KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
JAARVERSLAG 1999
Inhoud Inleiding
1
Organisatiestructuur van de K.U.Leuven
3
Onderwijs
7
1. Globale beleidslijn voor het universitair onderwijs 2. Onderwijskwaliteitsbeleid 3. Het opleidingenaanbod 4. Onderwijs- en examenregelingen 5. Gegevens over de studenten 6. Examencommissie van de Vlaamse gemeenschap 7. Internationale Relaties Tabellen
Onderzoek 1. Het onderzoeksbeleid: resultaten en vooruitzichten 2. Kwaliteitsbewaking 3. Financieringsbronnen 4. Personeelsbestand 5. Wetenschappelijke output per wetenschapsdiscipline 6. Nationale wetenschappelijke samenwerking 7. Internationale relaties 8. Besluit Tabellen
Personeel 1. Personeelsevolutie aan de K.U.Leuven 2. Personeelsbeleid voor academisch personeel 3. Personeelsbeleid voor ATP
Sociale voorzieningen voor studenten 1. Financiële situatie 2. Huisvesting 3. Voedingssector: universiteitsrestaurants Alma 4. Dienstensector 5. Gezondheidssector 6. Studentenorganisaties 7. Stafdiensten 8. Studentenadministratie
7 7 13 20 24 29 30 39
55 55 67 72 73 74 74 79 80 82
91 91 95 101
103 103 104 106 108 113 114 114 115
Synthese van de jaarrekening
117
1. Afdeling Werking 2. Fonds voor Onroerende Investeringen 3. Onderzoek 4. Patrimonium
117 118 118 118
De balans van de K.U.Leuven
121
Wetenschappelijke dienstverlening
125
Centrale logistieke diensten
127
1. Ludit 2. Anemoon 3. Universiteitsbibliotheek 4. Universiteitsarchief 5. Kunstpatrimonium
Extra-curriculaire mogelijkheden 1. Universitaire Parochie 2. Sport 3. Cultuur
K.U.Leuven Campus Kortrijk
127 131 132 134 135
137 137 138 139
145
1. Algemeen
145
2. Dienst voor Studieadvies 3. Interdisciplinair Research Centrum 4. Dienst Postacademische Vorming 5. Impulscentrum voor Onderwijsvernieuwing 6. Bibliotheek 7. Informaticabeleid 8. Algemeen Beheer 9. Studentenvoorzieningen 10. Universitaire Parochie 11. Evenementen en Externe Relaties
145 146 146 147 147 148 149 149 149 150
Interfacultaire Instituten 1. Het Hoger Instituut voor de Arbeid 2. Katholiek Documentatiecentrum en Onderzoekscentrum 3. Instituut voor Levende Talen 4. Steunpunt Werkgelegenheid, Arbeid en Vorming 5. Universitair Centrum voor Statistiek 6. LUCAS 7. Overlegcentrum voor Christelijke Ethiek
Universitaire Ziekenhuizen 1. Financiële situatie 2. Activiteiten 3. Veranderingsproject
Bijlagen
151 151 152 152 153 154 154 155
157 157 157 158
Inleiding In dit jaarverslag biedt de K.U.Leuven aan de Inrichtende Overheid en aan de Vlaamse Regering een overzicht van haar werking in 1999. Het jaarverslag is opgesteld overeenkomstig de voorschriften van het besluit van de Vlaamse regering van 4 februari 1999 ter uitvoering van artikel 162 van het universiteitsdecreet van 12 juni 1991. Het verslag omvat de voornaamste cijfergegevens inzake de universitaire hoofdopdrachten van onderwijs, onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening, maar geeft ook een overzicht van de financiële situatie, het personeelsbeleid en diverse ondersteunende functies in de universiteit; het verslag is vooral gericht op de beleidsaspecten voor de hoofdfuncties van onderwijs en onderzoek. De universiteit legt hiermede naar de buitenwereld en naar de academische gemeenschap verantwoording af over haar taakvervulling, die grotendeels wordt ondersteund met financiële middelen van de overheid. Uit de lectuur van dit verslag zal blijken dat de K.U.Leuven instaat voor kwaliteitsvol onderwijs, voor hoogstaand onderzoek en voor een brede dienstverlening. Men zal inzonderheid opmerken dat zij werk maakt van de uitbouw van een systeem voor kwaliteitszorg voor de onderwijs- en onderzoeksfuncties. Dergelijk systeem moet de vingers op de pols houden van het dagelijks wetenschappelijk werk om goede prestaties te belonen en deficiënties snel te corrigeren. Tegelijk moet onderstreept worden dat een universiteit leeft en presteert door de inzet van haar stafleden en medewerkers. Bij gelegenheid van dit jaarverslag wil ik ook alle leden van de academische gemeenschap danken voor hun bijdrage in ons gezamenlijk universiteitsproject. A. Oosterlinck
Inleiding
1
Organisatiestructuur van de K.U.Leuven 1.
De K.U.Leuven heeft haar bestuurlijke zetel op het adres Oude Markt 13, 3000 Leuven
2.
Bestuurlijke organen op het centrale niveau De belangrijkste gegevens over de organisatiestructuur van de universiteit worden gepubliceerd in de jaarlijkse uitgave van ‘Wegwijs’.
2.1 Als rechtspersoon heeft de K.U.Leuven haar juridische grondslag in de wet van 12 augustus 1911 (laatst gewijzigd in 1969 en 1970) die de rechtspersoonlijkheid verleent aan de K.U.Leuven, de Université Catholique de Louvain, de Vrije Universiteit Brussel en de Université Libre de Bruxelles. De basisregeling van de interne structuur is opgenomen in het Organiek reglement, dat wordt vastgesteld door de Inrichtende Overheid op advies van de Raad van beheer. Verdere interne regelingen, inzonderheid inzake de structuur van faculteiten, departementen en diverse andere organen worden geregeld in het Gewoon reglement, dat wordt vastgesteld door de Raad van beheer na advies van de Academische raad. 2.2 De Inrichtende overheid is het formele toporgaan van de universiteit; zij bestaat uit de Aartsbisschop, de Vlaamse bisschoppen en ten minste vier lekenleden. De Raad van beheer is het orgaan dat de verantwoordelijkheid voor het universitair bestuur en de middelen van de universiteit draagt tegenover derden; behoudens de leden van het Gemeenschappelijk bureau omvat deze raad ook een aantal leden uit de universitaire gemeenschap en een aantal leden aangewezen buiten de universiteit. De Academische raad draagt de verantwoordelijkheid voor het gehele academisch beleid. Hij is samengesteld uit de rector en de leden van het Gemeenschappelijk bureau, de decanen, vier studentenvertegenwoordigers, drie vertegenwoordigers van het assisterend academisch personeel en het bijzonder academisch personeel en de academisch ombudsman. 2.3 Het uitvoerend bureau van zowel de Raad van beheer als van de Academische raad is het ‘Gemeenschappelijk bureau’ dat behalve de rector, de algemeen beheerder en de rector van de Campus Kortrijk maximum zes andere leden omvat. Deze leden worden door de rector, na zijn verkiezing, ter benoeming aan de Academische raad voorgesteld als één beleidsequipe. De huidige functie-invulling van deze leden is: - drie vice-rectoren die als groepsvoorzitter het beleid coördineren van de drie groepen Humane wetenschappen, Exacte wetenschappen en Biomedische wetenschappen. - drie coördinatoren voor Onderzoeksbeleid, voor Onderwijsbeleid en voor Studentenbeleid. Het Gemeenschappelijk bureau draagt de verantwoordelijkheid voor het dagelijks bestuur en de beleidsvoorbereiding. 2.4 De rector wordt verkozen door een ruim kiescollege van alle voltijdse leden van het zelfstandig academisch personeel (ZAP) en vertegenwoordigers van het deeltijds ZAP, van het assisterend academisch personeel (AAP) en van het bijzonder academisch personeel (BAP), van de studenten en van het administratief en technisch personeel. De rector van de Campus Kortrijk wordt door een gelijkaardig kiescollege van KULAK verkozen. 2.5 Eigen organen van de Campus Kortrijk zijn de rector KULAK, de Interfacultaire raad die het academisch beleid in KULAK bepaalt, en het Beheerscomité. 2.6 De Universitaire Ziekenhuizen hebben een eigen beheersstructuur die een ruime mate van bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt voor het gehele ziekenhuisbedrijf: - het beheerscomité; Organisatiestructuur van de K.U.Leuven
3
2.7
3.
Bestuurlijke organen op het decentrale niveau De groepen De universiteit is ingedeeld in drie groepen, met name Humane wetenschappen, Exacte wetenschappen en Biomedische wetenschappen. De groepen staan in voor de coördinatie tussen de faculteiten. De Groepsraad bestaat uit de vice-rector, tevens groepsvoorzitter, de decanen en eventueel de andere leden van de Academische raad uit dezelfde groep.
3.2
De faculteiten De faculteiten (dertien in totaal) zijn tegelijk de entiteiten die het onderwijs plannen en doen uitvoeren en die de departementen coördineren. De faculteiten hebben een decaan, verkozen in de faculteitsraad. Deze raad is samengesteld uit alle voltijdse ZAP-leden en vertegenwoordigers van het deeltijds ZAP, van studenten en van de AAP-BAP-geleding. Een beperkt bureau van de faculteit staat in voor dagelijks bestuur en beleidsvoorbereiding.
3.3
De departementen De departementen vormen de hoofdindeling voor de onderzoekstaken van de universiteit en zijn dus gestructureerd volgens onderzoeksdomeinen. En zijn een vijftigtal departementen. Zij worden geleid door een departementsraad met een structuur analoog aan de faculteitsraad, en een departementsvoorzitter.
3.4
De afdelingen De departementen zijn op zeer diverse wijze verder onderverdeeld in afdelingen, centra, instituten of onderzoeksgroepen.
4.1
Katholieke Universiteit Leuven
Diverse centrale adviescolleges zijn opgericht voor specifieke beleidssegmenten. Vooral te vermelden zijn: - de Onderzoeksraad en de Raad Onderzoeksbeleid; - de Onderwijsraad, de Stuurgroep Onderwijsbeleid en de ICTOadviesgroep; - de Ondernemingsraad; - het Comité voor Preventie en bescherming op het werk; - de Raad van het Academisch vormingsinstituut voor leraren; - de Raad Postacademische Vorming; - de Bibliotheekraad; - de Luditraad; - de Interfacultaire raad voor ontwikkelingssamenwerking; - het Beleidscomité Internationale Relaties; - de Cultuurcommissie; - de Raad voor studentenvoorzieningen; - de interfacultaire raad Vrouw-man-Universiteit K.U.Leuven.
3.1
4.
4
het directiecomité; het permanent overlegcomité.
Diverse interfacultaire en dienstverleningsorganen Buiten deze gestroomlijnde structuur zijn er nog diverse interfacultaire of gelijkaardige structuren van diverse aard: - Academisch vormingsinstituut voor leraren (AVL); - Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA); - Katholiek Documentatie- en Onderzoekscentrum (KADOC); - Leuvense Universiteit Caritas Samenwerkingsverband (LUCAS); - Overlegcentrum voor Christelijke Ethiek; - Instituut voor Levende Talen (ILT) - K.U.Leuven energieinstituut - Vlerick-Leuven-Gent Management School (VLGMS)
4.2
Tenslotte dient melding gemaakt van een belangrijke dienst voor onderzoeksvalorisatie: Leuven Research and Development. Deze entiteit staat in voor een actieve transfertpolitiek van onderzoeksresultaten naar de industrie, handel en andere sectoren. Deze heeft de status van een exploitatie waarvan de inkomsten en uitgaven afzonderlijk worden geboekt.
Organisatiestructuur van de K.U.Leuven
5
Onderwijs Sedert ruim tien jaar heeft de K.U.Leuven met een serie nieuwe impulsen meer vorm gegeven aan het onderwijsbeleid. We denken in het bijzonder aan de oprichting van de Onderwijsraad, de organisatie van de onderwijskundige vorming voor docenten en assistenten, de werking van de examenombudsdiensten, het preciseren en aanpassen van het examenreglement, de oprichting van nieuwe diensten als de Dienst Postacademische Vorming - Open Universiteit en het Academisch Vormingsinstituut voor Leraren (AVL) en de grotere aandacht voor ICT (Informatie en communicatietechnologie).
1. Globale beleidslijn voor het universitair onderwijs
Vooral vanaf 1995 werd dit geconsolideerd met de aanduiding van een coördinator onderwijsbeleid in het Gemeenschappelijk Bureau, de oprichting van de Stuurgroep Onderwijsbeleid, het jaarlijks overleg met voorzitters van permanente onderwijscommissies. Vermelden we ook de introductie van de interne onderwijsevaluaties en de gevoelige uitbreiding van de didactische kredieten. De goedkeuring van het Onderwijsbeleidsplan door de Academische Raad op 29 maart 1999 was een nieuwe mijlpaal in het streven van de K.U.Leuven naar kwaliteitsvol onderwijs. Naast de introductie van begeleide zelfstudie als richtinggevend concept voor het onderwijs is een concreet actieplan uitgetekend met een tiental concrete actielijnen. De permanente onderwijscommissies worden permanente cellen van het facultair onderwijsbeleid. Een gerichte inspanning voor curriculumontwikkeling vanuit een visie op de opleiding als geheel zal leiden tot een betere onderlinge samenhang en afstemming van de opleidingsonderdelen. De onderwijsgerichte projecten voor onderzoek, ontwikkeling en implementatie (OOI) geven impulsen voor een strategische sturing van onderwijsinnovatie en kwaliteitsverbetering. Het onderwijsevaluatiesysteem geeft met een meer gebruiksvriendelijke handleiding meer aandacht aan de ontwikkeling van een effectiever remediëringsbeleid. Sinds april 1999 is er de driemaandelijkse elektronische Nieuwsbrief Onderwijs K.U.Leuven die per editie door 1 250 lezers wordt geraadpleegd. Iedere keer wordt een onderwijsthema in de focus geplaatst (bv. onderwijsbeleidsplan, informatie- en communicatietechnologie, begeleide zelfstudie, jaarverslag onderwijs, curriculumontwikkeling) en worden korte artikels gebracht over onderwijsbeleid, onderwijsvernieuwing, onderwijskwaliteitszorg en divers nieuws over onderwijs. In juni 1999 werd de ICTO-adviesgroep opgericht met als opdracht adviezen te geven in verband met de uitdagingen van Informatie- en Communicatie-Technologie voor het Onderwijs. Onder meer bereidt de ICTO-adviesgroep de beleidsbeslissingen inzake het vaststellen van de meest geschikte leerplatformen voor. Onder leiding van dezelfde adviesgroep werd in september 1999 de ondersteuningsgroep voor Informatie- en CommunicatieTechnologie voor het Onderwijs (ICTO) opgestart met medewerking van DUO, LUDIT en de Audiovisuele Dienst. De begeleiding kan onderwijskundig, mediakundig en/of technisch zijn. De onderwijskundige ondersteuning richt zich op het ontwikkelen van onderwijsleeromgevingen die het concept begeleide zelfstudie integreren. Een expertengroep kreeg de opdracht voor een evaluatie van alle voortgezette academische opleidingen. In december 1999 werd het eindrapport ingediend en goedgekeurd door de Academische Raad. Suggesties werden geleverd voor het verhogen van de kwaliteit en van de internationale uitstraling en voor een meer adequate toewijzing van de financiering. Inmiddels werd ook de brochure International Study Programmes K.U.Leuven gepubliceerd voor een gerichte internationale rekrutering.
Onderwijskwaliteit vraagt vanzelfsprekend een goed management van onderwijs op verschillende niveaus. Op het niveau van de faculteit gebeurt dit door de decaan, de faculteitsraad, de permanente onderwijscommissies, de interne evaluatiecommissies en de faculteitsverantwoordelijke voor de studiebegeleiding. Diverse centrale diensten en werkgroepen leveren ondersteuning voor het onderwijsproces. Hun ondersteunende bijdrage is medebepalend voor de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.
2. Onderwijskwaliteitsbeleid Onderwijs
7
De studenten spelen daarbij zowel facultair als centraal een onmisbare rol en verlenen ook een constructieve medewerking. 2.1
Interne onderwijskwaliteitszorg
De geleidelijke overgang van vrijwillige beoordeling van het eigen onderwijsgedrag naar systematische onderwijsevaluatie heeft een grote behoefte gecreëerd aan continue ondersteuning van activiteiten en initiatieven in de faculteiten. Principes Na een experimenteel jaar (1993-1994) werd aan de K.U.Leuven tijdens het academiejaar 1994-1995, op initiatief van de Academische Raad, van start gegaan met een systematische aanpak van de onderwijsevaluatie. De Algemene Onderwijsevaluatie, gesitueerd in het kader van interne en externe kwaliteitszorg, is gebaseerd op de volgende principes: 1) de interne onderwijsevaluatie is gericht op kwaliteitsbevordering; 2) de verantwoordelijkheid voor de interne kwaliteitszorg ligt bij de faculteiten; 3) de interne kwaliteitszorg is gebaseerd op een vooraf geëxpliciteerde onderwijsvisie; 4) de interne onderwijsevaluatie gebeurt per opleiding; 5) elke interne onderwijsevaluatie besteedt aandacht aan het programma als geheel en aan de afzonderlijke opleidingsonderdelen; 6) er is een onderscheid tussen een onderwijsevaluatie ter voorbereiding van een visitatie en een tussentijdse onderwijsevaluatie. De interne onderwijsevaluatie in 1998-1999 In het academiejaar 1998-1999 werden de werkzaamheden binnen de vorig academiejaar ingestelde evaluatiecommissies (Romaanse Talen, Slavistiek, Pedagogische Wetenschappen, Sociale Wetenschappen, Geologie, Scheikunde-Biochemie, Burgerlijk Ingenieur Bouwkunde, Burgerlijk Ingenieur Scheikunde, Burgerlijk Ingenieur Mijnbouwkunde) verder gezet. Vooral aan de opvolging en desgevallend aan de voorbereiding van de visitatie werd aandacht besteed. Daarnaast werd een algemene onderwijsevaluatie opgestart in de volgende richtingen: Criminologische Wetenschappen, Medisch-sociale Wetenschappen, Taal- en Letterkunde: Latijn en Grieks, Burgerlijk Ingenieur Architect, Tandheelkunde, Farmaceutische Wetenschappen en Kandidaturen Burgerlijk Ingenieur. Binnen elk van deze richtingen werd een Evaluatiecommissie samengesteld waarin ZAPleden, AAP-leden en studenten zijn vertegenwoordigd. Deze evaluatiecommissies ontwerpen een onderwijskundig referentiekader, formuleren binnen de vooraf opgelegde grenzen een evaluatieproject (wat zal hoe bij wie worden bevraagd), organiseren de gegevensverzameling, interpreteren de ruwe gegevens, en bespreken de resultaten met de betrokkenen en met de POC in functie van de formulering van opvolgingsplannen. Voornamelijk de voorzitters van de Evaluatiecommissies maar ook de andere leden dragen in deze hele operatie een zware verantwoordelijkheid en dienen er de nodige tijd in te investeren. In navolging van de richtlijnen in de ‘Handleiding voor de evaluatiecommissies’ wordt in de meeste evaluatiecommissies aandacht besteed aan het curriculum als geheel en aan de verschillende programma-onderdelen. Een bevraging, veelal aan de hand van vragenlijsten met vragen met zowel gesloten als open antwoordmogelijkheden, wordt georganiseerd bij de verschillende geledingen (ZAP-leden, AAP-leden, studenten) en bij afgestudeerden. De Dienst Universitair Onderwijs (DUO) staat in voor de onderwijskundige begeleiding en praktische ondersteuning van deze evaluatiecommissies. De onderwijskundige begeleiding houdt in dat tijdens de vergaderingen van de evaluatiecommissies bijdragen worden geleverd ten aanzien van het opstellen van het onderwijskundig referentiekader, het samenstellen van het evaluatieproject en het interpreteren en opvolgen van de resultaten. Er wordt hierbij zorg gedragen voor het respecteren van de eigenheid van 8
Katholieke Universiteit Leuven
elke evaluatiecommissie. Een belangrijk instrument zijn de zogenaamde opvolgingsplannen. De evaluatiecommissies zijn niet alleen verantwoordelijk voor het uitvoeren van de evaluatie zelf, maar tevens voor de opvolging van de remediëringsinitiatieven. Bij vaststelling van deficiënties wordt een gesprek aangegaan tussen de evaluatiecommissie enerzijds en de Permanente Onderwijscommissie (POC) (niveau van de opleiding) of de individuele betrokkenen (niveau van de afzonderlijke opleidingsonderdelen) anderzijds met het oog op het bepalen van acties die ter remediëring van de vastgestelde deficiënties zullen worden ondernomen. Deze acties worden vastgelegd in respectievelijk globale en individuele opvolgingsplannen. Resultaten van de evaluatie en remediëring bij individuele docenten worden opgenomen in de onderwijsdossiers van de betrokkenen en zijn nuttig voor beoordeling van benoemings- en bevorderingsdossiers. Dit jaar werd bijkomende ervaring opgedaan met de opvolging van de gesignaleerde problemen in het tweede werkingsjaar van de evaluatiecommissies. Er is een studie aan de gang over de reële effecten van de remediëring en de zwakke punten in de opvolging. In 1999-2000 vindt in volgende richtingen een interne onderwijsevaluatie plaats: Burgerlijk Ingenieur Materiaalkunde, Informatica – Burgerlijk Ingenieur Computerwetenschappen, Taal- en letterkunde: Germaanse Talen (incl. KULAK), Geografie, Handelsingenieur – Handelsingenieur in de beleidsinformatica – Toegepaste Economische Wetenschappen (incl. KULAK) – Economische Wetenschappen, Musicologie, Geschiedenis (incl. KULAK), Psychologie. 2.2
Onderwijsvisitaties
De K.U.Leuven neemt deel aan de onderwijsvisitaties zoals gepland door de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR). Als basisinformatie voor de visitatiecommissie en als voorbereiding op het bezoek maakt een commissie van professoren, assistenten, studenten en vaak ook alumni onder leiding van een facultair coördinator een zelfevaluatierapport over de betrokken academische opleiding. De voorafgaande interne algemene onderwijsevaluatie vormt een optimale voorbereiding voor het opstellen van de zelfevaluatie voor de visitatie. Onderwijsvisitaties vonden in 1998 plaats voor Logopedie en Audiologie, Familiale en Seksuologische Wetenschappen, Natuurkunde, Communicatiewetenschappen, Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen. In 1999 kwamen de opleidingen voor Burgerlijk Bouwkundig Ingenieur, Pedagogische Wetenschappen, OostEuropese Talen en Culturen, Taal- en Letterkunde: Romaanse Talen, Politieke Wetenschappen en Sociologie aan de beurt. 2.3
Opvolging van de aanbevelingen van de onderwijsvisitatiecommissies
De verslagen van de visitatiecommissies worden gepubliceerd door de VLIR en zijn dus toegankelijk voor een ruimer publiek. Men kan stellen dat de K.U.Leuven zich in de meeste gevallen in deze verslagen goed tot zeer goed positioneert. In dit jaarverslag dient melding gemaakt van de zogenaamde zorgelijkheidsverklaring die de Minister van Onderwijs meedeelde betreffende één van de vijf opleidingen in de Oosterse studies met name voor de opleiding Arabistiek en Islamkunde, waarvoor de Minister een aantal opmerkingen formuleerde. Een aantal van deze opmerkingen waren gegrond en waren overigens in de eigen zelfstudie op grond van de interne evaluatie reeds aangeduid. Andere opmerkingen leken de K.U.Leuven minder gegrond: ten onrechte werden een aantal kritieken uitgebreid naar andere opleidingen in het veld van de Oosterse studies en riepen daar overigens scherpe reacties op van docenten die hun grote inspanningen om hun curriculum te optimaliseren, miskend zagen. De K.U.Leuven heeft aan de Minister onmiddellijk terzake een uitvoerig antwoord gestuurd met de maatregelen die ondertussen waren getroffen, trouwens gedeeltelijk reeds voor het verschijnen van het visitatierapport. Nadien is binnen de reglementaire termijn een Onderwijs
9
omstandig antwoord met een geheel van remediëringsmaatregelen aan de Minister bezorgd. In de K.U.Leuven moet de faculteit uiterlijk één jaar na de publicatie van het visitatierapport een opvolgingsverslag voorleggen. Speciale aandacht gaat daarbij naar de concrete opvolging van de aandachtspunten die expliciet werden aangeduid in het onderwijsvisitatierapport en/of in de sterkte/zwakteanalyse van het zelfevaluatierapport. Het opvolgingsverslag wordt eerst grondig besproken op centraal niveau samen met de facultaire opleidingsverantwoordelijken en voorgelegd aan de Academische Raad. In enkele gevallen wordt vooraf een herwerking of een aanvulling van het opvolgingsverslag voorgesteld. Indien nodig wordt na verloop van tijd een nieuw opvolgingsverslag over eventueel resterende knelpunten opgevraagd. Een doorlichting van de opvolgingsverslagen werd in 1998-1999 gehouden voor Rechten, Notariaat, Kerkelijk Recht, Geneeskunde, Economische Wetenschappen, Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschappen en Oosterse Studies. In 1999-2000 komen de opvolgingsrapporten aan de beurt voor Familiale en Seksuologische Wetenschappen, Logopedie en Audiologie, Natuurkunde, Communicatiewetenschappen en Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen. In het bestek van dit jaarverslag kan niet ingegaan worden op de afzonderlijke opvolgingsverslagen van de gevisiteerde opleidingen. De meest voorkomende elementen zijn: - programmawijzigingen met verschuivingen van onderdelen, wegwerken van overlappingen, optimaliseren van keuzemogelijkheden, afstemmen op de arbeidsmarkt; - meer aandacht voor mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden; - uitbreiding van actieve en interactieve werkvormen; - meer aandacht voor de voorbereiding van en feedback over eindverhandelingen; - examens meer richten op inzicht; - verbeteren van infrastructuur (voor zover financieel haalbaar …). 2.4
De centrale beleids- en adviesorganen voor onderwijs
Belangrijke impulsen voor onderwijsverbetering gaan uit van centrale adviesorganen inzake onderwijsaangelegenheden. 2.4.1
De coördinator onderwijsbeleid en de Stuurgroep Onderwijsbeleid
De coördinator onderwijsbeleid is in het Gemeenschappelijk Bureau verantwoordelijk voor het algemeen onderwijsbeleid. Hij is ook voorzitter van de Stuurgroep Onderwijsbeleid waarin de vice-rectoren van de drie groepen zetelen samen met de voorzitter van de Onderwijsraad en de verantwoordelijken van de onderwijsondersteunende diensten. In de stuurgroep werd in 1998-1999 vooral aandacht besteed aan de voorbereiding van het Onderwijsbeleidsplan. 2.4.2
De Onderwijsraad
De Onderwijsraad is het centrale adviesorgaan voor onderwijsaangelegenheden en moedigt initiatieven aan om de kwaliteit van het onderwijs aan de K.U.Leuven te bevorderen. Normaal gaat het advies van de Onderwijsraad, eens goedgekeurd door de Academische Raad, voor uitvoering naar de faculteiten. Diverse acties die hun aanzet vonden in de adviezen van de Onderwijsraad worden elders in dit verslag uitvoeriger besproken (zie inzonderheid de punten 2.1 en 2.6). Tijdens het academiejaar 1998-1999 formuleerde de Onderwijsraad adviezen over het semesterexamensysteem, het onderwijsbeleidsplan, de praktijkoefeningen, de onderwijskundige vorming voor academici en de onderwijsevaluatie. De werkgroepen Onderwijskwaliteitszorg en Onderwijscapaciteitenplan hebben hun adviezen afgewerkt en overgemaakt aan de Academische Raad. In 1999-2000 kwamen adviezen voorbereid door de werkgroep Studietijdmeting en toekenning van studiepunten en door de werkgroep Studiebegeleiding. De Onderwijsraad 10
Katholieke Universiteit Leuven
bracht bovendien een advies uit over de onderwijsgerichte onderzoeks-, ontwikkelingsen implementatieprojecten en de problematiek van de ter-aanvragen van eerste kandidatuurstudenten. Volgend academiejaar wordt een advies voorbereid over onder meer de ombudsfunctie. De Werkgroep Begeleide Zelfstudie van de Onderwijsraad heeft een totaalconcept over universitair onderwijs uitgewerkt. Het concept Begeleide Zelfstudie is in het Onderwijsbeleidsplan opgenomen als sturend element van onderwijsvernieuwing en is de nieuwe visie waar het onderwijs zich de komende jaren op zal richten. 2.5 2.5.1
Centrale ondersteunende diensten voor onderwijs Dienst Universitair Onderwijs (DUO)
De Dienst Universitair Onderwijs ondersteunt de zorg voor kwaliteit van het onderwijs aan de K.U.Leuven met initiatieven inzake kwaliteitsbewaking, het verstrekken van onderwijskundige vorming, ondersteuning van vernieuwingsprojecten. Men verzorgt daarbij rechtstreekse onderwijskundige en logistieke ondersteuning aan onderwijscommissies en individuele docenten. Daarnaast staat de dienst in voor beleidsvoorbereidend werk: ontwerpnota’s voor de Onderwijsraad en voor de werkgroepen daarin. De voornaamste inspanningen van DUO waren dit jaar gericht op de volgende acties: - Onderwijskundige vorming van docenten en assistenten, waarvoor DUO de organisatie en de inhoudelijke vormgeving op zich neemt. - DUO staat in voor de onderwijskundige begeleiding en praktische ondersteuning van de evaluatiecommissies die de interne algemene onderwijsevaluaties uitvoeren. Dit houdt in dat bijdragen worden geleverd voor het opstellen van het onderwijskundig referentiekader, het samenstellen van het evaluatieproject, het interpreteren en opvolgen van de resultaten. DUO is ook verantwoordelijk om aan de hand van een specifiek ontwikkeld computerprogramma de vragenlijsten samen te stellen, af te drukken, bevragingsgegevens in te lezen en daaruit rapporten te redigeren. Deze steun en professionele onderwijskundige inbreng van de DUO is een sleutelfactor in het slagen van de evaluatieinspanningen. - DUO neemt deel aan diverse werkgroepen binnen en buiten de universiteit. DUO voert ook specifieke projecten van de Onderwijsraad uit, bv. over praktijkoefeningen, begeleide zelfstudie, studietijdmetingen en studiepunten. Op verzoek van faculteitsverantwoordelijken of POC’s verleent DUO logistieke en onderwijskundige ondersteuning bij onderzoek van onderwijsproblemen, evaluatie van studieprogramma’s, examen of studietijdmetingen. Deze vrijwillige initiatieven op curriculumniveau dalen naarmate het systeem van interne kwaliteitszorg sterker wordt veralgemeend. Wel blijkt het aantal vragen vanwege individuele docenten en POC’s voor het wegwerken van vastgestelde deficiënties te stijgen. Veertig docenten deden beroep op DUO voor een uitvoerige evaluatie van hun doceergedrag (EVADOC). Vragen vanwege zowel beginnende als meer ervaren docenten om hun onderwijsactiviteiten via gesprekken en het bijwonen van lessen van meer nabij te coachen worden steeds frequenter gesteld. De verwerking van meerkeuze-examens door DUO werd vanaf het academiejaar 19981999 vervangen door een door de docenten zelf te hanteren specifiek computerprogramma. Hiertoe werd het programma ‘Poirot!’ ontwikkeld voor intern gebruik aan de K.U.Leuven. ‘Poirot!’ werd definitief en met succes in gebruik genomen. 50 docenten of hun medewerkers maakten er gebruik van. Ook vanuit andere instellingen bestaat interesse voor het programma. 2.5.2
ICT Internationale Netwerken / LINOV
Deze eenheid verwierf diverse projecten op het vlak van telematica en multimediagebruik in het hoger onderwijs waarvan de resultaten ook dienstig kunnen zijn voor ICTtoepassingen in de K.U.Leuven. Voor de onderwijsinnovatieprojecten van de K.U.Leuven is LINOV promotor van het project 'Opbouw en ondersteuning van een gezamenlijk platform voor begeleide zelfOnderwijs
11
studieactiviteiten in de kandidaturen burgerlijk ingenieur‘. Dit project wordt uitgevoerd in samenwerking met diverse afdelingen van de Faculteit Toegepaste Wetenschappen. Het LINOV leverde, samen met LUDIT, een belangrijke financiële, materiële en technologische investering in de uitbouw van CCTV, het campustelevisienetwerk van de K.U.Leuven met educatieve en communicatieve doelstellingen. De internationale vereniging EuroPACE 2000 is een Trans-Europees consortium van universiteiten en organisaties met als doelstelling de ontwikkeling en ondersteuning van telematica-ondersteunde onderwijs- en vormingsactiviteiten, leermaterialen en leerondersteuningsdiensten in een Europees verband. EuroPACE heeft zijn operaties en administratie toevertrouwd aan de K.U.Leuven via een cel binnen LINOV. EuroPACE ontwikkelt samen met en voor de leden activiteiten waarin de toepassingen van de telematica in de Europese context een belangrijke meerwaarde vertegenwoordigen. Typische voorbeelden hiervan zijn de Europese doctoraatsprogramma’s en de Europese postgraduaatprogramma’s. Bovendien werden stappen ondernomen om de interuniversitaire navormingsprogramma’s Telecommunicatie en Informatietechnologie, ontwikkeld in samenwerking met een consortium gevormd door Fabrimetal, Imec, het Instituut voor Permanente Vorming van de Universiteit Gent en EuroPACE 2000, om te vormen tot één geïntegreerd postgraduaatsprogramma Telecommunications and Information Technology, dat onder modulaire vorm zal aangeboden worden aan leden in Europa vanaf academiejaar 19992000. EuroPACE 2000 zal eveneens binnen het Europees specialisatieprogramma European Masters Programme in Social Security, gecoördineerd door het Instituut voor Sociaal Recht, het internetcommunicatieplatform aanbieden en ondersteunen. EuroPACE ontvangt een substantiële steun van de Vlaamse regering en verwerft belangrijke opdrachten voor studieprojecten van de Europese Commissie voor TransEuropese Telecommunicatiewerken voor Onderwijs en Permanente Vorming. 2.5.3
Audiovisuele dienst
In 1999 werden 72 video- en multimedia-projecten afgewerkt. Naast producties ter ondersteuning van onderwijs en onderzoek werden een aantal voorlichtingsprogramma's opgeleverd: 'De K.U.Leuven' in opdracht van de Dienst Communicatie, 'De K.U.Leuven: een stap in de goede richting' voor abituriënten en 'Op zoek naar', over de rol van onderzoek aan de universiteit en in de samenleving, in samenwerking met de Dienst Onderzoekscoördinatie en met de steun van de Vlaamse Regering. De mogelijkheden voor ondersteuning van videoconferentie werden verder uitgebreid en verfijnd, dit onder meer voor het PENTALFA-project voor Interactief Postgraduaat Afstandsonderwijs van de Faculteit Geneeskunde, waar ISDN-gebaseerde videoconferentie gecombineerd wordt met gedistribueerde multimedia. De AV-dienst verzorgt mede de technische ontwikkeling, ondersteuning, opleiding en de evaluatie van het project. Het handboek ‘Classrooms for Distance Teaching and Learning: A Blueprint’, het concrete resultaat van het BIC-project, werd uitgegeven bij Universitaire Pers Leuven en kent ruime verspreiding binnen het hoger onderwijs in Europa. 2.5.4
Postacademische Vorming – Open Universiteit
Voor de PAV-activiteiten verwijzen we naar de rubriek 3.3. 2.6
Onderwijskundige vorming voor docenten en assistenten
DUO organiseert de onderwijskundige vorming voor beginnende docenten en assistenten. Deze vorming bestaat in essentie uit een tweedaagse en drie bijkomende 12
Katholieke Universiteit Leuven
vormingsdagen voor wat de basismodules betreft en een aanbod van bovenbouwmodules. Daarnaast wordt ook een tweedaagse vorming voor assistenten aangeboden. In het academiejaar 1998-1999 namen 26 beginnende docenten deel aan de basismodules. De bovenbouwmodules (‘activerend werken met grote groepen; begeleiden van scripties en verhandelingen’, studentenproblemen en probleemstudenten’, en ‘ontwikkelen en verbeteren van meerkeuze-examens’ kenden een groot succes en werden gevolgd door 130 leden van het academisch personeel. Daarnaast werden een zestal ICT-betrokken informatiesessies georganiseerd die gevolgd werden door 102 academici. Om beter rekening te houden met het gedifferentieerde publiek werd in 1998-1999 gestart met meer opleidingsgerichte opleidingen voor de assistenten. Een eerste vorming (17 deelnemers) werd georganiseerd voor de assistenten tandheelkunde. Ter uitvoering van het onderwijsbeleidsplan werd tevens werk gemaakt van een ‘Handleiding voor Curriculumontwikkeling’. 2.7
Onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek
De Vlaamse regering gaf in 1999 een onderzoekstoelage aan vijftien onderzoeksprojecten van onderwijsbeleid en -praktijk. Daarvan zijn elf projecten met de K.U.Leuven als hoofdpromotor en bij een twaalfde project is de K.U.Leuven co-promotor. 3.1 3.1.1
Opleidingen en toelatingsvoorwaarden Academische basisopleidingen
Tijdens het academiejaar 1998-1999 organiseerde de K.U.Leuven eenenzestig academische opleidingen, waarvan twaalf ook gedeeltelijk (eerste cyclus) te Kortrijk. Daarnaast werden er vier Engelstalige academische opleidingen aangeboden: Philosophy, Theology, Religious Studies en Canon Law. In de Faculteit Godgeleerdheid werd een grondige hervorming ingevoerd door het in elkaar laten opgaan van de opleidingen Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschappen, wat meteen een eerste realisatie was van een der optimalisatievoorstellen van ere-rector R. Dillemans. Een overzicht van de Nederlandstalige academische opleidingen en van de aangeboden keuzerichtingen in 1998-1999 wordt gegeven als bijlage 1. De overstapmogelijkheden voor gediplomeerden van andere academische of hogeschoolopleidingen via studieduurverkorting werden verruimd (zie bijlage 2).
3. Het opleidingenaanbod
Vanaf 1999-2000 wordt de opleiding Biomedische Wetenschappen geleidelijk ingevoerd in de combinatie van de studiegebieden Geneeskunde / Wetenschappen. Dit gebeurt zowel te Leuven samen met de geleidelijke afschaffing van voedings- en dieetleer als te Kortrijk door inruiling van de opleiding Taal- en Letterkunde: Latijn en Grieks. De overstapmogelijkheden voor bepaalde gediplomeerden van het hogeschoolonderwijs van één cyclus werden uitgebreid voor de academische opleidingen Economische Wetenschappen en Toegepaste Economische Wetenschappen. Alle academische opleidingen van de Faculteit Letteren worden voortaan ook deeltijds aangeboden. 3.1.2 Voortgezette academische opleidingen In het totaal organiseerde de K.U.Leuven in 1998-1999 102 voortgezette academische opleidingen en drie taalvarianten. Dertig voortgezette academische opleidingen werden interuniversitair georganiseerd, waarvan zes met buitenlandse universiteiten. Van de vijftig aanvullende opleidingen werden er vijftien Engelstalige opleidingen én drie taalvarianten aangeboden, terwijl er acht interuniversitair, waarvan één met buitenlandse universiteiten, werden georganiseerd. Van de tweeënvijftig specialisatieopleidingen werden er eenentwintig als Engelstalige opleidingen aangeboden, terwijl er eenentwintig interuniversitair, waarvan vijf met buitenlandse universiteiten, werden georganiseerd. Een overzicht van de voortgezette academische opleidingen 1998-1999 vindt men als bijlage 3. Vanaf 1998-1999 werd de aanvullende opleiding American Culture and Society opgeschort. Door de K.U.Leuven wordt samenwerking verleend aan de nieuwe aanOnderwijs
13
vullende opleiding Intellectuele Rechten, georganiseerd door de K.U.Brussel. Voor de nieuwe specialisatieopleiding European Master in Mathematical Psychology werd nog gewacht op de goedkeuring van het programma door andere buitenlandse universiteiten. De samenwerking met de VUB wordt voor de specialisatieopleiding Actuariële Wetenschappen niet verlengd. Voor de interuniversitair georganiseerde specialisatieopleiding Ziekenhuishygiëne werd de Universiteit Antwerpen coördinator. Voor enkele voortgezette academische opleidingen werden de toelatingsvoorwaarden uitgebreid of gepreciseerd. 3.1.3
Doctoraatsopleidingen
Tijdens het academiejaar 1998-1999 organiseerden alle faculteiten een gestructureerde en verplicht te volgen doctoraatsopleiding voor de doctorandi. Alle faculteiten hebben in hun reglementering beperkte uitzonderingen voorzien voor studenten voor wie het praktisch onmogelijk is de doctoraatsopleiding te volgen. De lijst van doctoraatsdiploma's vindt men als bijlage 4. Een evaluatie-onderzoek van de doctoraatsopleiding is aan de gang en zal in 2000 worden afgewerkt. De resultaten zullen worden gebruikt voor bijsturing van de beleidslijnen terzake. 3.1.4
Academische initiële lerarenopleidingen
De programmahervormingen van de academische initiële lerarenopleiding worden systematisch verder gezet in de betrokken faculteiten onder impuls van het Academisch Vormingsinstituut voor Leraren (AVL). Een overzicht van de academische lerarenopleidingen die in 1998-1999 werden georganiseerd, vindt men als bijlage 5. Het aantal studenten dat zich inschrijft voor de lerarenopleiding is op enkele jaren drastisch gedaald, zowel in de opleidingen die klassiek tot het lerarenberoep leidden als in andere waar een beperkt aantal studenten de vroegere aggregatie volgden. Ongetwijfeld heeft ook dit te maken met de omvang van de vernieuwde lerarenopleiding die nog zeer moeilijk te combineren valt met een tweede cyclusopleiding. De Cahiers voor Didactiek met artikels en informatie over didactische onderwerpen hebben met succes hun tweede jaargang afgesloten. Deze cahiers kunnen ook gebruikt worden in seminaries en sessies van postacademische vorming. Volgende thema's werden voorzien voor de pedagogisch didactische seminaries: drugpreventie, migrantenbeleid, discriminatie, pesten op school, discipline, intercultureel werken, Europese dimensie op school. 3.1.5
Bijzondere onderwijsinitiatieven
Het initiatief van de lessenreeks Lessen voor de XXIste eeuw wordt voortgezet. Het is de bedoeling de studenten inhoudelijk te confronteren met een veelheid van recente, uitdagende probleemthema's via vijftien colleges over recente structuurbreuken in de geschiedenis, wereldbeeld en wetenschap en mens-zijn op de drempel van de 21ste eeuw. In 1998-1999 werden de volgende thema’s behandeld: Sociaal-economische terugblik, Klimaten op de golven van de geologische geschiedenis, Energieproblematiek in het licht van een mogelijke klimaatwijziging, Planten als geneesmiddelen, Kwaad en verzoening, Multiculturele samenleving, Stedelijke structuur en sociale integratie, Xenotransplantatie, Plaatsen voor plaatsloosheid, De stad als sociaal kunstwerk, Onbegrepen vrouwen en onderschatte modellen, Water: een schaarse grondstof, Afscheid van de 20ste eeuw. Om de studenten te sensibiliseren voor het ondernemerschap werd ook in 1998-1999 de interfacultaire lessenreeks Initiatie tot ondernemen georganiseerd. De lessenreeks omvat praktijkgetuigenissen van ondernemers, lessen over de onderneming, het ondernemerschap en het opstellen van een bedrijfsplan voor een vernieuwend ondernemingsproject. De lessenreeks kan als keuzevak opgenomen worden in alle programma's van de tweede cyclus of van de voortgezette academische opleidingen. Vanaf 1999-2000 wordt ook het interfacultaire college Genderstudies georganiseerd. De 14
Katholieke Universiteit Leuven
lessenreeks biedt een grondige inleiding in het domein van genderstudies en omvat wetenschapstheoretische vraagstellingen, een sociaal-historische benadering van de genderproblematiek en capita selecta uit het onderzoek. De lessenreeks wordt als keuzevak aangeboden aan studenten uit de tweede cylus van de K.U.Leuven uit voortgezette academische opleidingen en uit doctoraatsopleidingen. 3.2
Samenwerking met andere universiteiten en hogescholen
Er is een interuniversitaire samenwerking voor acht aanvullende opleidingen en voor tweeëntwintig specialisatieopleidingen. Het gaat hier meestal om een samenwerking met Vlaamse universiteiten. Voor de specialisatieopleiding Vertaalwetenschap zijn ook twee Vlaamse hogescholen betrokken: Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken en de Katholieke Vlaamse Hogeschool. Voor zes specialisatieopleidingen wordt samengewerkt met meerdere buitenlandse universiteiten: European Master in Social Security, European Master in Mathematical Psychology, Master in Comparative European Family Studies, European Master of Public Administration, Master in Adapted Physical Activity, European Master of Science in Biology of Physical Activity, European Master in Exercise and Sport Psychology, Master in Polymer and Composites Engineering. Specifieke samenwerkingsovereenkomsten inzake onderwijs zijn er met Rijksuniversiteit Groningen (handelsingenieur), Katholieke Universiteit Nijmegen, Landbouwuniversiteit Wageningen (voeding en gezondheid), LUC (doctoraatsopleidingen), K.U.Brussel, Hogeschool voor Wetenschap en Kunst te Brussel, Economische Hogeschool SintAloysius Brussel, Katholieke Vlaamse Hogeschool Antwerpen, Lemmens-instituut Leuven, Katholieke Hogeschool Mechelen. Tussen de Faculteiten Rechtsgeleerdheid, Toegepaste Wetenschappen, Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen van de K.U.Leuven en de zusterfaculteiten van de Université Catholique de Louvain (UCL) is er een uitwisselingsakkoord voor het volgen van afzonderlijke opleidingsonderdelen. In de loop van het academiejaar 1999-2000 kreeg de samenwerking met de hogescholen bijzondere aandacht. Een verantwoordelijke werd aangeduid om de relaties met de hogescholen te behartigen. Er wordt nagegaan hoe de bestaande samenwerking geoptimaliseerd kan worden en welke toekomstgerichte samenwerkingsvormen mogelijk zijn. Over onderwijs en onderzoek is er regelmatig overleg tussen de Faculteit Toegepaste Wetenschappen en de Departementen Industriële Wetenschappen van de katholieke hogescholen. Ook tussen de Faculteit Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen en de Departementen Industriële Wetenschappen van de katholieke hogescholen is er overleg. Tussen de Faculteit Toegepaste Wetenschappen en het Departement Industriële Wetenschappen van de Hogeschool Groep T Leuven is er een afzonderlijke samenwerkingsovereenkomst. Er is samenwerking rond projecten van onderwijsvernieuwing tussen de K.U.Leuven en/of KULAK met andere universiteiten (Universiteit Gent, Limburgs Universitair Centrum) en katholieke hogescholen (Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen (KATHO), Katholieke Hogeschool Sint-Lieven (KaHo-St.-Lieven), Katholieke Hogeschool Leuven, Economische Hogeschool Sint-Aloysius (EHSAL), Katholieke Hogeschool Kempen, Hogeschool voor Wetenschap en Kunst (Departement Industriële Wetenschappen De Nayer Instituut, VLEKHO Departement Toegepaste Taalkunde, Lemmensinstituut, Departement Architectuur Sint-Lucas Gent-Brussel), Handelshogeschool Antwerpen, Karel de Grote Hogeschool (Departement Industriële Wetenschappen). In het Impulscentrum voor Onderwijsvernieuwing is er institutionele samenwerking tussen de Katholieke Universiteit Leuven Campus Kortrijk (KULAK) en Katholieke Hogeschool ZuidWest-Vlaanderen (KATHO). 3.3
Dienst Postacademische Vorming
In het raam van een herstructurering van de onderwijsondersteunende diensten werd de Dienst Postacademische Vorming hervormd tot een dienst met een beleidsunit en een logistieke unit. De beleidsunit heeft als takenpakket (1) beleidsvoorbereiding en opvolging, (2) ondersteuning en (3) informatieverstrekking en voorlichting. De logistieke unit (voorlopig Onderwijs
15
één medewerker) heeft als taak beperkte administratieve en logistieke organisatie en ondersteuning van PAV-activiteiten van K.U.Leuven-entiteiten. Het Studiecentrum Open Universiteit werd aan de Dienst Postacademische Vorming toegevoegd, mede met het doel de expertise die werd opgebouwd in ontwikkeling en begeleiding van afstandsonderwijs aan te wenden in de sector van de postacademische vorming. Naast de faculteiten als PAV-organisatoren, heeft de K.U.Leuven sedert verschillende jaren meerdere (meestal multidisciplinair georiënteerde) centra die bijzonder actief zijn op het vlak van het aanbieden van PAV. De belangrijkste hiervan zijn: AVL - VlieberghSenciecentrum, Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschap, HIVA-Vorming, Instituut voor de Overheid. Sommige van deze centra zijn faculteits- of groepsgebonden, andere overstijgen het faculteits- of groepsniveau. De meeste van deze centra zijn, noodzakelijkerwijze, grotendeels zelfbedruipend. Verdere uitbouw en profilering van deze centra als gespecialiseerde PAV-centra (in eerste instantie voor multidisciplinaire PAV) is aangewezen. 3.3.1 Realisaties van de Dienst Postacademische Vorming Communicatiebeleid voor postacademische vorming Ter promotie van postacademische vorming als kwaliteitsproduct van de K.U.Leuven en om naar buiten toe een eenduidig beeld te creëren, werd een nieuw productlogo postacademische vorming ontworpen. Dit productlogo wordt gebruikt voor postacademische vormingsprogramma’s, steeds in combinatie met het logo of de naam van de organiserende instelling. Om nog meer bekendheid te geven aan de PAV-initiatieven van de K.U.Leuven werd een Vormingskrant ontworpen die als uitneembare katern van 4 pagina's in de Campuskrant met Alumnibijlage verschijnt. In de Databank Open Vorming, vindt men een dagelijks geactualiseerd aanbod van postacademische vormingsprogramma's. Om het ruime en dagelijks geactualiseerd aanbod aan postacademische vorming van de K.U.Leuven nog breder bekend te maken werden affiches en postkaarten gemaakt. De Dienst Postacademische Vorming zal het gezamelijk adverteren coördineren. Door samen of alleen te adverteren zal de herkenbaarheid van de initiatieven voor de externen vergroten. Website Dienst Postacademische Vorming: Zowel de interne als de externe website van de Dienst Postacademische Vorming werd volledig vernieuwd in een duidelijke K.U.Leuven-stijl. De bezoekers kunnen nu op een snelle en overzichtelijke manier aan de gezochte informatie geraken. Er is een rechtstreekse link naar de Databank Open Vorming. Men kan elektronisch een gratis exemplaar van de Vormingskrant aanvragen. Evaluatie en Certificering De Academische Raad keurde een document ‘Evaluatie en certificering in het kader van postacademische vorming’ goed. Het omvat een draaiboek, een juridisch kader en een conceptueel kader. Het moet dienen als leidraad voor evaluatie en certificering van deelnemers aan lang(er)lopende PAV-programma's. Het heeft als doel eenheid te brengen in het geheel van certificeringen. Administratief reglement en afhandelingsprocedure voor Postacademische Vorming Dit nieuwe reglement houdt in dat voortaan de bruto-inkomsten uit PAV verminderd met de directe kosten, worden onderworpen aan een overheadheffing van 12%. Van deze overhead gaat 7% naar de financiering van de Dienst Postacademische Vorming, de overige 5% gaat naar de centrale middelen van de universiteit. Als tegenprestatie wordt de infrastructuur van de universiteit gratis ter beschikking gesteld voor PAV-activiteiten. Tevens kan in beperkte mate een beroep worden gedaan op de Dienst Postacademische Vorming voor conceptuele en logistieke ondersteuning van PAV-activiteiten. 16
Katholieke Universiteit Leuven
3.3.2 Ondersteuning door de Dienst Postacademische Vorming De sector Ondernemingen ondersteunde het Europees TIDE-project dat handelt over het gebruik van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in bedrijfsopleiding. De Dienst Postacademische Vorming voerde bij de bedrijven, partners in dit project, een onderzoek naar hun noden inzake het gebruik van ICT in hun opleiding. Trainings- en begeleidingsprojecten werden zo geïdentificeerd. De ontwikkeling en evaluatie van opleidingen over het gebruik van ICT en van opleidingsmateriaal waarin ICT wordt aangewend, gebeurde door andere partners in het project. Op vraag van de faculteit Toegepaste Wetenschappen leverde de Dienst Postacademische Vorming ook conceptuele en logistieke ondersteuning bij het Interuniversitair postgraduaat Information Technology. Op vraag van het Centrum voor Integrale Productontwikkeling (CEPRO) werd een interdisciplinair postgraduaat Integrale Productontwikkeling opgezet. De dienst verleende conceptuele ondersteuning aan het programma op het vlak van promotie en certificering. De Dienst Postacademische Vorming verleende conceptuele ondersteuning bij het Interuniversitair Postgraduaat Telecommunication op het vlak van het herdenken en evalueren van het didactisch model, het opstellen van budgetten en samenwerkingsovereenkomsten en het certificeren. Op vraag van de faculteit Toegepaste Wetenschappen werd door de Dienst Postacademische Vorming een evaluatie-onderzoek opgezet. Vanuit het VOV, Vereniging van Opleidingsverantwoordelijken, werd een onderzoek gestart naar de opleidingsbehoeften en kanalen voor verdere professionalisering van opleidingsverantwoordelijken in bedrijven. De Dienst Postacademische Vorming was partner in dit project en werkte mee aan het ontwerp van de methodologie en aan het verwerken en interpreteren van de onderzoeksgegevens. De sector Onderwijs ondersteunde de studiedag ‘Ons middelbaar onderwijs gewikt en gewogen. Een bijdrage vanuit schoolloopbaanonderzoek’ van het Leuvens Instituut voor Onderwijsonderzoek (LIVO). De sector Sociaal-Cultureel Werk verleende inhoudelijke, conceptuele en logistieke ondersteuning (organisatie van de ‘examens’, communicatie met deelnemers, maken van certificaten en uitreiking ervan, opstellen eindrapport, realisatie van een PAV-Cahier) bij een cyclus over ‘De legitimiteit van het sociaal-cultureel werk in een complexe samenleving’. Deze cyclus was een initiatief van het Centrum voor Sociale Pedagogiek. Ook ‘Levenslang leren en de actieve welvaartstaat’ van hetzelfde Centrum voor Sociale Pedagogiek werd ondersteund door de Dienst Postacademische Vorming. ‘Kunst en Cultuur in de 21e eeuw: een herbronning’, een interuniversitair programma van VUB en K.U.Leuven kreeg volgende steun: conceptueel advies, promotie van K.U.Leuven-kanalen, communicatie met de Leuvense docenten, vertegenwoordiging in stuurgroep, opvolging certificering. De sector Overheid ondersteunde het Instituut voor de Overheid bij het concipiëren van het programma Beleidsplanning lokale besturen en het modulegewijs uitwerken ervan, bij het omlijnen van de doelgroep, het voeren van prospectie en het contacteren van de externe sprekers. De Dienst Postacademische Vorming verleende evenzeer conceptuele en logistieke ondersteuning bij de Interuniversitaire Postacademische Opleiding Verkeerskunde. 3.3.3 Postacademische vorming in cijfers Alle PAV-activiteiten zijn gestockeerd in de Databank Open Vorming K.U.Leuven. Sinds augustus 1997 zijn 2 703 activiteiten geregistreerd. Voor het academiejaar 1998-1999 zaten er 1 108 initiatieven in de databank. Hiervan situeerde zich 28,37% in de sector Gezondheid en Welzijn, 25,69% in de sector ondernemingen, 12,48% in de sector Onderwijs, 8,91% in de sector Overheid, 18,09% in de sector Vrije Beroepen en 6,45% in de sector Sociaal-Cultureel Werk. Onderwijs
17
Het gemiddeld aantal deelnemers varieert van 10 tot 100. De gemiddelde prijs voor deelname is afhankelijk van de duur en van de doelgroep en varieert van 1 000 tot 15 000 BEF voor ééndagsactiviteiten. Voor langlopende programma's ligt de prijs uiteraard hoger. 3.4
(Euro)Studiecentrum Open Universiteit
Het EuroStudieCentrum Open Universiteit Leuven (ESC-OU) organiseert afstandsonderwijs voor volwassenen die afzonderlijke cursussen of volwaardige universitaire opleidingen wensen te volgen. Door de samenwerkingsovereenkomst tussen de Vlaamse universiteiten en de Open Universteit Heerlen is dit studie-aanbod grotendeels beperkt tot het overeenkomstige aanbod van de Nederlandse Open Universiteit. Sporadisch worden in het kader van het European Open University Network (EOUN) ook andere cursussen aangeboden, meestal met een Europese dimensie (b.v. What is Europe; Sexual assault and domestic violence). Het ESC-OU Leuven is voor de periode september 1998 – augustus 2000 betrokken in een Socrates-ODL project, voor de ontwikkeling van een afstandsonderwijspakket over ‘Improving quality assurance of open and distance learning’. 3.5
Open Onderwijs
Het aantal nieuwe inschrijvingen op moduleniveau steeg voor het StudieCentrum Open Universiteit Leuven gedurende 1999 opnieuw (317 in 1998, 343,5 in 1999). Daarmee behaalt het StudieCentrum Leuven goed 9% van het totale aantal nieuwe inschrijvingen gedurende 1999 in Vlaanderen. Kortrijk behaalt eveneens bijna 9%. Nog steeds is de ‘nieuwe regeling Open Universiteit’ van 1 september 1997 van kracht. Daarbij worden studenten opgesplitst in twee categorieën: opleidingsstudenten, die kiezen voor een diploma-gerichte opleiding en in dat kader zich engageren tot het opnemen van een minimum aantal modules per jaar, en cursisten die zich enkel inschrijven voor een (of enkele) losse cursussen. Het kiezen voor het statuut van opleidingsstudent wordt sindsdien gestimuleerd, door de kostprijs van de studie aanzienlijk duurder te maken voor cursisten dan voor opleidingsstudenten. Het aantal studenten dat als (nieuwe) opleidingsstudent startte via een zogenaamd kennismakingstraject bedroeg daarbij 33 (16 met start op 1 februari en 17 met start op 1 september). Dit is een nagenoeg gelijk aantal als in 1998 (toen het 32 bedroeg). Daarmee nemen opleidingsstudenten ruim 50% van het totale aantal cursusinschrijvingen van 1999 op. De belangrijkste activiteit van het Studiecentrum Leuven blijft zoals voorheen het geven van informatie en advies aan belangstellenden, evenals de organisatie van hun studiebegeleiding als student. Deze activiteiten omvatten individuele informatie (alleen reeds 450 schriftelijke vragen om informatie) en advies (telefonisch, maar vooral persoonlijk op het StudieCentrum), collectieve informatie (open informatie-avond op 6 en open deurdag op 5 juni 1999, twee open informatie-avonden in november, met een totale belangstelling van ongeveer 350 mensen), begeleiding van studieplanning en studievoortgang, evenals inhoudelijke studiebegeleiding en de organisatie van examens en examenbegeleiding. Met het Studiecentrum Open Universiteit Kortrijk worden een aantal van de begeleidingssessies gezamenlijk opgezet. Dit is vooral het geval met de begeleiding van de zeer sucessvolle cursus Gerontologie, die als Vlaamse cursus buiten het aanbod van de Nederlandse Open Universiteit wordt georganiseerd in een gezamenlijke inspanning van beide studiecentra en dit reeds sedert vijf jaar. 3.6 3.6.1
Curriculumbewaking Doelstellingen van de opleidingen
De informatie over de doelstellingen van de opleidingen, de verdeling van de tijd over theorie, praktische vaardigheden en onderzoek en de verhouding van het keuzecurriculum ten opzichte van het verplichte curriculum wordt vermeld in het programmaboek. 18
Katholieke Universiteit Leuven
Informatie over de doelstellingen van de opleiding wordt ook in de studiegidsen gepubliceerd. De syllabi zijn tevens via Internet te raadplegen. 3.6.2 Wijze van meten van studietijd Veelal als een onderdeel van de Algemene Onderwijsevaluatie werden in het academiejaar 1998-1999 voor in totaal 10 studiejaren in diverse studierichtingen studietijdmetingen uitgevoerd. Aan de hand van deze metingen die steeds worden uitgevoerd in het begin van het academiejaar over het voorgaande studiejaar, wordt gepoogd de reële studielast voor de studenten te meten. Hierdoor kan men nagaan of de studielast beantwoordt aan de normen die het universiteitsdecreet stelt, en kan men ofwel de studietijd voor opleidingsonderdelen aanpassen ofwel de studiepunten aanpassen. De gebruikte methode verschilt naargelang de aard van het te evalueren programma: de zogenaamde paarsgewijze vergelijking of de absolute schattingsmethode. 3.6.3
Curriculumevaluatie
De faculteiten en departementen zijn verantwoordelijk voor hun strategisch beleidsplan inzake onderwijsmanagement en -programmatie voor de volgende vijf jaar. Aandachtspunten daarbij zijn bv. personeelsplanning, inzet van academisch personeel, waardenvorming, arbeidsmarkt (o.m. stages), prioriteiten, afbouw, creatie of samenvoeging van onderzoeksgroepen, opsplitsing van grote groepen studenten in auditoria en samenwerking met andere (vooral Europese) universiteiten. De permanente onderwijscommissies (POC’s), waarin naast het zelfstandig en assisterend academisch personeel ook studenten vertegenwoordigd zijn, doen op het niveau van de opleidingen voorstellen over programmawijzigingen aan de respectieve faculteitsraden. Bovendien vervullen ze op continue basis een forum voor kwaliteitszorg bij het evalueren van de onderwijsinhoud, de didactische methoden en de evaluatiesystemen. Op 17 december 1998 werden met de voorzitters van de permanente onderwijscommissies ervaringen uitgewisseld over praktijkoefeningen. Op 19 januari 2000 kwam curriculumontwikkeling aan bod. Ook over die beide thema's werd door de DUO een handleiding voorbereid. De Academische Raad keurde de handleiding Curriculumontwikkeling aan de K.U.Leuven goed. Dit instrument wil de permanente onderwijscommissies ondersteuning bieden bij de realisatie van begeleide zelfstudie. Vooreerst gaat de aandacht naar de uitgangspunten voor curriculumontwikkeling. Vervolgens worden de verschillende fasen van systematische curriculumontwikkeling behandeld. Tegelijkertijd worden ideeën en toelichtingen aangereikt bij de concrete uitwerking van universitaire curricula en bij de realisatie van begeleide zelfstudie. Ten slotte wordt de structuur van een opleidingsspecifiek onderwijsbeleidsplan aangereikt. Dit plan geeft aan welke doelstellingen worden nagestreefd, waarom deze doelstellingen belangrijk zijn, hoe dit zal worden gerealiseerd en wie voor welke taken verantwoordelijk is. In de toekomst zal bij belangrijke curriculumontwikkelingen dit opleidingsspecifiek onderwijsbeleidsplan aan de Academische Raad worden voorgelegd. 3.6.4
Onderwijsgerichte Onderzoeks-, Ontwikkelings- en Implementatieprojecten (OOI)
Vanaf 1997-1998 werden door de K.U.Leuven jaarlijks kredieten gereserveerd ter ondersteuning van onderwijsgerichte projecten. Deze kredieten worden op projectbasis toegekend door de Academische Raad na advies van de werkgroep Onderwijsonderzoek- en -ontwikkeling. Hiervoor werd in een eerste ronde 53 mio BEF en in een tweede fase 35 mio BEF uitgetrokken. In het raam van het Onderwijsbeleidsplan werd voor 1998-1999 55 mio BEF voorzien en voor 1999-2000 60 mio BEF. De te ondersteunen projecten moeten gesitueerd zijn tegen de achtergrond van het onderwijskundig referentiekader van één of meer studierichtingen en moeten een Onderwijs
19
innovatief karakter hebben. De projecten moeten een duurzaam en/of multiplicatie-effect hebben, waar ook andere dan de direct bedoelde opleidingen voordeel kunnen uitputten. Een daartoe opgerichte onderzoeks- en ontwikkelingscel is ermee belast om deze diffusie van resultaten te bevorderen, onder meer via ad hoc studiedagen. In toenemende mate werd ernaar gestreefd dat de projecten terdege ingebed zijn in de opleiding en daartoe ook onderschreven worden door de POC’s. Het algemene prioritaire thema van de projecten is Begeleide zelfstudie, die het sturend concept is van het Onderwijsbeleidsplan van de K.U.Leuven. 3.6.5
Projecten Consortium voor onderwijsinnovatie
In het kader van het Consortium voor onderwijsinnovatie, dat op initiatief van de Nederlandse Open Universiteit werd opgericht, werd in 1998-1999 verder gewerkt aan twee projecten die de K.U.Leuven zelf voorstelt en waarin andere leden van het consortium participeren: ‘Omgaan met vakteksten: de rol van telematica bij begeleiding van tekstbegrip’ (in samenwerking met één andere consortiumpartner: Universiteit Utrecht, en met twee andere universiteiten: Universiteit Amsterdam en Universiteit Leiden) en ‘Virtuele Nederlandse universiteit: verrijking van het onderwijsaanbod door telematica-onderwijs binnen het Nederlandse taalgebied’ (in samenwerking met twee andere consortiumpartners: Open Universiteit en EHSAL/KAHO-Sint-Lieven). Daarnaast zijn er drie projecten voorgesteld door Nederlandse consortiumleden waaraan de K.U.Leuven deelneemt: ‘Propedeuse aardwetenschappen: platentektoniek’, ‘Vaardigheden juristen’ en ‘Zelfstudie practicum Geografische Informatie Systemen’. 3.6.6
Innovatieprojecten gesubsidieerd door de Vlaamse regering
De K.U.Leuven ontving voor het begrotingsjaar 1999 als hoofdpromotor subsidiëring voor drie onderwijsinnovatieprojecten: Ontwikkeling van een interactief elektronisch pakket voor voorkennis- en vorderingstoetsing wiskunde (KULAK), Begeleide zelfstudie over en met ICT, Laboratoria op afstand voor ervaringsgericht leren.
4. Onderwijsen examenregelingen
4.1
Onderwijsregeling
4.1.1
Overzicht inschrijvingsgelden
Voor alle opleidingen werden de interuniversitair afgesproken bedragen gevraagd behalve voor vier Engelstalige specialisatieopleidingen die een duidelijk internationaal karakter hebben en vooral bedoeld zijn voor buitenlandse studenten uit niet-ontwikkelingslanden. Om sociale redenen wordt het inschrijvingsgeld verminderd. - GGS Master of Arts in European Studies: 2 000 ECU voor EU-studenten; 4 000 ECU voor niet-EU-studenten; - GGS Master of Arts in Eastern Mediterranean Archaeology: 40 000 BEF voor studenten uit EU, Azië en Afrika; 130 000 BEF voor studenten uit USA, Canada en Australië; - GGS Master of Laws: 240 000 BEF; - GGS European Master of Public Administration: 1 250 ECU voor studenten uit EU, Centraal- en Oost-Europa en ontwikkelingslanden; 2 500 ECU voor niet-EU-studenten. Deze bedragen waren vastgesteld vóór er bij decreet X opnieuw maximumbedragen waren ingevoerd. 4.1.2
Toelatingsvoorwaarden
De K.U.Leuven houdt zich strikt aan de overheidsrichtlijnen en de verdragsbepalingen. Als bijlagen 2 en 3 wordt een overzicht opgenomen waarin de diploma's worden vermeld die toelating verlenen tot de academische en de voortgezette academische opleidingen, al dan niet met studieduurverkorting. 4.1.3 20
Katholieke Universiteit Leuven
Begeleiding van aspirant-studenten en eerstejaarsstudenten
Het zwaartepunt van de studiebegeleiding ligt bij de faculteiten. De studiebegeleiding start bij de docenten die met de nodige aandacht voor de problematiek van eerstejaars hun cursussen geven en toezien op de taken die zij aan assistenten toevertrouwen. Een werkgroep van de Onderwijsraad bereidt een beleidsnota voor over de begeleiding van eerstejaarsstudenten in het raam van het Onderwijsbeleidsplan. De Dienst Studieadvies biedt individuele ondersteuning en groepsbegeleiding bij het verwerven van een adequate studiemethode. Studieinhoud, beroepsuitwegen, vereiste voorkennis en geschiktheidseisen worden zo concreet mogelijk geformuleerd in de informatiebrochures ‘Academische basisopleidingen aan de K.U.Leuven’ van de Dienst Studieadvies. De Dienst Studieadvies verzorgt daarnaast de publicatie van de reeks Leidraad bij de universitaire studies: Studiemethode, Studieplanning, Blok en examens. Voor aspirant-studenten worden tijdens de maand september een aantal opfrissings- en inhaalcursussen of kennismakingsweken georganiseerd voor bv. Duits voor germanisten, Frans voor romanisten, Wiskunde, Scheikunde, Lichamelijke opvoeding, Revalidatiewetenschappen en kinesitherapie. Verder wordt de sociale integratie van eerstejaars bevorderd door de ontmoetingsweken van de Universitaire Parochie. Een uitgebreide groep vrijwilligers besteedt veel zorg aan de opvang van de buitenlandse studenten. Faculteiten en studentenkringen leveren grote inspanningen voor het onthaal en de introductie van de nieuwkomers. Gedurende de eerste lesweek van het academiejaar worden voor de nieuwe eerstejaars van alle academische opleidingen aan de K.U.Leuven en aan de KULAK geïntegreerde informatiesessies georganiseerd. Er worden tevens rondleidingen in de studentendiensten georganiseerd. Naast de klassieke introductiedagen zijn er ook de speciale groepssessies waarin de monitoren de organisatie van de begeleiding toelichten en trainingen geven rond studiemethode en studieplanning. Het hele jaar door en vooral tijdens de vakantieperiodes wordt er op de Dienst Studieadvies informatie en advies verstrekt voor aspirant-studenten. Er wordt vooral aandacht geschonken aan de begeleiding bij het bepalen van de studiekeuze. Voor een aantal specifieke vakken zijn zelfevaluatietoetsen beschikbaar waarmee de toekomstige studenten hun voorkennis kunnen evalueren en bijsturen: voor burgerlijk ingenieur, burgerlijk ingenieur-architect, wiskunde (voor economisten en voor wiskundigen), scheikunde, Frans. In een aantal faculteiten worden voor de eerstejaars zelfevaluatietoetsen aangeboden. Ondersteuning van deze initiatieven onder de vorm van advies, schriftelijke instructies en seminaries wordt geboden door de Dienst Universitair Onderwijs en door het Leuvens Universitair Dienstencentrum voor Informatica en Telematica. Onmisbaar blijft het systeem van de proefexamens, een aanbod met een niet verplicht karakter, maar waar bijna alle eerstejaars gebruik van maken. De geïndividualiseerde feedback van de resultaten met commentaar van de docent of de monitor wordt door de studenten gewaardeerd. De examenbegeleiding wordt aan de K.U.Leuven behartigd door 230 examenombudsen. De examenombudsen zorgen samen met de examensecretariaten en met voldoende inspraak van de studenten voor een optimale examenregeling. Om examenombudsen beter vertrouwd te maken met hun taak wordt het examenombudsboek jaarlijks herwerkt. Twee informatiebrochures die ook rechtstreeks op dit doel inspelen worden jaarlijks herwerkt: Blok en examens en Examenvragen: handleiding bij het examenreglement. Er werd door de K.U.Leuven samengewerkt met de Vlaamse Onderwijsraad om een realistischer advies te formuleren over maatregelen voor een optimale overgang van secundair onderwijs naar hoger onderwijs. Ook diverse onderzoeksrapporten van personeelsleden van de K.U.Leuven behandelen deze thematiek. 4.1.4 Doorstroming van afgestudeerden van hogescholen Er worden meer en meer overstapmogelijkheden voorzien voor gediplomeerden van Onderwijs
21
hogescholen. Een overzicht van die overstapmogelijkheden naar academische basisopleidingen met eventuele studieduurverkorting wordt gegeven in bijlage 2. De toelatingsvoorwaarden tot de voortgezette academische opleidingen voor gediplomeerden van hogescholen worden vermeld in bijlage 3. Voor de academische basisopleidingen worden bepaalde overstapmogelijkheden meer intensief gebruikt. Er is een significant grote doorstroming van industrieel ingenieur naar burgerlijk ingenieur, van maatschappelijk assistent naar criminologische wetenschappen en van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1 naar pedagogische wetenschappen en van verpleegkunde naar medisch-sociale wetenschappen. Bij de voortgezette academische opleidingen is er een grote doorstroming van industrieel ingenieur naar bedrijfseconomie, milieubeheer-milieukunde en biomedische en klinische ingenieurstechnieken; van licentiaat vertaler/tolk naar zakelijke taalbeheersing, media- en informatiekunde en bedrijfseconomie; van hogeschoolopleidingen van twee cycli naar internationale betrekkingen. 4.1.5
Toelating afgestudeerden hogeschoolonderwijs van twee cycli tot doctoraat
Vroeger organiseerden de Vlaamse universiteiten predoctorale proeven, nogal verschillend in lengte en inhoud. Op initiatief van de K.U.Leuven werden door de VLIR volgende afspraken gemaakt. Voor de overgang naar de doctoraten in de Toegepaste wetenschappen wordt de omvang van de toelatingsproef bepaald op 90 studiepunten (ongeveer anderhalf jaar studie). Voor alle andere doctoraten varieert de omvang van de toelatingsproef tussen 30 en 60 studiepunten. Op basis van relevante onderzoekservaring kan vrijstelling worden verleend voor bepaalde onderdelen van de toelatingsproef. Wie slaagt in de toelatingsproef, ontvangt een getuigschrift. Vele studenten zijn echter vragende partij voor een meer geformaliseerd diploma. Tevens wordt voortaan ook veel concreter in de onderwijsregelingen duidelijk gemaakt welke hogeschoolgediplomeerden tot welke doctoraten toegang krijgen. 4.2
Examenregelingen
De K.U.Leuven meent dat meer soepele organisatievormen nodig zijn voor de voortgezette academische opleidingen. Op dit ogenblik kunnen deze opleidingen enkel voltijds of halftijds worden gevolgd. Vooral afgestudeerden die aan het werk zijn, blijven daardoor afwezig. Bovendien is de toepasselijkheid van het uitvoeringsbesluit met betrekking tot de overdrachten van examencijfers een ernstige hinderpaal om internationaal aan European Master-programma's te kunnen participeren en zelf mede het diploma uit te reiken : veel van die opleidingen worden immers aangeboden met individuele creditsystemen, wat door dit uitvoeringsbesluit in Vlaanderen wordt uitgesloten. Er blijven praktische uitvoeringsproblemen inzake studiepunten, overdrachten van examencijfers en verkorting van studieduur. Dit leidt bij diverse universiteiten tot een verschillende toepassing en een oneigenlijke concurrentie. Alleszins heerst er ontevredenheid over de huidige te strakke studiepuntenregeling, die noodzakelijkerwijze leidt tot puur formele aanpassingen. 4.2.1
Examenreglement
Het examenreglement is opgenomen in het programmaboek. Voor de voorzitters van de examencommissies en de examenombudsen is een boekwerkje beschikbaar waarin naast de reglementtekst de richtlijnen van de Academische raad evenals de beperkt toegestane afwijkingen voor sommige faculteiten zijn opgenomen. Diezelfde elementen zijn eveneens opgenomen in een voor de studenten in vlottere taal omgezet boekje ‘Examenvragen’. Vanaf 1997-1998 werd in het eerste jaar van de academische opleidingen van de faculteiten Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen en Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen een beperkt semesterexamensysteem ingevoerd. De evaluatie van dit systeem is nog aan de gang. Inmiddels 22
Katholieke Universiteit Leuven
schakelden ook de faculteiten Geneeskunde en Farmaceutische Wetenschappen over naar een grotere spreiding van examens. 4.2.2 Overdracht van examencijfers en regeling van vrijstellingen Overdracht van examencijfers kan aan de K.U.Leuven enkel plaatsvinden bij nietgeslaagde studenten die voor eenzelfde of een andere opleiding blijven verderstuderen. De overdrachtsregels zijn uitvoerig beschreven in artikels 39, 40, 40bis en 40quinquies van het examenreglement. In 1999 werd beslist om met aanvang van het academiejaar 1999-2000 de overdrachtsregeling binnen het academiejaar grondig te versoepelen. Studenten kunnen nu overdrachten verkrijgen zonder reeds over alle opleidingsonderdelen examen te hebben afgelegd en zonder aan bijkomende voorwaarden (50% of de helft van de vakken geslaagd) te voldoen. Vrijstelling kan gegeven worden aan studenten die reeds eerder aan de K.U.Leuven of elders slaagden voor een opleiding. De vrijstelling wordt in eerste orde gegeven op grond van een equivalentiebeoordeling. In de regel speelt het behaalde cijfer geen rol. De vrijstellingsmogelijkheden worden door elke faculteit zelf bepaald en staan concreet beschreven in het programmaboek. 4.2.3
Reglementering individueel aangepaste jaarprogramma's
De reglementering voor individueel aangepaste jaarprogramma's staat beschreven in de artikels 40ter tot en met quinquies van het examenreglement. In het algemeen vindt men op dit ogenblik de regeling veel te complex. De hogergenoemde beslissing om binnen het academiejaar de overdrachtsregeling te versoepelen, maakt dat de student ten aanzien van het afleggen van voorafgenomen vakken ook een grotere vrijheidsgraad krijgt. Bij vele faculteiten rijst de vraag naar een volwaardig creditsysteem. Dit is evenwel niet mogelij binnen de huidige decretale bepalingen. 4.2.4
Gelijkwaardigheidsbeslissingen
De K.U.Leuven wordt vaak door de Vlaamse overheid om advies gevraagd over het bepalen van de gelijkwaardigheid van buitenlandse einddiploma's. De adviestermijnen zijn relatief kort en de beschikbare informatie is ook vaak eerder beperkt. Toch heeft men de indruk dat de overheid in het algemeen met gefundeerde adviezen rekening houdt. Formele beslissingen inzake gedeeltelijke gelijkwaardigheid worden door de K.U. Leuven niet genomen om te voorkomen dat een beslissing ook andere universiteiten zou engageren.
5. Gegevens over de studenten
5.1
INPUT - Studenten
5.1.1 5.1.1.1
De totale studentenpopulatie aan de K.U.Leuven. Voorafgaande opmerking met betrekking tot de gegevens.
Tenzij anders aangegeven boven de tabel waarop de besproken gegevens betrekking hebben, handelt onderstaande bespreking over alle studenten die tijdens het academiejaar 1998-1999 op de rol van de K.U.Leuven waren. De inputgegevens hebben betrekking op de situatie 1 februari 1999, de output gegevens op de situatie einde academiejaar 1998-1999. Tenslotte: het in de tabellen opgenomen studiegebied ‘Gecombineerde studiegebieden’ omvat alle opleidingen in Niet-Westerse Talen en Cultuur. 5.1.1.2
Evolutie
Op 1 februari van het academiejaar 1998-1999 waren 26.368 studenten ingeschreven aan de K.U.Leuven. Dit is een afname van de totale studentenpopulatie met 445 (Tabel 1). Onderwijs
23
5.1.1.3
Studiegebied
Een aantal studiegebieden stijgen in aantallen ondanks de globale daling: vooral Taal en Letteren (inclusief de Gecombineerde studiegebieden, +113). Als gevolg van de toelatingsproef is het nogmaals Geneeskunde dat in absolute termen de grootste afname van studenten kent (-243). Evenals vorig academiejaar, stellen we eveneens in Rechten, Notariaat en Criminologie (-144) een negatieve evolutie van de studentenpopulatie vast. De overige studiegebieden kennen een geringe afname , variërend tussen -6 en -40). Rechten, Notariaat en Criminologie (11,8%), Geneeskunde (10,6%), Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen (10,1%), Psychologie en Pedagogische Wetenschappen (9,9%) en Toegepaste Wetenschappen (9,5%) zijn de studiegebieden die de grootste aantallen studenten vertegenwoordigen. 5.1.1.4
Regime, geslacht, nationaliteit en leeftijd van de studenten
De grote meerderheid van de studenten is ingeschreven voor een voltijdse opleiding (n=23 235, d.i. 88,1%). Op 2 437 of 9,2% ervan is het voltijds of deeltijds karakter niet van toepassing (Tabel 2). Er zijn aan de K.U.Leuven slechts 696 studenten (2,6%) deeltijds ingeschreven. De afname situeert zich dit academiejaar uitsluitend bij de mannen (-514), met als gevolg dat de vrouwen voor de eerste maal ook een meerderheid vormen van de studenten (51,0%). Deze verschuiving is niet voldoende om verandering te brengen in de samenstelling van de studentenpopulaties van de onderscheiden studiegebieden. Psychologie en Pedagogische Wetenschappen (75,6%), Sociale Gezondheidswetenschappen (74,9%), Farmaceutische Wetenschappen (72,4%) en Taal- en Letterkunde (66,4%) zijn voor ten minste twee derden samengesteld uit vrouwen. Een even groot aandeel van de mannen vinden we voor de studiegebieden Toegepaste Wetenschappen (79,1%) en Wijsbegeerte (69,0%). 91,8% van de studenten heeft de Belgische nationaliteit, 3,1% die van een EU-lidstaat en nog 5,1% een andere. De relatief grootste concentraties buitenlandse studenten situeren zich in de Engelstalige programma’s van Wijsbegeerte en Godgeleerdheid-Godsdienstwetenschappen (beide ongeveer 40%) en daarnaast in Geneeskunde en Tandheelkunde (ongeveer 15%). In de voortgezette academische opleidingen is het aandeel van de buitenlandse studenten 25%. Vergeleken met vorig academiejaar worden geen noemenswaardige verschillen vastgesteld in de leeftijdsverdeling van de studenten (Tabel 3). De verschillen tussen de studiegebieden moeten grotendeels worden toegeschreven aan verschillen in nominale studieduur en de aantallen studenten voortgezette opleidingen. 5.1.2 Generatiestudenten 5.1.2.1
Evolutie
Ook in 1998-1999 is er een lichte daling van de generatiestudenten (N=4 640, -130) (Tabel 4). 5.1.2.2
Studiegebied
In Geneeskunde was, als gevolg van de eerste volledige toelatingsproef, de generatiepopulatie in 1997-1998 reeds gereduceerd (n=290, d.i. -176). Dit academiejaar 19981999 zijn nogmaals 123 generatiestudenten minder ingeschreven voor dit studiegebied (n=167). Daarnaast stellen we eveneens tijdens twee opeenvolgende academiejaren een belangrijke negatieve ontwikkeling vast voor Rechten en Criminologie. Na de halvering van de generatiepopulatie in de Sociale Gezondheidswetenschappen vorig academiejaar als gevolg van de bedreigde opleiding Logopedie-Audiologie, kent dit studiegebied in 1998-1999 opnieuw een verdubbeling (n=83, + 41). Daarnaast zijn er nog enkele matige groeiers, met name de Toegepaste Biologische Wetenschappen (n=284, +47), Politieke 24
Katholieke Universiteit Leuven
en Sociale Wetenschappen (n=308, +32) en Taal- en Letterkunde (n=371, +29). De overige studiegebieden blijven ongeveer op hetzelfde peil als vorig academiejaar. 5.1.2.3
Regime, geslacht, nationaliteit en leeftijd
Bij de generatiestudenten is deeltijds studeren nog steeds een zeldzaam fenomeen. In totaal zijn 25 generatiestudenten deeltijds ingeschreven. In tegenstelling tot de twee voorgaande academiejaren, toen de afname bij de vrouwen telkens beduidend groter was dan bij de mannen, kennen we dit academiejaar 1998-1999 enkel bij de mannelijke generatiestudenten een verminderde instroom (-222), tegenover een aangroei bij de vrouwen (+92). Hierdoor stijgt het aandeel van de vrouwen in de generatiepopulatie tot 56%. De instroom van generatiestudenten uit de EU-landen blijft afnemen (n=72, -40) als gevolg van de toelatingsproef Geneeskunde (n=52, -30). 5.1.2.4
Vooropleiding
Het aandeel generatiestudenten met een vooropleiding Algemeen Secundair Onderwijs is ook dit academiejaar licht toegenomen (93%) (Tabel 5a). Binnen deze groep zijn de generatiestudenten met vooropleiding Latijn-Wiskunde (22,6%) en WetenschappenWiskunde (22,1%) duidelijk het sterkst vertegenwoordigd. Van de 4 640 generatiestudenten zijn er 63 met een diploma van hogeschoolonderwijs, waarvan 40 met een diploma één cyclus en slechts 5 met een diploma twee cycli (Tabel 5b). 5.1.3
Nieuwe niet-generatiestudenten
De instroom van nieuwe niet-generatiestudenten is dit academiejaar beduidend kleiner dan vorig academiejaar (n=632, -368), waarvan er 324 (51%) instromen op het niveau van het eerste jaar van de tweede cyclus (grotendeels afkomstig uit kandidatuurinstellingen) en verder nog 58 in een aanvullende opleiding (dit is -122) en 69 in een specialisatie opleiding (-22) (Tabel 6).
Onderwijs
25
5.1.4
Grenslandenverkeer van studenten
Sedert enkele jaren deed de ministeriële overheid een bevraging bij de universiteiten naar de herkomst van de buitenlandse studenten en de studenten uit Wallonië, meer bepaald de gemeente van woonplaats. Bedoeling is inzicht te verwerven in de mobiliteit van studenten uit aangrenzende regio's. Tabel 7 geeft een zeer schetsmatig overzicht van de studenten van Nederlandse, Duitse, Franse of Belgische nationaliteit (Wallonië) naargelang ze verblijven in België, in eigen land van herkomst of in een ander land. 5.2
OUTPUT - Examenresultaten en diploma’s
5.2.1 5.2.1.1
Examenresultaten Eerste kandidatuur
Uit tabel 8a blijkt dat in 1998-1999 slechts 162 studenten van de eerste kandidatuur niet deelnamen aan de examens en dus vroegtijdig afhaakten; dit is 3,4% van de totale eerste kandidatuurpopulatie. Globaal was 49,5% van de op de rol ingeschreven studenten eerste kandidatuur geslaagd. Voor de generatiestudenten bedroeg dit percentage 48,1% (Tabel 8b). Dit betekent zoals voorgaande twee academiejaren ook in 1998-1999 weer een gevoelige toename van het rendement in eerste kandidatuur. Bij de generatiestudenten varieert het slaagpercentage tussen 34,5% en 81,5%. De zwak scorende studierichtingen van enige omvang blijven Psychologie en Pedagogische Wetenschappen (38,3%), Rechten en Criminologie (34,5% - niet significant verschil tussen Rechten en Criminologie) en Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen (39,0%). Het hoeft geen verwondering dat, als gevolg van de toelatingsproef, het slaagpercentage van de generatiestudenten in Geneeskunde is toegenomen van 70,0% vorig academiejaar tot bijna 90% dit academiejaar. Relatief hoge slaagpercentages van generatiestudenten vinden we eveneens in Toegepaste Wetenschappen (71,0%), Godgeleerdheid-Godsdienstwetenschappen (64,1%) en Geschiedenis (58,1%). Het slaagpercentage van de overige studenten eerste kandidatuur, hoofdzakelijk bissers, is traditioneel hoger (53,8%) dan dat van de generatiestudenten, met uitzondering evenwel van de studiegebieden Geneeskunde, Tandheelkunde, Godgeleerdheid, Gecombineerde studiegebieden (Niet-Westerse Talen en Cultuur) en Geschiedenis. 5.2.1.2
Overige studiejaren
In 1998-1999 was 80,6% van de in een tweede kandidatuur ingeschreven studenten geslaagd, geen verschil vergeleken met vorig academiejaar. Ook op dit niveau blijft er een relatief belangrijke spreiding tussen de studiegebieden, van 67,2% tot 94,0%. In het eerste jaar van de tweede cyclus slaagt gemiddeld 91,4% van de op de rol ingeschreven studenten. De grootste afwijkingen van dit gemiddelde stellen we vast in Wijsbegeerte (77,6%), in Rechten-Criminologie (83,3%) en in Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen (84,3%). Voor de slaagpercentages van de andere studiejaren verwijzen we naar tabel 8b. 5.2.2 5.2.2.1
Diploma’s Niveau, studiegebied en regime
In 1998-1999 werden 9.383 diploma’s uitgereikt aan de K.U.Leuven, een lichte toename (+21) vergeleken met voorgaand academiejaar (Tabel 9a en 9b). Dit globaal resultaat neemt niet weg dat het aantal kandidaatsdiploma's vermindert (n=3 274, -142), vooral in Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen (-67) en in Psychologie en 26
Katholieke Universiteit Leuven
Pedagogische Wetenschappen (-51). De tweede cyclusdiploma’s zijn dit academiejaar 1998-1999 toegenomen met 115 eenheden (n=4 024). Ook in de voortgezette academische opleidingen stellen we een toename van de diploma's vast (n=1 200, +136), dit in ongeveer alle studiegebieden. De overige diplomaniveau’s, de doctoraten (n=260, 72) en de lerarenopleidingen (n=625, -16) realiseren in 1998-1999 een geringere output. Voor de doctoraten moeten we rekening houden met de uitzonderlijke toename vorig academiejaar wegens afschaffing van de aggregatie hoger onderwijs en als gevolg daarvan de vervroegde promoties; vandaar het beduidend geringer aantal doctoraten Geneeskunde dit academiejaar (-40). 5.2.2.3
Niveau en geslacht
Tabel 9c geeft een gedetailleerd overzicht van de diploma’s per studiegebied, niveau en geslacht. De vrouwen vormen reeds sedert verschillende jaren een meerderheid in de verdeling van diploma’s, dit op alle niveau's, uitgezonderd de doctoraten waar een beduidend grote kloof blijft bestaan tussen mannen en vrouwen (resp. 71% en 29%). 5.2.4
Opvolging arbeidsloopbaan
In 1997 startte de dienst Studieadvies met een Loopbaanonderzoek. Jaarlijks worden in dat onderzoek de K.U.Leuven-alumni bevraagd die het voorgaande jaar afstudeerden. Doelstellingen van het onderzoek zijn: −
informatieverstrekking aan (aspirant-)studenten, alumni en studiekeuzebegelei-ders;
−
informatie aanleveren voor de zelfstudie van de diverse studierichtingen in het kader van de visitatiecommissies;
−
de ontwikkeling van competentieprofielen voor een zo uitgebreid mogelijk gamma van beroepen
−
het opsporen van de relatie tussen tewerkstellingsaspecten, gender en sociale herkomst.
Afgestudeerden van 1997 werden in 1998 bevraagd. De belangrijkste tewerkstellingsgegevens per studierichting werden in januari 1999 doorgegeven aan de faculteiten met het oog op de informatieverstrekking tijdens de infodagen K.U.Leuven 1999. De resultaten van het onderzoek worden in het voorjaar 2000 gepubliceerd. De belangrijkste gegevens: −
ruim de helft van de afgestudeerden heeft nog geen maand naar werk gezocht; 95 % heeft minder dan 6 maand gezocht;
−
twee derden van de alumni heeft een jaar na afstuderen 10 maand of meer werkervaring; 78 % werkt langer dan 6 maand;
−
ruim 40% van de afgestudeerden vindt een eerste job in de particuliere sector; de overheidssector, inclusief onderwijs (11%) en universiteit (14%), stelt bijna 32% van de afgestudeerden tewerk; de gezondheids-, welzijns- en sociaal-culturele sector is goed voor 26% tewerkstelling;
−
ongeveer twee derden van de werkende alumni presteert tussen de 35 en de 45 uren per week; in ruil voor die arbeid ontvangt meer dan de helft een bruto-maandloon boven de 70 000 BEF; 15% heeft een bruto-maandloon hoger dan 90 000 BEF; die percentages zouden ongetwijfeld nog hoger liggen mochten ze enkel op de groep van voltijds werkenden berekend zijn;
−
meer en meer verdwijnt de trend om in banen in te stappen die de vooropleiding niet valoriseren: uit de bevraging blijkt dat 71 % van de alumni hun academisch diploma noodzakelijk vinden;
−
80% van de werkende respondenten specificeert talenkennis (Engels en/of Frans) als een belangrijke vereiste; 90% vermeldt dat kennis van software pakketten zeer belangrijk is ;
−
als redenen voor aanwerving worden motivatie en inzet (56%) het meest frequent vermeld; daarna volgen een tweede cyclusdiploma (48%), het vlot in de omgang zijn Onderwijs
27
(28%) en flexibiliteit (27%); gebrek aan ervaring is de belangrijkste reden (57%) van niet-aanwerving; Samenvattend: uit een vergelijking van de tewerkstelling van de K.U.Leuven-alumni met gegevens uit Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië (cf. infra LEONARDO project), blijkt dat onze afgestudeerden snel een behoorlijke baan vinden. 5.2.5
Rendement toelatingsproeven
Het slaagpercentage voor het toelatingsexamen burgerlijk ingenieur en burgerlijk ingenieur architect aan de K.U.Leuven ligt gemiddeld op 70%. In de eerste kandidatuur 1998-99 slaagden respectievelijk 71,6 en 70,1 % van de ingeschrevenen. Slechts 4,1 % van de ingeschrevenen voor burgerlijk ingenieur en 1,5 % van de ingeschrevenen voor burgerlijk ingenieur-architect namen niet deel aan de examens. De overheid organiseert een toelatingsexamen voor de opleidingen arts en tandarts. Voor de eerste kandidatuur 1998-1999 van de opleidingen arts en tandarts slaagden respectievelijk 83,2 en 70,0 % van de ingeschrevenen. Slechts 0,6 % van de ingeschrevenen voor geneeskunde en 10,0 % van de ingeschrevenen voor tandheelkunde namen niet deel aan de examens. De slaagpercentages voor de eerste kandidatuur arts duiden alleszins op een zeer hoge effectiviteit van de toelatingsproef. 5.3
Financierbare studenten
De werkingsuitkeringen in het begrotingsjaar 2000 worden bepaald op grond van de financierbare studenten, vastgesteld in de telling van 1/2/1999. De financierbare studenten worden uitgedrukt in volgende eenheden : -
het aantal studenten;
-
het aantal voltijdse eenheden, waarbij deeltijds studerenden en studenten voor wie de studieomvang tussen 50% en 75% ligt, slechts voor een halve eenheid in aanmerking worden genomen;
-
het aantal onderwijsbelastingseenheden (OBE), bekomen door weging der voltijdse eenheden met de coëfficienten toegekend aan de verschillende financieringsgroepen : A=1; B=2; C=3; L=0,67 (acad. lerarenopleiding).
Tabel 10 geeft per faculteit, afzonderlijk per campus en per financieringsgroep de volgende gegevens : hoofdinschrijvingen, financierbare voltijdse eenheden en de overeenstemmende aantallen OBE, ten laste van het departement Onderwijs. Daarnaast worden ook de aantallen ten laste van de nationaal gebleven kredieten voor ontwikkelingssamenwerking vermeld. Voor de overheidsbegroting 2000 zal er een kleiner aantal OBE worden aangerekend minus 231,2 OBE - ten opzichte van vorig jaar. Eigenlijk is er een daling met 781,7 OBE, waarvan het grootste deel namelijk 550,5 OBE zich voordoet in de opleidingen voor arts en tandarts, ten gevolge van de toelatingsproef voor deze opleidingen. Gezien de bevriezing van de aantallen OBE voor deze opleidingen wordt dat gedeelte van de daling geneutraliseerd bij de berekening van de werkingstoelage.
28
Katholieke Universiteit Leuven
6.1
Reglementering
De reglementering voor de examencommissies van de Vlaamse gemeenschap is dezelfde als die voor de universitaire examencommissies, uitgezonderd uiteraard die bepalingen die door het besluit van de Vlaamse regering uitdrukkelijk buiten werking zijn gesteld in verband met de overdrachtsvoorwaarden van examencijfers. Voor de meeste faculteiten stelt het systeem inzake organisatie weinig problemen. Enkel in bepaalde faculteiten waar heel wat bijzondere werkvormen worden gehanteerd, zoals begeleide practica, excursies enz. stelt zich soms een probleem als de beoordeling hiervan een essentieel onderdeel van het programma of opleidingsonderdeel uitmaakt. In dat geval nemen sommige studenten een bijkomende inschrijving voor een afzonderlijk vak om toch op de begeleiding beroep te kunnen doen. 6.2
6. Examencommissie van de Vlaamse gemeenschap
Aantal ingeschreven examinandi
In het totaal schreven zich in 1998-1999 76 studenten (51 mannen en 25 vrouwen) in voor de eerste examenperiode, gespreid over 56 verschillende studiejaren. Voor de tweede examenperiode schreven zich 32 studenten (20 mannen en 12 vrouwen) in, gespreid over 30 studiejaren. Dit is een beduidende daling van het aantal deelnemers ten aanzien van het vorige academiejaar. Het merendeel van de studenten is Belg (75 in de eerste examenperiode, tegenover 1 EU-onderdaan; 30 in de tweede examenperiode tegenover 1 EU-onderdaan en 1 andere). Naar leeftijd is er een grotere variatie: van studenten geboren in 1942 tot 1978 met een concentratie voor de geboortejaren van 1969 tot 1976. Inzake vooropleiding gaat het in het merendeel van de gevallen (54 op 76 in de eerste examenperiode, 25 op 32 in de tweede) om studenten die eerder met positief resultaat een academisch studiejaar volgden. In beperkte mate ziet men ook studenten die bij herhaling niet slaagden voor het eerste jaar binnen een universitaire formule, en die via deze weg toch nog eens herkansen : 13 op 76 in de eerste examenperiode; 6 op 32 in de tweede schrijven nog altijd in op basis van een diploma van secundair onderwijs. Enkel indien de student reeds een ander einddiploma behaalde, beschikken we over inschrijvingsgegevens aan een andere Vlaamse universiteit. Het volledig curriculum aan de K.U. Leuven is wel altijd beschikbaar, maar ook dan blijft het weinig zinvol om voor zo'n kleine groep studenten uitspraken te doen. 6.3
Resultaten
De resultaten voor de examencommissie van de Vlaamse gemeenschap zijn niet erg gunstig. In het totaal moest slechts voor 91 personen een beoordeling gegeven worden, gezien 17 personen zich inschreven voor twee examenperiodes. Voor die 91 personen is de verdeling als volgt : - 31 (34,1%) bereikten na één examenperiode een gunstig resultaat. - 8 (8,8%) bereikten na twee examenperiodes een gunstig resultaat. - 43 (47,2%) namen slechts aan één examenperiode deel met negatief resultaat. - 8 (8,8%) bereikten na twee examenperiodes een negatief resultaat. - 1 (1,1%) namen deel aan twee examenperiodes met een gunstig resultaat in elk van beide. De slaagcijfers liggen hoger dan vorig academiejaar, maar ze blijven onder het gemiddeld slaagcijfer van de reguliere studenten aan de K.U.Leuven.
Onderwijs
29
In het totaal reikten de examencommissies van de Vlaamse gemeenschap in 1998-1999 16 diploma's uit (4 eerste cyclus, 12 tweede cyclus).
7. Internationale Relaties
7.1
Overzicht van de internationale relaties
Twee gebeurtenissen die zich in het afgelopen jaar hebben voorgedaan, kunnen worden aanzien als belangrijke hefbomen voor internationalisering aan de K.U.Leuven. De eerste was de bespreking van de beleidsnota Internationale Relaties door de Academische Raad in januari 1999. Hierdoor werden zowel de desbetreffende centrale diensten als de faculteiten aangespoord bestaande initiatieven tot internationalisering verder te consolideren en tevens nieuwe initiatieven te ontwikkelen. De tweede hefboom is van externe aard. Niet alleen in Leuven, maar aan de meeste Europese universiteiten, werd de beleidsagenda reeds gedeeltelijk mee ingekleurd door de Sorbonneverklaring en de Bolognaverklaring. Daar werd de gemeenschappelijke intentie onderschreven te komen tot een ‘Europese ruimte voor het hoger onderwijs’. Daarmee werd de aanzet gegeven tot overleg zowel binnen als tussen de universiteiten en andere instellingen voor het hoger onderwijs om tot een Europees aanbod van hoger onderwijs te komen waarbij een grotere diversiteit van opleidingen moet kunnen samengaan met een betere onderlinge vergelijkbaarheid ervan. Het spreekt vanzelf dat dit overleg, en de eruit voortvloeiende consequenties met betrekking tot de organisatie van het onderwijs, in de komende jaren de agenda zullen blijven beheersen. Een van de belangrijkste vragen hierbij zal te maken hebben met de mate waarin het tweede-cyclus-onderwijs meer dan nu zal moeten afgestemd worden op een eventueel toenemende internationale mobiliteit op het scharniermoment tussen de twee cycli. Of, om het in de reeds gangbare terminologie van de Sorbonne-verklaring uit te drukken, de vraag zal zich opdringen of de instroom naar de master-opleidingen een veel bredere instroom zal zijn vanuit de bacheloropleidingen, breder zowel qua type van vooropleiding als qua regionale rekrutering. Hiervoor is het belangrijk dat de K.U.Leuven haar sterke positie in het Socrates-programma weet te handhaven, en qua inkomende studenten zelfs iets heeft versterkt in vergelijking met het jaar voordien. Een doorgedreven inspanning om onder meer via de Socrates-partnerships voeling te blijven houden met een zo breed mogelijk netwerk van kwalitatief goed aangeschreven Europese universiteiten is van het grootste belang. Onder meer met het oog op een grotere penetratiekracht van ons onderwijs naar de internationale markt toe werd een interne evaluatie doorgevoerd van alle VAO-opleidingen. De hiervoor door de Academische raad aangestelde expertencommissie heeft dan ook naast het aspect van kwaliteitsbehoud- en optimalisatie expliciet rekening gehouden met de duidelijkheid in profilering van de opleidingen in een internationale context. Bij een aantal programma’s werd geadviseerd op het Engels over te schakelen. Tevens werden suggesties gedaan om internationaal samen te werken bij de samenstelling van het programma. Bovendien werden ook financiële stimulansen voorzien die de internationalisering in de hand zouden moeten werken. Het Bureau Internationaal Onthaal (Office for International Students and Scholars) werd als afzonderlijke dienst opgericht teneinde een meer direct klantgerichte dienstverlening te kunnen verstrekken aan binnenkomende buitenlandse gasten. Internationale samenwerking is niet weg te denken bij het wetenschappelijk onderzoek. Dit laat zich slechts zeer partieel zien in geregistreerde aantallen: in 1998-1999 waren er 536 buitenlandse doctorandi ingeschreven, terwijl 112 buitenlandse onderzoekers via het Bureau Internationaal Onthaal werden geregistreerd. Deze getallen verwijzen hoofdzakelijk naar verblijven die gepaard gaan met een of andere vorm van financiële tussenkomst van de universiteit (via beurzen van het Onderzoeksfonds, de Interfacultaire Raad voor Ontwikkelingssamenwerking, of de bilaterale akkoorden met andere universiteiten). Het is evident dat heel wat andere internationale contacten plaats grijpen via de rechtstreekse contacten die AP-leden onderhouden met buitenlandse collega’s. Die zijn uiteraard moeilijk in cijfers op te vangen, maar leiden wel tot de intensifiëring van bestaande samenwerkingsprojecten en het op gang brengen van nieuwe projecten. 7.2
30
Katholieke Universiteit Leuven
Internationale onderwijsprogramma’s en akkoorden
7.2.1
Samenwerkingsovereenkomsten met buitenlandse universiteiten
De bilaterale akkoorden van de K.U.Leuven werden tijdens het academiejaar 1998-1999 grondig geëvalueerd in het licht van de steeds toenemende internationalisering. Preferentiële partners kunnen rekenen op zeer intensieve contacten, zowel op het vlak van onderzoeks- als onderwijssamenwerking. Een dergelijk uitgangspunt veronderstelt een gedegen kennis van de buitenlandse instelling, evenals de mogelijkheid om met gelijkwaardige partners op het niveau van de volledige universiteit samen te werken. Met volgende universiteiten en instellingen wordt een dynamische en op vernieuwing gerichte samenwerking nagestreefd: Katholieke Universiteit Nijmegen Universität zu Köln Westfälische Wilhelms-Universität Münster Universita di Urbino Universita Cattolica del Sacro Cuore Milano Universita degli Studi di Bologna Ministry of External Affairs Consejo Superior de Investigaciones Científícas Madrid Universidad de Salamanca Katholieke Universiteit Lublin University of Wroclaw University of Warsaw University of Pennsylvania University of Illinois at Urbana-Champaign Kansai University Osaka Ministry of Education
(NL) (D) (D) (I) (I) (I) (E) (E) (E) (PL) (PL) (PL) (USA) (USA) (JAP) (TAIW)
Commission of National Education University of Pretoria University of Free State Bloemfontein University of Stellenbosch University of Cape Town University of Western Cape
(CHI) (ZA) (ZA) (ZA) (ZA) (ZA)
De universiteiten die niet langer op de lijst van de interuniversitaire akkoorden fungeren, kregen het statuut van facultair akkoord. Om het statuut van interuniversitair akkoord te bewaren of te verkrijgen, moeten de contacten op onderzoeks- en onderwijsvlak getuigen van een zeer intense samenwerking. Er wordt geopteerd voor een beperkte groep van bilaterale partners, waarmee uiterst geprivilegieerde contacten onderhouden worden. Een aanvang wordt tevens gemaakt met een nieuw type ‘selectieve bilaterale akkoorden’ waarbij vooreerst aan samenwerking met enkele Chinese topuniversiteiten gedacht wordt voor de gezamenlijke begeleiding van doctoraatsstudenten.
Onderwijs
31
7.2.2 Buitenlandse studenten Aantallen buitenlandse studenten en scholars in het academiejaar 1998/99 (per einde academiejaar) Zuid-Amerika
Azië
Afrika
1 2
19 5
20 22
1 2
11 34 2 1 1
25 7 2 9 23 1
TOTAAL
32
Katholieke Universiteit Leuven
1 4 16 119 14 10 83 2 1
2
1 1 1
39 31
5
1
40 13 135 17 10 41 11 34 104 24 1 1 1 2 96 1 8
63 24 69 3 3 5
5 1 1
1 1
1 1
Totaal
Noord-Amerika 9 8
Vaderlandsloos of onbekend Politiek Vluchteling Oceanië
Oost-Europa
West-Europa
1e kandidatuur 114 16 2e kandidatuur 73 13 3e kandidatuur 41 1e licentie/jaar 102 9 2e licentie/jaar 95 7 3e licentie/jaar 43 2 4e licentie/jaar 30 1e jaar huisarts 2 2e jaar huisarts 7 3e jaar huisarts 7 Aanvullende opleiding 57 13 Specialisatie-opleiding 71 28 Specialisatie-opleiding 1e 8 2 jaar Specialisatie-opleiding 2e 15 6 jaar Lerarenopleiding 3 1 Doctoraatsopleiding 97 36 Doctoraat 45 12 Navorser 43 132 Afzonderlijke vakken 29 3 Postacademische vorming 4 2 Niet-universitair 1 5
189 110 43 155 185 48 31 3 7 8 249 238 12 30
1 1 4 3
1 1
887 287 267 95 572 305 12
13
2
4 386 151 397 66 12 116 2 2440
Buitenlandse doctorandi (situatie einde academiejaar 1998/99) Godgeleerdheid Kerkelijk Recht Hoger Instituut voor Wijsbegeerte Rechtsgeleerdheid Econ en Toeg Econ Wet Sociale Wetenschappen Geneeskunde Farmaceutische Wetenschappen Lichamelijke Opvoeding en Kine Letteren Psychologie en Pedagogische Wet Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wet Totaal
11 1 22 7 3 2 19 2 1 10 4 22 34 13 151
Bursalen -
SOROS-bursalen en Oost-Europese Initiatieven van het Onderzoeksfonds: 10 bursalen uit Hongarije.
-
Doctorandusbursalen van het onderzoeksfonds, toegekend aan hoog gekwalificeerde doctorandi meestal in de eindfase van hun doctoraat: een 30-tal doctorandi.
-
Bursalen externe financieringsbronnen: voor master-studenten, predoctorandi, doctorandi, international en visiting scholar. De Commissie Toelatingsbeleid beoordeelt alle aanvragen en kent een juridische kwalificatie toe aan beurs en bursaal. Zij behandelde 550 dossiers: •
In het kader van ontwikkelingssamenwerking door de VLIR voor institutionele universitaire samenwerking (IUS) en Eigen Initiatieven en beurzen via NGO’s en de Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technologische Bijstand (VVOB): zie rubriek ontwikkelingssamenwerking.
•
Buiten ontwikkelingssamenwerking via fondsen van de Vlaamse Gemeenschap (culturele akkoorden), het FWO, IWT, DWTC, de Interuniversitaire Attractiepolen, ontvangsten van regionale, federale en internationale overheden, ontvangsten van de E.U. en VIS-projecten (Verkennende Internationale Samenwerking), fondsen van IMEC, LRD en de universitaire ziekenhuizen, ontvangsten van de privé-sector en op saldi van projecten.
-
Beurzen van de Vlaamse Gemeenschap: 23 bursalen.
-
ABOS-beurzen (nu DGIS-BTC): 34 bursalen.
VESTA: een geïntegreerd onthaal voor buitenlandse gasten aan de K.U.Leuven Binnen het werkveld van internationaal onthaal van buitenlandse gasten gaat het om een gevarieerd landschap met tal van actoren. Op 1 oktober 1999 is het Bureau Internationaal Onthaal gestart met het éénjarige project VESTA (de Griekse godin van de gastvrijheid) om het onthaal van de buitenlandse gasten aan de K.U.Leuven te optimaliseren. Mede in het kader van het Vestaproject werd beslist om de Orientation days voor buitenlandse studenten centraal te organiseren vanuit het Bureau Internationaal Onthaal.
Onderwijs
33
7.2.3
Europese onderwijsprogramma’s
Socrates en ERASMUS Binnen het overkoepelende Socrates-programma blijft ERASMUS (gericht op het hoger onderwijs) de hoofdbrok uitmaken. Het leeuwendeel van de Europese subsidies gaat zoals steeds naar de studentenmobiliteit. Sinds enige jaren vertoont het aantal door Leuven uitgezonden ERASMUS-studenten een licht dalende trend: van 649 in 1995-1996 naar 576 in 1998-1999. De verklaringen hiervoor zijn veelvoudig. De door Europa opgelegde centralisering in de administratieve opvolging van het ERASMUS-dossier leidt tot een verminderde betrokkenheid en motivatie bij de academici in de faculteiten, die in feite toch de dragers en gangmakers van het programma blijven. Langs de andere kant ontving de K.U.Leuven in 1998-1999 opmerkelijk meer buitenlandse ERASMUS-studenten dan voordien, namelijk 523. Wellicht is dit grotendeels te danken aan de toetreding van een aantal vroegere TEMPUS-landen tot het Socratesprogramma: studenten uit Polen, de Tsjechische Republiek, Slowakije, Hongarije en Roemenië voeren in 1998-1999 voor het eerst onder de Socrates-vlag. Het onevenwicht tussen inkomende en uitgaande ERASMUS-studenten lijkt zich stilaan op te lossen. ERASMUS-studenten per land 1998-1999 Gastland Denemarken Duitsland Finland Frankrijk Griekenland Hongarije Ierland Ijsland Italië Nederland Noorwegen Oostenrijk Polen Portugal Roemenië Spanje Tsjechische Republiek Verenigd Koninkrijk Zweden Zwitserland Totaal
34
Katholieke Universiteit Leuven
Aantal ERASMUS-studenten Aantal buitenlandse uitgestuurd door de K.U.Leuven ERASMUS-studenten aan de K.U.Leuven 11 27 68 57 11 10 114 34 6 34 0 1 20 7 2 3 54 79 46 26 15 8 12 12 5 25 9 13 3 17 99 97 0 5 73 34 14 28 14 6 576 523
ERASMUS-studenten per faculteit 1998/99 Faculteit Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen Farmaceutische Wetenschappen Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie Geneeskunde Godgeleerdheid Hoger Instituut Wijsbegeerte Letteren Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Rechtsgeleerdheid Sociale Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Wetenschappen Totaal
Aantal uitgezonden ERASMUSstudenten 79
Aantal buitenlandse ERASMUSstudenten 85
2 15 30 8 6 134 13
0 14 19 5 5 53 7
29
16
148 37 57 18 576
205 28 54 32 523
Naast de studentenmobiliteit ondersteunt het ERASMUS-programma nog een aantal andere samenwerkingsvormen. Zo stuurde de K.U.Leuven 36 van haar eigen docenten met ERASMUS-financiering naar een buitenlandse universiteit om daar enkele dagen tot weken gastcolleges te geven, en onthaalde zij een evenredig aantal buitenlandse gastdocenten. Verder coördineerde zij vier intensieve programma’s (IP’s: korte intensieve onderwijsprogramma’s van tien dagen tot drie maanden voor studenten afkomstig uit verschillende landen) en participeerde zij in nog 17 andere IP’s. Een minder bekend luik van het ERASMUS-programma betreft de zogenaamde curriculumontwikkelingsactiviteiten (CD’s). Leuven coördineert zelf twee projecten en neemt deel aan twaalf bijkomende CD’s. Verder was de K.U.Leuven nog betrokken bij een aantal Socrates-projecten die buiten het kader van ERASMUS vallen: 5 Comenius-projecten (schoolonderwijs, lerarenopleiding), 3 Lingua-projecten (taalonderwijs), 3 projecten voor Open en Afstandsonderwijs, en 1 project voor Volwassenenonderwijs. De andere Europese onderwijsprogramma’s Tijdens het academiejaar 1998-1999 kregen enkele Oost-Europese partnerlanden in het TEMPUS-PHARE-programma de mogelijkheid ook deel te nemen aan het Socratesprogramma. Hoewel strikt genomen alleen de drie Balkanstaten, Bulgarije en Albanië nog deelnamen aan het luik studentenmobiliteit van het TEMPUS-programma ontving de K.U.Leuven 34 TEMPUS-studenten in 1998-1999. De samenwerking met de landen van de vroegere Sovjetunie verloopt o.m. via de kanalen van het TEMPUS-TACIS-programma. De Leuvense contacten zijn vooral geconcentreerd in de universiteiten van Moskou, Kazan en Sint-Petersburg. Niettemin wordt ook extra aandacht gegeven aan partnerinstellingen in Wit-Rusland, Oekraïne en het Aziatische deel van Rusland. In het kader van het ALFA-programma liepen tijdens het academiejaar 1998-1999 nog 8 projecten met partners in Latijns-Amerika. Daar nieuwe oproepen door de Europese Commissie voor onbepaalde tijd werden afgelast, is de activiteit in dit programma gevoelig teruggelopen. Contacten in Latijns-Amerika lopen vnl. met universiteiten in Bolivië, Brazilië, Chili, Costa Rica, Ecuador, Mexico en Peru.
Onderwijs
35
7.3 7.3.1
Ontwikkelingssamenwerking Studenten uit ontwikkelingslanden
Van de 2 440 tijdens het academiejaar 1998/99 ingeschreven buitenlandse studenten waren er 835 afkomstig uit erkende ontwikkelingslanden. Bursalen uit ontwikkelingslanden ICPs (Master of Science In Water Resources Engineering, Master of Science in Food and Technology, Master of Architecture in Human Settlements) ABOS-bursalen IRO: masters IRO: doctorandi VLIR – instititutionele samenwerking VLIR – eigen initiatieven VLIR/ABOS-projecten VVOB Totaal 7.3.2
22 34 19 43 6 13 49 2 188
Activiteiten op grond van eigen universitaire budgetten
Tijdens het academiejaar 1998-1999 implementeerde de Interfacultaire Raad voor Ontwikkelingssamenwerking verder de vroeger goedgekeurde beleidsnota. Alle geplande interventiecategorieën worden systematisch benut. Het budget van de Raad steeg aanzienlijk: In 1999 beschikte de IRO over een budget van 32,9 Mio BEF. Studiebeurzen Dit blijft de grootste budgetpost. Hiermee worden studenten uit ontwikkelingslanden in staat gesteld om hier een derdecyclusprogramma en/of een doctoraat af te werken. Meer aandacht wordt besteed aan het veralgemeend opleggen van een predoctorale proef en dus een betere selectie van de kandidaten. 64 beurzen werden ter beschikking gesteld aan post-graduaatstudenten, waarvan 19 een mastersprogramma volgden, 43 een doctoraat en 2 een postdoctoraal programma. Ondersteuningsprojecten Hiermee wil men kleine ad hoc-financiering mogelijk maken aansluitend bij reeds lopende projecten die extern gefinancierd worden en waar bepaalde eigen accenten met dit beperkt budget worden aan toegevoegd. Prospectiebeurzen Dit is een beurs waardoor een jong ZAP-lid een reeds geconcipieerd samenwerkingsvoorstel ter plaatse kan gaan finaliseren in overleg met de lokale partner, zodat het project beter voorbereid bij een financier kan worden ingediend. Het afgelopen jaar werden in het totaal zeven aanvragen gehonoreerd. Dit is een positief signaal dat jonge academici toch interesse blijven betonen voor deze vorm van internationale samenwerking. Recyclagebeurzen Dit is een interventiecategorie waarbij aan mensen uit ontwikkelingslanden na hun terugkeer de mogelijkheid wordt geboden om voor een korte termijn terug te komen om zich bij te scholen, omdat ter plaatse vaak de nodige literatuur en de nodige contacten ontbreken. Daardoor versterkt men tevens blijvend de samenwerkingsband. 36
Katholieke Universiteit Leuven
Beurzen voor studenten Met deze beurzen wordt de mogelijkheid geboden aan onze eigen studenten om in de opleiding geïntegreerde activititeiten (bv. stage, eindwerk) in een ontwikkelingsland onder goed begeleide omstandigheden te gaan uitvoeren. De K.U.Leuven wenst zo onder zijn studenten de belangstelling voor ontwikkelingssamenwerking te stimuleren. Dit jaar vond voor de tweede keer een oproep en selectie plaats. Het aantal toe te kennen beurzen was ook merkelijk hoger dan in het voorgaande jaar, omdat er nu ook op basis van VLIRbudgetten een supplementair pakket beurzen kon worden ter beschikking gesteld. Op een totaal van 78 ontvankelijke aanvragen werden 64 beurzen toegekend. Kleine projecten Hiermee worden een aantal kleinschalige projecten gefinancierd, zoals het project medische hulp met Kinshasa, recyclage van artsen in Zuid-Amerika en ad hoc-ondersteuning van de Facultés Catholiques te Kinshasa. Er werd beslist een deel van dit budget - 400 000 BEF - in de toekomst te reserveren voor een netwerksamenwerking met Congo. 7.3.3
Samenwerking in het kader van externe financiering
Het academiejaar 1998-1999 stond vooral in het teken van de verdere uitbouw van de VLIR-samenwerkingsprogramma's. De middelen voor universitaire samenwerking nu niet meer rechtstreeks door het vroegere ABOS, nu DGIS en BTC, aan de universiteiten toegewezen, maar gebundeld in programma's die gestuurd worden via de VLIR. De klemtoon van de interuniversitaire samenwerking ligt nu hoofdzakelijk op de ‘institutionele samenwerking’. Het grootste deel van het budget gaat naar een met alle Vlaamse universiteiten geconcerteerde samenwerking met een beperkt aantal partners overzee. In de onderstaande tabel wordt weergegeven welke partners zijn gekozen, welke Vlaamse universiteit namens de anderen de activiteiten coördineert en welk de coëfficiënt van de partner is (m.a.w. of er op jaarbasis effectief ongeveer 30 mio wordt besteed of slechts een fractie ervan).
Partneruniversiteit Bolivia : Universidad Mayor San Simon (Cochabamba) Zambia : University of Zambia (Lusaka) Tanzania : Sokoine Agricultural University (Morogoro) Tanzania : University of Dar-es-Salaam Zimbabwe : University of Zimbabwe (Harare) Kenya : University of Nairobi Vietnam : Can Tho University Vietnam : Hanoi University of Technology Filipijnen : samenwerkingsverband Saint Louis University/Benguet State University Ecuador : ESPOL (Guayaquil) Zuidelijk Afrika : 3 netwerkactiviteiten
Vlaamse coördinator K.U. Leuven RUG UA UA K.U. Leuven VUB RUG VUB K.U. Leuven RUG K.U. Leuven/RUG/UA
Coëff.
Start
1 1 0,75 0,75 1 1 1 0,5 1
1997 1997 1997 1998 1998 1998 1998 1998 1999
1 0,5
1999 1999
De samenwerking met Cochabamba kent inhoudelijk reeds een hoge vlucht. Zij situeert zich nu hoofdzakelijk in de positieve wetenschappen, maar wordt uitgebreid naar de humane wetenschappen vanaf 2000. De samenwerking met de University of Zimbabwe bestaat hoofdzakelijk uit investeringen in computernetwerken. Ook hier verloopt in het algemeen de samenwerking erg vlot. Voor de Filipijnen is er de bijkomende complexiteit van het samenwerken met twee partners, de ene een vrije universiteit, de andere een staatsuniversiteit. Na één jaar samenwerken kan echter ook hier positief worden teruggekeken. In de samenwerkingsprogramma's gecoördineerd door de andere universiteiten neemt de K.U. Leuven inhoudelijk vaak slechts beperkt deel. Uitzonderingen hierop vormen de Tanzaniaanse en Vietnamese programma's. Onderwijs
37
De grootste omzet van samenwerking werd in 1998-1999 nog altijd gerealiseerd via het kanaal van de voor de toekomst budgettair beperkte ‘eigen initiatieven’. De overheid stelt daarvoor via ABOS (oude lopende projecten) en via de Vl.I.R. (nieuwere projecten) fondsen ter beschikking waarmee de universiteiten in duur en omvang beperkte samenwerkingsprojecten in de Derde Wereld kunnen uitvoeren. Bij de aanvang van 1999 was de K.U. Leuven met dergelijke projecten nog actief in Bangladesh (2x), Bolivia (2x), Brazilië (2x), Burkina Faso, Cambodja, China (3x), Colombia (2x), Cuba, Ecuador (5x), Filipijnen, India, Indonesië, Ivoorkust (3x), Kameroen, Kenya (2x), Maleisië, Mexico, Nigeria (2x), Peru, Senegal, Suriname (2x), Tanzania, Thailand (2x), Vietnam (6x), Zambia en Zuid-Afrika. In 1999 kwamen er nog 2 opstartende projecten bij in Ivoorkust en Tanzania. Bij de selectieronde 2000 scoorde de K.U. Leuven vrij goed (4 van de 9 goedgekeurde projecten), zodat men mag verwachten dat onze activiteit - na de goedkeuring door de overheid - nog substantieel wordt verhoogd. In het verlengde hiervan valt het wel op dat de geplande heropstart van de samenwerking met Congo op een laag pitje is blijven branden. In 1998 had de Vl.I.R. een uitgebreide evaluatie van de Internationale Cursusprogramma's uitgevoerd. Dat zijn onderwijsprogramma's die hoofdzakelijk gericht zijn op ontwikkelingsrelevante thema's en bedoeld zijn voor studenten uit ontwikkelingslanden. De Leuvense ICP's scoorden goed tot zeer goed. Het betreft : Water resources engineering, Postharvest and food preservation engineering, Molecular biology en Human settlements. In een eigen ABOS-evaluatie die erop volgde deden onze programma's het ook goed tot zeer goed. Problematisch was wel dat de ABOS-evaluatie voor opleidingen van andere universiteiten de Vl.I.R.-evaluatie tegensprak. Dit betekent dat men uiteindelijk zonder verregaande conclusie alle opleidingen is blijven verderfinancieren. De middelen voor de bestaande opleidingen worden daardoor (te) sterk verdund. Evenmin resteert er daardoor beleidsruimte voor nieuwe initiatieven. De Vl.I.R. heeft zich nu voorgenomen tegen 2001 nieuwe ruimte te creëren op grond van een nieuwe evaluatie. Te vermelden is verder de actieve participatie van de K.U. Leuven in het Noord-actiesprogramma van de Vl.I.R. (verscheidene projecten beleidsvoorbereidend onderzoek, congresbetoelaging, reisbeurzenprogramma - zie hoger). Met betrekking tot het beurzentoekenningsprogramma van de Vl.I.R. blijven evenals voor andere programma's de complexe administratie en de sterke voorfinanciering door onze universiteit permanente pijnpunten. Ten slotte kan erop gewezen worden dat de K.U. Leuven ook nog actief blijft in de wetenschappelijke begeleiding van een aantal NGO's. Het meest actief gebeurt dit voorlopig in het kader van het Aaron-samenwerkingsverband, waaraan de NGO's Act, Ieder voor Allen en Form participeren, evenals ontwikkelingsorganisaties als het Felixfonds en Go & Do. Verder lopen er hernieuwde samenwerkingsovereenkomsten met Wereldsolidariteit en Broederlijk Delen.
38
Katholieke Universiteit Leuven
Tabel 1:
Evolutie totale studentenpopulatie K.U.Leuven (situatie op 1 februari) Aantallen
Studiegebied 93-94
Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
94-95
95-96
96-97
Procentuele verdeling 97-98
98-99
Index
93-94
94-95
95-96
96-97
97-98
98-99
93-94
94-95
95-96
96-97
97-98
98-99
341
446
442
486
517
519 1,3%
1,7%
1,6%
1,8%
1,9%
2,0%
100
131
130
143
152
152
485
518
546
541
558
518 1,9%
2,0%
2,0%
2,0%
2,1%
2,0%
100
107
113
112
115
107
1 417
1 540
1 644
1 746
1 717
1 816 5,5%
5,9%
6,1%
6,4%
6,4%
6,9%
100
109
116
123
121
128
747
815
896
955
930
950 2,9%
3,1%
3,3%
3,5%
3,5%
3,6%
100
109
120
128
124
127
413
461
561
563
577
554 1,6%
1,8%
2,1%
2,1%
2,2%
2,1%
100
112
136
136
140
134
3 312
3 323
3 298
3 338
3 246
3 102 12,9%
12,6%
12,2%
12,3%
12,1%
11,8%
100
100
100
101
98
94
2 272
2 444
2 634
2 664
2 612
2 603 8,8%
9,3%
9,8%
9,8%
9,7%
9,9%
100
108
116
117
115
115
3 369
2 984
2 951
2 821
2 695
2 665 13,1%
11,4%
10,9%
10,4%
10,1%
10,1%
100
89
88
84
80
79
1 286
1 299
1 290
1 361
1 385
1 409 5,0%
4,9%
4,8%
5,0%
5,2%
5,3%
100
101
100
106
108
110 140
474
522
576
646
690
662 1,8%
2,0%
2,1%
2,4%
2,6%
2,5%
100
110
122
136
146
989
1 144
1 270
1 251
1 237
1 231 3,8%
4,4%
4,7%
4,6%
4,6%
4,7%
100
116
128
126
125
124
1 920
1 953
2 033
2 053
2 171
2 194 7,5%
7,4%
7,5%
7,6%
8,1%
8,3%
100
102
106
107
113
114
2 822
2 655
2 551
2 500
2 542
2 504 11,0%
10,1%
9,4%
9,2%
9,5%
9,5%
100
94
90
89
90
89
1 494
1 523
1 544
1 464
1 451
1 427 5,8%
5,8%
5,7%
5,4%
5,4%
5,4%
100
102
103
98
97
96
2 933
3 151
3 289
3 242
3 028
2 785 11,4%
12,0%
12,2%
12,0%
11,3%
10,6%
100
107
112
111
103
95
312
340
332
323
289
262 1,2%
1,3%
1,2%
1,2%
1,1%
1,0%
100
109
106
104
93
84
692
690
686
684
685
670 2,7%
2,6%
2,5%
2,5%
2,6%
2,5%
100
100
99
99
99
97
479
464
471
488
483
497 1,9%
1,8%
1,7%
1,8%
1,8%
1,9%
100
97
98
102
101
104
100
102
105
105
104
102
25 757 26 272 27 014 27 126 26 813 26 368 100%
100%
100%
Onderwijs
100%
100%
100%
Tabel 2. Totale studentenpopulatie K.U.Leuven naar regime, geslacht en nationaliteit (19981999) (situatie op 1.2.99) Aantallen Studiegebied Volt. Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
332 322 1 632 799 506 3 036 2 336 2 485 1 314 548 1 208 1 655 2 055 1 212 2 504 224 608 459 23 235
Regime Deelt. Deelt. dl 1 dl 2 48 23 17 10 8 6 6 4 2 18 8 96 60 52 30 23 11 53 50 5 5 14 9 39 21 1 12 5 19 17 2 13 9 429 267
N.v.t. (1) 116 169 176 139 42 40 111 98 61 11 13 516 389 214 264 2 60 16 2 437
Geslacht Man Vrouw
Belg
Nationaliteit EU Ander
358 161 326 332 186 308 610 1 206 1 718 490 460 799 216 338 528 1 484 1 618 3 030 635 1 968 2 534 1 692 973 2 484 679 730 1 367 166 496 632 528 703 1 194 1 327 867 2 018 1 980 524 2 257 760 667 1 312 1 193 1 592 2 361 104 158 221 185 485 644 185 312 473 12 924 13 444 24 206
45 28 39 28 10 41 28 76 19 10 32 37 54 14 305 31 1 10 808
148 182 59 123 16 31 41 105 23 20 5 139 193 101 119 10 25 14 1 354
Totaal Totaal 519 518 1816 950 554 3 102 2 603 2 665 1 409 662 1 231 2 194 2 504 1 427 2 785 262 670 497 26 368
Percentages Studiegebied
Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
Regime Voltijds Deelt. Deelt. dl 1 dl 2 64,0% 9,2% 4,4% 62,2% 3,3% 1,9% 89,9% 0,4% 0,0% 84,1% 0,6% 0,6% 91,3% 0,7% 0,4% 97,9% 0,6% 0,3% 89,7% 3,7% 2,3% 93,2% 2,0% 1,1% 93,3% 1,6% 0,8% 82,8% 8,0% 7,6% 98,1% 0,4% 0,4% 75,4% 0,6% 0,4% 82,1% 1,6% 0,8% 84,9% 0,0% 0,1% 89,9% 0,4% 0,2% 85,5% 7,3% 6,5% 90,7% 0,3% 0,0% 92,4% 2,6% 1,8% 88,1% 1,6% 1,0%
N.v.t. (1) 22,4% 32,6% 9,7% 14,6% 7,6% 1,3% 4,3% 3,7% 4,3% 1,7% 1,1% 23,5% 15,5% 15,0% 9,5% 0,8% 9,0% 3,2% 9,2%
Geslacht Man Vrouw 69,0% 64,1% 33,6% 51,6% 39,0% 47,8% 24,4% 63,5% 48,2% 25,1% 42,9% 60,5% 79,1% 53,3% 42,8% 39,7% 27,6% 37,2% 49,0%
31,0% 35,9% 66,4% 48,4% 61,0% 52,2% 75,6% 36,5% 51,8% 74,9% 57,1% 39,5% 20,9% 46,7% 57,2% 60,3% 72,4% 62,8% 51,0%
Belg
Nationaliteit Totaal Ander EU
62,8% 59,5% 94,6% 84,1% 95,3% 97,7% 97,3% 93,2% 97,0% 95,5% 97,0% 92,0% 90,1% 91,9% 84,8% 84,4% 96,1% 95,2% 91,8%
(1) Niet van toepassing (bvb. doctorandi, doctoraatsopleiding, afzonderlijke vakken, navorsers)
8,7% 5,4% 2,1% 2,9% 1,8% 1,3% 1,1% 2,9% 1,3% 1,5% 2,6% 1,7% 2,2% 1,0% 11,0% 11,8% 0,1% 2,0% 3,1%
28,5% 35,1% 3,2% 12,9% 2,9% 1,0% 1,6% 3,9% 1,6% 3,0% 0,4% 6,3% 7,7% 7,1% 4,3% 3,8% 3,7% 2,8% 5,1%
100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
Tabel 3. Totale studentenpopulatie K.U.Leuven naar leeftijd (1998-1999) (toestand op 1.2.99) Studiegebied
Leeftijdscategorie 17j
Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal - aantallen Totaal - procentuele verdeling
9 1 13 3 6 2 1 3 9 23 5 7 3 85 0,3%
18j
19j
20j
21j
22j
23j
24j
25j
26-29j
42 26 331 117 59 488 506 506 232 69 246 376 352 260 162 11 102 73 3 958 15,0%
52 37 289 144 104 478 386 398 232 28 221 297 376 209 221 21 112 85 3 690 14,0%
25 38 336 220 84 492 338 351 245 59 206 265 303 173 290 30 93 66 3 614 13,7%
38 35 300 168 109 491 353 420 219 72 243 307 286 176 280 34 107 73 3 711 14,1%
42 32 224 114 65 486 366 381 186 85 153 210 314 197 359 49 89 67 3 419 13,0%
40 24 118 60 29 324 218 240 98 84 65 198 193 115 296 38 65 52 2 257 8,6%
38 24 40 38 31 150 101 110 73 57 35 119 144 55 346 17 35 33 1 446 5,5%
25 13 24 13 13 75 78 55 34 39 19 89 118 52 199 12 13 17 888 3,4%
81 49 61 40 31 58 118 113 32 66 21 188 235 103 416 20 33 16 1 681 6,4%
30jen+
Totaal
136 519 240 518 84 1 816 35 950 29 554 47 3 102 136 2 603 85 2 665 56 1 409 102 662 19 1 231 136 2 194 160 2 504 82 1 427 209 2 785 30 262 18 670 15 497 1 619 26 368 6,1% 100,0%
Tabel 4.
Generatiestudenten K.U.Leuven (1998-99) (toestand op 1.2.99)
Studiegebied Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
Volt. 62 37 371 155 98 586 586 565 308 83 289 430 372 284 167 12 116 94 4 615
Regime Deelt. 21
1 1
1
1 25
Man 59 15
Geslacht Vrouw 24 22
106 88 39 254 107 315 129 10 125
265 67 59 333 480 250 179 73 164
367 153 97 580 581 554 303 75 286
4 2 1 4 4 5 2 6 1
253 294 139 69 5 16 30 2 053
178 78 145 98 7 100 65 2 587
421 369 281 145 8 115 91 4 527
2 2 2 22 4 1 4 72
Belg 69 32
EU 6 0
Nationaliteit Totaal And. 8 83 5 37
Volt. 75% 100%
371 155 98 587 587 565 308 83 289
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
29% 57% 40% 43% 18% 56% 42% 12% 43%
71% 43% 60% 57% 82% 44% 58% 88% 57%
99% 99% 99% 99% 99% 98% 98% 90% 99%
1% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 7% 0%
0% 0% 0% 1% 0% 1% 1% 2% 1%
8,0% 3,3% 2,1% 12,7% 12,7% 12,2% 6,6% 1,8% 6,2%
431 372 284 167 12 116 95 4 640
100% 100% 100% 100% 100% 100% 99% 99%
0% 0% 0% 0% 0% 0% 1% 1%
59% 79% 49% 41% 42% 14% 32% 44%
41% 21% 51% 59% 58% 86% 68% 56%
98% 99% 99% 87% 67% 99% 96% 98%
0% 1% 1% 13% 33% 1% 4% 2%
2% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1%
9,3% 8,0% 6,1% 3,6% 0,3% 2,5% 2,0% 100%
3 2 6 3 2 2 8 1 1
41
Regime Deelt. 25% 0%
Geslacht Man Vrouw Belg 71% 29% 83% 41% 59% 86%
Nationaliteit Totaal EU And. 7% 10% 1,8% 0% 14% 0,8%
Tabel 5a. Generatiestudenten K.U.Leuven naar vooropleiding (1998-99)
96-97 NIEUW STELSEL Algemeen SO Grieks-latijn Grieks-wiskunde Grieks-wetenschappen Latijn-moderne talen Latijn-wiskunde Latijn-wetenschappen Economie-moderne talen Economie-wiskunde Menswetenschappen Moderne talen-wiskunde Moderne talen-wetenschappen Sportwetenschappen Wetenschappen-wiskunde ASO zonder verdere specificatie Totaal ASO Technisch SO Grafiek Handel en administratie Hotel en voeding Hout en bouw Kunstgerichte sector Land- en tuinbouw Lich opvoeding en sport Mechanica en electriciteit Sociaal en verzorgende sector Wetenschappen-chemie Overige Totaal TSO Beroeps SO Kunst SO Overig SO (Buitenlands) TOTAAL NIEUW STELSEL OUD STELSEL ALGEMEEN TOTAAL
N 97-98
312 97 17 399 1 027 429 353 340 203 231 253 57 919 1 4 638
273 90 12 372 955 451 339 324 216 177 204 65 940 1 4 419
2 49 6 2
2 45 4 2 2 8 11 36 29 9
98-99
266 87 16 412 974 358 331 288 188 184 201 52 955 3 4 315
96-97
% 97-98
98-99
6,7% 2,1% 0,4% 8,6% 22,1% 9,2% 7,6% 7,3% 4,4% 5,0% 5,5% 1,2% 19,8% 0,0% 91,4%
6,2% 2,0% 0,3% 8,4% 21,6% 10,2% 7,7% 7,3% 4,9% 4,0% 4,6% 1,5% 21,3% 0,0% 92,6%
6,2% 2,0% 0,4% 9,5% 22,6% 8,3% 7,7% 6,7% 4,4% 4,3% 4,7% 1,2% 22,1% 0,1% 93,0%
1,2% 30,2% 3,7% 1,2% 4,9% 6,2% 27,8% 11,7% 10,5%
1,4% 30,4% 2,7% 1,4% 1,4% 5,4% 7,4% 24,3% 19,6% 6,1%
34,1% 0,8% 0,8% 1,5% 5,3% 3,0% 22,0% 27,3% 3,8%
3,2% 0,0% 0,4% 4,5% 99,4%
3,1% 0,0% 0,5% 3,5% 99,7%
2,8% 0,0% 0,6% 2,8% 99,2%
8 10 45 19 17 4 162 2 19 227 5 048
148 1 23 166 4 757
45 1 1 2 7 4 29 36 5 2 132 2 26 130 4 605
28
13
35
0,6%
0,3%
0,8%
5 076
4 770
4 640
100,0%
100,0%
100,0%
Tabel 5b.
Generatiestudenten met hogeschool vooropleiding (1998-1999) N
1 CYCLUS Architectuur Gezondheidszorg Handelswet en bedrijfskunde Industriële wet en technol Kerkelijke wetenschappen Muziek en dramatische kunst Onderwijs Sociaal-agogisch werk Totaal 1 cyclus 2 CYCLI Architectuur Handelswet en bedrijfskunde Muziek en dramatische kunst Industriële wetenschappen Toegepaste taalkunde Totaal 2 cycli Buitenlands Franstalige Gem. TOTAAL
97-98 7 14 4 1 1 8 1 36 1 2 1 3 7 22 2 67
% 98-99 1 9 15 3 1 5 6 40 1 3 2
5 18 63
97-98 19,4% 38,9% 11,1% 2,8% 2,8% 22,2% 2,8% 53,7% 14,3% 28,6% 14,3% 42,9% 10,4% 32,8% 3,0% 100,0%
98-99 2,5% 22,5% 37,5% 7,5% 2,5% 12,5% 15,0% 63,5% 20,0% 60,0% 40,0%
7,9% 28,6% 100,0%
Tabel 6. Nieuwe niet-generatiestudenten K.U.Leuven (1998-99) (toestand op 1.2.99) Gesorteerd volgens aantal in 1e jaar van 2e cyclus Studiegebied 1e jaar Rest 2e Cycl Geneeskunde 55 17 Rechten, Notariaat en Crim. Wet. 47 30 Politieke en Sociale Wet. 38 22 Wetenschappen 37 25 Taal- en Letterkunde 36 17 Geschiedenis 32 5 Econ. en Toeg. Econ. Wet. 30 46 Psychologie en Ped. Wet. 16 32 Tandheelkunde 15 4 Wijsbegeerte en Moraalwet. 11 7 Sociale gezondheidswet. 4 9 Toegepaste Biol. Wet. 2 21 Farmaceutische Wet. 1 13 Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht 0 7 Archeologie en Kunstwet. 0 6 Lich. Opv., Mot. Reval. en Kin. 0 11 Toegepaste wetenschappen 0 25 Gecombineerde studiegebieden 0 11 Totaal 324 308
Totaal 72 77 60 62 53 37 76 48 19 18 13 23 14 7 6 11 25 11 632
1e jaar 2e Cycl 76,4% 61,0% 63,3% 59,7% 67,9% 86,5% 39,5% 33,3% 78,9% 61,1% 30,8% 8,7% 7,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 51,3%
Rest
Totaal
23,6% 39,0% 36,7% 40,3% 32,1% 13,5% 60,5% 66,7% 21,1% 38,9% 69,2% 91,3% 92,9% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 48,7%
100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
1e jaar 2e Cycl 17,0% 14,5% 11,7% 11,4% 11,1% 9,9% 9,3% 4,9% 4,6% 3,4% 1,2% 0,6% 0,3% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 100,0%
Tabel 7. Grenslandenverkeer - overzicht Nationaliteit
België
Eigen land
Nederlanders
140 26,9% 8 44,4% 19 38,8% 208 375
376 72,2% 10 55,6% 25 51,0%
0,0% 5 10,2%
521 100,0% 18 100,0% 49 100,0%
411
10
588
Fransen Duitsers Belgen-Waals Gewest Totaal
Ander 5 1,0%
Totaal
Rest
Totaal
5,5% 9,7% 7,1% 8,1% 5,5% 1,6% 14,9% 10,4% 1,3% 2,3% 2,9% 6,8% 4,2% 2,3% 1,9% 3,6% 8,1% 3,6% 100,0%
11,4% 12,2% 9,5% 9,8% 8,4% 5,9% 12,0% 7,6% 3,0% 2,8% 2,1% 3,6% 2,2% 1,1% 0,9% 1,7% 4,0% 1,7% 100,0%
Tabel 8a.
Examenresultaten per opleiding en studiejaar (1998-99) (situatie einde academiejaar)
G = Geslaagd NI = niet ingeschreven voor de examens Tot = Totaal aantal studenten ingeschreven op de rol Studiegebied
1e Kandidatuur Generatie G
Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
NI
34 15 25 3 201 17 93 13 38 3 209 27 228 19 224 15 152 9 35 10 137 6 218 6 264 1 135 5 150 1 9 1 63 3 54 8 2 269 162
2e Kandidatuur
Andere Tot 84 39 381 160 99 605 595 574 313 87 295 435 372 287 167 13 118 96 4 720
G
NI
Tot
10 9 77 35 28 136 96 110 74 6 60 77 47 35 39 5 25 15 884
3 4 2 2 4 7 8 7 3
20 20 140 73 63 265 205 194 153 16 103 137 65 46 65 8 37 34 1 644
2 1 1 11 1 2 58
3e Kandidatuur
Totaal G
NI
44 18 34 7 278 19 128 15 66 7 345 34 324 27 334 22 226 12 41 10 197 8 295 7 311 1 170 6 189 12 14 1 88 4 69 10 3 153 220
Tot
G
NI
Tot
104 59 521 233 162 870 800 768 466 103 398 572 437 333 232 21 155 130 6 364
53 56 265 109 92 401 282 297 197 90 191 237 312 184 223 28 88 99 3 204
7 4 2 1
71 65 282 131 110 528 378 366 273 134 225 304 373 210 266 32 115 110 3 973
7 6 4 3 12 1 1 1 3 1 1 54
G
NI
Tot
287
1
321
287
1
321
Tabel 8b
Percentage geslaagden per opleiding en studiejaar (1998-99) (situatie einde academiejaar)
De percentages hebben betrekking op het aantal geslaagden t.o.v. het aantal ingeschrevenen op de rol. Studiegebied
Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
1e Kandidatuur
Gen 40,5% 64,1% 52,8% 58,1% 38,4% 34,5% 38,3% 39,0% 48,6% 40,2% 46,4% 50,1% 71,0% 47,0% 89,8% 69,2% 53,4% 56,3% 48,1%
And 50,0% 45,0% 55,0% 47,9% 44,4% 51,3% 46,8% 56,7% 48,4% 37,5% 58,3% 56,2% 72,3% 76,1% 60,0% 62,5% 67,6% 44,1% 53,8%
Tot 42,3% 57,6% 53,4% 54,9% 40,7% 39,7% 40,5% 43,5% 48,5% 39,8% 49,5% 51,6% 71,2% 51,1% 81,5% 66,7% 56,8% 53,1% 49,5%
2e Kan.
3e Kan.
1e Lic. 2e Lic. 3e Lic. 4e Lic. Enige Lic.
Huis- Lerare arts nopl. (3e jr)
Aanv. Opl
Spec. Opl
74,6% 77,6% 67,3% 16,7% 24,4% 86,2% 87,6% 85,1% 61,5% 100,0% 94,0% 99,4% 89,7% 70,5% 69,0% 83,2% 96,9% 76,9% 60,9% 31,8% 80,9% 83,6% 96,4% 71,0% 50,0% 65,0% 75,9% 83,3% 95,0% 98,3% 82,9% 68,6% 76,3% 100,0% 74,6% 95,2% 96,2% 92,9% 71,4% 64,8% 78,0% 81,1% 84,3% 91,9% 98,1% 48,5% 65,2% 70,9% 72,2% 97,0% 91,1% 30,0% 75,5% 56,3% 67,2% 94,1% 92,4% 35,7% 77,1% 71,4% 84,9% 91,7% 99,6% 65,4% 60,6% 96,9% 78,0% 91,4% 96,1% 56,9% 52,1% 65,1% 83,6% 91,8% 92,6% 97,2% 50,0% 62,4% 78,9% 87,6% 95,8% 97,4% 98,5% 43,8% 68,4% 85,7% 83,8% 89,4% 96,2% 98,6% 97,9% 99,7% 88,8% 72,7% 27,6% 63,2% 87,5% 96,3% 91,3% 28,6% 94,5% 76,5% 87,9% 97,1% 30,0% 40,0% 84,0% 90,0% 91,8% 76,1% 20,0% 67,9% 80,6% 89,4% 91,4% 91,8% 97,3% 99,7% 82,9% 88,8% 57,7% 64,1% 74,6%
Tabel 9a.
Diploma's K.U.Leuven naar studiegebied, niveau, regime en geslacht (1998-99)
Studiegebied
Kandidaat Vt
Dt
Academische opleiding Tot
Vt
Dt
Tot
MANNEN Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
33 23 79 61 30 178 63 180 78 14 77 126 229 91 111 9 22 38 1442
3 1
36 24 79 61 1 31 3 181 63 180 78 14 77 126 229 91 111 9 22 38 8 1450
39 75 95 72 33 261 93 256 95 12 85 175 254 120 192 18 35 22 1932
40 78 95 72 33 261 93 256 95 1 13 1 86 175 254 120 192 18 35 22 6 1938
VROUWEN Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
19 29 187 48 60 222 217 117 118 74 114 112 84 92 175 19 66 61 1814
6 1
25 38 185 68 60 278 249 143 101 99 143 122 57 82 286 34 60 48 2078
2 1
1
1
1 10
25 30 187 48 61 222 217 117 118 74 114 112 84 92 176 19 66 62 1824
1 3
1
2 1
1
8
27 39 185 68 60 278 250 143 101 101 144 122 57 82 287 34 60 48 2086
Voortgezette acad. opl. Vt
Dt 4
5 14 8 34 14 143 48 2 26 32 92 36 13 6 2 14 493 3 2 34 25 5 39 23 81 56 17 54 26 44 27 19 14 21 31 521
Tot 3 1 4
3 10 20 6 28 4 10 2 5 1 97 1 2 1 2 35 7 3 6 2 2 5 1 1 12 9 89
7 1 5 18 8 37 24 163 54 30 26 36 102 36 15 11 2 15 590 4 4 34 26 5 41 58 88 59 23 56 28 49 28 20 26 21 40 610
Leraar Doct opl. Vt
N.v.t.
2 13 39 11 3 8 19 4 3 5 26 18 5 4 8 1 169
3 12 4 6 5 9 5 4 1 5 42 59 8 18 3 1 185
4 15 117 26 12 24 63 17 3 19 56 52 2 19 20
3 4 3 2 1 1 13 6 11 16
4 3 456
5 1 75
1 6 2
Studiegebied
Kandidaat Vt
Dt
Academische opleiding Tot
Vt
Dt
Tot
Voortgezette acad. opl. Vt
Dt
Tot
Leraar Doct opl. Vt
N.v.t.
TOTAAL Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden
Totaal
52 52 266 109 90 400 280 297 196 88 191 238 313 183 286 28 88 99 3256
9 61 64 2 54 113 0 266 280 0 109 140 2 92 93 3 403 539 0 280 342 0 297 399 0 196 196 0 88 111 0 191 228 0 238 297 0 313 311 0 183 202 1 287 478 0 28 52 0 88 95 1 100 70 18 3274 4010
3 67 7 4 117 2 0 280 39 0 140 39 0 93 13 0 539 73 1 343 37 0 399 224 0 196 104 3 114 19 2 230 80 0 297 58 0 311 136 0 202 63 1 479 32 0 52 20 0 95 23 0 70 45 14 4024 1014
4 3 0 5 0 5 45 27 9 34 2 6 15 1 3 17 0 10 186
11 5 39 44 13 78 82 251 113 53 82 64 151 64 35 37 23 55 1200
6 28 156 37 15 32 82 21 6 24 82 70 7 23 28 0 5 3 625
3 13 10 8 0 8 13 8 6 2 6 55 65 19 34 0 8 2 260
Tabel 9b. Diploma's K.U.Leuven naar studiegebied en niveau (1998-99) Aantallen en percentages Aantallen Studiegebied
Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
Percentages horizontaal
Percentages vertikaal
Kand Acad Voort Lerar Doct- TOT. Kand. Acad. Voort Lerar. Doct- TOT. Kand. Acad. Voort Lerar. Doct- TOT. Opl gez. .opl oraat Opl. gez opl. oraat Opl gez opl oraat Ac Ac Ac Opl Opl Opl 61
67
11
6
3
148
41%
45%
7%
4%
2% 100%
2%
2%
1%
1%
1%
2%
54
117
5
28
13
217
25%
54%
2%
13%
6% 100%
2%
3%
0%
4%
5%
2%
266
280
39
156
10
751
35%
37%
5%
21%
1% 100%
8%
7%
3%
25%
4%
8%
109
140
44
37
8
338
32%
41%
13%
11%
2% 100%
3%
3%
4%
6%
3%
4%
92
93
13
15
0
213
43%
44%
6%
7%
0% 100%
3%
2%
1%
2%
0%
2%
403
539
78
32
8 1 060
38%
51%
7%
3%
1% 100%
12%
13%
7%
5%
3%
11%
280
343
82
82
13
800
35%
43%
10%
10%
2% 100%
9%
9%
7%
13%
5%
9%
297
399
251
21
8
976
30%
41%
26%
2%
1% 100%
9%
10%
21%
3%
3%
10%
196
196
113
6
6
517
38%
38%
22%
1%
1% 100%
6%
5%
9%
1%
2%
6%
88
114
53
24
2
281
31%
41%
19%
9%
1% 100%
3%
3%
4%
4%
1%
3%
191
230
82
82
6
591
32%
39%
14%
14%
1% 100%
6%
6%
7%
13%
2%
6%
238
297
64
70
55
724
33%
41%
9%
10%
8% 100%
7%
7%
5%
11%
21%
8%
313
311
151
7
65
847
37%
37%
18%
1%
8% 100%
10%
8%
13%
1%
25%
9%
183
202
64
23
19
491
37%
41%
13%
5%
4% 100%
6%
5%
5%
4%
7%
5%
287
479
35
28
34
863
33%
56%
4%
3%
4% 100%
9%
12%
3%
4%
13%
9%
28
52
37
0
0
117
24%
44%
32%
0%
0% 100%
1%
1%
3%
0%
0%
1%
88
95
23
5
8
219
40%
43%
11%
2%
4% 100%
3%
2%
2%
1%
3%
2%
100
70
55
3
2
230
43%
30%
24%
1%
1% 100%
3%
2%
5%
0%
1%
2%
3 274 4 024 1 200
625
260 9 383 34,9% 42,9% 12,8%
6,7%
2,8% 100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Tabel 9c: Diploma's K.U.Leuven naar studiegebied en geslacht (1998-99) Aantallen en percentages Studiegebied Kandidaat Acad. Opl M V M V Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen 36 25 40 27 Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht 24 30 78 39 Taal- en Letterkunde 79 187 95 185 Geschiedenis 61 48 72 68 Archeologie en Kunstwetenschappen 31 61 33 60 Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. 181 222 261 278 Psychologie en Pedagogische Wet. 63 217 93 250 Economische en Toegep. Econ. Wet. 180 117 256 143 Politieke en Sociale Wetenschappen 78 118 95 101 Sociale Gezondheidswetenschappen 14 74 13 101 Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. 77 114 86 144 Wetenschappen 126 112 175 122 Toegepaste Wetenschappen 229 84 254 57 Toegepaste Biologische Wetenschappen 91 92 120 82 Geneeskunde 111 176 192 287 Tandheelkunde 9 19 18 34 Farmaceutische Wetenschappen 22 66 35 60 Gecombineerde studiegebieden 38 62 22 48 Totaal 1 450 1 824 1 938 2 086
Vrtgez. Ac. Opl M V 7 4 1 4 5 34 18 26 8 5 37 41 24 58 163 88 54 59 30 23 26 56 36 28 102 49 36 28 15 20 11 26 2 21 15 40 590 610
Lerarenopl. M V 2 4 13 15 39 117 11 26 3 12 8 24 19 63 4 17 3 3 5 19 26 56 18 52 5 2 4 19 8 20 0 0 1 4 0 3 169 456
Doctoraat M V 3 0 12 1 4 6 6 2 0 0 5 3 9 4 5 3 4 2 1 1 5 1 42 13 59 6 8 11 18 16 0 0 3 5 1 1 185 75
TOTAAL M V 88 60 128 89 222 529 168 170 75 138 492 568 208 592 608 368 234 283 63 218 220 371 397 327 649 198 259 232 344 519 38 79 63 156 76 154 4 332 5 051
Studiegebied
Kandidaat
Acad. Opl
TOTAAL
Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
M 59% 44% 30% 56% 34% 45% 23% 61% 40% 16% 40% 53% 73% 50% 39% 32% 25% 38% 44%
M 60% 67% 34% 51% 35% 48% 27% 64% 48% 11% 37% 59% 82% 59% 40% 35% 37% 31% 48%
M 59% 59% 30% 50% 35% 46% 26% 62% 45% 22% 37% 55% 77% 53% 40% 32% 29% 33% 46%
V 41% 56% 70% 44% 66% 55% 78% 39% 60% 84% 60% 47% 27% 50% 61% 68% 75% 62% 56%
Vrtgez. Ac. Lerarenopl. Doctoraat Opl V M V M V M V 40% 64% 36% 33% 67% 100% 0% 33% 46% 54% 92% 8% 66% 13% 87% 25% 75% 40% 60% 49% 41% 59% 30% 70% 75% 25% 65% 62% 38% 20% 80% 52% 47% 53% 25% 75% 63% 38% 73% 29% 71% 23% 77% 69% 31% 36% 65% 35% 19% 81% 63% 38% 52% 48% 52% 50% 50% 67% 33% 89% 57% 43% 21% 79% 50% 50% 63% 32% 68% 32% 68% 83% 17% 41% 56% 44% 26% 74% 76% 24% 18% 68% 32% 71% 29% 91% 9% 41% 56% 44% 17% 83% 42% 58% 60% 43% 57% 29% 71% 53% 47% 65% 30% 70% 63% 9% 91% 20% 80% 38% 63% 69% 27% 73% 0% 100% 50% 50% 52% 49% 51% 27% 73% 71% 29%
V 41% 41% 70% 50% 65% 54% 74% 38% 55% 78% 63% 45% 23% 47% 60% 68% 71% 67% 54%
Tabel 10. Telling financierbare studenten per 1/2/1999 Faculteit en financieringsgroep
Godgeleerdheid A Kerkelijk Recht A Hoger Inst. Wijsbeg. Leuven A Hoger Inst. Wijsbeg. Kortrijk A Rechtsgeleerdheid Leuven A Rechtsgeleerdheid Kortrijk A Econ. en Toeg.Econ.Wet Leuven A Econ. en Toeg.Econ.Wet Kortrijk A Sociale Wetenschappen A Letteren Leuven A Letteren Kortrijk A Psychol. en Pedag. Wetensch. A HUMANE WETENSCHAPPEN Leuven A HUMANE WETENSCHAPPEN Kortrijk A HUMANE WETENSCHAPPEN A Wetenschappen Leuven A Wetenschappen Leuven B Wetenschappen Kortrijk B Toegepaste Wetenschappen A Toegepaste Wetenschappen B Toegepaste Wetenschappen C Landb. en Toeg.Biol.Wet. A Landb. en Toeg.Biol.Wet. B Landb. en Toeg.Biol.Wet. C EXACTE WETENSCHAPPEN Leuven A EXACTE WETENSCHAPPEN Leuven B EXACTE WETENSCHAPPEN Leuven C EXACTE WETENSCHAPPEN Leuven Tot EXACTE WETENSCHAPPEN Kortrijk B EXACTE WETENSCHAPPEN A EXACTE WETENSCHAPPEN B EXACTE WETENSCHAPPEN C EXACTE WETENSCHAPPEN Tot Geneeskunde Leuven A Geneeskunde Leuven B Geneeskunde Leuven C Geneeskunde Kortrijk B Farmaceutische Wetenschappen A Farmaceutische Wetenschappen B Farmaceutische Wetenschappen C Lichamel.Opvoeding en Kinesith. A Lichamel.Opvoeding en Kinesith. B BIOMEDISCHE WETENSCH. Leuven A BIOMEDISCHE WETENSCH. Leuven B BIOMEDISCHE WETENSCH. Leuven C BIOMEDISCHE WETENSCH. Leuven Tot BIOMEDISCHE WETENSCH. Kortrijk B BIOMEDISCHE WETENSCH. A BIOMEDISCHE WETENSCH. B BIOMEDISCHE WETENSCH. C BIOMEDISCHE WETENSCH. Tot
Financ. Stud.
Voltijdse equival.
OBE
ABOS
478 40 508 11 2 907 195 2 584 121 1 409 3 628 189 2 603 14 157 516 14 673 144 1 850 160 126 952 1 447 29 549 828 299 3 351 2 275 5 925
316 19 320 9 2 724 193 2 028 120 1 140 2 931 185 2 344 11 822 507 12 329 58 1 348 160 13 807 1 023 31 534 585 102 2 689 1 608 4 399
309,5 15,0 291,5 8,0 2 719,0 192,0 2 003,5 119,5 1 129,0 2 924,0 182,5 2 313,5 11 705,0 502,0 12 207,0 58,0 1 367,5 159,5 13,0 796,5 1 026,0 31,0 533,0 584,5 102,0 2 697,0 1 610,5 4 409,5
296,0 15,0 289,2 8,0 2 707,1 192,0 1 993,6 119,5 1 126,7 2 863,3 182,5 2 275,6 11 566,4 502,0 12 068,4 38,9 2 735,0 319,0 8,7 1 593,0 3 078,0 20,8 1 066,0 1 753,5 68,3 5 394,0 4 831,5 10 293,8
36 2 15 0 0 0 35 0 1 2 0 8 99 0 99 11 10 0 8 0 33 0 0 40 19 10 73 102
-21,2 -3,0 6,8 -3,5 -92,8 -7,0 -37,8 -2,0 37,3 -97,4 -2,0 -23,7 -231,7 -14,5 -246,2 -50,9 81,0 78,0 -13,4 -17,0 -54,0 -8,7 144,0 -163,5 -73,0 208,0 -217,5 -82,5
160 299 3 511 2 275 6 085 63 1 275 2 218 153 9 267 394 26 1 205 98 2 747 2 612 5 457 153 98 2 900 2 612 5 610
160 102 2 849 1 608 4 559 46 1 178 1 508 153 6 265 313 66 1 087 118 2 530 1 821 4 469 153 118 2 683 1 821 4 622
159,5 102,0 2 856,5 1 610,5 4 569,0 46,0 1 148,5 1 507,5 152,5 6,0 260,5 317,0 66,0 1 073,5 118,0 2 482,5 1 824,5 4 425,0 152,5 118,0 2 635,0 1 824,5 4 577,5
319,0 68,3 5 713,0 4 831,5 1 0612,8 30,8 2 297,0 4 522,5 305,0 4,0 521,0 951,0 44,2 2 147,0 79,1 4 965,0 5 473,5 10 517,6 305,0 79,1 5 270,0 5 473,5 10 822,6
0 19 10 73 102 0 11 15 0 0 0 5 0 1 0 12 20 32 0 0 12 20 32
78,0 -73,0 286,0 -217,5 -4,5 3,4 -375,0 -37,5 -55,0 0,0 -42,0 22,5 -3,4 -44,0 0,0 -461,0 -15,0 -476,0 -55,0 0,0 -516,0 -15,0 -531,0
Hoofd. insch.
Verschil OBE tov vorig jaar
Tabel 10. Telling financierbare studenten per 1/2/1999 (vervolg) Faculteit en financieringsgroep CAMPUS LEUVEN A CAMPUS LEUVEN B CAMPUS LEUVEN C CAMPUS LEUVEN Tot CAMPUS KORTRIJK A CAMPUS KORTRIJK B CAMPUS KORTRIJK C CAMPUS KORTRIJK Tot K.U.LEUVEN A K.U.LEUVEN B K.U.LEUVEN C K.U.LEUVEN Tot
Hoofd. insch. 14 554 6 098 4 887 25 539 516 313 0 829 15 070 6 411 4 887 26 368
Financ. Stud.
Voltijdse equival.
12 042 5 219 3 429 20 690 507 313 0 820 12 549 5 532 3 429 21 510
11 925,0 5 179,5 3 435,0 20 539,5 502,0 312,0 0,0 814,0 12 427,0 5 491,5 3 435,0 21 353,5
OBE
ABOS
11 713,8 118 10 359,0 22 10 305,0 93 32 377,8 233 502,0 0 624,0 0 0,0 0 1 126,0 0 12 215,8 118 10 983,0 22 10 305,0 93 33 503,8 233
Verschil OBE tov vorig jaar -304,7 -253,0 -232,5 -790,2 -14,5 23,0 0,0 8,5 -319,2 -230,0 -232,5 -781,7
Onderzoek 1.1 1.1.1
Verslag over het gevoerde beleid: beoogde doelen en resultaten Raad voor Onderzoeksbeleid
De agenda van de Raad voor Onderzoeksbeleid (samenstelling: bijlage 1) werd in 1999 in belangrijke mate toegespitst op de opname van de vaste FWO-mandaten in het ZAPkader enerzijds en anderzijds op de organisatie van een aanstellingsprocedure voor nieuwe ZAP-mandaten met een overwegende onderzoeksopdracht.
1. Het onderzoeksbeleid: resultaten en vooruitzichten
a) Opname vaste FWO-mandaten in het ZAP-kader De K.U.Leuven telt 86 vaste mandaathouders bij het FWO (waarvan 4 open plaatsen) die in principe per 1 oktober 2000 worden opgenomen in het ZAP-kader. De impact en de complexiteit van deze overname kan nauwelijks onderschat worden: - het betreft een relatief jong kader; - diverse financiële aspecten, zowel op het niveau van de universiteit als op het niveau van de mandaathouders, moeten ten gronde onderzocht en overlegd worden met de betrokkenen; - de overname van deze mandaten kan gebeuren binnen of buiten het allocatiemodel; - om de overgang mogelijk te maken, moeten een aantal begeleidende juridische/technische beslissingen genomen worden in nauw overleg met de andere universiteiten; - betreffende de 'bescherming van de onderzoekstijd' die de FWO-mandaathouders genoten, moet een genuanceerd maar duidelijk standpunt ingenomen worden; - de 5-jaarlijkse evaluatie van het FWO moet in de toekomst vervangen worden door een universitaire evaluatie. Deze discussiepunten werden voorgelegd aan de Raad voor Onderzoeksbeleid, hetgeen leidde tot duidelijke standpunten op het vlak van het statuut en de opdracht (max. 4 jaaruur lesopdracht), de financiering en de bijdrage van de faculteiten en op het vlak van de evaluatie. b) Nieuwe mandaten De doelstelling van deze nieuwe categorie is om nieuwe onderzoekers aan te stellen binnen het ZAP-kader. De budgetten die hiertoe nodig zijn worden geput uit de budgettaire ruimte die vrijkomt via de verZAPping en nieuwe (alsnog) beperkte overheidsmiddelen. Deze nieuwe mandaten zullen in de toekomst niet langer geselecteerd worden door het FWO, maar via een geëigende procedure binnen de K.U.Leuven. De budgettaire ruimte die onze universiteit heeft voor deze mandaten wordt geraamd op 90 mio BEF per jaar. Dit stelt in het vooruitzicht dat gedurende 4 à 5 jaar, 8 à 9 nieuwe mandaten per jaar kunnen worden toegewezen. De procedure omvat een profielvacature, waarbij men de kandidaten zelf uitnodigt om zich kandidaat te stellen. Voor deze mandaten geldt dat hun opdracht vooral een gegarandeerde onderzoekstaak zal zijn gedurende ten minste 5 à 10 jaar. Andere agendapunten van de Raad voor Onderzoeksbeleid hadden betrekking op: - samenwerking met de federale wetenschappelijke instellingen; - opvolging van de inspanningen op het vlak van kwaliteitszorg met oa. het opstarten en optimaliseren van een eigen databank met de bibliografische gegevens van de K.U.Leuven; - opvolging wetenschaps- en technologiebeleid van de Vlaamse overheid; - enquête bij doctorandi en voorzitters doctoraatscommissie betreffende de evaluatie van de doctoraatsopleiding(en). 1.1.2
Dienst Onderzoekscoördinatie
De Dienst Onderzoekscoördinatie is belast met diverse adviserende taken inzake het interne beleid en het functioneren van het wetenschappelijk onderzoek in zijn nationale en internationale dimensies. De aandacht gaat hierbij vooral naar de evaluatie van dit onderzoek en de inventarisatie, administratie, voorlichting en bijstand die met het onderzoek aan de universiteit gepaard gaan.
Onderzoek
55
Een belangrijk werkinstrument voor de opvolging van de externe financiering evenals voor het intern onderzoeksbeleid vormen de IWETO-databanken, die ook door derden buiten de K.U.Leuven kunnen geraadpleegd worden. Deze databanken bevatten relevante projectgegevens, wetenschappelijke uitwisselingen, expertisemogelijkheden en een inventaris van de wetenschappelijk apparatuur. Als grote doelstellingen van het intern beleid staan voorop: 1. Voorbereiden en formuleren van voorstellen voor het wetenschappelijk onderzoek aan de K.U.Leuven, met sterke nadruk op kwaliteit en competitiviteit, teneinde de K.U.Leuven als topuniversiteit te zien fungeren in het Europa van morgen en in de wereld. 2. Optimalisering, binnen de bestaande en bereikbare middelen, van het onderzoekspotentieel van de K.U.Leuven in alle onderzoekseenheden, en uiteraard ook in zijn uitmuntende centra. 3. Stimuleren van jonge onderzoekers en groepen in een competitieve geest en met een optimaal gebruik van mensen en middelen. 4. Maximale valorisatie van de vruchten en resultaten van dit wetenschappelijk onderzoek ten bate van de maatschappij, de economie en de industrie. 5. Integreren en opvolgen van aspecten van kwaliteitszorg in de dagdagelijkse functionering van onderzoeksgroepen. In 1999 werd bijzondere aandacht besteed aan de informatiedoorstroming met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek. Meer bepaald werd een eigen website ontwikkeld die een veelheid aan informatie bevat betreffende onderzoeksfinanciering en die complementair is aan de gedrukte versie van het informatieblad 'GeDOCumenteerd'. In een tweede fase zal de gehele 'website onderzoek' vernieuwd worden, zodanig dat hiermee een doelgroep-gericht communicatieforum ontstaat rond onderzoek aan de K.U.Leuven. Tenslotte werd in het najaar van 1999 het project 'Wetenschap en Ethiek' gestart, waarmee de K.U.Leuven de reflectie over de ethische aspecten van wetenschappelijk onderzoek en van de maatschappelijke evolutie wil aanmoedigen. Alle faculteiten en ethische centra nemen deel aan dit project, dat bestaat uit tientallen lezingen, debatten en doctoraatsseminaries. 1.2 1.2.1
Intern reglement van de Onderzoeksraad en het Bijzonder Onderzoeksfonds inzake de allocatie van middelen Reglementering en samenstelling van de Onderzoeksraad
Ingevolge het KB van 14 juni 1978 houdende instelling van een Onderzoeksraad aan de universitaire instellingen werd aan de K.U.Leuven in 1978 de eerste Onderzoeksraad samengesteld (reglement en samenstelling: zie bijlage 2). De Onderzoeksraad telt negentien eigenlijke leden van wie negen uit de Humane en tien uit de Exacte en Biomedische wetenschappen. Slechts een deel van de departementen kan in de Onderzoeksraad worden vertegenwoordigd, gelet op het feit dat er 51 departementen zijn aan de K.U.Leuven. Buiten de eigenlijke leden bestaat de Onderzoeksraad verder uit de voorzitter, de coördinator voor onderzoeksbeleid en de drie vice-rectoren. De rector, de algemeen beheerder, de regeringscommissaris en de afgevaardigde voor de minister van begroting kunnen aan de vergadering deelnemen. De leden worden ten persoonlijke titel aangeduid, op basis van hun wetenschappelijke verdiensten binnen een wetenschapsdiscipline. De mandaatsduur bedraagt maximaal 2 maal 3 jaar; om de 3 jaar dient de helft van de leden vervangen te worden. Het Bureau bestaat uit negen leden: vier leden uit de Raad worden aangewezen als bureauleden naast de voorzitter, de coördinator voor het onderzoeksbeleid, en de drie vice-rectoren. 1.2.2
Werking/taakstelling van de Onderzoeksraad
De Onderzoeksraad speelt een essentiële rol in het onderzoeksbeleid van de universi-teit en heeft zowel een evaluerende, adviserende als stimulerende taak. De Onderzoeksraad adviseert over de toewijzing van de onderzoeksmiddelen op basis van eva56
Katholieke Universiteit Leuven
luatie van de ingediende voorstellen en dit uitsluitend steunend op wetenschappelijke argumenten. Alle dossiers worden door de gezamenlijke Onderzoeksraad besproken en geëvalu-eerd. De adviezen worden bij consensus genomen. Er worden door de Onderzoeks-raad geen sleutels gehanteerd voor de verdeling tussen wetenschapsgebieden, voor de evaluatie van dossiers of voor de toewijzing van de budgetten. Het enige crite-rium is de kwaliteit. In een elftal vergaderingen worden jaarlijks meer dan vijfhonderd dossiers behandeld. Van alle categorieën van door de Onderzoeksraad betoelaagd onderzoek worden activiteitenverslagen verwacht, die door de Onderzoeksraad geëvalueerd worden. De Onderzoeksraad adviseert hoofdzakelijk voor volgende financieringscategorieën: + Bijzonder Onderzoeksfonds: - Onderzoeksprojecten: - Geconcerteerde Onderzoeksacties (gemiddeld budget van 50 mio BEF); - Onderzoekstoelagen (gemiddeld budget van 10 mio BEF); - Interdisciplinaire Onderzoeksprogramma's (gemiddeld budget van 10,5 mio BEF); - Onderzoeksmandaten: - Postdoctorale Mandaten; - Fellowships; - Doctorandusbeurzen (Belgen en buitenlanders); - Bijzondere doctoraatsbeurzen (uiterst beperkt); - Andere: - Prijzen van de Onderzoeksraad; - Derde cyclusprogramma's; - Centraal- en Oost-Europese initiatieven; - Vertaalkredieten. + Acties ter stimulering van de deelname aan EU-onderzoeksprogramma's: bijkomende financiering, verkennende internationale samenwerking. + Interuniversitaire Attractiepolen (IUAP); advies van de Onderzoeksraad desgevallend op verzoek van de federale overheid. Het Bureau Onderzoeksraad adviseert eveneens voor de Bilaterale Samenwerkingsprojecten van de Vlaamse gemeenschap, sabbatical leave-aanvragen, bepaalde prijzen, enz. 1.2.3
Reglement inzake het Bijzonder Onderzoeksfonds en de allocatie van deze middelen
Het 'Bijzonder Onderzoeksfonds' (BOF) is samengesteld uit de hiervoor bestemde overheidstoelage, vermeerderd met een verplichte bijdrage van de universiteit van minimum 20 %. Het besluit van de Vlaamse regering terzake bepaalt minimale regels voor de toekenning van de middelen, voor de verantwoording ervan en voor de beoordeling van de kwaliteit van de geleverde onderzoeksprestaties. De Onderzoeksraad heeft ter uitvoering van deze reglementering door de overheid een volledig reglement uitgewerkt dat verscheen in het onderzoeksblad 'GeDOCumenteerd' (zie bijlage 3). 1.3 Beslissingen van de Onderzoeksraad tijdens 1999 Het financieel overzicht wordt gegeven in Tabel 1. 1.3.1 Geconcerteerde Onderzoeksacties Geconcerteerde onderzoeksacties (GOA's) zijn een ondersteuning van excellente, vooraanstaande universitaire onderzoekscentra of onderzoeksgroepen gefinancierd door de Vlaamse regering, op voorstel van de Onderzoeksraad en met de goedkeuring van de Academische Raad en de Raad van Beheer van de universiteit. GOA's kunnen worden toegekend aan onderzoeksprojecten van onderzoekseenheden uit alle disciplines waarvan de uitstekende waarde op grond van objectieve gegevens aantoonbaar is, inzonderheid op grond van 'peer review' en op basis van publicaties of andere indicatoren van wetenschappelijke kwaliteit, steeds in vergelijking met onderzoekseenheden uit Onderzoek
57
dezelfde discipline. De minimale omvang van een GOA komt neer op 36 mio BEF voor een vijfjarig project, exclusief de kosten voor apparatuur. Aangezien het verkrijgen van een GOA-'label' de onderzoeksgroep onderbrengt bij de 'centres of excellence' van de instelling, is de selectie zeer streng. De evaluatie gebeurt zowel door een bezoek ter plaatse bij de onderzoeksgroep als op basis van het advies van enkele externe topexperts in het domein. De aanvragen die in 1999 werden geselecteerd, worden verrekend in de begroting van de BOF-middelen van het budgetjaar 2001. Vermits deze middelen nog niet zijn gekend, gaat de Onderzoeksraad ervan uit dat ten minste het op dat moment reeds gekende budget van 2000 wordt gehaald. In 1999 werden tien GOA-aanvragen ingediend voor een totaal bedrag van ca. 610 mio BEF. Bij de beoordeling werden in de eerste fase de kwalitatieve aspecten van het project grondig besproken(*). In een tweede fase kwamen de kwantitatieve aspecten aan bod(**). Uiteindelijk adviseerde de Onderzoeksraad om op basis van deze grondige en uitgebreide evaluatie de volgende zeven onderzoeksprogramma's voor te stellen als GOA 2001-2005: WOORDVOERDER
TITEL
P. Eelen
Extinctie en terugkeer van geconditioneerde reacties.
M. Van der Auweraer
Tijds- en ruimtelijk geresolveerde eigenschappen: van 'single molecules' tot supramoleculaire ensembles.
H. Van Brussel
Software agenten voor coördinatie en besturing.
R. Belmans
Beoordeling van de vermogenkwaliteit in elektrische energiesystemen: fundamentele studie en mogelijke oplossingen.
G. David
De moleculaire en cellulaire biologie van de celoppervlak heparan sulfaat proteoglycanen.
F. Van Leuven
Genereren en valideren van enkelvoudig en meervoudig transgene muizen als modellen voor de ziekte van Alzheimer.
P. Carmeliet
Moleculaire mechanismen van angiogenese: genetische analyse via transgenese en gentransfer.
Het totale budget van bovenvermelde voorstellen bedraagt 338 mio BEF. 1.3.2
Onderzoekstoelagen voor K.U.Leuven-onderzoekers
Naast de GOA's vormen de onderzoekstoelagen (OT) de belangrijkste interventiecategorie van het Bijzonder Onderzoeksfonds. Deze kaderen in de algemene onderzoekspolitiek van de K.U.Leuven om het bestaand onderzoekspotentieel te optimaliseren en enkel kwalitatief hoogstaand onderzoek te financieren. Gevestigde onderzoekers of onderzoeksgroepen met internationaal competitief en kwalitatief hoogstaand onderzoek die reeds in ruime mate een beroep kunnen doen op andere middelen, zoals GOA's en IUAP-stuurploegen, komen in principe niet in aanmerking voor onderzoekstoelagen. Binnen de categorie onderzoekstoelagen worden twee soorten onderscheiden: 1. Toelagen van bijzondere aard Deze kunnen bestemd zijn voor impulsfinanciering gedurende 2 à 3 jaar van onderzoeksinitiatieven die nog niet voor substantiële financiering in aanmerking
58
Katholieke Universiteit Leuven
(*)
projectvorm en -voorstelling, projectinhoud (evaluatie buitenlandse experten en leden van de Onderzoeksraad), innovatieve elementen, valorisatie voor het onderzoek aan de K.U.Leuven.
(**)
samenstelling van de onderzoeksploeg, nationale en internationale financieringsbronnen, interacties met andere ploegen, wetenschappelijke publicaties, uitwisseling van onderzoekers met buitenlandse ploegen, wetenschappelijke onderscheidingen, aantal doctoraten, citatiegegevens en impactfactorberekeningen.
komen, of voor toelagen voor zeer goed onderzoek, die uit hoofde van de discipline of om andere redenen beperkt in omvang zijn. 2. Onderzoekstoelagen Deze zijn bestemd voor ondersteuning van bestaand onderzoek van hoog niveau of van een innovatieve onderzoeksrichting van hoogstaand niveau. De projecten moeten over minimum twee en maximum vier jaar lopen en financieren in hoofdzaak personeels- en werkingskosten. Voor grotere apparatuur wordt, in principe, geen beroep gedaan op het Onderzoeksfonds. De omvang dient per jaar looptijd ongeveer 2,5 mio BEF te bedragen. Via een uitgewerkte procedure worden voor deze categorie jaarlijks intentiebrieven opgevraagd die inhoudelijk geëvalueerd worden. In 1999 werden 51 intentie-aanvragen ingediend. Na een 'site visit' door meerdere leden van de Onderzoeksraad en een evaluatie door de globale Onderzoeksraad, werd aan 39 groepen de kans geboden een meer volledig programma uit te schrijven. Dit laatste werd zowel door ten minste acht externe experten als door de leden van de Onderzoeksraad geëvalueerd. Op grond van verdere evaluatie en interviews werden uiteindelijk 29 projecten voor een totaal bedrag van 283 mio BEF geselecteerd. Eveneens werden twee toelagen van bijzondere aard voorgesteld. Bij de voorgestelde projecten werd aan de Humane Wetenschappen 33,6 % van de middelen toegekend, aan de Exacte Wetenschappen 26,8 % en aan de Biomedische Wetenschappen 39,6 %. 1.3.3
Interdisciplinaire Onderzoeksprogramma's
Ter bevordering van het interdisciplinair onderzoek wordt sinds 1998 een bedrag van 31,5 mio BEF voorafgehouden op de begroting van het Onderzoeksfonds voor InterDisciplinaire Onderzoeksprograma's (IDO's). De reden voor de invoering van deze nieuwe interventiecategorie ligt in het strategisch belang van bepaalde interdisciplinaire onderzoeksgebieden. Een beperkt aantal projecten kunnen worden geselecteerd en gefinancierd voor de duur van 3 jaar. De financiering betreft de kosten verbonden aan het interdisciplinair karakter van het onderzoek. De samenwerkende onderzoeksgroepen moeten reeds een hoog wetenschappelijk niveau hebben bereikt (ten minste 'OT'-niveau) en een gedetailleerd samenwerkingsplan voorleggen dat past in het strategisch beleid van de universiteit. Dit strategische aspect betreft ondermeer de aard van het interdisciplinair onderzoek, de gevolgde benadering, de gebruikte technologie en de internationaal-wetenschappelijke doorbraakmogelijkheden. Voor 1999 werden in totaal 3 projecten goedgekeurd voor een totaal budget van 31,5 mio BEF. 1.3.4
Postdoctorale mandaten voor K.U.Leuven-gedoctoreerden in 1999
De Onderzoeksraad reserveert jaarlijks een aanzienlijk bedrag voor postdoctorale onderzoekers die hun doctoraat aan de K.U.Leuven behaald hebben. Sinds 1997 komen ook buitenlanders die aan de K.U.Leuven doctoreerden in aanmerking. Deze mandaten zijn bedoeld om het doctoraat te valoriseren aan de eigen instelling. Ze worden voor één jaar toegekend, doch zijn verlengbaar met één jaar. Dat de nood aan postdoctorale onderzoekersmandaten groot is, blijkt uit het hoge aantal aanvragen: 128 in 1999 (en 133, 132, 107, 90, 101 respectievelijk in 1998, 1997, 1996, 1995 en 1994). Een aantal aanvragen gebeurt parallel met de analoge categorie van het FWO (waar aanstelling mogelijk is voor drie jaar). De beoordeling gebeurt op kwalitatieve en competitieve basis waarbij de kwaliteit van de kandidaat, het project en de promotor, evenals het belang voor de onderzoekseenheid mee in rekening worden gebracht. Van de 69 aanvragen die overbleven na 49 parallel goedgekeurde aanvragen bij het FWO en met 10 teruggetrokken of onontvankelijke aanvragen, werden er 48 uiteindelijk goedgekeurd voor een totaal bedrag van 109,629 mio BEF.
Onderzoek
59
1.3.5
Fellowships voor Belgische en buitenlandse onderzoekers
Een aantal postdoctorale fellowships (junior- of senior-fellowships) met een looptijd van één jaar en, mits bijzondere motivering bij de nieuwe aanvraag, verlengbaar met één jaar, worden ter beschikking gesteld van onderzoekers die niet aan de K.U.Leuven gedoctoreerd hebben, ongeacht de nationaliteit. Vanaf 1997 kunnen ook onderzoekers die ten minste 5 jaar geleden aan de K.U.Leuven doctoreerden een fellowship aanvragen. Men kan een tweede keer een fellowship aanvragen na een periode van 5 jaar afwezigheid. Stringente voorwaarden zijn: hoge kwaliteit, duidelijke inbreng vanwege de fellow in het onderzoek van de aanvragende eenheid, en een voldoende lang verblijf, bij voorkeur in één enkele periode. In 1999 waren er drie selectierondes met in totaal 112 aanvragen. Daarvan werden 70 aanvragen goedgekeurd voor een bedrag van 49,685 mio BEF. De toekenningen gingen voor 17,2 % naar de Humane Wetenschappen, voor 14,5 % naar de Biomedische en voor 68,3 % naar de Exacte Wetenschappen. 1.3.6
Doctorandusbeurzen voor buitenlanders
Deze beurzen worden ter beschikking gesteld van jonge buitenlandse doctorandi, op voorstel van een promotor verbonden aan de K.U.Leuven waar het mandaat zal worden opgenomen. Deze beurzen zijn voorbehouden aan beloftevolle, reeds gevorderde doctorandi die aan de K.U.Leuven zullen promoveren. De promotor stelt zich garant voor de voltooiing van het doctoraat. De beurzen hebben een looptijd van één jaar. Een verlenging met één jaar is mogelijk mits nieuwe aanvraag en grondig verslag over het verloop van het doctoraatsonderzoek. In 1999 waren er 49 aanvragen. Hiervan konden er 32 worden toegekend aan doctorandi uit 15 landen. In totaal werd hiervoor 14,070 mio BEF gereserveerd. Hierbij gingen 22,5 % van de mandaten naar de Humane Wetenschappen, 21,8 % naar de Biomedische en 55,7 % naar de Exacte Wetenschappen. 1.3.7
Prijzen van de Onderzoeksraad
Jaarlijks kunnen drie prijzen toegekend worden aan jonge, beloftevolle onderzoekers: één prijs Humane wetenschappen, één prijs Exacte Wetenschappen, en één prijs Biomedische Wetenschappen. De prijzen worden niet toegekend indien de vereiste hoge kwaliteit niet aanwezig is. Elke prijs bedraagt 200 000 BEF. Minimaal de helft van dit bedrag moet worden besteed aan kosten voor wetenschappelijk onderzoek. In 1999 werd Hans Van Winckel (wiskunde: Instituut voor Sterrenkunde) bekroond. Nieuw sinds 1997 is de Kiwanis-Leuven Prijs. Deze prijs van 100 000 BEF werd door de Service club Kiwanis-Leuven toegevoegd aan de Prijzen Onderzoeksraad in die zin dat alle voorwaarden voor de aanvraag, procedure en selectie identiek zijn aan de Prijzen Onderzoeksraad. In 1999 ging de prijs naar Jan Opsomer (wijsbegeerte: De WulfMansioncentrum voor Antieke en Middeleeuwse Wijsbegeerte). De prijzen van de Onderzoeksraad werden uitgereikt op een plechtigheid in oktober 1999. 1.3.8
Derde cyclusprogramma's voor K.U.Leuven-onderzoekers
Aan een ploeg van onderzoekers kunnen toelagen worden verleend voor de organisatie van derde cyclusprogramma's, onder de vorm van colloquia en seminariereeksen. De nadruk moet liggen op de doctoraatsopleiding door een confrontatie met nieuwe wetenschapsontwikkelingen. De tussenkomst geldt als een 'waarborg' i.e. dat maximaal een bepaald bedrag wordt uitgekeerd indien de eigen inkomsten en de andere financieringsbronnen niet voldoende blijken te zijn. In 1999 waren er 4 aanvragen waarvan er 3 konden gehonoreerd worden. 60
Katholieke Universiteit Leuven
1.3.9
Speciale Centraal- en Oost-Europese initiatieven
De Onderzoeksraad en de Academische Overheid keurde in 1999 een budget van 7 mio BEF goed, vooraf te nemen van het Bijzonder Onderzoeksfonds, om tegemoet te komen aan de co-financiering van beurzen en andere dringende noden voor goede onderzoekers uit Centraal- en Oost-Europa. Deze beurzen gingen hoofdzakelijk naar Hongaarse en Albanese onderzoekers. 1.3.10 Vertaalkredieten Sinds 1999 zijn er een beperkt aantal kredieten voorzien voor specifieke vertalingen van excellente wetenschappelijke artikels of bijdragen. Deze vertaalkredieten zijn vooral bedoeld voor boeken of grotere artikels waarvan de inhoud een perfect taalkundig niveau vereist, om aldus de internationale uitstraling van de universiteit te versterken. Voor 1999 werd 1 aanvraag toegekend. 1.3.11 Actie van de Vlaamse Gemeenschap ter stimulering van de Vlaamse participatie aan EU-programma's Er zijn twee onderdelen bij deze stimuleringsactie: de Verkennende Internationale Samenwerking (VIS) enerzijds en de Co-financiering (COF) anderzijds. Voor 1999 (begroting 1998) bedroeg het stimuleringsbudget van de K.U.Leuven 62,793 mio BEF. Deze actie werd aanvankelijk opgezet voor 4 jaar en werd in 1998 met één jaar verlengd. Van het ter beschikking gestelde bedrag moet ten minste 70 % aangewend worden voor de financiering van VIS-projecten. De aanvragen werden door de Onderzoeksraad geëvalueerd op basis van de criteria vastgelegd door de Vlaamse gemeenschap en op basis van de bijkomende aandachtspunten van de Onderzoeksraad. Verkennende internationale samenwerking (VIS) Deze middelen moeten besteed worden aan internationale onderzoeksprojecten die de basis vormen voor later bij de EU in te dienen projectvoorstellen. Daartoe selecteert de Onderzoeksraad naar inhoud en vorm, waarbij de specifieke voorwaarden om succesvol te zijn bij de EU de doorslag geven. Uiteindelijk stelde de Onderzoeksraad 8 projecten ter waarde van 59,793 mio BEF ter financiering voor aan de Vlaamse ministers bevoegd voor Wetenschapsbeleid. Per project werd tussen 4,8 en 8,1 mio BEF toegekend. Co-financieringsprojecten (COF) In het kader hiervan krijgt de universiteit middelen te besteden als co-financiering van onderzoeksprojecten die reeds door de EU worden gefinancierd. Voor de COF-evaluatie werd de wetenschappelijke evaluatie reeds ten gronde uitgevoerd door de EU. De eigen evaluatie beperkt zich dan ook tot de ontvankelijkheidscriteria enerzijds en enkele aandachtspunten van de Onderzoeksraad anderzijds (bv. de behoefte aan cofinanciering, de doelstelling van de aanvraag en de voorgestelde aanwending van de middelen). Drie van de drie aanvragers kregen een steun variërend tussen 875 000 BEF en 1,2 mio BEF en voor een totaal bedrag van 3 mio BEF. Inmiddels werd door de Vlaamse overheid een nieuw mechanisme opgesteld voor de verdeling van de stimuleringsmiddelen. Hierbij werd gepoogd rekening te houden met de resultaten van de stimuleringsactie, een principe dat de K.U.Leuven bijzonder steunt. Het voorgestelde mechanisme vertoont echter enkele anomalieën, aangezien evenwaardige resultaten bij grote universiteiten niet evenredig (in feite slechts zeer fractioneel) beloond worden ten opzichte van kleinere universiteiten. De K.U.Leuven dringt dan ook aan op een bijsturing van het mechanisme, in die zin dat ieder goedgekeurd project tot eenzelfde bonus leidt onafhankelijk van de grootte van de universiteit.
Onderzoek
61
1.4 1.4.1
Het onderzoeksbeleid: bijzondere aandachtspunten Globale evolutie van onderzoeksmiddelen en onderzoeksbehoeften
De evolutie van onderzoeksmiddelen van de K.U.Leuven over de laatste 5 jaar (vergelijking 1999 versus 1995) heeft langzaam de globale samenstelling van het academisch kader en de taken van de academici veranderd. De globale uitgaven voor onderzoek zijn immers over de laatste 5 jaar met ongeveer 40 % gestegen. Deze stijging loopt globaal parallel voor fundamenteel en toegepast onderzoek (Figuur 1). De herkomst van deze extra middelen situeert zich voornamelijk bij de Vlaamse Overheid en het contractonderzoek via K.U.Leuven R&D. Daarentegen namen de middelen van de federale en Europese overheid slechts in geringe mate toe. Terwijl het ZAP- en AAPkader quasi stabiel blijft, is vooral de sterke groei van het aantal tijdelijke onderzoekers (FWO, IWT en projectmedewerkers) opvallend (Tabel 6). De positieve tendensen hierbij zijn: 1) de middelen voor fundamenteel onderzoek groeien ten minste even snel als de middelen voor contractonderzoek. Vooral de toename van de middelen van het Bijzonder Onderzoeksfonds en van het FWO (vooral voor mandaten) is opvallend; 2) de onderzoeksmiddelen van alle grote disciplines namen in de periode 1995-1999 sterk toe: van 0,69 naar 1,15 mia BEF voor de humane wetenschappen, van 2,26 naar 3,14 mia BEF voor de exacte wetenschappen, van 1,28 naar 1,41 mia BEF voor de biomedische wetenschappen. Dit is een toename van respectievelijk 66 %, 39 % en 10 %. Deze cijfers zijn exclusief de VIB-dotatie en externe middelen die door de VIB-departementen worden aangetrokken en die vroeger wel in de onderzoeksuitgaven waren opgenomen. 3) de kansen voor 2e cyclus gediplomeerden om onderzoekservaring en een 3de cyclusdiploma te verwerven zijn fors toegenomen (toename van het aantal aspiranten FWO met 58 % over 5 jaar en van het aantal IWT-bursalen met 30 % over 4 jaar). Ook de kansen op een postdoctoraal mandaat zijn duidelijk toegenomen (het aantal onderzoekers met een eerste postdoctoraal mandaat via FWO én BOF stijgt van 76 in 1994 tot 127 in 1999); 4) het actief valorisatiebeleid gevoerd door K.U.Leuven R&D werpt belangrijke vruchten af. Dit uit zich in de eerste plaats in de groei - in omvang en aantal - van de onderzoekscontracten maar bovenal in een belangrijke groei van patentaanvragen en het starten van jonge ('spin-off') bedrijven. Deze taak van maatschappelijke dienstverlening van de universiteit creëert niet alleen nieuwe werkgelegenheid maar zorgt voor een 'innoverende' mentaliteit die vanuit de academische wereld ook het bedrijfsleven in zijn geheel nieuwe stimuli kan geven. Daartegenover wordt vastgesteld dat: 1) de omkadering van de jonge onderzoekers (en de ganse studentenpopulatie) door ZAP absoluut niet is meegegroeid. Daardoor is de ratio tijdelijk versus vast personeel ieder jaar blijven groeien. Uiteraard kan dit geen pleidooi zijn voor een reductie van het tijdelijke onderzoekskader maar wel voor een meerjarenplan om het vaste ZAP kader langzaam te laten meegroeien. Op die manier kan de te hoge actuele arbeidsdruk van het ZAP gereduceerd worden en de efficiëntie van hun onderwijs- en onderzoeksopdrachten verder verbeteren; 2) de infrastructuur van de universiteit niet is meegegroeid, vooral om financiële redenen en door het tekort aan investeringskredieten. Vele onderzoekscentra beschikken niet over de optimale ruimte en infrastructuur aangepast aan hun functie. Alleen al de extra ruimte nodig voor de ongeveer (700) extra tijdelijke onderzoekers die tussen 94 en 99 zijn bijgekomen bedraagt - aan een zeer conservatieve schatting van 15m2 pp reeds 10 000 m2. 1.4.2
Specifieke problemen
a) De vrije uitwisseling van onderzoekers, vooral tussen Vlaanderen en niet EU-landen, blijft vooralsnog bemoeilijkt enerzijds door overreglementering (vooral in verband met het verblijfsstatuut) en anderzijds door de hoge kostprijs (vooral ten gevolge van de te dure sociale zekerheid en in mindere mate de fiscaliteit). Inmiddels vormt dit een belangrijk thema voor de pas opgerichte Federale Raad voor Wetenschapsbeleid en zal de federale overheid hiervoor hopelijk de gepaste maatregelen nemen. 62
Katholieke Universiteit Leuven
b) Een gebrekkige vernieuwing van zware apparatuur is een constant probleem over de laatste jaren. Immers zowel het BOF als het FWO zijn eerder karig met middelen voor zware apparatuur (en de bijhorende infrastructuuraanpassingen) omdat telkens de voorkeur wordt gegeven aan mandaten en projectfinanciering. c) De Europese middelen voor onderzoek nemen niet proportioneel toe met de globale onderzoeksmiddelen van de K.U.Leuven. Dit kan ten dele toe te schrijven zijn aan de Europese politiek van overdreven aandacht voor uitgesproken toegepast onderzoek, hetgeen lang niet altijd geschikt is voor een universiteit met hoofdaandacht voor het fundamenteel onderzoek. Anderzijds lijkt er een zekere 'moeheid' op te treden om veel tijd en energie te steken in Europese projectaanvragen met geringe globale slaagkansen. Niettemin presteert de K.U.Leuven in Vlaanderen en Europa relatief goed vermits de slaagkansen van K.U.Leuven-aanvragen groter zijn dan het gemiddelde. d) De inhaaloperatie die de Vlaamse overheid heeft uitgevoerd, waarbij over een periode van vier jaar telkens 2 mia BEF meer overheidsgeld ter beschikking werd gesteld van het wetenschappelijk onderzoek, wordt duidelijk zichtbaar in de onderzoeksuitgaven. In vergelijking met de andere Europese landen had Vlaanderen traditioneel een achterstand wat betreft de globale overheidsuitgaven voor wetenschappelijk onderzoek in verhouding tot het BBP (25 % lager dan het Europees gemiddelde in 1996). Ten gevolge van bovenvermelde inhaaloperatie zou de situatie in Vlaanderen ondertussen iets rooskleuriger moeten zijn. Omdat echter ook het bruto regionaal product in Vlaanderen over de voorbije jaren sterk groeide, is de relatieve achterstand van Vlaanderen inzake overheidssteun aan onderzoek en ontwikkeling (O&O) niet volledig weggewerkt. Dezelfde inhaaloperatie zou bijgevolg onverminderd moeten verder gezet worden voor ten minste vijf jaar, om op eenzelfde niveau te komen als de andere EU-lidstaten.
Onderzoek
63
3 500
Mio BEF
3 000 2 500 2 000 1 500 1 000 500 0 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999
Basis: cf. a + b + c uit Tabel 2 'toegepast en beleidsgericht onderzoek' = rubrieken 4 en 5 uit financieringsgroep a (cf. Tabel 2) + projectonderzoek K.U.Leuven Research & Development (financieringsgroep b) 'fundamenteel onderzoek' = rubrieken 1, 2 en 3 uit financieringsgroep a (cf. Tabel 2) + mandaten FWO en IWT (financieringsgroep c) Figuur 1.
1.4.3
De evolutie van de uitgaven voor fundamenteel onderzoek enerzijds en beleidsgericht en toegepast onderzoek anderzijds
K.U.Leuven R&D
Via het actief valorisatiebeleid van K.U.Leuven R&D worden onderzoekers in toenemende mate gesteund en begeleid voor wat betreft het exploreren en exploiteren van hun onderzoeksresultaten. Hierbij stellen we vast dat de mate van interdisciplinariteit steeds toeneemt. Zo werden interfacultaire initiatieven opgestart in het domein van voeding en gezondheid, biomechanica en weefsel-regeneratie, bio-informatica en datamining. Dit streven naar een grotere mate van interdisciplinaire onderzoeksvalorisatie blijft ook voor de komende jaren een centrale beleidsprioriteit voor K.U.Leuven R&D. Tevens komen de faculteiten uit de Humane Wetenschappen steeds meer aan bod. Zo zijn K.U.Leuven R&D divisies in oprichting en ontstaan er steeds meer projecten waarbij faculteiten uit de Humane Wetenschappen betrokken zijn. Er werd bv. een succesvol spin-off initiatief opgestart in het domein van stress en werk, waarbij onderzoek uit de faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen economisch gevaloriseerd wordt. Ook in het domein van actuariële wetenschappen werd een spin-off initiatief tot een geslaagde start gebracht. Momenteel wordt ook bestudeerd hoe spin-off activiteiten kunnen groeien rond de onderwijsvernieuwende projecten die via de Dienst Onderwijscoördinatie worden gefinancierd. Deze evolutie naar een maximale betrokkenheid van alle faculteiten bij het valorisatiebeleid, is en blijft een tweede belangrijke beleidsprioriteit van K.U.Leuven R&D voor de komende jaren. Om deze beleidsprioriteiten, die in nauwe samenspraak met de Dienst Onderzoekscoördinatie worden opgevolgd te ondersteunen, werkt K.U.Leuven R&D rond drie belangrijke activiteitenpolen. Deze betreffen: (1) het contractonderzoek, (2) de bescherming en exploitatie van intellectuele eigendom en (3) het spin-off beleid. De activiteitenpool 'contractonderzoek' groeide vorig jaar aan met 200 mio BEF tot een 64
Katholieke Universiteit Leuven
totale omzet van 1,4 miljard BEF (+16 %). Belangrijke prioriteiten bij de verdere uitbouw van deze activiteit zijn: het systematiseren van contractuele procedures en werkwijzen, het continu optimaliseren van de divisiewerking evenals het continu verhogen van de efficiëntie van de interne werking door een goed uitgebouwde interne IT-infrastructuur die maximaal met het K.U.Leuven SAP-systeem geïntegreerd is. De groei van deze activiteitenpool wordt verder gestimuleerd door de toename van de octrooi- en spin-off activiteiten. De activiteitenpool 'bescherming en exploitatie van intellectuele eigendom' kende vorig jaar een sterke ontwikkeling. Naast de goedkeuring van een interne procedure (inclusief de regeling van de vergoeding voor de uitvinders) en de oprichting van een Octrooifonds, werden 25 potentiële octrooidossiers behandeld waarvan er momenteel 15 actief worden verdergezet. Bij de uitbouw van de octrooiwerking wordt tevens actief beroep gedaan op samenwerkingen met professionele octrooibureaus evenals met het Centrum voor Intellectuele Rechten van de K.U.Leuven. De activiteitenpool 'spin-off beleid' kende eveneens een duidelijke groei. Vorig jaar zijn door K.U.Leuven R&D en het Gemma Frisius-Fonds 11 nieuwe spin-off dossiers behandeld, waarvan er inmiddels 7 zijn goedgekeurd. Dit brengt het totaal aantal K.U.Leuven spin-offs op 32. Verder werden 3 kapitaalsverhogingen van recent opgerichte spin-offs aan het Gemma Frisius-Fonds voorgelegd. Daarvan zijn er reeds 2 succesvol afgerond. De volgende basisprincipes zijn steeds aanwezig bij elke spin-off creatie en vormen vandaag het handvest van het K.U.Leuven spin-off beleid: 1. Het spin-off beleid is een essentieel onderdeel van de maatschappelijke taak die de universiteit vervult en op actieve wijze invult; 2. Het spin-off beleid zorgt ervoor dat er een billijke return gegenereerd wordt naar de universiteit, de onderzoeksgroepen en de individuele onderzoekers (dit geldt trouwens ook voor het octrooibeleid); 3. Het spin-off beleid moet de uitstraling van de K.U.Leuven op Vlaams en Europees niveau ten goede komen. De voortrekkersrol die K.U.Leuven in dit opzicht in Vlaanderen speelt en de voorsprong die vandaag bestaat, moeten zich verder consolideren in een positie die niet enkel op Vlaams niveau, doch tevens op Europese schaal voor de nodige uitstraling zorgt. Deze ontwikkeling van het spin-off beleid tijdens het voorbije jaar, heeft ervoor gezorgd dat de eerste kapitaalschijf van 100 mio BEF in het Gemma Frisius-Fonds is opgebruikt. Eind 1999 werd daarom door de drie partners in het Fonds besloten het kapitaal met 150 mio BEF te verhogen, tot een bedrag van 250 mio BEF. Bij de verdere uitbouw van deze activiteitenpolen wordt tevens op een actieve manier beroep gedaan op het netwerk van innovatiecoördinatoren dat momenteel bestaat in en tussen de onderzoeksgroepen betrokken bij de werking van K.U.Leuven R&D. Momenteel zijn er 13 innovatiecoördinatoren actief, evenwichtig gespreid over alle K.U.Leuven R&D activiteiten. Naast een intensieve opleiding in het domein van management van technologie transfer en intellectuele eigendom, worden de innovatiecoördinatoren steeds nauwer betrokken bij de valorisatie van onderzoeksresultaten in hun respectieve groepen. Tot slot zet K.U.Leuven R&D op actieve wijze haar internationalisatiebeleid verder. Zo werd Europese steun verkregen voor de verdere ontwikkeling van een internationaal technologie-transfer netwerk tussen Europese universiteiten, waarvan K.U.Leuven R&D de coördinator is. K.U.Leuven R&D speelde tevens een actieve rol bij de oprichting en de ontwikkeling van Leuven.Inc, de netwerkorganisatie die gelijkgestemde kenniscreatoren en –gebruikers in de regio groot-Leuven wil samenbrengen en die daartoe actief samenwerkt met Cambridge Network in het Verenigd Koninkrijk. Tot slot vormen de uitbouw van de wetenschapsparken en de optimalisatie van de werking van het Incubatie&Innovatiecetrum een continu aandachtspunt voor K.U.Leuven R&D.
Onderzoek
65
1.5 Beleidsdoelstellingen op korte termijn en op middellange termijn 1.5.1
Personeelsbeleid
Hierbij dient prioritair aandacht besteed te worden aan een (langzame) uitbreiding van het vast (onderzoeks)kader door creatie van nieuwe mandaten, te financieren via BOFmiddelen. Uiteraard kan dit alleen op voorwaarde dat de globale universitaire werkingsmiddelen gunstig evolueren. Daarnaast is het noodzakelijk grotere aandacht te besteden aan de begeleiding van doctorandi. Op die manier kunnen de slaagkansen voor het behalen van het doctoraat belangrijk toenemen, vooral voor onderzoekers gefinancierd via projecten en voor het AAP-kader. Mede in dit verband zal de globale doctoraatsopleiding aandachtig bestudeerd en verbeterd worden in overleg met het AAP/BAP-kader. 1.5.2
Onderzoeksprojecten
Parallel met de toename van de middelen van het BOF zou het projectbedrag per GOA nog verder moeten kunnen groeien vooral voor onderzoeksgroepen met een grote ZAP/postdoc bestaffing. Anderzijds zou het aantal OT nog verder kunnen toenemen omdat de vroegere restricties in ontvankelijkheid van aanvragen, die destijds louter om financiële redenen waren ingegeven, kunnen worden afgeschaft. De evaluatie ex-ante en ex-post door een multidisciplinaire Onderzoeksraad moet uiteraard behouden en zelfs versterkt worden omdat dit de basis is voor de 'natuurlijke' selectie van de beste onderzoeksgroepen. Anderzijds moet het aantal evaluatiemomenten eerder afnemen dan toenemen om ieders werkbelasting terzake in evenwicht te brengen. 1.5.3
Internationalisering
In samenhang met de beleidsnota van Europees commissaris Ph. Busquin, zou het wenselijk zijn grotere aandacht te besteden aan de uitbouw van een Europees (of zelfs extra-Europees) netwerk van excellente onderzoekscentra. Anderzijds zou de K.U.Leuven de kans moeten krijgen om een groter aantal Europese en niet-Europese doctorandi in te schakelen in het onderzoeksgebeuren. De K.U.Leuven-politiek inzake het aantrekken van fellowships kan worden verfijnd en uitgebreid door ook uitstekende onderzoekers die slechts voor een beperkte periode hun thuisbasis kunnen verlaten, te laten deelnemen aan de wetenschapsprogramma's aan de K.U.Leuven. 1.5.4
Informatisering
De bekendheid van de K.U.Leuven als een kwaliteitsvol onderzoekscentrum kan zowel binnen als buiten de universiteit worden verbeterd door middel van een eigentijds medium, met name een voortdurend geactualiseerde website, die ook voor buitenlanders vlot toegankelijk moet worden. De informatisering van wetenschappelijke literatuur is eveneens in een stroomversnelling geraakt. Daarom is het noodzakelijk zowel primaire als secundaire databanken ter beschikking te stellen van alle onderzoekers (en studenten) die hieraan behoefte hebben en dit liefst op een zo decentraal mogelijke wijze. De Vlaamse overheid is bereid dit project ook grondig te ondersteunen (o.a. via aankoop van Web of Science). Gepast interuniversitair overleg moet ervoor waken dat de middelen hiervoor zo efficiënt mogelijk besteed worden. Hierbij dient de aandacht vooral te gaan naar een vlotte toegang tot een zo breed mogelijk gamma gegevens voor diegenen die voor hun onderzoekswerk op deze gegevens beroep doen. 1.5.5
Output-evaluatie
De onderzoekspositie van de K.U.Leuven wordt meestal gunstig beoordeeld met betrekking tot nationale of internationale competitiviteit (bv. deelname aan EU kaderprogramma's, internationale publicaties etc.). Met een totaal van 3 340 internationale publicaties en een totaal van 8 324 publicaties scoort de K.U.Leuven in 1999 nog beter dan vorig jaar (respectievelijk 3 113 internationale publicaties en 6 789 publicaties). Dit komt overeen met gemiddeld 66
Katholieke Universiteit Leuven
ongeveer 1 K.U.Leuven-publicatie per uur gedurende 350 dagen per jaar. 2.1 Opvolging en begeleiding van doctorandi Doctorandi worden in de eerste plaats opgevolgd en begeleid door hun individuele promotoren, door algemene en/of gepersonaliseerde doctoraatscommissies, of door andere adviescommissies. Dit kan gebeuren via een systematisch en/of periodiek opvolgen en begeleiden van het onderzoekswerk, het begeleiden en evalueren bij de doctoraatsopleiding of de evaluatie bij de hernieuwing van mandaten.
2. Kwaliteitsbewaking
De K.U.Leuven heeft de doctoraatsopleiding tot algemene regel gemaakt voor iedere doctorandus(a) die zijn/haar doctoraat aangevat heeft na 1 juli 1994 (academiejaar 19941995) of ten laatste na de invoering van het specifiek doctoraatsreglement in de betrokken faculteit. Vrijstelling van de verplichting tot het volgen van de doctoraatsopleiding kan volgens het facultair reglement toegestaan worden in welomschreven gevallen. De inhoud van de doctoraatsopleiding wordt door de faculteitsraad vastgesteld in een facultair reglement, desgevallend in overeenstemming met andere faculteiten van dezelfde groep, en ter goedkeuring voorgelegd aan de Academische Raad. De doctoraatsopleidingsprogramma's worden via het interne informatienetwerk (CWIS) aangekondigd. In de loop van het academiejaar 1999-2000 werd een globale evaluatie van de kwaliteit van de doctoraatsopleidingsprogramma's uitgevoerd (zie 2.10). Per faculteit wordt een algemene doctoraatscommissie ingesteld, aan wie de doctorandus(a) per jaar, of voor meerdere jaren samen, zijn/haar programma voor de doctoraatsopleiding voorlegt. De algemene doctoraatscommissie beslist over de goedkeuring van dit programma, ziet toe op de uitvoering en de regelmatige evaluatie daarvan en beslist over de toekenning van het getuigschrift van de doctoraatsopleiding. Bij de hernieuwing van het mandaat van AAP wordt vooreerst het advies van de departementsvoorzitter, van het rechtstreekse diensthoofd en van het bureau van de faculteit gevraagd. Dit advies slaat op de wetenschappelijke waarde van het AAP-lid en, in voorkomend geval, op de vordering van het doctoraat, de wijze waarop de taken onderzoek en/of onderwijs(assistentie) werden vervuld alsook op de morele en pedagogische waarde van het AAP-lid. 2.2 Evaluaties door andere instanties (FWO, IWT, EU) Doctorandi en andere mandaathouders worden geregeld, ondermeer naar aanleiding van hernieuwingen van mandaten, geëvalueerd door de bevoegde organen van FWO, IWT, EU. 2.3 Evaluaties door de Onderzoeksraad De ex-post evaluatie van de gesteunde projecten en mandaten gebeurt systematisch, diepgaand en met feedback aan de betrokken onderzoeker(s). De evaluatie voor de toekenning van een project of mandaat werd beschreven in punt 1.3. De evaluatie van de projectuitvoering gebeurt onder de vorm van beoordelingen van de tussentijdse en eindrapporten over alle projecten die via het GOA- of OT-systeem werden toegekend. De eindrapporten opgesteld door de woordvoerders van de afgelopen K.U.Leuvenprojecten werden ook in 1999 ter evaluatie voorgelegd aan de leden van de Onderzoeksraad. De procedure bestond erin dat elk eindrapport geëvalueerd werd door een lid van de Onderzoeksraad dat qua discipline het best het afgelopen project kon beoordelen. Deze rapporten én de verschillende evaluaties daarvan werden nadien ook nog eens door de voorzitter van de Onderzoeksraad en het Bureau Onderzoeksraad beoordeeld en tenslotte voorgelegd aan de plenaire Onderzoeksraad. De conclusies werden in het Bureau van de Onderzoeksraad, en vervolgens in de plenaire Onderzoeksraad kritisch besproken (bijlage 4).
Onderzoek
67
Eveneens worden de resultaten van de kleinere interventiecategorieën beoordeeld. Alle begunstigden van een postdoctoraal mandaat, een fellowship en houders van een doctorandusbeurs moeten een verslag indienen dat ook ter beoordeling voorgelegd wordt. Door een ruime aandacht voor selectie en permanente evaluatie van onderzoeksprestaties wordt een hoog niveau van onderzoekskwaliteit nagestreefd. Uit ex-post analyse van de evaluatie van GOA- en OT-projecten blijkt duidelijk dat de eindbalans (zeer) positief is voor alle geanalyseerde GOA-projecten. Voor de OT-projecten is de overgrote meerderheid zeer positief beoordeeld terwijl een klein aantal projecten na degelijke inspanningen moeilijk realiseerbaar waren of negatieve resultaten hebben opgeleverd. Slechts een klein aantal projecten kan als mislukt worden beschouwd. Aangezien dit als een bijna onvermijdelijk risico kan worden beschouwd bij OT-projectfinanciering betekent dit dat de selectieprocedures behoorlijk werken doch continu moeten bewaakt en zo mogelijk versterkt worden. 2.4 Evaluaties met het oog op middelenverdeling in de faculteiten Reeds langer bestaat in enkele faculteiten een systeem van puntenmeting voor wetenschappelijk onderzoek dat mee gebruikt wordt als een van de parameters voor de verdeling van werkingsmiddelen binnen de faculteit. Deze systemen worden veralgemeend, iedere faculteit kan daarbij rekening houden met de specifieke eigenheid in de discipline en de publicatiegebruiken. In de loop van 1996 hebben de meeste faculteiten/departementen hun (lang bestaande of recente) methodologie terzake voorgelegd aan de Raad voor Onderzoeksbeleid. Op basis hiervan werden algemene richtlijnen opgesteld die voor alle faculteiten/departementen bruikbaar zijn. Het is de bedoeling dat iedere faculteit jaarlijks zijn intern evaluatieverslag voorlegt aan de Raad voor Onderzoeksbeleid zodat op basis van deze uitwisseling van ervaring en op basis van internationale vergelijkingen een voortdurende verbetering van de evaluatieprocedure kan worden opgebouwd. Een schematisch overzicht van de gebruikte criteria per faculteit wordt weergegeven in Figuur 3.
68
Katholieke Universiteit Leuven
Rechtsgeleerdheid
±
ETEW
±
Sociale Wet.
+
HIW
+
Letteren Psych. & Ped. Wet. (4)
Wetenschappen
Toegepaste Wet. (12)
LTBW
(6)
(2)
(3)
+
-
±
(8)
±
-
-
-
+
-
-
±
(7)
±
±
±
Ja(10) ZAP/AAP
+
+
Ja ZAP/AAP
+
Ja ZAP/AAP
±
-
Studieverblijven
±
Dienstverlening(9)
±
Patenten
Nee ZAP/AAP
Prijzen
±
±
±
-
±
-
Voorzien ZAP/AAP
±
±
±
±
Ja
Oz.gr.
(5)
Depart.
Ja
Depart.
+
-
+
+
+
-
-
+
+
-
+
-
-
+
+
+
+
-
±
±
±
±
±
Nee
Depart.
-
-
-
(11)
Afdeling Afdeling
± +
+
+
10) 11) 12)
±
+
Farmaceut. Wet.
5) 6) 7) 8) 9)
±
+
-
2) 3) 4)
±
+
+
1)
±
+
+
-
+
-
+
+ ±
±
Oz.gr.
+
±
Nee
+
(8)
Geneeskunde FLOK
Onderwijs
+
Wie/wat geëvalueerd
+ (2)
Gebruik evaluatie
+
Projecten
(1)
Bijdragen op Congressen
Godgeleerdheid
Deelname Congressn
Faculteit
Commissie Doctoraat
Citatie-index
Impact
Publicaties
Figuur 3. Facultaire evaluatiesystemen
+
+
-
-
Ja
-
-
-
-
Ja
-
-
-
+
+
+
-
-
Ja
-
(8)
-
-
+
+
-
-
Ja ZAP/AAP
Dit criterium heeft een ponderatiewaarde gekregen, is dus objectief meetbaar. Dit criterium komt in aanmerking voor ponderatie, doch heeft nog geen concrete waarde gekregen. Het wordt niet als 'kwantitatieve parameter' opgenomen in de evaluatie maar komt wel aan bod in de 'kwalitatieve duiding'. Dit criterium wordt niet bij de evaluatie gebruikt. De gegevens voor de faculteit Rechtsgeleerdheid zijn niet van toepassing voor het onderzoek in de criminologie. De interuniversitaire commissie van de Vlaamse rechtsfaculteiten 'klassering wetenschappelijke onderzoeksactiviteiten' is van oordeel dat de criteria voor klassering van het onderzoek in de criminologische wetenschappen meer aanleunt bij de criteria van andere sociale wetenschappen (sociologie, psychologie). Er is wel een rangschikking opgesteld van het belang van de criteria, doch er is geen concrete waarde aan gegeven. Er bestaat geen 'citation index' voor de rechtswetenschappen. VNSU lijst. Deze tabel geeft de criteria weer van de intra-facultaire reallocatieprocedure voor de verdeling van de nieuwe mandaten en werkingskredieten (onderwijs en onderzoek). Voor verdeling van alle middelen. Gebaseerd op de LORE (evaluatie van het onderzoek) bevraging. De kwaliteit van de publicaties zal intern geëvalueerd worden. Uitgegeven cursussen worden bij de evaluatie gebruikt. Onder dienstverlening wordt verstaan : editor van een boek of tijdschrift, lidmaatschap van de 'editorial board' van een tijdschrift, boekbespreking, deelname in het bestuur van de faculteit of universiteit, lidmaatschap van commissies zoals FWO en IWT, reader van wetenschappelijke rapporten, referee, lidmaatschap van jury voor wetenschappelijke prijzen, organisatie congressen, voorzitterschap wetenschappelijke vereniging. De huidige allocatie (Barten/Verhelst) houdt enkel rekening met de studenten- en onderzoekeraantallen. Voor verdeling van onderzoeksmiddelen. Het kwaliteitszorgsysteem voor de faculteit LTBW wordt integraal herwerkt, de definitieve versie is nog niet beschikbaar.
Onderzoek
69
2.5 Globale evaluatie van de onderzoeksoutput Sinds 1997 worden de publicaties van K.U.Leuven-onderzoekers opgevraagd voor de samenstelling van de Academische Bibliografie. Een overzicht van de publicaties voor 1998, opgedeeld per discipline, is weergegeven in tabel 11. Onderstaande analyse van de wetenschappelijke publicaties volgens impactfactor heeft voornamelijk betrekking op domeinen uit de exacte en biomedische wetenschappen. De gebruikte lijst met impactfactoren is deze van ISI (Institute for Scientific Information; JCR Science edition 1998). In de totale K.U.Leuven-databank werden 2 012 publicaties gerapporteerd in tijdschriften met impactfactor (897 tijdschriften). Er zijn 237 publicaties met een impactfactor groter dan 4. Ter vergelijking werd dezelfde analyse uitgevoerd op K.U.Leuven-publicaties rechtstreeks geselecteerd uit Current Contents (Agriculture, Biology & Environmental Sciences, Arts and Humanities, Clinical Medicine, Engineering, Technology & Applied Sciences, Life sciences, Physical, Chemical & Earth Sciences, Social & Behavioral Sciences en Medline). De selectie gebeurde op basis van de adresgegevens vermeld op de publicatie. De aldus bekomen databank (cc1998) bevat 1 917 publicaties in een tijdschrift met impactfactor (847 tijdschriften). Van het totaal aantal publicaties in bovenstaande databank (cc1998) werd 45 % gepubliceerd in internationaal samenwerkingsverband. Dit bevestigt de bevindingen zoals gerapporteerd in de bibliometrische studie van M. Luwel (Natuur-, levens- en technische wetenschappen: bibliometrisch profiel van het Vlaams onderzoek). Figuur 2 geeft de resultaten van een eerste analyse van beide databanken.
450
100
400
80
350
60 40
300
20
250
>12
11-12
10-11
8-9
9,5-10
9-10
7-8
9-9,5
6-7
5-6
4-5
0
200 150 100 50
Ac.Bib.1998
>12
11,5-12
11-11,5
10,5-11
10-10,5
8,5-9
8-8,5
7,5-8
7-7,5
6,5-7
6-6,5
5,5-6
5-5,5
4,5-5
4-4,5
3,5-4
3-3,5
2,5-3
2-2,5
1,5-2
1-1,5
0,5-1
0-0,5
0
CC 1998
Figuur 2. Verdeling van de tijdschriftenartikels opgegeven voor de Academische Bibliografie volgens impactfactor (Science Citation Index 1998) en vergelijking met K.U.Leuven-publicaties uit Current Contents (cc1998). Bovenstaande figuur toont dat de correlatie tussen de analyseresultaten van de 'eigen' Academische Bibliografie en de databank uit de Current Contents hoog is. De Academische Bibliografie is aldus uitgegroeid tot een bruikbaar beleidsinstrument, dat het additionele voordeel levert dat de gegevens vooraf gecontroleerd werden door de onderzoekers, en kunnen toegewezen worden aan de betreffende afdelingen.
70
Katholieke Universiteit Leuven
2.6 Kwaliteitszorg in het kader van de VL.I.R.: pilootproject betreffende het zichtbaar maken van onderzoeksprestaties in de cultuur- en gedragswetenschappen Het concrete opzet van het project was het ontwikkelen van indicatoren om de wetenschappelijke output in de bestudeerde disciplines Taalkunde en Rechten te beschrijven en een veralgemeenbaar, eventueel gediversifieerd model voor het kenmerken van de productie (output/publicatiegedrag) te beschrijven. Het project werd officieel gestart in februari 1997. In een eerste fase werden een uitgebreide reeks kwantitatieve gegevens verzameld. In de loop van 1998 werd in een tweede fase een reeks kwalitatieve gegevens opgevraagd bij de onderzoekers. De verwerking en analyse van de gegevens werd afgerond in het voorjaar van 1999. De resultaten werden verwerkt in een concept-rapport dat voor commentaar en bemerkingen werd overgemaakt aan een aantal deskundigen. Aan de hand van deze bijkomende informatie werd het eindrapport afgewerkt. In juni 1999 werd dit rapport gepubliceerd onder de titel: 'Towards indicators of research performance in the social sciences and humanities – An exploratory study in the fields of Law and Linguistics at Flemish universities.' 2.7 Project 'Promoveren aan Vlaamse Universiteiten' In het kader van het Vlaams beleidsgericht onderzoek kon eind 1998 aan de Diensten Onderzoekscoördinatie van de K.U.Leuven en de Universiteit Gent een project van start gaan rond het doctoreren aan Vlaamse universiteiten. Het aangevraagde budget werd slechts voor de helft toegekend. De K.U.Leuven (zoals ook de Universiteit Gent) draagt zelf de andere helft bij omdat zij dit onderzoek waardevol acht in het geheel van de kwaliteitszorg. Het project betreft 2 luiken. In het eerste luik werden het personeelsbestand (het betreft de instroom vanaf 1984) en het studentenbestand van beide universiteiten geanalyseerd door het CWTS (Leiden). De analyse van deze bestanden zal resulteren in een uitvoerig onderzoekrapport waarin 'doctoreren' cijfermatig in alle mogelijke facetten wordt belicht. Er wordt ondermeer per faculteit nagegaan in welk statuut en na hoeveel jaar men tot een doctoraat komt. De gegevens worden geanalyseerd voor belangrijke variabelen als geslacht en aard van de aanstelling (voltijds of deeltijds). Om de cijfers meer 'diepgang' te geven, wordt er in het tweede luik gewerkt met een enquête. Aan de basis van de enquête liggen 2 onderzoeksvragen: 1. Wie van diegenen die instromen aan de universiteit starten met een doctoraatsonderzoek?, 2. Wie van diegenen die starten met een doctoraatsonderzoek komen effectief tot een doctoraat? Factoren die het doctoraatsonderzoek mogelijk belemmeren of stimuleren worden onderzocht, met name de rol van de promotor, de rol van de onderzoeksgroep, de onderwijslast, enzovoort. In 1999 werd het conceptueel kader van het tweede luik van het onderzoek uitgewerkt en werd het opstellen van de vragenlijst zo goed als afgerond. 2.8
OPBWO-project ‘Tekort aan onderzoekers?’
In het kader van het onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek kon eind 1999 aan de K.U.Leuven in samenwerking met de Universiteit Antwerpen een project van start gaan rond het tekort aan onderzoekers aan de Vlaamse universiteiten en wetenschappelijke instellingen. De bedoeling van de eerste fase van het onderzoek is te achterhalen hoe ernstig het probleem is en waar de tekorten aan onderzoekers zich precies voordoen. Daarnaast wordt er nagegaan wat de mogelijke oorzaken en remedies zijn. Gericht onderzoek in de gebieden waar de tekorten worden vastgesteld, vormt het voorwerp van een verdere, meer diepgaande studie in fase 2 van het onderzoek. 2.9
Evaluatie van de doctoraatsopleiding(en)
In de marge van het project 'promoveren aan Vlaamse Universiteiten' (zie 2.8.) werd door de K.U.Leuven in de periode juni-december 1999 eveneens de doctoraatsopleiding geëvalueerd. Deze evaluatie gebeurde in 2 stappen. Ten eerste werden de doctorandi gevraagd de doctoraatsopleiding aan hun faculteit te evalueren aan de hand van een Onderzoek
71
korte vragenlijst op het web. Ten tweede werden diepte-interviews gehouden met de verschillende voorzitters van de facultaire doctoraatscommissies omtrent hun ervaring met de doctoraatsopleiding. De evaluatie is bedoeld om de doctoraatsopleiding daar waar nodig bij te sturen.
3. Financieringsbronnen
3.1
Globaal
De totale uitgaven voor onderzoek bedroegen in 1999 5,972 mia BEF, een toename van 5 % ten opzichte van 1998. Deze uitgaven houden geen rekening met onderzoek via VIB en de Universitaire Ziekenhuizen. Tabel 2 toont dat deze toename het resultaat is van een gedifferentieerde groei in de onderzoeksbestedingen van de verschillende financieringskanalen. De groei van het 'projectonderzoek K.U.Leuven' (financieringsgroep a uit Tabel 2) bedroeg 9,6 %. De uitgaven via het Bijzonder Onderzoeksfonds stegen in 1999 met 20,7 %. Hierbij was er een evenredige stijging voor de uitgaven via het Speciaal Onderzoeksfonds en de GOA's. De uitgaven voor de mandaten FWO en IWT stegen in 1999 met 11,1 %. Deze stijging is in hoofdzaak het gevolg van een groter aantal tijdelijke FWO-mandaten: 34 aspiranten en postdoctorale onderzoekers meer dan in 1998-1999. Niettegenstaande een sterke toename van de omzet (+16,3 %), daalden de uitgaven voor projectonderzoek via K.U.Leuven Research and Development (financieringsgroep b uit Tabel 2) met 13,5 %. De K.U.Leuven R&D divisies hebben in 1999 een belangrijke toename van hun reserves verwezenlijkt. Dit was mede mogelijk door het opstarten van een aantal grote, langlopende projecten. De stijgende omzetcijfers zullen wellicht in 2000 in de uitgaven zichtbaar worden. Indien men de som maakt van de financieringsmiddelen die een uitgesproken 'fundamenteel' karakter hebben, nl. het Bijzonder Onderzoeksfonds, FWO, GOA, IUAP en de mandaten FWO en IWT, dan stelt men voor 1999 een groei vast van 9,4 % (zie ook figuur 1). Hierbij valt vooral de sterke groei van de uitgaven via het Bijzonder Onderzoeksfonds op. Deze stijging is een gevolg van de extra financiële inspanningen van de Vlaamse overheid voor het wetenschappelijk onderzoek tijdens de voorbije jaren. De financieringsmiddelen voor toegepast en beleidsgericht onderzoek (overheden, internationale organisaties, privé en mecenaat en projectonderzoek K.U.Leuven R&D) vertonen een stagnatie ten opzichte van 1998. Dit is voornamelijk te wijten aan de daling in uitgaven door K.U.Leuven R&D. De uitgaven op basis van onderzoeksprogramma's gefinancierd door de overheden stijgen met 14,3 %; de federale en regionale overheden zijn in gelijke mate verantwoordelijk voor deze stijging. Bij de internationale projecten is er een daling van de uitgaven met 2,5 %, die grotendeels toe te schrijven is aan de daling van het aantal toegekende projecten via de Europese Unie (zie 7.1). Aan de K.U.Leuven waren er in 1999 in totaal 295 onderzoeksgroepen die uitgaven via externe financiering voor hun onderzoek hebben geboekt. De gemiddelde uitgaven van een 'onderzoeksgroep' aan de K.U.Leuven bedragen 12 mio BEF (exclusief uitgaven K.U.Leuven R&D, mandaten FWO en IWT, wetenschappelijke dienstverlening en VIB). 3.2
Per faculteit
Tabellen 3 en 4 geven een totaaloverzicht van de onderzoeksuitgaven, opgedeeld per faculteit. Er is een globale groei van 4,9 % over de verschillende faculteiten. Uitgesplitst over de verschillende groepen geeft dit groeicijfers van 15,3 % voor de humane wetenschappen, 3,2 % voor de exacte wetenschappen en –0,3 % voor de biomedische wetenschappen. Binnen de humane wetenschappen is de groei algemeen doch sterk uiteenlopend. Vooral de faculteit Economie en Toegepaste Economische Wetenschappen kende een sterke groei in totale onderzoeksuitgaven (52,7 % ten opzichte van 1998). De faculteit Letteren en het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte zagen hun onderzoeksuitgaven met respectievelijk 14,4 en 11,1 % stijgen terwijl de faculteiten Rechtsgeleerdheid, Sociale Wetenschappen en Godgeleerdheid eerder een beperkte groei kenden (4,6 tot 1 %). 72
Katholieke Universiteit Leuven
In absolute waarde heeft de faculteit Toegepaste Wetenschappen de meeste onderzoeksuitgaven, gevolgd door de faculteiten Geneeskunde, Wetenschappen en Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen. Deze vier faculteiten samen gaven in 1999 75 % van het totale onderzoeksbudget uit. In bijlage 5 wordt een overzicht gegeven van de evolutie van de onderzoeksuitgaven per faculteit tussen 1989 en 1999. Een volledig en gedetailleerd beeld per onderzoeksgroep wordt gegeven in bijlage 6. Deze cijfers moeten verder worden aangevuld met de onderzoeksuitgaven via K.U.Leuven R&D, die opgenomen worden in bijlage 7. Voor bepaalde departementen en afdelingen met een groot aantal industriële opdrachten wordt dit financieringskanaal immers een zeer belangrijk uitgangspunt. 3.3
Per wetenschapsdiscipline
De besteding van de financiële middelen per wetenschapsdiscipline wordt gegeven in Tabel 5 en in bijlage 8. 4.1
Globaal en per faculteit
Een volledig beeld van de beschikbare personele middelen wordt weergegeven in bijlage 9.
4. Personeelsbestand
Na optelling van de gedetailleerde cijfers per faculteit verkrijgt men het overzicht van Tabel 6. In het kader van de competitieve allocatie van personeel en middelen, en met het oog op de vorming van jonge onderzoekers, verdienen de mandaten FWO en IWT bijzondere aandacht. Aangezien zowel de FWO-mandaten als de IWT-specialisatiebeurzen rechtstreeks gefinancierd worden door de betrokken fondsen, kan het gewicht van deze mandaten in het onderzoeksbudget enkel door een berekening van de tegenwaarde worden ingeschat. In het boekjaar 1999 bedroeg deze tegenwaarde 1 324 mio BEF. a) Mandaten FWO Tabel 7 toont dat het aantal FWO-mandaten tijdens het academiejaar 1999/2000 557 eenheden bedroeg, te verdelen over 273 Aspiranten, 197 Postdoctorale Onderzoekers, 51 Onderzoeksleiders, 34 Onderzoeksdirecteurs en 2 Bijzondere Doctoraatsbeurzen. Net zoals vorig jaar zijn ten opzichte van het voorgaande academiejaar zowel het aantal Aspiranten als het aantal Postdoctorale Onderzoekers sterk toegenomen. Respectievelijk is er een stijging met 23 en 11 eenheden. Dit werd mogelijk gemaakt door de verhoogde financiële steun van de Vlaamse Gemeenschap aan het FWO en de extra middelen van de Federale Overheid voor de financiering van bijkomende onderzoekers. Hierdoor kwamen niet alleen meer middelen vrij voor onderzoeksprojecten maar vooral ook voor nieuwe mandaten (voor Vlaanderen ca. 240 mio BEF extra). Wat de mandaten van onbepaalde duur bij het FWO betreft (nl. Onderzoeksleiders en Onderzoeksdirecteurs), werd door de Vlaamse Regering het totaal aantal vastgelegd op 200. Concreet betekent dit dat enkel via inleveringen (opname van een vast mandaat FWO in het ZAP) een evenredig aantal nieuwe onderzoekers kan worden aangesteld. In 1999 werd deze regel aan de K.U.Leuven toegepast voor 4 onderzoekers. b) Mandaten IWT Het IWT financierde in 1999-2000 252 Specialisatiebeurzen (totaal aantal mandaten, inclusief wijzigingen aan de hand van de reservelijst). In Tabel 8 wordt de vergelijking gemaakt met het voorgaande academiejaar: in absolute cijfers betekent dit een stabilisatie van de groei. Ten opzichte van het aantal IWT-bursalen voor de Vlaamse universiteiten is het K.U.Leuven-aandeel met 3 % gedaald en bedraagt 43,9 %. De slaagkans voor een eerste termijn IWT-beurs lag voor de Leuvense onderzoekers op 36,8 %. In vergelijking met voorgaande jaren betekent dit een daling met 8,3 %.
Onderzoek
73
Sedert 1997 werd een nieuwe evaluatieprocedure toegepast voor de verlenging van de eerste termijnbursalen. Door dit nieuwe concept werd in 1999 aan 6 Leuvense kandidaten (ten opzichte van 70 aanvragen) geen verlenging van de beurs toegekend. Ook dit jaar heeft de Raad van Bestuur van het IWT beslist om voor de eerstejaarsbursalen een jaarlijkse projectkostenvergoeding ten bedrage van 150 000 BEF per bursaal te voorzien. Alle bursalen (1e en 2e termijn) ontvangen momenteel een benchfee die via de centrale financiële diensten van de K.U.Leuven ter beschikking worden gesteld van de promotor en de bursaal. Wat de verdeling van deze bursalen onder de Leuvense faculteiten betreft, blijkt dat de vorig jaar vastgestelde tendens nl. dat de faculteit Wetenschappen niet langer inlevert ten voordele van de andere faculteiten, wordt bevestigd. Het aandeel stijgt voor de derde maal, nu met 2,1 %. Ook de faculteiten Farmaceutische wetenschappen (+0,4 %) en Geneeskunde (+0,8 %) zien hun aandeel toenemen. Het aandeel bij de faculteit Landbouwkundige en toegepaste biologische wetenschappen kent een lichte terugval (0,6 %). Het is opnieuw vooral de faculteit Toegepaste wetenschappen die een terugval kent met 2,7 %. 4.2
Per wetenschapsdiscipline
Het overzicht van het personeelsbestand per wetenschapsdiscipline wordt gegeven in Tabel 9.
5. Wetenschappelijke output per wetenschapsdiscipline
De evaluatie van de wetenschappelijke output behoort tot de basisopdrachten van de Onderzoeksraad en de Dienst Onderzoekscoördinatie. Deze evaluatie leidt niet zelden tot concrete aanbevelingen inzake groepsvorming, onderzoeksoriëntatie, werving van jonge onderzoekers, enz. De meeste faculteiten stellen een jaarlijks evaluatierapport van de onderzoeksactiviteiten van hun departementen of afdelingen op, waaraan ook geleidelijk praktische consequenties voor onderzoeksfinanciering gekoppeld worden. Het aantal behaalde doctoraatstitels wordt beschouwd als een belangrijke outputindicator aangezien de doorstroming van jong talent duidt op de wetenschappelijke dynamiek van de onderzoeksgroep. In Tabel 10 wordt een overzicht gegeven van de verschillende doctoraten die in het academiejaar 1998-1999 aan de K.U.Leuven werden uitgereikt. Vergeleken met 1998 is er een sterke daling van het aantal afgelegde doctoraten. Hierbij dient te worden opgemerkt dat zich het voorgaande jaar een relatief grote stijging had voorgedaan. Dit kan vermoedelijk mede verklaard worden door de invoering van de verplichte doctoraatsopleiding met aflopend overgangssyteem. Een andere belangrijke outputindicator is het aantal en de kwaliteit van de publicaties. Voor een gedetailleerde bespreking, zie paragraaf 2.6. Globale evaluatie van de onderzoeksoutput. In tabel 11 wordt een analyse gegeven van de publicatie-output van 1998 per wetenschapsdiscipline. De gegevens zijn afkomstig van rechtstreekse bevragingen bij de verschillende faculteiten.
6. Nationale wetenschappelijke samenwerking
6.1
Vlaamse onderzoeksacties
6.1.1 Onderwijskundig Beleids- en Praktijkgericht Wetenschappelijk Onderzoek 1999 (OBPWO) (voorheen FKFO-Ministerieel Initiatief) Sinds 1994 werd de selectieprocedure expliciet omschreven waarbij zowel beleidsrelevante als wetenschappelijke aspecten in aanmerking komen. Ingediende projectvoorstellen moeten betrekking hebben op de prioritaire onderzoeksthema’s die de minister van Onderwijs en Vorming heeft vastgelegd. Sinds 1998 worden de thema’s gekaderd in het strategisch plan 'Lerend Vlaanderen'. In 1999 werd in totaal 107,700 mio BEF toegewezen. Bij de finale toekenningen was de K.U.Leuven betrokken bij 12 van de 15 projecten (11 als woordvoerder) voor een totaal bedrag van 68,100 mio BEF. De K.U.Leuven behaalde meer dan 50 % van het totaal
74
Katholieke Universiteit Leuven
toegekende bedrag. 6.1.2
Programma voor Beleidsgericht Onderzoek (PBO)
De Vlaamse Regering besliste op 24 juli 1997 een programma Beleidsgericht Onderzoek te starten. Het beheer ervan werd toevertrouwd aan de Administratie Wetenschap en Innovatie (AWI) van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Het programma heeft zowel sectorieel beleidsmatige als wetenschapspolitieke doelstellingen en richt zich vooral naar onderzoeksgroepen uit de sociale- en uit de cultuuren gedragswetenschappen. Het programma is te situeren binnen vier grote onderzoekslijnen: kennisverwerving over een beleidssector, ontwikkeling van kwantitatief onderbouwende beleidsindicatoren, ontwikkeling van beleidsscenario’s, en analyse van het beleidsimpact. In 1999 keurde de Vlaamse Regering 57 onderzoeksprojecten goed binnen bovenvermeld programma van 1998. Het effectief beschikbare krediet voor de financiering van onderzoeksprojecten binnen het PBO 1999 bedroeg 397,5 mio BEF. Daarvan was indicatief 50 mio BEF bestemd voor longitudinaal onderzoek rond een tiental thema’s, gespreid over verschillende beleidsdomeinen. De Vlaamse universiteiten en hogescholen dienden in totaal 153 onderzoeksvoorstellen in. Al deze voorstellen werden door wetenschappelijke experten geëvalueerd op hun wetenschappelijke waarde en door beleidsverantwoordelijken op hun beleidsrelevantie getoetst. Er werden 48 projecten goedgekeurd. Bij 32 projecten is de K.U.Leuven betrokken, 24 maal als hoofdpromotor. De uitvoering van deze projecten zal een onderzoeksinspanning vertegenwoordigen van meer dan 140 manjaar. In 1999 werd een nieuwe oproep gelanceerd die pas in 2000 zijn uitwerking zal vinden. 6.1.3
Onderzoeksprogramma Humane wetenschappen
De twee grote luiken van het impulsprogramma 'Humane Wetenschappen', die in 1996 werden opgestart ter stimulering van het wetenschappelijk onderzoek in de sociale- en gedragswetenschappen en in de cultuur- en geesteswetenschappen lopen eind 1999 af. Ter opvolging van het luik 'Wetenschap als Cultuur' werd het onderzoeksfonds 'Max Wildiers' opgericht ter ondersteuning van onderzoeksprojecten rond 'Vlaamse Archieven' waarin het ontsluiten van primair bronnenmateriaal samengaat met het wetenschappelijk onderzoek ter zake. In 1999 verscheen de oproep en werd de selectie uitgevoerd. De goedgekeurde projecten starten in 2000. De K.U.Leuven treedt in 9 van de 19 goedgekeurde projecten op als hoofdpromotor. Op basis van de verdeling van de financiële middelen haalt de K.U.Leuven 31.3 % of 84.5 mio BEF van het totaal budget van 270 mio BEF. 6.1.4
Andere programma’s
Beleidsvoorbereidend onderzoek ter ondersteuning van het arbeidsbeleid (VIONA) De Vlaamse Minister van Economie en Werkgelegenheid lanceerde in 1999 13 nieuwe thema’s bij het Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering (VIONA) met de volgende aandachtspunten: actief arbeidsmarktbeleid, human resources management en de werking van arbeidsmarktfactoren, en maatschappelijke dwarsverbindingen van de arbeid. Het totale subsidiebedrag was 46,8 mio BEF. De K.U.Leuven was betrokken bij 3 projecten voor een totaal bedrag van 13,3 mio BEF. Daarnaast was er nog een bijkomende oproep (1 mio BEF) betreffende de opmaak van een 'state of the art' rond een aantal beleidsrelevante thema’s. De Vlaamse administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn lanceerde ook dit jaar meerdere -doch steeds zeer kleine- oproepen, met een korte oproeptijd. Omwille van deze korte oproeptijd konden de onderzoekers hier meestal niet op ingaan. Onderzoek
75
6.1.5
Industriële IWT-projecten type 'autonome functie'
Het aantal aanvragen en goedkeuringen van projecten waarin de K.U.Leuven betrokken is en die zich richten op de 'autonome functie van het IWT' vertoont een dalende trend. Het betreft meerbepaald projecten in de sfeer van technologisch basisonderzoek in samenwerking met de industrie. In de voorbije jaren verwierf de K.U.Leuven gemiddeld 200 mio BEF aan IWT-steun via dergelijk projecten. In 1999 werd echter vastgesteld dat het globale toegekende budget binnen dit financieringskanaal met ruim 20 % daalde. Ook de lopende uitgaven op basis van IWT-projecten daalden in 1999 met eenzelfde percentage. In welke mate dat deze evolutie een structurele trend weerspiegelt (en ook geldt voor andere universiteiten) moet verder onderzocht worden. Niettemin vermeldt het activiteitenverslag van het IWT dat het aandeel van 'onderzoeksinstellingen en universiteiten' samen nog 18 % bedroeg in 1998. Een onderzoek naar de evolutie van dit cijfer en naar de specifieke evolutie van de universiteiten dringt zich op dit ogenblik op. De mogelijke redenen voor de achteruitgang zijn wellicht van diverse aard, maar de bestaande evaluatie-praktijk die ertoe leidt dat het netto steunpercentage voor het betrokken bedrijf vaak beduidend lager ligt dan 50 %, is mogelijk niet vreemd aan deze evolutie. Er wordt immers verwacht dat het bedrijf voor het onderzoek aan de universiteit bijkomende financiering verleent, zodanig dat het onderzoeksbudget ook effectief voor 100 % beschikbaar is. Indien het IWT de steunpercentages verlaagt, wordt hierdoor het overleg en de samenwerking tussen bedrijf en universiteit in ernstige mate bemoeilijkt. 6.1.6
Vlaams Interuniversitair Instituut Biotechnologie (VIB)
De drie VIB-departementen van de KU Leuven (departement Transgene technologie en gentherapie, departement Menselijke Erfelijkheid o.l.v. prof G. David, departement Celgroei, differentiatie en ontwikkeling o.l.v. prof D. Huylebroeck) scoorden goed tot zeer goed bij de evaluatie die door het VIB werd georganiseerd. Zo blijkt uit de analyse van de publicaties dat de twee 'grote' departementen van prof D. Collen en prof. G. David resp 19 en 21,4 % van de VIB-publicaties met een impact van meer dan 5 vertegenwoordigen. Ter vergelijking: beide groepen ontvangen elk 17,8 % van de VIB-dotatie voor strategisch basisonderzoek. Het departement van prof D. Huylebroeck publiceerde 3,4 % van de VIB-top-publicaties en vertegenwoordigt 3,4 % van het VIB-budget. Deze cijfers tonen enerzijds aan dat de relatieve wetenschappelijke positie van de K.U.Leuven-groepen binnen het VIB zeer sterk is, en anderzijds moet daaraan worden toegevoegd dat deze prestatieparameter vergelijkbaar is met de beste biotechnologische onderzoeksgroepen wereldwijd. Bovendien vertoont deze output de voorbije jaren een stijgende trend evenals de verwachtingen in verband met mogelijke valorisaties. Er moet hierbij evenwel worden opgemerkt dat het gewicht dat het VIB toekent aan de 'valorisatie-gerichte' criteria binnen de algehele evaluatie in feite 50 % bedraagt en derhalve bijzonder zwaar is, temeer daar de VIB-dotatie zich richt op 'strategisch basisonderzoek'. Zo blijkt dat een 'melding van een vinding' (Record of Invention) - die nog geen enkele evaluatietest doorstond - binnen het gebruikte evaluatiesysteem dubbel zo belangrijk is als een internationale publicatie met impactfactor van meer dan 5. Zonder afbreuk te willen doen aan de VIB-objectieven om binnen het domein van de biotechnologie een actieve valorisatiepolitiek te voeren, leert de ervaring dat daadwerkelijke valorisaties - in het bijzonder in de 'humane biotechnologie' die zich richt op de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen, therapieën en diagnostica - gemiddeld meer dan 10 jaar vraagt. Het lijkt dan ook voorbarig om na 5 jaar VIB-activiteit de toekomstige financiering van de desbetreffende groepen in zo sterke mate van het zeer voorlopige valorisatiecriterium afhankelijk te maken. Door het VIB werd bij de bevoegde minister het voorstel gedaan om de gunstig geklasseerde VIB-departementen te bestendigen. De Vlaamse overheid besliste inmiddels tot de uitvoering van een 'meta'-evaluatie die tot doel heeft het VIB als geheel te evalueren en de reeds gedane evaluatie-inspanningen te beoordelen. 6.1.7 76
Katholieke Universiteit Leuven
Vlaams Impulsprogramma Natuurontwikkeling (VLINA)
Aangezien het programma nog 1 jaar loopt vanaf 2000, verscheen in 1999 de laatste oproep. Bij het indienen van de projectvoorstellen diende rekening gehouden te worden met de korte verdere looptijd van het programma. De voorkeur werd gegeven aan voorstellen die in het verlengde lagen van bestaande projecten of aan beleidsvoorbereidende projecten uitgaand van bestaand materiaal. De K.U.Leuven was betrokken bij 6 van de 29 ingediende projecten. In totaal werden 18 projecten geselecteerd. Bij 4 van deze projecten is de K.U.Leuven betrokken (totaal 24,25 mio BEF). 6.1.8
Bilaterale Wetenschappelijke en Geo-politieke Prioritaire Landen
Technologische
Samenwerking
met
de
In 1999 werd een vierde oproep gelanceerd in het kader van de bilaterale wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen Vlaanderen en 6 geopolitieke landen, nl. Polen, Hongarije, Roemenië, Zuid-Afrika, Chili en China. In 1999 is Québec niet langer opgenomen in de lijst daar Québec een meer 'technologisch' samenwerkingsprogramma wil opzetten. Het totaal budget voor Vlaanderen bedroeg 143 mio BEF. Dit bedrag staat ter beschikking van onderzoeksprojecten die drie jaar lopen en waarbij financiële middelen worden voorzien voor o.a. wederzijdse uitwisselingen op postdoctoraal niveau en de organisatie van seminaries en workshops. In totaal werden voor de K.U.Leuven 41 aanvragen ingediend met volgende verdeling over de prioritaire partners: Polen (10), Hongarije (4), Roemenië (4), Zuid-Afrika (9), China (9) en Chili (6). Verspreid over de wetenschapsgebieden geeft dit 3 aanvragen voor de Humane Wetenschappen, 14 voor de Wetenschappen, 9 voor de Toegepaste Wetenschappen, 6 voor de Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen en 9 voor de Medische en Farmaceutische Wetenschappen. Rekening houdend met de Vlaamse selectiecriteria en met de eigen strategie inzake internationale samenwerking heeft het Bureau van de Onderzoeksraad, in opdracht van de Academische Overheid, een evaluatie doorgevoerd die werd aangevuld met experts uit bepaalde domeinen. Uiteindelijk participeert de K.U.Leuven als hoofd- of copromotor in 30 van de 45 toegekende onderzoeksprojecten (67 %). De financiële weerslag bedroeg 48,4 mio BEF t.o.v. 141,5 mio BEF in het totaal (dus 34,2 %). Hieruit kunnen we besluiten dat relatief gezien veel onderzoeksgroepen deelnemen doch met lage budgetten. Verspreid over de prioritaire partners geeft dit: Polen (8), Hongarije (4), Roemenië (1), Zuid-Afrika (6), China (6) en Chili (5). 6.1.9
Strategische Technologieën voor Welzijn en Welvaart (STWW)
Voor de eerste oproep van dit programma werden een 80-tal intentie-aanvragen ingediend, waarvan er 52 toegelaten werden tot de tweede ronde. Deze tweede ronde omvatte de eigenlijke aanvraag en een grondige selectie door panels waarbij internationale experten betrokken werden. Gezien het hoge aantal als 'zeer goed' gequoteerde projecten werden 26 projecten goedgekeurd voor een totaal budget dat beduidend hoger lag dan hetgeen initieel begroot was: nl. 692 mio BEF tegenover 450 mio BEF. Nadat de bijkomende budgetten werden vastgelegd, konden de projecten uiteindelijk in het najaar 1999 worden gestart. Binnen het luik 'Technologie en Economie' werden 15 projecten goedgekeurd voor een totaal budget 494 mio BEF. Bij 9 van deze 15 projecten fungeerde een onderzoeksgroep van de K.U.Leuven als hoofdaanvrager en ook het zogenaamd 'TOP'-project (met financiering van 71.5 mio) werd aan de K.U.Leuven toegewezen. Binnen het luik 'Technologie en Maatschappij' werden 11 aanvragen goedgekeurd, waarbij 4 aanvragen van de K.U.Leuven. In het algemeen mag men stellen dat de K.U.Leuven bijzonder goed presteerde bij deze eerste oproep en dat de toegekende projecten van een uitstekend wetenschappelijk gehalte waren. Toch moet hier de opmerking worden gemaakt dat bij de evaluatie van de STWWprojecten het valorisatie-aspect in onverantwoord hoge mate in rekening werd gebracht. Onderzoek
77
Meer bepaald verliep de evaluatie bij middel van twee evaluatie-assen (enerzijds de wetenschappelijk/techologische as en anderzijds de valorisatie-as of E-as) waarbij men uiteindelijk een ranking opmaakte die de facto uitsluitend gebaseerd was op de E-as. Het spreekt vanzelf dat deze werkwijze voor strategisch technologisch basisonderzoek volstrekt onaanvaardbaar is. 6.2 Federale onderzoeksacties 6.2.1
Interuniversitaire attractiepolen
De projecten (fase IV) werden gestart in 1997 en lopen nog tot eind 2001. In 1999 werden geen wijzigingen uitgevoerd. 6.2.2
Plan voor wetenschappelijke ondersteuning van een beleid gericht op duurzame ontwikkeling
Van de 8 sub-programma's die deel uitmaken van 'Duurzame ontwikkeling' zijn er 4 aflopend in 2000. Dit heeft gevolgen voor 10 K.U.Leuven-projecten in het kader van 'duurzame mobiliteit' en 6 projecten in het sub-programma 'global change'. Dankzij deze projecten kon in de voorbije jaren een aanzienlijke opbouw van competentie verwezenlijkt worden in deze maatschappelijk bijzonder relevante domeinen. Een continuering van deze acties - na evaluatie en eventueel nieuwe aandachtspunten en modaliteiten (zoals na inschakeling in het IUAP-programma) - is onontbeerlijk om de opgebouwde competentie te behouden en verder te laten groeien. Eenzelfde bezorgdheid is er met betrekking tot het luik 'aardobservatie per satelliet', waarbinnen de bijdrage van de K.U.Leuven eveneens afloopt tegen eind 2000. Tegelijkertijd werden ook de projecten in het kader van het zogenaamde 'vegetatie'programma gefinaliseerd. 6.2.3.
Ondersteuningsprogramma Verspreiding Telecommunicatie
Dit programma, dat getypeerd werd door relatief korte projecten met zeer concrete doelstellingen, was uitdovend in 1999. Vijf van de 6 K.U.Leuven-projecten bereiken hun einddatum op eind december 2000. De eindrapportering betreffende deze actie zal wellicht de basis vormen voor de beslissing betreffende een eventuele verderzetting. 6.2.4
Programma Dienstencentra en onderzoeksnetwerken
In 1997 werd door de federale minister van wetenschapsbeleid een nieuwe 2-jarige financiering veilig gesteld voor netwerken die onderzoeksgroepen van federale wetenschappelijke instellingen in staat hebben gesteld op efficiënte wijze samen te werken met de universiteiten. In 1999 was een nieuwe actie aangekondigd maar er verscheen geen officiële oproep. Voor 2000 wordt wel een nieuwe actie in het vooruitzicht gesteld rond doctoraatsbursalen. 6.2.5.
'Nieuw' wetenschappelijk ondersteuningsprogramma voor de gezondheidsbescherming van de werknemer
Dit programma liep over twee fasen: 'valorisatie van het vorige programma (1994-1998)' en 'nieuwe initiatieven'. De oproep in 1999 voor Fase II, met één programma (19992003), beperkte zich tot promotoren die reeds een vorig contract hadden. Er was 230 mio BEF voorzien. Vijf K.U.Leuven-promotoren kregen een contract voor een totaal bedrag van 43 mio BEF. 6.2.6
Wetenschappelijke en Technologische Samenwerking met Centraal- en OostEuropa: fellowships
Onderzoeksgroepen die momenteel financiering ontvangen in het kader van een federaal impulsprogramma kunnen als onthaalinstelling optreden voor een postdoctorale onderzoeker uit Centraal- en Oost-Europa. Deze beurzen hebben een maximale duur van 12 maanden. In 1999 werden 12 aanvragen door K.U.Leuven-onthaalinstellingen ingediend waarvan er 78
Katholieke Universiteit Leuven
uiteindelijk 7 werden toegekend. 7.1
Europese onderzoeksacties
In november 1999 werd, ten behoeve van de Administratie Wetenschap en Innovatie van de Vlaamse Gemeenschap, een status opgemaakt van de lopende EU-projecten. Eind november telde de K.U.Leuven 94 lopende projecten. In totaal nam de K.U.Leuven deel aan 193 projecten van het 4de Kaderprogramma (Bron: Cordis-databanken). Het hiermee gepaard gaande budget wordt geraamd op 22 mio Euro.
7. Internationale relaties
De in 1999 nog lopende projecten van het 4de Kaderprogramma waren als volgt verdeeld: 26 Brite/Euram (materiaalkunde, industriële technologie), 12 ACTS en Telematicsprojecten (communicatietechnologieën), 8 projecten in biomedisch onderzoek, 7 Biotechprojecten, 4 Esprit-projecten (informatie-technologie), 14 INCO- en INTAS-projecten (samenwerking met derde wereldlanden), 11 TMR-projecten (wetenschappelijke netwerken), 5 TSER-projecten (sociaal-economisch onderzoek) en een 7-tal projecten in milieu, transport en energie. Opvallend hierbij is het feit dat de EU-deelnames aan onze universiteit gespreid zijn over een veelheid aan disciplines, conform de mogelijkheden die het Europees Kaderprogramma biedt. Europese samenwerking en internationalisering in het algemeen zijn thans inherent verbonden aan nagenoeg alle vormen van vooraanstaand wetenschappelijk onderzoek. Deelname aan dergelijke acties wordt ervaren als verrijkend en kwaliteitsbevorderend. 1999 was voor de Europese Commissie een bijzonder belangrijk jaar: tal van programma's van het 5de Kaderprogramma werden opgestart, een nieuwe werkwijze op het vlak van programmabeheer en evaluatie werd geïntroduceerd en de deelnamemogelijkheid voor niet EU-landen - in het bijzonder de landen in de pre-toetredingsfase werd aanzienlijk verruimd. De nieuwe werkwijze vormde ongetwijfeld bijkomende drempels voor het overwegen van deelname aan EU-projecten, maar desondanks werden in 1999 een 120-tal aanvragen ingediend door K.U.Leuven-onderzoekers. Uit de eerste, partiële evaluatieresultaten bleek dat de slaagkansen laag liggen (20 %) en dat de criteria die 'niet op wetenschappelijke kwaliteit' gericht zijn maar op 'management', 'valorisatie-aspecten' en 'socio-economische impact', een bijzonder zwaar gewicht hebben in de eindbalans. Uit het voorgaande blijkt dat 1999 als een overgangsjaar tussen het 4de en het 5de kaderprogramma moet beschouwd worden. Het is dan ook niet verrassend dat de totale uitgaven voor EU-projecten - die 85 % vertegenwoordigen van de totale uitgaven via 'Internationale Organisaties' (Tabel 2) enigszins (2,2 %) terugliepen t.o.v. 1998. Het is dan ook van bijzonder belang de concrete evolutie op het vlak van EU-deelnames in de loop van 2000 opnieuw te evalueren, en - hetgeen nog belangrijker is - de onderzoekers voor te bereiden op mogelijke grondige wijzigingen op het vlak van EU-onderzoeksbeleid, zoals aangekondigd in de nota 'Towards a European Research Area' van Commissaris Ph. Busquin. 7.2
Andere internationale onderzoeksinitiatieven
Midden 1999 werd gestart met de bouwwerken aan de Sterrenwacht in La Palma. De Vlaamse overheid maakte additionele financiële middelen vrij om dit project, dat reeds in 1987 gestart was met middelen van het FWO en het Onderzoeksfonds, uit te voeren. Meer bepaald werden de middelen voorzien die moeten toelaten deze telescoop in de eerste 4 jaar op te starten en ter beschikking te stellen van Vlaamse sterrenkundigen. Het INIBAP-centre, dat wereldwijd de genenbank voor banaan beheert, werd in 1999 geëvalueerd door internationale experten in opdracht van de 'Consultative group on International Agricultural Research' en verder bekrachtigd in zijn positie als uniek, geavanceerd biotechnologisch centrum met bijzondere aandacht voor de derde wereld. Tenslotte participeert de K.U.Leuven aan meerdere netwerken in het kader van de European Science Foundation (ESF) en COST (basis/fundamenteel onderzoek) en aan EUREKA, dat in 1999 diverse projecten in de sector van de informatietechnologie opstartte.
Onderzoek
79
8. Besluit
De totale uitgaven voor onderzoek stijgen in 1999 met 5 % ten opzichte van 1998 tot een totaal van 6,3 mia BEF (inclusief uitgaven via K.U.Leuven R&D, mandaten FWO en IWT, wetenschappelijke dienstverlening en VIB, exclusief het onderzoeksaandeel van de primaire universitaire werkingsmiddelen). De uitgaven voor fundamenteel onderzoek krijgen weer de overhand op deze voor toegepast en beleidsgericht onderzoek. Dit is vooral te danken aan de inhaalbeweging die door de Vlaamse Overheid werd uitgevoerd met betrekking tot de financiering van het fundamenteel onderzoek via de universitaire onderzoeksfondsen. Over de laatste vijf jaar stellen we een stijging vast van 39,4 % van de totale middelen voor onderzoek. Globaal genomen is deze toename, en dan vooral de relatief grotere toename voor de middelen voor fundamenteel onderzoek, zeer positief. Dit wordt zichtbaar op verschillende niveaus. Het gemiddeld budget per onderzoeksgroep is ten opzichte van 1998 gestegen van 10,6 tot 12 mio BEF (exclusief uitgaven K.U.Leuven R&D en mandaten IWT en FWO). Het aantal FWO-mandaten kende opnieuw een toename van 34 eenheden, 23 aspiranten en 11 postdoctorale onderzoekers. Het aantal kwalitatief hoogstaande publicaties neemt toe: ten opzichte van 1998 zijn er 15 % meer publicaties in tijdschriften met een impactfactor (van 1 917 naar 2 012). K.U.Leuven R&D profileert zich als een dynamische en belangrijke actor in het onderzoeksgebeuren. Het actief valorisatiebeleid werpt vruchten af: er is een toename in het aantal spin-offs (+4), patentaanvragen en onderzoekscontracten. Zo worden de drie belangrijke activiteitenpolen: het contractonderzoek, de bescherming en exploitatie van intellectuele eigendom en het spin-off beleid, steeds meer uitgebouwd. Ondanks de globale positieve tendens, zijn er ook een aantal zorgwekkende evoluties te noteren. De evolutie op het vlak van de onderzoeksbestedingen leidt er onderm eer toe dat het aantal tijdelijke wetenschappelijke medewerkers in 1999 steeg tot 2799 (2 582 in 1998; 1 898 in 1995) terwijl het aantal vaste medewerkers stagneerde (van 991 in 1998 naar 990 in 1999). Op deze manier wordt het evenwicht tussen het aantal vaste en het aantal tijdelijke medewerkers in bepaalde onderzoeksafdelingen problematisch. De verhouding tussen 'tijdelijke' en 'vaste' mandaten bedroeg in de periode 1992-1995 nog 1.9, maar is inmiddels toegenomen van 2,6 in 1998 tot 2,8 in 1999. De belasting van het vast wetenschappelijke personeel ten gevolge van de begeleiding die zij dienen te verstrekken aan jonge medewerkers wordt kritisch hoog. Deze problematiek houdt in de eerste plaats verband met de vertraagde groei van de eerste geldstroom (dus stagnering ZAPmandaten) en ook omdat met onderzoeksmiddelen uit de tweede of derde geldstroom tot nu toe geen academisch statuut van onbepaalde duur werd of kan worden toegekend. In de nabije toekomst zal mede daarom verhoogde aandacht moeten besteed worden aan de 'loopbaanplanning' voor het 'tijdelijk kader'. Met daarbij voor de allerbesten en in een zo vroeg mogelijke fase, een inschatting van de reële mogelijkheden van doorgroei naar het universitair onderzoekskader. Dit moet aanzien worden als een zeer essentiële en continue taak, die aan de basis ligt van de algemene kwaliteitszorg binnen de universitaire context. Tenslotte is de evolutie van de financiering van uitrustingsmiddelen en algemene infrastructuur een zeer belangrijk zorgpunt. De financiering van uitrustingsmiddelen bedroeg in 1999 405 mio BEF, hetgeen bvb. 172 mio BEF minder is dan in 1991. Binnen meerdere onderzoeksdomeinen is het al of niet beschikken over geavanceerde technologie rechtstreeks bepalend voor de aard en de kwaliteit van het wetenschappelijke onderzoek. Een aantal nieuwe regelgevingen (oa. Vlarem II, arbeidsveiligheid…) noodzaken meerdere laboratoria (vooral in de biotechnologie) tot bijkomende investeringen. Daarnaast doet de universiteit thans een zware inspanning op het vlak van informatisering van de gehele universiteit. Het lijkt dus meer dan verantwoord om extra middelen aan de overheid te vragen om de indirecte kosten veroorzaakt door de terechte groei en bloei van het onderzoek te betoelagen. Dit kan via een verhoging van de universitaire werkings- of uitrustingsmiddelen en/of een veralgemeende realistische overhead op onderzoeksprojecten zonder aantasting van de netto 'onderzoekskoopkracht'. Om de concurrentie met de internationale onderzoeksgemeenschap succesvol aan te kunnen, beschikken we momenteel over een uitstekend en (zeer) jong onderzoekskader. Met de nodige aandacht voor selectie op basis van kwaliteit én mits de verdere groei van de overheidsmiddelen voor onderzoek, kan de K.U.Leuven haar leiderspositie tussen de Europese universiteiten zeker bestendigen of versterken.
80
Katholieke Universiteit Leuven
Tabel 1: Allocatie van de middelen van het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF) 1999 INKOMSTEN EN VOORWAARDEN 1999 Totale overheidstoelage K.U.Leuven-bijdrage -minimum 20% van (1) = 180 0 0 0 0 0 0 -bijkomende toelage = 55 0 0 0 0 0 0 Totale middelen BOF
899 536 O00 235000000
1 1 3 4 536 000
GOA-toelage: min. 112 van ( l ) OT-{DO-projecten: min. 113 van (1J
(1) (2)
(excl. 1 2 mio BEF Collen Foundation) 449 768 0 0 0 3 0 0 0 0 0 000
TOEKENNINGEN 1999 De GOA-toekenningen bedroegen: Aflossen historische schuld (6) Totaal De toekenningen voor het Speciaal Onderzoeksfonds bedroegen: Mandaten: Predoctorale mandaten: BOF-K.U.Leuven-doctoraatsbeurzen Bijzondere doctoraats-mandatenlbeurzen Doctorandusbeurzen Centraal- en Oost-Europese initiatieven Postdoctorale mandaten: Fellowships Postdoctorale mandaten voor Belgen en buitenlanders Projecten en Prijzen: Onderzoekstoelagen OT-projecten IDO-Interdisciplinaire onderzoeksprogramma's Onderwijskundige onderzoeksprojecten Prijzen Onderzoeksraad Derde cyclus programma's Vertaalkredieten Ondersteuning BELNET Totaal
(3) (4) (5)
(6)
82
1
K a l h W e Uiversoteil l a n e n
(3)
1 0 0 O00 0 0 0 O 1 4 070 000 7 0 0 0 O00
15.3 0.0 2.2 1,0
49 495 O00 109 623 000
7.6 % 16.8 %
3 1 4 O00 000 283 O00 000 31 500 000
(4) (4)
55 O00 O00 200 0 0 0 225 O00 500 000 2 240 000
8 O00 0 0 0 8 0 0 0 000 1 110 628000 23 9 0 8 000
% % % %
43,4 % 4.8 % 8,4 0.0 0.0 0.1 0.4
% % % % %
100,O %
6 5 2 628 0 0 0
Werking Dienst Onderzoekscoördinatie Totaal ALGEMEEN TOTAAL SALDO (1) (2)
407 0 0 0 O00 43 O00 O00 450 0 0 0 O00
(5)
zie schrijven Administratie Wetenschap en Innovatie van 1 2 mei 1999. dit bedrag is als volgt samengesteld: - 8 0 000 000: voornamelijk voor doctoraatsbeurzen en kleine categorieén van het BOF. - 155 0 0 0 000: voor doctoraatsbeurzen en onderwijskundig onderzoek. - Opm.: de verplichte 180 0 0 0 000 (20% van (1 )l is ruim overschreden. De toekenningen van 1999 zijn lager dan de minimale overheidstoelagen bestemd voor GOAfinanciering. Het jaarlijks budget is immers pas bekend na het beëindigen van de GOA-selectie. OT + IDO's = min. bedrag van 3 0 0 mio BEF is overschreden. Omwille van strikte hantering van hoogstaande kwaliteitsnormen over verschillende jaren heen, werd in 1999 het volledige beschikbare BOF-bedrag niet toegewezen. Het (beperkte) saldo zal in 2000 worden besteed aan de onderzoekscategorieën waar zich de grootste behoeften situeren (vooral postdoctorale mandaten en zware apparatuur). Bij de verandering van het financieringsmechanisme van de GOA-projecten werden in december 1994 voor 277 mio BEF lopende verplichtingen overgenomen door de K.U.Leuven in ruil voor een vaste voorfinanciering van het BOF. Het saldo van de GOA-begroting 1999 wordt aangewend om deze historische schuld te reduceren.
Tabel 2:
Uitgaven voor onderzoek K.U.Leuven
Financieringsgroep
PersoneelsUitrusting kosten a) Projectonderzoek K.U.Leuven 1. Bijzonder 479 093 45 967 Onderzoeksfonds l.a. Speciaal OF 372 007 9 966 l .b. GOA 107 086 36 O00
2.
FWO
430 673
231 524
3.
IUAP
51 895
15 295
4.
Overheden(1I
798 936
80 620
- Boekjaar 1 9 9 9 (x 1 0 0 0 BEF)
Werking
Totaal 1999
% groei t.o.v. 1998
% aandeel
1999
197 298
722 358
20.70
12.23
113 178
495 151
20,70
8.38
84 120 300 591
227 207 962 787
20.72 1.38
3.85 16.30
36 304 382 158
203 494 1 161 715
3.35 14,33
3.45 19.67
4.a. Federaal
388 063
31 954
197 816
51 7 834
15.08
8.77
4.b. Regionaal
370 801
44 780
161 965
577 546
15.70
9.78
4.c. Andere
40 072 214635
3 886 19 668
22 376 120 649
66 335 354 952
-0.90 -2.48
1.12 6.01
47 202
11 560
68 018
126 780
29.84
2.1 5
2022435
404633
1105018
3532086
9.60
b) Projectonderzoek K.U.Leuven Research & Development (21
1 050 679
-13.49
17.79
c l Mandaten FWO en
1 323 825
11.O8
22-41
IWT(3I Totaal
5 906 590
4.93
100.00
65 801
5.08
5 972 391
4.93
342 803
7.08
6 315 194
5-05
5.8. Internationale
Organisaties 5.b. Prk6
+ Mecenaat
Totaal K.U.Leuven
d l Wetenschappelijke Dienstverlening Totaal el VIBdepartementen(4)
-
Totaal
De groep van overheden werd als volgt ingedeeld:
1)
4a. Federale overheden: alle onderzoeksacties die rechtstreeks door de federale overheid gefinancierd worden, met inbegrip van het IWONL, ABOS en de Nationale Loterij.
4b. Regionale overheden: alle onderzoeksacties die rechtstreeks door de regionale overheid (Vlaamse Gemeenschap of Gewest) gefinancierd worden, met inbegrip van het IWT, Aminal, Vlaamse Investeringsmaatschappij e.a. 4c. Andere: bevatten de onderroeksacties die niet rechtstreeks gefinancierd worden door de federale of regionale overheid, maar via een daartoe geëigend orgaan (VLIR, SERV, Regie der Posterijen, Nationale Bank, steden en gemeenten, ..J.
2)
LR&D VZW en exploitatie.
3)
De mandaathouders FWO en IWT zijn rechtstreeks verbonden aan deze fondsen, zodanig dat de financiële tegenwaarde van deze mandaten moet worden toegevoegd aan de boekhoudkundige uitgaven uit financieringsgroep a. De mandaten op FWO-, IWT- en IWONL-projecten werden daarentegen wel i n financieringsgroep a) meegerekend.
4)
Het cijfer voor VIB geeft de dotatie van VIB aan de departementen van VIB die in de K.U.Leuven gelokaliseerd zijn en voor de onderzoeksprojecten die beheerd worden door het VIB.
Bron:
op basis van jaarrekeningen Boekhouding K.U.Leuven, K.U.Leuven Research and Development, VIB en eigen berekeningen Dienst Onderzoekscoördinatie
Tabel 3:
Onderzoeksuitgaven voor projectonderzoek in 1999 per faculteit, exclusief K.U.Leuven Research and Development en exclusief mandaten FWO en IWT in 1 000 BEF
Faculteit Godgeleerdheid Rechtsgeleerdheid ETEW Soc. Wet. HIW Letteren Psych. en Ped. Wet. Wetenschappen Toegepaste Wet. LTBW Geneeskunde Farmaceut. Wet. FLOK Interfacultaire instituten KULAK Diverse Totaal
Personeelskosten 16 650 95 475 89 164 88 734 19 869 141 926 126 906 319 311 323 701 291 367 379 134 23 545 16 766 46 221 23 565 20 102 2 022 435
Uitrusting
Werking
1 061 5 645 7 249 6 956 1 263 9 238 6 977 124 703 75 397 56 061 96 095 4 731 2 215 3 170 1 339 2 534 404 633
Totaal 1999
1 663 16 706 66 150 20 660 3 717 51 273 33 455 268 975 118 547 139 999 320 104 23 961 5 493 26 702 9 833 -2 219 1 105 018
% groei tov 1998
19 374 117 826 162 563 116 350 24 849 202 436 167 338 712 989 517 645 487 427 795 332 52 237 24 475 76 093 34 736 20 417 3 532 086
+6,2 +10,0 +74,6 +1,2 +23,4 +12,4 +9,3 +10,8 +11,0 +5,3 +7,6 -8,2 -13,4 -12,2 +22,8 -14,7 +9,6
Tabel 4: Onderzoeksuitgaven in 1999 per faculteit, inclusief K.U.Leuven Research and Development en inclusief mandaten FWO en IWT in 1 000 BEF Faculteit
Totaal 1) 1999
Godgeleerdheid Rechtsgeleerdheid ETEW Soc. Wet. HIW Letteren Psych. en Ped. Wet. Wetenschappen Toegepaste Wet. LTBW Geneeskunde Farmaceut. Wet. FLOK Interfacultaire instituten KULAK 4) Diverse Totaal 1) 2) 3) 4) 5) Bron:
19 374
2)
LR&D
-
3)
Mand. FWO en IWT
Totaal
% groei tov 1998
% aanGem. deel 1999 jaarl. groei 94-99 +14,5 0,7
19 844
39 217
+1,1
117 826 162 563 116 350 24 849 202 436 167 338 712 989 517 645 487 427 795 332 52 237 24 475 76 093 34 736 20 417
3 352 21 427 42 2 858 3 334 64 688 543 131 74 076 240 454 26 754 1 850 16 011 1 802 50 900
17 440 23 206 17 083 31 629 138 326 58 270 343 388 227 601 169 292 233 189 22 330 5 744 16 485 -
138 618 207 196 133 474 56 478 343 621 228 941 1 121 065 1 288 377 730 794 1 268 975 101 321 32 068 92 104 53 023 71 318
+4,6 +52,7 +2,9 +11,1 +14,4 +10,3 +5,1 +2,6 +1,6 +0,0 -1,4 -6,7 -13,6 +28,0 -
+8,3 +16,5 +11,3 +14,6 +9,9 +7,8 +7,9 +6,3 +8,1 +5,5 +16,4 +3,4 +36,9 +21,3 -
2,3 3,5 2,3 1,0 5,8 3,9 19,0 21,8 12,4 21,5 1,7 0,5 1,6 0,9 1,2
3 532 086
1 050 679
1 323 825
5 906 590
4,9
7,5
100,0
Stemt overeen met financieringsgroep a uit Tabel 2 Stemt overeen met financieringsgroep b uit Tabel 2 Stemt overeen met financieringsgroep c uit Tabel 2 Administratieve Diensten, Universitair Rekencentrum, Audiovisuele Dienst e.a. Inclusief Centraal Beheer LR&D. op basis van de jaarrekeningen Dienst Financieel Beleid K.U.Leuven 1999, K.U.Leuven Research and Development en eigen berekeningen Dienst Onderzoekscoördinatie
Tabel 5a:
Totale uitgaven (x 1 000 BEF) voor onderzoek (exclusief mandaten FWO en IWT, exclusief 1e geldstroom) per discipline, opgedeeld in personeel, uitrusting en werking
Discipline Aardwet. en Aardrijkskunde Arch., Ruimt. Ord. en Stedebouw Biologie Biomedische Wet. Bouwkunde ETEW Elektronica en Elektrotechniek Farmacie Geneesk. en Tandheelkunde Historische Wetenschappen Informatica Letteren Lich. Opv. en Kinesitherapie Materiaaltechnologie Natuurkunde Ped. Wet. en Didactiek Pol. en Sociale Wet. Psychologie Rechtswetenschappen Scheikunde Soc. Gezondheidswet. Techn. en Toegep. Scheikunde Theologie, Bijbel- en Godsdienstwet. Toeg. Biol. Wet. Werktuigkunde Wijsbegeerte Wiskunde (2) Overige Totaal
Personeel 56 705 34 370 55 497 299 116 29 003 88 324 113 665 23 962 95 242 55 176 30 464 101 279 16 819 55 927 160 164 67 218 135 004 51 939 97 970 64 621 23 202 10 983 14 167 264 409 43 736 19 896 16 533 21 810 2 047 199
Uitrusting 11 629 2 331 10 895 59 805 3 151 7 972 17 494 5 999 43 226 4 993 4 307 5 852 2 344 30 071 68 591 2 937 10 469 4 227 6 488 49 765 2 082 2 807 1 010 41 465 13 976 1 425 365 2 811 418 486
Werking 23 636 9 252 98 623 237 262 9 458 66 383 49 077 27 174 97 334 32 176 7 715 23 635 6 435 20 127 101 441 22 522 49 660 12 890 17 480 64 373 16 315 5 778 1 641 110 141 14 386 3 965 4 141 -817 1 132 202
1) LR&D en VIB-totalen zijn niet opgedeeld in personeel, uitrusting en werking 2) Overige = interdisciplinair, administratie, centraal beheer, …
(1)
Totaal 94 778 86 108 175 805 1 106 948 70 830 189 893 321 091 83 888 307 807 92 364 124 387 149 834 27 447 244 014 331 201 92 677 195 175 72 390 125 290 241 654 51 970 22 744 16 818 476 555 167 070 25 286 22 642 74 704 4 991 370
Aandeel (%) 1,9 1,7 3,5 22,2 1,4 3,8 6,4 1,7 6,2 1,9 2,5 3,0 0,5 4,9 6,6 1,9 3,9 1,5 2,5 4,8 1,0 0,5 0,3 9,5 3,3 0,5 0,5 1,5 100
Tabel 5b: Totale uitgaven (x 1 000 BEF) voor onderzoek per discipline, opgedeeld per geldstroom(1) Discipline Aardwet. en Aardrijkskunde Arch., Ruimt. Ord. en Stedeb. Biologie Biomedische Wet. Bouwkunde ETEW Elektronica en Elektrotechniek Farmacie Geneesk. en Tandheelkunde Historische Wetenschappen Informatica Letteren Lich. Opv. en Kinesitherapie Materiaaltechnologie Natuurkunde Ped. Wet. en Didactiek Pol. en Sociale Wet. Psychologie Rechtswetenschappen Scheikunde Soc. Gezondheidswet. Techn. en Toegep. Scheikunde Theologie, Bijbel- en Godsd wet. Toeg. Biol. Wet. Werktuigkunde Wijsbegeerte Wiskunde (3) Overige Totaal
(2)
Eerste 28 024 29 261 44 302 202 957 30 459 166 104 70 110 51 770 209 319 40 588 33 804 140 795 75 206 29 874 110 144 37 767 76 672 77 225 140 784 71 747 34 098 26 881 40 397 94 174 35 194 40 538 24 728 1 962 921
Tweede 28 072 14 460 45 406 352 155 8 475 40 710 55 988 33 279 136 746 52 864 31 477 55 840 13 469 47 324 225 167 13 703 40 916 35 845 29 927 104 636 3 015 5 383 14 782 76 712 28 024 17 424 13 399 10 459 1 535 657
Derde 56 425 27 342 109 498 520 373 29 556 111 824 92 341 13 151 45 847 19 709 7 528 61 751 7 722 54 920 92 162 73 994 146 378 21 883 86 723 58 398 37 240 11 318 5 318 088 38 305 5 518 5 031 9 800 2 062 828
Vierde 8 044 44 113 15 638 201 297 31 760 34 087 163 827 31 711 115 507 14 408 82 279 24 590 3 753 138 616 1 558 3 053 5 689 8 630 6 450 67 834 11 416 4 862 113 71 139 97 651 1 050 1 796 52 387 1 243 260
1) Om boekhoudkundig-technische redenen worden de IUAP's in deze tabel voor het grootste deel (203 358 x 1000 BEF) bij de derde geldstroom gerekend. 2) De eerste geldstroom wordt geschat op 25% van de werkingsmiddelen en verdeeld over de verschillende disciplines in verhouding tot hun respectieve uitgaven op de werkingsmiddelen. 3) Overige = interdisciplinair, administratie, centraal beheer, …
Eigen 2 238 192 5 263 33 122 1 039 3 272 8 935 5 748 9 707 5 383 3 104 7 653 2 503 3 155 12 314 1 927 2 192 6 032 2 190 10 785 298 1 182 1 917 10 616 3 089 1 294 2 417 2 058 149 624
Tabel 6: Personele middelen per faculteit in voltijdse equivalenten – volume over het hele jaar 1999 1)
Faculteit
Mand. K.U.Leuven 1999 ZAP + VWP AAP WET MED 24,70 5,62 8,10
Godgeleerdheid Kerkelijk Recht Rechtsgeleerdheid ETEW Sociale Wet. HIW Letteren Psych. en Ped. Wet. Wetenschappen Toegepaste Wet. LTBW Geneeskunde Farmaceut. Wet. FLOK Interfacultaire instituten KULAK Adm. en techn. diensten Diverse Totaal 1999 1) 2) 3)
2,55 44,81 63,37 27,48 20,58 86,75 58,05 114,88 109,94 41,40 183,38 22,50 35,18 14,58 39,05 15,82 0,00
0,22 73,87 74,93 26,08 8,37 45,65 50,39 51,19 72,80 22,03 115,48 8,59 24,37 25,79 17,88 4,54 1,29
905,02
629,09
1,79 56,57 55,54 47,87 13,11 88,06 73,29 255,43 338,93 164,83 204,00 22,19 11,31 65,87 18,28 19,43 3,65 1448,24
2)
Mand. FWO 1999 ASP AND
3)
MAND. IWT 1999 SB
5 1 10 13 10 8 40 20 53 31 18 54 3 3 0 4 0 0
6 0 1 4 3 6 35 14 74 45 27 55 5 2 0 5 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 79 62 73 32 5 0 0 1 0 0
273
282
252
AAP: academisch assisterend personeel; ZAP: zelfstandig academisch personeel; VWP: vastbenoemd wetenschappelijk personeel; WET MED: wetenschappelijk medewerker ASP: aspirant; AND: postdoctorale onderzoekers, vaste mandaten FWO SB: specialisatiebeurzen
Bron: Dienst Studie en Planning en Dienst Onderzoekscoördinatie
Tabel 7. FWO-mandaten K.U.Leuven 1999-2000 Faculteit Godgeleerdheid Rechtsgeleerdheid ETEW Soc. wet. HIW Letteren* Psych. en ped. wet. Wetenschappen* Toegepaste wet. LTBW Geneeskunde Farmaceut. wet. FLOK Totaal
ASP 6 10 13 10 8 41 20 56 31 18 54 3 3 273
PDO 5 1 3 3 3 23 10 48 31 21 44 3 2 197
BD 1 1 2
OL 1 1 2 8 2 14 8 4 9 2 51
OD 1 5 2 16 6 2 2 34
TOTAAL 12 11 17 14 14 78 34 134 76 45 109 8 5 557
ASP: aspirant; PDO: postdoctoraal onderzoeker; BD: bijzondere doctorandus; OL: onderzoeksleider; OD: onderzoeksdirecteur. * incl. Subfaculteit KULAK Bron: Dienst Onderzoekscoördinatie
Tabel 8. K.U.Leuven: evolutie aantal IWT-bursalen per faculteit . Fac
93-94
WET. TWET. LANDB GEN. FARM. KULAK
88 43 30 8 4 1 174
50,6 24,7 17,2 4,6 2,3 0,6 100
IWONL-bursalen in aantallen en in % aandeel 94-95 95-96 77 60 40 13 4 194
39,7 30,9 20,6 6,7 2,1 100
73 69 53 14 3 212
34,4 32,5 25,0 6,6 1,4 100
IWT-bursalen 96-97 64 86 61 23 3 -
27,0 36,3 25,7 9,7 1,3 -
237
100
97-98 72 77 71 26 5 -
28,6 30,7 28,3 10,4 2,0 -
251
100
98-99 74 69 75 30 4 1 253
99-00
29,2 27,3 29,6 11,9 1,6 0,4 100
79 62 73 32 5 1
31,3 24,6 29,0 12,7 2,0 0,4
252
100
Tabel 9: Inzet van personele middelen, uitgedrukt in voltijdse eenheden: globaal en per wetenschapsdiscipline, opgedeeld in Zelfstandig Academisch Personeel (ZAP), Assisterend Academisch Personeel (AAP), Administratief en Technisch Personeel (ATP) en overig wetenschappelijk personeel (OWP) (1999) Discipline
ZAP
AAP
ATP
OWP
Totaal
% Aandeel
Administratie Aardwetenschappen en Aardrijkskunde
18,87
7,33
974,48
24,39
1025,08
17,25
14,78
4,00
16,93
47,43
83,13
1,40
Arch., Ruimt. Ordening en stedebouw
14,46
5,39
8,83
31,25
59,94
1,01
Biologie
16,54
14,71
35,99
97,79
165,03
2,78
Biomedische Wet.
84,62
21,23
254,25
256,52
616,62
10,38
Bouwkunde
12,84
6,86
20,78
32,02
72,50
1,22
ETEW
69,46
85,45
39,59
72,94
267,45
4,50
Elektronica en Elektrotechniek
27,34
16,78
55,75
204,01
303,88
5,11
Farmacie
22,50
8,59
30,78
35,19
97,06
1,63
Geneeskunde en Tandheelkunde
97,20
90,45
112,44
102,93
403,02
6,78
Historische Wetenschappen
29,07
10,30
19,76
66,20
125,33
2,11
Informatica
15,97
13,79
12,93
51,84
94,53
1,59
Letteren
75,91
64,47
37,81
105,97
284,16
4,78
Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie
35,18
24,37
29,52
16,31
105,39
1,77
Materiaaltechnologie
11,88
1,68
42,57
61,39
117,51
1,98
Natuurkunde
50,20
20,07
69,67
180,83
320,78
5,40
Pedagogische Wet. en Didactiek
21,98
16,22
12,09
41,88
92,16
1,55
Politieke en Sociale Wet.
36,06
27,58
58,53
129,73
251,91
4,24
Psychologie
31,17
32,66
25,12
55,22
144,18
2,43
Rechtswetenschappen
49,76
78,56
41,81
72,50
242,63
4,08
Scheikunde
32,09
8,58
55,95
155,37
251,99
4,24
Sociale Gezondheidswetenschappen
19,58
9,63
13,07
17,13
59,41
1,00
Technische en Toegepaste Scheikunde
9,20
9,01
12,75
14,07
45,02
0,76
Theol., Bijbel- en Godsdienstwet.
24,70
5,62
13,31
19,10
62,72
1,06
Toegepaste Biologische Wetenschappen
34,64
17,29
118,49
240,51
410,92
6,92
Werktuigkunde
10,79
8,86
24,80
68,94
113,39
1,91
Wijsbegeerte
24,58
10,12
10,38
28,35
73,42
1,24
Wiskunde
13,63
9,49
3,73
25,47
52,32
0,88
Totaal
905
629
2152,1
2 255
5 941
100,00
Tabel 10. Doctoraten uitgereikt aan de K.U.Leuven tijdens het academiejaar 1 9 9 8 1999; vergelijking m e t het academiejaar 1 9 9 7 - 19 9 8 Faculteit Godgeleerdheid Rechtsgeleerdheid €TEW Soc. Wet. HIW Letteren Psych. en Ped. Wet. Wetenschappen Toegepaste Wet. LTBW Geneeskunde Farmaceut. Wet. FLOK Totaal
Belgen
Buitenlanders
4 8 7 5 1 17 11 43 46 19 29 7 5 202
Totaal
9 O 1 1 2 3 2 12 19 O 7 1 1 58
13 8 8 6 3 20 13 55 65 19 36 8 6 260
Vergel. t.o.v. 1997-1998 -6 +2 +2 +3 -3 -1 -3 -1 5 +9 -13 -39 -5 -2 -7 1
Tabel 11. Aantal publicaties voor 1 9 9 8 , opgedeeld per discipline Discipline Aardwet. en aardrijkskunde Architectuur, ruimt. ord. en stedeb. Biologie Biomedische wetenschappen Bouwkunde Economie en toegepaste econ. wet. Elektronica en elektrotechniek Farmacie Geneeskunde en tandheelkunde* Historische Wetenschappen Informatica Letteren Lich. Opvoeding en Kinesitherapie Materiaaltechnologie Natuurkunde Pedagogische wet. en didactiek Politieke en sociale wetenschappen Psychologie Rechtswetenschappen Scheikunde Sociale gezondheidswet. Technische en toeg. scheikunde Theologie, bijbel- en godsdienstwet. Toegepaste Biologische Wet. Werktuigkunde Wijsbegeerte en moraalwet. Wiskunde
IT 34 7 148 653 22 86 86 90 1074 34 25 79 74 107 258 49 57 68 173 255 25 30 144 224 40 52 43
AT 45 24 17 55 15 33 13 17
BA 3 4 1 2 6 8 1 1
BE 2 2
66 2 114 53 4 3 44 72 62 316 6
20 7 43 14 2 8 17 31 6 59
32
1 66 40 5 34 16
2 6 6 9 3
2 3 2 2 4
36 4 2 1 9 28 10 37
-
12 1 4 8
HB 31 43 19 48 8 30 22 8
IC 1 22 17 41 89 26 236 2
NC 20
1
IR 21 6 34 2
18 17
162 15
127 3 135 49 6 6 54 110 54 349 8
24 61 63 28 80 88 32 24 4 33 23
2 1 13 3 2
4 37 15 2
3 11 3 11 4
34 70 32 34
4 73 17 1 54 5
29 21 138 85 11 18
1 8 22 4 3 7
-
-
TH 6
13 19 8 5 10 9 1 3 3 1 7 23 3 5 14
-
22
5 42 106
7 3 29 14
1
4
IT: internationaal gerangschikte tijdschriften; AT: andere wetenschappelijke tijdschriften; BA: boeken (auteur); BE: boeken (editor); HE: hoofdstuk boek; ICINC: conference proceeding, internationaalinationaal; IR: onderzoeksrapport; TH: doctoraatsthesis. 'gegevens onvolledig Er dient rekening gehouden te worden met ongeveer 9 % dubbeltellingen, ten gevolge van interdisciplinaire samenwerkingen.
Onderzoek
I
Personeel Tabel 1. Algemeen overzicht –per graad, mannen en vrouwen per 01.02.1999
gewoon/buiteng.hoogl. hoogleraar hoofddocent docent vast wetensch.pers. ZAP AAP overig WP doctoraal overig WP postdoct. OWP atp graad 1-2 atp graad 3-6 atp graad 7-13 atp graad 14-17 ATP totaal personeel
voltijds 329 131 155 73 12 700 266 1 018 341 1 359 166 665 225 59 1 115 3 440
mannen aantal deeltijds 59 85 157 172 2 475 239 143 143 2 23 14 39 896
vte 352,2 157,9 185,9 100,6 13,0 809,5 349,4 1 083,3 341,0 1 424,3 166,9 678,0 232,3 59,0 1 136,2 3 719,4
voltijds 10 19 17 24 8 78 209 620 105 725 142 698 108 8 956 1 968
vrouwen aantal deeltijds 1 9 20 52 3 85 220 162 2 164 46 306 27 3 382 851
totaal vte 10,3 21,9 21,5 33,7 9,5 97,0 304,7 712,4 106,5 818,9 168,5 882,7 125,0 10,3 1 186,4 2 407,0
aantal 399 244 349 321 25 1 338 934 1 943 448 2 391 356 1 692 374 70 2 492 7 155
vte 362,5 179,8 207,4 134,3 22,5 906,5 654,1 1 795,7 447,5 2 243,2 335,4 1 560,6 357,3 69,3 2 322,6 6 126,4
Tabel 2. Opsplitsing naar financiering/duur tewerkstelling, in voltijdse equivalenten per 01.02.1999
WU SOC OF PATR FWO/IWT/VIB Totaal
BD
ZAP OD
28,0 0,0 0,0 0,0 0,0 28,0
878,4 0,0 0,0 0,0 0,0 878,4
totaal 906,5 0,0 0,0 0,0 0,0 906,5
AAP BD 654,1 0,0 0,0 0,0 0,0 654,1
BD
OWP OD
0,0 0,0 0,0 0,0 1 209,5 14,9 1 86,8 18,2 720,9 93,0 2 117,2 126,0
totaal
BD
0,0 0,0 1224,3 205,0 813,9 2243,2
75,0 14,5 287,4 140,8 34,1 551,7
ATP OD 1 383,3 88,3 37,3 249,2 12,8 1 770,9
totaal totaal 1 458,3 102,8 324,7 390,0 46,9 2 322,6
3 018,8 102,8 1 549,0 595,0 860,8 6 126,4
BD: bepaalde duur OD: onbepaalde duur WU: werkingsuitkeringen SOC: sociale voorzieningen voor studenten OF: onderzoeksfondsen PATR: patrimonium en eigen inkomsten FWO/IWT/VIB: personeelsleden rechtstreeks ten laste van deze instellingen
Personeel
91
Tabel 3. Academisch en wetenschappelijk personeel, opsplitsing naar wetenschapsdiscipline (in voltijds equivalenten) per 01.02.1999 ZAP
AAP
Historische Wetenschappen
19,9
7,7
30,9
58,5
Kunstwetenschappen
10,0
2,0
30,5
42,5
Letteren
78,7
61,1
110,4
250,2
Theologie, Bijbel- en Godsdienstwetenschappen
25,0
5,4
18,8
49,2
Wijsbegeerte
24,6
10,7
27,3
62,6
Rechtswetenschappen
38,4
72,5
55,4
166,3
10,6
13,2
26,7
50,4
Economie en Toegepaste Economische Wet.
67,6
89,8
72,8
230,2 119,9
Psychologie
33,2
32,1
54,6
Pedagogische Wetenschappen en Didactiek
22,0
18,0
46,6
86,6
Politieke en Sociale Wetenschappen
34,2
31,3
134,3
199,8
Sociale Gezondheidswetenschappen
19,0
9,2
16,2
44,3
Biologie
16,8
14,8
78,8
110,4
Scheikunde
32,3
9,8
149,0
191,1
Natuurkunde
50,2
20,4
175,1
245,6
Wiskunde
14,3
12,4
26,9
53,6
Aardwetenschappen en Aardrijkskunde
14,9
4,1
46,5
65,5
Bouwkunde
12,9
7,5
33,0
53,3
Elektronica en Elektrotechniek
26,7
19,6
197,2
243,5
Werktuigkunde
10,7
8,6
62,4
81,7
Materiaaltechnologie
12,1
1,1
59,6
72,8
Informatica
16,4
14,5
56,2
87,1
Toegepaste Biologische Wetenschappen
9,2
10,0
13,0
32,2
34,4
17,8
235,3
287,5
Architectuur, Ruimtelijke Ordening en Stedebouw
13,4
5,4
34,8
53,5
Geneeskunde
87,2
57,5
83,7
228,4
Tandheelkunde
11,9
33,9
7,4
53,2
Biomedische Wetenschappen
84,0
22,2
291,1
397,3
Farmacie
22,0
12,7
34,0
68,7
Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie
35,2
25,5
14,5
75,2
Algemene en Logistieke Diensten
18,6
3,5
20,6
42,7
906,5
654,1
Totaal
Katholieke Universiteit Leuven
totaal
Criminologie
Technische en Toegepaste Scheikunde
92
OWP
2 243,2 3 803,8
Tabel 4. Opsplitsing naar faculteit in voltijdse equivalenten per 01.02.1999 ZAP Godgeleerdheid
24,7
Kerkelijk Recht
AAP
OWP
5,6
18,8
ATP
totaal
14,2
63,3
2,6
0,2
3,0
1,0
6,8
44,1
80,5
77,2
41,1
242,8
Econ. en Toeg. Econ. Wetensch.
61,4
80,4
70,8
43,0
255,5
Sociale Wetenschappen
26,6
29,4
59,2
27,4
142,5
Hoger Instituut voor Wijsbegeerte
20,6
8,2
27,8
10,3
66,9
Rechtsgeleerdheid
Letteren
90,8
45,8
153,8
45,9
336,3
Psychologie en Pedagogische Wet.
60,1
51,2
108,1
40,3
259,6
Wetenschappen
115,1
56,2
431,8
171,8
774,8
Toegepaste Wetenschappen
109,1
76,6
468,9
189,8
844,4
Landbouwkundige en Toeg. Biol. Wet.
41,4
22,5
281,7
138,1
483,6
183,9
116,6
359,8
437,1
1 097,4
Farmaceutische Wetenschappen
22,0
12,7
34,0
31,4
100,2
Lichamelijke Opv. en Kinesitherapie
35,2
25,5
14,4
29,3
104,4
Campus Kortrijk
39,2
18,3
29,5
63,5
150,5
Interfacultair
14,3
21,7
87,2
71,4
194,6
Algemene diensten
15,5
3,1
17,6
966,9
1 003,1
906,5
654,1
2 243,2
2 322,6
6 126,4
Geneeskunde
Totaal
Tabel 5. Gastprofessoren en leerstoelen Faculteit Godgeleerdheid
aantal gastprofessoren 0
aantal leerstoelen 0
Kerkelijk Recht
1
0
Rechtsgeleerdheid
6
0
Econ. en Toeg. Econ. Wetensch. Sociale Wetenschappen
11
3
5
0
Hoger Instituut voor Wijsbegeerte
2
0
Letteren
6
1
Psychologie en Pedagogische Wet.
0
0
Wetenschappen
4
0
Toegepaste Wetenschappen
9
0
Landbouwkundige en Toeg. Biol. Wet.
7
3
Geneeskunde
9
26
Farmaceutische Wetenschappen
1
0
Lichamelijke Opv. en Kinesitherapie
0
0
Campus Kortrijk Totaal
1
0
62
33
Personeel
93
Tabel 6. Leeftijdsstructuur, in voltijds equivalenten per 01.02.1999 leeftijd
ZAP
AAP
0
109,9
25-29
0,3
30-34
30,8
< 25
OWP
ATP
totaal
539,4
154,5
803,9
323,0
912,0
314,1
1 549,3
137,3
412,5
353,2
933,7
35-39
94,8
38,1
206,7
332,2
671,8
40-44
137,1
19,2
88,8
252,6
497,7
45-49
118,8
16,5
47,3
270,7
453,3
50-54
199,7
7,0
20,6
373,8
601,1
55-59
196,8
1,8
13,0
242,5
454,0
60-64
125,1
1,4
2,0
28,8
157,3
3,1
0,0
1,0
0,3
4,4
906,5
654,1
2 243,2
2 322,6
6 126,4
> 64 totaal
Tabel 7. De personeelsformatie in 1999, personeel betaald op werkingstoelagen (in voltijds equivalenten) GBH Godgeleerdheid Kerkelijk Recht Rechtsgeleerdheid Econ. en Toeg. Econ. Wetensch. Sociale Wetenschappen Hoger Instituut voor Wijsbegeerte Letteren Psychologie en Pedagogische Wet. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Landbouwkundige en Toeg. Biol. Wet. Geneeskunde Farmaceutische Wetenschappen Lichamelijke Opv. en Kinesitherapie Campus Kortrijk Interfacultair + Alg.diensten Totaal
94
Katholieke Universiteit Leuven
8,0 1,0 29,2 31,7 12,1 7,2 29,3 21,7 51,0 50,1 18,0 73,3 6,2 11,0 14,0 7,5 371,3
H 8,8 1,4 10,0 6,4 5,1 6,0 19,0 12,1 19,7 18,5 8,6 46,8 4,0 10,0 6,0 7,5 189,9
overig ZAP 8,0 0,2 6,5 24,7 10,3 7,4 41,0 26,4 44,7 43,1 15,3 62,0 12,9 14,2 19,2 28,5 364,4
ZAP
AAP
AP
24,8 2,6 45,7 62,8 27,5 20,6 89,3 60,2 115,4 111,7 41,9 182,1 23,1 35,2 39,2 43,5 925,6
3,7 1,1 85,1 87,0 24,2 16,1 45,7 54,3 39,3 98,4 33,9 128,7 11,5 29,2 22,8 23,5 704,5
28,5 3,7 130,8 149,8 51,7 36,7 135,0 114,5 154,7 210,1 75,8 310,8 34,6 64,4 62,0 67,0 1 630,1
ATP
totaal
10,6 39,1 1,0 4,7 39,0 169,8 33,7 183,5 17,0 68,7 8,0 44,7 31,2 166,2 30,5 145,0 127,1 281,8 127,2 337,3 54,6 130,4 191,1 501,9 25,0 59,6 24,8 89,2 46,0 108,0 746,7 813,7 1 513,5 3 143,6
2.1
Beleidsdoelen
2.1.1
Implementatie van het standenbesluit van 1 december 1998
De beleidsbeslissingen inzake academisch personeel in 1999 hadden voornamelijk betrekking op de implementatie van twee belangrijke nieuwe wetgevende initiatieven, met name het ‘standenbesluit’ van 1 december 1998 en het onderwijsdecreet X. Het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 1998 ‘tot vaststelling van de regeling omtrent de afwezigheden, de tucht, de administratieve standen, het verlof, de mandaatsbeëindiging, het onderzoek naar de lichamelijke geschiktheid en het geneeskundig toezicht voor het academisch personeel’ maakten een aantal aanpassingen aan het reglement van het academisch personeel noodzakelijk. Hiertoe werd de geëigende procedure van intern prioritair overleg opgestart in 1999 met vertegenwoordigers van de verenigingen van het academisch personeel. In juni 2000 zullen de voorstellen voor reglementswijziging voorgelegd aan de Academische Raad en de Raad van Beheer. 2.1.1.1
2. Personeelsbeleid voor academisch personeel
Regeling voor de ‘administratieve standen’
Het vermelde besluit van 1 december 1998 bepaalde opnieuw een regeling voor de zogenaamde administratieve standen van het ZAP en integreerde in een zelfde kader de standenregeling van het AAP. Dit alles betreft het onderscheid tussen dienstactiviteit en onderbreking van ambtsvervulling en diverse vormen van afwezigheid, al dan niet met behoud van wedde. Ook de verlofregeling is vervat in dit kader. Dit alles wordt opgenomen in het reglement van het academisch personeel waarvan de voorgestelde wijzigingen eerstdaags ter goedkeuring worden voorgelegd. 2.1.1.2
Aanpassingen van de tuchtregeling
Het reeds vermelde besluit van 1 december 1998 bevat ook de hoofdelementen van de tuchtregeling voor het AP. Ook dit was in de K.U.Leuven voordien reeds uitvoerig omschreven in het AP-reglement. Deze interne regeling werd beschreven, onder meer door aanpassing van de omschrijving van de tuchtsancties. Daarnaast werd het wenselijk geacht om de tuchtprocedures enigszins te wijzigeng, inzonderheid door het toewijzen van de bevoegdheid voor de zwaardere tuchtsancties aan het college van decanen, waar dit vroeger de bevoegdheid was van de Raad van het zelfstandig academisch personeel, een ad hoc verkozen orgaan; deze raad zou wel nog advies geven over de zwaardere tuchtsancties. Daarnaast worden de termijnen van de procedures ingekort. Voor het overige blijven de garanties van de verdediging en het beroep onverkort gehandhaafd. Dit geheel ligt, na de voorgeschreven paritaire consultatie binnenkort ter beslissing voor. 2.1.1.3
Verduidelijking van de regels voor de ambts- en mandaatbeëindiging
Het besluit van 1 december 1998 geeft ook voor het eerst een omvattende opsomming van de redenen voor ambtsbeëindiging van ZAP-leden en mandaatsbeëindiging voor AAP-leden. Inzonderheid voor vervroegd emeritaat voor medische redenen is thans de regeling van de Vlaamse administratie van toepassing. Intern werden ook de termijnen voor indienen van ontslag door de AP-leden nader gepreciseerd. 2.1.2
Implementatie van het onderwijsdecreet X
Het onderwijsdecreet X van 18 mei 1999 heeft op diverse punten ingrijpende wijzigingen aan het statuut van het academisch personeel aangebracht. 2.1.2.1
Afschaffing van de decretale beperking van het aantal praktijkassistenten
Het aantal praktijkassistenten, uitgedrukt in VTE, was voorheen decretaal beperkt tot maximaal 10% van de begrote AAP-formatie. Deze beperking is door het onderwijsdecreet X afgeschaft. De K.U.Leuven heeft er alsnog voor geopteerd om zelf het aantal praktijkassistenten te contingenteren op 22% van de totale AAP-formatie. Na Personeel
95
voorafname van de mandaten van praktijkassistent voor de lerarenopleiding, het Instituut voor Levende Talen en de klinische assistenten blijft het contingent praktijkassistenten beperkt tot 10% van de facultaire AAP-formatie. 2.1.2.2
Toewijzing van onderwijsopdrachten aan postdoctorale medewerkers
Het onderwijsdecreet X heeft de mogelijkheid geschapen om eigen onderwijsopdrachten toe te kennen aan doctor-assistenten, postdoctorale wetenschappelijk medewerkers in dienst van de universiteit of postdoctorale onderzoekers van het FWO. Deze toewijzingen zijn mogelijk zonder dat de betrokken daartoe in het ZAP moeten worden opgenomen. In 1999 werden aan de K.U.Leuven aldus 15 postdoctorale medewerkers, allen FWO-ers, belast met een formele onderwijsopdracht. Hier werd de titel van bijzonder gastdocent toegekend. 2.1.2.3
Afschaffing van de ‘forfaitaire’ ZAP-benoeming, uitgedrukt in jaaruren
Het onderwijsdecreet X bepaalt dat deeltijdse opdrachten van leden van het ZAP voortaan uitsluitend moeten uitgedrukt in een procentueel aandeel van een voltijdse opdracht, met een minimum van 10% en van 5% van opdrachten die uitsluitend onderwijs omvatten. De bestaande forfaitaire deeltijdse opdrachten, uitgedrukt in jaaruren, dienden tegen 1 oktober 2001 omgevormd te zijn in procentuele opdrachten. Deze maatregel had reeds onmiddellijk gevolg voor de toewijzingen van opdrachten in 1999, in die zin dat geen bijkomende opdrachten uitgedrukt in jaaruren meer konden toegekend worden en dat de forfaitaire opdrachten van ZAP-leden aan wie de bijzondere Academische Raad in 1999 een bijkomende onderwijstaak toevertrouwd had, meteen moesten omgevormd worden naar procentueel deeltijdse opdrachten. 2.1.2.4
Versoepeling van de contingentering van de diverse personeelscategorieën in de formatie
De vroegere decretale regels die diverse personeelscategorieën in de formatie contingenteren werden afgeschaft behalve de beperking van de totale ZAP-formatie die gesteld werd op 70% (in plaats van 64% vroeger). Deze norm vormt voor de K.U.L.euven geen echt probleem. De enige beperking die daarnaast blijft gelden is de bepaling dat ten hoogste 80% van de werkingsmiddelen die de universiteit van de Vlaamse regering ontvangt, besteed mag worden aan personeel. De benoemings- en bevorderingsruimte is aldus niet toegenomen, maar het universiteitsbestuur kan er meer autonoom zelf over beslissen. 2.1.2.5
Opname van de vaste mandaathouders van het FWO in het voltijds ZAP
Het onderwijsdecreet X voorziet ten slotte de opname van de onderzoeksleiders en de onderzoeksdirecteurs van het FWO in het voltijds ZAP van de universiteiten. Het werd specifiek voor deze materie aangevuld met een bijkomend decreet van 30 december 1999, waarin onder meer de datum van de operatie verschoven werd van 1 januari naar 1 oktober 2000. De uitvoering van deze beslissing heeft een lange en intense voorbereiding gevraagd, zowel op het vlak van de opdrachtsomschrijving en de interne aanrekening van de betrokkenen na de opname in het ZAP als op het vlak van de regelingen inzake wedde en pensioen. Inzake de rangschikking werd als algemeen principe dat uniform voor alle Leuvense FWO-mandaathouders geldt, vastgelegd dat de mandaathouders die tevens deeltijds ZAP-lid zijn, voltijds gerangschikt worden in de ZAP-graad die ze deeltijds bekleden op het ogenblik van de rangschikking. Onderzoeksleiders en onderzoeksdirecteurs die geen ZAP-graad hebben worden respectievelijk gerangschikt als docent en hoofddocent (zie ook deel Onderzoek, punt 1.1.1).
96
Katholieke Universiteit Leuven
2.1.3
Bijkomende wijzigingen aan het reglement van het academisch personeel
2.1.3.1
Versoepeling van de diplomavoorwaarden voor aanstelling in het BAP
Voor toegang tot het BAP wordt thans expliciet de mogelijkheid voorzien dat de houder van een diploma van de tweede cyclus van het hoger onderwijs van het lange type kan aangenomen worden als er een additionele kwalificatie is die voldoende wordt geacht door het Gemeenschappelijk Bureau. Tevens werd bevestigd dat het Gemeenschappelijk Bureau de beslissende instantie is voor de aanvaarding van buitenlandse diploma’s voor toegang tot het BAP. 2.1.3.2
Regularisatie van de toekenning van enkele titels aan onbezoldigde medewerkers
Enkele titels waaraan geen bezoldiging verbonden is en die in de voorbije jaren bij afzonderlijke regelingen werd ingevoerd werden thans formeel opgenomen in het reglement van het academisch personeel. Het betreft: -
bijzonder gasthoogleraar en bijzonder gastdocent: voor gastprofessoren die geen bezoldiging door de K.U.Leuven ontvangen;
-
research fellow: voor vrijwillige medewerkers die over een doctoraat beschikken;
-
academisch consulent: voor vrijwillige medewerkers die een actieve bijdrage tot het onderwijs leveren. Voorwaarde is dat deze bijdrage duidelijk en precies omschreven is. Deze titel vervangt de vroegere titels van lector en lector extra muros, waartegen bezwaren door zowel het Rekenhof als de minister van Onderwijs gerezen waren.
2.2
Bevorderingspolitiek en selectiebeleid
De essentiële criteria voor selectie en bevordering in het AP zijn in uitvoering van het universiteitsdecreet van 1991 vastgelegd in het reglement van het academisch personeel. De basiscriteria om in de onderscheiden graden van het ZAP te worden benoemd of aangesteld zijn omschreven in het reglement van het academisch personeel. De betrokkene moet: 1. voor docent: op grond van de voordien geleverde prestaties beantwoorden aan de redelijke verwachting dat hij/zij degelijk wetenschappelijk onderzoek en onderwijs zal verrichten en verstrekken; 2. voor hoofddocent: bewezen hebben dat hij/zij degelijk wetenschappelijk onderzoek en onderwijs verricht en verstrekt; 3. voor hoogleraar: zich hebben ontwikkeld tot een meer dan gemiddeld creatief en productief onderzoeker en tot een lesgever met didactische kwaliteiten en met een brede onderwijservaring; 4. voor gewoon hoogleraar en buitengewoon hoogleraar: zich hebben ontwikkeld tot een uitstekend onderzoeker die ruime erkenning geniet in zijn/haar vakgebied en tot een lesgever met didactische kwaliteiten en met een brede onderwijservaring, alsmede over leidinggevende kwaliteiten beschikken. Bij benoeming van ZAP-leden wordt gestreefd naar een evenwicht tussen enerzijds extern en internationaal recruteren en anderzijds het opnemen van getalenteerde jongeren uit eigen midden in het ZAP-kader. Deze laatsten worden sterk gestimuleerd om bij het begin van hun loopbaan buitenlandse ervaring op te doen. Mede daartoe wordt er ook naar gestreefd om de onderwijsbelasting van jonge ZAP-leden binnen de perken te houden. Bij bevorderingen wordt uitgegaan van de kwaliteit en de kwantiteit van de objectief Personeel
97
vaststelbare realisaties op het vlak van onderzoek, onderwijs en eventueel, in bijkomende orde, wetenschappelijke dienstverlening. Er wordt reeds enkele jaren een ernstige inspanning geleverd om bij het evalueren van bevorderingsaanvragen nadrukkelijk rekening te houden met de aard en omvang van de onderwijsopdracht en de kwaliteit van het gepresteerde onderwijs. Intussen wordt er inzake bevorderingsbeleid gestreefd naar een grotere diversificatie van de relevante criteria per vakgebied. Het gaat hier zowel om de aard van de publicaties en andere realisaties die het meest in aanmerking genomen worden als om het in rekening brengen van de wijze van werken in de onderscheiden disciplines, waarbij o.m. de grote verschillen tussen teamwork en meer geïndividualiseerd onderzoek in het oog springen. Verder wordt ernaar gestreefd om bij de evaluatie van dossiers zowel voor benoeming als bevordering, ook rekening te houden met expliciet aantoonbare factoren uit de persoonlijke levenssfeer (bv. zwangerschappen, zorg voor kinderen of andere familieleden) die de omvang van de prestaties (bv. aantal publicaties) - niet het niveau ervan - gedurende een bepaalde periode beperken. Ook wordt rekening gehouden met factoren in de context van de opdracht aan de universiteit zelf, die de uitbouw van iemands curriculum, in het bijzonder zijn onderzoeksdossier, belemmerd hebben, zoals zware didactische belasting, dikwijls in een dienstverlenende rol, of wetenschappelijk logistieke taken ten dienste van de groep. 2.3
Prestatiebeloning
Voor de toekenning van persoonlijke vergoedingen voor prestaties van wetenschappelijke dienstverlening wordt verwezen naar het betreffende gedeelte van dit jaarverslag. Hier weze enkel opgemerkt dat toekenning van persoonlijke vergoedingen voor prestaties van wetenschappelijke dienstverlening voor het overgrote deel (meer dan 90%) gebeurt ten laste van de saldi van projecten die gefinancierd worden door het bedrijfsleven. De beslissingen hieromtrent worden genomen in het kader van LRD. Voor de toekenning van een persoonlijke vergoeding ten laste van saldi van andere projecten van wetenschappelijke dienstverlening beslist een centrale Commissie overhead en wetenschappelijke dienstverlening; deze gevallen zijn evenwel zeldzaam. In uitvoering van het onderwijsdecreet VIII werden daarnaast vergoedingen toegekend aan enkele emeriti jonger dan 65 jaar die nog taken van onderwijs en/of wetenschappelijk onderzoek verderzetten. Deze vergoedingen zijn beperkt tot het wettelijk maximum van ± 280 000 BEF bruto. Aan de K.U.Leuven werden twee wegen uitgetekend om bij vervroegd emeritaat nog een gedeelte van de opdracht verder te zetten: enerzijds ‘bijzonder emeritaat’, dat nog een volledige verantwoordelijkheid voor een pakket onderwijs- en/of onderzoekstaken, met alle erbij behorende bevoegdheden, impliceert; anderzijds het opnemen van specifiek beperkte opdrachten, zonder verdere verantwoordelijkheid of bevoegdheden. In beide gevallen is een vergoeding mogelijk, maar de meeste van deze vergoedingen worden uitbetaald aan professoren aan wie het statuut ‘bijzonder emeritus’ werd toegekend. 2.4
Coryfeeëntoeslag
De K.U.Leuven heeft er, zoals in het verleden, tot nog toe de voorkeur aan gegeven om geen initiatieven te nemen voor toekenning van de zogenaamde coryfeeëntoeslag (art. 100, 2e lid universiteitsdecreet) aan leden van het academisch personeel. 2.5
Evaluatie van het academisch personeel
Voor toelichting over de bestaande initiatieven inzake evaluatie van zowel onderwijs als onderzoek wordt verwezen naar de betrokken gedeelten van het jaarverslag en naar punt 2.2 hiervoren inzake de bevorderingspolitiek. Intussen voorziet het onderwijsdecreet X een periodieke evaluatie van alle ZAP-leden, binnen de drie jaar na de eerste benoeming en vervolgens ten minste om de vijf jaar. Het 98
Katholieke Universiteit Leuven
is de bedoeling om een evaluatieprocedure uit te werken, waarbij de reeds bestaande evaluatiemomenten op het vlak van onderwijs en onderzoek worden geïntegreerd. 2.6
Vorming van het academisch personeel
Hier dient zoals in de jaarverslagen over de vorige jaren de aandacht gevestigd op drie initiatieven, met name de doctoraatsopleiding voor de assistenten, wetenschappelijk medewerkers en doctoraatsbursalen, de docententraining voor ZAP-leden en de training van assistenten. Voor verdere toelichting over deze punten wordt verwezen naar het deel over het onderwijsbeleid. 2.7
Overeenkomsten met andere universiteiten of hogescholen voor terbeschikkingstelling van personeel
In 1999 waren er 36 uitwisselingsovereenkomsten van kracht voor het uitvoeren van een opdracht in een andere universiteit of hogeschool. 13 hiervan waren gesloten met een hogeschool, op basis van artikel 61 van het hogeschooldecreet. Het betrof hier steeds personeel van een hogeschool dat een opdracht uitvoerde aan de K.U.Leuven 23 uitwisselingsovereenkomsten waren gesloten in het kader van artikel 80 van het universiteitsdecreet, met een andere universiteit. Hiervan ging het bij 16 overeenkomsten om personeel van de K.U.Leuven dat een opdracht uitvoerde aan een andere universiteit en bij de 7 andere overeenkomsten om personeel van een andere universiteit dat aan de K.U.Leuven een opdracht uitvoerde. 2.8
Gemiddelde leeftijd bij promoties
De gemiddelde leeftijd bij promoties in de loop van 1999 wordt hieronder per graad weergegeven. Ter vergelijking wordt tussen haakjes de gemiddelde leeftijd bij promotie voor het vorig jaar weergegeven: gewoon hoogleraar buitengewoon hoogleraar hoogleraar deeltijds hoogleraar hoofddocent deeltijds hoofddocent 2.9
51 42 45 44 47 40
(47) (52) (47) (47) (47) (40)
Personeelsverloop
In de tabel hieronder wordt het personeelsverloop weergegeven.
ZAP AAP BAP ALG. TOT.
Pensioe n
Overlijden
26 0 3 29
3 0 0 3
Einde mandaat
19 103 768 890
Ontslag Ontslag Wn (1) Wg (2)
9 107 233 349
0 0 2 2
Ond. (3)
0 16 13 29
Wijz. financ.
0 16 204 220
Totaal
57 242 1 223 1 522
(1) ontslag door de werknemer (2) ontslag door de werkgever (3) onderbreking van de ambtsvervulling/ verlof zonder wedde Het einde van een mandaat is zoals de vorige jaren de meest voorkomende reden van verloop. Het ontslag door de werknemer en de wijziging van de financieringsbron blijven de tweede en derde belangrijkste reden. Zoals in het verleden wordt ook thans weer vastgesteld dat het grootste verloop plaatsvindt in het bijzonder academisch personeel waar de afloop van Personeel
99
onderzoekscontracten telkens noopt tot het einde van een mandaat. Men moet ook opmerken dat een aanzienlijk deel van de assistenten op eigen initiatief ontslag neemt vòòr het aflopen van het mandaat. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de vermelde 'ontslagen' lang niet altijd een afscheid van de universiteit impliceren. Soms neemt men ontslag als AAP om BAP te worden of omgekeerd. Zo ook impliceert wijziging van financiering bij velen enkel een beëindiging van een contract, dat meteen gevolgd wordt door het opnemen van een nieuwe opdracht ten laste van een andere financiering. 2.10 Aantal personeelsleden met uitsluitend formele onderwijstaken Er zijn 380 ZAP-leden aan wie uitsluitend een formele onderwijsopdracht is toegewezen, onder de vorm van een specifiek opleidingsonderdeel waarvoor men verantwoordelijk is en waarvoor men per jaaruur wordt betaald. Per graad zijn de aantallen als volgt: buitengewoon hoogleraar buitengewoon hoogleraar voltijds aan de universiteit deeltijds hoogleraar deeltijds hoogleraar voltijds aan de universiteit deeltijds hoofddocent deeltijds hoofddocent voltijds aan de universiteit deeltijds docent deeltijds docent voltijds aan de universiteit
15 29 21 53 65 75 45 77
In 1999 werden bovendien 38 nieuwe ZAP-leden benoemd met uitsluitend een onderwijsopdracht, maar wier opdracht al procentueel uitgedrukt is. Ook werd, eveneens omwille van het decreet X, de opdracht van 32 ZAP-leden, die voorheen in jaaruren was uitgedrukt, naar aanleiding van de toewijzing van een bijkomende onderwijsopdracht in 1999 omgevormd naar een procentuele opdracht. Niettemin blijft hun opdracht uitsluitend uit onderwijs bestaan. 2.11 Aantal AP-leden per afstudeerinstelling Uit de tabel hieronder blijkt dat 65% van de in 1999 tewerkgestelde AP-leden afgestudeerd zijn aan de eigen instelling, 24% aan een andere Belgische universiteit en 11% aan een buitenlandse universiteit. Voor het zelfstandig academisch personeel zijn de percentages respectievelijk 75%, 14% en 11%. Er moet bij deze percentages wel aan herinnerd worden dat de K.U.Leuven in Vlaanderen van 45 tot 50% van de universitaire diploma's aflevert. Universiteit
ZAP n
1. Belgische K.U.Leuven Andere 2. Buitenlandse Totaal
993 179 142 1 314
AAP %
75 14 11 100
BAP
n
%
446 228 48 722
62 31 7 100
n 1 047 504 253 1 804
Totaal % 58 28 14 100
n 2 486 911 443 3 840
% 65 24 11 100
2.12 Overzicht van het aantal medewerkers met ervaring buiten de eigen instelling 21% van de medewerkers tewerkgesteld in 1999 hebben werkervaring in een organisatie buiten de K.U.Leuven. Voor het zelfstandig academisch personeel is dat 48%, voor het assisterend academisch personeel 5% en voor het bijzonder academisch personeel 8%.
100
Katholieke Universiteit Leuven
3.1
Basisopties in de werking
De personeelsdienst ATP hanteert sinds 1997 een organisatiestructuur met personeelsconsulenten en dossierbeheerders die dienstverlening bieden aan een groep personeelsleden en hun diensthoofden. Duidelijke aanspreekpunten, integratie van processen en dossiers blijven de pijlers van de werking. 3.2
3. Personeelsbeleid voor ATP
Selectie
De personeelsdienst ondersteunde 206 vacatureberichten met volledige procedure. Met inbegrip van de tijdelijke medewerkers selecteerden we bijna 400 nieuwe medewerkers. Bij stijgende arbeidsmarktschaarste in Vlaanderen, bijzonder scherp in de Leuvense regio, is een adequate en professionele aanpak van werving en selectie een prioriteit. 3.3
KOMPAS: communicatie op de werkplek
Het project KOMPAS stelt communicatie tussen chefs en medewerkers centraal. Het aansporen om wederzijds verwachtingen uit te spreken, samen na te denken over het functioneren en samenwerken in de toekomst, afspraken maken, van beide kanten engagement nemen om het te doen lukken en dit evalueren vormen de grondslag. Het is een veranderingsproces waarbij op alle betrokkenen appél gedaan wordt. In dit derde jaar is de op maatbenadering, met oog voor de eigenheid van de groep een belangrijk uitgangspunt geweest. 3.4
Vorming
De directie ICT organiseert meerdere keren per jaar een aantal praktische cursussen voor computergebruikers. Het aanbod van AIV (Automatische InformatieVerwerking) is toegespitst op het Administratief en Technisch Personeel. Groepscursussen over de standaard pakketten en toepassingen kennen veel succes. De individuele nazorg die het opleidingsteam aanbiedt verhoogt het resultaateffect van deze opleidingen aanzienlijk. De Preventiedienst VRM biedt een waaier aan veiligheidsopleidingen. Het zwaartepunt ligt in de vorming van laboratoriumpersoneel: een basisopleiding door de preventiedienst VRM wordt versterkt door leren op de werkplek. In het opleidingspakket vinden we ook nog EHBO-opleidingen, brandblusoefeningen en gespecialiseerde vorming op vlak van cyaniden, radioprotectie en vervoer van gevaarlijke stoffen. De personeelsdienst ATP coördineerde een studiedag over het organiseren van congressen. De ervaring van enkele secretariaatsmedewerkers in combinatie met de gespecialiseerde knowhow van diverse centrale diensten leidde tot een knap eindresultaat. 3.5
Conventioneel brugpensioen
In november 1998 werd een aanvullende CAO afgesloten die deze vorm van loopbaanbeëindiging aantrekkelijker maakt voor personeelsleden in de graden 1, 2 en 3. Tot en met 1998 waren er jaarlijks een vijftal personeelsleden die met brugpensioen gingen. In 1999 waren er dat 15. Deze verdriedubbeling is vooral te wijten aan deze maatregel en in mindere mate aan een groter aantal personeelsleden in de leeftijdscategorie 55-58jaar.
Personeel
101
4. Genderproblematiek
In de K.U.Leuven werd bij beslissing van de Academische Raad een Rectoraal adviseur gelijke kansen aangesteld die de rector en de Academische Raad moet adviseren over de genderproblematiek in het universitair beleid. Tevens werd een meldpunt Gelijke kansen opgericht waar klachten en verzuchtingen in dit verband kunnen worden meegedeeld. De centraal adviseur diende een eerste verslag in betreffende de genderproblematiek dat werd besproken in het Gemeenschappelijk Bureau en de Academische Raad. Tevens werd een sensibilisatieronde gehouden naar de onderscheiden faculteiten en werden er per faculteit twee mainstreaming promotoren aangesteld. De gekozen benadering is deze van de ‘mainstreaming’ waarbij niet een afzonderlijke positieve discriminatie van vrouwen in het AP en ATP-personeelsbeleid wordt nagestreefd, doch wel een globale kritische benadering van het gehele beleid inzonderheid het personeelsbeleid om daarin de gendervertekeningen op te sporen en te corrigeren.
102
Katholieke Universiteit Leuven
Sociale voorzieningen voor studenten Studentenvoorzieningen heeft twee basisdoelstellingen. Vooreerst ‘een bijdrage leveren tot de democratisering van het universitair onderwijs’. Onder democratisering van het onderwijs kan worden verstaan: aan alle jongeren volledige kansen geven tot vorming en intellectuele ontplooiing, ongeacht hun afkomst, financiële mogelijkheden of sociaal-cultureel milieu. Dit betekent niet dat iedereen universitair onderwijs moet volgen, maar wel dat zij, die over de nodige intellectuele middelen beschikken, niet gehinderd worden die studies te kunnen doen waarvoor zij bekwaam zijn. Verder het ‘informeren, opvangen en begeleiden van studenten die problemen hebben, voortspruitend uit of nauw samenhangend met hun verblijf aan de universiteit’. De consequentie hiervan is dat de Studentenvoorzieningen niet alleen bestaan in functie van studenten uit welbepaalde milieus, maar toegankelijk zijn voor alle studenten.
1. Financiële situatie
De Raad voor Studentenvoorzieningen, samengesteld uit studenten, personeelsleden en academici, wordt voorgezeten door de coördinator Studentenbeleid en waakt over de realisering van deze doelstellingen. De Raad neemt initiatieven op de werkterreinen voeding, huisvesting, psycho-medisch-sociale begeleiding en studentenleven en beschikt daarvoor over een budget van 474 mio BEF, waarvan ruim 261 mio BEF toelagen (inclusief een gedeelte van het inschrijvingsgeld) en 212 mio BEF eigen inkomsten. De exploitatie 1999 van Studentenvoorzieningen werd afgesloten met een negatief resultaat van 29 163 293 BEF. Hierbij werd voor meer dan 25,8 mio BEF groot onderhoudswerken opgenomen, waar er slechts 10 mio BEF werd begroot in een sluitende begroting. De kosten stegen (exclusief 19 987 559 BEF Fonds onroerende investeringen) met 9,62% naar 503 349 033 BEF. De loonkost steeg met 10,9% tot 169,1 mio BEF bij een begroting van 157.4 mio BEF De opbrengsten stegen (exclusief 19 987 559 BEF. Fonds onroerende investeringen) met 0,08% naar 474 185 640 BEF Men kan de exploitatiegegevens ook voorstellen in functie van de doelstellingenrealisatie. Per ingeschreven student beschikt de sociale sector, naast eigen middelen, over 10 024 BEF. toelagen. Daarvan gaat 44% naar voeding, 21,6% naar studentenhuisvesting, 29,02 % naar studentenbegeleiding, 5,18% naar de ondersteuning van studentenorganisaties, b.v. ten aanzien van medebeheer, sport en cultuur. 0,13% gaat naar andere toepassingen, georiënteerd op de democratisering van het hoger onderwijs en/of de optimalisering van de randvoorwaarden voor studie. Dit betekent dat, buiten de studietoelagen van de Vlaamse gemeenschap (als budget ongeveer het dubbele van dat van de sociale voorzieningen), ten minste 30% van de sociale toelagen strikt selectief wordt gegeven (eigen huisvesting, sociale dienst, aanvullende studiefinanciering ...). De overige bestedingsvormen zijn in mindere of meerdere mate voor alle studenten toegankelijk. Deze zgn. universele besteding biedt een vangnet voor studenten die binnen de fiscale operationalisering van sociale doelgroepen uit de boot vallen, maar toch noden hebben, verband houdend met hun verblijf aan de universiteit. We gaan er vanuit dat, als men studietoelagen en sociale voorzieningen geïntegreerd beschouwd, op deze wijze meer dan 75% van de middelen van de Vlaamse Gemeenschap selectief en een kleine 25% aanvullend gebruikt worden. De inspanningen die de sector levert voor de democratisering van en de randvoorwaarden tot het hoger onderwijs, zijn in principe en voor de meeste werkterreinen ook letterlijk gelijkaardig voor hogeschool- en universiteitsstudenten uit de Leuvense regio. Voor de werkvelden voeding, privé-huisvesting, gezondheid en enkele andere vormen van juridische en sociale dienstverlening, werd een raamovereenkomst afgesloten met de Katholieke Hogeschool, de Groep T-Hogeschool en de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst te Leuven. De studenten van deze Hogescholen kunnen op dezelfde wijze als universiteitsstudenten gebruik maken van de afgesproken vormen van dienstverlening. Sociale voorzieningen voor studenten
103
In ruil betalen ze een gedeelte van hun sociale toelagen (in totaal 19,7 mio BEF). Aangezien de voor sociale voorzieningen verantwoordelijke hogeschool-v.z.w.’s slechts over de helft van het toelagenpakket van de universiteit beschikken, ondermeer, omdat er geen eigen bijdrage uit inschrijvingsgelden besteed wordt, kan niet de volledige kostprijs van de dienstverlening doorgerekend worden.
2. Huisvesting
2.1 2.1.1
Studentenhomes Capaciteit
Kerncijfers Eigen residenties: gesubsidieerd:
2 534 kamers (prijzen van 2 510 tot 6 030 BEF), 132 studio’s, en appartementen, 5 kleine huizen.
niet gesubsidieerd: 994 kamers (prijzen van 5 500 tot 8 900 BEF), 160 studio’s en appartementen. 2.1.2
Gemiddelde huurprijs
In de gesubsidieerde studentenhuizen bedraagt de gemiddelde huurprijs ongeveer 4 383 BEF 2.1.3
Berekening van de huurprijs
De huurprijs in de gesubsidieerde studentenhuizen is niet afhankelijk van de kamer maar wordt berekend op basis van het gezinsinkomen en het aantal personen ten laste van het gezinshoofd. De huurprijzen gaan van 2 510 tot 6 030 BEF per maand; er worden tien maanden per academiejaar aangerekend. In de niet-gesubsidieerde universitaire studentenhuizen bedraagt de huurprijs ongeveer 6 225 BEF per maand. 2.1.4
Bezettingsgraad
De bezettingsgraad in de gesubsidieerde residenties steeg tijdens het academiejaar 1998-99 van 95,60% in oktober 1998 naar 98,22% in mei 1999. De blijvend stijgende migratie onder studenten heeft tot gevolg dat het aantal tijdelijke verblijven gestaag toeneemt; de vervanging van Belgische studenten die aan internationale programma's deelnemen door buitenlandse die naar Leuven komen, resulteert in hiaten in de bezetting van heel wat kamers. Enkele kamers hebben noodgedwongen een permanente specifieke functie voor tijdelijke opvang en hebben daardoor een bezettingsgraad die duidelijk beneden het gemiddelde blijft. Om sociale redenen wordt een soepele houding aangenomen tegenover studenten die om diverse redenen hun studies stopzetten voor het einde van het contract; het is niet steeds mogelijk in de loop van het academiejaar de aldus vrijgekomen kamers nog te verhuren. 2.1.5
Aandachtspunten van het beleid
Voor de residenties van Studentenvoorzieningen was 1999 het jaar van de veranderingen. De centrale administratie werd ingehuisd in het Van Dalecollege, twee nieuwe diensthoofden namen hun opdrachten op, een aantal procedures wijzigden. De inhuizing in het Van Dalecollege, is op zich een gezonde beslissing. Er werd voor geopteerd om één van de diensthoofden, in te schakelen in de dienstverlening naar de niet-betoelaagde residenties van de K.U.Leuven. Bedoeling is, dat het beleid voor alle studentenresidenties, deze van Studentenvoorzieningen en de zgn. GeBu-residenties beter op elkaar afgestemd wordt, en dat er nagedacht kan worden over ontwikkelingen binnen de studentenhuisvesting. Deze concertatie is erg waardevol. 104
Katholieke Universiteit Leuven
Twee nieuwe diensthoofden zullen trachten, enerzijds de back-office van de studentenresidentie (administratie en groot onderhoud) en anderzijds de wooncultuur in het Leuvense (participatie en onderhoud) en de huisvesting van buitenlandse studenten in residenties te optimaliseren. Daarbij zal veel aandacht gegeven worden aan een functionele samenwerking met de bewoners en met sociale raad. Het Wooncultuurcentrum heeft dit jaar gewerkt rond verschillende prioriteiten in de sfeer van de actualisering en de implementatie van het Charter voor wooncultuur. Vooreerst werd er gewerkt rond de verhoging van de participatie van bewoners. Dit kreeg vorm in de coaching van residenten en GVR’s (grote vriendelijke reuzen/gangvertegenwoordigers). Naar de toekomst toe zal er overigens een evaluatiesysteem voor residenten opgebouwd worden. Ook de ontwikkelde informatiemappen voor bewoners, voor livings en voor GVR’s zullen wellicht belangrijke tools zijn voor het verhogen van de participatie van bewoners aan het leven op kot. Verder werd geïnvesteerd in het optimaliseren van het onthaal van buitenlandse studenten in de livings. In de toekomst zal er verder geïnvesteerd worden in het opdrijven van het intercultureel klimaat van residenties. Een andere belangrijke prioriteit lag bij veiligheid in de woonomgeving. In het SIC werden twee onderzoeken afgerond: ‘Student & Mobiliteit’ en ‘Reductie en selectieve inzameling van afval bij studenten’. Het SIC is nu bezig met de opvolging van beide onderzoeken. Wat studentenmobiliteit betreft, gaat alle aandacht naar de verbetering van de bereikbaarheid van Leuven met het openbaar vervoer en de verbinding Leuven-station met Heverlee. Op vlak van afval werd een actieplan opgesteld waarin afvalpreventie en organisatie van afvalophaling in studentenresidenties centraal komen te staan naast energiebesparing en duurzaam leven. 2.2
Werking van de huisvestingsdienst
Kerncijfers Kotstudenten versus pendelstudenten: 19 481 studenten (of 76,25% van de studenten K.U.Leuven) huren een kamer in de universiteitsstad. Privé-markt: 15 920 studenten (of 62,3% van de studenten K.U.Leuven) huren een kamer op de privé-markt. De gemiddelde huurprijs bedraagt 8 198 BEF Bij de huisvestingsdienst gaan er oranje waarschuwingslichten knipperen ten aanzien van de kamermarkt. Eind december 1999 bleven er immers slechts 238 kamers onverhuurd, tegen 1 047 einde 1998. Het aantal kotstudenten dat buiten Leuven en Heverlee verblijft nam toe met 227 studenten. Het loont de moeite de gevolgen op gebied van mobiliteit tijdig in te schatten. De huurprijzen stegen fors. De gemiddelde huurprijs steeg van 7 833 naar 8 198 BEF, hetzij + 4,65%. De mediaan steeg van 7 650 naar 7 900 BEF, hetzij + 4,58%. Nieuwe aanbiedingen, adressen met gewijzigde verhuurder, adressen met belangrijke opmerkingen in de kotfiche, verhuringen met sterk afwijkende huurcontracten werden prioritair systematisch bezocht met de bedoeling kennis te maken, diensten aan te bieden, de situatie te evalueren en/of te verbeteren. Het aantal preventieve huisbezoeken steeg van 80 in 1998 naar 116 in 1999. In samenwerking met de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen werd een ‘eenvormig huurcontract’ uitgewerkt. Het is de bedoeling, na een testperiode, te ijveren voor een algemeen gebruik in heel Vlaanderen. Een vergelijkende studie van de kwaliteit van de huurcontracten van 1989 tot 1998 werd afgewerkt. Uit het overzicht blijkt een duidelijke toename van het kamercomfort. Bijna de helft van de kamers hebben warm water op de kamer. Er zijn echter ook sterke aanwijzingen voor een daling van de contractkwaliteit. De negatieve correlatie tussen contractkwaliteit en huurprijs blijft bevestigd. De contractkwaliteit voor studio's is beduidend lager dan deze van studentenkamers. De comfort- en contractkwaliteits-situatie van de hogeschoolstudenten is erg vergelijkbaar met die van studenten aan de K.U.Leuven. We ijveren voor meer ‘wooncultuur’, ook in de privé. Als eerste start werd aan de directies van private residenties een aangepaste versie van het ‘charter voor wooncultuur’ Sociale voorzieningen voor studenten
105
voorgelegd als werkmodel in deze studentenhuizen. Allen hebben zich schriftelijk bereid verklaard hun residenties in de zin van het charter te zullen beheren. Kerncijfers: Totale omzet: 440 856 143 BEF. Maaltijden: 1 543 250 maaltijden Samenstelling cliënteel: studenten K.U.Leuven en hogescholen 84%; personeel K.U.Leuven en Alma: 12%; bezoekers 4%.
3. Voedingssector: universiteitsrestaurants Alma
3.1
Aantal zitplaatsen in de studentenrestaurants: 3 508, in cafetaria’s: 716
3.2
Gemiddelde prijs van een warme maaltijd: 106,70 BEF
3.3
Berekeningswijze van de prijs van een warme maaltijd
De prijscategorieën en gemiddelde maaltijdprijs worden door de Raad van Bestuur van Alma vastgelegd. De aangeboden maaltijden worden over deze prijscategorieën gespreid zodat een gemiddelde maaltijdprijs van 106,70 BEF bereikt wordt. Alma garandeert dat er in elk restaurant op elk moment een volwaardige warme schotel wordt aangeboden aan de laagste prijs (in 1999: 77 BEF). In de grote restaurants worden er 2 vegetarische schotels aangeboden waarvan 1 maximaal 100 BEF kost. Ook in 1999 is er een verschuiving naar broodmaaltijden (60 BEF) en naar de goedkoopste categorie van warme maaltijden. Hierdoor daalt de gemiddelde maaltijdprijs met 0,7 BEF. Aantal maaltijden (zonder maaltijden aan groepen) per prijscategorie en gemiddelde prijs, totaal Prijs categ. 60 77 87 100 116 133 140 148 Totaal gemidd. Prijs
106
Katholieke Universiteit Leuven
Aantal maalt. 1998 89 911 323 761 44 451 108 346 245 701 416 769 66 116 19 082 1 314 502 108,98
% 6,8 24,6 3,4 8,3 18,7 31,7 5,0 1,5
Prijscateg. 60 77 87 100 116 133 140 148 Totaal gemidd. prijs
Aantal maalt. 1999 96 930 322 796 42 115 103 798 251 006 387 200 52 352 42 245 1 298 443 106,70
% 7,48 24,91 3,25 8,01 19,37 29,88 4,04 3,26
procentpunt +0,68 +0,31 -0,15 -0,29 +0,67 -1,82 -0,96 -1,76 -1,27 -0,69
Aantal verbruikte maaltijden per maand Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
3.4
140 811 152 444 185 176 129 834 130 353 124 152 42 705 55 570 92 873 186 450 165 957 136 925
Beleid
In 1999 stegen de bedrijfsopbrengsten licht (+1,7 MF of 0,4%) naar 440,9 MF. De eigen inkomsten bedroegen 313,8 MF. Het totaal van subsidies voor studenten (inclusief hogescholen en KULAK) en personeel K.U.Leuven bedroeg 124,9 MF. De afhankelijkheid van subsidies (=28,3%) bleef op het peil van 1998. De beperkte stijging van de omzet was het gevolg van een verdere daling van de gemiddelde maaltijdprijs en het krimpen van het aantal studenten. In 1999 bedroeg de gemiddelde maaltijdprijs 106,7 BEF, in 1998 107,39 en in 1997 108,98. De gemiddelde maaltijdprijs stemt nu nominaal overeen met het gemiddelde prijsniveau van 1994. Het totaal van het aantal maaltijden over alle distributiepunten heen, inclusief de nieuwe distributiepunten De Moete en St-Elisabeth steeg van 1 524 253 in 1998 naar 1 543 250 (+1,3%). De omzet van de meeste opbrengstensoorten daalde, uitgezonderd de automaten: maaltijden -2%, consumpties -9%, koffiebreaks en lunches -9,5%, groepen en recepties 8,5%. De stijging (+41,3%) van de verkopen via automaten compenseerde grotendeels deze dalingen. De levering van voedingsproducten aan diensten K.U.Leuven kende ook een lichte stijging (+1,2%). De evolutie van de omzet in de cafetaria’s was over het algemeen gunstig : Groep T +12,5%, KHL-lerarenopleiding +11,6%, De Spuye +1,8%. Ook het aantal cafetaria’s breidde uit (De Moete en St-Elisabeth). De evolutie van de omzet in de restaurants echter was duidelijk negatief: -22,1% in Alma 2, -25% voor weekenddienst, Pauscollege -8,2%, -6,2% in Alma 3. Alma 1 kende wel een groei van de omzet +9,8%. Het positief resultaat van Alma 1 (en het sterk negatieve resultaat van Alma 2) is vooral het gevolg van de sluiting van Alma 2 in de zomer voor werken maar er is ook een structurele verschuiving. De restaurants Justus Lipsiuscollege (+2,2%) en Gasthuisberg konden stand houden door de sluiting van het restaurant van de verpleegstersschool. De daling van het aantal maaltijden in de Alma-restaurants loopt synchroon met de daling van het aantal studenten. Alma verliest geen marktaandeel maar de markt krimpt. Tot op heden kon de daling van de globale omzet vermeden worden door de ontwikkeling van nieuwe activiteiten (automaten, cateringservice) en uitbreiding van de dienstverlening naar de hogescholen maar op korte termijn lijken de mogelijkheden uitgeput om de omzet van Alma te verhogen. Om zoveel mogelijk de schaaleffecten te behouden en anderzijds het structureel tekort van Faculty Club op te lossen, werden Alma en Faculty Club gefusioneerd tot een nieuwe structuur, Leuven Universitaire Catering. Hoewel de nieuwe structuur een goed potentieel heeft vooral naar de vergader- en congresmarkt toe, zal er op korte termijn in Faculty Club en Alma moeten gesaneerd worden. De daling van de omzet in een aantal distributiepunten heeft in 1999 niet geleid tot een daling van de personeelsinzet omwille van de klachten van de sterk gestegen werkdruk in 1998. Door de verhoging van de personeelsinzet (aantal uren +1,9%) en stagnatie van omzet daalde de productiviteit. De omzet per gepresteerd uur bedraagt nu 1 643 BEF en daalde met 1,4%. Sociale voorzieningen voor studenten
107
De uitgaven voor grondstoffen stegen met 1,2% tegenover een stijging van de omzet van 0,4%. In verband met de aankoop van grondstoffen moet in 1999 zeker de dioxine- en colacrisis vermeld worden. De economische schade die Alma geleden heeft tengevolge van de dioxinecrisis was beperkt omdat snel naar andere menu’s kon overgeschakeld worden door het ruime menuaanbod vooral op vlak van vegetarische maaltijden en omdat het voedselveiligheidssysteem (HACCP) op punt stond. Alma behaalde net voor het uitbreken van de crisissen als eerste Belgische cateringbedrijf een ISO 9001- en HACCP-certificaat. Het uitwerken van deze systemen heeft veel werk en investeringen gekost maar de dioxine- en colacrisissen hebben aangetoond wat de gevolgen van improvisatie zijn. Alma staat sterk indien het federaal Agentschap voor voedselveiligheid in actie gaat komen en dit kan slechts van weinig HORECA-bedrijven gezegd worden. Sedert 23.12.1999 bestaat ALMA VZW niet meer en maken de activiteiten van Alma deel uit van een groter geheel LeUCa VZW. Organisaties fusioneren met een sterk verschillende cultuur is geen eenvoudige opdracht en wellicht zal in 2000 veel energie gaan naar het operationeel maken van LeUCa. De beheersstructuur en interne organisatie zijn grondig gewijzigd. In 2000 dient een nieuwe organisatiestructuur uitgebouwd te worden die de sterke punten van Alma behoudt en versterkt. Tevens moet de synergie tussen Alma en Faculty Club gemaximaliseerd worden. Om de omzet en tewerkstelling op peil te houden moet zo snel mogelijk de vergader- en congresservice uitgebouwd worden. LeUCa geeft aan Alma en Faculty Club de mogelijkheid om verder te groeien als professionele cateringorganisatie en om de sociale verworvenheden voor studenten en personeel maximaal te behouden.
4. Dienstensector
4.1
Sociale dienst
Kerncijfers: Sociale dienst: 5 235 cliënten Studiefinanciering: 412 studenten hebben een financiële tussenkomst ontvangen. Buitenlandse studenten: 1 786 consultaties, 30 studenten kregen een huurtoelage, 26 studenten kregen een kortetermijnlening. Sinds april 1999 kunnen we het informatiepakket BerTA over de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap aan alle studenten van het hoger onderwijs in Vlaanderen via het internet gratis aanbieden. Dat dit gebeurt in goede samenwerking met de administratie en het kabinet, is op zich erg waardevol. De hulpverlening van de Sociale dienst voor buitenlandse studenten (SDBS) kan men situeren op drie terreinen. Vooreerst op materieel gebied, met name financiële steun door middel van leningen op korte termijn en toelagen. Deze steun is niet bedoeld als structurele steun, wel als hulp bij noodsituaties. Verder het informeren en het opvolgen van dossiers rond sociale zekerheid (ziekteverzekering, kinderbijslag). Ten slotte op praktisch gebied: advies en bemiddeling bij alle vragen en problemen die voortvloeien uit de interactie van de studenten met hun omgeving (introductie in Leuven, ongevallen, kinderopvang, relatieproblemen, consumentenproblemen, …) Wat uit de registratiegegevens niet zo duidelijk blijkt, is dat de tendens van toename van de vragen rond consumenten- en vreemdelingenrecht van vorig jaar aangehouden blijft. Dit soort problemen is een gevolg van de interactie van de buitenlandse student met zijn omgeving. Meestal betreft het misverstanden die tot stand komen door het cultuur- en taalverschil met de Belgische instanties. De hulpverlening bestaat voornamelijk uit bemiddeling en is behoorlijk arbeidsintensief. Er is gelukkig een nauwe samenwerking met de juridische dienst om tot juridisch onderbouwde oplossingen te komen. Meer en meer wordt in dit verband ‘virtuele’ dienstverlening via e-mail gevraagd. De Medico-Sociale Dienst werd overgenomen door de SDBS sinds juli ‘99. Dit houdt in: sociaal onderzoek, voorbereiding van het dossier voor het comité. uitbetaling en boekhoudkundige opvolging. De SDBS werd verder betrokken in de opvolging van dossiers van huurachterstal van de residenties. Het gaat om dossiers die soms reeds jaren aanslepen. Doordat de studenten de dienstverlening van de dienst goed kennen, blijkt dit opvolgingskanaal goed te functioneren. De brochure ‘housekeeping tips’ werd i.s.m. de Huisvestingsdienst herwerkt en herdrukt.
108
Katholieke Universiteit Leuven
Naar aanleiding van de veranderde wetgeving rond de ziekteverzekering werd een brochure gemaakt voor alle nieuwe buitenlandse studenten. Er werd meegewerkt aan de bekendmaking van de speelpleinwerking. In samenwerking met de academische overheid worden initiatieven genomen om het beleid rond buitenlandse gasten (studenten tot personeelsleden) meer coherent te maken. Dit initiatief dat de roepnaam ‘Vesta’ (godin van de haard en de gastvrijheid) meekreeg, resulteerde reeds in intensere communicatie van Studentenvoorzieningen met andere diensten voor buitenlandse gasten. Er werd bijvoorbeeld door het Team buitenlandse studenten meegewerkt aan de voorbereiding van de oriëntatiedagen in januari en september 1999 i.s.m. het Junior Program en Portulaca. Sedert de oprichting in 1995 werkt Pangaea aan de realisatie van zijn doelstellingen. Het wil de Livingroom zijn, in de eerste plaats van de buitenlandse bewoners-bursalen van de studentenresidenties, maar eveneens van alle buitenlandse gasten van de K.U.Leuven en alle Belgen aan K.U.Leuven die geïnteresseerd zijn in het leggen van contacten met andere culturen. Daartoe stelt Pangaea een grote ruimte ter beschikking, met bar voor gratis koffie en thee, met gezelschapsspelen, met 15 diverse kranten uit binnen - en buitenland. Tegelijkertijd zijn deze zaal en aangrenzende lokalen de ontmoetingsruimte waar Belgische en buitenlandse gasten aan geplande activiteiten kunnen deelnemen en zelf activiteiten organiseren. Om een antwoord te kunnen bieden aan de noden en verwachtingen van de buitenlandse gasten die niet altijd in het STUC of in het Cultureel centrum van de stad terecht kunnen is er een brede waaier van initiatieven: vormingslezingen, filmvoorstellingen, concerten, conversatielessen, danslessen, uitstappen naar cultuursteden als Praag etc… 4.2
Juridische dienst
Kerncijfers: 1 498 consultaties De Juridische dienst adviseert studenten van de K.U.Leuven en van de hogescholen waarmee samenwerkingsovereenkomsten zijn gesloten over alle vragen die het studentenstatuut betreffen. Daarnaast - en in toenemende mate - geeft de dienst advies aan diensten en directies in juridische aangelegenheden. Studiewerk en publicaties gaan hand in hand met deze dienstverlening. De werkbelasting kan niet slechts uit de registratiecijfers (cfr. supra) worden afgelezen. Advies verlenen gaat bij de meeste vragen vrij snel, terwijl enkele dossiers bergen werk en studie vragen. Ook moet gesteld worden dat het advies aan buitenlandse studenten een grotere tijdsinvestering vraagt dan uit de loutere cijfers blijkt. Het advies gaat gepaard met het opstellen van folders en brochures. Deze opdracht wordt altijd in teamverband uitgevoerd. Wat de technisch-juridische brochures betreft is de belangrijkste ‘Examenvragen’ die een toelichting geeft bij het examenreglement van de K.U.Leuven. De belangrijkste realisatie van het Academiejaar was wel de publicatie van het boek STUDENTenRECHT. 1 Het boek werd voor de eerste maal gerealiseerd in 1988. Van bij de aanvang werd gepoogd een volledige, systematische en toch algemene beschrijving van de rechtspositie van de student in het hoger onderwijs aan te bieden. Het boek is uniek in Vlaanderen zowel qua aanpak als uitdieping van de thema's. In die zin is het een degelijk instrument voor de adviseur in het werkveld en voor de beleidsverantwoordelijke die zich inzet voor de uitbouw van een coherent studentenstatuut. Zoals elk jaar vragen bepaalde thema's bijzondere aandacht en veel (studie)werk. Eén
1
Juridische en Sociale Gids voor de Student Hoger Onderwijs, Leuven, Acco, 4° ed., 512 p. Sociale voorzieningen voor studenten
109
van de actiepunten was het uitwerken van een modelhuurovereenkomst voor een studentenkamer in de privé sector voor geheel Vlaanderen. Dit gebeurde in overleg met andere universiteiten en hogescholen. Ook het uitwerken en optimaliseren van de raamovereenkomsten met de geassocieerde hogescholen was belangrijk. Maar extra aandacht ging dit jaar naar de herstructurering van de Jobdienst enerzijds en de beurzenproblematiek en het verblijfsstatuut van de buitenlandse student en onderzoeker anderzijds. a) Herstructurering van de Jobdienst Dit jaar was de jobdienst in volle herstructurering. Naast de gewone taken zoals de informatie en het advies aan studenten en externe werkgevers, kreeg de Jobdienst als nieuwe opdracht de aanwerving en de selectie van de jobstudenten in dienst van de K.U.Leuven. Dit vraagt een grotere expertise en knowhow. Juridische ondersteuning is hierbij meer dan ooit aangewezen. Voor het boek Efficiënt en flexibel tewerkstellen 2 werd hoofdstuk 3 ‘Studentenarbeid’ geschreven (p. 107-139). b) Beurzenproblematiek en verblijfsstatuut van de buitenlandse student en onderzoeker De implementatie van de wijzigingen in de wetgeving met betrekking tot het statuut van de free researchers 3 , heeft zeer veel aandacht gevraagd zowel op VLIR-niveau als binnen de K.U.Leuven. In de schoot van de VLIR is een werkgroep ‘buitenlandse onderzoekers’ opgericht die als doel had tot inventarisatie te komen van de problemen waarmee de Vlaamse universiteiten werden geconfronteerd en voorstellen voor uniforme werking uit te werken. De ‘VLIR-leidraad inzake postdoctorale navorsers met beurs/ subsidie’ werd op 19 oktober 1999 door de VLIR-Raad goedgekeurd. Momenteel is het dossier bij de Federale Raad voor Wetenschapsbeleid aanhangig gemaakt. Aan de K.U.Leuven werd de Commissie Toelatingsbeleid geïnstalleerd die alle aanvragen van buitenlandse studenten en vorsers zowel qua statuut als qua beurs onderzoekt. De Commissie brengt een advies uit aan het Gebu. In samenwerking met de heer Michel Taverne van de UCL werd volgende bijdrage gepubliceerd in het kader van de leergang Migratie- en Migrantentenrecht, een initiatief van de UIA en de stad Antwerpen: M. TAVERNE, L. VAN HOESTENBERGHE, ‘De buitenlandse student en het recht op verblijf’, Migratie- en Migrantenrecht, 3, Die Keure, 1999, p. 188-222. 4.3
Jobdienst
Kerncijfers: consultaties van studenten: 6 604 consultaties van werkgevers: 2 276 jobstudentenconctracten voor tewerkstelling binnen de K.U.Leuven: 2 091 De Jobdienst streeft er naar om door goede informatie en advies met betrekking tot het sociaal- en arbeidsrechtelijk statuut van de werkende student, alle betrokkenen bij studentenarbeid te ondersteunen. Door de jobbemiddeling probeert de dienst de financiële draagkracht van de student rechtstreeks te beïnvloeden, waardoor de drempel tot het hoger onderwijs voor een aantal studenten wat lager wordt. In 1999 signaleerden we een belangrijke aanpassing van de jobdienstwerking. De jobbemiddelingsactiviteit voor de reorganisatie van de studententewerkstelling aan de K.U.Leuven bleek een voltijdse job voor 2 medewerkers. De reorganisatie van de K.U.Leuven jobstudentenwerking bracht daarenboven nogmaals een bijkomende activiteit voor 2 bijkomende medewerkers. Tussen 01-10-98 en 30-09-99 heeft de Jobdienst
2 3
110
Katholieke Universiteit Leuven
CED SAMSOM, ed.1999-2000 L. VAN HOESTENBERGHE, “In wankel evenwicht: de nieuwe reglementering voor toekenning van arbeidskaarten aan navorsers en gasthoogleraren niet-EU”; T.O.R.B., 1998-99/2, 143-149)
echter op geen enkel moment kunnen werken met een normale bezetting. Om die reden is er dan ook geopteerd om die activiteiten voorrang te geven waarop de Jobdienst (en vaak ook de K.U.Leuven) het meest kwetsbaar was. Hierdoor hebben alle activiteiten rond contracten van jobstudenten en hun uitbetaling altijd absolute voorrang gekregen op het bemiddelingswerk. 4.4
Dienst Studieadvies
Kernopdrachten van de dienst Studieadvies kunnen omschreven worden als: Informatie- en adviesverstrekking inzake - studiecurricula en studievereisten voor basisstudies en voortgezette opleidingen aan de K.U.Leuven; - studiecurricula en studievereisten in het hoger onderwijs in binnen- en buitenland; - tewerkstelling in binnen- en buitenland. Studie- en studentenbegeleiding: - training doelmatig studeren (methode, planning, examenvoorbereiding); - (her)oriëntering; - kortlopende begeleiding bij sociaal-emotionele problemen; - gespecialiseerde begeleiding voor studenten met een lichamelijke handicap of chronische ziekte; - sollicitatietrainingen: ‘Eerste Hulp bij Solliciteren’. Die vormen van (studie)loopbaanbegeleiding zijn opdrachten van drie teams die in hun activiteiten ondersteund worden door een secretariaats- en onthaalpool. Studieadvies beschikt over een Mediatheek met informatie over studierichtingen aan de K.U.Leuven, over studiemogelijkeden en tewerkstelling in binnen- en buitenland. Informatie- en begeleidingsactiviteiten zijn bedoeld voor (aspirant-)studenten K.U.Leuven. De Mediatheek is eveneens toegankelijk voor studenten van Groep T en studenten uit hogescholen die deel uitmaken van LENS (Leuvens Netwerk Sociale Voorzieningen). Studiebegeleiding wordt eveneens aangeboden aan studenten van Groep T. Begeleiders van studenten met een handicap uit het LENS-netwerk kunnen een beroep doen op de K.U.Leuven expertise. Diverse initiatieven werden in 1999 opgestart of verder uitgebouwd. -
‘KiesKeurig’, een studiekeuzewerkboek voor laatstejaars secundair onderwijs, kreeg een laatste update en werd in september aangeboden aan scholen en PMS-centra. De publicatie beantwoordt duidelijk aan een nood op de markt: binnen een tijdsspanne van enkele weken werden er 23 000 exemplaren van besteld.
-
Nieuw in 1999 was de opstart van de Vacaturedatabank K.U.Leuven op internet. Bedrijven kunnen vacatureberichten inlassen, studenten en alumni raadplegen de databank en kunnen zich kenbaar maken als kandidaat.
-
Om de deelname van studenten met een handicap aan Erasmusuitwisselingen te bevorderen werd recent, met subsidiëring van D.G.XXII van de Europese Commissie, een nieuwe databank uitgebouwd rond dienstverlening in het hoger onderwijs in Europa: de ‘Higher Education Accessibility Guide’. Die databank werd ontwikkeld op de website van de European Agency for Special Needs Education, een voor kort opgericht Europees Agentschap dat afgevaardigden van de Ministeries van Onderwijs uit 17 Europese lidstaten groepeert.
-
Studenten van de vereniging ‘Ex Oriente Lux’ namen contact op met Studieadvies om gezamenlijke informatieactiviteiten op te zetten voor Turkse, Marokkaanse en Koerdische aspirant-studenten hoger onderwijs. Een programma daarvoor werd uitgewerkt in overleg met Studentenvoorzieningen.
Sociale voorzieningen voor studenten
111
4.4.1
Informatie
Ruim 1 600 aspirant-studenten en studenten uit binnen- en buitenland kregen individueel advies over studeren aan de K.U.Leuven, over studiemogelijkheden in binnen- en buitenland en over de arbeidsmarkt. Een vergelijkbaar aantal werd telefonisch of langs email geïnformeerd. −
Informatie over basisstudies: * binnen K.U.Leuven werd logistieke en inhoudelijke ondersteuning geboden bij de organisatie van de vijf Infodagen K.U.Leuven 1999; * er werd deelgenomen aan vijf driedaagse Studie-Informatiedagen georganiseerd door het Departement Onderwijs; * ‘Sleutel aan je toekomst’, een infoprogramma voor laatstejaars en hun ouders, werd aangeboden op 12 plaatsen aan 24 deelnemende scholen. Het programma bevat uiteenzettingen over studiekeuze, studeren en student zijn, de kosten en het kot, vier voorstellingen van wetenschapsdomeinen door academici en een infomarkt met alumni. In diezelfde reeks werd medewerking verleend aan een specifieke K.U.L.A.K. - K.U.Leuven beurs te Brugge die grote belangstelling kende.
−
Voor kandidatuurstudenten van KULAK, KUB en LUC werden infosessies ingericht rond aansluitende 2e cyclusstudies aan de K.U.Leuven
−
Voor laatstejaarsstudenten werden volgende programma’s georganiseerd: * ‘Verder studeren in het buitenland’ werd toegelicht in 11 verschillende sessies. In totaal hebben ruim 600 studenten deze sessies bijgewoond. * Naar traditie werden de voortgezette academische opleidingen K.U.Leuven voorgesteld op diverse Jobinfodagen. Opleidingen aan de K.U.Leuven werden aan de U.C.L. toegelicht en vice versa. * Ruim 120 studenten volgden het informatieprogramma over ‘Werken in het buitenland’.
−
Loopbaanbegeleiding, een programma van de Kerncel Tewerkstelling, is bedoeld voor laatstejaarsstudenten en studenten uit aanvullende opleidingen K.U.Leuven. Die Kerncel organiseerde diverse avondsessies en een succesvolle Jobinfodag waar meer dan 70 bedrijven aan deelnamen. Op die Jobinfodag werd voor het eerst de vacaturedatabank voorgesteld (cf. supra). De Kerncel biedt ook individueel advies aan werkzoekenden, voordrachten en trainingen rond solliciteren.
4.4.2
Studiebegeleiding
1 454 studenten consulteerden de afdeling. Gemiddeld werden 2 à 3 gesprekken gevoerd met elke student wat het aantal contacten op ruim 3 000 bracht. Bovendien werden 320 volledige en 250 selectieve testonderzoeken uitgevoerd in functie van heroriëntering en/of diagnosestelling bij problemen. De populatie studenten bestond voor 71% uit eerstejaars en voor 29% uit ouderejaars. Vijf groepen studenten volgden een intensieve training ‘Doelgericht studeren’. ‘Studiemanagement’, het leren opstellen en realiseren van een evenwichtige studieplanning, kwam wekelijks aan bod doorheen het volledige academiejaar. De in 1998 opgestarte contactmomenten met diverse monitoraten werden in 1999 voortgezet. Met een achttal groepen monitoren werd overlegd rond het beter op mekaar afstemmen van de onderlinge samenwerking en rond de doorverwijzing van studenten. 4.4.3
Begeleiding van studenten met een handicap
Studenten met een lichamelijke handicap of chronische ziekte kunnen een beroep doen op de Werkgroep Gehandicapte Studenten K.U.Leuven (WGS), een interdisciplinair team dat 11 leden telt. In 1999 deden 173 (aspirant-)studenten een beroep op de diensten van die Werkgroep. Extra-aandacht ging uit naar de problematiek van dove en slechthorende studenten. In dat verband werd contact opgenomen met Lernout en Hauspie. De daar ontwikkelde technologie werkt evenwel voorlopig nog onvoldoende precies om dienstig te 112
Katholieke Universiteit Leuven
kunnen zijn in lesverband. Mogelijke schrijfassistenten werd eveneens verkend.
inschakeling
van
gebarentolken
en
Het aantal studenten met een handicap dat omkadering nodig heeft groeide van 34 in het academiejaar 1998-99 tot 43 in het daaropvolgende jaar. Die studenten zijn opgenomen in 17 omkaderingsgroepen waarvan in totaal 224 studenten-vrijwilligers deel uitmaken. Ook die groep groeide t.o.v. het vorige jaar aan met bijna 20%. Leuven heeft na ruim twintig jaar nog steeds het ‘monopolie’ van die vorm van dienstverlening. Voor studenten die een dergelijke dienstverlening nodig hebben zou dringend werk moeten gemaakt worden van een structurele opvang in alle Vlaamse instellingen hoger onderwijs. Kerncijfers: Medisch centrum 4 700 patiënten, waarvan 2 489 nieuwe patiënten, en 8 370 prestaties. Psychotherapeutisch centrum: 799 cliënten waarvan 647 nieuwe aanmeldingen, 6 044 therapie-uren, 2 698 groepstherapie-uren.
5. Gezondheidssector
Het Medisch centrum had 600 prestaties meer dan vorig jaar. Na een periode van wisselende artsen is er nu een vast duo van een mannelijke en een vrouwelijke arts, wat goed beantwoordt aan de verhouding van mannelijke en vrouwelijke studenten. De medische problemen van de studenten zijn dikwijls leeftijdsgebonden of studiegebonden. Hier worden o.a. de steeds meer voorkomende psychische problemen bedoeld, waarmee de studentenartsen worden geconfronteerd. De studentenartsen op de eerste lijn met een zeer ruime bereikbaarheid hebben bij de detectie van en de zorg voor deze (soms acute) problemen een unieke plaats omdat de studenten langs een lichamelijk entreekaartje de artsen kunnen aanspreken. Ook de leefsituatie van de student mag men niet over het hoofd zien, waarin bij relaties vragen over en mislukkingen met contraceptie frequent zijn. Het centrum speelt hier een belangrijke rol als begeleider van vele studenten. In dit kader passen dan ook de vier avonden over relatievorming en seksualiteit. Op curatief medisch vlak is er een uitgebouwd netwerk van voorzieningen waarvan het Medisch centrum en het Psychotherapeutisch centrum in de schoot van Studentenvoorzieningen de hoeksteen vormen. Daarnaast beschouwt de K.U.Leuven het als een belangrijke opdracht een collectief gezondheidsbeleid voor studenten uit te bouwen door o.m. de organisatie van het ‘eerstejaarsonderzoek’. Sedert 1997 werd ook één van de artsen belast met een preventieopdracht, in samenwerking met de externe preventiedienst IDEWE, met als taak het onderzoek naar de gezondheidsrisico’s en de medische begeleiding van studenten die in hun opleiding aan de risico’s van het arbeidsmilieu worden blootgesteld. Deze opdracht moet gezien worden in het licht van de Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (B.S., 18 september 1996). Deze Welzijnswet legt bovendien specifieke verplichtingen op ten aanzien van studentenstagiairs die in het kader van hun opleiding een verplichte stage lopen hetzij binnen de eigen instelling, hetzij in externe stageplaatsen. Specifiek aan de stage is het feit dat de stagiair volledig in het arbeidsmilieu wordt opgenomen en aan dezelfde arbeidsrisico’s als de werknemers van de stage-instelling worden blootgesteld. De K.U.Leuven treedt ten slotte ook op als werkgever voor de studenten die als jobstudent aan de eigen instelling werken. Als werkgever is de universiteit verantwoordelijk voor het verplicht medisch toezicht en preventief gezondheidsbeleid zoals dit wettelijk wordt geregeld door de Welzijnswet. Gedurende 1999 werd binnen de Stuurgroep Studentengezondheidszorg en in enkele ad-hoc vergaderingen met academisch en administratief verantwoordelijken van ziekenhuis en universiteit een voorstel ontwikkeld om de stageproblematiek aan te pakken. Basisschema dat ook aanvaard wordt in hogeschoolomgeving is, dat de onderwijsinstelling zorgt voor het medisch toezicht van alle eigen studenten die waar dan ook stage zullen lopen en dit aanrekent aan de respectieve stage-instellingen. Voor stagiairs die geen grote actieve bijdrage leveren aan de stageplaats, zou geen externe aanrekening gebeuren, om bestaande stageplaatsen niet in het gedrang te brengen. De studenten die als risicostudenten gelibelleerd worden, zullen onderzocht worden door een arbeidsgeneesheer. Deze zorgt ook voor de nodige risico-analyse waar nodig. Het Preventief gezondheidscentrum van Studentenvoorzieningen functioneert binnen de Sociale voorzieningen voor studenten
113
universiteit als budgettair en administratief tussenstation. Het zorgt voor een correcte betaling van de facturatie vanwege IDEWE en zorgt voor een juiste facturatie aan de stage-instellingen (of de faculteiten). Sinds september 1999 functioneert het eerstejaarsonderzoek binnen het Van Dalecollege en vormt het zo het potentiële vehikel voor de uitbouw van een volwaardig Preventief gezondheidscentrum voor studenten, nauw samenwerkend met, maar om deontologische regels niet gelijk aan de curatieve diensten. De registratiegegevens van het Psychotherapeutisch Centrum stijgen, net als vorig jaar. Dit betekent niet alleen dat het aanbod dat binnen de dienst aangeboden wordt, gestegen is. Het beantwoordt ook aan een groeiende vraag naar ondersteuning binnen de studentenbevolking. Er was een grote aandacht voor het verder uitwerken van de groepsprogramma's om meer studenten directe hulp te kunnen bieden en om de wachtlijst te vermijden. De problematieken worden ernstiger: zwaardere psychiatrische ziektebeelden, meer problematische gezinssituaties met echtscheidingen en gecompliceerde nieuw samengestelde gezinnen. In het centrum wordt nu meer geïnvesteerd in contacten met ouders en andere hulpverleners. Twee jaar geleden werd het suïcideonderzoek opgestart. Er werd een literatuuronderzoek verricht over suïcide, suïcidepogingen en suïcidale ideatie bij studenten en leeftijdsgenoten en met de techniek van ‘psychologische autopsie’ werd een analyse gemaakt van de elf suïcidecasussen bij studenten gedurende de academiejaren 1997-98 en 1998-99. 4 . Naar de toekomst moet vooral aandacht besteed worden aan het opvolgen van de afgesproken postinterventiestrategie. Met name een correcte communicatie naar de peergroup van de overleden student (residenties, faculteit…) blijkt erg belangrijk te zijn. Maar verder moet ook geïnvesteerd worden in de preventie- en interventiestrategie. Concreet zal een tweedaags vormingsaanbod gegeven worden aan een honderdtal medewerkers (beleidsverantwoordelijken, adviseurs, facultaire medewerkers, residenten, studenten met vertegenwoordigende taken…) dat vooral gericht is op het herkennen van verbale en non-verbale signalen, en op de wijze waarop je op dergelijke signalen kan reageren.
6. Studentenorganisaties
Overzicht van de studentenactiviteiten en –organisaties die een toelage krijgen Studentenvoorzieningen betoelaagt enkel Loko, de overkoepelende studentenorganisatie. Binnen Loko worden vijf werkvelden van participatie, inspraak en medebeheer aangepakt; de academische zone binnen Kringraad, de sociale sector binnen Sociale Raad, kultuur resp. sport binnen Kultuurraad resp. Sportraad, en het werkveld van de buitenlandse studenten, resp. de studenten die naar het buitenland gaan binnen Portulaka. Loko geeft tenslotte de studentenkrant Veto uit. De facultaire of departementale kringen houden jaarlijkse praesidiaverkiezingen. Afgevaardigden uit deze praesidia vinden zich terug in de thematische raden binnen de koepel Loko; Sociale Raad, Kringraad, Kultuurraad, Sportraad, Portulaka. Ze zijn verantwoordelijk voor inspraak en medebeheer in en de stimulering van de sector die hen toevertrouwd wordt door de praesidia. Veto besteedt als weekblad van de Leuvense Kringorganisatie aandacht aan alle topics die voor een studentenorganisatie en voor studenten in het bijzonder van belang zijn.
7. Stafdiensten
Alleen al in 1999 werden 33 brochures, folders of flyers herwerkt of nieuw geconcipieerd, naast 4 onderzoeksrapporten, diverse formulieren, vragenlijsten, internet- paginae en andere dragers van informatie. Een typisch voorbeeld van deze nieuwe dragers is de kotkit, een milieuvriendelijk welkomstpakket voor eerstejaarsstudenten dat op vraag van de studentenbeweging door SIC-milieu ontwikkeld werd als alternatief voor het te milieuonvriendelijke en te publicitair georiënteerde student welcome pack.
4
114
Katholieke Universiteit Leuven
C. MAESSCHALCK, Project ter preventie van suïcidaal gedrag bij K.U.Leuven-studenten. K.U.Leuven, 1999,102pp
Het informaticateam staat al jarenlang zwaar onder druk. Het beheer van het netwerk van Studentenvoorzieningen, het onderhoud van het groeiende P.C.-park (138 P.C.’s, 28 meer dan vorig jaar) en de ondersteuning van de personeelsleden, vooral van de nieuwe personeelsleden vraagt veel aandacht. Gebruikers van specifieke software, geschreven voor Studentenvoorzieningen vragen eveneens veel energie van het informaticateam. Op het einde van 1998 werd een ander project voor de toekomst opgestart. We bedoelen kaSt, het televisiekanaal voor de studenten. Sinds 25 januari 1999 wordt wekelijks een tiental minuten durende studentenvideo verspreid via monitoren op voor studenten belangrijke plaatsen in Leuven en via het interne computernetwerk. De video wordt voor en door studenten gemaakt, en tracht studenten ‘uit hun kot te lokken’ en hen te informeren over extra-curriculaire activiteiten in de sfeer van sport, cultuur, academische en sociale thematieken en kwesties, die buitenlandse studenten aangaan. Bedoeling is, dat door werk met andere software, de respectieve videofragmenten in de loop van het jaar 2000 in de internetpagina’s (dus ook extern leesbaar) geïntegreerd worden. Voor Studentenadministratie waren er in 1999 twee essentiële veranderingen. Eerst en vooral kreeg de infodesk van Studentenadministratie een volledig nieuw gezicht. De professionaliteit en klantvriendelijkheid konden hierdoor stijgen.
8. Studentenadministratie
Daarenboven werd er in november, na de inschrijvingsperiode, gestart met de verbouwing van Studentenadministratie. Op informatietechnologisch vlak werden alle relatief jonge realisaties van de voorbije jaren geactualiseerd. Voor de visiting scholars werd een vereenvoudigde inschrijvingsprocedure via internet uitgewerkt. De inschrijvingstoepassing werd beter afgesteld op de vereisten voor de Databank Tertiair Onderwijs (DTO) van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. De procedure voor de wekelijkse aanpassing van de website met de inschrijvingsaantallen werd opgekuist en gedocumenteerd. Binnen het KULeuven Anemoonproject was Studentenadministratie nauw betrokken bij zes werkgroepen van Campus Management. Het aantal schriftelijke inschrijvingen door ouderejaars nam nog lichtjes toe (van 39,56% naar 41,80% van alle inschrijvingen). Hierdoor kon tijdens de inschrijvingsperiode meer aandacht gaan naar de nieuwe studenten. Meer dan 99% van deze groep nam een voorinschrijving via internet. Opmerkelijk meer studenten deden dit vanaf hun thuisadres.
Sociale voorzieningen voor studenten
115
Synthese van de jaarrekening De totale inkomsten van de K.U.Leuven bedragen in 1999 16,5 mia BEF, een toename met 3,7% tegen 1998. Het aandeel van de overheidsuitkeringen in de totale inkomsten bedraagt 72,6%, tegen 72,2% in 1998. Veruit de tweede belangrijkste inkomstenbron is de privé-sector, die staat voor 14,3% van de inkomsten. De structurele trend van verhoging van het aandeel van de onderzoeksinkomsten heeft zich in 1999 verder gezet: de inkomsten van het Bijzonder Onderzoeksfonds en van de Andere Onderzoeksfondsen samen vertegenwoordigen bijna een derde van de totale inkomsten en stijgen met 8% tegenover 1998. De totale uitgaven van de universiteit totaliseren 15,2 mia BEF. De personeelsuitgaven vertegenwoordigen hiervan 63,5%, terwijl de uitgaven voor werking en uitrusting 36,5% bedragen. Het aandeel van de personeelsuitgaven in de totale uitgaven verschilt overigens sterk van afdeling tot afdeling: voor de Werkingstoelagen bedraagt het 76,6%, voor de Onderzoeksafdelingen bedraagt het 58%, voor de Afdelingen Patrimonium en Sociale Voorzieningen situeert het zich tussen 30 en 40%. Structuur van de inkomsten en uitgaven 1999
1998
1999
72,2 4,4 13,6 1,4 2,4 3,7 1,7 0,6
72,6 3,5 14,3 1,5 2,2 3,9 1,6 0,4
62,6 37,4
63,5 36,5
Samenstelling van de inkomsten (in%) Overheidsuitkeringen Inkomsten van internationale instellingen Inkomsten uit de privé-sector Rechten, royalties en overhead Inschrijvings- en examengelden Financiële inkomsten Inkomsten uit onroerende goederen Diverse Samenstelling van de uitgaven (in%) Personeelsuitgaven Werking en uitrusting
De totale werkingstoelage bedraagt in 1999 8,037 mia BEF, terwijl de uitgaven – transfers naar andere afdelingen inbegrepen – 7,779 mia BEF totaliseren. In het boekjaar 1999 werd bijgevolg op de Afdeling Werking een overschot gerealiseerd van 258 mio BEF, tegen een tekort van 111,5 mio BEF in 1998.
1. Afdeling Werking
Deze verbetering van de financiële situatie op de Afdeling Werking is nochtans slechts ogenschijnlijk. Immers, in 1999 werd de kost van de groepsverzekering die de K.U.Leuven afsloot in het kader van de decretale verplichting een met de rijksuniversiteiten gelijkwaardig geldelijk statuut te bieden aan haar personeel, volledig ten laste gelegd van het patrimonium van de universiteit. Indien deze uitgaven net zoals in 1998 zouden betaald zijn met de werkingstoelage, was de Afdeling Werking ongeveer in evenwicht. In dit verband moet opnieuw gewezen worden op de ontoereikendheid van de uitkeringen die de K.U.Leuven ontvangt in het kader van artikel 136. Ondanks de stijging van het haar toegekende bedrag van 274,2 mio BEF in 1998 tot 326,5 mio BEF in 1999 blijft dit ruim onvoldoende om de K.U.Leuven toe te laten de grotere sociale zekerheidslasten van haar personeel te betalen, evenals de kost van de groepsverzekering te dekken. Deze laatste vertoont de laatste jaren overigens onder invloed van het leeftijdsprofiel van het Synthese van de jaarrekening
117
ATP en van de veralgemeende tendens vervroegd met pensioen te vertrekken, een exponentieel stijgend verloop: vijf jaar geleden bedroeg de jaarkost voor de groepsverzekering van het personeel op de Afdeling Werking nog 118 mio BEF, in 1999 is dit opgelopen tot 254 mio BEF. De personeelskosten op de afdeling Werking vertegenwoordigen 79,9% van de totale uitgaven exclusief transfers en zijn voor 43% samengesteld uit personeelsuitgaven voor het ZAP, voor 18% voor het AAP en 39% voor het ATP.
2. Fonds voor Onroerende Investeringen
Ten laste van het Fonds voor onroerende investeringen werden een aantal projecten afgewerkt, nl.: - College De Valk – uitbreiding bibliotheek - Erasmushuis – Letteren inrichting PC-lokalen (fase 1) - Sociale Wetenschappen – uitbreiding bibliotheek - SEG – Landbouwwetenschappen – herinrichting laboratoria Faculteit Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen Andere projecten zijn lopende. De reële globale uitgaven in 1999 bleven beperkt tot 275,7 mio BEF. Het saldo op de uitgaven (omwille van administratieve en technische vertragingen) bedraagt 289,3 mio BEF en zal toegevoegd worden aan de uitgaven van 2000; het betreft de lopende projecten: - Erasmushuis – infodesk bibliotheek – fase 2 - Landelijke genie (Landbouw E) – uitbreiding laboratoria - Laboratorium akoestiek – uitbreiding - Animalium Leuven – renovaties - Animalium Heverlee – renovaties - Gasthuisberg – fase IV – onderzoekslaboratoria - LINOV – nieuwbouw - Internationaal huis der rechten – nieuwbouw met brandweerdoorgang - Celestijnenhoeve – Campusbibliotheel Exacte Wetenschappen - Centrale bibliotheek – restauraties ornamenten en daken - Campi Arenberg – secundaire en tertiaire rioleringen. Mede door het verspreide en vaak historisch gebouwenbestand van de K.U.Leuven zijn voor de upgrading en de modernisering van de ruimtelijke voorzieningen en het gebouwenbestand van de universiteit, alsook voor de tegemoetkoming aan de nieuwe wetgevingen en verordeningen op gebied van veiligheid en milieu belangrijke investeringen noodzakelijk die op een termijn van de komende 10 jaar moeten geraamd worden op meer dan 10 mia BEF. De jaarlijkse investeringstoelagen die de financierende overheid hiervoor ter beschikking stelt zijn ruim onvoldoende.
3. Onderzoek
Zowel het Bijzonder Onderzoeksfonds als de Andere Onderzoeksfondsen konden hogere inkomsten optekenen. Het aandeel van de onderzoeksinkomsten in de totale inkomsten van de universiteit is dan ook opgelopen tot bijna een derde. Ook de personeelskosten voor onderzoek en de werkings 1 - en uitrustingsuitgaven die verband houden met de onderzoeksactiviteiten vertoonden een grotere stijging dan in de andere afdelingen van de rekeningen.
4. Patrimonium
De inkomsten van de afdeling Patrimonium nemen toe met 6,5% terwijl de uitgaven een grote stijging vertonen (+ 27,4%). Dit heeft te maken met de groepsverzekering voor het personeel, maar ook met andere personeelskosten en uitgaven, waarvoor de werkingstoelage ontoereikend was. De financiële inkomsten van de Afdeling Patrimonium vertonen een gevoelige toename omdat meerwaarden werden gerealiseerd
1
118
Katholieke Universiteit Leuven
Door de snellere afsluiting van het interne beheersinformatiesysteem voor onderzoek zijn 1,6 mio BEF aan werkingsuitgaven niet opgenomen in tabellen 2, 3, 4 en 5 van het deel Onderzoek.
op sommige van de succesvolle spin-offs van de universiteit die een geslaagde beursgang kenden.
Synthese van de jaarrekening
119
Werkingstoelagen 1. 2.
3.
4.
Overdracht saldo vorig jaar Inkomsten lopend jaar Overheidsuitkeringen Inkomsten van internationale organismen Inkomsten uit de privé sector Inkomsten uit rechten, royalties en overhead Inschrijvings- en examengelden Financiële inkomsten Inkomsten uit onroerende goederen Diversen Uitgaven Personeel Werking en uitrusting Overschrijvingen tussen afdelingen Inkomsten Uitgaven
1 363 715 8 037 325 8 037 325 0 0 0 0 0 0 0 7 457 174 5 960 299 1 496 875 -322 000 0 322 000
Fonds Onroerende Investeringen 245 289 309 543 294 450 0 0 0 0 6 813 8 280 0 266 985 0 266 985 156 768 165 500 8 732
Sociale Bijzonder voorzieningen Universitair studenten Onderzoeksfonds 175 451 1 667 010 456 949 911 536 193 024 899 536 0 0 0 12 000 0 0 0 0 8 475 0 201 253 0 54 197 0 579 314 729 157 193 185 479 587 386 129 249 570 99 873 235 000 99 873 235 000 0 0
Andere Onderzoeksfondsen 1 689 147 3 976 054 2 586 064 381 261 979 526 23 358 0 0 0 5 845 3 808 303 2 153 828 1 654 475 0 0 0
Patrimonium
Orde
TOTAAL
258 151
199 326
-22 492
417 379
167 751
3 977 709 2 656 401 0 0 1 367 554 226 471 361 359 642 533 58 484 0 2 074 823 879 835 1 194 988 -169 641 0 169 6 41 411 937
161 379 203 629 1 931 193 918 7 780 0 0 0 0 0 313 075 7 632 305 443 0 0 0
9 279 700 16 551 437 12 012 330 575 179 2 366 860 249 829 361 359 657 821 268 017 60 042 15 228 831 9 674 366 5 554 465 0 500 373 500 373
-109 446 51 933 51 933 0
1 322 606
5.
Saldo huidig jaar
6.
Provisies, fondsen en over te dragen saldi
1 621 866
444 615
152 959
2 084 389
1 856 898
4 389 646
7. 8.
Bestemd voor faculteiten en diensten Onbestemd saldo over te dragen naar volgend jaar
1 200 591 421 275
444 615 0
105 139 47 820
2 084 389 0
1 856 898 0
3 202 399 1 187 307
Synthese van de jaarrekening
10 602 906 8 945 904 1 656 402
balans van de Het balanstotaal bedraagt 2 2 mia BEF, een stijging met 9,1% tegenover 1998. De vaste activa vertegenwoordigen 43% van het balanstotaal. De belangrijkste stijging betreft de financiële vaste activa, die de deelname van de K.U.Leuven i n verschillende spin-off bedrijven vertegenwoordigen. Ook de immateriële vaste activa kenden de laatste jaren een stijging, die t e maken heeft met de belangrijke investering die de K.U.Leuven verrichtte i n de modernisering van haar administratie door de installatie van een geïntegreerd software pakket. Dit zogenaamde Anemoonproject is operationeel sinds 1 januari 2000. Op hetzelfde ogenblik zijn de centrale boekhoudsystemen overgeschakeld naar de EURO. Wat betreft de materiële vaste activa kan opgemerkt worden dat het i n belangrijke mate gaat o m historische gebouwen, die op conservatieve wijze gewaardeerd werden. Bij de vlottende activa valt de hoge vordering op minder dan één jaar op. Deze vloeit voort uit het feit dat de diverse overheidstoelagen voor de maand december slechts begin januari worden uitbetaald. De andere vlottende activa en financiële waarden stijgen met 22%. De gezonde financiële structuur van de universiteit weerspiegelt zich i n de omvang van het eigen vermogen, dat 16,7 mia BEF bedraagt en 7 5 % van de balans vertegenwoordigt. De overgedragen kredieten, fondsen en provisies bedragen meer dan 1 0 mia BEF. Voor w a t betreft de Onderzoeksfondsen is dit het gevolg van het feit dat de inkomsten de laatste jaren snel zijn gestegen en werden vastgelegd voor onderzoeksactiviteiten die over verschillende jaren lopen. Tevens moet rekening gehouden worden met het feit dat het boekhoudkundig stelsel de universiteiten verbiedt provisies en voorzieningen aan te leggen. De reserves die de K.U.Leuven i n het kader van een voorzichtig beleid dient aan t e leggen om tegemoet t e komen aan risico's vindt met eveneens terug i n dit bedrag. Belangrijke risico's zijn onder meer de onderfinanciering van de groepsverzekering ingevolge vervroegde pensionering en het sociale passief dat wordt opgebouwd onder meer door de sterk stijgende groep van onderzoekers.
Balans K.U .Leuven ACTIVA
1998 VASTE ACTIVA
I.
OPRICHTINGSKOSTEN
ll.
IMMATERIELE VASTE ACTIVA
III.
MATERIELE VASTE ACTIVA A. Terreinen en gebouwen B. Installaties, machines en uitrusting C. Meubilair en rollend materieel D. Leasing en soortgelijke rechten
E. Overige materiële vaste activa F. Activa in aanbouw en vooruitbetalingen IV.
FINANCIELE VASTE ACTIVA A. Verbonden ondernemingen
B. Ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat C. Andere financiële vaste activa
VLOTTENDE ACTIVA
V.
VORDERINGEN OP MEER DAN EEN JAAR A. Handelsvorderingen
B. Overige vorderingen Vl.
VOORRADEN EN BESTELLINGEN IN UITVOERING A. Voorraden
B. Bestellingen in uitvoering VII.
VORDERINGEN OP TEN HOOGSTE EEN JAAR A. Handelsvorderingen B. Overige vorderingen
1
VIII.
ANDERE VLOTTENDE ACTIVA EN FINANCIELE WAARDEN
IX.
LIQUIDE MIDDELEN
X.
OVERLOPENDE REKENINGEN
Kalholteke Universilol Leuven
1999
9 458 948 301
9 425 572 644
O
O -
61 427 364
70 833 828
9 345 080 866 7241973352 1560179917 144 925 680 O 398001917
9 219 135157 7105946817 1520371817 161 674 160 O 431142363
O
O
52 440 071
135 603 659
PASSIVA
1998 EIGEN VERMOGEN
I.
KAPITAAL A. Geplaatst kapitaal
ll.
B. Niet-opgevraagd kapitaal UITGIFTE PREMIE
III.
HERWAARDERINGSMEERWAARDE
IV.
RESERVES A. Wettelijke reserves B. Onbeschikbare reserves 1. Eigen aandelen
2. Andere C. Belastingvrije reserves V.
D. Beschikbare reserves OVERGEDRAGEN KREDIETEN, FONDSEN EN PROVISIES A. Overgedragen bestemde kredieten en provisies
-
Afdeling Werking
-
Afd. Onderzoeksfondsen : Bijz. Univ. Onderzoeksfonds
Afdeling Investeringen Afdeling Sociale voorzieningen voor studenten
-
Vl.
VII.
Afd. Onderzoeksfondsen : Andere Onderzoeksfondsen Afdeling Patrimonium Afdeling voor Orde B. Overgedragen onbestemde saldi Afdeling Werking - Afdeling Sociale voorzieningen voor studenten - Afdeling Patrimonium KAPITAALSUBSIDIES
A. Voorzieningen voor risico's en kosten B.
Uitgestelde belastingen
VIII. SCHULDEN OP MEER DAN EEN JAAR
1999
15262671 859 16694376746 O o O O O O O O O ?! 3440466904 3415410635 O O O O O O 3440466904 3415410635 O O O O 7 815 645 207 988245811 245288615 146309846 1 667 009 545 1689146671 2918265032 161 379 687 1 464 054 574 375 470 143 29 140 858 1 059 443 573 2542 505 174
8945 904384 1200591 516 444615329 105139015 2 084 388 327 1856897569 3202339243 51 933 385 1 656 401 323 421 274 680 47 819 979 1 187 306 664 2676660404
9 487 377
10 493 313
9 487 377 O 4 939 180 080
10 493 313 O 5 337 585 104
3 340 159 342
3 199 584 083
3329172834 10 986 508 O O O 1 462 228 105 136487564
3190847419 8 624 664
O 706 363
225 362 244
377 879004 O 14 987 348
368 351 125 O 12 928 500
195732003 637092 383
205310158 762 166 237
99 343 440
148 996 087
A. Financiële schulden
1. Kredietinstellingen, leasingschulden en soortgelijke 2. Overige leningen B. Handelsschulden
IX.
C. Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen D. Overige schulden SCHULDEN OP TEN HOOGSTE EEN JAAR A. Schulden
> 1
jaar die binnen het jaar vervallen
B. Financiële schulden 1. Kredietinstellingen
2. Overige C. Handelsschulden 1. Leveranciers 2. Te betalen wissels D. Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen E. Schulden mbt belastingen, bezoldigingen en sociale lasten 1. Belastingen 2. Bezoldigingen en sociale lasten
F. Overige schulden X.
OVERLOPENDE REKENINGEN
O
50 O00 62 O00 1 864 422 470 141308119
O
273 578 551 136 792 633 TOTAAL DER PASSIVA 20 21 1 339 316 22 042 455 163 Balans van de L U Leuven
p -
-
-
1
121
Wetenschappelijke dienstverlening De wetenschappelijke dienstverlening behoort, naast onderwijs en onderzoek, tot de kerntaken van de universiteit. Zij omvat een ruime waaier van activiteiten die de universiteit levert ten bate van de maatschappij. Het decreet van 22 februari 1995 bepaalt voor de wetenschappelijke dienstverlening een aantal spelregels en legt de universiteiten op een eigen reglement ter zake uit te werken. De K.U.Leuven heeft een dergelijk reglement opgesteld. De afdeling Leuven Research & Development beheert de contracten die gesloten worden met bedrijven. De andere contracten lopen via de centrale administratieve diensten. Het decreet staat toe dat persoonlijke vergoedingen kunnen worden uitbetaald aan personeelsleden voor maximum de helft van het netto overschot dat op dergelijke contracten van wetenschappelijke dienstverlening wordt gerealiseerd. Er wordt nochtans zelden gebruik gemaakt van deze mogelijkheid omdat de onderzoekers er gewoonlijk voor opteren reserves binnen de universiteit aan te houden om tegemoet te komen aan toekomstige noden van hun onderzoeksgroepen. De definitie die het decreet geeft aan de wetenschappelijke dienstverlening is zeer ruim en omvat in feite al het contractueel onderzoek. Over het volume aan contractueel onderzoek wordt in het hoofdstuk Onderzoeksverslag van dit rapport verder ingegaan. Het financieel volume van specifieke contracten voor wetenschappelijke dienstverlening bedraagt in 1999 363 mio BEF, waarvan 23 mio BEF te maken heeft met de valorisatie van onderzoeksresultaten.
Wetenschappelijke dienstverlening
125
Centrale logistieke diensten Ludit, het Leuvens Universitair Dienstencentrum voor Informatica en Telematica, zet al de inspanningen voort om binnen de K.U.Leuven een kwalitatief hoogstaande centrale dienstverlening te verzorgen ten dienste van onderwijs, onderzoek, bibliotheek en administratie, en dit met de daarbij horende praktische en wetenschappelijke ondersteuning.
1. Ludit
Het betreft o.a. diensten in verband met infrastructuur (centrale en decentrale computersystemen zoals mainframe, parallelle Unix-server, PC-klassen, e.d.), netwerkdiensten (KULeuvenNet en lokale netwerkdiensten zoals Vines), diensten voor computationele methoden en software, wetenschappelijke visualisatie, campuslicenties, inrichten van cursussen, symposia en informatiesessies, verhuur en verkoop van computermateriaal, het organiseren van een helpdeskfunctie e.d.. Volgende projecten werden in 1999 gerealiseerd: 1.1
Overgang jaar 2000
In de loop van 1999 werden er een aantal acties ondernomen om de gevolgen van mogelijke problemen bij de overgang naar het jaar 2000 te beperken. In een eerste fase werden personeel, studenten en netwerkbeheerders via verscheidene kanalen (rondschrijven, e-mail, Y2K-website, informatienamiddagen) geïnformeerd over de verschillende aspecten van het probleem en mogelijke werkwijzen om het probleem aan te pakken. Reeds eind 1998 werd op de mainframe een initiële testomgeving opgezet voor Y2Ktesten. In de loop van 1999 werd deze uitgebouwd, vooral door uitbreiding van de diskruimte, om de eindgebruikers, onder leiding van AIV, toe te laten alle applicaties op jaar-2000-bestendigheid te testen. Deze aanpak bleek niet overbodig en heeft zeer sterk bijgedragen tot een vlotte jaarovergang. Wat de PC-platformen betreft werd zoveel mogelijk relevante informatie verzameld op een Y2K website. Het pakket Norton 2000 werd door Ludit aangeschaft; dit bood PCgebruikers de mogelijkheid om de jaar-2000-bestendigheid van hun computersystemen na te gaan op het vlak van hardware, besturingssysteem, toepassingssoftware en gegevens. Tevens konden met dit pakket een aantal courante computerklokproblemen worden opgelost. De door leveranciers aangeleverde aanpassingen om hun PC software jaar 2000 bestendig te maken, werden gecentraliseerd en zowel op CDROM als over het netwerk ter beschikking gesteld. 1.2
KULeuvenNet
In de loop van 1999 werd het K.U.Leuven backbone netwerk verder uitgebouwd, zowel wat betreft de fysische bekabeling als wat betreft de toegepaste netwerktechnologie. - De fysische bekabeling werd verder uitgebreid naar bijkomende universitaire gebouwen. Hierbij wordt voorzien in een glasvezelverbinding naar het K.U.Leuven backbone netwerk, zodat aansluiting van het gebouw op hoge snelheden mogelijk wordt. Momenteel worden uplink snelheden van 10/100Mbps toegepast (afhankelijk van de grootte van de aangesloten site). - Netwerkcomponenten op de backbone werden vernieuwd. Oudere Ethernet switches zijn hierbij vervangen door Fast Ethernet switches met VLAN (Virtual local area network) ondersteuning. Het backbone netwerk te KULAK werd volledig vernieuwd. Het nieuwe netwerk is uitgebouwd rond een 100Mbps Fast Ethernet backbone. - Voor de beveiliging van de toegang tot K.U.Leuven werd voorzien in een centrale firewall (Checkpoint Firewall-1) op het Internet toegangspunt. Om redenen van betrouwbaarheid is voorzien in een redundante firewall, in cold-standby opstelling. - De verbinding met Internet (via BELNET) werd uitgebreid. De bestaande fysische Internet aansluiting via 2x 2Mbps leased line werd vervangen door een 34Mbps ATM verbinding. Het bandbreedtegebruik op de internetverbinding steeg in de loop van 1999 van 3Mbps naar 20Mbps. Centrale logistieke diensten
127
1.3
KotNet project
Het KotNet project van de K.U.Leuven biedt studenten en personeel de mogelijkheid om van thuis uit via hogesnelheidsverbindingen toegang te krijgen tot het K.U.Leuven netwerk en Internet. Op die manier wordt gestreefd naar een maximale toegankelijkheid tot informatie- en telematicamiddelen. 1.3.1
Aansluiting residenties
Meer en meer studenten beschikken over een personal computer en kunnen nuttig gebruik maken van een rechtstreekse verbinding op het computernetwerk van de K.U.Leuven. Eind 1999 zijn in totaal 47 studentenresidenties (3 800 kamers) intern bekabeld en gekoppeld aan het K.U.Leuven backbone netwerk. Hierdoor beschikken de studenten vanop hun kamer over een hogesnelheidsverbinding naar KULeuvenNet en het wereldwijde Internet. 1.3.2
Externe toegang tot KULeuvenNet
Voor studenten en personeel die niet in de onder punt 1.3.1 vermelde residenties verblijven, bestaan alternatieve mogelijkheden om toegang te krijgen tot KULeuvenNet: - Voor studenten is een dialin-faciliteit uitgebouwd met 64 analoge inbellijnen en 30 analoog/digitale inbellijnen (die zowel analoge als ISDN verbindingen ondersteunen). Voor personeel is een dialin faciliteit beschikbaar met 60 analoog/digitale inbellijnen. Per maand maken gemiddeld 1 500 studenten en 1 200 personeelsleden gebruik van deze infrastructuur. - In samenwerking met de kabeloperatoren UPC en Telenet wordt aan studenten en personeel connectiviteit naar het K.U.Leuven netwerk aangeboden via de interactieve TV-kabel. Dit project biedt studenten en personeel een alternatieve hogesnelheidsverbinding tot het K.U.Leuven intranet en het Internet. 1.4
Mainframe
Het MVS systeem op de mainframe beheert nog steeds zowat 350 GigaB diskruimte met 300 LIBIS-sessies en 150 IMS/DB2-sessies. De mainframe stelt de bibliotheek van de KULeuven en een 20-tal aanverwante 'netwerkbibliotheken' ter beschikking via WWW. De infrastructuur wordt vooral gebruikt voor de klassieke administratieve systemen zoals b.v. de studentenadministratie, het examensysteem en het academisch dossier. 1.5
Unix-systemen
De Parallelle Unix servers worden vooral gebruikt door verschillende onderzoeksgroepen voor rekenintensief rekenwerk. Nadat de totale capaciteit van deze machine in 1998 verdrievoudigd is, is het afgelopen jaar de capaciteit niet gewijzigd. Een studie over het gebruik van deze server heeft aangetoond dat verdere uitbreidingen van de server noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen aan de noden van de gebruikers. Voor e-mail diensten die Ludit aanbiedt aan personeel en studenten zijn er twee nieuwe Unix-servers aangekocht. Hiervoor is gekozen voor Unix-servers met uitbreidingsmogelijkheden om zo in de toekomst verder te kunnen uitbreiden omdat de nood aan E-mail diensten nog altijd enorm groeit. Eind 1999 beheerde Ludit 21 200 studenten- en 4 900 personeelsmailboxen. Dagelijks worden ongeveer 100 000 E-mails verstuurd via de Ludit mailsystemen. Voor de implementatie van SAP voor het Anemoon project werd gekozen voor IBM SP Unix-servers als hardware platform. De keuze viel op Unix vanwege zijn betrouwbaarheid en uitbreidbaarheid. Dit systeem werd in de zomer geïnstalleerd en zal later worden uitgebreid. De Oracle- en SAP-systemen werden op deze servers geïnstalleerd en onderhouden. De nodige back-ups werden voorzien via een ADSMserver.
128
Katholieke Universiteit Leuven
1.6
PC-klassen
De verouderde PC-modellen in de PC-klassen van de Dekenstraat en Campus-Heverlee (170 stuks) werden vervangen door nieuwe multimedia PC’s (Pentium 450Mhz met 64MB geheugen). De oudere modellen voldeden niet meer aan de eisen van de nieuwste softwarepakketten die in de PC-klassen moesten beschikbaar worden gesteld. Snellere PC’s veroorzaakten ook een hogere belasting op de file-servers, waardoor het aantal PC’s per server niet hoger dan 60 mocht zijn. Dit impliceerde in de praktijk een verdubbeling van het aantal file-servers: van 4 naar 8. Wat de software betreft, werd naast de normale, jaarlijkse upgrades van de diverse pakketten die door Ludit worden ondersteund, de basisconfiguratie van de PC’s eveneens Y2K-compliant gemaakt. Het aantal softwarepakketten buiten dit basispakket, dat op vraag van het academisch personeel bijkomend geïnstalleerd werden in onze PC klassen, is dit academiejaar opgelopen tot 35. Er werd een bijkomende PC-klas in gebruik genomen in de Dekenstraat. In totaal zijn zowat 22 000 studenten geregistreerd in de klassen. 1.7
PC-lab
In het PC-lab kunnen de universitaire gebruikers terecht voor advies en ondersteuning i.v.m. aankopen van PC-materiaal (en daarbijbehorende uitbatingsystemen) en lokale computernetwerken (LAN’s). Het PC-Lab is behulpzaam bij het operationeel houden van lokale netwerken in heel wat faculteiten of diensten. Het is eveneens betrokken bij het adviseren van de Technische Diensten i.v.m. netwerkbekabeling in diverse universitaire gebouwen. Samen met de HELPDESK van Ludit is het verantwoordelijk voor de ondersteuning bij problemen van aansluitingen aan KOTnet (dialin, residenties, UPC- en Iverlek-aansluitingen). 1.8
PC-shop
In de PC-shop van Ludit kunnen de faculteiten, diensten, personeel en studenten informaticamiddelen aankopen aan aantrekkelijke prijzen. In 1999 steeg de omzet met 8%. In 1999 werden er 1 600 PC’s, 167 Notebooks en 500 printers verkocht. Bij de Notebooks betekent dat een toename in verkoop met 45%. De omzetverhoging van software was zeer belangrijk, vooral door het afsluiten van de nieuwe Campusovereenkomst met Microsoft en de daarmee gepaarde bewustmaking om zich in regel te stellen. 1.9
PC-verhuur
In 1999 werd aanvankelijk gestart met 900 PC’s, daarvan werden 450 machines afgekocht door de student-huurder. Deze machines werden vervangen wat een aanzienlijke verjonging van het machinepark meebrengt. In 1999 realiseerde het PCverhuurproject een 1 380 huurcontracten. 1.10 Helpdesk De Helpdesk is in 1999 uitgegroeid tot een volwaardig ondersteuningspunt voor de informaticagebruiker aan de K.U.Leuven. Het accent lag in 1999 vooral bij de ondersteuning van de thuisgebruiker die niet kan terugvallen op een informaticus binnen een faculteit of dienst. De meeste problemen situeerden zich bij het opzetten van een connectie naar de K.U.Leuven van thuis uit (cf. het Kotnet project). Om deze problemen op te lossen doet de Helpdesk beroep op een aantal jobstudenten die bij de student op kot of bij het personeelslid thuis de connectie in orde kan stellen. De Helpdesk wordt ook veelvuldig geraadpleegd voor E-mail. Centrale logistieke diensten
129
De Ludit Helpdesk heeft in 1999 opnieuw dubbel zoveel aanvragen gehad als het jaar ervoor. Tijdens het academiejaar 98-99 kreeg de Helpdesk ongeveer 500 vragen per maand te verwerken, dit aantal bleef aangehouden tijdens de zomermaanden. Vanaf oktober steeg het aantal tot 1 000 oproepen per maand. De Helpdesk wordt door meerdere personen bemand en neemt meer dan twee FTE’s in beslag. 1.11 Uitbouw van het 'Campus Wide Information System' (CWIS) De Intranetcel die sinds 1994 binnen Ludit interactieve en databank gebaseerde Webtoepassingen ontwikkelt heeft in 1999 de volgende projecten gerealiseerd: - Vacaturedatabank alumni en laatstejaarsstudenten - Beheer ledenlijst IAUP (University Presidents) - E-mail adressenlijst alumni - Bestelvoorwaarden arbeidsmiddelen - Nazichtlijsten en risico-evaluaties veiligheid en milieu - Stadsplan Leuven - Statistieken authorware onderwijstoepassingen - Systeem voor beheer van recensies (Trajecta KADOC) - Berekening studietoelagen (Berta) De voorheen aangemaakte toepassingen werden verder onderhouden en aangepast aan de nieuwe noden. Per dag zijn er ongeveer 30 000 acties via de CWIS databanken. 1.12 Cursussen Ludit organiseerde in 1999 traditiegetrouw een reeks van praktische cursussen en informatienamiddagen over de toegepaste informatica. Het cursusaanbod is uitgebreid en bevat naast een aantal basiscursussen ook meer gevorderde cursussen, o.a. Windows95, Windows NT, Unix, Java, C, Fortran, HTML, Word, Excel, Zoeken op het Internet, Matlab, SAS. De cursussen toegepaste statistiek worden in overleg met het Universitair Centrum voor Statistiek georganiseerd. Speciale informatiesessies werden opgezet over de Y2000 problematiek. Bijzondere aandacht werd ook besteed aan de introductie sessies ‘Wegwijs PC-klassen’ met de bedoeling de nieuwe studenten en docenten in de PC-klas te informeren over de computerfaciliteiten en -diensten van Ludit. De belangstelling stijgt en ongeveer 1 700 personeelsleden en studenten hebben dit jaar de cursussen gevolgd. 1.13 Enquête en statistieken Om een zicht te krijgen op het gebruik van de informaticamiddelen werd eind ’98 – begin ’99 een enquête uitgevoerd en verwerkt binnen de eenheid statistische ondersteuning van de gebruikersgroep Ludit. Een zuivere toevalssteekproef werd samengesteld bestaande uit 10% van de ingeschreven studenten voor het academiejaar 1998-1999. Er werden 1 080 bruikbare enquêtes teruggestuurd wat overeenstemt met een respons van 43%. In een beperkte vragenlijst werd in een latere fase een herbevraging gedaan bij de non-respons groep wat de responsratio verhoogt tot 68%. Een zeer duidelijke conclusie was dat er een algemeen gebrek is aan informatie over de informaticadiensten in het algemeen. Bij bepaalde faculteiten is er een opvallende vraag naar meer inleidende cursussen. De PC-klassen voorzien duidelijk in de behoefte; 70% van de studenten gebruikt de PC-klassen, waarbij de lokalen in de Dekenstraat het drukst worden gebruikt. Bijna 46% vindt dat er te weinig PC’s zijn. Goedkopere KotNetaansluitingen zijn voor de studenten de tweede belangrijkste prioriteit na de vraag naar meer PC-klassen. 130
Katholieke Universiteit Leuven
Wat het gebruik van het K.U.Leuven-netwerk betreft treden er duidelijke verschillen naar voren tussen meisjes en jongens. Jongens sluiten in verhouding langer aan dan meisjes, maar bij de meisjes ligt het gebruik voor studiedoeleinden 8% hoger dan bij de jongens. Bij bevraging naar de eigen infrastructuur kan een hoog percentage PC-bezit worden vastgesteld. Maar liefst 93% van de studenten beschikt over een PC, hetzij thuis of op de studentenkamer. Globaal beschikt 46% van de jongens over een PC op de studentenkamer, bij de meisjes is dit 33%. Als gevolg van deze enquête werden verscheidene acties ondernomen om de informatiedoorstroming te verbeteren. 1.14 Deelname aan projecten Ludit verleende zijn medewerking aan interne projecten in de vorm van advies in de statistische en grafische software, de wetenschappelijke visualisatie en de software voor de ontwikkeling van webapplicaties en onderwijskundige toepassingen. Daarnaast participeerde Ludit in 1999 in de volgende externe projecten: - Pisaproject: het opzetten van een website met technische en juridische informatie omtrent de meest voorkomende beveiligingsproblemen bij Belnet sites. - Herberekening Minimumnormen in het kader van de reorganisatie van de politiediensten in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken. - Opdracht Agora van DWTC in samenwerking met het interdisciplinair Centrum voor Recht en Informatica: statistische verwerking van de gegevens van de griffies van de hoven van beroep. - De tentoonstelling ‘De Schatkamer van Alamire. Muziek en miniaturen uit Keizer Karels tijd (1500-1535)’. Half 1998 werd gestart met een vijfjarig project, Anemoon, dat tot doel heeft het optimaliseren en verbeteren van alle administratieve processen aan de K.U.Leuven. Hierbij moet ondersteuning worden geboden voor elke soort gebruiker, zowel centraal als decentraal (administratie, beleid, individu). Deze vernieuwing moet maken dat de universiteit de technologische achterstand inhaalt. Nieuwere technologieën (clientserver, internet, elektronisch documentbeheer, workflow, …) moeten, waar opportuun, worden ingezet voor het optimaliseren van de processen.
2. Anemoon
Ondertussen zijn de eerste realisaties in gebruik genomen en nemen de plannen voor de komende jaren vastere vorm aan. - Binnen het personeelsdomein zijn de personeelsdiensten AP en ATP voor wat betreft de personeelsadministratie overgeschakeld op SAP. Andere personeelscellen volgen in de loop van het jaar 2000 (DOC, BIO, LRD en Jobdienst). Decentraal hebben voorlopig enkel de faculteiten toegang tot bepaalde informatie. Ook hier moet er nog verder worden uitgerold naar de onderliggende eenheden en de diensten. Ondertussen werkt men in dit domein verder aan het luik loonadministratie. - Ook reeds in productie zijn het beheer van het administratief organigram en het beheer van de raden en hun samenstelling. - Het domein financiën en het domein logistiek & techniek finaliseerden tegen het einde van 1999 de nieuwe processen voor 'aankoop en financiën'. Een grote uitdaging hierbij was het uitrollen van de processen naar alle kredietbeheerders en hun decentrale administratieve medewerkers. In de loop van 2000 worden deze processen nog verfijnd. Vanaf het boekjaar 2001 zullen ook alle LRD-budgetten via dezelfde processen kunnen worden beheerd. Tegen eind 2001 moeten alle exploitaties overschakelen op de nieuwe werkwijze. In 2001 werkt het financiële team verder aan bijkomende mogelijkheden op het vlak van externe decentrale vorderingen en interne bewegingen tussen eenheden. In 2002 worden de processen rond verantwoording en terugbetaling van onkosten aangepakt. Bij logistiek & techniek ligt in 2001 de focus op magazijnbeheer en aankoop voor en verkoop uit magazijnen. Aansluitend hierbij wordt werk gemaakt van beheer van gevaarlijke stoffen en afvalbeheer. Na 2001 komen onroerende goederen en het onderhoud van het patrimonium aan bod. - Binnen het onderzoeksdomein start half 2000 een project rond het beheer van onderzoekscontracten dat moet afgerond zijn voor eind 2001 (Euro). Parallel hiermee Centrale logistieke diensten
131
-
3. Universiteitsbibliotheek
wordt de problematiek van de onderzoeksteams uitgeklaard. In de daaropvolgende jaren gaat de aandacht naar de onderzoeksinventaris (inhoudelijke onderzoeksgegevens) en naar het ganse voortraject van de onderzoeksfinanciering (voorstellen, aanvragen, beoordelingen, …). Op het vlak van onderwijs en studenten wordt er nauw samengewerkt met SAP en een aantal andere pilootuniversiteiten voor de uitbouw van een volledig nieuwe SAPmodule voor de ondersteuning van de processen binnen deze domeinen.
De Universiteitsbibliotheek is de laatste jaren een complexe organisatie geworden die voortdurend evolueert, wellicht nog het meest op het gebied van de ontsluiting en de beschikbaarstelling van documentaire informatie die steeds meer de elektronische weg opgaan. Dit amalgaam van grote en kleinere bibliotheken en diensten biedt de leden van de universitaire gemeenschap zowel een schitterend didactisch apparaat als een waardevol onderzoeksinstrument. De documentaire infrastructuur bestaat uit drie niveaus. De faculteits- en departementsbibliotheken stellen studenten, onderzoekers, personeelsleden en vele buitenstaanders een ruime keuze van gespecialiseerde literatuur ter beschikking, alsmede de nodige apparatuur en programmatuur om die efficiënt op te sporen en te gebruiken. De vier Leuvense campusbibliotheekdiensten vormen een tussenniveau en staan in voor de aanschaf en de deskundige verwerking van het documentatiemateriaal (zij het niet overal in dezelfde mate); in de Biomedische en Exacte Wetenschappen verzorgen ze ook de interbibliothecaire documentlevering. Het derde niveau bestaat uit de Centrale Bibliotheek op het Ladeuzeplein en de Kortrijkse campusbibliotheek, die naast de opbouw van eigen collecties op enkele gebieden, vooral als referentiebibliotheek en algemene bewaarbibliotheek ten dienste staan. Ze coördineren ook een aantal bibliotheekactiviteiten en ze verzorgen de interbibliothecaire documentlevering voor de eigen gebruikers, de Centrale Bibliotheek ook voor die van de bibliotheken in Geestes- en Gedragswetenschappen. Voor heel wat informaticaondersteuning wordt een beroep gedaan op het LIBIS-team, dat het geautomatiseerde bibliotheeknetwerk draaiend houdt voor de K.U.Leuven en een twintigtal andere instellingen. Studenten en onderzoekers kunnen niet alleen in de bibliotheken, maar veelal ook op hun werkplek de LIBIS-catalogus en talrijke databanken gebruiken om documentaire informatie - al dan niet in ‘full text’ - te lokaliseren en op te vragen, ook in andere Belgische en buitenlandse bibliotheken, documentatiecentra en computersystemen. De Bibliotheekraad is het hoogste adviesorgaan inzake bibliotheekaangelegenheden. Op zijn agenda stonden o.m. het personeel en de collectievorming in de Centrale Bibliotheek, de dienstverlening aan externe gebruikers en de overgang van LIBIS naar AMICUS. Maar zoals in 1998 ging ook nu weer de meeste aandacht naar de organisatiestructuur van de Universiteitsbibliotheek. Een concreet resultaat van de discussies was de creatie van een Raad van Bibliothecarissen (RvB), die de communicatie tussen de verschillende bibliotheekeenheden zou moeten bevorderen. De reeds langer bestaande Raad van de Campusbibliothecarissen fungeert als dagelijks bureau van die RvB. In het debat over de effectiviteit van de campusstructuur werd voorlopig geopteerd voor een scenario waarbij de campusdienst Gedragswetenschappen in een eerste fase een aantal taken overdraagt aan de faculteitsbibliotheken. In juni is het LIBIS-team van de Directie Informatica teruggekeerd naar de Universiteitsbibliotheek en fungeert verder onder de naam LIBIS-Bibliotheekinformatiedienst. De personeelsinzet in de verschillende bibliotheken is vrijwel ongewijzigd gebleven. Dat komt neer op 155 voltijdse eenheden, wat zeker geen luxe is. De moderne technologie vermindert de werklast amper, maar vraagt wel steeds hoger gekwalificeerd personeel. En het is geen sinecure om zonder extra mankracht naar een nieuw bibliotheeksysteem te migreren, de academische bibliografie erbij te nemen en (in het kader van het Anemoon-project) ook nog de overgang naar een nieuw administratief informaticasysteem op te volgen. Wat de ruimteproblematiek betreft ziet het er naar uit dat er nog geen einde komt aan de groei van het aantal banden, dat ondertussen op 4,2 miljoen banden wordt geraamd. Een topuniversiteit moet beschikken over een topbibliotheek en dat betekent toch nog altijd veel papieren publicaties, zelfs al verwacht men dat andere informatiedragers in de toekomst steeds belangrijker worden. Dat stelt echter serieuze ruimteproblemen en de Bibliotheekraad heeft dan ook een commissie in het leven geroepen die daarover advies moet geven aan de algemeen beheerder voor het volgende decennium, vooral met betrekking tot de bewaarmagazijnen. Voor de nieuwe bibliotheek van de Exacte Wetenschappen werden de problemen met Stedenbouw en
132
Katholieke Universiteit Leuven
Monumentenzorg uit de weg geruimd. De werken moeten starten in het voorjaar van 2000 en de voorziene einddatum oktober 2002 blijft gehandhaafd. In september vond de opening plaats van de vernieuwde faculteitsbibliotheek Sociale Wetenschappen, die verruimd werd tot 1 500 vierkante meter. In deze bibliotheek en drie andere faculteitsbibliotheken werd een systeem voor persoonscontrole en materiaalbeveiliging geïnstalleerd. Gelukkig was voor boeken, tijdschriften, andere publicaties en databanken nog ongeveer acht procent meer beschikbaar dan in 1998. Daaruit afleiden dat er meer materiaal kon worden aangekocht, is natuurlijk verkeerd want de stijging van prijzen en wisselkoersen ligt veelal nog hoger. Voor een verdere verbetering van de documentaire informatie is een grotere bijdrage van de tweede en de derde geldstroom nodig. Wat de databanken betreft is er enig soelaas op komst: op de laatste ministerraad van 1999 werd beslist dat de Vlaamse regering in het kader van het Elektron-project de beschikbaarstelling van enkele secundaire databanken (o.m. Web of Science en Current Contents) zal financieren t.b.v. de universiteiten, de hogescholen en een paar andere instellingen. Anderzijds worden nog interessante papieren collecties via schenking of ruil verworven. Zo kreeg de Centrale Bibliotheek bijv. een paar waardevolle (kunst)historische collecties en een interessante schenking van de weduwe van prof. Armand Van Assche (Letteren, +1990) m.b.t. taal- en letterkunde, psychologie en filosofie. Dank zij de financiële steun van de Vrienden van de Universiteitsbibliotheek konden een originele brief aan Hugo Grotius (1583-1645) en een van zijn werken worden aangekocht. Het Prentenkabinet werd verrijkt met een reeks tot nog toe onbekende foto's van het in augustus 1914 verwoeste Leuven. Er zijn thans meer dan 4,2 miljoen volumes in de Universiteitsbibliotheek, waarvan bijna 1,1 miljoen in de Centrale Bibliotheek, iets meer dan een miljoen in de faculteitsbibliotheek Godgeleerdheid en 2,1 miljoen in de andere bibliotheken. Het aantal documenten van de K.U.Leuven in de LIBIS-databank is gegroeid tot meer dan 2,2 miljoen, zowat 54% van het totaal (ca. 4,2 miljoen; de overige 46 % zijn van de andere netwerkbibliotheken). Het aantal lopende abonnementen op tijdschriften bedraagt ondanks de prijsstijgingen nog bijna 14 500. Daarnaast zijn er echter meer dan duizend elektronische tijdschriften ter beschikking via het pakket ‘Academic Search Elite’ van EBSCO plus nog enkele honderden die ofwel zonder meerkost bij de papieren versie geleverd worden ofwel gratis verkrijgbaar zijn via het Internet. De aanvragen voor interbibliothecaire documentlevering zijn iets teruggelopen tot zowat 98 000; het aantal uitgaande vragen (34 %) gaat in stijgende lijn; de overige (66 %) kwamen van andere instellingen die iets minder beroep deden op ons bibliotheekbezit. Traditiegetrouw werden ook dit jaar allerlei rondleidingen, demonstraties, introducties en opleidingen georganiseerd voor gebruikers, bezoekers (van studenten tot ambassadeurs) en personeel. Van BIB-journaal, het informatieblad voor het bibliotheekpersoneel, verscheen in 1999 één aflevering; jaargang 12 van Ex officina: nieuwsbrief van de Vrienden van de Universiteitsbibliotheek telde drie afleveringen. In de Centrale Bibliotheek vonden ook dit jaar verschillende tentoonstellingen plaats. De grootste realisatie was die over ‘Leuven in books - Books in Leuven’, die eerst in de University of Pennsylvania (Philadelphia, Pa.) liep en van juli tot oktober in Leuven. In de bibliotheek Godgeleerdheid, die dit jaar haar ste 25 verjaardag vierde, was er een tentoonstelling over Sint-Lutgart en Vlaanderen, ter gelegenheid van de presentatie van een zevental publicaties over Lutgart en over de Cisterciënzers in de reeks Documenta Libraria. De implementatie van AMICUS is in een stroomversnelling gekomen. De LIBISbibliotheekinformatiedienst heeft in samenwerking met een aantal bibliothecarissen de opvolging van het bibliotheeksysteem DOBIS/LIBIS door AMICUS verder voorbereid en de eerste concrete conversietests uitgevoerd. Tevens werd bepaald hoe men in AMICUS de academische bibliografie zal realiseren, die belangrijk is om de wetenschappelijke productie van de Universiteit in te schatten. In 1999 is ook de pilootfase gestart van LibriVision, die een ‘one stop gateway’ wil worden tot de online beschikbare elektronische informatiebronnen aan de K.U.Leuven en de ambitie koestert om zoveel mogelijk de verschillende stappen van het zoeken in deze informatiebronnen te integreren. Er werd nog belangrijke vooruitgang geboekt bij de ontwikkeling van het DOBIS/LIBIS-systeem voor de Centrale Openbare Bibliotheek van de stad Leuven. In samenwerking met EliAS en IBM heeft LIBIS-net een onderzoeksproject LibriQuest opgezet m.b.t. een managementsysteem voor digitale objecten, dat de steun krijgt van het Vlaams Instituut voor de Bevordering van het Wetenschappelijk-technologisch Onderzoek in de Industrie (IWT). VL-Icoon is een ander onderzoeksproject rond de digitalisering van iconografisch Centrale logistieke diensten
133
materiaal; dit gebeurt in samenwerking met het Raymond Lemaire Centre for Conservation en wordt financieel ondersteund door de Administratie Wetenschap en Innovatie (IWI) van de Vlaamse overheid. Nieuwe partner in het LIBIS-netwerk werd het Grootseminarie van Brugge en eind 1999 besloot ook het Vlaams Centrum voor Volkscultuur (Brussel) aan te sluiten.
4. Universiteitsarchief
Het Universiteitsarchief mocht zich ook dit jaar verheugen in enkele opvallende aanwinsten. De bekende historicus prof. em. Reginald de Schrijver ruimde zijn kamer op in het Erasmushuis en verhuisde zijn zorgvuldig bijgehouden archief naar het Universiteitsarchief, een voorbeeld dat tot navolging strekt en dat niet beperkt hoeft te blijven tot de hoogleraren in de geschiedenis. Walter de Bock, bekend vanwege zijn onderzoeksjournalistiek voor De Morgen én als professorentelg en Leuvens studentenleider uit lang vervlogen dagen, verhuisde zelf en bracht een substantieel deel van zijn bibliotheek en documentatie bij het Universiteitsarchief in veiligheid. Van de heer Didier Houberechts uit Leuven ontving het Archief en Museum van het Vlaams Studentenleven een fraai schilderij met een geslaagde evocatie van een studentendoop van de hand van de Mechelse kunstschilder Tony Blickx (°1926). Behalve verwerving van nieuw materiaal is conservering van bestaande collecties een voortdurende zorg. Op uitdrukkelijk verzoek van de rector werd door de Audiovisuele Dienst de film Katholieke Universiteit te Leuven van Pierre Levie uit 1960 digitaal gerestaureerd. De Dienst Communicatie zorgde voor een commerciële uitgave op video. Generaties abituriënten in de colleges van Vlaanderen hebben deze wervende documentaire over de universiteit gezien. Leuven was toen nog triomfalistisch Rooms met veel preconciliair vertoon, fier Belgisch met een dochteruniversiteit in de Congo en onbedreigd tweetalig. Niets van wat in de jaren zestig aan het wankelen ging, leek al ter discussie te staan. De film vormt een uniek tijdsdocument over het rijke Roomse leven en het Belgique à papa en de plaats van Leuven daarin. Hij behoort tot het cultureel erfgoed van de universiteit en verdient gekoesterd te worden. Traditioneel verleent het Universiteitsarchief zijn medewerking aan tentoonstellingen. Het Arenbergarchief was present op de Europalia-editie 1999 die in het teken stond van duizend jaar Hongarije. Wat een nuttige collectie het Studentenmuseum van wijlen dr. Mon de Goeyse wel is, bleek eveneens uit een dubbele bruikleen: enerzijds aan de tentoonstelling Vlamingen, komt in massa. De Vlaamse Beweging als massabeweging in Antwerpen en anderzijds aan de Golden Sixties. België in de jaren 1958-1973 in de ASLK-galerij in Brussel. Samen met de Dienst Kunstpatrimonium behartigt het archief het cultureel erfgoed van de universiteit. Behalve naar de ontsluiting van collecties gaat veel aandacht naar historische animatie (rondleidingen, introducties, open monumentendag). Het effect hiervan op identiteit en beeldvorming mag niet worden onderschat. Een hoogtepunt dit jaar vormde ongetwijfeld de ontvangst van de Koninklijke Vlaamse Academie van Geneeskunde. Het Universiteitsarchief is al langer een draaischijf voor wetenschappelijke contacten tussen universiteitshistorici in België en Nederland. Het archief voert het secretariaat van de vereniging Studium Generale, die regelmatig bijeenkomsten organiseert waarop universiteitshistorici uit de Lage Landen met mekaar van gedachten wisselen. De vereniging verzorgt ook, samen met haar evenknie de Nederlandse Werkgroep Universiteitsgeschiedenis, de uitgave van de Nieuwsbrief Universiteitsgeschiedenis. Aan deze werking werd dit jaar ook een meer internationale dimensie gegeven door de actieve deelname aan het nieuw opgerichte netwerk FASTI, New tools for university history. Deze wetenschappelijke onderzoeksgemeenschap, gefinancierd door FWOVlaanderen, kreeg haar naam van de Fasti academici studii generalis Lovaniensis, een geschiedenis van de universiteit door de Leuvense jurist, filoloog en historicus Valerius Andreas (tweede editie gepubliceerd in 1650). Het onderzoeksnetwerk wil nieuwe ideeën naar voren schuiven voor een meer eigentijdse benadering van het bronnenmateriaal waarop ook Valerius Andreas zich gebaseerd heeft. De bestaande bronnen, zoals matrikels en lijsten van afgestudeerden, en ook de literatuur over universiteitsgeschiedenis dienen met nieuwe technologische middelen ontsloten te worden. Voor een aantal van deze projecten geldt de Oude universiteit van Leuven als testcase.
134
Katholieke Universiteit Leuven
De dienst Kunstpatrimonium van de K.U.Leuven werd door de Vlaamse Gemeenschap (Afdeling beeldende kunst en musea) geselecteerd voor deelname aan een groots opgezet overheidsinitiatief ten behoeve van de ontsluiting en automatisering van museale collecties. Dit houdt onder meer in dat de software IMC-modules, die in opdracht van de Vlaamse gemeenschap ontworpen werd voor dit project, beschikbaar wordt gesteld. In de toekomst wordt dit programma een instrument om het beheer van de behoorlijk mobiele en over de gebouwen van de universiteit verspreide collecties overzichtelijker te laten verlopen.
5 Kunstpatrimonium
Het roerend kunstbezit werd in 1999 met diverse aanwinsten uitgebreid. Enerzijds met bruiklenen, zoals een collectie Congolese kunstvoorwerpen van een particuliere verzamelaar en die nu permanent tentoongesteld wordt in de Jubileumzaal in de Universiteitshal. Verder kon gestolen bezit worden gelokaliseerd: drie 18de-eeuwse schilderijen die in 1998 ontvreemd waren uit het Heiliggeestcollege werden teruggevonden bij een antiquair in Nederland. Naar aanleiding van een andere diefstal werd gestart met de evaluatie van het dossier van een honderdtal kunstwerken die de K.U.Leuven in bruikleen heeft van de Vlaamse Gemeenschap en werd de veiligheid van de bewaarplaatsen van deze stukken doorgelicht. Ook dit jaar verleende dienst Kunstpatrimonium onder meer via bruiklenen zijn medewerking aan verschillende evenementen en tentoonstellingen in binnen-en buitenland. De belangrijkste hiervan was Hochrennaissance im Vatikan in de gereputeerde Kunst-und Ausstellunghalle te Bonn. De Open Monumentendagen, dit jaar in het Arenbergkasteel, en met een nieuw en apart project voor scholieren, de zogenaamde Monumenten Maandag, kenden het gebruikelijke succes.
Centrale logistieke diensten
135
Extracurriculaire ontplooiingsmogelijkheden De universitaire parochie heeft drie grote werkvelden. Vooreerst is er de ‘weekendparochie’. Een kleine Franstalige gemeenschap komt samen in het parochiecentrum en de Engelstalige groep (met gemiddeld een tachtigtal deelnemers) heeft haar wekelijks trefpunt in het Justus Lipsiucollege. Tot de Nederlandstalige weekendparochie, die samenkomt in de Sint-Jan-de-Doper-kerk, behoren verschillende personeelsleden van de universiteit alsook een aanzienlijk aantal andere mensen die er zich thuis voelen. Om een verzorgde liturgie mogelijk te maken, kan deze groep rekenen op tientallen vrijwilligers voor koor en muziek, onthaal, voorbereiding van bepaalde vieringen, kindernevendiensten, diaconie, enz. Voor jongeren tussen 12 en 15 jaar worden verschillende zinvolle vieringen en initiatieven op touw gezet. De werkgroep Broederlijk Delen bouwt telkens een sterk vormingsprogramma uit. Via het ‘Kerkplein’ – een overlegforum – en een paar sfeervolle parochie-ontmoetingen wordt de gemeenschapsvorming bevorderd. Elk jaar wordt een goed opgebouwde catechese gegeven ter voorbereiding van de eerste communie en het vormsel.
1. Universitaire Parochie
Meteen zijn we beland bij een tweede belangrijk werkveld van de universitaire parochie: de sacramentenpastoraal. Naast de voorbereiding van de tientallen huwelijken, vermelden we hier uitdrukkelijk de intensieve begeleiding van ouders die hun kindje willen laten dopen. De studentenwerking – het grootste werkterrein – krijgt gestalte in een hele waaier van activiteiten, groepen en bijeenkomsten. Een kapitaal verzamelpunt blijft de wekelijkse, degelijk voorbereide woensdagavondviering, gevolgd door de broodmaaltijd en daarbij aansluitend van tijd tot tijd een moment van uitwisseling, bezinnen en gesprek. Voor studenten die vrijwillig willen groeien in de verdieping van hun christen-zijn is er een gevarieerd aanbod van gebed en expliciete geloofsvorming, zoals de tweewekelijkse gebedsbijeenkomsten in de sfeer van Taizé, een abdijweek in de kerstvakantie, de week ‘bidden met de Schrift’, het psalmgebed ’s avonds in de Begijnhofkerk, de Emmausbezinningsgroepen, de ochtendwakes ‘tussen 4 en 8 u’ in de veertigdagentijd en de advent… We merken wel dat op een vormingsmoment dat voor vrijwilligers wordt ingericht (bv. na de broodmaaltijd op woensdag) niet zoveel studenten afkomen. Allicht heeft geloofsvorming die ingebed is in een bepaalde groepsdynamiek bij jongeren meer slaagkansen. In die zin zijn er ook een aantal belangrijke initiatieven waarbij een inhoudelijk, vormend element sterk verbonden wordt met een groepsgebeuren. De onthaaldagensessies in september, waaraan een tachtigtal eerstejaarsstudenten en een veertigtal oudejaarsstudenten hebben deelgenomen, bevatten naast een flinke dosis kennismaking en ontspannende groepsvorming ook momenten van verdieping. In de loop van het academiejaar werden de onthaaldagbegeleiders voorbereid in verschillende vormingsavonden, waarin ook het geloofsaspect aan bod kwam. De startdagen in Rotselaar boden momenten van intense reflectie en bezinning in groepsverband. In augustus maakte een groep van een tiental studenten onder begeleiding van een pastor een inleefreis mee in de universitaire parochie van Kinshasa. Dit verblijf, dat kadert in het Uproject voor Zuid-Noord-uitwisseling, werd in wekelijkse voorbereidingsmomenten zeer grondig voorbereid. Het partnerschap met de universitaire parochie van Kinshasa kreeg ook gestalte in het bezoek in Leuven van een Congolese student en pastor. Intussen werd ook gestart met de voorbereiding van een inleefreis in Peru (augustus 2000). Rond de solidariteitsidee cirkelde ook dit jaar de werking van een honderdtal studenten in het koor van de studentenparochie, Pati Pati. In de tien UP-gemeenschapshuizen stond het onderlinge samenleven centraal. De vraag is gerezen of er daarin niet nog wat meer aanbod en begeleiding mogelijk zou zijn rond inhoudelijke thema’s en geloof. De studentenparochie wil ook openstaan naar de bredere studentenwereld toe. Honderden studenten maakten opnieuw de Uitpaknacht van de UP mee in het begin van het academiejaar. De zeer actieve dertienkoppige redactie van het Jona-studentenblad zorgde voor degelijke edities met heel verscheiden bijdragen, onder meer uit het domein van de politiek en de cultuur. Een dynamisch website-team probeerde de UP ook op een frisse, hedendaagse manier voor te stellen. Extracurriculaire mogelijkheden
137
Een typisch aandachtspunt voor de Universitaire Parochie is en blijft de gastvrijheid voor de buitenlandse studenten. In dit verband vermelden we in het bijzonder de aantrekkingskracht en de bloeiende werking van de ‘international community’, de Engelstalige groep van Universitaire Parochie, waarin tientallen buitenlandse studenten een thuishaven van geloof en vriendschap hebben gevonden. Het geheel van de werking van de UP wordt ondersteund en gecoördineerd door zes pastors. Naast het plannen en begeleiden van de vele initiatieven en groepen, besteden de pastors veel aandacht aan onthaal, dienstbetoon en persoonlijke contacten. Vanuit het pastorteam wordt vlot samengewerkt met een aantal diensten van Studentenvoorzieningen. Zo was er ook een actieve medewerking aan de studiedag rond suïcide bij studenten. Bij het overlijden van een student wordt werk gemaakt van de begeleiding en de opvang van familieleden en medestudenten.
2. Sport
Het leidmotief ‘mens sana in corpore sano’ blijft het Leuvens studentenpubliek sterk aanspreken. Bewijs hiervan zijn de meer dan 13 000 sportkaarten en 25 000 dagkaarten die werden aangeschaft. Een sportkaart of een dagsportkaart (geldig voor één dag) is een allesdekkend pasje dat de studenten toelaat gebruik te maken van alle sportaccommodaties (terreinen, zalen, kleedkamers, stortbaden, enz.) van het Universitair Sportcentrum, maar ook de kans geeft om, eveneens kosteloos, deel te nemen aan de activiteiten die door het sportcomité georganiseerd worden, alsook om sportmateriaal te ontlenen bij de zaalwachters. Ten slotte heb je met je sportkaart vrije toegang tot het zwembad onder de uren van het ‘vrij zwemmen’. Via een raamakkoord gesloten tussen de universiteit en de Leuvense hogescholen kunnen de studenten van de hogescholen van dezelfde voorwaarden genieten om de universitaire sportinfrastructuur te gebruiken. Het sportcomité biedt de studenten en het personeel van de K.U.Leuven een waaier van zowat vijftig verschillende sporten aan, zowel op competitief als op recreatief vlak. Op competitief vlak neemt K.U.Leuven in een 20-tal verschillende sporttakken deel aan de Vlaamse en de Belgische Universitaire competities. Studenten die in één van deze sporttakken bij de beteren behoren, kunnen zich aansluiten bij de respectievelijke universitaire ploegen die wekelijks onder leiding van een bekwame trainer trainen. Wat de interuniversitaire competities betreft mag gerust gesteld worden dat de K.U.Leuven de primus inter pares is. Ook dit jaar behaalde de K.U.Leuven de meeste overwinningen, zowel op Vlaams als op Belgisch vlak. Naast deze interuniversitaire competities wordt ook regelmatig deel genomen aan buitenlandse wedstrijden. Het Europees korfbalkampioenschap, het schermtornooi in Quebec, en de Hyde Park Relays voor afstandslopers zijn reeds klassiekers op het universitair sportprogramma. Niet alleen de competitiesporter, maar ook de recreatieve sporter komt ruimschoots aan zijn trekken. Een groep van bekwame monitoren staat dagelijks van oktober tot april paraat om de studenten te initiëren en te begeleiden in hun favoriete sport. Het is duidelijk dat deze vorm van dienstverlening en uitnodiging tot actieve participatie een unicum is voor de Vlaamse universiteiten en hogescholen en een meerwaarde is die de K.U.Leuven haar studenten aanbiedt. Vooral activiteiten die in het algemeen de ‘fitness’ verbeteren, zoals aerobics en conditietraining genieten veel bijval. Dit omdat deze activiteiten dagelijks klokvast zijn, een beperkte tijdsinvestering vragen en de moeilijkheidsgraad individueel kan bepaald worden. Een andere voltreffer is het ‘vrij zwemmen’. Door het toenemend aantal zwembeurten wordt de verzadigingsgraad in het zwembad regelmatig bereikt. De inspanning die het Sportcomité van de K.U.Leuven gedaan heeft om Leuven tot de fitste studentenstad te promoten, door de inrichting van een fitnesszaal (UNIVFIT) met computergestuurde cardiotraining en moderne krachttrainingsapparatuur, mag een succes genoemd worden. Bewijs hiervan is het feit dat reeds een 1 200-tal studenten de weg naar de fitnesszaal hebben gevonden. Deze fitnesszaal staat open voor iedereen, ook voor wie voorheen zelden of nooit aan sport heeft gedaan. Voor elke deelnemer wordt door een permanent aanwezige professionele begeleider, het aanvangs- en trainingsniveau individueel bepaald waardoor zowel de beginneling als de topsporter op een niveau kan trainen waarbij een
138
Katholieke Universiteit Leuven
systematische progressie verzekerd is. Naar de studentenpopulatie toe is de extra prijs, om gebruik te kunnen maken van de fitnesszaal, zo laag gehouden dat geen enkel fitnesscentrum in Leuven en omgeving hiermee kan concurreren. Ook naar de personeelsleden werd een extra inspanning gedaan om de drempel voor de aanschaf van een fitnesskaart zo laag mogelijk te houden. Een negatief aspect van het grote succes is het feit dat net zoals in het zwembad, vooral tijdens de avonduren, regelmatig de verzadigingsgraad bereikt wordt waardoor nu reeds, na twee jaar, stilaan moet gedacht worden aan de uitbreiding van de fitnesszaal om alle deelnemers in optimale omstandigheden te kunnen laten oefenen of trainen. Ook voor de gehandicapte sporters worden georganiseerde trainings- en begeleidingssessies gehouden. Om hun collega-studenten ervan te overtuigen dat studie en sport best samen gaan en dat het ook af en toe wat ludieker kan, organiseert Sportraad Studenten K.U.Leuven vzw, een studentenorganisatie van LOKO, waarbij de studenten de touwtjes volledig zelf in handen hebben, een aantal massasportmanifestaties. Met enkele vrijgestelden en heel veel vrijwillige medewerkers slagen zij er telkens in tijdens de gekende ‘massasportklassiekers’ heel wat studenten op een ludieke manier te laten sporten. De meest gekende zijn: de Sporthappening, een introductiedag in verschillende sporten, de 24-uren aflossingsloop, de Studentenmarathon, Sport Zonder Grenzen, het recreatief badmintontornooi en de Interfacultaire Bekercompetities. De jaarlijkse activiteiten worden afgesloten met een zeer goed georganiseerd Leuvens Internationaal Studentensport Tornooi, LISST. De deelname van zeven verschillende landen en 300 buitenlandse deelnemers, naast de twee finalisten van de Interfacultaire Bekercompetities, zijn getuigen van het succes. Een vlotte organisatie van al deze evenementen is alleen maar mogelijk dank zij de vlotte samenwerking tussen Sportraad en het Sportcomité van de K.U.Leuven. Tijdens de zomervakantie kan de Leuvense populatie, door middel van de verkoop van vakantiesportkaarten (geldig in juli, augustus en september en verkrijgbaar aan zeer democratische prijzen) gebruik maken van de sportinfrastructuur van het Universitair Sportcentrum (vooral de tennisvelden en het zwembad worden dan druk bezet) en door het organiseren van omnisportkampen in juli en augustus krijgt de Leuvense jeugd de kans om zich sportief te ontspannen en kennis te maken met voor hen minder gekende sporten. Een 200-tal kinderen, vooral van personeelsleden van de K.U.Leuven, nemen jaarlijks aan deze sportkampen deel. K.U.Leuven Sportnieuws, een sportkrantje dat tweemaandelijks verschijnt (maar niet in juli en augustus) en gratis wordt aangeboden aan de studenten, personeelsleden en gepensioneerden van de universiteit, informeert niet alleen de K.U.Leuven-populatie (uurregeling van de verschillende activiteiten, aankondiging van cursussen, openingsuren zwembad...) maar houdt ze ook op de hoogte van alle organisaties via wedstrijd- en activiteitenverslagen. 3.1 3.1.1
Cultuurbeoefening De ensembles
3. Cultuur
Het Universitair Symfonisch Orkest (USO) staat nog steeds onder leiding van Edmond Saveniers, docent orkestdirectie aan het Lemmensinstituut Onder zijn leiding bracht het orkest in maart 1999 twee bijzonder geslaagde concerten met op het programma o.m. ‘Russisch Paasfeest (Rimsky-Korsakov), ‘Rapsody in blue’ (Gershwin) en ‘Symfonie n°12’ (Sjostakovitsj) Op 17 november concerteerde het USO in Leuven, aansluitend op hun buitenlandse concertreis. Dit concert was meteen de afsluiter van de Cultuurdag (zie verder) Het Universitair Harmonie Orkest (UHO) speelde zijn jaarlijks concert op 24 maart 1999 o.l.v. Maurice Van Mechelen. Het programma van het concert werd opgebouwd rond het thema van de kosmos. Ook de belangstelling voor de Interfak Bigband en de Dixieland band was groot. Zij brachten op 16 april in zaal Metropole onder leiding van Bart Preneel een avondvullend concert met als solist Dieter Limbourg (tenorsaxofoon). Extracurriculaire mogelijkheden
139
Het Leuvens Universitair Koor (LUK) o.l.v. Edwig Abrath bracht op 18 maart een jubileumconcert naar aanleiding van het dertigjarige bestaan Na een compilatie van de meest populaire en beste werken uit het 30-jaar oude LUK-repertoire, bracht het koor een prachtige vertolking van Brittens Nicolascantate Het dirigentschap werd in het nieuwe academiejaar doorgegeven aan Dieter Staelens Op 21 december volgde een sfeervol kerstconcert in de Begijnhofkerk. Het Leuvens Alumni Orkest (LAO) gaf op 13 februari 1999 een concert in de Grote Aula onder leiding van Peter Devos. Op het programma: ‘Prélude à l’après-midi d’une faune’ (C. Debussy), ‘The young Person’s Guide to the orchestra (B. Britten), ‘Fantasia para un gentilhombre’ (J. Rodrigo) en ‘Symfonie n° 8’ (A. Dvorák). De solist van die avond was de gitarist Geert Claessens. Het personeelskoor of Capella Academica startte in november 1998. Dit projectkoor gaf haar eerste en zeer geslaagde concert o.l.v. Kurt Bikkembergs in de Begijnhofkerk op 24 november 1999. Liefde en dood waren het thema van die avond. Het USO en het UHO zijn voor hun werkingsmiddelen en betaling van de dirigenten aangewezen op de Cultuurcommissie, van wie ze een jaarlijkse dotatie krijgen. De koren en de Bigband daarentegen zijn vzw’s en krijgen een kleine steun voor hun jaarlijks maart-concert Het Leuvens Alumni Orkest is een Alumnivereniging en geniet alleen infrastructurele steun (lokalen en instrumenten) van de K.U.Leuven. 3.1.2
Campustoneel
Campustoneel (vzw), een toneelvereniging voor studenten, personeel en alumni, bracht in het voorjaar ‘Caligula’ (A. Camus) in een regie van Jan de Vuyst. Deze productie werd gebracht door studenten die meestal voor de eerste keer op een toneelpodium stonden. 3.1.3
Studententoneel naast Campustoneel
Zowel de studenten van Germania, Romania, Klio en Politika brengen een productie met en door eigen studenten. Sinds dit jaar werd door Kura overkoepelend gewerkt, waardoor het ‘Interfacultair Theatherfestival’ op meer uitstraling kan rekenen en een beroep kan doen op de kaartenverkoop van het STUC. Ook Thaleia, sinds 1996 actief als de interfacultaire theatergroep, deed mee. De meeste toneelkringen kregen voor hun projecten een financiële ondersteuning van de Cultuurcommissie. 3.1.3
Subsidies van de Cultuurcommissie
De Cultuurcommissie wil vooral die initiatieven steunen, die de actieve cultuurbeoefening bevorderen: zoals bv. de literaire wedstrijd van Germania, de interfacultaire toneelgezelschappen, het ééndaags tentoonstellingsparcours Ithaka, de producties van Campustoneel, de week van de architecten, genaamd ExistenzMaximum,… 3.2 3.2.1
Receptieve Cultuur UUR KULtUUR
Het woensdagmiddag UUR KULtUUR dat van oktober tot en met maart gratis wordt aangeboden heeft tot doel een ruime waaier van cultureel hoogstaande activiteiten aan te bieden om studenten, personeel en buitenstaanders de kans te geven met alle vormen van cultuur in aanraking te komen. Om het UUR KULtUUR extra te promoten werd dit jaar besloten om i.s.m. Jeugd & Muziek Leuven het Openings-UUR KULtUUR grootser aan te pakken. Zowel het STUC, KURA, PANGAEA, C.C.Leuven, C.C.De Borre (Bierbeek) als C.C. De Wildeman (Herent), en het Lemmensinstituut werkten enthousiast mee. De UUR KULtUUR Carte Blanche met ‘Raymond van het Groenewoud en de Straffe Mannen’ werd een groot succes. Ruim 2 500 mensen woonden de voorstelling die plaats had in de kiosk van het Stadspark, bij. Nadien bleek de belangstelling voor de UUR KULtUUR-voorstellingen erg groot met een gemiddelde van 190 bezoekers. Vooral de dansvoorstellingen i.s.m. Klapstuk kenden 140
Katholieke Universiteit Leuven
veel succes, alsook het optreden van An Pierlé, de kortfilm i.s.m. Leuven Kort en ‘De Magie van Satie’ door de broers Kolacny. In het voorjaar kwamen er gemiddeld 120 toeschouwers. De drukst bezochte voorstellingen waren de voordracht met muziek ‘Frederico Garcia Lorca’ van Tine Ruysschaert en Dirk Van Esbroeck, het Indiase concert Sangit, de pianorecital van Luc Devos en de jazzformatie van Aka Moon. 3.2.2
Cultuurdag en Cultuurprijs
3.2.2.1
Cultuurdag
Voor de vijfde keer organiseerde de Cultuurcommissie een Cultuurdag. Met dit initiatief wil zij zich laten kennen in het universitaire gebeuren en haar doelstellingen verduidelijken: een gratis aanbod van hoogstaande cultuurvoorstellingen en steun aan de actieve cultuurbeoefening. Aan CJP (Cultureel Jeugd Paspoort) werd gevraagd om ook in Leuven een vorm van ‘Plamuurdag’ te organiseren, maar dan in samenwerking met de reeds bestaande organisaties en binnen de vorm van het bestaande cultuurdag-gegeven. Ook het CC Leuven, STUC en KURA werkten mee aan deze cultuurdag 3.2.2.2
Cultuurprijs / Prijs Blanlin-Evrart
Op 8 december werd in het kader van UUR KULtUUR de Cultuurprijs van de K.U.Leuven / Prijs Blanlin-Evrart, uitgereikt aan de hedendaagse componist Luc Brewaeys. De prijs wordt jaarlijks aan een kunstenaar of ensemble overgemaakt ter bevordering van de kunst in België. Hierbij komen afwisselend vier verschillende disciplines aan bod (muziek, podiumkunsten, architectuur en beeldende kunst). 3.2.3
Beiaardconcerten
De beiaard behoort tot het cultureel patrimonium van de universiteit. In het voorjaar van 1999 werden de wekelijkse dinsdagbespelingen verzorgd door een gastbeiaardier (Eddy Mariën, Jos D’hollander, Koen Van Assche, Carl Van Eyndhoven, Sofie Heremans en Twan Bearda), terwijl op vrijdagavond universiteitsbeiaardier Luc Rombouts de bespelingen verzorgde. Vanaf het najaar werd de beurtrol omgekeerd. Geïnteresseerden en groepen kunnen bij deze concerten de beiaardier in de toren begeleiden. De opbrengst van een torenbezoek (50 fr. per bezoeker) gaat naar het beiaardfonds van de universiteitsbibliotheek. De beiaardzomer van 1999 had enorm veel succes. Dit was enerzijds te danken aan het mooi ingerichte openlucht theatertje achter de bibliotheek en anderzijds aan het mooie weer in de maand augustus. Voor de vierde maal werd er door Llibre23 op 21 augustus een Beiaard & Boekenmarkt op het Ladeuzeplein georganiseerd in samenwerking met de Leuvense boekhandels, de universiteitsbibliotheek en de dienst Cultuurcoördinatie. De markt stond dit jaar in het teken van ‘Vlaams-Brabant onbekend’. 3.2.4
Door de Cultuurcommissie gesteunde projecten
Ongeveer 25% van het budget van de Cultuurcommissie gaat naar subsidies aan projecten die groeien vanuit de universitaire gemeenschap, van originaliteit getuigen en belang hebben voor een ruim publiek. Initiatieven waarbij de actieve cultuurbeoefening wordt aangesproken, genieten voorrang. Andere initiatieven met een hoog cultureel gehalte die een belangrijke bijdrage leveren aan het universitaire en Leuvens cultuurgebeuren, kunnen voor subsidiëring in aanmerking komen. Dit jaar ging financiële steun naar het Festival van Vlaanderen, Stuc en Klapstuk, het tentoonstellingsproject Demarches, de initiatieven van KURA zoals Ithaka en het theaterfestival,… 3.3
Cultuur buiten de werking van de Cultuurcommissie Extracurriculaire mogelijkheden
141
3.3.1
Tentoonstellingen Stad - K.U.Leuven – Davidsfonds
De najaarstentoonstelling in de reeks die door Stad, K.U.Leuven en Davidsfonds wordt georganiseerd, stond in het teken van het Keizer Karel-jaar met de tentoonstelling ‘De Schatkamer van Alamire Muziek en miniaturen uit Keizer Karels tijd’ Peter Imhof, alias Alamire, vervaardigde in de periode 1510-1530 tal van prachtig verluchte muziekhandschriften, die als pronkstuk, relatiegeschenk en gebruiksboeken dienden. Voor het eerst in 500 jaar werden deze enorme boeken, die nu verspreid liggen over Europa, terug samengebracht in hun streek van herkomst. Het KADOC, de Faculty Club, de universiteitsbibliotheek en de universitaire ziekenhuizen richten tentoonstellingen in van zeer uiteenlopende aard. 3.3.2
Festival van Vlaanderen
In 1999 stond het Festival van Vlaanderen Vlaams-Brabant in het teken van de Polyfonie. Voor de programmatie was de Alamire-tentoonstelling een uitzonderlijk gegeven. Vijf concerten met uitsluitend composities uit de Alamire-handschriften (ca. 1500) werden aangevuld met vier repertoriumconcerten en een project met het Klapstuk, waarbij de choreografie muzikaal ondersteund werd door de polyfone klanken van de Capilla Flamenca. 3.3.3
STUC, Klapstuk en Kultuurraad
Onder de artistieke co-directie van An-Marie Lambrechts en Karolien Derwael, kon het STUC zich in 1999 verder ontwikkelen Artistiek en organisatorisch is de werking in 1999 gericht op een verdere fine-tuning en uitdieping van het sinds 1997 uitgezette beleid. Dit is in essentie terug te voeren op de wens tot verruiming: een verruimd artistiek aanbod creëren voor een te verruimen publieksgroep. De nieuwe aanpak werd verdergezet en kreeg zelfs extra slagkracht; de stad Leuven en de provincie Vlaams-Brabant lieten zich overtuigen van de noodzaak om in Leuven een systematisch artistiek aanbod uit te bouwen. Over het algemeen kan worden gesteld dat het aantal activiteiten van het STUC wordt opgedreven, en dit binnen alle disciplines. Dit meeraanbod weet ook duidelijk meer publiek te mobiliseren en de publiekscijfers verlopen in een opwaartse curve. De Klapstukeditie 1999 stond onder het curatorschap van Alain Platel. De schaal van het festival werd ietwat verkleind, zodat het – financieel en organisatorisch – weer op maat van de organisatie kwam. Kultuurraad, de Leuvense overkoepelende studentenorganisatie die zich bezighoudt met kunst en cultuur, vertegenwoordigt de studenten en behartigt hun culturele belangen. De keuze voor eigen projecten voor en door studenten zette zich door. In maart was er een editie van Ithaka dat als omgeving en werkterrein het Shoppingscentrum van de Diestsestraat en van de Supercity koos. Voor de tweede keer werd een theaterfestival uitgewerkt voor zeer jonge theatermakers (vaak studenten) die buiten het professionele theatercircuit vallen. Buiten deze projecten houdt Kultuurraad zich bezig met cursussen en workshops. Sinds 1995 wordt met verschillende partners gewerkt aan een nieuwe infrastructuur voor het STUC, Klapstuk, Cultuurcoördinatie (de ensembles) en een aantal universitaire initiatieven met de bedoeling het culturele gebeuren in één herkenbaar gebouw te centraliseren. Het Arenberginstituut aan de Naamsestraat zal deze functies herbergen en een deel van dit instituut werd voor de STUC-functies door de K.U.Leuven ter beschikking gesteld. In 1998 werd de laatste hand gelegd aan de grondige evaluatie van de haalbaarheidsstudie zodat begin 1999 de definitieve bouwplannen konden worden bekend gemaakt. De Vlaamse Gemeenschap, de stad Leuven, de Provincie VlaamsBrabant en ook de K.U.Leuven zijn financiële partners.
142
Katholieke Universiteit Leuven
K.U.Leuven Campus Kortrijk Het academiejaar 1998-1999 werd voor de KULAK op onderwijsgebied gekarakteriseerd door de inrichting van de tweede kandidatuur Biologie. Daardoor steeg het aantal Biologie-studenten in één klap van circa 10 naar een 30-tal. Bovendien werd een grondige innovatiebeweging ingezet die, in het daaropvolgende academiejaar 19992000, zou resulteren in een uitgebreide curriculumwijziging in de kandidatuur Geneeskunde en in de oprichting van een nieuwe studierichting: ‘Biomedische Wetenschappen’ in ruil voor de eertijds ‘bevroren’ opleiding Klassieke Filologie. Onderwijsinnovatie was ook een duidelijk begrip in de Faculteit Rechten, met een drastische uitbouw van de bibliotheek, de organisatie van een reeks gastcolleges, de inrichting van actieve pleitoefeningen door studenten en de uitwisseling van studenten en docenten met de universiteiten van Liège en Lille II.
1. Algemeen
Belangrijke stimulansen voor innovatie werden gegeven door het Impulscentrum voor Onderwijsvernieuwing dat met zijn TOETS-project kredieten verwierf van zowel het ministerieel STiHO-fonds als van het OOI-fonds van onze Alma Mater. Niettegenstaande een uitgesproken daling van het aantal kandidaten-Arts, veroorzaakt door de grotere verstrenging van de toelatingsproef, was het aantal generatiestudenten duidelijk toegenomen. Ook het procentueel aandeel van de KULAK in het aantal beschikbare Vlaamse Arts-kandidaten steeg van ca. 9% voordien tot 12%. Tijdens het jaar 1998-1999 werd, in samenspraak met Leuven, gestart met een nieuw initiatief: ‘Leuven en Kortrijk bij je thuis’ in de vorm van een informatie-tweedaagse in november in de Saaihalle te Brugge, waarop meer dan 280 abituriënten uit het Noorden van de provincie genoteerd werden. In 1998-1999 werd door de Faculteit Geneeskunde te Leuven het Pentalfaproject voor afstandsonderwijs door middel van videoconferencing opgestart, waarbij de KULAK gedurende een halfjaar als West-Vlaams knooppunt optrad. De Kortrijkse campus werd in het voorjaar ’99 ook actief lid van de Raad van Beheer van de vzw Flanders Language Valley (FLV) Education. Tijdens dat academiejaar werd in dit kader gestart met een succesvolle seminariereeks over Artificiële Intelligentie gecoördineerd door de faculteit Wetenschappen op de Ieperse campus. Met de hulp van de provinciale autoriteit werd, in samenwerking met de overige West-Vlaamse hogescholen, een begin gemaakt met de realisatie van een elektronisch netwerk voor Open Hoger Onderwijs (OHO). Op gebied van onderzoek en dienstverlening waren de meest frappante feiten de start van de eerste KULAK spin-off Algonomics en van de bouwwerken op onze campusterreinen van een complex dat enerzijds het opleidingscentrum van de Vlaamse Cluster voor Kunststofverwerkende nijverheden (VCK); anderzijds het Innovatie- en Incubatiecentrum Kortrijk (IICK) moet herbergen. Op het vlak van cultuur op de campus, sprong vooral de installatie en de regelmatige werking van de Cultuurzolder in het oog. Waar het najaar ’98 gekenmerkt werd door LORCA-vieringen, was ’99 daarentegen het GEZELLE-jaar met talrijke manifestaties. Het doel van de Dienst voor Studieadvies kan in de meest algemene termen omschreven worden als het helpen creëren van optimale kansen voor de studenten zodat ze hun eigen studieproject kunnen waarmaken. Concreet valt dit uiteen in een aantal taken. 2.1
2. Dienst voor Studieadvies
Ondersteunen van de overgang van het secundair naar het hoger onderwijs.
Om de overgang tussen secundair en hoger onderwijs te helpen bevorderen, is er eerst en vooral correcte en volledige informatie over het studieaanbod nodig. Dit gebeurt via een aanwezigheid op de studie- en informatiedagen die provinciaal worden georganiseerd door de PMS-centra en het departement onderwijs. De KULAK was aanwezig in Gent en in Kortrijk en beperkt ook in Brussel, steeds in samenwerking met de K.U.Leuven. Samen met de Dienst Externe Relaties en de West-Vlaamse stichting Domus Lovaniensis werd in de Saaihalle in Brugge een speciale infohappening georganiseerd. Verder is er de eigen infodag. De website werd verder uitgebouwd met specifieke informatie voor toekomstige studenten. Er waren 62 individuele contacten K.U.Leuven Campus Kortrijk
145
met ouders en leerlingen omtrent studiekeuze en oriëntering. opnieuw het studeren willen aanvatten werd informatie verstrekt. 2.2
Aan 20 mensen die
Begeleiden van de studenten
De begeleiding van de eerste kandidatuurstudenten richt zich op de ondersteuning van de evolutie van ‘leerlingen’ naar ‘studenten’. De specifieke invalshoek is het bevorderen van doelmatig studeergedrag, al dan niet gekaderd in een sociaal-emotionele problematiek. Er waren in totaal 216 contacten met studenten van de KULAK die vroegen om individueel advies. Ongeveer de helft van de vragen heeft te maken met het studeren zelf, een kwart met heroriëntering of het stopzetten van de studies; daarnaast is ongeveer 1/5 van de problemen eerder van psychische of relationele aard. De begeleiding gebeurde steeds individueel.
3. Interdisciplinair Research Centrum
In de loop van 1999 kon het Interdisciplinair Research Centrum (IRC) zich verheugen in een weliswaar beperkte toename van het personeelsbestand. Dit werd grotendeels mogelijk gemaakt door het succes in het verwerven van extra-universitaire kredieten. Hierbij moeten zeker onze succesvolle pogingen van fondsenverwerving via de Europese geldstromen vermeld worden.
4. Dienst Postacademische Vorming
4.1
Een belangrijke mijlpaal in de geschiedenis van het IRC was de oprichting, midden anno 1999, van een eerste spin-off (n.v. Algonomics) die ontsproot uit onderzoek dat aan het onderzoekscentrum opgestart en uitgewerkt werd. De bouw van het Innovatie- en Incubatiecentrum Kortrijk op de terreinen van de KULAK en waar het IRC overigens nauw bij betrokken is, moet verder drempelverlagend werken voor potentiële kandidaten die de stap van universiteit naar eigen bedrijf wensen te zetten. Het streven om – in samenwerking met enkele tientallen binnen- en buitenlandse onderzoekscentra – hoogstaand wetenschappelijk werk te verrichten weerspiegelde zich in tal van publicaties in internationaal gerenommeerde tijdschriften. Naast deze ‘internationale dimensie’ van het onderzoek, wenste het IRC zichzelf eveneens een expliciete opdracht toe te kennen als regionaal kenniscentrum. Postuniversitair Centrum West-Vlaanderen - KULAK
85 verschillende PAV-programma’s in de vakgebieden recht, economie, vastgoedkunde, wetenschappen en toegepaste wetenschappen, milieukunde, geneeskunde, farmacie, tandheelkunde, cultuurwetenschappen, gedrags- en sociale wetenschappen, voor 6 108 deelnemers (waarbij elke deelnemer één keer wordt geteld, ook als hij een programma van b.v. vier of meer sessies volgt), dat was het palmares van het PUC tijdens het academiejaar 1998-1999. Er waren dus gemiddeld 72 deelnemers per programma. De duur van de programma’s varieert van 2 tot 220 uren. In totaal waren er 1 407 uren les. Enerzijds organiseert de staf in samenwerking met de professoren, de assistenten en de praktijkmensen uit de stuurgroepen deze programma’s, die plaatsvinden in de hele provincie West-Vlaanderen. Anderzijds wordt meegewerkt aan talrijke initiatieven van het Eekhoutcentrum (dat navorming voor de onderwijssector organiseert), van de KULAKfaculteiten, van de Universiteit Derde Leeftijd en de Davidsfonds-Universiteit voor de Vrije Tijd. Instellingen, bedrijven en organisaties doen geregeld op het PUC een beroep om samen vormingsactiviteiten op te zetten. Door middel van interactieve videoconferenties en dank zij samenwerking met de PAVDienst Leuven en het Leuvens Instituut voor Nieuwe OnderwijsVormen, konden een aantal programma’s simultaan in Kortrijk en Leuven georganiseerd worden, b.v. de Pentalfa-cyclus voor artsen en de cyclus van het Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschap. Het postgraduaat Vastgoedkunde werd door het PUC reeds voor de vijfde keer met succes georganiseerd in Leuven. Daarnaast was er een cyclus vastgoedrecht op de KULAK, in samenwerking met de belangrijkste beroepsverenigingen van de vastgoedsector. 4.2
146
Katholieke Universiteit Leuven
Eekhoutcentrum. Didactisch Pedagogisch Centrum
In 1998-1999 organiseerde het Eekhoutcentrum bijscholing voor 6 956 leraren, PMSmedewerkers en onderwijsdirecties van alle onderwijsniveau’s. Er waren 121 verschillende programma’s. Naast de studienamiddagen over vakgebonden didactische onderwerpen, waren er ook de jaarlijkse studiedagen en ‘beurzen’ met uitwisseling van ervaringen en leermaterialen. Een grote meerderheid van de leerkrachten uit het basisonderwijs schreef zich in voor langerlopende opleidingen, o.m. over educatief computergebruik en wiskunde. 4.3
EuroStudieCentrum Open universiteit
Het ESC Open Universiteit coördineert de dienstverlening aan kandidaat-studenten en ingeschreven studenten van de Open Universiteit Nederland. Geïnteresseerden krijgen in Kortrijk of in Brugge algemene informatie en antwoord op specifieke vragen over de studiemogelijkheden en studiebegeleiding. Het ESC Kortrijk registreerde in 1998-1999 in totaal 349 inschrijvingen. De grootste belangstelling bleef gaan naar cursussen uit de opleidingen Sociale en Technische Wetenschappen. Voor acht cursussen werd vakinhoudelijke groepsstudiebegeleiding georganiseerd. Sinds halfweg 1998 geeft het ESC ook een driemaandelijkse nieuwsbrief uit met informatie en weetjes voor zowel studenten als geïnteresseerden. Het Impulscentrum voor onderwijsvernieuwing is een samenwerkingsverband met de naburige hogeschool KATHO (Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen). Het Impulscentrum is een onderwijsondersteunende dienst voor de innoverende initiatieven van de docenten. Daarnaast neemt het Impulscentrum ook zelf initiatieven om onderwijsinnovatie op gang te trekken en te implementeren. De ondersteuning van docenten gebeurde dit jaar vooral op het vlak van cursusontwikkeling, met specifieke klemtoon op de begeleide zelfstudie en op de koppeling van de bestaande cursussen met een onderwijstechnologische omgeving (cd-rom, Internet, KULAKNet,...).
5. Impuls-centrum voor onderwijsvernieuwing
In het kader van het TOETS-project (goedgekeurd bij OOI en StiHO) werden vormingssessies georganiseerd. De didactische vorming gebeurde onder de vorm van begeleide zelfstudie rond het pakket ‘Toetsen in de onderwijspraktijk en een introductie op toetsautomatisering’ (Uitgeverij Lemma, Utrecht, 1993). Interessante nota's bij deze sessie zijn te vinden via http://impuls.kulak.ac.be/toets/. In maart heeft het Impulscentrum een demo cd-rom samengesteld met eigen producties (o.a. Vous dites?!, One t(w)o three (medisch rekenen), sjabloon voor schriftelijk zelfstudiemateriaal). Sinds 1 september 1999 is aan het Impulscentrum een Multimediacel toegevoegd. Eén voltijds personeelslid bemant deze cel. Geheel volgens het opzet van het Impulscentrum werkt hij halftijds voor KULAK en halftijds voor KATHO. Men kan bij de MMcel terecht voor alles wat multimediaal is en het onderwijsproces bevordert: opname van (digitaal) foto-, video- en audiomateriaal, digitalisering en bewerking ervan (dus ook montage van video, audio...), opmaken van websites of de structuur ervan, ook van dynamische websites (bijvoorbeeld met behulp van ASP-technologie) met of zonder paswoord-beveiliging, maken van mini-toepassingen in een auteursomgeving als Macromedia Authorware of Director. De realisatie van de virtuele bibliotheek kwam in 1999 weer een stap dichterbij. De leden van de Campus Kortrijk kregen immers toegang tot cd-rom's via de Leuvense Hydra-server. Bibliografieën kunnen nu niet alleen vanuit de bibliotheek maar ook vanuit de kantoren en computerklassen geraadpleegd worden. Deze ontwikkelingen gaan gepaard met tal van instructiesessies. Intern werden enkele reorganisaties doorgevoerd, die onder meer resulteerden in een efficiënter tijdschriften- en financieel beheer. Vanuit de bibliotheek werden verder bijzondere zorgen besteed aan de Academische Bibliografie en aan de voorbereiding op het nieuwe bibliotheeksysteem Amicus. De genoemde uitbreiding van de virtuele bibliotheek komt niet in de plaats van maar bovenop de traditionele bibliotheek. De aangroei van de boekencollectie blijft immers
6. Bibliotheek
K.U.Leuven Campus Kortrijk
147
onverminderd doorgaan. Ook op dit vlak maakt de multidisciplinaire KULAK-bibliotheek haar rol verder waar als ondersteuner van onderwijs en navorsing, en als dienstverlener aan de regio.
7. Informaticabeleid
7.1
Algemeen
Centraal in het KULAK-InformaticaBeleid van 1999 noteren we: de voorbereiding en beschrijving van het KULAKnet-herbekabelingsdossier voor de facultaire gebouwen, het realiseren van het bekabeling van het studentendorp zodat nu alle KULAK-studentenresidenties aangesloten zijn op KOTnet, de intense voorbereiding en inspanningen met het oog op de preventie van Y2K-problemen en de organisatie van de werking van de KULAK-systeemgroep. Het KULAK-CWIS systeem werd visueel gestroomlijnd als onderdeel van het K.U.Leuven CWIS systeem. De inhoudelijke opvulling en uitbouw van een eigen KULAK-intranet vordert gestaag. De procedure van studentenregistraties voor het gebruik van PC-klassen en de inbelfaciliteit werd, in overleg met de LUDIT-diensten, vrijwel identiek gemaakt aan die te Leuven. De gebruikersnaam van studenten te Kortrijk kan in de toekomst eveneens te Leuven gehanteerd worden en omgekeerd, nu kunnen ook Leuvense studenten met hun gewone gebruikersnaam te Kortrijk in de PC-klas aansluiten. 7.2
KULAK-CWIS krijgt aangepaste layout
Vertrekkend van de layout-richtlijnen en -kenmerken die door de Leuvense CWIScommissie werden ontworpen voor de K.U.Leuven webinformatiepagina’s, voerde de KULAK-CWIS-werkgroep de gewenste aanpassingen door, zodat een betere stroomlijning en herkenbaarheid van KULAK als K.U.Leuven-campus mogelijk werd. Dit vergde het aanleren van het gebruik van een nieuw sjabloon, en het aanpassen van vele tientallen KULAKnet-CWIS-pagina’s. 7.3
Organisatie en werking van de KULAKnet-systeemgroep en uitbreiding ervan
De enorme uitbreiding van computerinfrastructuur en de alom aanwezige diverse software-toepassingen leidden reeds in 1998 tot een sterke overbevraging van dienstverlening naar de KULAKnet-systeemgroep toe. Het uitvoeren en (her)organiseren van de helpdesk-functionaliteit (b.v.) leidde meermaals tot knelpunten, waarvoor bijzondere inspanningen van systeemgroepleden en KULAKnetgebruikers gevraagd werden. Dit leidde tot een bijkomende aanwerving en een herstructurering, waardoor het hoog kwalitatief dienstverleningspeil nog kon worden verbeterd. 7.4
Planning van de upgrading KULAKnet – Fase 3
De upgrading van het KULAKnet is een meerjarig dossier waaraan planmatig en toekomstgericht wordt gewerkt. Na de realisatie van Fase 2 (in essentie het plaatsen van een backbone-glasvezel-verbinding), werd in de zomer van 1999 de planning van de volledige herbekabeling van de facultaire gebouwen (A, B en C) aangevat. De bekabeling van de facultaire gebouwen is nog steeds zeer onvolledig (weinig leslokalen zijn bekabeld) en de architectuur en het type van bekabeling zijn duidelijk achterhaald, waardoor er talrijke moeilijkheden zijn op meerdere segmenten. Om deze herbekabeling voor te bereiden, werd een technische werkgroep samengesteld. Deze groep werkte een plan uit, dat enerzijds voldoet aan de standaarden die gehanteerd worden door de K.U.Leuven Technische Dienst, en dat anderzijds besproken werd en goedgekeurd op de Commissie InformaticaBeleid. Gehoopt wordt dat de realisatie ervan in 2000 kan plaatsvinden. Ter hoogte van de inrit van de KULAK werd het straatbeeld ingrijpend gewijzigd. Er werd gestart met de bouw van het Vlaams Kunststoffencentrum en het Innovatie-en Incubatiecentrum. Er werd een ruime bijkomende parkeerstrook aangelegd en de verlichting van de hoofdweg werd volledig vernieuwd. De recurrente werkingsmiddelen voor de algemene diensten lagen 148
Katholieke Universiteit Leuven
8. Algemeen beheer
15% hoger dan in 1998. Bijkomend werd vanuit Leuven een belangrijke financiële steun gegeven voor de verdere vernieuwing van de didactische apparatuur. Aan de faculteiten werden iets minder werkingsmiddelen toegekend dan het jaar voordien vooral omwille van de vrij grote beschikbare reserves in de bibliotheek. De KULAK nam een financiële participatie in de n.v. AlgoNomics, een bio-informatica bedrijf dat als eerste spin-off van de KULAK werd opgericht. Het bedrijf werd gehuisvest op de Campus. De KULAK werd ook stichtend lid van de v.z.w. Flanders Language Valley. De inschrijvingen van de studenten gebeurden bijna volledig op een nieuwe geautomatiseerde manier ook met voorinschrijvingen via de Website. Er werd gewerkt aan het opstarten van een alumnibestand in samenwerking met het rectoraat. De belangstelling voor de KULAK als goed uitgeruste en onthaalvriendelijke campus voor activiteiten buiten het kandidatuuronderwijs steeg nog in vergelijking met vorige jaren. De campus wordt voor velen de uitgesproken plek om kennis op een formele of informele manier uit te wisselen. De Club, de plaats waar personeel en gasten elkaar kunnen ontmoeten bij een verzorgde lunch, mocht tijdens het eerste werkjaar ruim 700 bezoekers verwelkomen. De pendelbus P&R, lijn 3, die de Campus met de stad verbindt, kende heel veel succes bij de studenten omwille van zijn grote frequentie, namelijk om de 10 minuten tijdens de spitsuren, om de 20 minuten daarbuiten. Vanuit de Sociale Sector werd er 1.536.320 BEF gesubsidieerd aan de v.z.w. Alma in plaats van 1.116.356 BEF vorig jaar. Dit is te wijten aan het feit dat er meer warme maaltijden (38.408 in plaats van 32.834) werden geserveerd en dat de subsidie 40 BEF bedroeg in plaats van 34 BEF per warme maaltijd.
9. Studentenvoorzieningen
De universitaire residenties, de Groene Mote en het Studentendorp waren opnieuw volledig bezet. De huurprijzen van de kamers kenden een lichte indexaanpassing. De subsidiëring van de Sociale Sector werd nagenoeg op hetzelfde peil gehouden als vorig jaar, wat noodzakelijk is voor het bloeiende sociaal-culturele leven aan onze Campus. De totale budgettering bedroeg 18,9 miljoen BEF. De ontmoetingsdagen voor nieuwe studenten in Anseremme kenden ‘traditioneel’ een groot succes. 149 nieuwe studenten op een totaal van 400 generatiestudenten namen deel aan één van de vier sessies. Deze sessies hadden – zoals vorig jaar – een duidelijke invloed op de aanwezigheid in de jaarlijkse openingsmis. De wekelijkse eucharistievieringen blijven echter weinig studenten trekken. Wie komt, is meestal tevreden maar de drempel lijkt hoog.
10. Universitaire Parochie
Een groot succes was de ‘nacht van het personeel’ waar meer dan 300 studenten de talenten van het personeel bewonderden. Ook het kerstfeest kende een grotere deelname, zowel voor de viering als het feest. Onder leiding van Griet Beheydt, assistente Germaanse vond het KULAK-koor een nieuw elan. De toekomst lijkt verzekerd. Zeer goede muzikanten hebben de vieringen een extra diepte gegeven. De wekelijkse werking van de Wereldwinkel, Amnesty International kende een stijgende belangstelling. De wekelijkse broodmaaltijd voor studenten werkzaam in de derde wereld mochten rekenen op gemiddeld 80 studenten. De werkgroepen bejaarden, gehandicapten en kinderen kenden een zeer goede werking. De 24-uren, een reusachtige organisatie voor de vierde wereld, werd dit jaar grotendeels gedragen door studenten die de ruggengraat vormen van de parochie. Zij hebben heel wat energie gestoken om hun medestudenten bewust te maken van de armoede waarin nog vele mensen moeten leven.
K.U.Leuven Campus Kortrijk
149
11.1 Uitwisselingsproject KULAK-Furman University
11. Evenementen en Externe relaties
Van 9 juli tot 29 juli 1999 vond de SPE-summercourse plaats voor studenten uit de subfaculteiten TEW en Rechten naar Furman University in Greenville South Carolina, USA. 28 studenten volgden een op maat ontwikkelde summercourse op Furman University, brachten bedrijfsbezoeken in de regio Greenville. Aansluitend verbleef de groep in Washington DC waar studiebezoeken werden gebracht aan het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank, de Library of Congres, de Supreme Court of Justice en het Congres. Van 20 tot 30 november 1999 volgde hierop de SPE-wintercourse voor studenten van Furman University op KULAK. 25 Furman-studenten volgden een speciaal ontwikkeld studiepakket op KULAK. 11.2 Promotie-activiteiten voor het West-Vlaams hoger onderwijs Een actieplatform voor de promotie van het Katholiek Hoger Onderwijs in het bisdom Brugge werd uitgebouwd. Het initiatief daartoe werd genomen door de vicaris voor onderwijs van het bisdom Brugge. Twee informatie-initiatieven werden uitgewerkt in samenwerking met de collegae van de Katholieke hogescholen KATHO en KHBO: 1. Op 16 oktober 1999: presentatie van het katholiek hoger onderwijs in de aula van het Grootseminarie in Brugge voor leidinggevenden in politiek, industrie, sociale organisaties, enz. 2. Op 17 november 1999: idem + beursformule in het Centrum Licht en Ruimte in Roeselare voor directies en graadcoördinatoren van het secundair onderwijs en PMSadviseurs uit West-Vlaanderen.
150
Katholieke Universiteit Leuven
Interfacultaire instituten Het HIVA bestaat 25 jaar. Het werd in zijn huidige structuur opgericht in 1974, op initiatief van de K.U.Leuven en de Christelijke Arbeidersbeweging. Beide instanties zijn gelijk vertegenwoordigd in de beleidsorganen van het HIVA.
1. HIVA
De voornaamste doelstelling is wetenschappelijke inzichten verwerven over maatschappelijke problemen van werknemers en van kansarme groepen in de samenleving, om aldus een bijdrage te leveren tot de oplossing van deze problemen. Dit wordt gerealiseerd door het aantrekken en uitvoeren van beleidsgericht onderzoek op de domeinen van onderwijs en arbeidsmarkt, sociaal en economisch beleid, arbeid. De belangrijkste onderzoeksthema’s zijn: actief arbeidsmarktbeleid, onderwijs en sociale ongelijkheid, aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, kwaliteit van de arbeid, arbeidersbeweging, verzorgingsstaat en welzijn, duurzame ontwikkeling. In 1999 waren er ongeveer 100 projecten in uitvoering, verdeeld over de drie onderzoekssectoren. Hiertussen zaten er heel wat Europese projecten, die meestal in het kader van een consortium of netwerk werden uitgewerkt. De portefeuille van onderzoeksopdrachten bedroeg ongeveer 155 mio. De belangrijkste opdrachtgever is de Vlaamse Overheid (70 mio). Dan volgen diverse instellingen en bedrijven (23 mio), Christelijke arbeidersbeweging (13 mio), de Federale Overheid (10 mio), Steden en gemeenten (10 mio), Europese projecten (9 mio). De K.U.Leuven staat in voor enkele personeelsmandaten en voor de infrastructuur. Het opzetten van opleidingsinitiatieven vormt een tweede activiteit van het HIVA. HIVAVorming organiseert, in het kader van Postacademische Vorming, een 50-tal verschillende activiteiten: zowel langlopende opleidingen (40 u.), seminaries en workshops, basiscursussen als studiedagen. Deze zijn ongeveer gelijk verdeeld over de domeinen: mens-management, preventiebeleid-arbeidsveiligheid en milieubeleid. Tijdens het academiejaar 1998-1999 waren 1 008 studenten ingeschreven en werden er 2 500 uren cursus aangeboden. De omzet bedroeg zowat 30 mio BEF. Op strategisch niveau is er de steun van een Beschermcomité, op operationeel niveau van diverse denken stuurgroepen. Er zijn ongeveer 105 personeelsleden, waarvan een kwart deeltijds werkt. In de verschillende onderzoekssectoren werken een 80-tal wetenschappelijke medewerkers, waarvan een 20-tal stafleden. De administratieve en technische ondersteuning gebeurt door 25 medewerkers. De wetenschappelijke output bestaat uit publicaties: de resultaten van de afgewerkte projecten werden neergeschreven in 50 onderzoeksrapporten; daarnaast verschenen een 150-tal artikels en bijdragen in boeken, referaten op congressen. Er werden ook 9 studiedagen ingericht, o.m. over bedrijfssluitingen, het vormingsbeleid in de sectoren, de kost van niet-belasten, lokaal arbeidsmarktbeleid en sociale uitsluiting. De beleidsgerichte output omvat talloze artikels in beleidsgerichte tijdschriften, voordrachten en lezingen voor bepaalde doelgroepen. Een volledig overzicht van deze output is te vinden in het Activiteitenverslag 98-99 van het HIVA. Er wordt zeer veel aandacht besteed aan een actief publicatie- en promotiebeleid. De onderzoeksresultaten worden ruim en efficiënt verspreid naar de opdrachtgevers en andere geïnteresseerden. Aan het HIVA zijn reeds 680 titels verschenen. In 1999 werden 50 onderzoeksrapporten gepubliceerd. Een volledig overzicht is te vinden in de thematische publicatielijst van het HIVA. In de toekomst zal bijzondere aandacht worden besteed aan een systematische kwaliteitsbewaking. Er wordt een intern publicatiefonds opgericht, waardoor de productie van internationale publicaties wordt gestimuleerd. Een cel ‘research based consultancy’ wordt uitgebouwd. Het HIVA blijft aangesloten bij een consortium van 14 Europese onderzoeksinstellingen, nl. Euronet: Work and Education. Het 25-jarige jubileum zal op een passende manier gevierd worden. Er zal een Reader Interfacultaire instituten
151
gepubliceerd worden, die een neerslag zal bevatten van de voornaamste onderzoekstradities van het instituut. Van elk behandeld thema zal een samenvatting gegeven worden van wetenschappelijke inzichten en van beleidsrelevante aspecten. Bovendien worden verschillende colloquia georganiseerd, waarbij bevindingen uit onderzoek aan het beleid zullen geconfronteerd worden.
2. KADOC
1999 was vooral een intensief onderzoeksjaar. Het KADOC-onderzoek, dat in principe een multidisciplinair karakter heeft, vertoont de laatste jaren een sterke tendens tot interuniversitaire samenwerking. KADOC wil tevens onderzoek beoefenen in een breed internationaal en comparatief verband. De inhoudelijke resultaten en de goede respons van internationale KADOC-colloquia van de laatste tien jaar versterken deze optie. Dit leidt tot een toename van meertalige of Engelstalige publicaties. Volgende onderzoeksvelden – die tegelijk een weerspiegeling zijn van de documentatiecollecties worden bestreken: 1° cultuur en media, 2° binnenkerkelijke ontwikkelingen, 3° godsdienst en samenleving, 4° politieke en ideologische ontwikkelingen, 5° intermediaire structuren en 6° vrouwengeschiedenis. Er werden twee boeken gepubliceerd in de nieuwe reeks ‘KADOC-Artes’, één in de reeks ‘KADOC-Studies’ (Frans/Engels) en één inventaris (in twee versies: Nederlands en Engels). Het was ook een piekjaar wat betreft de instroom van documentatie, niet alleen kwantitatief, maar ook kwalitatief. De collectie is aangegroeid tot meer dan 17 km, en het percentage toegankelijke documentatie varieert, al naargelang van de categorie, van 70 tot 100%. Bijzonder waardevolle archieven en documentatie werden verworven van de Landsbond der Christelijke Mutualiteiten, het Davidsfonds, van verscheidene CVP-politici (na de verkiezingen van juni 1999) en van kunstenaars en architecten. KADOC wordt bovendien geconfronteerd met een toenemende vraag van de religieuze instituten naar dienstverlening en advies bij het beheer en de inventarisatie van hun archieven. Er liepen ontsluitingsprojecten van vijf congregaties. Heel wat energie werd besteed aan het prospecteren en analyseren van verfijnde geautomatiseerde ontsluitingssystemen om te komen tot een geïntegreerde ontsluiting van alle documentatiecategorieën, werkinstrumenten en databanken. Een constant stijgende en zeer arbeidsintensieve factor is de dienstverlening. In de leeszaal werden 3 185 bezoeken geteld van 780 lezers. Daarnaast werden een 850-tal vragen om informatie behandeld. Zowel particulieren en organisaties van de meest diverse aard als binnenkerkelijke instanties doen een beroep op de expertise van KADOC. Het personeelsbestand bedroeg eind 1999 48 personeelsleden, waarvan 16 deeltijds. Er waren twee fellows en twee stagiairs werkzaam.
3. Instituut voor Levende Talen
3.1 Opdracht Het Instituut voor Levende Talen is een interfacultair instituut dat in opdracht van de Academische Raad taalservice verleent aan de faculteiten, instituten en diensten die erom verzoeken. Hierbij wordt rekening gehouden met het opleidingsprofiel en de opleidingsdoelstellingen van de betrokken faculteiten en diensten. Het ILT doet eveneens aan toegepast didactisch onderzoek in verband met moderne (vreemde) talen, vaak in samenwerking met de Faculteit Letteren. Er worden 8 talen onderwezen in 6 verschillende faculteiten: Arabisch, Chinees, Duits, Frans, Engels, Japans, Nederlands, Russisch. Deze verplichte of optionele taalcolleges worden uitsluitend door de studenten van de betrokken faculteiten gevolgd. Daarnaast zijn er nog: Nederlands voor Anderstaligen, Kiswahili, Bulgaars, Deens, Noors, Pools, Tsjechisch en Zweeds die ook toegankelijk zijn voor studenten van andere faculteiten, uitwisselingsstudenten en andere hoger opgeleiden. 3.2 Overzicht Totaal aantal studenten
152
Katholieke Universiteit Leuven
7006
Totaal aantal docenten Totaal aantal ATP Aantal ZAP/ BAP Aantal AAP / PA Aantal ATP Totaal omvang opdracht in VTE RE Aantal projecten (*zie verder)
43 6 9,72 VTE 20,07 VTE 4,55 VTE 34,34 VTE 42,7685 RE 7
3.3 Projecten In 1999 werd meegewerkt aan diverse nationale en internationale projecten, gefinancierd door organisaties als Lingua, Tempus-Tacis, het ministerie van de Vlaamse gemeenschap, het CLVV (Taalunie): (1) WALL-project: ICCP (Interactive Classroom Computer Project); (2) Frans leerwoordenoek ‘Français des affaires’; (3) Woordenboek Modern Arabisch – Nederlands en vv. (4) Ontwikkeling van ‘distance learning teacher training programme English’ voor Voronezh State University (5) ‘Small is beautiful’, een multimediale zelfstudieleergang Nederlands voor uitwisselingsstudenten; (6) Ondersteuning bij het oprichten van taalonderwijs in project ‘Training in democracy, democracy in training’ aan de University of the North, Branch of Qua Qua, Oranje Vrijstaat, Zuid-Afrika. (7) InStap, een multimediale leergang Nederlands 3.4 Structuur van de ILT – taalleergangen en aantal studenten Faculteiten
Talen
ETEW Rechtsgeleerdheid Sociale Wetenschappen Letteren
Duits, Engels, Frans Duits, Engels, Frans Duits, Engels, Frans, Nederlands Arabisch, Bulgaars, Chinees, Deens, Japans, Nederlands, Noors, Pools, Russisch, Tsjechisch, Zweeds Engels Nederlands Nederlands voor Anderstaligen Bulgaars, Deens, Kiswahili, Nederlandse taalbeheer sing, Noors, Pools, Tsjechisch, Zweeds
Geneeskunde Voorbereidend Instituut ILT 2 ILT 2: vrije studenten
Aantal stud. 2 681 1 104 901 624 75 5 1 400 227
Het WAV is een samenwerkingsinitiatief tussen de afdeling Arbeids-en Organisatiesociologie (Departement Sociologie), het Centrum voor Economische Studiën en de sector Arbeid, HIVA.
4. Steunpunt WAV
Het Steunpunt WAV is opgericht om logistieke en wetenschappelijke ondersteuning te bieden aan onderzoekers en beleidsmedewerkers die werkzaam zijn rond thema’s als werkgelegenheid, werkloosheid, arbeidsverhoudingen, vorming, aansluiting onderwijsarbeidsmarkt. In het kader van het VIONA-programma (Vlaamse Regering) zorgt het Steunpunt voor: - de informering en documentering over ontwikkelingen op de arbeidsmarkt; - de netwerkvorming met arbeidsmarktonderzoekers en de brede valorisatie van wetenschappelijk arbeidsmarktonderzoek via de publicatie van het trimesteriële tijdschrift ‘Nieuwsbrief Steunpunt WAV’; - de monitoring en rapportering van trends en evoluties op de arbeidsmarkt (zie Jaarboek over de Arbeidsmarkt); - de netwerkvorming met Vlaamse statistiekadministraties. In opdracht van de federale overheid organiseert het gebruikersgroepen met federale Interfacultaire instituten
153
statistiekadministraties en is het betrokken bij samenwerkingsprojecten met diverse federale statistiekinstellingen rond verbetering van en betere valorisatie van de bestaande statistische gegevens (Agora-programma). Op vraag van de European Foundation, Dublin is het Steunpunt nationaal correspondent voor de EIROdatabank (rapportering voortgang arbeidsverhoudingen). De specificiteit van het Steunpunt ligt in de intermediaire rol die het speelt als communicatieschakel tussen onderzoekers en medewerkers van overheidsdiensten en administraties die statistische gegevens over de arbeidsmarkt verzamelen. Vanuit deze rol als intermediair contactpunt heeft het Steunpunt een telefonische informatielijn uitgewerkt rond arbeidsmarktgegevens. Wie op zoek is naar arbeidsmarktcijfers of literatuur rond arbeidsmarkt of arbeidsverhoudingen kan daar terecht voor advies. Het Steunpunt WAV telt 12 VTE wetenschappelijke stafleden en 4 VTE ATP leden. Het jaarlijks beschikbaar budget bedraagt ongeveer 30 mio BEF. Per jaar worden 3 nieuwsbrieven, 6 jaarboeken (1 Vlaanderen, 5 provinciale) en verscheidene thematische dossiers gepubliceerd. Alternerend richt het Steunpunt jaarlijks een Arbeidsmarktonderzoekersdag of Arbeidsmarktstatistiekdag in.
5. Universitair Centrum voor Statistiek
Het Universitair Centrum voor Statistiek (UCS) is in het academiejaar 1988-1989 gestart als samenwerkingsverband tussen onderzoekseenheden die bedrijvig zijn op het gebied van zuivere en toegepaste statistiek. Momenteel zijn ZAP en AAP/BAP-leden van 15 onderzoekseenheden uit alle faculteiten van Leuven en Kortrijk en Ludit bij de activiteiten betrokken. De stuurgroep bestaat uit 34 leden. Volgende activiteiten worden ontplooid :
6. LUCAS
-
International Study Program in Statistics (ISPS), een postgraduaat opleiding met 27 inschrijvingen in het academiejaar 1998-1999. In het voorjaar van 1999 kwamen naast doctoraatstudenten ook 20 Griekse studenten het programma volgen.
-
Interne dienstverlening aan de Universitaire gemeenschap : - 18 kortlopende cursussen statistiek en gegevensverwerking met gemiddeld 20 deelnemers - interne consulting bij 12 onderzoeksgroepen uit diverse faculteiten - hulpverlening bij statistische verwerking door centrale diensten
-
Statistisch onderzoek : 12 seminaries en een tweedaags colloquium ‘Current Issues in Statistics’
-
Externe dienstverlening - Externe consulting voor 5 grootschalige projecten - 9 kortlopende cursussen binnen bedrijven
-
Contractonderzoek
In 1988 is LUCAS opgericht als een Samenwerkingsverband tussen de K.U. Leuven en Caritas Catholica Vlaanderen. De opdracht van dit centrum bestaat uit onderzoek, vorming en dienstverlening in de gezondheidszorg, de welzijnszorg en de internationale solidariteit. LUCAS behandelt een grote diversiteit aan onderzoeksthema’s, speelt in op de actualiteit en op het beleid in de sectoren waartoe het zich richt. Dit sluit niet uit dat er ook een grote specialisatie aanwezig is in enkele prioritaire onderzoekslijnen: de zorg voor (dementerende) ouderen, de zorg voor ernstige en langdurig psychisch zieken, kwaliteitszorg en de jeugdzorg. De werking van LUCAS wordt gefinancierd door middel van een jaarlijkse basisfinanciering ten bedrage van 4 mio, ingebracht door beide partners in het samenwerkingsverband. De basisfinanciering werd in 1999 aangevuld met 15,3 mio projectfinanciering door externe opdrachtgevers. De basisequipe bestond in 1999 uit de directeur, de coördinator, een projectleider, een
154
Katholieke Universiteit Leuven
administratieve medewerker en zes wetenschappelijke medewerkers met een contract van bepaalde duur. De belangrijkste onderzoeksthema’s waren: de informele thuiszorg voor personen met langdurige psychische problemen en voor dementerende ouderen, Expressed Emotion in de relatie hulpverlener - bewoner in Beschut Wonen in de Geestelijke Gezondheidszorg, case-onderzoek en case-management in de bijzondere jeugdzorg, de ontwikkeling van een instrument voor de inspectie in de Welzijnsvoorzieningen, de ethiek van vrijheidsbeperking in de Bijzondere Jeugdzorg en in de Gehandicaptenzorg. Hoewel het onderzoek van Lucas in eerste instantie gericht is op de actualiteit in de Vlaamse Gezondheids- en Welzijnszorgsectoren, wordt het ook in toenemende mate getoetst aan internationale wetenschappelijke kwaliteitscriteria. Dit komt tot uiting in de internationale publicaties en presentaties. In 1999 verschenen 18 publicaties in tijdschriften en boeken en 5 rapporten. Er werden 22 voordrachten gepresenteerd in Vlaanderen en 13 in internationale congressen. Een volledig overzicht van de activiteiten en een lijst van publicaties en presentaties wordt geboden in het activiteitenverslag van 1999. LUCAS was in 1999 actief betrokken in verschillende internationale netwerken zoals: het European Community Horizon project over ‘arbeidsrehabilitatie en supported employment in de geestelijke gezondheidszorg’ en een BIOMED- project over ‘de ethiek van de deïnstitutionalisering in de geestelijke gezondheidszorg’. Naast vele voordrachten verleenden de stafmedewerkers van LUCAS in 1999 hun medewerking aan vormings- en bijscholingsprogramma’s, ingericht door derden zoals : een programma van Kind en Gezin over ‘arts-patiëntcommunicatie in de Consultatiebureau’s voor het Jonge Kind’ en een programma over ‘het opstellen en verwerken van schriftelijke vragenlijsten’ georganiseerd door VOCA. Op het domein van wetenschappelijke dienstverlening was er in 1999 onder andere medewerking aan een project over maatschappelijke participatie van ouderen in opdracht van de Koning Boudewijnstichting, de V.V.I.-publicatie ‘Vlaams Zilver’, de redactie van het tijdschrift ‘Diagnostiekwijzer’, de ontwikkeling van een geschikte baseline voor Broederlijk Delen en een internationaal uitwisselingsproject met de universiteit van Trnava en Caritas Catholica Slovakije. Personeelskost (enkel van personen rechtstreeks tewerkgesteld in het Overlegcentrum) Totaal 6.331.000 BEF Belangrijkste activiteiten: -
Uitgave van de tijdschriften Ethical Perspectives. Journal of the European Ethics Network en Ethische Perspectieven
-
Coördinatie van het European Ethics Network (thematic network, officieel erkend en gesubsidieerd door de Europese Commissie, DG XXII): voltooiing van het Core Materials Project for the Development of Courses in Applied Ethics.
-
Multatuli conferentie met prof. Michael Walzer (Princeton)
-
Panel discussie op grond van basistekst van J. Verstraeten, i.s.m. Goethe Institut: Culture and the Rediscovery of the Humanum. Perspectives for the Future of Europe (met publikatie)
-
Standpuntbepaling i.v.m. asielrecht
-
Oprichting van nieuw Center for Catholic Social Thought
-
Media-ethiek (B. Pattyn, in samenwerking met de Hoover Stichting)
-
Elektronisch informatiebestand over media-ethiek. Vanaf heden kan iedereen via
7. Overlegcentrum voor Christelijke Ethiek
Interfacultaire instituten
155
internet onze bibliografische databank raadplegen en aanvullingen suggereren. (http://www2.oce.kuleuven.ac.be:591/media-ethics). -
156
Katholieke Universiteit Leuven
Oprichting van Europese contactgroep media-ethiek.
Universitaire ziekenhuizen In de voorbije jaren en maanden heeft een ambitieus veranderingsproject voor de Universitaire Ziekenhuizen gestalte gekregen. Dit veranderingsproject was noodzakelijk omwille van het duidelijk stagneren van de groei van activiteit, het steeds strakker financieel keurslijf vanwege de overheid en de vaststelling dat de interne bestuursorganisatie onvoldoende uitgewerkt was, om in een sterk en snel veranderend gezondheidszorglandschap een sterke positie te kunnen behouden en verder uit te bouwen. Het veranderingsproject behelsde drie doelstellingen: -
op korte termijn de uitvoering garanderen van een aantal reeds geïdentificeerde verbeteringsideeën zodat deze een positieve impact zouden hebben op het resultaat van de U.Z. Leuven;
-
ambitieuze veranderingen bewerkstelligen op het niveau van de dienstverlening en de productiviteit van de verschillende diensten en een duidelijke strategie uitwerken per medische dienst en voor het ziekenhuis en voor de faculteit in hun geheel;
-
een aantal begeleidende, structurele maatregelen doorvoeren, die deze fundamentele veranderingen zouden institutionaliseren.
In een eerste fase is er maximale aandacht gegaan naar de noodzakelijke interne herstructurering, dit alles vanuit een strategisch perspectief, maar ook vanuit de acute, structurele noodzaak voor een verhoging van de efficiëntie en een reduceren van de kosten binnen de dagdagelijkse exploitatie van de U.Z. Medio 1999 werden de definitieve rekeningen voor 1998 vastgelegd en bekendgemaakt. Het boekjaar 1998 vertoonde een operationeel verlies van –100 mio BEF ten opzichte van –951 mio BEF in 1997 voor het erkenningsnummer 322 (Gasthuisberg, Pellenberg, Lubbeek). Voor U.Z. Sint Pieter werd 1998 afgesloten met een exploitatieresultaat van –48 mio BEF (+7 mio BEF in 1997). De resultatenrekening 1998 voor Salve Mater sloot af met een exploitatieresultaat van 21 mio BEF (–46 mio BEF in 1997). De verschillen in de bedrijfsopbrengst voor erkenningsnummer 322 zijn voornamelijk het resultaat van een toename t.o.v. 1997 voor de verpleegdagprijs (+363 mio BEF), voor de omzet van farmaceutische producten (+387 mio BEF), voor de omzet van honoraria (+437 mio BEF). De verschillen in de bedrijfskosten zijn het resultaat van een toename of daling t.o.v. 1997 in onder andere de volgende rubrieken: voorraden en leveringen (+375 mio BEF) en bezoldigingen (+40 mio BEF).
1. Financiële situatie
Inzake de ontwikkeling van activiteiten werd een daling van hospitalisatieactiviteit vastgesteld (ongeveer –5%).
2. Activiteiten
Deze vermindering is ten dele verklaard door de daling van opnames doch is hoofdzakelijk toe te schrijven aan een verkorting van de verblijfsduur van 8,9 naar 8,5 verblijfsdagen. Alle indicatoren geven een opvallende stijging in het gebied van de daghospitalisatie. In december 1998 werd reeds beslist over te gaan tot een bijkomende vrijwillige afbouw van 117 erkende bedden in het universitair ziekenhuis Sint Pieter. In november 1999 keurde het Beheerscomité een plan goed waarbij door middel van reconversie, beddenafbouw en beddentransfert tussen verschillende exploitaties binnen de U.Z. Leuven voorzien werd in een bijkomende beddenvermindering voor de U.Z. Leuven met 70 bedden. Samengevat kan gesteld worden dat de bedverdeling op de diverse campussen er als volgt uitziet: - Gasthuisberg 1 405 bedden Universitaire ziekenhuizen
157
-
Pellenberg 311 bedden Sint Pieter 126 bedden.
Deze operatie laat toe het ziekenhuis Lubbeek vrij te maken inzake hospitalisatieactiviteit waardoor daar meer mogelijkheden ontstaan voor daghospitalisatie en allerlei poliklinische activiteiten.
3. Veranderingsproject
In het hierboven reeds verduidelijkt veranderingsproject was één van de concrete belangrijke maatregelen de beslissing tot de volledige doorlichting van alle diensten binnen de U.Z. Leuven met het oog op een optimalisatie van de dienstverlening en een inzicht in de strategische opportuniteiten. Alle medische en niet-medische diensten werden stuk voor stuk in die zin doorgelicht. De verbeteringsvoorstellen op gebied van strategie en efficiëntie werden door de diensten zelf uitgewerkt. In vier opeenvolgende golven werden in het laatste kwartaal van 1998 en het eerste trimester van 1999 de strategische dienstplannen voorgesteld. Naast een algemene presentatie waarin vooral strategische objectieven werden geformuleerd, bestond het voorstel uit een aantal verbeteringsideeën met de berekening van de impact op inkomsten en middelenverbruik. Bepaalde verbeteringsideeën werden een ‘GO’ toegekend indien men akkoord was met het principe, een ‘NO-GO’ wanneer het idee niet werd weerhouden en een ‘STUDY’ wanneer nog aanvullende elementen moesten worden onderzocht vooraleer het idee kon worden goedgekeurd. Op deze wijze werden door verschillende diensten meer dan 1 300 ideeën voorgelegd waarvan 76% een GObeslissing kregen. De implementatie van deze verbeteringsideeën werd opgevolgd binnen een werkgroep rond het veranderingsproject en het Directiecomité. Met betrekking tot de ondersteunende diensten werden een aantal projecten opgezet, vaak in samenwerking met externe consultants, om de voorziene herstructureringen in de komende maanden tot een goed einde te brengen. Met het oog op de globale strategische heroriëntatie van de U.Z. Leuven en de ontwikkeling van een passende organisatiestructuur werd verder werk gemaakt van de besluitvorming rond belangrijke fundamentele strategische doelstellingen en keuzen. Op het vlak van patiëntenzorg zal er meer en meer gestreefd worden naar een vrij volledig aanbod voor de U.Z. Leuven in de topreferentiezorg; de expertzorg en de basiszorg zal geconsolideerd worden in overleg met de grotere algemene ziekenhuizen voor wat de expertzorg betreft en met de regionale ziekenhuizen voor wat de lokale ziekenhuiszorg betreft. Met het oog op de realisatie van deze doelstellingen werd ook een interne organisatiestructuur voorgesteld met volgende kenmerken: - opdeling van het ziekenhuisbedrijf in meerdere zorgdivisies en daarnaast ook divisies voor de ondersteuning; - sturing op basis van zorgprogramma’s en activiteitencentra; - naast het ziekenhuisbedrijf de ontwikkeling van een professionele organisatie met de oprichting van zorg-, onderwijs- en onderzoekscellen als aanknopingspunt voor de realisatie van de driedelige missie van het universitair ziekenhuis. Binnen de U.Z. Leuven wordt er naar gestreefd een organisatiestructuur op te zetten waarbij de medische maar ook de budgettaire verantwoordelijkheden maximaal gedecentraliseerd zullen worden tot bij de medische diensten en de individuele stafleden binnen deze diensten. Opdat deze diensten de verantwoordelijkheden kunnen opnemen zal de directie de nodige boordtabellen leveren gebaseerd op een correct globaal boekhoudkundig systeem.
158
Katholieke Universiteit Leuven