘Dit is een stom plan. Hoe moet ik sir Allbright imponeren? Ik heb nog 307 nooit een presentatie voor zulke belangrijke mensen gehouden, ik kan helemaal niet spreken in het openbaar...’ ‘Welles!’ legt Fi me het zwijgen op. ‘Lexi, je hebt het hele bedrijf toegesproken. Je deed het uitstekend.’ ‘Echt waar?’ Ik kijk haar wezenloos aan. ‘Ik zou nooit tegen je liegen,’ zegt ze gedecideerd. ‘Op het laatste verkoopcongres was je briljant. Je kunt dit met een vinger in je neus doen. Je moet me gewoon geloven.’
Ik doe mijn best om het voor me te zien, want ik wíl het geloven, maar er gebeurt niets in mijn hoofd. Het is nergens opgeslagen. Ze zou me ook kunnen vertellen dat ik een fabuleuze trapezeartiest ben, of dat mijn driedubbele axel fantastisch is. ‘Ik weet het niet, hoor.’ Ik wrijf mismoedig langs mijn neus en voel mijn energie wegebben. ‘Misschien ben ik gewoon niet in de wieg gelegd voor een leidinggevende functie. Misschien moet ik het maar gewoon opgeven...’ ‘Nee! Jij bent voorbestemd om leiding te geven!’ ‘Hoe kun je dat nou zeggen?’ Mijn stem beeft. ‘Toen ik tot afdelingshoofd werd gepromoveerd, kon ik het helemaal niet aan! Ik heb jullie allemaal van me vervreemd, ik heb de afdeling niet goed geleid... Ik heb het verknald. En dat weten zij ook.’ Ik knik naar de gang. ‘Daarom hebben ze me teruggezet. Ik weet niet eens waarom ik de moeite nog neem.’ Ik laat mijn gezicht in mijn handen rusten. ‘Lexi, je hebt het niet verknald,’ zegt Fi haastig en bijna bruusk van verlegenheid. ‘Je was een goede leidinggevende.’ ‘Ja, vast.’ Ik kijk even op en rol met mijn ogen. ‘Ha.’ ‘Nee, echt.’ Ze is rood geworden. ‘Wij... wij zijn niet eerlijk geweest. Hoor eens, we waren allemaal pissig op je, dus hebben we het je moeilijk gemaakt.’ Ze draait een papieren handdoek in een sliert. ‘Ja, je was wel eens te ongeduldig, maar je hebt ook fantastische dingen gedaan. Je kunt mensen goed motiveren. Iedereen wilde ertegenaan gaan. De mensen wilden indruk op je maken. Ze hadden bewondering voor je.’
Terwijl ik naar haar luister, voel ik langzaam een onderliggende spanning wegglijden, als een deken naar de vloer, alleen geloof ik niet goed wat ik hoor. 308 ‘Maar jullie praatten over me alsof ik een ontzettende bitch was. Jullie allemaal.’ ‘Dat was je soms ook,’ zegt Fi knikkend, ‘maar soms kon je niet anders.’ Ze laat de sliert door haar vingers glijden. ‘Carolyn knoeide met haar declaraties. Ze had wel een uitbrander verdiend. Dit heb ik niet gezegd,’ voegt ze er snel aan toe. Ze grinnikt en ik glimlach onwillekeurig terug. De deur van de dames-wc’s gaat open en er komt een schoonmaker met een dweilemmer binnen. ‘Kunt u ons even met rust laten?’ zeg ik meteen met mijn mooiste ‘ik duld geen tegenspraak’-stem. ‘Dank u.’ De deur gaat weer dicht. ‘Weet je, Lexi...’ Fi gooit de mishandelde papieren handdoek weg. ‘We waren jaloers.’ Ze kijkt me recht aan. ‘Jaloers?’ ‘Je was gewoon Slagtand, en van de ene dag op de andere had je schitterend haar, een prachtgebit en je eigen kamer, en opeens had je de leiding en zei je tegen ons wat we moesten doen.’ ‘Ik weet het,’ verzucht ik. ‘Het is krankzinnig.’ ‘Nee, dat is het niet.’ Tot mijn verbazing komt Fi naar me toe. Ze
zakt op haar hurken en pakt me bij mijn schouders. ‘Het was verstandig van ze dat ze je promotie gaven. Jij kunt wel leiding geven, Lexi. Je kunt het wel. Een miljoen keer beter dan die zak van een Byron.’ Ze wendt minachtend de blik hemelwaarts. Ik ben zo ontroerd door haar geloof in mij dat ik even geen woord kan uitbrengen. ‘Ik wil gewoon... bij jullie horen,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Bij jullie allemaal.’ ‘Dat komt nog wel. Dat is al zo. Maar íémand moet dit oplossen.’ Fi gaat op haar hielen zitten. ‘Lexi, weet je nog, die sportdag op de basisschool? Het zaklopen?’ ‘Hou op.’ Ik rol met mijn ogen. ‘Dat heb ik ook verknald. Ik viel plat op mijn bek.’ ‘Daar gaat het niet om.’ Fi schudt woest met haar hoofd. ‘Waar het om gaat, is dat je aan de winnende hand was. Je had een enorme voorsprong. En als je door was gegaan, als je niet op ons had 309 gewacht... dan had je gewonnen.’ Ze kijkt me vurig aan, met diezelfde groene ogen die ik al vanaf mijn zesde ken. ‘Gewoon doorgaan. Niet over nadenken, niet omkijken.’ De deur gaat weer open en we kijken allebei geschrokken op. ‘Lexi?’ zegt Natasha. Ze ziet Fi en mij bij elkaar zitten en fronst verbaasd haar voorhoofd. ‘Waar blijf je? Ben je zover?’
Ik kijk Fi nog een laatste keer aan, sta op en steek mijn kin naar voren. ‘Ja. Ik ben er helemaal klaar voor.’ Ik kan het wel. Ik kan het. Ik loop met een kaarsrechte rug en een strakke glimlach Simons kamer in. ‘Lexi.’ Simon lacht stralend naar me. ‘Fijn je te zien. Kom erbij zitten.’ Iedereen lijkt zich volkomen op zijn gemak te voelen. Vier bestuursleden zitten in gerieflijke leren stoelen rond een tafeltje koffie te drinken. Een magere, grijzende man in wie ik David Allbright herken, praat met de man aan zijn linkerkant over een villa in de Provence. ‘Zo, dus je hebt je geheugen terug!’ Simon reikt me een kop koffie aan. ‘Magnifiek nieuws, Lexi.’ ‘Ja, het is fantastisch!’ ‘We zitten net de implicaties van 7 juni door te nemen.’ Hij knikt naar de over het tafelblad uitgespreide papieren. ‘Dit komt heel goed uit, want ik wist dat je er uitgesproken meningen op nahield over de samenvoeging van verschillende afdelingen. Ken je iedereen?’ Hij biedt me een stoel aan, maar ik ga niet zitten. ‘Eigenlijk...’ Ik omklem de map met klamme handen. ‘Eigenlijk wilde ik jullie allemaal over iets anders spreken.’ David Allbright kijkt fronsend op. ‘Waarover?’ ‘Vloermaterialen.’
Simon trekt een lelijk gezicht. ‘T jeesus,’ prevelt iemand. ‘Lexi,’ zegt Simon verbeten, ‘dit hebben we al gehad. Het is een gepasseerd station. De vloeren zijn afgeschaft.’ ‘Maar ik heb een deal gesloten! Daar wil ik over praten!’ Ik haal diep adem. ‘Ik ben altijd van mening geweest dat de dessins in het archief van Deller een van de waardevolste bezittingen van de 310 onderneming zijn. Ik heb een aantal maanden gezocht naar een manier om dat bezit te gelde te maken. Ik heb nu een deal met een bedrijf dat een van onze oude dessins wil gebruiken. Het kan Deller onder de aandacht brengen. Het kan een omwenteling voor de afdeling zijn!’ Ik kan mijn enthousiasme niet bedwingen. ‘Ik weet dat ik mijn mensen kan motiveren. Dit zou het begin van iets groots en spannends kunnen zijn! We vragen alleen een kans. Een laatste kans!’ Ik zwijg ademloos en kijk naar de gezichten. Het is meteen duidelijk. Ik heb hoegenaamd geen indruk gemaakt. Sir David heeft nog steeds die ongeduldige frons op zijn gezicht. Simon ziet eruit alsof hij me wel kan vermoorden. Iemand kijkt naar het scherm van zijn BlackBerry. ‘Ik dacht dat de beslissing over Vloermaterialen al was genomen,’ zegt sir David Allbright wrevelig tegen Simon. ‘Waarom beginnen we er dan weer over?’ ‘Het is al besloten, sir David,’ zegt Simon gejaagd. ‘Lexi, ik weet niet waar je mee bezig bent...’ ‘Zaken!’ repliceer ik knarsetandend van frustratie.
‘Jongedame,’ zegt sir David, ‘zakendoen is vooruitkijken. Deller is een hightech bedrijf van de eenentwintigste eeuw. We moeten met onze tijd meegaan, niet krampachtig aan het verleden vasthouden.’ ‘Dat doe ik niet!’ Ik zet het bijna op een gillen. ‘Die oude dessins van Deller zijn fantastisch. Het is misdádig om ze niet te gebruiken.’ ‘Heeft dit met je man te maken?’ zegt Simon op een toon alsof hij het opeens begrijpt. ‘Lexi’s man is projectontwikkelaar,’ zegt hij ter verklaring tegen de anderen, en hij wendt zich weer tot mij. ‘Lexi, met alle respect, maar je kunt je afdeling niet redden door vloerbedekking in een paar modelwoningen te leggen.’ Een man schiet in de lach en ik voel een messcherpe woede. Vloerbedekking in een paar modelwoningen? Denken ze dat ik niet meer in mijn mars heb? Als ze eenmaal horen wat deze deal inhoudt, dan... dan... Ik maak me lang, klaar om het allemaal te vertellen; klaar om ze 311 van de sokken te blazen. Ik voel triomf opborrelen, vermengd met een scheutje gif. Misschien heeft Jon gelijk en ben ik echt een beetje een cobra. ‘Als jullie het echt willen weten...’ zeg ik met vuurspuwende ogen. Dan bedenk ik me plotseling. Ik breek mijn zin af en denk als een razende na. Ik voel dat ik mijn aanval staak en mijn giftanden intrek. Ik wacht het juiste moment af. ‘Dus... jullie besluit staat echt vast?’ zeg ik gelaten. ‘Al een hele tijd,’ zegt Simon. ‘Zoals je maar al te goed weet.’
‘Juist.’ Ik laat mijn schouders hangen alsof het een enorme teleurstelling voor me is en bijt op een van mijn nagels. Dan fleur ik op alsof ik een inval krijg. ‘Nou, als jullie geen belangstelling hebben, kan ik de rechten op die dessins dan misschien kopen? Dan kan ik er een eigen bedrijf mee beginnen.’ ‘Godallemachtig,’ pruttelt sir David. ‘Lexi, dit is zonde van je tijd en geld,’ zegt Simon. ‘Je hebt hier status. Je hebt hier vooruitzichten. Dit is een nodeloos gebaar.’ ‘Maar ik wil het,’ zeg ik koppig. ‘Ik geloof echt in Deller-tapijt. Maar ik moet die rechten wel snel hebben, vanwege mijn deal.’ Ik zie de blikken die de bestuursleden wisselen. ‘Ze heeft een klap op haar hoofd gekregen bij een auto-ongeluk,’ zegt Simon zacht tegen de man die ik niet herken. ‘Ze is de oude niet meer. Eigenlijk moet je medelijden met haar hebben.’ ‘Laten we het maar in orde maken.’ Sir David Allbright zwaait ongeduldig met zijn hand. ‘Vind ik ook.’ Simon loopt naar zijn bureau, pakt zijn telefoon en toetst een nummer in. ‘Ken? Met Simon Johnson. Een van onze werknemers komt naar je toe om over de rechten op wat oude tapijtdessins te praten. De afdeling wordt opgeheven, zoals je weet, maar zij wil er zelf mee doorgaan.’ Hij luistert even. ‘Ja, weet ik. Nee, het is geen onderneming, ze doet het op eigen houtje. Bereken de minimale kosten en maak het contract klaar, oké? Bedankt, Ken.’
Hij hangt op en krabbelt een naam en nummer op een stukje papier. 312 ‘Ken Allison. Onze jurist. Bel hem maar om een afspraak te maken.’ ‘Dank je.’ Ik knik en stop het papiertje in mijn zak. ‘En Lexi?’ Simon zwijgt even. ‘Ik weet dat we het over een verlof van drie maanden hebben gehad, maar het lijkt me beter als we samen overeenkomen dat je arbeidscontract hier wordt opgezegd.’ ‘Goed.’ Ik knik. ‘Ik... begrijp het. Tot ziens. En bedankt.’ Ik maak rechtsomkeert en loop de kamer uit. Als ik de deur opendoe, hoor ik Simon zeggen: ‘Het is zó zonde. Die meid had echt mogelijkheden...’ Op de een of andere manier kom ik de kamer uit zonder te huppelen. Als ik op de tweede verdieping uit de lift kom, staat Fi me op te wachten. ‘Nou?’ vraagt ze met opgetrokken wenkbrauwen. ‘Het is niet gelukt,’ zeg ik zacht terwijl we naar de afdeling lopen, ‘maar het is nog niet voorbij.’ ‘Daar is ze dan.’ Net als ik langs Byrons kamer loop, komt hij naar buiten. ‘Het meisje dat op wonderbaarlijke wijze genezen is.’ ‘Klep dicht,’ zeg ik over mijn schouder. ‘Zo, moeten we echt geloven dat je je geheugen terug hebt?’ klinkt zijn zeurderige, sarcastische stem achter mijn rug. ‘Ga je de
draad echt weer oppakken?’ Ik draai me om en kijk hem wezenloos aan. ‘Wie is dat?’ zeg ik dan tegen Fi, die proest van het lachen. ‘Leuk, hoor,’ snauwt Byron, die rood is geworden. ‘Maar als jij denkt...’ ‘O, hou toch op, Byron,’ zeg ik blasé. ‘Je mag mijn rotbaantje hébben.’ Ik ben bij de deur van de afdeling aangekomen en klap in mijn handen om de aandacht te trekken. ‘Hallo,’ zeg ik als ze allemaal naar me kijken. ‘Ik wilde even zeggen dat ik niet genezen ben. Ik heb mijn geheugen niet terug, dat was gelogen. Ik heb geprobeerd de afdeling te redden door grootscheeps te bluffen, maar... het is niet gelukt. Het spijt me echt.’ Terwijl ze allemaal met grote ogen naar me kijken, loop ik de kamer in en kijk naar de bureaus, de grafieken aan de wanden en de 313 computers. Alles wordt gesloopt en weggedaan. Verkocht of in de container gekieperd. Dit hele wereldje wordt vernietigd. ‘Ik heb al het mogelijke gedaan, maar...’ Ik slaak een zucht. ‘Enfin. Het andere nieuws is dat ik ontslagen ben. Dus, Byron, aan jou de eer.’ Ik zie zijn onthutste gezicht en moet wel fijntjes glimlachen. ‘En voor degenen onder jullie die de pest aan me hadden of me een spijkerharde bitch vonden...’ – ik kijk naar alle zwijgende gezichten om me heen – ‘...het spijt me. Ik weet dat ik het niet goed heb aangepakt, maar ik heb mijn best gedaan. Toedeloe en veel succes
allemaal.’ Ik steek mijn hand op. ‘Dank je wel, Lexi,’ zegt Melanie schutterig. ‘Toch bedankt dat je het hebt geprobeerd.’ ‘Ja, bedankt,’ beaamt Clare, die mijn toespraak met ogen als schoteltjes heeft aangehoord. Tot mijn verbijstering begint er iemand te klappen. En opeens applaudisseren ze allemaal. ‘Niet doen.’ Mijn ogen prikken en ik knipper de tranen weg. ‘Stelletje malloten. Ik heb niets gedaan. Ik heb gefááld.’ Ik kijk naar Fi, die het hardst klapt van allemaal. ‘Maar goed.’ Ik verman me. ‘Ik ben ontslagen, zoals ik al zei, dus ga ik nu acuut naar het café om me te bezatten.’ Er klinkt gelach. ‘Ik weet dat het pas elf uur is... maar wie heeft er zin om mee te gaan?’ Om drie uur heb ik een rekening van meer dan driehonderd pond. De meeste werknemers van Vloermaterialen zijn terug naar kantoor gegaan, ook Byron, die de afgelopen vier uur kribbig heen en weer liep tussen de afdeling en het café en telkens eiste dat iedereen weer aan de slag ging. Het was een van de beste feesten die ik ooit heb meegemaakt. Toen ik mijn platina American Express-card liet zien, zetten de barkeepers de muziek harder voor ons en boden warme hapjes aan, en Fi heeft een toespraak gehouden. Amy heeft een karaokeversie van Who Wants to Be a Millionaire ten beste gegeven en
is er toen uitgezet, want het personeel had opeens door dat ze minderjarig was (ik heb tegen haar gezegd dat ze naar kantoor terug moest gaan en dat 314 ik haar daar zou oppikken, maar ik denk dat ze is gaan shoppen). En toen voerden twee meiden die ik amper ken een fantastische sketch op over Simon Johnson en sir David Allbright die elkaar tijdens een blind date ontmoeten. Ze schijnen die sketch ook op de kerstborrel te hebben opgevoerd, maar daar herinner ik me natuurlijk niets van. Iedereen heeft zich kostelijk vermaakt; de enige die niet toeterzat is geworden, ben ikzelf. Ik moest me inhouden, want ik heb om halfvijf een afspraak met Ken Allison. ‘Zo.’ Fi heft haar glas. ‘Op ons.’ Ze klinkt met Debs, Carolyn en mij. Alleen wij vieren zitten nog om een tafel. Net als vroeger. ‘Op de werkloosheid,’ zegt Debs somber terwijl ze de resten van een trekrotje uit haar haar plukt. ‘Niet dat we jou iets kwalijk nemen, Lexi,’ voegt ze er snel aan toe. Ik neem een slok wijn en leun naar voren. ‘Oké, meiden. Ik moet jullie iets vertellen, maar het moet geheim blijven.’ ‘O?’ Carolyns ogen stralen. ‘Ben je zwanger?’ ‘Nee, gek!’ Ik ga zachter praten. ‘Ik heb een deal gesloten. Dat was wat ik Simon Johnson wilde vertellen. Een onderneming wil een van onze retrodessins gebruiken. In een bijzondere, beperkte oplage die de aandacht zal trekken. Ze gebruiken de naam Deller, we krijgen een gigantische pr... Het wordt fantastisch! Alles is al geregeld, ik hoef alleen nog maar mijn handtekening onder het contract te zetten.’ ‘Wat goed, Lexi,’ zegt Debs weifelend. ‘Maar dat kan toch niet nu je
ontslagen bent?’ ‘De raad van bestuur verkoopt mij persoonlijk de rechten op die oude dessins. Voor een schijntje! Ze zijn zó kortzichtig.’ Ik pak een samosa en bedenk me, want ik ben te opgewonden om te eten. ‘Ik bedoel, misschien is dit nog maar het begin! Er is zoveel archiefmateriaal. Als we groeien, kunnen we uitbreiden, meer mensen van het oude team in dienst nemen... een echt bedrijf worden...’ ‘Ongelooflijk, dat hoofdschuddend.
ze
geen
belangstelling
hadden,’
zegt
Fi
‘Ze hebben de vloerbedekking en andere materialen helemaal afgeschreven. Het enige waar ze nog iets om geven, zijn die stomme 315 home entertainmentsystemen. Maar dat is juist goed! Daardoor krijg ik al die rechten voor een appel en een ei. En alle winst komt naar mij toe. En... naar al mijn medewerkers.’ Ik kijk van gezicht naar gezicht, wachtend tot het kwartje valt. ‘Wíj?’ zegt Debs. Haar hele gezicht licht op. ‘Wil je dat wij voor je komen werken?’ ‘Als je wilt,’ zeg ik verlegen. ‘Ik bedoel, denk er even over na, het is maar een idee...’ ‘Ik doe mee,’ zegt Fi resoluut. Ze trekt een zakje chips open en stopt een handvol in haar mond. ‘Maar Lexi, ik begrijp nog steeds niet wat er daar boven is gebeurd. Werden ze niet enthousiast toen ze hoorden met wie je die deal had gesloten? Zijn ze gék?’
‘Ze hebben er niet eens naar gevraagd,’ zeg ik schokschouderend. ‘Ze gingen ervan uit dat het voor een project van Eric was. “ Je kunt je afdeling niet redden door vloerbedekking in een paar modelwoningen te leggen!”’ bauw ik Simons neerbuigende stem na. ‘Maar wie ís het dan?’ vraagt Debs. ‘Welk bedrijf?’ Ik werp een blik op Fi en moet wel glimlachen als ik zeg: ‘Porsche.’ 316 20 Zo, dat is rond. Ik ben de officiële licentiehouder van de vloerbedekkingdessins van Deller. Ik ben gisteren bij de jurist geweest en vanochtend weer. Alles is getekend en het geld is overgemaakt. Morgen heb ik weer een afspraak met Jeremy Northpool en dan tekenen we het contract van de Porsche-deal. Bij thuiskomst ben ik nog helemaal opgefokt van de adrenaline. Ik moet de meiden bellen om ze over de nieuwste ontwikkelingen te vertellen. Daarna moet ik nadenken over een locatie. We moeten een goedkoop kantoor op een goed bereikbare plek hebben. In Balham, bijvoorbeeld. We kunnen kerstverlichting op kantoor hangen, denk ik opeens blij. Waarom niet? Het is ons eigen kantoor. En fatsoenlijke makeupspiegels in de wc. En muziek tijdens het werk. Ik loop de loft in en hoor stemmen uit Erics werkkamer komen. Eric moet uit Manchester zijn teruggekomen toen ik bij de jurist zat. Ik kijk om het hoekje van de deur en zie zijn directie om de salontafel zitten, waarop een lege cafetière staat. Clive is er, en Penny, het hoofd personeelszaken, en een zekere Steven, van wie ik nooit goed heb begrepen wat hij doet. ‘Hallo!’ Ik glimlach naar Eric. ‘Hoe was je reis?’
‘Uitstekend.’ Hij knikt en fronst dan verbaasd zijn voorhoofd. ‘Hoor jij niet op je werk te zitten?’ ‘Ik, eh... Dat leg ik later wel uit.’ Ik kijk naar de gezichten. Ik voel me menslievend na het succes van de ochtend. ‘Willen jullie nog koffie?’ ‘Dat doet Gianna wel, schat,’ zegt Eric vermanend. ‘Het geeft niet! Ik heb toch niets te doen.’ 317 Ik loop naar de keuken, zet neuriënd verse koffie en stuur snel een sms’je naar Fi, Carolyn en Debs om te laten weten dat alles goed is gegaan. Vanavond gaan we het plan samen doornemen. Ik heb vanochtend al een mailtje van Carolyn gekregen, die schreef hoe spannend ze het allemaal vond en een hele lijst nieuwe ideeën en mogelijke cliënten voor andere exclusieve deals aandroeg. En Debs staat te trappelen om de pr te gaan doen. We worden een goed team, dat voel ik gewoon. Ik loop met de volle pot terug naar Erics kamer en begin discreet te schenken. Intussen luister ik het gesprek af. Penny heeft een lijst namen van het personeel met bedragen in potlood ernaast. ‘Ik vrees dat Sally Hedge geen salarisverhoging verdient, en ook geen bonus,’ zegt ze terwijl ik haar koffie inschenk. ‘Ze is erg middelmatig. Dank je, Lexi.’
‘Ik mag Sally wel,’ zeg ik. ‘Wist je dat haar moeder ziek is geweest?’ ‘O ja?’ zegt Penny met een gezicht alsof ze eraan toe wil voegen: nou en? ‘Lexi heeft vriendschap gesloten met alle secretaresses en het lagere personeel toen ze op kantoor was.’ Eric lacht even. ‘Daar is ze heel goed in.’ ‘Dat valt wel mee,’ zeg ik, een beetje gepikeerd over zijn toon. ‘We raakten gewoon aan de praat. Ze heeft veel te vertellen. Wist je dat ze bijna het Britse turnteam voor de Spelen van het Gemenebest had gehaald? Ze kan een salto voorover op de evenwichtsbalk maken.’ Ze kijken me allemaal even wezenloos aan. ‘Maar goed,’ zegt Penny, die haar lijst weer ter hand neemt, ‘we hebben dus afgesproken dat ze nu geen bonus of opslag krijgt, maar we kunnen na Kerstmis misschien weer evalueren. De volgende, Damien Greenslade...’ Ik weet dat het me niets aangaat, maar ik kan er niet tegen. Ik zie al voor me hoe Sally het nieuws over de bonussen in ontvangst neemt. Ik kan haar teleurstelling bijna voelen. ‘Neem me niet kwalijk!’ Ik kwak de koffiepot op de eerste de beste plank en Penny houdt verbaasd haar mond. ‘Het spijt me, maar mag ik even iets zeggen? Het zit zo... een bonus kost de onderne318 ming niet veel. Uiteindelijk is het maar een grijpstuiver. Maar voor Sally Hedge is het een enorm bedrag. Weten jullie dan niet meer hoe het was om jong en arm te zijn en met veel moeite de eindjes aan
elkaar te knopen?’ Ik kijk naar Erics managers, die allemaal chique grotemensenkleren aanhebben met de bijbehorende chique grotemensenaccessoires. ‘Ik wel.’ ‘Lexi, we weten dat je een gevoelige ziel bent.’ Steven wendt de blik ten hemel. ‘Maar wat bedoel je nou, dat we allemaal maar arm moeten zijn?’ ‘Dat zeg ik helemaal niet!’ Ik probeer mijn ergernis te bedwingen. ‘Ik zeg dat je je moet herinneren hoe het was, daar onder aan de ladder. Dat is voor jullie een heel leven geleden.’ Ik maak een gebaar dat iedereen omvat. ‘Maar ik ben daar ook geweest, en voor mij voelt het alsof het nog maar zes weken geleden is. Ik was zo’n meisje. Geen geld, hopen op een bonus, me afvragen of het ooit eens mee zou zitten, in de stromende regen staan...’ Het dringt tot me door dat ik me een beetje laat meeslepen. ‘Maar goed. Als jullie haar een bonus geven, zal ze dat zeer op prijs stellen, dat kan ik jullie wel zeggen.’ Het blijft stil. Ik kijk naar Eric, die een strakke, woedende glimlach op zijn gezicht heeft. ‘Juist.’ Penny trekt haar wenkbrauwen op. ‘Goed... we komen nog op Sally Hedge terug.’ Ze maakt een notitie. ‘Dank je. Ik wilde niet storen. Ga door.’ Ik pak de koffiepot en probeer onopvallend de kamer uit te sluipen. Ik struikel maar heel even over een Mulberry-koffertje dat iemand bij de deur heeft neergezet. Misschien krijgt Sally Hedge toch een bonus en misschien ook niet, maar ik heb tenminste gezegd wat ik op mijn hart had. Ik pak de krant en net als ik zit te bladeren, zoekend naar de rubriek BEDRIJFSRUIMT E T E HUUR, komt Eric uit zijn kamer.
‘Hoi,’ zeg ik. ‘Hebben jullie pauze?’ ‘Lexi. Ik moet je even spreken.’ Hij trekt me mee naar mijn slaapkamer en sluit de deur achter ons, nog steeds met die afschuwelijke glimlach op zijn gezicht. ‘Wil je zo vriendelijk zijn je nooit meer met mijn zaken te bemoeien?’ O, god, ik dácht al dat hij pissig was. 319 ‘Eric, het spijt me dat ik de bespreking heb onderbroken,’ zeg ik snel, ‘maar ik gaf alleen mijn mening.’ ‘Ik heb geen behoefte aan meningen.’ ‘Maar is het dan niet góéd om dingen te bespreken?’ zeg ik verbijsterd. ‘Ook als we het niet met elkaar eens zijn? Ik bedoel, dat houdt relaties in stand! Praten!’ ‘Ik denk er anders over.’ Zijn woorden komen als een kogelregen op me af. Hij heeft nog steeds die glimlach op zijn gezicht, als een masker, alsof hij moet verdoezelen hoe woedend hij in feite is. En plotseling vallen de schellen me van de ogen. Ik ken die man niet. Ik hou niet van hem. Wat doe ik hier eigenlijk? ‘Eric, het spijt me. Ik, eh, ik zal het niet meer doen.’ Ik loop naar het raam in een poging mijn gedachten te ordenen. Dan draai ik me om. ‘Mag ik je een vraag stellen, nu we hier toch zijn? Wat denk je nu
écht? Over ons? Ons huwelijk? Alles?’ ‘Ik denk dat we goed vooruitgaan.’ Eric knikt en hij vrolijkt meteen op, alsof we bij een nieuw agendapunt zijn aangekomen. ‘We worden intiemer... je begint flashbacks te krijgen... je hebt alles uit het huwelijkshandboek geleerd... Ik denk dat het allemaal op zijn plaats valt. Alleen maar goed nieuws.’ Wat komt dat er zakelijk uit. Alsof hij elk moment een PowerPointpresentatie kan geven met een opgaande lijn die aangeeft hoe gelukkig we zijn. Hoe kan hij dat denken terwijl hij helemaal niet geïnteresseerd is in wat ik denk, wat mijn meningen zijn of wie ik echt ben? ‘Eric, het spijt me.’ Ik slaak een diepe zucht en zak op een suède poef. ‘Ik ben het niet met je eens. Ik geloof niet dat we intiemer worden, niet echt. En ik moet je iets opbiechten. Die flashback had ik maar verzonnen.’ Eric kijkt me ontzet aan. ‘Verzonnen? Waarom?’ Omdat ik moest kiezen: een leugentje of een berg slagroom. ‘Ik denk dat ik gewoon... Ik wilde graag dat het waar was,’ improviseer ik vaag. ‘Maar in werkelijkheid heb ik me al die tijd nog niets herinnerd. Je bent nog steeds een vent die ik pas een paar weken ken.’ Eric zakt zwaar op het bed en er valt een stilte. Ik pak een zwartwitfoto van Eric en mij op onze trouwdag. We heffen glimlachend 320 het glas naar elkaar, oppervlakkig gezien gelukzalig, maar nu ik beter
kijk, zie ik de spanning in mijn ogen. Ik vraag me af hoe lang ik gelukkig ben geweest. Ik vraag me af wanneer het tot me doordrong dat ik een fout had begaan. ‘Eric, laten we het maar onder ogen zien, dit wordt niets.’ Ik zet de foto met een zucht terug. ‘Voor ons allebei niet. Ik leef met een man die ik niet ken, jij met een vrouw die zich niets herinnert.’ ‘Dat geeft niet. We bouwen een nieuw huwelijk op. We beginnen opnieuw!’ Hij zwiept met zijn handen om zijn woorden kracht bij te zetten. Hij kan nu elk moment zeggen dat we ‘van het huwelijksleven genieten’. ‘Nee,’ zeg ik hoofdschuddend. ‘En ik kan het niet meer aan.’ ‘Jawel, schat.’ Eric schakelt meteen over naar de ‘bezorgde echtgenoot van krankzinnige zieke’-stand. ‘Misschien heb je te veel van jezelf gevergd. Neem wat rust.’ ‘Ik hoef niet te rusten! Ik moet mezélf kunnen zijn!’ Mijn frustratie kookt over en ik spring overeind. ‘Eric, ik ben niet het meisje met wie jij dacht te trouwen. Ik weet niet wie ik dan wel ben geweest, de afgelopen drie jaar, maar ik was mezelf niet. Ik hou van kleuren. Ik hou van rommel. Ik hou van...’ – ik maai met mijn armen – ‘...van pasta! En ik heb al die tijd niet naar succes gehunkerd, maar naar éten.’ Eric staat paf. ‘Schat,’ zegt hij omzichtig, ‘als het zoveel voor je betekent, halen we toch pasta in huis? Ik zal tegen Gianna zeggen dat ze...’
‘Het gaat niet om die pasta!’ gil ik. ‘Eric, je snapt het niet. Ik heb de afgelopen weken toneelgespeeld, en ik kan het niet meer.’ Ik wijs naar het enorme scherm. ‘Ik heb niets met al die hightech toestanden. Ik voel me niet op mijn gemak. Eerlijk gezegd zou ik liever in een huis wonen.’ ‘Een húís?’ herhaalt Eric zo ontdaan alsof ik heb gezegd dat ik me bij een roedel wolven wil aansluiten en hun welpen wil baren. ‘Dit is een schitterende loft, Eric.’ Opeens voel ik me schuldig omdat ik zijn geesteskind heb afgekraakt. ‘Het is oogverblindend en ik bewonder het echt, maar het past niet bij me. Ik ben gewoon niet in de wieg gelegd voor... voor het loftleven.’ 321 Aargh. Ongelooflijk. Ik heb echt dat evenwijdige handgebaar gemaakt. ‘Lexi... Ik schrik ervan.’ Eric ziet er echt perplex uit. ‘Ik had geen idee dat je je zo voelde.’ ‘Maar het belangrijkste is wel dat je niet van me houdt.’ Ik kijk hem recht in de ogen. ‘Niet van míj.’ ‘Ik hou wel van je!’ Eric lijkt zijn zelfvertrouwen te herwinnen. ‘Dat weet je toch? Je bent getalenteerd, en mooi...’ ‘Jij dénkt dat ik mooi ben.’ ‘Ja!’ zegt hij gekwetst. ‘Natuurlijk!’ ‘Je vindt het collageen in mijn lippen mooi,’ verbeter ik hem
hoofdschuddend. ‘En de schildjes op mijn tanden en de verf in mijn haar.’ Eric zwijgt. Ik zie hem ongelovig naar me kijken. Waarschijnlijk heb ik hem wijsgemaakt dat het allemaal echt was. ‘Ik denk dat ik beter weg kan gaan.’ Ik zet een paar passen bij hem vandaan, strak naar de vloer kijkend. ‘Het spijt me, maar het is gewoon... te veel stress.’ ‘We zullen wel te hard van stapel zijn gelopen,’ zegt Eric uiteindelijk. ‘Misschien is een onderbreking echt een goed idee. Over een paar weken zie je het heel anders, dan kunnen we het er nog eens over hebben.’ ‘Ja,’ zeg ik met een knikje. ‘Wie weet.’ Het voelt raar om deze spullen in te pakken. Dit is niet mijn leven, maar dat van iemand anders. Ik prop het absolute minimum in een Gucci-koffer die ik in een kast heb gevonden: wat ondergoed, een spijkerbroek en wat schoenen. Het voelt niet alsof ik recht heb op al die dure beige mantelpakken. En eerlijk gezegd hoef ik ze ook niet. Als ik bijna klaar ben, voel ik dat er iemand is, kijk op en zie Eric in de deuropening staan. ‘Ik moet weg,’ zegt hij stijfjes. ‘Red jij je wel?’ ‘Ja, hoor.’ Ik knik. ‘Ik neem wel een taxi naar Fi. Ze heeft eerder vrij vandaag.’ Ik rits de koffer dicht, een pijnlijk definitief geluid. ‘Eric... dank je wel dat ik hier mocht wonen. Ik weet dat het voor jou ook moeilijk is geweest.’
‘Ik geef zielsveel om je, dat weet je toch?’ Ik zie echt verdriet in 322 Erics ogen en krijg een steek schuldgevoel, maar je kunt niet bij iemand blijven omdat je je schuldig voelt. Of omdat hij een speedboot kan besturen. Ik richt me op, wrijf over mijn stijve rug en neem de immense, onberispelijke kamer in me op. Het hypermoderne designbed. Het ingebouwde scherm. De kleedkamer voor die miljoenen kledingstukken. Ik weet zeker dat ik nooit van mijn leven meer zo weelderig zal wonen. Ik zal wel gestoord zijn. Als mijn blik over het bed glijdt, schiet me iets te binnen. ‘Eric, piep ik in mijn slaap?’ vraag ik als terloops. ‘Heb je daar ooit iets van gemerkt?’ ‘Ja, dat klopt.’ Hij knikt. ‘We zijn ervoor naar een specialist geweest. Hij raadde je aan je neus met zout water te spoelen voordat je naar bed ging en schreef je een neusknijper voor.’ Hij loopt naar een la en haalt er een doos uit met een weerzinwekkend plastic geval erin. ‘Wil je hem meenemen?’ ‘Nee,’ breng ik na een korte stilte uit, ‘maar toch bedankt.’ Oké. Dit is de juiste beslissing. Eric legt de neusknijper neer. Hij aarzelt even, komt dan op me af en omhelst me onhandig. Het voelt alsof we de voorschriften van het huwelijkshandboek opvolgen: Scheiding (afscheidsomhelzing). ‘Het ga je goed, Eric,’ zeg ik in zijn dure, geurige overhemd. ‘Tot ziens.’ Het is idioot, maar ik kan wel janken. Niet vanwege Eric, maar omdat
het voorbij is. Mijn hele verbijsterende, volmaakte droomleven. Hij maakt zich van me los. ‘Tot ziens, Lexi.’ Hij loopt met grote passen de kamer uit en dan is hij weg. Een uur later ben ik pas echt klaar met inpakken. Uiteindelijk kon ik de verleiding niet weerstaan om een tweede koffer te pakken en die vol La Perla-lingerie, Chanel-make-up en verzorgingsproducten te proppen. En ik heb een derde koffer vol jassen gestopt. Ik bedoel, wie wil ze anders hebben? Eric niet. En ik heb mijn Louis Vuitton-tas gehouden, als aandenken. Het afscheid van Gianna viel me zwaar. Ik heb haar een dikke afscheidsknuffel gegeven en zij prevelde iets in het Italiaans terwijl ze op mijn hoofd klopte. Ik denk dat ze het wel zo’n beetje begreep. 323 En nu ben ik alleen. Ik sleep mijn koffers naar de woonkamer en kijk op mijn horloge. Ik heb nog een paar minuten voordat de taxi komt. Het voelt alsof ik een duur, exclusief hotel achter me laat. Het was er fantastisch en de faciliteiten waren onvoorstelbaar, maar ik heb me er nooit thuis gevoeld. Desondanks voel ik een steek als ik voor de allerlaatste keer op het grote dakterras stap en mijn hand boven mijn ogen hou tegen de zon. Ik herinner me dat ik hier aankwam en dacht dat ik in de hemel was beland. Het leek een paleis. Eric leek een Griekse god. Ik kan me die ongelooflijke euforie nog goed voor de geest halen. Het voelde alsof ik de loterij had gewonnen. Ik slaak een zucht, draai me om en loop weer naar binnen. Uiteindelijk kreeg ik het perfecte leven toch niet op een zilveren presenteerblaadje aangereikt, schijnt het. Wat waarschijnlijk betekent dat ik geen Gandhi ben geweest in een vorig leven. Terwijl ik de terrasdeuren afsluit, bedenk ik dat ik ook afscheid moet
nemen van mijn huisdier. Ik klik het scherm aan en kies het ‘huisdierenhoekje’. Ik roep mijn jonge katje op en kijk een tijdje hoe het tegen een bal tikt, voor eeuwig snoezig en leeftijdloos. ‘Tot ziens, Arthur,’ zeg ik. Ik weet dat hij niet echt is, maar ik heb toch medelijden met hem, zo opgesloten in zijn virtuele wereldje. Misschien moet ik ook afscheid nemen van T itan, dat is wel zo eerlijk. Ik klik ‘T itan’ aan en prompt verschijnt er een twee meter hoge spin op het scherm, die als een soort monster naar me steigert. ‘T jeesus!’ Ik deins achteruit en hoor een enorm kabaal. Ik draai me als door de bliksem getroffen om, nog steeds ontdaan... en zie een berg glas, aarde en groen op de vloer liggen. O, super. Verbluffend goed werk. Ik heb zo’n stom plantgeval omgestoten. Orchideeën, of wat het ook maar zijn. Terwijl ik moedeloos naar de puinhoop kijk, licht er een boodschap op het scherm op, knalblauw op groen, telkens weer. Ontregeling. Ontregeling. Dit huis probeert me echt iets te vertellen. Misschien is het toch wel intelligent. ‘Het spijt me,’ zeg ik tegen het scherm. ‘Ik weet dat ik de boel hier heb ontregeld, maar ik ga al! Je bent van me verlost!’ 324 Ik pak een bezem uit de keuken, veeg de troep op en gooi alles in de afvalbak. Dan pak ik een stukje papier en schrijf een briefje aan Eric. Beste Eric,
Het spijt me, maar ik heb de pot met de orchideeën omgegooid. Ik heb ook een scheur in de bank gemaakt. Stuur de rekening maar. Groet, Lexi Net als ik mijn naam zet, gaat de bel. Ik zet het papiertje tegen de nieuwe glazen luipaard. ‘Hallo,’ zeg ik in de intercom. ‘Kunt u alstublieft boven komen?’ Ik heb misschien hulp nodig met die koffers. God mag weten wat Fi ervan zal zeggen; ik had gezegd dat ik alleen maar een schoenendoos met onmisbare spullen zou meebrengen. Ik loop naar de hal en hoor de lift naar boven komen. ‘Hallo,’ zeg ik zodra de deur opengaat. ‘Het spijt me, maar ik heb nogal veel...’ En dan slaat mijn hart een slag over. Er staat geen taxichauffeur voor me. Het is Jon. Hij heeft een spijkerbroek en een T-shirt aan. Zijn donkere haar piekt en zijn gezicht ziet er verfrommeld uit, alsof hij net wakker is. Hij is het tegendeel van Erics onberispelijke, Armani-modelachtige gesoigneerdheid. ‘Hoi,’ zeg ik. Mijn mond is opeens kurkdroog. ‘Wat...’ Zijn gezicht staat bijna streng; zijn donkere ogen zijn zo vurig als altijd. Opeens herinner ik me onze eerste ontmoeting, beneden op het parkeerterrein, toen hij maar naar me bleef kijken alsof hij niet kon
geloven dat ik niets meer van hem wist. Nu begrijp ik waarom hij zo wanhopig leek toen ik hem over mijn fantastische man Eric vertelde. Ik begrijp... van alles. ‘Ik heb je op je werk gebeld,’ zegt hij, ‘maar daar zeiden ze dat je thuis was.’ ‘Ja.’ Ik knik moeizaam. ‘Er is wat voorgevallen op het werk.’ Ik zit helemaal in de knoop vanbinnen. Ik kan hem niet aankij325 ken. Ik weet niet wat hij hier komt doen. Ik zet een stap achteruit, kijk naar de vloer en draai mijn vingers strak om elkaar heen, met ingehouden adem. ‘Lexi, ik moet je iets zeggen.’ Jon haalt diep adem en al mijn spieren trekken strak van angstige verwachting. ‘Ik... moet mijn excuses aanbieden. Ik had je niet zo mogen lastigvallen, dat was niet eerlijk.’ Het is alsof ik een schok krijg. Dit had ik niet verwacht. ‘Ik heb er lang over nagedacht,’ vervolgt Jon gehaast. ‘Ik besef dat dit een verschrikkelijke periode voor je is, en ik heb je niet bepaald geholpen. En... je hebt gelijk.’ Hij zwijgt even. ‘Ik ben je minnaar niet. Je kent me nog maar net.’ Hij zegt het zo nuchter dat er een brok in mijn keel schiet. ‘Jon, ik wilde niet...’ ‘Weet ik.’ Hij steekt zijn hand op en vervolgt met zachtere stem:
‘Het geeft niet. Ik weet wat je bedoelt. Het is al moeilijk genoeg voor je geweest.’ Hij komt een stap dichterbij en tast mijn ogen met de zijne af. ‘En wat ik nog wilde zeggen... maak jezelf geen verwijten, Lexi. Je doet je best. Meer kun je niet doen.’ ‘Nee.’ Mijn stem wordt verstikt door de ingehouden tranen. ‘Ik doe mijn best, ja.’ O, god, ik moet huilen. Jon lijkt het te merken en stapt achteruit alsof hij me de ruimte wil gunnen. ‘Hoe ging het op het werk met de deal?’ ‘Goed.’ Ik knik. ‘Fijn. Ik ben heel blij voor je.’ Hij knikt alsof alles nu is afgehandeld, alsof hij op het punt staat weg te gaan. En hij weet het nog niet eens. ‘Ik ga bij Eric weg,’ flap ik eruit. Het is een bevrijding. ‘Ik ga nu, mijn koffers staan klaar, de taxi is onderweg...’ Ik wil niet kijken hoe Jon reageert, maar ik kan er niets aan doen. En ik zie het. De hoop die zijn gezicht laat oplichten als de zon. En weer verdwijnt. ‘Ik... ben blij,’ zegt hij ten slotte op zorgvuldig afgemeten toon. ‘Je zult wel tijd nodig hebben om over alles na te denken. Het is allemaal nog vrij nieuw voor je.’ 326
‘Hm, hm. Jon?’ Mijn stem is helemaal verstikt. Ik weet niet eens wat ik wil zeggen. ‘Niet doen.’ Hij schudt zijn hoofd en tovert op de een of andere manier een wrange glimlach tevoorschijn. ‘We zijn onze kans gewoon misgelopen.’ ‘Het is niet eerlijk.’ ‘Nee.’ Door het glas achter Jon zie ik een zwarte taxi naderen. Jon volgt mijn blik en ik zie een plotselinge somberte in de lichtval op zijn ene jukbeen, maar als hij me zijn gezicht toekeert, glimlacht hij weer. ‘Ik help je wel naar beneden.’ Als alle koffers in de taxi zijn geladen en ik de chauffeur Fi’s adres heb gegeven, sta ik tegenover Jon, met een verkrampte borstkas, niet in staat afscheid te nemen. ‘Dus.’ ‘Dus.’ Hij legt zijn hand even op de mijne. ‘Pas goed op jezelf.’ ‘Jij...’ – ik slik – ‘...ook.’ Licht wankelend stap ik in de taxi. Ik trek het portier naar me toe, maar ik kan me er niet toe zetten het helemaal dicht te trekken. Ik kan die vreselijke, definitieve klik nog niet horen. ‘Jon.’ Ik kijk naar hem op. ‘Waren we... echt een goed stel?’ ‘Ja.’ Zijn stem is zo zacht en droog dat ik hem bijna niet kan
verstaan. Hij knikt met een mengeling van liefde en verdriet op zijn gezicht. ‘We waren echt een heel goed stel.’ Nu stromen de tranen over mijn wangen; mijn maag verkrampt pijnlijk. Ik ga bijna door de knieën. Ik kan het portier openzwaaien, zeggen dat ik me heb bedacht... Maar ik kan het niet. Ik kan niet van de ene vent die ik me niet herinneren in de armen van de andere vliegen. ‘Ik moet weg,’ fluister ik. Ik wend mijn hoofd af om hem niet meer te zien en wrijf woest in mijn ogen. ‘Ik moet weg, ik moet weg.’ Ik trek het zware portier dicht en de taxi rijdt langzaam weg. 327 21 De wereld is eindelijk krankzinnig geworden. Dit is het bewijs. Ik loop Langridges binnen, wikkel mijn roze sjaal los en wrijf mijn ogen uit: het is pas 16 oktober, maar alles is al versierd. Er staat een opgetuigde kerstboom en op de tussenverdieping staat een koor ‘De herdertjes lagen bij nachte’ te galmen. Straks beginnen ze op 1 januari al met de aanloop naar Kerstmis. Of ze lassen een extra ‘zomerkerst’ in. Of het blijft gewoon altijd Kerstmis, zelfs in de zomervakantie. ‘Speciale aanbieding Calvin Klein-setje?’ zegt een verveeld uitziend meisje in het wit toonloos, en ik duik weg voordat ze me onder kan spuiten. Hoewel, bij nader inzien, Debs vindt het wel een lekker geurtje. Misschien koop ik het wel voor haar. ‘Ja, graag,’ zeg ik. Het meisje valt bijna om van verbazing.
‘Feestelijk cadeaupapier?’ Voordat ik me kan bedenken, staat ze al achter de toonbank. ‘Cadeaupapier, graag,’ zeg ik. ‘Maar geen kerstpapier.’ Terwijl zij het setje inpakt, kijk ik in de spiegel achter haar. Mijn haar is nog lang en glanzend, al is de kleur minder diep. Ik heb een spijkerbroek en een groen vest aan en ik heb lekker zittende suède sportschoenen aan mijn voeten. Ik heb geen make-up op en geen trouwring om. Wat ik zie, staat me wel aan. Mijn leven bevalt me wel. Misschien heb ik geen droomleven meer. Misschien ben ik geen miljonairsvrouw meer die in een luisterrijke loft met uitzicht over Londen woont. Maar Balham is best cool. Wat nog cooler is, is dat mijn kantoor op de verdieping boven mijn flat zit, zodat ik de kortst denkbare 328 reistijd naar mijn werk heb. Wat, samen met de drie geroosterde boterhammen die ik elke ochtend bij het ontbijt eet, zou kunnen verklaren waarom mijn strakste spijkerbroek me niet meer past. De eerste drie maanden van het bedrijf zijn zo goed verlopen dat ik mezelf soms moet knijpen. Het contract met Porsche wordt uitgevoerd en trekt al belangstelling van de media. We hebben een nieuwe deal gesloten met een restaurantketen, en vandaag heeft Fi mijn favoriete Deller-ontwerp met oranje cirkels aan een hip kuuroord verkocht. Daarom ben ik nu aan het shoppen. Ik vind dat alle teamleden wel een cadeautje verdienen. Ik reken het parfum af, pak mijn tas en loop verder de winkel in. Bij het passeren van een rek met hoge wankelhakken moet ik aan Rosalie denken, en ik glimlach tegen wil en dank. Zodra ze hoorde dat Eric en
ik uit elkaar gingen, verkondigde Rosalie dat ze geen partij zou kiezen, dat ik haar beste vriendin was en dat ze mijn rots in de branding zou zijn, mijn absolute róts. Ze is één keer bij me op bezoek geweest. Ze was een uur te laat. Ze zei dat het kwam doordat haar navigatiesysteem niet werkte in de buitenwijken en ze een traumatiserende bendeoorlog had gezien (twee vechtende jochies van acht). Toch brengt ze het er altijd nog beter van af dan mam, die het voor elkaar heeft gekregen elk voorgenomen bezoek af te zeggen vanwege het een of andere hondenkwaaltje. We hebben elkaar niet meer gesproken sinds die dag dat ik bij haar was, niet echt. Amy houdt me wel op de hoogte. De dag na mijn bezoek schijnt mam zonder het tegen iemand te zeggen een baal bloemetjeskleding naar de kringloopwinkel te hebben gebracht. Vervolgens ging ze naar de kapper. Ze schijnt nu een bobkapsel te hebben dat haar heel goed staat, en ze heeft een vrij moderne broek gekocht. Ze heeft ook een mannetje laten komen om iets aan de schimmel in huis te doen en hem betaald om paps stoeptegels weg te halen. Ik weet dat het niet veel lijkt, maar in mams wereld zijn het enorme sprongen vooruit. En wat echt helemaal positief en fantastisch is, is dat Amy het opzienbarend doet op school! Ze heeft op de een of andere manier 329 toelating losgepeuterd bij bedrijfskunde als eindexamenvak op het hoogste niveau, bij alle zesdeklassers, en haar docent staat paf van haar vorderingen. In de kerstvakantie komt ze werkervaring bij ons opdoen... en ik kan me er zelfs op verheugen. Wat Eric betreft... als ik aan hem denk, kan ik alleen maar zuchten. Hij denkt nog steeds dat onze scheiding maar tijdelijk is, al heb ik zijn advocaat al benaderd om over een echtscheiding te praten. Ongeveer een week na mijn vertrek kreeg ik een getypt document van hem met de titel LEXI EN ERIC:
SCHEIDINGSHANDBOEK. Hij stelde voor elke maand een ‘mijlpaalgesprek’ te houden, maar ik heb nog niet één keer een afspraak gemaakt. Ik kan hem nu gewoon nog niet zien. Zoals ik het ook niet kan opbrengen het hoofdstuk ‘Scheidingsseks: ontrouw, solo, verzoening, overig’ te lezen. Overig? Wat kan dat in vredesnaam... Nee. Niet eens aan dénken. Waar het om gaat, is dat het geen zin heeft om terug te blijven kijken. Het heeft geen zin om te broeden. Je moet vooruit blijven kijken, zoals Fi zei. Ik begin er vrij goed in te worden. Meestal voelt het alsof het verleden een heel andere wereld is, ingepakt in mijn hoofd, met plakband langs de randen. Ik kijk rond op de afdeling Accessoires en koop een hippe paarse laktas voor Fi. Dan ga ik naar boven en scoor een cool T-shirt in de stijl van de jaren zeventig voor Carolyn. ‘Bisschopswijn?’ Een vent met een kerstmuts op houdt me een dienblad vol plastic vingerhoedjes voor en ik neem er een. Al drentelend dringt het tot me door dat ik een beetje ben verdwaald in de nieuwe indeling van deze verdieping, en dat ik op de afdeling Herenkleding verzeild ben geraakt, maar het geeft niet; ik heb geen haast. Ik slenter door, nip van de warme, kruidige wijn, luister naar de kerstliedjes en kijk naar het twinkelen van de lichtjes... O, god, ze hebben me te pakken. Ik begin de kerstsfeer te voelen. Oké, dit is erg. Het is pas oktober. Ik moet hier weg, voordat ik kransjes en Bing Crosby-cd’s ga kopen en me afvraag of The Wizard of Oz op tv is. Net als ik een plekje voor mijn lege vingerhoedje zoek, hoor ik een montere stem. 330
‘Hallo daar!’ zegt een vrouw met een blonde bob die pastelkleurige truien van Ralph Lauren staat op te vouwen. ‘Eh, hallo,’ zeg ik weifelend. ‘Ken ik u?’ ‘Nee, hoor,’ zegt ze met een glimlach. ‘Ik herkende je gewoon van vorig jaar.’ ‘Vorig jaar?’ ‘Toen heb je hier een overhemd voor je... vent gekocht,’ zegt ze met een blik op mijn hand. ‘Voor Kerstmis. We hebben een vrij lang gesprek gevoerd terwijl ik het inpakte. Het is me altijd bijgebleven.’ Ik gaap haar aan en probeer me er iets bij voor te stellen. Ik, hier, kerstinkopen aan het doen. De oude Lexi, waarschijnlijk in een beige mantelpak, waarschijnlijk verschrikkelijk gehaast; waarschijnlijk met een strak gezicht van de stress. ‘Het spijt me,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Ik heb een geheugen als een zeef. Wat zei ik dan?’ ‘Geeft niets!’ Ze lacht vrolijk. ‘Waarom zou je dat ook nog weten? Het is me gewoon bijgebleven omdat je zo...’ Ze denkt na, met een half opgevouwen trui in haar handen. ‘Het zal wel idioot klinken, maar je leek zo verliefd.’ ‘Aha.’ Ik knik. ‘Juist.’ Ik strijk een haarlok uit mijn gezicht en zeg tegen mezelf dat ik nu glimlachend moet doorlopen. Het is een onbenullig toeval, meer niet. Het stelt niets voor. Kom op, glimlachen en doorlopen.
Maar terwijl ik daar sta, met de twinkelende lichtjes, het koor dat ‘Vrede op aarde’ zingt en een onbekende blonde vrouw die me vertelt wat ik vorig jaar met Kerstmis heb gedaan, komen er allerlei begraven gevoelens naar boven; ze borrelen als stoom omhoog. Het plakband raakt los bij de hoekjes; ik kan mijn verleden niet meer op zijn plaats houden. ‘Dit lijkt misschien een vreemde vraag,’ zeg ik en ik wrijf over mijn klamme bovenlip, ‘maar heb ik ook gezegd hoe hij heette?’ ‘Nee.’ De vrouw kijkt me verwonderd aan. ‘Je zei alleen dat hij je tot leven had gewekt. Vóór hem leefde je niet. Je liep ervan over, van je geluk.’ Ze legt de trui neer en kijkt me nu openlijk nieuwsgierig aan. ‘Weet je dat niet meer?’ ‘Nee.’ 331 Mijn keel wordt dichtgeknepen. Het was Jon. Jon, die ik elke dag sinds ik ben weggegaan uit mijn gedachten probeer te weren. ‘Wat heb ik voor hem gekocht?’ ‘Dit overhemd, voor zover ik het me herinner.’ Ze reikt me een lichtgroen overhemd aan en richt zich tot een andere klant. ‘Wat kan ik voor u doen?’ Ik hou het overhemd vast en probeer me voor te stellen dat Jon het
aanheeft; hoe ik het voor hem uitkoos. Ik probeer het geluksgevoel op te roepen. Of het nu door de bisschopswijn komt of door de lange dag, ik weet het niet, maar ik kan dit overhemd niet loslaten. Ik kan het niet wegleggen. ‘Mag ik dit overhemd, alstublieft?’ zeg ik zodra de vrouw weer tijd voor me heeft. ‘U hoeft het niet in te pakken.’ Ik weet niet wat me bezielt. Ik loop Langridges uit en hou een taxi aan, nog steeds met het groene overhemd, dat ik tegen mijn gezicht druk alsof het een knuffel is. Mijn hoofd gonst en de wereld is vaag, alsof ik griep krijg of zo. Er stopt een taxi en ik stap op de automatische piloot in. ‘Waarheen?’ vraagt de chauffeur, maar ik hoor het nauwelijks. Ik blijf maar aan Jon denken. Het gonzen wordt harder; ik druk het overhemd tegen mijn wang... Ik zoem. Ik weet niet wat er in mijn hoofd gebeurt. Ik neurie een liedje dat ik niet ken. Ik weet alleen dat het Jon is. Dit deuntje is Jon. Het staat voor Jon. Ik ken het via hem. Ik doe mijn ogen dicht in een wanhopige poging het in te halen, het te vangen... En dan schiet het als een bliksemschicht door mijn hoofd. Een herinnering. Ik heb een herinnering. Aan hem. Wij samen. Een zilte geur in de lucht, zijn stoppelige kin, een grijze trui... en dat wijsje. Dat is alles. Een vluchtig moment, meer niet.
Maar ik heb het. Ik héb het. ‘Schat, waar gaan we heen?’ De chauffeur heeft het tussenschot opengeschoven en kijkt over zijn schouder. 332 Ik gaap hem aan alsof hij een vreemde taal spreekt. Ik mag niets anders in mijn geest toelaten; ik moet deze herinnering vasthouden en koesteren... ‘Verdomme.’ De chauffeur rolt met zijn ogen. ‘Waar wil je nou heen?’ Er is maar één plek waar ik naartoe kan gaan. Ik moet ernaartoe. ‘Naar... naar Hammersmith.’ Hij keert, schakelt en weg zijn we. T ijdens de rit door Londen zit ik stram rechtop, me vasthoudend aan de lus. Het voelt alsof ik een kostbare vloeistof in mijn hoofd heb en niet mag schudden, want dan mors ik. Ik mag er niet aan denken, dan verdampt alles. Ik mag niet praten, naar buiten kijken of wat dan ook in mijn gedachten toelaten. Ik moet deze herinnering gaaf houden. Ik moet hem erover vertellen. Bij Jons huis aangekomen stop ik de chauffeur wat geld toe en stap uit. Dan dringt het tot me door dat ik eerst had moeten bellen. Ik pak snel mijn mobieltje en kies zijn nummer. Als hij niet thuis is, zoek ik hem wel ergens anders op. ‘Lexi?’ zegt hij. ‘Ik ben hier,’ zeg ik ademloos. ‘Ik herinner me iets.’ Het blijft even stil. De verbinding wordt verbroken en ik hoor gehaaste voetstappen in het huis. Dan zwaait de voordeur open en
daar staat hij, in een poloshirt en een spijkerbroek, met oude Converse-sportschoenen aan zijn voeten. ‘Ik herinnerde me iets,’ flap ik eruit voordat hij iets kan zeggen. ‘Een melodietje. Ik ken het niet, maar ik weet dat ik het samen met jou heb gehoord, aan het strand. We moeten een keer aan het strand zijn geweest. Luister!’ Ik neurie hoopvol het wijsje. ‘Weet je het nog?’ ‘Lexi...’ Hij harkt met zijn handen door zijn haar. ‘Waar heb je het over? Waarom heb je dat overhemd bij je?’ Hij kijkt nog eens goed. ‘Is dat van mij?’ ‘Ik heb het gehoord toen ik met je aan het strand was! Ik weet het zeker.’ Ik weet dat ik onsamenhangend bazel, maar ik kan er niets aan doen. ‘Ik herinner me de zilte lucht en je kin schuurde en het ging zo...’ Ik begin weer te neuriën, maar nu moet ik naar de goede noten zoeken. Uiteindelijk geef ik het op en kijk Jon verwachtingsvol aan. Hij heeft een diepe denkrimpel in zijn voorhoofd. 333 ‘Ik herinner me er niets van,’ zegt hij. ‘Jíj herinnert het je niet?’ zeg ik verontwaardigd. Ik kijk hem ongelovig aan. ‘Jíj herinnert het je niet? Kom op! Denk na! Het was koud, maar we hadden het op de een of andere manier warm, en je had je niet geschoren... je had een grijze trui aan...’ Dan klaart zijn gezicht op. ‘O, god. Die keer in Whitstable. Bedoel je dat?’
‘Weet ik niet,’ zeg ik hulpeloos. ‘Het zou kunnen.’ ‘We gingen een dagje naar Whitstable,’ zegt hij knikkend. ‘Naar het strand. Het was verschrikkelijk koud, dus we pakten ons dik in en we hadden een radio bij ons... Neurie dat liedje nog eens?’ Oké, ik had nooit over dat liedje moeten beginnen. Ik kan totaal niet zingen. Ik begin gegeneerd weer te neuriën. Joost mag weten wat ik zing... ‘Wacht eens. Is het niet dat nummer dat je toen de hele dag hoorde? “ Bad Day”.’ Hij neuriet mee en het is alsof een droom tot leven komt. ‘Ja!’ zeg ik gretig. ‘Dat is het! Dat nummer!’ Het blijft lang stil. Jon wrijft verwonderd over zijn gezicht. ‘Dus dat is alles wat je je herinnert. Een melodie.’ Hij zegt het op zo’n manier dat ik me ontzettend stom voel. Ben ik daarvoor heel Londen door gescheurd? Opeens prikt de kille werkelijkheid mijn blijdschap lek. Hij heeft geen belangstelling meer, hij is verdergegaan met zijn leven. Waarschijnlijk heeft hij al een nieuwe vriendin. ‘Ja.’ Ik schraap mijn keel in een vergeefse poging nonchalant over te komen. ‘Dat is alles. Ik wilde je gewoon laten weten dat ik me iets had herinnerd. Zomaar. Dus, eh... nou ja. Leuk je te zien. Dag.’ Ik raap onhandig mijn winkeltassen bij elkaar. Knalrood van ellende draai ik me om. Wat is dit ontzettend gênant. Ik moet hier zo snel mogelijk wel. Hoe kwam ik op het idéé...
‘Is het genoeg?’ Jons stem overrompelt me. Ik draai me om en zie dat hij naar buiten komt, met een gezicht dat strak staat van de hoop. En bij die aanblik kan ik niet meer doen alsof. De afgelopen drie maanden lijken van me af te vallen. Het gaat weer alleen om ons tweeën. 334 ‘Ik... ik weet het niet,’ hakkel ik. ‘Zeg het maar.’ ‘Jij moet het zeggen. Je zei dat je een aanknopingspunt moest hebben. Een draad tussen ons en... ons.’ Hij zet nog een stap naar me toe. ‘Die heb je nu.’ ‘Als dat zo is, is het wel de dunste draad van de wereld. Eén deuntje.’ Ik maak een geluid dat als een lach bedoeld was. ‘Zo dun als... spinrag. Ragfijn.’ ‘Nou, hou hem dan goed vast.’ Hij neemt de laatste treden van zijn stoep en zet het op een rennen, zonder dat zijn donkere ogen de mijne loslaten. ‘Voorzichtig, Lexi. Laat de draad niet breken.’ Dan is hij bij me en drukt me tegen zich aan. ‘Nee,’ fluister ik en ik sla mijn armen om hem heen. Ik laat hem nooit meer gaan. Uit mijn armen. Uit mijn hoofd. Als ik ten slotte weer boven water kom, zie ik drie kinderen op de stoep van de buren naar ons kijken. ‘Oei,’ zegt er een. ‘Sex-yy.’ Ik moet wel lachen, al blinken de tranen in mijn ogen.
‘Ja,’ beaam ik met een knikje naar Jon. ‘Sexy.’ ‘Sexy.’ Hij knikt terug. Zijn handen omvatten mijn middel en zijn duimen strelen zacht over mijn heupbotten, alsof ze er horen. ‘Hé, Jon.’ Ik sla een hand voor mijn mond alsof ik plotseling een ingeving krijg. ‘Raad eens? Ik herinner me opeens nog iets.’ ‘Wat dan?’ Zijn gezicht licht op. ‘Wat herinner je je?’ ‘Ik herinner me dat ik naar binnen ging... alle telefoons van de haak legde... en vierentwintig uur achter elkaar de beste seks van mijn leven had,’ zeg ik ernstig. ‘Ik weet zelfs nog precies wanneer.’ ‘Echt waar?’ Jon glimlacht, maar lijkt het niet goed te snappen. ‘Wanneer dan?’ ‘Op 16 oktober 2007. Om ongeveer...’ – ik kijk op mijn horloge – ‘...drie voor vijf.’ ‘Aha!’ Het begint hem te dagen. ‘Natuurlijk. Ja, dat weet ik ook nog goed. Het was ongelooflijk, hè?’ Hij streelt met een vinger over mijn rug en ik voel een heerlijke, verwachtingsvolle siddering. ‘Alleen geloof ik dat het achtenveertig uur duurde. Geen vierentwintig.’ ‘Je hebt gelijk.’ Ik klak quasi-verwijtend met mijn tong. ‘Hoe kon ik dat vergeten?’ 335 ‘Kom mee.’ Jon trekt me mee het stoepje op, met zijn hand stevig
om de mijne, en de kinderen joelen en juichen. ‘T rouwens,’ zeg ik als hij de deur achter ons dicht schopt, ‘ik heb sinds 2004 geen lekkere seks meer gehad. Dat je ’t maar weet.’ Jon lacht. Hij trekt in een enkele beweging zijn poloshirt uit en ik heb op slag zin. Mijn lichaam weet het nog wel, al ben ik het zelf vergeten. ‘Die uitdaging neem ik aan.’ Hij loopt naar me toe, neemt mijn gezicht in zijn handen en kijkt me aan, zwijgend en doelbewust, tot ik smelt van verlangen. ‘Fris mijn geheugen even op... wat gebeurde er na die achtenveertig uur?’ Ik hou het niet meer uit. Ik moet zijn gezicht naar het mijne trekken voor een kus. En deze zal ik nooit meer vergeten; deze zal ik altijd bij me houden. ‘Dat vertel ik je wel,’ fluister ik ten slotte met mijn mond op Jons warme, gladde huid, ‘als ik het me weer herinner.’ 336