KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
JAARVERSLAG 2000
Inhoud Inleiding
1
Organisatiestructuur van de K.U.Leuven
3
Speciale initiatieven in 2000
7
1. 575 jaar K.U.Leuven 2. Oprichting Senaat 3. Uitbouw Wetenschapspark Leuven-Arenberg 4. Netwerkvorming 5. Mobiliteitsplan
7 7 8 9 9
Onderwijs 1. Globale beleidslijn voor het universitair onderwijs 2. Onderwijskwaliteitsbeleid 3. Het opleidingenaanbod 4. Onderwijs- en examenregelingen 5. Gegevens over de studenten 6. Examencommissie van de Vlaamse gemeenschap 7. Internationale Relaties Tabellen
Onderzoek
11 11 12 16 21 24 29 29 38
53
1. Het onderzoeksbeleid: resultaten en vooruitzichten
53
2. Kwaliteitsbewaking 3. Financieringsbronnen 4. Personeelsbestand 5. Wetenschappelijke output per wetenschapsdiscipline 6. Nationale wetenschappelijke samenwerking 7. Internationale relaties 8. Besluit Tabellen
67 71 72 73 74 77 78 80
Personeel 1. Een personeelsbeleid voor de toekomst 2. Personeelsbeleid voor academisch personeel 3. Personeelsbeleid voor ATP 4. Genderbeleid
Sociale voorzieningen voor studenten 1. Financiële situatie 2. Huisvesting 3. Voedingssector: universiteitsrestaurants Alma 4. Dienstensector 5. Gezondheidssector 6. Studentenorganisaties 7. Stafdiensten
89 92 92 98 99
101 101 102 103 105 109 110 111
8. Studentenadministratie
111
Synthese van de jaarrekening
113
1. Afdeling Werking 2. Fonds voor Onroerende Investeringen 3. Onderzoek 4. Patrimonium
114 114 114 114
De balans van de K.U.Leuven
117
Wetenschappelijke dienstverlening
121
Centrale logistieke diensten
123
1. Ludit 2. Anemoon 3. Universiteitsbibliotheek 4. Universiteitsarchief 5. Kunstpatrimonium 6. Milieu- en preventiediensten 7. Kinderdagverblijven
Extracurriculaire ontplooiingsmogelijkheden
123 127 128 129 130 130 131
133
1. Universitaire Parochie
133
2. Sport 3. Cultuur
134 135
K.U.Leuven Campus Kortrijk 1. Algemeen 2. Dienst voor Studieadvies 3. Interdisciplinair Research Centrum 4. Dienst Postacademische Vorming 5. Impuls-centrum voor Onderwijsvernieuwing 6. Bibliotheek 7. Informaticabeleid 8. Algemeen Beheer 9. Studentenvoorzieningen 10. Universitaire Parochie 11. Evenementen en Externe Relaties
Interfacultaire Instituten 1. Het Hoger Instituut voor de Arbeid 2. Katholiek Documentatiecentrum en Onderzoekscentrum 3. Instituut voor Levende Talen 4. Steunpunt Werkgelegenheid, Arbeid en Vorming 5. Universitair Centrum voor Statistiek 6. LUCAS 7. Overlegcentrum voor Christelijke Ethiek
139 139 139 140 140 141 141 142 142 143 143 143
145 145 146 146 147 148 148 149
Universitaire Ziekenhuizen 1. Organisatorische aangelegenheden 2. Strategisch beleid 3. Financiële situatie en activiteitsgegevens
Bijlagen
151 151 151 152
Inleiding In dit jaarverslag biedt de K.U.Leuven de Inrichtende overheid en de Vlaamse regering een overzicht aan van haar werking in 2000. Het jaarverslag is opgesteld overeenkomstig de voorschriften van het besluit van de Vlaamse regering van 4 februari 1999 ter uitvoering van artikel 162 van het universiteitsdecreet van 12 juni 1991. Het verslag omvat de voornaamste cijfergegevens inzake de universitaire hoofdopdrachten van onderwijs, onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening, maar geeft ook een overzicht van de financiële situatie, het personeelsbeleid en diverse ondersteunende functies in de universiteit; het verslag is vooral gericht op de beleidsaspecten voor de hoofdfuncties van onderwijs en onderzoek. De universiteit legt hiermede tegenover de buitenwereld en tegenover de academische gemeenschap verantwoording af over haar taakvervulling, die grotendeels wordt ondersteund met financiële middelen van de overheid. Uit de lectuur van dit verslag zal blijken dat de K.U.Leuven instaat voor kwaliteitsvol onderwijs, voor hoogstaand onderzoek en voor een brede dienstverlening. Men zal inzonderheid opmerken dat zij werk maakt van de uitbouw van een systeem voor kwaliteitszorg voor de onderwijs- en onderzoeksfuncties. Dergelijk systeem moet de vingers aan de pols houden van het dagelijks wetenschappelijk werk om goede prestaties te belonen en tekortkomingen snel te corrigeren. Op 2 februari 2000 werd de jubileumviering 575 jaar K.U.Leuven ingeluid. Het hele jaar door werden allerlei wetenschappelijke, culturele en ontspannende activiteiten georganiseerd. Tijdens het jubileumjaar heeft de K.U.Leuven onderstreept hoe ze haar lange, waardevolle en rijke traditie koestert, en hoe ze tegelijk de modernste middelen inzet voor haar bijdrage aan onze toekomst. Het feestjaar is een moment van vreugdevol terugblikken en bezinnen, maar vooral ook een aanzet voor de toekomst. De K.U.Leuven treedt de XXIste eeuw binnen als een intellectueel, ethisch en cultureel baken, dat mede de hoop wettigt op een betere wereld voor allen. Ten slotte moet onderstreept worden dat een universiteit leeft en presteert door de inzet van haar stafleden en medewerkers. Bij gelegenheid van dit jaarverslag wil ik ook alle leden van de academische gemeenschap danken voor hun bijdrage in ons gezamenlijk universiteitsproject. A. Oosterlinck
Inleiding
1
Organisatiestructuur van de K.U.Leuven 1.
De K.U.Leuven heeft haar bestuurlijke zetel op het adres Oude Markt 13, 3000 Leuven
2.
Bestuurlijke organen op het centrale niveau De belangrijkste gegevens over de organisatiestructuur van de universiteit worden gepubliceerd in de jaarlijkse uitgave van ‘Wegwijs’.
2.1 Als rechtspersoon heeft de K.U.Leuven haar juridische grondslag in de wet van 12 augustus 1911 (laatst gewijzigd in 1969 en 1970) die de rechtspersoonlijkheid verleent aan de K.U.Leuven, de Université Catholique de Louvain, de Vrije Universiteit Brussel en de Université Libre de Bruxelles. De basisregeling van de interne structuur is opgenomen in het Organiek reglement, dat wordt vastgesteld door de Inrichtende overheid op advies van de Raad van beheer. Verdere interne regelingen, inzonderheid inzake de structuur van faculteiten, departementen en diverse andere organen worden geregeld in het Gewoon reglement, dat wordt vastgesteld door de Raad van beheer na advies van de Academische raad. 2.2 De Inrichtende overheid is het formele toporgaan van de universiteit; zij bestaat uit de Aartsbisschop, de Vlaamse bisschoppen en ten minste vier lekenleden. De Raad van beheer is het orgaan dat de verantwoordelijkheid voor het universitair bestuur en de middelen van de universiteit draagt tegenover derden; behoudens de leden van het Gemeenschappelijk bureau omvat deze raad ook een aantal leden uit de universitaire gemeenschap en een aantal leden aangewezen buiten de universiteit. De Academische raad draagt de verantwoordelijkheid voor het gehele academisch beleid. Hij is samengesteld uit de rector en de leden van het Gemeenschappelijk bureau, de decanen, vier studentenvertegenwoordigers, drie vertegenwoordigers van het assisterend academisch personeel en het bijzonder academisch personeel en de academisch ombudsman. 2.3 Het uitvoerend bureau van zowel de Raad van beheer als van de Academische raad is het ‘Gemeenschappelijk bureau’ dat behalve de rector, de algemeen beheerder en de rector van de Campus Kortrijk maximum zes andere leden omvat. Deze leden worden door de rector, na zijn verkiezing, ter benoeming aan de Academische raad voorgesteld als één beleidsequipe. De huidige functie-invulling van deze leden is: - drie vice-rectoren die als groepsvoorzitter het beleid coördineren van de drie groepen Humane wetenschappen, Exacte wetenschappen en Biomedische wetenschappen. - drie coördinatoren voor Onderzoeksbeleid, voor Onderwijsbeleid en voor Studentenbeleid. Het Gemeenschappelijk bureau draagt de verantwoordelijkheid voor het dagelijks bestuur en de beleidsvoorbereiding. 2.4 Rectorsverkiezingen, die om de 5 jaar worden gehouden, vonden in 2000 plaats. De zittende rector, Prof. A. Oosterlinck, verlengde zijn mandaat met een tweede termijn. De rector wordt verkozen door een ruim kiescollege van alle voltijdse leden van het zelfstandig academisch personeel (ZAP) en vertegenwoordigers van het deeltijds ZAP, van het assisterend academisch personeel (AAP) en van het bijzonder academisch personeel (BAP), van de studenten en van het administratief en technisch personeel. Voor de verkiezing van de rector van de KULAK wordt een nieuwe procedure uitgewerkt. 2.5 Eigen organen van de Campus Kortrijk zijn de rector van de KULAK, de Interfacultaire raad die het academisch beleid in KULAK bepaalt, en het Beheerscomité. 2.6 De Universitaire Ziekenhuizen hebben een eigen beheersstructuur die een Organisatiestructuur van de K.U.Leuven
3
ruime mate van bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt voor het gehele ziekenhuisbedrijf: - het beheerscomité; - het directiecomité; - het permanent overlegcomité. 2.7 Diverse centrale adviescolleges zijn opgericht voor beleidssegmenten. Vooral te vermelden zijn: - de Onderzoeksraad en de Raad Onderzoeksbeleid; - de Onderwijsraad, de Stuurgroep Onderwijsbeleid en adviesgroep; - de Ondernemingsraad; - het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk; - de Raad van het Academisch Vormingsinstituut voor Leraren; - de Raad Postacademische Vorming; - de Bibliotheekraad; - de ICTS-raad; - de Interfacultaire raad voor ontwikkelingssamenwerking; - het Beleidscomité Internationale Relaties; - de Cultuurcommissie; - de Raad voor studentenvoorzieningen; - de interfacultaire raad Vrouw-Man-Universiteit K.U.Leuven. 3.
specifieke de
ICTO-
Bestuurlijke organen op het decentrale niveau
3.1 De groepen De universiteit is ingedeeld in drie groepen, met name Humane wetenschappen, Exacte wetenschappen en Biomedische wetenschappen. De groepen staan in voor de coördinatie tussen de faculteiten. De Groepsraad bestaat uit de vice-rector, tevens groepsvoorzitter, de decanen en eventueel de andere leden van de Academische raad uit dezelfde groep. 3.2 De faculteiten De faculteiten (dertien in totaal) zijn tegelijk de entiteiten die het onderwijs plannen en doen uitvoeren en die de departementen coördineren. De faculteiten hebben een decaan, verkozen in de faculteitsraad. Deze raad is samengesteld uit alle voltijdse ZAP-leden en vertegenwoordigers van het deeltijds ZAP, van studenten en van de AAP-BAP-geleding. Een beperkt bureau van de faculteit staat in voor dagelijks bestuur en beleidsvoorbereiding. 3.3 De departementen De departementen vormen de hoofdindeling voor de onderzoekstaken van de universiteit en zijn dus gestructureerd volgens onderzoeksdomeinen. Er zijn een vijftigtal departementen. Zij worden geleid door een departementsraad met een structuur analoog aan de faculteitsraad, en een departementsvoorzitter. 3.4 De afdelingen De departementen zijn op zeer diverse wijze verder onderverdeeld in afdelingen, centra, instituten of onderzoeksgroepen. 4.
Diverse interfacultaire en dienstverleningsorganen
4.1 Buiten deze gestroomlijnde structuur zijn er nog diverse interfacultaire of gelijkaardige structuren van diverse aard: - Academisch Vormingsinstituut voor Leraren (AVL); - Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA); - Katholiek Documentatie- en Onderzoekscentrum (KADOC); - Leuvense Universiteit Caritas Samenwerkingsverband (LUCAS); - Overlegcentrum voor Christelijke Ethiek; - Instituut voor Levende Talen (ILT);
4
Katholieke Universiteit Leuven
-
K.U.Leuven energieinstituut.
4.2 Ten slotte dient melding te worden gemaakt van een belangrijke dienst voor onderzoeksvalorisatie: Leuven Research and Development. Deze entiteit staat in voor een actieve transferpolitiek van onderzoeksresultaten naar de industrie, handel en andere sectoren. Deze heeft de status van een exploitatie waarvan de inkomsten en uitgaven afzonderlijk worden geboekt.
Organisatiestructuur van de K.U.Leuven
5
6
Katholieke Universiteit Leuven
Speciale initiatieven in 2000 Op 2 februari 2000 nam de viering van 575 jaar K.U.Leuven een aanvang. Met deze viering wenste de universiteit het verleden te gedenken, het heden te expliciteren en de toekomst voor te bereiden. De aandacht ging hierbij uit naar de drie hoofdtaken van de universiteit: onderwijs en onderzoek, maatschappelijke dienstverlening en culturele verrijking. De viering zou doelpublieken bereiken in concentrisch steeds bredere kringen: een versterking van de interne communicatie naar studenten en personeel, een nauwere samenwerking met de stads- en streekgenoten, een ruimere uitstraling naar het nationale en internationale publiek. Bovendien was deze viering een ideale gelegenheid om de informele contacten met de zusteruniversiteit te Louvain-la-Neuve vast te leggen in een aantal formele afspraken.
1. 575 jaar K.U.Leuven
Binnen het wetenschappelijke luik van de programmatie werden voor het eerst alle congressen, seminaries en studiedagen die door de universiteit georganiseerd worden, systematisch gebundeld op de website en in een 'Congressenbrochure'. Er werd bijzondere aandacht geschonken aan enkele congressen die aansloten bij de thematiek van de jubileumviering: - Coimbragroep 'Relatie Stad-Universiteit', 'Schuldenlast van de Ontwikkelings-landen' (in samenwerking met UCL); - 'Europa: waarden en uitdagingen' (in samenwerking met UCL); - 'The Wanderstudent of 1425 revived in virtual reality in 2000' (Europace); - 'Catholic Intellectual Traditions in the Humanities and the Social Sciences'. Tijdens de 'Feestweek' (openingsweek academiejaar 2000-2001) werd onder de titel 'Perspectieven 2025' in vier thematische debatavonden een overzicht gegeven van de belangrijkste onderzoeksthema’s voor de toekomst. In het culturele aanbod werden enkele hoogstaande historische projecten uitgewerkt. Meer hierover vindt men in het hoofdstuk Cultuur van dit verslag. Op sociaal-maatschappelijk vlak gaf de jubileumviering aanleiding tot heel wat feesten. Tijdens K.U.Leuven Opendeur in mei konden aspirant-studenten, studenten, alumni, stads- en streekgenoten kennismaken met verschillende faculteiten en diensten aan de jubilerende universiteit. Op 1 juli vond voor het eerst een personeelfeest plaats: met meer dan 5 000 genoten personeelsleden samen met familieleden en collega’s van een sportieve namiddag, een gezellige picknick en een sfeervolle muzikale avond. Op 25 augustus werd voor het stadhuis een Begoniatapijt gelegd rond het thema '575 jaar K.U.Leuven'. In september vierde de KULAK 35 jaar bestaan met personeel en alumni. De jaarlijkse U.Z. Sport- en Speldag stond in het teken van de cirkel (2000) en bracht 575 muzikanten uit het publiek samen om al trommelend de verjaardag van de universiteit te vieren. Een van de hoogtepunten werd ongetwijfeld de 'Feestweek' voor de studenten bij de start van het nieuwe academiejaar (Zoektocht 'In het spoor van Erasmus', Sportdag, Cultuurdag, Cantus met beiaard (5 000 deelnemers), Leuven International, …). Hiervoor werd nauw samengewerkt met de studentenorganisaties, de Leuvense horeca en handelaarsverbonden. De stichtingsdatum van de universiteit werd in december herdacht met een sfeervolle manifestatie op het Ladeuzeplein waarbij 575 leden van de universitaire gemeenschap 575 kaarsen aanstaken en de letters 'K.U.Leuven 575' uittekenden, begeleid door de klanken van de beiaard en het Leuvens Universitair Koor. De Jubileumviering wordt grotendeels gefinancierd door externe sponsoring. In samenwerking met de Dienst Mecenaat en Sponsoring en een extern communicatiebureau, werd een sponsorpakket samengesteld waarbij de universiteit op grote schaal commerciële sponsorreturns aan financiële en mediasponsors verleende. Eind 1999 besliste de Raad van beheer van de K.U.Leuven tot oprichting van een 'Senaat K.U.Leuven'. Deze heeft een drievoudige opdracht: het adviseren inzake strategische doelstellingen en langetermijnopties; het ondersteunen van de externe (o.m. Europese) behartiging van de belangen van de universiteit; het werven van fondsen voor strategisch belangrijke projecten.
2. Oprichting Senaat
De Senaat is een officieel orgaan van de K.U.Leuven, opgenomen in het Gewoon Reglement betreffende de structuur van de Universiteit, zonder afzonderlijke Speciale initiatieven in 2000
7
rechtspersoonlijkheid. De bestuursleden (thans 16) worden benoemd door de Raad van beheer K.U.Leuven, na advies van de Academische raad, voor een termijn van vijf jaar, éénmaal hernieuwbaar. Daarnaast zal de Senaat gewone leden en ereleden tellen. Tevens werd een bureau samengesteld door de Raad van beheer. Leden worden gekozen onder personen die (1) een meerwaarde betekenen voor K.U.Leuven in minstens één van de drie opdrachtsgebieden: strategisch advies over toekomst, belangenbehartiging en fondsenwerving, (2) de Opdrachtsverklaring van Universiteit respecteren en (3) bereid zijn zich actief in te zetten voor de K.U.Leuven. worden ambassadeurs van onze universiteit.
de de de Zij
In het kader van de nodige taakverdeling zijn reeds drie comités aan het werk: het Strategisch Comité, onder leiding van R. Stouthuysen, heeft een eerste reeks adviezen in de maak in verband met differentiatie en profilering van de K.U.Leuven op (middel)lange termijn, de uitbouw van een sterk graduaat-onderwijs, accreditering en samenwerking met de innovatieve krachten in de samenleving; het Comité Internationale Netwerking, onder leiding van J.-L. Dehaene, wil de internationalisering bevorderen en het Comité Fondsenwerving, onder leiding van M. Verstraete, P. Van Waeyenberge en J. Daniëls, heeft geopteerd, in afspraak met de Academische Overheid, voor de uitbouw binnen de universiteit van een volwaardige dienst institutionele fondsenwerving met interne coördinatieopdracht en hoogmikkende doelen van steunverlening, en dit in nauwe samenwerking met de faculteiten, de Alumni-verenigingen en alle naar buiten tredende diensten van de universiteit. Ten slotte wordt de uitbouw gepland van een netwerk van regionale afdelingen in Vlaanderen, in samenwerking met de Alumni, van waaruit bv. voordrachtenreeksen kunnen worden georganiseerd.
3. Uitbouw Wetenschapspark LeuvenArenberg
Verankering op basis van kennis en ondernemerschap is voor Vlaanderen een belangrijke drager om duurzame werkgelegenheid en welvaart te creëren. Samen met IMEC werden de jongste jaren reeds heel wat spin-offs gerealiseerd waarvan sommige tot de absolute top in hun domein zijn uitgegroeid. Na de uitbouw van het Incubatie- en Innovatiecentrum vormt het Wetenschapspark Leuven–Arenberg (13 ha) de tweede schakel in het netwerk van hoogtechnologische bedrijfsontwikkelingen rond de universiteit en IMEC. De ontwikkeling van het Wetenschapspark Leuven–Arenberg kent reeds een lange voorgeschiedenis, maar is het afgelopen jaar in een stroomversnelling gekomen. In het voorjaar van 2000 werd een internationale wedstrijd uitgeschreven voor ontwikkelaars en investeerders. De ruimtelijke ontwikkeling zal worden gestuurd door het winnend masterplan, waarin flexibiliteit, kwaliteitsvolle architectuur, landschappelijke kwaliteiten en een vlotte verkeerscirculatie centraal staan. De uitvoering van het masterplan zal gefaseerd verlopen. Op termijn zullen in totaal 110 000 m² bedrijfsoppervlakte worden gerealiseerd, verdeeld over vier gebouwenclusters. De gebouwen zullen worden opgericht door ontwikkelaars op terreinen die de K.U.Leuven in erfpacht zal geven. De beschikbare ruimte zal door de ontwikkelaar voor verhuring worden aangeboden aan bedrijven die voldoen aan het concept van het Wetenschapspark. Het eerste kantoorproject van 25 000 m² zal worden gerealiseerd door de laureaat zelf van de wedstrijd. De bouwwerken moeten medio 2001 van start gaan zodat een jaar later de eerste bedrijven hun intrek kunnen nemen. Gelijktijdig met de eerste kantoorcluster zal ook de intercommunale Interleuven starten met de oprichting van een doorgangsgebouw van 5 000 m² bestemd voor bedrijven die het Incubatie- en Innovatiecentrum zijn ontgroeid of voor groeiende bedrijven uit de technologiesector met vooralsnog beperkte ruimtebehoeften. Het Wetenschapspark Leuven–Arenberg is bestemd voor hoogtechnologische kennisintensieve bedrijven, die actief zijn in de ontwikkeling van nieuwe producten en processen. Massaproductie is niet toegelaten; enkel kleinschalige productie (prototypes, preserieproducten, ...) kan. Het richt zich in eerste instantie naar bedrijven uit de ICTsector, maar andere groeisectoren zoals ‘biotechnologie’ en ‘nieuwe materialen’ zullen
8
Katholieke Universiteit Leuven
eveneens worden geprospecteerd. Naast kantoren en labo’s zijn er op dit Wetenschapspark ook mogelijkheden voor ondersteunende diensten die het functioneren van bedrijven vergemakkelijken. Vestigingsaanvragen van bedrijven worden op hun onderzoekskarakter beoordeeld door een Wetenschappelijk Comité binnen de schoot van de K.U.Leuven. Dit Wetenschappelijk Comité brengt advies uit bij het Beheerscomité Wetenschapspark Leuven, dat toelating verleent voor vestiging en dat instaat voor het beheer en de exploitatie van het wetenschapspark. Dit Beheerscomité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de K.U.Leuven, de stad Leuven, de intercommunale Interleuven en de GOM Vlaams-Brabant. Naast besprekingen over inhoudelijke samenwerking met verschillende hogescholen op het gebied van onderwijs, onderzoek, wetenschappelijke en maatschappelijke dienstverlening, waren er verkennende gesprekken tussen het algemeen beheer van de K.U.Leuven en directies van deze hogescholen om na te gaan welke vormen van logistieke samenwerking mogelijk zijn.
4. Netwerkvorming
Tijdens deze vergaderingen kwamen concrete samenwerkingsmogelijkheden aan bod inzake onderwijsondersteunende en logistieke diensten. Aandachtspunten waren: ICTnetwerk, automatisering van administratieve processen, anemoonproject, bibliotheeknetwerk, centrale aankoopdienst, behandeling van investeringsdossiers, e.a. Inmiddels vonden ook een aantal vervolgbesprekingen plaats om specifieke samenwerkingsmogelijkheden op logistiek vlak verder te onderzoeken. Daarbij wordt er steeds van uitgegaan dat samenwerking op logistiek vlak moet passen binnen een ruimere inhoudelijke samenwerking met de betrokken hogescholen. De K.U.Leuven wordt in toenemende mate geconfronteerd met de mobiliteitsproblematiek. Daarom besliste het GeBu in mei 2000 om een project op te starten dat een mobiliteitsmanagement moet voorbereiden. Dit is een langlopend proces van constante bekommernis en actie die tot doel hebben om bij te dragen tot duurzame mobiliteit.
5. Mobiliteitsplan
Het project behelst een inventarisatiefase, een bevraging en een actieplan. De inventarisatie confronteert de behoefte aan verplaatsingen van personeel en van studenten die door de werking van de universiteit wordt gegenereerd (het mobiliteitsprofiel) met het bestaande aanbod van verplaatsingsmiddelen (het bereikbaarheidsprofiel). De bevraging is erop gericht aan de objectieve gegevens van het mobiliteitsprofiel, het gedrags- of attitude-element toe te voegen teneinde de haalbaarheid van eventuele maatregelen beter te kunnen inschatten. Hiertoe werden zowel een breed opgezette enquête als een diepte-interview ingezet. Zinvolle en haalbare acties worden samengebracht in een implementatieplan, dat de eerste stap zet naar een (bedrijfs)vervoerplan voor het personeel en de studenten van de universiteit. (De universitaire ziekenhuizen werden niet in de studie opgenomen.) Om dit project tot een goed einde te brengen werd - via de onderhandelingsprocedure een beroep gedaan op een extern studiebureau: Traject CV. Samen met Traject werd een drieledige structuur opgezet: een projectgroep voor de uitvoering, een klankbordgroep voor de verzameling en verspreiding van interne informatie, een stuurgroep voor overleg met partijen die een belangrijke rol spelen bij de latere uitvoering van de acties: NMBS, De Lijn, stad, provincie en gewest. Het is de bedoeling om via deze structuur zo snel mogelijk te komen tot overeenstemming over prioriteiten en timing van maatregelen.
Speciale initiatieven in 2000
9
10
Katholieke Universiteit Leuven
Onderwijs De K.U.Leuven heeft met de goedkeuring van een algemeen Onderwijsbeleidsplan in maart 1999 haar inspanningen voor een proactief onderwijsbeleid geconsolideerd. Sedertdien wordt er én op centraal niveau én op de ‘werkvloer’ in de faculteiten systematisch doorgewerkt aan de actielijnen van het beleidsplan. De rode draad van dit plan is het realiseren van Begeleide Zelfstudie, waarbij de student in de loop van zijn opleiding progressief leert zelf kennis te verwerven, te ordenen en actief en creatief te gebruiken.
1. Globale beleidslijn voor het universitair onderwijs
De activering van de permanente onderwijscommissies als de spil van het onderwijsbeleid in de faculteiten blijft de basis van dit plan. Vanaf september 2000 werd een verdere sensibilisering hiervoor opgezet, waarbij aan de faculteiten een eigen actieplan werd gevraagd. Deze actieplannen zullen per faculteit verder worden besproken, ook om knelpunten in de eigen werking en besluitvorming te detecteren en afspraken te maken tussen het centrale niveau en de faculteiten. Het systeem van de interne onderwijsevaluaties en de visitaties werpt zijn vruchten af als voortdurende motor voor een gedegen kwaliteitsoverzicht. De K.U.Leuven houdt de opvolging en remediëring na de visitaties vrij strak in het oog via het opgelegde opvolgingsrapport dat iedere studieopleiding moet voorleggen aan de Academische raad. Het systeem van interne evaluaties, inclusief de beoordeling van de docenten per vak, wordt bijgesteld, enerzijds om tekenen van evaluatiemoeheid te voorkomen, anderzijds om beter aan te sluiten bij de door het decreet opgelegde algemene evaluaties van het academisch personeel. Grote aandacht wordt ook besteed aan het uitbouwen en optimaliseren van onderwijsondersteunende functies en opdrachten; deze worden, met ook een forse financiële inspanning, versterkt op diverse terreinen, zoals de onderwijskundige vorming van docenten, de onderwijskundige begeleiding van curriculumhervormingen, de ondersteuning en begeleiding van innovaties inzake ICT-gebruik in het onderwijs, de keuze, verwerving en ondersteuning van elektronische leerplatformen en toetsplatformen. We zorgen voor een eigen stimuleringsfonds van onderwijsinnovatie via de zogenaamde onderwijsgerichte projecten voor onderzoek, ontwikkeling en implementatie (OOIprojecten), die een piloot- en verspreidingsfunctie moeten hebben, des te meer omdat we ze willen doen aansluiten bij en dragen door de permanente onderwijscommissies. Dit houdt mede in dat er geleidelijk een meer actieve en meer gedegen onderwijscultuur ontstaat in de universiteit, die we overigens bewust ook stimuleren met een interne elektronische Nieuwsbrief Onderwijs, die ruim geraadpleegd wordt. In de loop van 1999 en 2000 vond een uitvoerige interne discussie plaats over de mogelijke invoering van het semesterexamensysteem, waarvoor trouwens reeds vanaf 1997-1998 partiële experimenten plaatsvonden. In september 2000 viel de principiële beslissing om over de gehele universiteit het semesterexamensysteem in te voeren vanaf 2001-2002. Deze invoering werd systematisch en grondig voorbereid vanaf het niveau van de permanente onderwijscommissies die de semesterindeling van de opleidingen uitwerkten tot het centrale niveau dat het geheel bewaakte en diverse aanpassingen van logistieke vernieuwingen doorvoerde. Naar de toekomst toe maakte de universiteit zich klaar voor de uitwerking van de bekende Bologna-verklaring in de universitaire opleidingsstructuur. Deze opzet zal ongetwijfeld een grondige reflectie vragen met een herbezinning over onze eigen universitaire onderwijsopdracht en de uittekening van een geëigende opleidingsstructuur. Wij menen dat we, mede door de sterk toegenomen professionalisering van het onderwijs en het onderwijsbeleid van de jongste jaren aan onze universiteit, gewapend zijn om deze nieuwe uitdaging aan te kunnen.
Onderwijs
11
2. Onderwijskwaliteitsbeleid
2.1
Interne onderwijskwaliteitszorg
De geleidelijke overgang van vrijwillige beoordeling van het eigen onderwijsgedrag naar systematische onderwijsevaluatie heeft een grote behoefte gecreëerd aan continue ondersteuning van activiteiten en initiatieven in de faculteiten. 2.2
Onderwijsvisitaties
De K.U.Leuven neemt deel aan de onderwijsvisitaties zoals gepland door de Vlaamse Interuniversitaire Raad en is betrokken bij het opstellen van een nieuwe handleiding. Als basisinformatie voor de visitatiecommissie en als voorbereiding op het bezoek ervan maakt een commissie van professoren, assistenten, studenten en alumni onder leiding van een facultair coördinator een zelfevaluatierapport over de betrokken academische opleiding. De voorafgaande interne algemene onderwijsevaluatie en de daarbij aansluitende bijsturing vormen een optimale voorbereiding voor het opstellen van de zelfevaluatie voor de visitatie. Onderwijsvisitaties vonden in 1999 plaats voor Bouwkunde (in samenwerking met de Nederlandse Vereniging van Samenwerkende Universiteiten), Pedagogische Wetenschappen, Oost-Europese Talen en Culturen, Romaanse Talen, Politieke Wetenschappen en Sociologie. Criminologische Wetenschappen, Latijn en Grieks, en MedischSociale Wetenschappen kwamen in 2000 aan de beurt. In 2001 zijn er onderwijsvisitaties gepland voor Architectuur, Germaanse talen, Materiaalkunde, Toegepaste Scheikunde, Informatica, Computerwetenschappen en Geografie. 2.3
Opvolging van de aanbevelingen van de onderwijsvisitatiecommissies
De verslagen van de visitatiecommissies worden gepubliceerd door de Vlaamse Interuniversitaire Raad en zijn dus toegankelijk voor iedereen. De K.U.Leuven krijgt in deze verslagen meestal een goede tot zeer goede evaluatie. Aan de K.U.Leuven legt elke opleiding uiterlijk één jaar na de publicatie van het visitatierapport een opvolgingsverslag voor. Speciale aandacht gaat daarbij naar de concrete opvolging van de aandachtspunten die expliciet worden aangeduid in het onderwijsvisitatierapport en in de sterkte- en zwakteanalyse van de zelfevaluatie. Het opvolgingsverslag wordt eerst grondig besproken op centraal niveau samen met de coördinator onderwijsbeleid, de betrokken vice-rector, de institutioneel coördinator, een medewerker van de Dienst Universitair Onderwijs, de decaan, de facultair coördinator en de programmadirecteur. In enkele gevallen wordt vooraf een herwerking of een aanvulling van het opvolgingsverslag voorgesteld. Nadien volgt een bespreking door de Academische raad. Indien nodig wordt door de Academische raad op een duidelijk afgesproken tijdstip een nieuw opvolgingsverslag over enkele resterende knelpunten gevraagd. Een bespreking van de opvolgingsverslagen werd in 1999-2000 gehouden voor Familiale en Seksuologische Wetenschappen, Logopedie en Audiologie, Natuurkunde, Communicatiewetenschappen en Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen. In 2000-2001 kwam het opvolgingsverslag van Pedagogische Wetenschappen reeds aan de beurt en volgen nog die van Oost-Europese Talen en Culturen, en Bouwkunde. De elektronische Nieuwsbrief Onderwijs K.U.Leuven brengt telkens een uitvoerige analyse van elk opvolgingsverslag en van de bespreking ervan door de Academische raad (http://onderwijsbeleid.rec.kuleuven.ac.be/nieuwsbrief/). In dit jaarverslag vermelden we enkel de meest voorkomende elementen uit dit opvolgingsverslag: - programmawijzigingen met verschuivingen van onderdelen, wegwerken van overlappingen, optimaliseren van keuzemogelijkheden, afstemmen op de arbeidsmarkt; - meer aandacht voor mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden; - uitbreiding van actieve en interactieve werkvormen; - meer aandacht voor de voorbereiding van en feedback over eindverhandelingen; - examens meer richten op inzicht; - verbeteren van de infrastructuur (voor zover financieel haalbaar…). 12
Katholieke Universiteit Leuven
Er is bovendien een grondige motivering indien de betrokken opleidingen niet akkoord gaan met sommige aanbevelingen van de visitatiecommissie. 2.4 2.4.1
De centrale beleids- en adviesorganen voor onderwijs De coördinator onderwijsbeleid en de centrale beleids- en adviesorganen
De coördinator onderwijsbeleid is in het Gemeenschappelijk bureau verantwoordelijk voor het algemeen onderwijsbeleid. Samen met de centrale onderwijsondersteunende diensten, de centrale adviesorganen inzake onderwijsaangelegenheden en de diverse actoren binnen de faculteiten wordt er gewerkt aan de verdere uitwerking van de diverse actielijnen van het Onderwijsbeleidsplan. Omdat de invoering van het semesterexamensysteem (SES) vanaf 2001-2002 een bijzondere inspanning vraagt, werden door de Academische raad twee ondersteuningsgroepen opgericht: een Coördinatiegroep Semesterexamensysteem en een Vaste Werkgroep Curriculumhervorming van de Onderwijsraad. De Coördinatiegroep coördineert de werkzaamheden inzake de voorbereiding en implementatie van het SES en werkt concrete oplossingen uit. De Vaste Werkgroep evalueert alle aanvragen tot uitstel (of permanente afwijking) en de eigenlijke curriculumhervormingsvoorstellen in functie van de algemene richtlijnen die voor de invoering van het SES werden vastgelegd. 2.4.2
De Onderwijsraad
De Onderwijsraad is het centrale adviesorgaan voor onderwijsaangelegenheden en moedigt initiatieven aan om de kwaliteit van het onderwijs aan de K.U.Leuven te bevorderen. Normaal gaat het advies van de Onderwijsraad, eens goedgekeurd door de Academische raad, voor uitvoering naar de faculteiten. Diverse acties die hun aanzet vonden in de adviezen van de Onderwijsraad worden elders in dit verslag uitvoeriger besproken (zie inzonderheid de punten 2.1 en 2.6). Tijdens het academiejaar 1999-2000 formuleerde de Onderwijsraad adviezen over het Onderwijsbeleidsplan, Begeleide Zelfstudie en de Bologna-verklaring. Er werd een handleiding voor curriculumontwikkeling uitgewerkt. De werkgroep Studiepunten en studietijd heeft haar advies afgewerkt en voorgelegd aan de Academische raad. In 2000-2001 werd een advies voorbereid en gefinaliseerd door de werkgroep Studiebegeleiding. Daarnaast bracht de Onderwijsraad een advies uit over de invoering van de semesterexamens en van een bachelor-masterstructuur. Door de Werkgroep Begeleide Zelfstudie van de Onderwijsraad werd een rapport uitgewerkt ‘Begeleide Zelfstudie. Een totaalconcept voor het onderwijs aan de K.U.Leuven’. De kernideeën van dit rapport werden opgenomen in het Onderwijsbeleidsplan en de Academische raad keurde dit Onderwijsbeleidsplan goed. Zo geldt nu Begeleide Zelfstudie als richtinggevend onderwijsconcept en als sturend element voor onderwijsvernieuwing aan de K.U.Leuven. Er werd ook een brochure voor docenten uitgewerkt waarin geïllustreerd wordt hoe aan Begeleide Zelfstudie concreet vorm kan worden gegeven. 2.4.3
ICTO-adviesgroep (ICTO = Informatie- en CommunicatieTechnologie voor het Onderwijs )
Het gebruik van ICT in het onderwijs neemt toe en vormt steeds meer een belangrijk aandachtspunt. Daarom werd in juni 1999 de ICTO-adviesgroep opgericht om adviezen in dit verband te formuleren. Als eerste taak werd een groep van ICTO-medewerkers samengesteld om in samenwerking met de andere onderwijsondersteunende diensten het ICT-gebeuren mee te richten. De ICTO-adviesgroep volgt hun activiteiten en die van de AV-dienst op. Adviezen werden voorbereid over een elektronisch toets- en leerplatform, internationale samenwerking rond ICT en het auditorium van de toekomst.
Onderwijs
13
2.5
Centrale ondersteunende diensten voor onderwijs
2.5.1
Dienst Universitair Onderwijs (DUO)
De Dienst Universitair Onderwijs ondersteunt de zorg voor kwaliteit van het onderwijs aan de K.U.Leuven met initiatieven inzake kwaliteitsbewaking, het verstrekken van onderwijskundige vorming en ondersteuning van vernieuwingsprojecten. Men verzorgt daarbij rechtstreekse onderwijskundige en logistieke ondersteuning voor onderwijscommissies en individuele docenten. Daarnaast staat de dienst in voor beleidsvoorbereidend werk: ontwerpnota’s voor de Onderwijsraad en voor de werkgroepen ervan. De voornaamste inspanningen van DUO waren dit jaar gericht op de volgende acties: - onderwijskundige vorming van docenten en assistenten, waarvoor DUO de organisatie en de inhoudelijke vormgeving op zich neemt; - de onderwijskundige begeleiding en praktische ondersteuning van de commissies die de interne algemene onderwijsevaluaties uitvoeren. Dit houdt in dat bijdragen worden geleverd voor het opstellen van het onderwijskundig referentiekader, het samenstellen van het evaluatieproject, het interpreteren en opvolgen van de resultaten. DUO is ook verantwoordelijk om aan de hand van een specifiek ontwikkeld computerprogramma de vragenlijsten samen te stellen, af te drukken, bevragingsgegevens in te lezen en daaruit rapporten te redigeren. Deze steun en professionele onderwijskundige inbreng van DUO is een sleutelfactor in het slagen van de evaluatie-inspanningen; - deelname aan diverse werkgroepen binnen en buiten de universiteit. DUO voert ook specifieke projecten van de Onderwijsraad uit, bv. over Begeleide Zelfstudie, curriculumontwikkeling, studietijdmetingen en studiepunten. Op verzoek van faculteitsverantwoordelijken of POC’s verleent DUO logistieke en onderwijskundige ondersteuning bij onderzoek van onderwijsproblemen, evaluatie van studieprogramma’s, examen- of studietijdmetingen. Deze vrijwillige initiatieven op curriculumniveau nemen af naarmate het systeem van interne kwaliteitszorg sterker wordt veralgemeend. Dit heeft o.m. tot gevolg dat nu meer vragen worden gesteld voor het evalueren van VAO's. Vragen vanwege zowel beginnende als meer ervaren docenten om hun onderwijsactiviteiten via gesprekken en het bijwonen van lessen van meer nabij te coachen worden recurrent gesteld. Ook vanuit verscheidene OOI-projecten bestaat interesse voor ondersteuning vanuit DUO. De verwerking van meerkeuze-examens door DUO werd vanaf het academiejaar 19981999 vervangen door een door de docenten zelf te hanteren specifiek computerprogramma. Dit programma blijft uitstekende diensten bewijzen. In nauwe samenwerking met DUO en de andere onderwijsondersteunende diensten zijn sinds september 1999 drie ICTO-medewerkers van start gegaan. Deze medewerkers bieden ondersteuning bij het ontwerpen, ontwikkelen, produceren en/of gebruiken van informatie- en communicatietechnologische toepassingen in onderwijsgerichte projecten en initiatieven en bij het voorbereiden ervan. Deze ondersteuning kan onderwijskundig, mediakundig en/of technisch van aard zijn. De ICTO-adviesgroep volgt de activiteiten van deze medewerkers op. 2.5.2
BICO
Met de start van het nieuwe academiejaar werd de Beleidsinformatiecel Onderwijs (BICO) geïnstalleerd. BICO staat onder supervisie van de Onderwijscoördinator en zal beleidsvoorbereidend advies verstrekken. 2.5.3
Dienst Studieadvies
Zie ‘Sociale voorzieningen voor studenten’, punt 4.4 2.5.4 zie 3.3
14
Katholieke Universiteit Leuven
Postacademische Vorming – Open Universiteit
2.5.5
Audiovisuele dienst
In 2000 werden 87 video- en multimedia-projecten afgewerkt; de meeste ter ondersteuning van het onderwijs, daarnaast ook ten behoeve van andere communicatiefuncties (bv. ondersteuning en begeleiding van het studentenkanaal ‘KaST’ binnen Campus Computer TV - video via het KULeuvenNet). Naast de reguliere technische dienstverlening (herstelling van apparatuur, uitleendienst, kopiëren van audiovisueel materiaal, congresservice, advies) werd bijzondere aandacht besteed aan collegezaalservice, zowel de ontwikkeling van de infrastructuur (binnen de ICTO-adviesgroep werd een werkgroep ‘Auditorium van de Toekomst’ opgestart) als de optimalisering van de dienstverlening (in samenwerking met o.a. Campusdiensten). Een sterke ondersteuning inzake videoconferentie werd geleverd aan drie programma’s van respectievelijk Geneeskunde, ETEW en EuroPACE. In 2000 nam de vraag voor het beschikbaar stellen van videofragmenten via het Internet/Intranet en voor computerpresentaties zoals PowerPoint in sterke mate toe. In totaal werden een 1000-tal minuten materiaal gedigitaliseerd en gecomprimeerd. De bijdrage tot het TRAPEZE-project (internet toegang via satelliet - VSAT - voor onderwijs van kinderen van foorkramers) - gefinancierd door de Europese Ruimtevaart Organisatie ESA - werd afgerond. 2.5.6
ICT Internationale Netwerken / LINOV
Het Leuvens Instituut voor Nieuwe Onderwijsvormen, LINOV, verwierf diverse projecten in het gebied van het ICT-gebruik in het hoger onderwijs, waarvan de resultaten dienstig zijn voor ICT-toepassingen in de K.U.Leuven. Het Instituut beëindigde in 2000 het meer dan drie jaar lopende IWT-project Medialab over ‘Multimediale opleidingen. Een leven lang leren met breedbandtechnieken en multimedia’. LINOV voerde in 2000 in samenwerking met het HIVA een markt- en doenbaarheidsstudie uit naar ‘Afstandsonderwijs via ICT aan de K.U.Leuven. Case: Faculteit Toegepaste Wetenschappen en Ingenieursopleidingen’. In 1999-2000 werkte LINOV ook als partner in verschillende Europese projecten, o.m. in de Socrates ODL-projecten. De internationale v.z.w. EuroPACE, die haar operaties en administratie toevertrouwt aan LINOV, is een transeuropees consortium van universiteiten en organisaties met als doel de ontwikkeling en support van ICT-ondersteunde onderwijs- en vormingsactiviteiten. EuroPACE ontvangt substantiële steun van de Vlaamse regering en Belgacom en verwerft belangrijke studieprojecten van de Europese Commissie in het kader van de uitbouw van een Europese virtuele universiteit. Het LINOV is tevens de draaischijf van de strategische alliantie EUNITE (European University Network for Information Technology in Education), het mede door de K.U.Leuven opgezette netwerk van vooraanstaande Europese universiteiten die samenwerken in de ontwikkeling van de mogelijkheden van ICT in het onderwijs, met als doel de realisatie van een virtuele Europese universiteit. 2.6
Onderwijskundige vorming voor docenten en assistenten
DUO deed in 1999-2000 een vormingsaanbod aan POC-voorzitters, docenten en assistenten. Voor de assistenten werd een studiedag georganiseerd waarop lezingen en workshops stonden geprogrammeerd. 121 assistenten namen deel aan deze studiedag. De beginnende docenten werden individueel begeleid met betrekking tot de implementatie van Begeleide Zelfstudie in hun contactmomenten met studenten, hun didactisch materiaal of evaluatie. 22 beginnende docenten gingen op dit aanbod in. Voor de 17 voordrachten die openstonden voor alle docenten werden 333 deelnemers geteld. In deze voordrachten (telkens 2 uur) kwamen uiteenlopende thema's aan bod, gaande van schriftelijke studiemateriaal tot samenwerking via het web en het onderwijsbeleid aan de K.U.Leuven. Daarnaast werden voor de docenten zes vormingen Onderwijs
15
georganiseerd waarvan de meeste een halve dag in beslag namen. Aan bod kwamen o.a. activerend werken met studenten in grote groepen, het stellen van vragen, het begeleiden van verhandelingen. Het aantal deelnemers liep hier op tot 112. In augustus en september 1999 ging een tiendaagse intensieve opleiding door over 'Informatie- en Communicatietechnologie en Begeleide Zelfstudie'. Tijdens deze opleiding werd er ingegaan op de verschillende aspecten van ICT-gebruik (onderwijskundig, technologisch, mediakundig en organisatorisch) en werkten de deelnemers, onder begeleiding van een mentor, aan een eigen project (een opleidingsonderdeel waarin gebruik wordt gemaakt van ICT). Aan deze opleiding namen 18 docenten en 23 assistenten en projectmedewerkers deel. In het najaar van 1999 en het voorjaar van 2000 hadden nog drie terugkomdagen plaats. Voor de POC-voorzitters werd een aanbod (studienamiddag met lezing en discussie) uitgewerkt rond curriculumhervorming. 37 POC-voorzitters namen hieraan deel. Om de implementatie van Begeleide Zelfstudie te bevorderen, werd een brochure voor docenten ontwikkeld. 2.7
Onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek
De Vlaamse regering gaf in 2000 een onderzoekstoelage aan tien onderzoeksprojecten binnen de categorie Onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Daarvan zijn er vier projecten met de K.U.Leuven als hoofdpromotor en bij een vijfde project is de K.U.Leuven co-promotor.
3. Het opleidingenaanbod
3.1 3.1.1
Opleidingen en toelatingsvoorwaarden Academische basisopleidingen
Tijdens het academiejaar 1999-2000 organiseerde de K.U.Leuven tweeënzestig academische opleidingen, waarvan dertien ook voor de eerste cyclus te Kortrijk. Daarnaast werden er vier Engelstalige academische opleidingen aangeboden: Philosophy, Theology, Religious Studies, Canon Law. Een overzicht van de academische opleidingen en van de keuzerichtingen in 1999-2000 wordt gegeven als bijlage 1. Vanaf 1999-2000 werd de opleiding Biomedische Wetenschappen geleidelijk ingevoerd in de combinatie van de studiegebieden Geneeskunde / Wetenschappen. Dit gebeurde zowel te Leuven - samen met het geleidelijk afschaffen van de opleiding voedings- en dieetleer - als te Kortrijk - door het inruilen van de opleiding Latijn en Grieks. Er is een uitbreiding van de overstapmogelijkheden voor gediplomeerden van het hogeschoolonderwijs van één cyclus naar de academische opleidingen van de Faculteit Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen. Alle academische opleidingen van de Faculteit Letteren worden nu ook deeltijds aangeboden (zie bijlage 2). In 2000-2001 hebben enkele faculteiten de toelatingsvoorwaarden voor gediplomeerden van andere academische opleidingen en hogeschoolopleidingen uitgebreid. In enkele opleidingen worden naast het diploma bijkomende eisen gesteld: onderscheiding, toelatingsproef, opties. Zoals gemeld aan de minister van onderwijs kunnen volgens interuniversitaire afspraak keuronderofficieren van de rijkswacht (1+2 jaar) naar de enige kandidatuur Criminologische Wetenschappen, gegradueerden in de Sociale Readaptatiewetenschappen (3 jaar hoger onderwijs voor sociale promotie) en Geaggregeerden in de Godsdienstwetenschappen voor het lager secundair onderwijs (3 jaar) naar een enige kandidatuur. 3.1.2 Voortgezette academische opleidingen Vanaf 1999-2000 wijzigden drie opleidingen van benaming of studieduur terwijl er ook drie opleidingen veranderden van categorie: gediplomeerde in de aanvullende studies (GAS) in plaats van gediplomeerde in de gespecialiseerde studies (GGS) of omgekeerd. Er werden twaalf nieuwe opleidingen aangeboden: GGS European Criminology, GGS Social Security, GAS Culturen en Ontwikkeling - Cultures and Development, GGS Mathematical Psychology, GAS Verzekeringen, GGS Financial Economics, GGS
16
Katholieke Universiteit Leuven
International Business Economics, GGS Sociology of Social Change in European Societies, GGS Orale Gezondheidszorg, GGS Sport Management, GGS Medische Stralingsfysica, GGS Voeding en Gezondheid. Tegelijk werden tien opleidingen geschrapt: GAS Psycholinguïstiek, GAS Ergonomie en Arbeidskunde, GGS Bewegings- en Sportwetenschappen, GAS Bedrijfschemie, GAS Dental Sciences, GGS Parodontologie, GGS Prothetische Tandheelkunde, GGS Orthodontie, GGS Kindertandheelkunde, GGS Operatieve Tandheelkunde. In het totaal organiseerde de K.U.Leuven in 1999-2000 104 voortgezette academische opleidingen en vier taalvarianten. Drieëndertig voortgezette academische opleidingen werden interuniversitair georganiseerd, waarvan negen met buitenlandse universiteiten. Van de zevenenveertig aanvullende opleidingen werden er dertien Engelstalige opleidingen én vier taalvarianten aangeboden, terwijl er zeven interuniversitair werden georganiseerd, waarvan één met buitenlandse universiteiten. Van de zevenenvijftig specialisatieopleidingen werden er negenentwintig als Engelstalige opleidingen aangeboden, terwijl er zesentwintig interuniversitair werden georganiseerd, waarvan tien met buitenlandse universiteiten. Een overzicht van de voortgezette academische opleidingen 1999-2000 vindt men als bijlage 3. In 2000-2001 werden er twee nieuwe voortgezette academische opleidingen aangeboden: GAS en GGS Tropical Agriculture. Diverse diplomabenamingen werden gewijzigd. Er werden geen nieuwe inschrijvingen meer genoteerd voor enkele geschrapte opleidingen: GGS Vertaalwetenschap, GGS Comparative European Family Studies, GGS Biology of Physical Activity. GAS Management en GGS Business Administration werden overgeheveld naar de Vlerick Leuven Gent Management School. De klassering in de combinatie van studiegebieden werd gewijzigd voor: GGS Medische Stralingsfysica (Toegepaste Wetenschappen / Wetenschappen / Geneeskunde), GAS Master of Medical Sciences (Geneeskunde / Tandheelkunde) (opties: Medicine - Oral Health). 3.1.3
Doctoraatsopleidingen
Tijdens het academiejaar 1999-2000 organiseerden alle faculteiten een gestructureerde en verplicht te volgen doctoraatsopleiding voor de doctorandi. Alle faculteiten hebben in hun reglementering beperkte uitzonderingen voorzien voor studenten voor wie het praktisch onmogelijk is de doctoraatsopleiding te volgen. De lijst van doctoraatsdiploma's vindt men als bijlage 4. Een evaluatieonderzoek van de doctoraatsopleidingen werd in 1999 afgewerkt. De resultaten worden gebruikt voor verdere optimalisering. 3.1.4
Academische initiële lerarenopleidingen
De programmahervormingen van de academische initiële lerarenopleiding worden systematisch verdergezet in de betrokken faculteiten onder impuls van het Academisch Vormingsinstituut voor Leraren (AVL). Een overzicht van de academische lerarenopleidingen die in 1999-2000 werden georganiseerd, vindt men als bijlage 5. Het aantal studenten dat zich inschrijft voor de lerarenopleiding is drastisch gedaald. Ongetwijfeld heeft dit ook te maken met de omvang van de vernieuwde lerarenopleiding die nog zeer moeilijk te combineren is met een tweedecyclusopleiding. Actuele thema's worden voorzien voor de pedagogisch-didactische seminaries: opstellen van een leerplan, levensbeschouwelijk karakter van ons onderwijs, reflectie als sleutelvaardigheid voor onderwijsgevenden, evaluatie van doceergedrag door studenten, criteria voor verantwoord examineren, schriftelijke examens, gebruik van Internet. De Cahiers voor Didactiek met artikels en informatie over didactische onderwerpen hebben met succes hun derde jaargang afgesloten. Deze cahiers worden ook gebruikt in pedagogisch-didactische seminaries en in de postacademische vorming. 3.1.5
Bijzondere onderwijsinitiatieven
Het initiatief van de Lessen voor de XXIste eeuw wordt voortgezet. De lessenreeks wil de studenten inhoudelijk confronteren met uitdagende probleemthema's over Onderwijs
17
structuurbreuken in geschiedenis, wereldbeeld en wetenschap en mens-zijn op de drempel van de 21ste eeuw. Om de studenten te sensibiliseren voor het ondernemerschap is in 1999-2000 de interfacultaire lessenreeks Initiatie tot ondernemen georganiseerd. De reeks omvat praktijkgetuigenissen van ondernemers, lessen over de onderneming, het ondernemerschap en het opstellen van een bedrijfsplan voor een vernieuwend ondernemingsproject. De lessenreeks kan als keuzevak opgenomen worden in alle programma's van de tweede cyclus of van de voortgezette academische opleidingen. Vanaf 1999-2000 wordt ook het interfacultaire college Genderstudies georganiseerd. De lessenreeks biedt een grondige inleiding in het domein van de genderstudies en omvat wetenschapstheoretische vraagstellingen, een sociaal-historische benadering van de genderproblematiek en capita selecta uit het onderzoek. De lessenreeks wordt als keuzevak aangeboden aan studenten uit de tweede cyclus van de K.U.Leuven, uit voortgezette academische opleidingen en uit doctoraatsopleidingen. 3.2
Samenwerking met andere universiteiten en hogescholen
Er was in 1999-2000 een interuniversitaire samenwerking voor zeven aanvullende opleidingen en voor zesentwintig specialisatieopleidingen. Het gaat hier meestal om een samenwerking met Vlaamse universiteiten. Voor tien specialisatieopleidingen wordt samengewerkt met buitenlandse universiteiten: European Criminology, Social Security, Mathematical Psychology, Public Administration, Comparative European Family Studies, Adapted Physical Activity, Sport Management, Biology of Physical Activity, Exercise and Sport Psychology, Polymer and Composites Engineering. Specifieke samenwerkingsovereenkomsten inzake onderwijs zijn er met Katholieke Universiteit Nijmegen, Rijksuniversiteit Groningen (handelsingenieur), Universiteit Wageningen (voeding en gezondheid), Universiteit Twente (communicatiewetenschap), Universiteit Eindhoven (biomedische en klinische ingenieurstechnieken), Limburgs Universitair Centrum (doctoraatsopleidingen), K.U.Brussel, Hogeschool voor Wetenschap en Kunst te Brussel, Economische Hogeschool Sint-Aloysius Brussel, Lessius Hogeschool Antwerpen, Lemmensinstituut Leuven, Katholieke Hogeschool Mechelen, IRIS Hogeschool Brussel, Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende, Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen, Artevelde Hogeschool, Hogeschool WestVlaanderen, Katholieke Hogeschool Leuven. Voor de specialisatieopleiding Industrial Management is er vanaf 2000-2001 een samenwerking met PIH Hogeschool WestVlaanderen. Tussen de Faculteiten Rechtsgeleerdheid, Toegepaste Wetenschappen, Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen van K.U.Leuven en Université Catholique de Louvain bestaat er reeds lang een uitwisselingsakkoord voor het volgen van afzonderlijke opleidingsonderdelen. Tijdens de laatste drie academiejaren kreeg de samenwerking met de hogescholen bijzondere aandacht. Er wordt nagegaan hoe die samenwerking geoptimaliseerd kan worden en welke toekomstgerichte samenwerkingsvormen mogelijk zijn, onder meer met het oog op de implementatie van de Bologna-verklaring. Er is samenwerking rond projecten van onderwijsvernieuwing tussen de K.U.Leuven en/of KULAK met de Universiteit Gent, het Limburgs Universitair Centrum en hogescholen: Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen, Katholieke Hogeschool SintLieven, Katholieke Hogeschool Leuven, Economische Hogeschool Sint-Aloysius, Katholieke Hogeschool Kempen, Hogeschool voor Wetenschap en Kunst (Departement Industriële Wetenschappen De Nayer Instituut, VLEKHO Departement Toegepaste Taalkunde, Lemmensinstituut, Departement Architectuur Sint-Lucas Gent-Brussel, Lessius Hogeschool Antwerpen, Karel de Grote Hogeschool (Departement Industriële Wetenschappen). In het Impulscentrum voor Onderwijsvernieuwing is er institutionele samenwerking tussen de KULAK en de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen. De K.U.Leuven en de KULAK coördineren een regionaal expertisenetwerk ICT in het onderwijs. Te Leuven gebeurt dit i.s.m. Limburgs Universitair Centrum, Katholieke Hogeschool Brussel, Economische Hogeschool Sint-Aloysius, Katholieke Hogeschool Leuven, Groep T Hogeschool Leuven, Katholieke Hogeschool Limburg, Hogeschool Limburg, Provinciale Hogeschool Limburg, Katholieke Vlaamse Hogeschool Antwerpen. 18
Katholieke Universiteit Leuven
3.3
Dienst Postacademische Vorming
Gedurende het academiejaar 1999-2000 werden door de Dienst Postacademische Vorming de volgende initiatieven genomen: Beleidsontwikkeling inzake PAV : onder meer -
implementatie van de heffing van de PAV-overhead; realisatie van de centrale inschrijving voor PAV-studenten; analyse van de verhouding PAV-VAO; analyse van de verhouding PAV-wetenschappelijke dienstverlening (contractonderwijs); realisatie van het diploma met onderhoudscontract (via de THEMIS-School).
Conceptuele ondersteuning inzake PAV: Er werd conceptuele ondersteuning gegeven aan een twaalftal onderwijsinitiatieven, enkele publicaties en enige onderzoeksinitiatieven. Logistieke ondersteuning inzake PAV: De facultaire PAV-activiteiten worden bekendgemaakt via de databank Open Vorming, die dagelijks geactualiseerd wordt. Voor het academiejaar 1999-2000 zaten er 894 activiteiten in de databank. Percentsgewijs is de verdeling als volgt: - sector Gezondheid en Welzijn: 21,16% - sector Ondernemingen: 18,93% - sector Onderwijs: 14,92% - sector Overheid: 12,93% - sector Sociaal-cultureel werk: 11,26% - sector Vrije Beroepen: 20,80%. Daarvan waren 44 activiteiten langlopende programma's, die minstens 30 uur bedroegen en gespreid waren over ten minste 10 weken. De facultaire PAV-activiteiten worden eveneens bekendgemaakt via de Vormingskrant (uitneembare bijlage van 4 pagina's bij de Campuskrant met Alumnibijlage). 3.4
(Euro)StudieCentrum Open Universiteit
Het EuroStudieCentrum Open Universiteit Leuven (ESC-OU) organiseert afstandsonderwijs voor volwassenen die afzonderlijke cursussen of volwaardige universitaire opleidingen wensen te volgen. Door de samenwerkingsovereenkomst tussen de Vlaamse universiteiten en de Open Universiteit Heerlen is dit studieaanbod grotendeels beperkt tot het overeenkomstige aanbod van de Nederlandse Open Universiteit. Sporadisch worden in het kader van het European Open University Network (EOUN) ook andere cursussen aangeboden, meestal met een Europese dimensie (vb. What is Europe; Sexual assault and domestic violence). Het aantal nieuwe inschrijvingen op moduleniveau steeg voor het StudieCentrum Open Universiteit Leuven gedurende 2000 opnieuw (317 in 1998, 343,5 in 1999, 404 in 2000). Daarmee verhoogde het StudieCentrum Leuven het aandeel in het totale aantal nieuwe inschrijvingen gedurende 2000 in Vlaanderen van 9 naar 10%. Vooral het aantal beginnende studenten die kiezen voor een opleiding, in plaats van voor het volgen van afzonderlijke cursussen kende een spectaculaire aangroei: 60 nieuwe opleidingsstudenten tegenover 33 in 1999, zowat een verdubbeling dus. De aangroei in dit segment is belangrijk, omdat ‘opleidingsstudenten’ een toekomstige opname van nieuwe cursussen garanderen, waar de meeste ‘cursisten’ slechts één tot hooguit enkele cursussen volgen. De belangrijkste activiteit van het StudieCentrum Leuven blijft zoals voorheen het geven van informatie en advies aan belangstellenden, evenals de organisatie van hun studiebegeleiding als student. Nog in 2000 werden de nodige infrastructurele voorbereidingen getroffen om in 2001 het Onderwijs
19
zogenaamd SYS-examensysteem in te voeren. Dit zal studenten toelaten om voor een groot aantal cursussen in het studiecentrum een examen af te leggen dat door de computer wordt gegenereerd en waarvan de uitslag onmiddellijk bekend wordt gemaakt (tegenover de huidige, uitsluitend schriftelijke examens, waarvan de uitslag slechts na vier tot zes weken gekend is. 3.5 3.5.1
Curriculumbewaking Doelstellingen van de opleidingen
De informatie over de doelstellingen van de opleidingen, de verdeling van de tijd over theorie, praktische vaardigheden en onderzoek en de verhouding van het keuzecurriculum ten opzichte van het verplichte curriculum wordt vermeld in het programmaboek. Informatie over de doelstellingen van de opleiding wordt ook in de studiegidsen gepubliceerd. De syllabi zijn tevens via Internet te raadplegen. 3.5.2 Wijze van meten van studietijd In het academiejaar 1999-2000 werden voor in totaal 16 studiejaren in diverse studierichtingen studietijdmetingen uitgevoerd, veelal als een onderdeel van de Algemene Onderwijsevaluatie. Aan de hand van deze metingen die steeds worden uitgevoerd in het begin van het academiejaar over het voorgaande studiejaar, wordt gepoogd de reële studielast voor de studenten te meten. Hierdoor kan men nagaan of de studielast beantwoordt aan de normen die het universiteitsdecreet stelt, en kan men ofwel de studietijd voor opleidingsonderdelen aanpassen ofwel de studiepunten aanpassen. De gebruikte methode verschilt naargelang de aard van het te evalueren programma: de zogenaamde paarsgewijze vergelijking of de absolute schattingsmethode. 3.5.3
Curriculumevaluatie
De faculteiten en departementen zijn verantwoordelijk voor hun strategisch beleidsplan inzake onderwijsmanagement en -programmatie voor de volgende vijf jaar. Aandachtspunten daarbij zijn bv. personeelsplanning, inzet van academisch personeel, waardenvorming, arbeidsmarkt (o.m. stages), prioriteiten, afbouw, creatie of samenvoeging van onderzoeksgroepen, opsplitsing van grote groepen studenten over meerdere auditoria en samenwerking met andere (vooral Europese) universiteiten. De permanente onderwijscommissies (POC’s), waarin naast het zelfstandig en assisterend academisch personeel ook studenten vertegenwoordigd zijn, doen op het niveau van de opleidingen voorstellen over programmawijzigingen aan de respectieve faculteitsraden. Bovendien vervullen ze op continue basis een forum voor kwaliteitszorg bij het evalueren van de onderwijsinhoud, de didactische methoden en de evaluatiesystemen. Op 19 januari 2000 werd van gedachten gewisseld met de voorzitters van de permanente onderwijscommissies over curriculumontwikkeling en Begeleide Zelfstudie. De besprekingen resulteerden in de goedkeuring van de handleiding Curriculumontwikkeling die door DUO werd aangemaakt. Samen met de brochure over Begeleide Zelfstudie vormt ze een stevige hulp voor huidige en toekomstige curriculumontwikkelingsinitiatieven. 3.5.4
Onderwijsgerichte Onderzoeks-, Ontwikkelings- en Implementatieprojecten (OOIprojecten)
Het initiatief van projectgerichte onderwijsvernieuwing via de OOI-projecten was aan zijn vierde ronde toe. Zoals in de voorbije rondes werd de uitwerking van Begeleide Zelfstudie als concept voor universitair onderwijs opnieuw naar voor geschoven. Daarenboven werd uitdrukkelijk prioriteit verleend aan projecten die door de POC’s werden ingediend of daadwerkelijke steun kregen van de betrokken POC. Er werden 47 20
Katholieke Universiteit Leuven
intentieverklaringen ingediend en rekening houdend met de bevindingen van de visitatiecommissies en de beoordelingen van de leden van de Vaste werkgroep OOIprojecten werd beslist dat 24 projectaanvragers hun project mochten uitschrijven. Uiteindelijk werd een gunstig advies uitgebracht voor 18 projecten voor een totaal bedrag van 69 501 000 BEF. 3.5.5
Stimuleringsprogramma Innovatie Hoger Onderwijs (STIHO)
In het kader van het Stimuleringsprogramma Innovatie Hoger Onderwijs ontving de K.U.Leuven voor het begrotingsjaar 2000 als hoofdpromotor subsidiëring voor 3 projecten. Daarnaast was de K.U.Leuven als copromotor nog betrokken in 3 andere projecten. 4.1
Onderwijsregeling
4.1.1
Overzicht inschrijvingsgelden
Voor alle opleidingen werden de interuniversitair afgesproken bedragen gevraagd behalve voor zes Engelstalige specialisatieopleidingen die een duidelijk internationaal karakter hebben en vooral bedoeld zijn voor buitenlandse studenten uit niet-ontwikkelingslanden. Om sociale redenen wordt het inschrijvingsgeld verminderd. - GGS Master of Arts in European Studies: 2 000 EUR voor EU-studenten; 4 000 EUR voor niet-EU-studenten; - GGS Master of Arts in Eastern Mediterranean Archaeology: 1 000 EUR voor studenten uit EU, Azië en Afrika; 3 250 EUR voor studenten uit USA, Canada en Australië; - GGS Master of Laws: 5 050 EUR; - GGS Master in European Criminology: 4 000 EUR; of minimum 2 000 EUR of 1 000 EUR; - GGS European Master in Social Security: 1 500 EUR voor EU-studenten, 3 000 EUR voor niet-EU-studenten; of minimum 450 EUR voor EU-studenten of 1 500 EUR voor niet-EU-studenten; - GGS European Master of Public Administration: 1 250 EUR voor studenten uit EU, Centraal- en Oost-Europa en ontwikkelingslanden; 2 500 EUR voor niet-EU-studenten. 4.1.2
4. Onderwijsen examenregelingen
Toelatingsvoorwaarden
De K.U.Leuven houdt zich strikt aan de overheidsrichtlijnen en de verdragsbepalingen. Als bijlagen 2 en 3 wordt een overzicht opgenomen waarin de diploma's worden vermeld die toelating verlenen tot de academische en de voortgezette academische opleidingen, al dan niet met studieduurverkorting. 4.1.3
Begeleiding van aspirant-studenten en eerstejaarsstudenten
Aspirant-studenten kunnen op de Dienst Studieadvies terecht voor informatie over studierichtingen aan de K.U.Leuven: toelatingsvoorwaarden, studie-inhouden, moeilijkheidsgraad, geschiktheidseisen, combinatie- en specialisatiemogelijkheden, overschakelingen, beroepsuitwegen en perspectieven op de arbeidsmarkt. -
Aspirant-studenten kunnen heel het jaar door aanvullend individueel keuzeadvies verkrijgen onder de vorm van één of meerdere gesprekken.
-
Een uitgebreide Mediatheek staat ter beschikking.
-
Studieadvies publiceert een reeks brochures die toegestuurd worden aan scholen of verkrijgbaar zijn op eenvoudige aanvraag: · ‘KiesKeurig’, een uitgebreid keuzewerkboek, in eigen productie ontwikkeld; · ‘Je Studiekeuze’, een beknopte keuzehandleiding met overzicht van de academische basisopleidingen K.U.Leuven en voorstelling van de Studentendiensten; · ‘Studierichtingen aan de K.U.Leuven: academische basisopleidingen’, een eerste voorstelling van alle basisstudierichtingen, toelatingsvereisten, studie-inhouden en beroepsuitwegen; Onderwijs
21
· · ·
De specifieke brochures per studierichting met diepgaander informatie Eigen publicaties over ‘Studiemethode’ en ‘Blok en Examens’; ‘Info K.U.Leuven’, voorstelling van de diverse Studentendiensten en van facultaire diensten met contactadressen; ook praktische informatie over vakantiecursussen en inschrijving.
-
In 1999-2000 werd deelgenomen aan de vijf regionale SIDins. Er werden vier specifieke K.U.Leuven Infodagen en een algemene K.U.Leuven Open Deur ingericht.
-
Voor aspirant-studenten worden tijdens de maand september een aantal opfrissings- en inhaalcursussen of kennismakingsweken georganiseerd zoals bv. Duits voor germanisten, Frans voor romanisten, Wiskunde, Scheikunde, Lichamelijke opvoeding, Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie.
-
Voor een aantal specifieke vakken zijn zelfevaluatietoetsen beschikbaar waarmee de toekomstige studenten hun voorkennis kunnen evalueren en bijsturen: voor burgerlijk ingenieur, burgerlijk ingenieur-architect, scheikunde, Frans.
4.1.4
Doorstroming van afgestudeerden van hogescholen
Er worden meer en meer overstapmogelijkheden voorzien voor gediplomeerden van hogescholen. Een overzicht van die overstapmogelijkheden naar academische basisopleidingen met eventuele studieduurverkorting wordt gegeven in bijlage 2. De toelatingsvoorwaarden tot de voortgezette academische opleidingen voor gediplomeerden van hogescholen worden vermeld in bijlage 3. Voor de academische basisopleidingen worden bepaalde overstapmogelijkheden meer intensief gebruikt. Er is een significant grote doorstroming van industrieel ingenieur naar burgerlijk ingenieur, van maatschappelijk assistent naar criminologische wetenschappen en van geaggregeerde voor het secundair onderwijs-groep 1 naar pedagogische wetenschappen en van verpleegkunde naar medisch-sociale wetenschappen. Bij de voortgezette academische opleidingen is er een grote doorstroming van industrieel ingenieur naar bedrijfseconomie, milieubeheer-milieukunde en biomedische en klinische ingenieurstechnieken; van licentiaat-vertaler/-tolk naar zakelijke taalbeheersing, mediaen informatiekunde en bedrijfseconomie; van hogeschoolopleidingen van twee cycli naar internationale betrekkingen. 4.1.5
Toelating afgestudeerden hogeschoolonderwijs van twee cycli tot doctoraat
Vroeger organiseerden de Vlaamse universiteiten predoctorale proeven, nogal verschillend in lengte en inhoud. Op initiatief van de K.U.Leuven zijn door de Vlaamse Interuniversitaire Raad volgende afspraken gemaakt. Voor de overgang naar de doctoraten in de toegepaste wetenschappen is de omvang van de toelatingsproef bepaald op 90 studiepunten. Voor alle andere doctoraten varieert de omvang van de toelatingsproef tussen 30 en 60 studiepunten. Op basis van relevante onderzoekservaring kan vrijstelling worden verleend voor bepaalde onderdelen van de toelatingsproef. Wie slaagt in de toelatingsproef, ontvangt een getuigschrift. Vele studenten zijn echter vragende partij voor een meer geformaliseerd diploma. Tevens wordt voortaan ook veel concreter in de onderwijsregelingen duidelijk gemaakt welke gediplomeerden van hogescholen tot welke doctoraten toegang krijgen.
22
Katholieke Universiteit Leuven
4.2
Examenregeling
De K.U.Leuven drong in het verleden aan op meer soepele organisatievormen voor de voortgezette academische opleidingen. Op dit ogenblik kunnen deze opleidingen enkel voltijds of halftijds worden aangeboden, waardoor ze moeilijk combineerbaar zijn met tewerkstelling. Bovendien laat een uitvoeringsbesluit niet toe om te werken met individuele creditsystemen, wat het zeer moeilijk maakt om internationaal met andere universiteiten een gemeenschappelijke opleiding uit te werken, tenzij men het diploma enkel door de buitenlandse universiteit laat uitreiken. Ingevolge het aandringen van de K.U. Leuven is een grote versoepeling ondertussen decretaal mogelijk gemaakt. Er blijven verder praktische uitvoeringsproblemen inzake studiepunten, overdrachten van examencijfers en verkorting van studieduur. Diverse Vlaamse universiteiten passen die anders toe, wat leidt tot een oneigenlijke concurrentie. Alleszins heerst er ontevredenheid over de huidige te strakke studiepuntenregeling, die noodzakelijkerwijze leidt tot puur formele aanpassingen. 4.2.1
Examenreglement
Het examenreglement is opgenomen in het programmaboek. Voor de voorzitters van de examencommissies en de examenombudsen is een boekje beschikbaar waarin naast de reglementtekst de richtlijnen van de Academische raad evenals de beperkt toegestane afwijkingen voor sommige faculteiten zijn opgenomen. Diezelfde elementen zijn eveneens opgenomen in een voor de studenten in vlottere taal omgezet boekje ‘Examenvragen’. Vanaf 1997-1998 werd in het eerste jaar van de academische opleidingen van de faculteiten Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen en Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen een beperkt semesterexamensysteem ingevoerd. De evaluatie van dit systeem bracht geen ernstige negatieve gevolgen aan het licht. Inmiddels schakelden ook de faculteiten Geneeskunde en Farmaceutische Wetenschappen over naar een grotere spreiding van examens en wordt in 2000-2001 verdere omzetting van alle universitaire programma's naar een semesterexamensysteem voorbereid. 4.2.2
Overdracht van examencijfers en regeling van vrijstellingen
Overdracht van examencijfers kan aan de K.U.Leuven enkel plaatsvinden bij nietgeslaagde studenten die voor eenzelfde of een andere opleiding blijven verderstuderen. De overdrachtsregels zijn uitvoerig beschreven in de artikels 39, 40, 40bis en 40quinquies van het examenreglement. Voor het tweede opeenvolgende jaar werden de overdrachtsvoorwaarden binnen het academiejaar versoepeld. Vanaf 1999-2000 geeft elke 12/20 zonder verdere voorwaarden recht op een overdracht. Vanaf 2000-2001 zal ook een 10 recht verlenen op een overdracht. Wel blijven in dat laatste geval bijkomende voorwaarden gehandhaafd (50% of de helft van de vakken geslaagd). Een betere progressie van de studenten is het doel. Uiteraard doet dit vragen ontstaan naar een verdere versoepeling (individueel creditsysteem) en vooral naar een aanpassing van de overdrachtsvoorwaarden tussen academiejaren. Vrijstelling kan gegeven worden aan studenten die reeds eerder aan de K.U.Leuven of elders slaagden voor een opleiding. De vrijstelling wordt in eerste orde gegeven op grond van een equivalentiebeoordeling. In de regel speelt het behaalde cijfer geen rol. De vrijstellingsmogelijkheden worden door elke faculteit zelf bepaald en staan concreet beschreven in het programmaboek. 4.2.3
Reglementering individueel aangepaste jaarprogramma's
De reglementering voor individueel aangepaste jaarprogramma's (IAJ's) staat beschreven in de artikels 40ter tot en met quinquies van het examenreglement. De regeling is op dit ogenblik heel complex. De hogergenoemde beslissing om binnen het academiejaar de overdrachtsregeling te versoepelen, maakt dat de student ten aanzien van het afleggen van voorafgenomen vakken ook een grotere vrijheidsgraad krijgt. Het IAJ-systeem Onderwijs
23
versterkt de vraag naar een volwaardig creditsysteem. 4.2.4
Gelijkwaardigheidsbeslissingen
De K.U.Leuven wordt vaak door de Vlaamse overheid om advies gevraagd over het bepalen van de gelijkwaardigheid van buitenlandse einddiploma's. De adviestermijnen zijn relatief kort en de beschikbare informatie is ook vaak eerder beperkt. Toch heeft men de indruk dat de overheid in het algemeen met gefundeerde adviezen rekening houdt. Formele beslissingen inzake gedeeltelijke gelijkwaardigheid worden door de K.U.Leuven niet genomen om te voorkomen dat een beslissing ook andere universiteiten zou engageren.
5. Gegevens over de studenten
5.1
INPUT – Studenten
5.1.1 5.1.1.1
De totale studentenpopulatie aan de K.U.Leuven. Voorafgaande opmerking met betrekking tot de gegevens.
Tenzij anders aangegeven boven de tabel waarop de besproken gegevens betrekking hebben, handelt dit gedeelte over alle studenten die tijdens het academiejaar 1999-2000 (verder aangeduid als 1999-00) op de rol van de K.U.Leuven waren ingeschreven. De inputgegevens hebben betrekking op de situatie 1 februari 2000, de outputgegevens op de situatie einde academiejaar 1999-2000. Ten slotte: het in de tabellen opgenomen studiegebied ‘Gecombineerde studiegebieden’ omvat alle opleidingen in Niet-Westerse Talen en Cultuur evenals de nieuw opgerichte opleiding Biomedische wetenschappen. 5.1.1.2
Evolutie
Op 1 februari van het academiejaar 1999-00 waren 26 175 studenten ingeschreven aan de K.U.Leuven. Dit is 193 minder dan voorgaand academiejaar (Tabel 1), maar de daling is dit academiejaar beduidend geringer dan tijdens de twee voorgaande academiejaren. 5.1.1.3
Studiegebied
In twee studiegebieden stellen we een toename vast van de totale studentenpopulatie: in Politieke en Sociale Wetenschappen (+174) en in de zgn. Gecombineerde studiegebieden, meer bepaald de opleiding Biomedische wetenschappen (+196). Als gevolg van de toelatingsproef kent Geneeskunde ook dit academiejaar een in absolute termen grote afname van studenten (n=2 610, −175), Rechten, Notariaat daalt met 182 en de Sociale Gezondheidswetenschappen met 102. In de overige studiegebieden blijven de studentenaantallen relatief stabiel, d.w.z. variërend tussen een 50-tal meer of minder. Rechten, Notariaat en Criminologie (11,2%), Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen (10,3%), Psychologie en Pedagogische Wetenschappen (10,1%), Geneeskunde (10,0%) en Toegepaste Wetenschappen (9,6%) zijn de studiegebieden die de grootste aantallen studenten vertegenwoordigen.
24
Katholieke Universiteit Leuven
5.1.1.4
Regime, geslacht, nationaliteit en leeftijd van de studenten
De grote meerderheid van de studenten is ingeschreven voor een voltijdse opleiding (n=22 766, d.i. 87,0%). Op 2 694 of 10,3% ervan is het voltijds of deeltijds karakter niet van toepassing (Tabel 2). Er zijn aan de K.U.Leuven slechts 715 studenten (2,7%) deeltijds ingeschreven. Het vrouwelijke overwicht in de studentenpopulatie neemt nog licht toe tot 51,7%. De vrouwen hebben een duidelijke meerderheid, d.w.z. minimaal twee derden, in de studiegebieden Psychologie en Pedagogische Wetenschappen (76,0%), Sociale Gezondheidswetenschappen (76,8%), Farmaceutische Wetenschappen (74,1%), Taalen Letterkunde (65,8%) en de Gecombineerde studiegebieden (66,7%). Bij de mannen vinden we een gelijkaardig overwicht enkel in de studiegebieden Toegepaste Wetenschappen (78,0%) en Wijsbegeerte (69,9%). 91,3% van de studenten heeft de Belgische nationaliteit, 3,1% die van een EU-lidstaat en nog 5,6% een andere. Vergeleken met vorig academiejaar worden geen noemenswaardige verschillen vastgesteld in de leeftijdsverdeling van de studenten (Tabel 3). De verschillen tussen de studiegebieden moeten grotendeels worden toegeschreven aan verschillen in nominale studieduur en de aantallen studenten in voortgezette opleidingen. 5.1.2 Generatiestudenten 5.1.2.1
Evolutie
Ook dit academiejaar is er een verminderde instroom van generatiestudenten (4 391, 249) (Tabel 4). 5.1.2.2
Studiegebied
In Geneeskunde was de generatiepopulatie sedert de invoering van de toelatingsproef drastisch ingekrompen. Dit academiejaar is er blijkbaar een stabilisatie ingetreden (n=167, -17). In zo goed als alle studiegebieden is er een geringere instroom van generatiestudenten met als sterkste daler (-71) Rechten. De enige echt positieve uitschieter is het gevolg van de start van de nieuwe opleiding Biomedische Wetenschappen (n=162) uit het Gecombineerde studiegebied. 5.1.2.3
Regime, geslacht, nationaliteit en leeftijd
Bij de generatiestudenten komt deeltijds studeren uiterst weinig voor. In totaal zijn 23 generatiestudenten deeltijds ingeschreven. In tegenstelling tot vorig academiejaar zijn het niet enkel de mannelijke generatiestudenten die in aantal afnemen (-146), ook het aantal vrouwelijke generatiestudenten vermindert (-103). Desondanks blijft het aandeel van de vrouwen in de generatiepopulatie toenemen tot 57%. De instroom van generatiestudenten uit de EU-landen blijft afnemen (n=64, -8) als gevolg van de toelatingsproef Geneeskunde-Tandheelkunde. 5.1.2.4
Vooropleiding
Het aandeel generatiestudenten met een vooropleiding Algemeen Secundair Onderwijs is dit academiejaar stabiel gebleven op 93,0% (Tabel 5a). Binnen deze groep is er een sterke toename van de vooropleiding Wetenschappen-Wiskunde (n=1 049, 25,7%, +94), dit vooral ten nadele van de vooropleiding Latijn-Wiskunde (n=730, 17,9%, -244). Van de 4 391 generatiestudenten zijn er 53 met een diploma van hogeschoolonderwijs, waarvan 45 met een diploma één cyclus en 8 met een diploma twee cycli (Tabel 5b).
Onderwijs
25
5.1.3 Nieuwe niet-generatiestudenten De instroom van nieuwe niet-generatiestudenten is dit academiejaar weer toegenomen met 82 eenheden tot een totaal van 701. Hiervan stromen er 363 (51,8%, dit is +43) in op het eerste jaar van de tweede cyclus (grotendeels afkomstig uit kandidatuurinstellingen) en verder nog 96 in een aanvullende opleiding (dit is +38) en 70 in een specialisatie opleiding (+1) (Tabel 6). 5.1.4 Grenslandenverkeer van studenten Sedert enkele jaren doet de overheid een bevraging bij de universiteiten naar de herkomst van de buitenlandse studenten en de studenten uit Wallonië. Bedoeling is inzicht te verwerven in de mobiliteit van studenten uit aangrenzende regio's. Tabel 7 geeft een zeer schetsmatig overzicht van de studenten van Nederlandse, Duitse, Franse of Belgische nationaliteit (Wallonië) naargelang ze verblijven in België, in eigen land van herkomst of in een ander land. 5.2
OUTPUT - Examenresultaten en diploma’s
5.2.1 Examenresultaten 5.2.1.1
Eerste kandidatuur
Uit tabel 8a blijkt dat 497 van de in totaal 6 051 op de rol ingeschreven studenten eerste kandidatuur niet deelnamen aan de examens en dus vroegtijdig afhaakten, dit is 8,2%. In de eerste kandidatuur was 50,2% van de voor de examens ingeschreven studenten geslaagd. Voor de generatiestudenten bedroeg dit percentage 48,3% (Tabel 8b). Dit betekent zoals voorgaande twee academiejaren ook in 1999-2000 weer een toename van het rendement in eerste kandidatuur. Bij de generatiestudenten varieert het slaagpercentage tussen 32,8% en 90,8%. De zwak scorende studierichtingen van enige omvang blijven vooral Rechten en Criminologie (37,9%), Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen (39,9%). In Psychologie en Pedagogische Wetenschappen (44,0%) is het slaagpercentage vergeleken met vorig academiejaar gevoelig verbeterd. In Geneeskunde was, als gevolg van de toelatingsproef, het slaagpercentage van de generatiestudenten tijdens vorig academiejaar toegenomen van 70,0% tot bijna 90%; dit hoge niveau wordt in 1999-2000 nog iets opgetrokken tot 90,8%. Relatief hoge slaagpercentages van generatiestudenten vinden we eveneens in Toegepaste Wetenschappen (69,3%), in Farmaceutische Wetenschappen (56,2%) en in Politieke en Sociale Wetenschappen (53,5%). Het slaagpercentage van de overige studenten eerste kandidatuur, hoofdzakelijk bissers, is traditioneel hoger (55,5%) dan dat van de generatiestudenten, met uitzondering evenwel van de studiegebieden Geneeskunde, Godgeleerdheid en Geschiedenis. 5.2.1.2
Overige studiejaren
In 1999-2000 slaagde 80,2% van de studenten ingeschreven voor de examens van de tweede kandidatuur, wat niet verschilt met vorig academiejaar. Ook op dit niveau blijft er een relatief belangrijke spreiding tussen de studiegebieden, van 66,0% tot 91,8%. In het eerste jaar van de tweede cyclus slaagt gemiddeld 93,6% van de voor de examens ingeschreven studenten. Voor de slaagpercentages van de andere studiejaren verwijzen we naar tabel 8b.
26
Katholieke Universiteit Leuven
5.2.2 Diploma’s 5.2.2.1
Niveau, studiegebied en regime
In 1999-2000 werden 9 417 diploma’s uitgereikt aan de K.U.Leuven, een lichte toename (+34) vergeleken met voorgaand academiejaar (Tabel 9a en 9b). Dit globaal positieve resultaat neemt niet weg dat het aantal kandidaatsdiploma’s blijft dalen (n=3 203, -71), uiteraard als gevolg van de aanhoudend verminderende instroom generatiestudenten. Een dalend aantal heeft zijn weerslag op de diploma’s tweede cyclus: in 1999-2000 zijn het er nog 3 969, dit is 55 minder dan het jaar voordien. Zoals vorig academiejaar stellen we eveneens in 1999-2000 een aangroei vast van het aantal diploma’s in de voortgezette academische opleidingen (n=1 405, +205). Na de gevoelige afname van het aantal doctoraten vorig academiejaar, zijn deze in 1999-2000 opnieuw boven de driehonderd gestegen (n=309, +49). Het aantal diploma’s lerarenopleiding daarentegen blijft gevoelig afnemen (n=531, -94). 5.2.2.3
Niveau en geslacht
Tabel 9c geeft een gedetailleerd overzicht van de diploma’s per studiegebied, niveau en geslacht. De vrouwen vormen reeds sedert verschillende jaren een meerderheid in alle diploma’s uitgezonderd de doctoraten. 5.2.3
Opvolging arbeidsloopbaan
Traditioneel wordt elk jaar door de Dienst Studieadvies onderzoek verricht naar de instap op de arbeidsmarkt van de K.U.Leuven-alumni, 1 jaar na hun afstuderen. Begin 2000 werden, met het oog op de Infodagen K.U.Leuven, de data afkomstig van de alumni 1998 per diplomarichting ter beschikking gesteld van de faculteiten. In september werd het volgende onderzoek opgestart bij de alumni van 1999. Op vraag van de Faculteit Farmaceutische Wetenschappen werd de loopbaan onderzocht van de apothekers, afgestudeerd in de periode 1970 tot en met 1999. De rapportering van de gegevens gebeurde op vraag van de faculteit langs het Internet. De internetpagina kan bereikt worden mits aanklikken van de link «Toekomstperspectieven na de opleiding farmaceutische wetenschappen. Een enquête» op de webpagina http://www.farm.kuleuven.ac.be/new/nieuwsitems/ nieuwsmain.htm. Het project - uitgevoerd met LEONARDO-subsidiëring (EC) - rond de tewerkstelling in de particuliere sector van afgestudeerden uit de faculteiten Letteren, Sociale Wetenschappen en Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, werd afgewerkt. Dat resulteerde in een vrij omvangrijk onderzoeksrapport. Enkele van de belangrijkste bevindingen werden als tips aan werkzoekende studenten en alumni kenbaar gemaakt via de webpagina http://www.kuleuven.ac.be/sa/leonardo/. Voortbouwend op dat onderzoeksproject werd in samenwerking met het Departement Psychologie een volgend LEONARDO-project opgestart. Dat beoogt de ontwikkeling en de implementatie van een vormingsprogramma voor vrouwelijke laatstejaarsstudenten Letteren en Sociale Wetenschappen. Bedoeling is de inschakeling in de arbeidsmarkt vlotter te laten verlopen. 5.2.4
Rendement toelatingsproeven
Het slaagpercentage voor het toelatingsexamen burgerlijk ingenieur en burgerlijk ingenieur-architect aan de K.U.Leuven ligt gemiddeld op 70%. In de eerste kandidatuur slaagden respectievelijk 71,6 en 70,1% van de ingeschrevenen. Slechts 4,1% van de ingeschrevenen voor burgerlijk ingenieur en 1,5% van de ingeschrevenen voor burgerlijk ingenieur-architect namen niet deel aan de examens. Vanaf juli 2001 zal het toelatingsexamen voor burgerlijk ingenieur en burgerlijk ingenieurarchitect op een andere manier ingevuld en georganiseerd worden. Die wijzigingen zijn onderling overlegd tussen de drie Vlaamse faculteiten Toegepaste Wetenschappen. De universiteiten van Gent en Leuven werken vanaf juli 2001 ook reeds zeer nauw samen Onderwijs
27
voor wat betreft het afnemen en het verbeteren van het examen. Hopelijk en waarschijnlijk is er tegen juli 2002 een akkoord tussen de drie Vlaamse faculteiten om een 'echt' gemeenschappelijk toelatingsexamen te organiseren. De overheid organiseert een toelatingsexamen voor de opleidingen arts en tandarts. Voor de eerste kandidatuur van de opleidingen arts en tandarts slaagden respectievelijk 83,2 en 70,0% van de ingeschrevenen. Slechts 0,6% van de ingeschrevenen voor geneeskunde en 10,0% van de ingeschrevenen voor tandheelkunde namen niet deel aan de examens. De slaagpercentages voor de eerste kandidatuur arts duiden alleszins op een zeer hoge effectiviteit van de toelatingsproef. Het zeer hoge slaagpercentage roept wel de vraag op of het toelatingsexamen niet te streng selecteert. Wellicht worden enkele zeer bekwame studenten afgewezen, misschien door gebrek aan voorkennis of omdat het vereiste kennisniveau als het gemiddelde van de leerplannen in het secundair onderwijs werd bepaald. Iets minder streng selecteren in het toelatingsexamen en iets meer in de eerste kandidatuur is misschien een gulden middenweg. 5.3
Financierbare studenten
De werkingsuitkeringen in het begrotingsjaar 2001 en de huidige stand van de decretale regeling worden bepaald op grond van de financierbare studenten, vastgesteld in de telling van 1/2/2000. De financierbare studenten worden uitgedrukt in volgende eenheden : -
-
het aantal studenten; het aantal voltijdse eenheden, waarbij deeltijds studerenden en studenten voor wie de studieomvang tussen 50% en 75% ligt, slechts voor een halve eenheid in aanmerking worden genomen; het aantal onderwijsbelastingseenheden (OBE), bekomen door weging der voltijdse eenheden met de coëfficienten toegekend aan de verschillende financieringsgroepen: A=1; B=2; C=3; L=0,67 (acad. lerarenopleiding).
Tabel 10 geeft per faculteit, afzonderlijk per campus en per financieringsgroep de volgende gegevens: hoofdinschrijvingen, financierbare voltijdse eenheden en de overeenstemmende aantallen OBE, ten laste van het Departement Onderwijs. Daarnaast worden ook de aantallen ten laste van de nationaal gebleven kredieten voor ontwikkelingssamenwerking vermeld, alsook het aantal diploma's in VAO's die via een apart 'gesloten enveloppe-systeem' worden betoelaagd. Er is een terugval waar te nemen met 1 380,6 OBE ten opzichte van vorig jaar. In de opleidingen kandidaat arts/tandarts, arts en tandarts stroomt de daling ten gevolge van de toelatingsproef voor deze opleidingen, door naar de hogere jaren in het curriculum. Vergeleken met vorig jaar zijn er 389,5 OBE minder geteld. Gezien de bevriezing van de aantallen voor deze opleidingen wordt dat gedeelte van de daling geneutraliseerd bij de berekening van de werkingstoelage.
28
Katholieke Universiteit Leuven
6.1
Reglementering
De reglementering voor de examencommissies van de Vlaamse gemeenschap is dezelfde als die voor de universitaire examencommissies, uitgezonderd uiteraard die bepalingen die door het besluit van de Vlaamse regering uitdrukkelijk buiten werking zijn gesteld in verband met de overdrachtsvoorwaarden van examencijfers. Enkel in bepaalde faculteiten waar bijzondere werkvormen worden gehanteerd, zoals begeleide practica, excursies enz. stelt zich soms een probleem als de beoordeling hiervan een essentieel onderdeel van het programma uitmaakt. In dat geval nemen sommige studenten een bijkomende inschrijving voor een afzonderlijk vak om toch op de begeleiding een beroep te kunnen doen. Steeds meer studenten met bijzondere problemen (ziekte, handicap enz.) vragen om hun reguliere inschrijving om te zetten in een inschrijving voor de examencommissie van de Vlaamse gemeenschap. 6.2
6. Examencommissie van de Vlaamse gemeenschap
Aantal ingeschreven examinandi
In het totaal schreven zich in 1999-2000 86 studenten (60 mannen en 26 vrouwen) in voor de eerste examenperiode, gespreid over 62 verschillende studiejaren. Voor de tweede examenperiode schreven zich 43 studenten (29 mannen en 14 vrouwen) in, gespreid over 34 studiejaren. Dit is een lichte stijging ten aanzien van vorig academiejaar. Het merendeel van de studenten is Belg (89,5% in de eerste examenperiode, tegenover 7% EU-onderdanen en 3,5% niet-EU-onderdanen; 88,4% Belgen in de tweede examenperiode tegenover 7% EU-onderdanen en 4,6% niet-EU-onderdanen). Naar leeftijd is er een grotere variatie: van studenten geboren in 1942 tot 1981 met een concentratie voor de geboortejaren van 1974 tot 1977. Inzake vooropleiding gaat het in het merendeel van de gevallen (52 op 86 in de eerste examenperiode, 32 op 43 in de tweede) om studenten die eerder met positief resultaat een academisch studiejaar volgden. In beperkte mate ziet men ook studenten die bij herhaling niet slaagden voor het eerste jaar binnen een universitaire formule, en die via deze weg toch nog eens herkansen: 26 op 86 in de eerste examenperiode, 11 op 43 in de tweede schrijven nog altijd in op basis van een diploma van secundair onderwijs. 6.3
Resultaten
De resultaten voor de examencommissie van de Vlaamse gemeenschap zijn niet erg gunstig. In het totaal moest slechts voor 106 personen een beoordeling gegeven worden, gezien 22 personen zich inschreven voor twee examenperiodes van hetzelfde studiejaar en 1 persoon zich inschreef voor twee verschillende studiejaren in twee verschillende examenperiodes. Voor die 106 personen is de verdeling als volgt: - 26 (24,5%) bereikten na één examenperiode een gunstig resultaat; - 14 (13,2%) bereikten na twee examenperiodes een gunstig resultaat; - 51 (48,1%) namen slechts aan één examenperiode deel met negatief resultaat; - 8 (7,5%) bereikten na twee examenperiodes een negatief resultaat; - 6 (5,6%) hebben niet deelgenomen aan de examens, ook al waren ze ingeschreven; - 1 (0,9%) nam deel aan twee examenperiodes voor twee verschillende studiejaren met een gunstig resultaat in de eerste examenperiode, maar negatief in de tweede. De slaagcijfers liggen nog lager dan vorig academiejaar, en blijven onder het gemiddeld slaagcijfer van de reguliere studenten aan de K.U.Leuven. In het totaal reikten de examencommissies van de Vlaamse gemeenschap in 1999-2000 13 diploma's uit (5 eerste cyclus, 8 tweede cyclus). 7.1
Overzicht van de internationale relaties
Ingaande op de aanbevelingen van de in 1999 door de Academische raad goedgekeurde beleidsnota Internationale Relaties werden bijzondere inspanningen geleverd om de aantrekkingskracht van de K.U.Leuven voor buitenlandse studenten en onderzoekers op een blijvend hoog peil te houden, en waar mogelijk te versterken.
7. Internationale relaties
Onderwijs
29
In de loop van het academiejaar 1999-2000 werden alle voortgezette opleidingen bezocht door een interne VAO-expertencommissie. De door de commissie geformuleerde en door de Academische raad goedgekeurde voorstellen en aanbevelingen, o.m. met betrekking tot het optimaliseren van een aantal opleidingen met het oog op een sterkere internationalisering, werden aan de betrokken programmaverantwoordelijken meegedeeld en zullen progressief in de eerstkomende jaren worden geïmplementeerd. Tevens werden gerichte initiatieven genomen om de aanwezigheid van jonge buitenlandse onderzoekers als uitvalsbasis te kunnen gebruiken voor een duurzame samenwerking op langere termijn met kwaliteitsvolle universiteiten in China en LatijnsAmerika. Deze regio’s zullen immers in de toekomst ook op wetenschappelijk vlak een steeds belangrijkere rol gaan spelen. Vanzelfsprekend heeft de K.U.Leuven van zeer nabij de evolutie gevolgd van het nu wel definitief op gang gekomen Bologna-proces. Intern werden de nodige besprekingen gevoerd om zowel op internationaal vlak (bijv. in CRE-verband of bij het overleg binnen de internationale netwerken waarvan de K.U.Leuven deel uitmaakt) als op nationaal vlak (bijv. voorbereiding van standpunt in de Vl.I.R.) duidelijke standpunten te kunnen innemen. De K.U.Leuven zal zich met veel zelfvertrouwen verder in het Bologna-proces inschakelen omdat ze ervan overtuigd is dat ze zich met haar sterk onderzoeksondersteund onderwijs op een aantrekkelijke wijze zal kunnen profileren in de in opbouw zijnde Europese ruimte voor het hoger onderwijs. 7.2 7.2.1
Internationale onderwijsprogramma’s en akkoorden Samenwerkingsovereenkomsten met buitenlandse universiteiten
Na de indeling van de bilaterale akkoorden in A-, B- en C-akkoorden was het academiejaar 1999-2000 het eerste jaar dat de faculteiten zich moesten aanpassen aan de nieuwe financieringswijze die aan het recent geïntroduceerde, dynamische systeem gekoppeld is. Strategisch belangrijke universiteiten (met een A-statuut, d.w.z. volledig centrale financiering van de uitwisselingen) hebben hun reputatie hoog te houden. Bakkoorden (d.w.z. met matched funding vanuit de faculteiten) kunnen door intensifiëring van de contacten trachten een A-statuut te verwerven. Ook facultaire akkoorden (Cstatuut) komen in principe in aanmerking voor een B- of A-statuut, wanneer zowel op het vlak van onderzoek als onderwijs samenwerking op het niveau van de volledige universiteit bestaat. Effecten van het systeem worden dan ook pas verwacht vanaf 20002001. De groep van 22 instellingen waarmee de K.U.Leuven een bilateraal akkoord onderhoudt (zie lijst in jaarverslag 1999) is dus praktisch ongewijzigd gebleven, tenzij de vervanging van het Ministerie van Onderwijs in Taiwan door de National Cheng Kung University (Tainan). Dit was echter uitsluitend te wijten aan de gewijzigde manier van werken van het vermelde ministerie als tussenschakel in een reeds bestaand akkoord. Een aparte groep van bilaterale akkoorden zijn de zgn. Selectieve Bilaterale Akkoorden. In China ging tijdens het academiejaar 1999-2000 een eerste akkoord van start met Beijing Universiteit. Na een grondige selectie uit meerdere kandidaten konden twee topstudenten uit Beijing een doctoraatsopleiding aan de K.U.Leuven starten. Leuvense onderzoekers werden voor een periode van enkele maanden opgevangen in Beijing. De drie andere Chinese partners bereiden eveneens een dergelijke samenwerking met de K.U.Leuven voor. De uitwisseling met Zhejiang Universiteit wordt in het academiejaar 2000-2001 gestart. Vanaf september 2001 zouden dan ook Fudan en Tsinghua (Beijing) bij het uitwisselingsschema aansluiten. Om de Latijns-Amerikaanse aanwezigheid te versterken werd tijdens het academiejaar 1999-2000 voorbereidingen getroffen om met universiteiten uit deze regio een vergelijkbaar schema uit te werken. Vooral op basis van bestaande contacten op onderzoeks- en onderwijsvlak met universiteiten in de regio, werden volgende universiteiten als prioritaire partners voor het SBA Latijns-Amerika aangeduid: - Argentinië: Cordoba , La Plata, Mar del Plata - Bolivia: UMSS Cochabamba - Brazilië: Universidade de Sao Paulo, Campinas - Chili: Universidad de Santiago, Pontificia Universidad Catolica de Chile, Universidad de Chile - Cuba: Universidad van La Habana 30
Katholieke Universiteit Leuven
-
Ecuador: Universidad Catolica de Santiago de Guayaquil, Cuenca Mexico: UNAM Peru: Universidad de Lima, Pontificia Universidad de Lima.
7.2.2
Buitenlandse studenten
Aantallen buitenlandse studenten en scholars in het academiejaar 1999-2000 (per einde academiejaar)
28 7
3
19 28
5 3
10 27 2 2 1
11 13 1 1
2 2
4 15
7 11
92 95
47 40
1
50 17 18 8
18 4 23 1
9 1 153 42 93 6
94 268
7 83
28 588
3 1 79 26 80 1 5 9 352
3 2 1
2 1 2 1
1 1
1 12
0 12
1 1
1 0 2
Totaal
22 5
Vaderlandsloos of onbekend
3 1
Politiek vluchteling
Oceanië
3 1 60 15 168 3 1 21 400
Afrika
6 9
1 1 18 44
Azië
Zuid-Amerika
26 8 1 12 17
Noord-Amerika
91 51 30 99 111 48 28 1 11 7 75 98 1 9 5 103 34 54 20 7 4 887
Oost-Europa
West-Europa
1e kandidatuur 2e kandidatuur 3e kandidatuur 1e licentie/jaar 2e licentie/jaar 3e licentie/jaar 4e licentie/jaar 1e jaar huisarts 2e jaar huisarts 3e jaar huisarts Aanv. opleiding Spec. opleiding Spec. opl. 1e jaar Spec. opl. 2e jaar Lerarenopleiding Doct.-opleiding Doctoraat Navorser Afz. vakken Postac. vorming Niet-universitair Totaal
179 81 31 161 204 53 31 3 12 7 244 303 1 24 8 466 140 438 41 13 164 2 604
Onderwijs
31
Buitenlandse doctorandi 1999-2000 (situatie einde academiejaar)
Godgeleerdheid Kerkelijk Recht H.I. Wijsbegeerte Rechtsgeleerdheid Econ. en Toeg. Econ. Wet. Sociale Wetenschappen Geneeskunde Farmaceutische Wet. Lichamelijke Opv. en Kin. Letteren Psychologie en Ped. Wet. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toeg. Biologische Wet. TOTAAL
Doct. Opl. Doctoraat 68 12 12 2 60 21 10 6 27 5 8 3 50 9 12 1 1 22 12 12 4 67 26 87 20 31 18 466 140
Bursalen -
10 SOROS-bursalen en 4 bursalen in het kader van Oost-Europese Initiatieven van het Onderzoeksfonds uit Oost-Europa.
-
Doctorandusbursalen van het onderzoeksfonds, toegekend aan hoog gekwalificeerde doctorandi meestal in de eindfase van hun doctoraat: 32 doctorandi.
-
Bursalen externe financieringsbronnen: voor master-studenten, predoctorandi, doctorandi, international en visiting scholar. De Commissie Toelatingsbeleid beoordeelt alle aanvragen en kent een juridische kwalificatie toe aan beurs en bursaal. Zij behandelde 660 dossiers in 2000: •
In het kader van ontwikkelingssamenwerking door de VL.I.R. voor institutionele universitaire samenwerking (IUS) en Eigen Initiatieven en beurzen via NGO’s en de Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technologische Bijstand (VVOB): zie rubriek ontwikkelingssamenwerking.
•
Buiten ontwikkelingssamenwerking via fondsen van de Vlaamse Gemeenschap (culturele akkoorden), het FWO, IWT, DWTC, de Interuniversitaire Attractiepolen, toelagen van het Onderzoeksfonds (GOA, OT) ontvangsten van regionale, federale en internationale overheden, ontvangsten van de E.U. en VIS-projecten (Verkennende Internationale Samenwerking), fondsen van IMEC, LRD en de universitaire ziekenhuizen, ontvangsten van de privé-sector en op saldi van projecten.
-
Beurzen van de Vlaamse Gemeenschap: 14 bursalen.
-
DGIS-BTC: 21 bursalen.
VESTA: een geïntegreerd onthaal voor buitenlandse gasten aan de K.U.Leuven Binnen het werkveld van internationaal onthaal van buitenlandse gasten gaat het om een gevarieerd landschap met tal van actoren. Op 1 oktober 1999 is het Bureau Internationaal Onthaal gestart met het eenjarige project VESTA (de Griekse godin van de gastvrijheid) om het onthaal van de buitenlandse gasten aan de K.U.Leuven te optimaliseren. Voorafgaand werd via een enquête geïnformeerd naar de tevredenheid van buitenlandse studenten over het onthaal. In september 2000 lagen de resultaten op tafel: 50% van de buitenlandse studenten blijkt tevreden, 20% heeft kleine, maar overkombare problemen en 30% is niet tevreden. De voorstellen van het Vestarapport werden voorgelegd aan het Gemeenschappelijk bureau en een belangrijk deel is reeds geïmplementeerd. De belangrijkste zijn: zeer strenge bewaking van de instroom (ook financieel), de organisatie van crash courses Engels, veralgemening van de Nederlandse taaleis niveau 5, voldoende hoge beurzen, een sociale sokkel voor de sociale sector voor 32
Katholieke Universiteit Leuven
alle statuten, de instelling van het Steunpunt Vesta, centrale organisatie van de Orientation Days, prioritaire huisvesting voor buitenlandse bursalen uit ontwikkelingslanden in de residenties van Studentenvoorzieningen, kaderuitbreiding voor de housing service voor buitenlandse studenten en last but not least plannen voor de oprichting van een ‘Guesthouse’. 7.2.3
Europese onderwijsprogramma’s
Socrates en ERASMUS Binnen het overkoepelende Socrates-programma blijft ERASMUS (gericht op het hoger onderwijs) de hoofdbrok uitmaken. Het leeuwendeel van de Europese subsidies gaat zoals steeds naar de studentenmobiliteit. Sinds enige jaren vertoont het aantal door Leuven uitgezonden ERASMUS-studenten een licht dalende trend: van 649 in 1995-1996 naar 546 in 1999-2000. De verklaringen hiervoor zijn veelvoudig. De door Europa opgelegde centralisering in de administratieve opvolging van het ERASMUS-dossier leidt tot een verminderde betrokkenheid en motivatie bij de academici in de faculteiten, die in feite toch de dragers en gangmakers van het programma blijven. Anderzijds kunnen we ook vermoeden dat een aantal studenten van andere uitwisselingsmogelijkheden gebruik maakt, zoals de reisbeurzen naar ontwikkelingslanden of allerhande facultaire akkoorden met universiteiten buiten Europa. Ten slotte is het mogelijk dat het ERASMUSprogramma zijn piek heeft bereikt en dat een verdere groei niet verwacht kan worden. Het aantal buitenlandse ERASMUS-studenten dat de K.U.Leuven uitverkiest als bestemming, wisselt sterk van jaar tot jaar. Tijdens 1999-2000 ontving de K.U.Leuven 473 inkomende ERASMUS-studenten, een daling tegenover 1998-1999 (526), maar meer dan in 1997-1998 (455). ERASMUS-studenten per land 1999-2000 Gastland Denemarken Duitsland Estland Finland Frankrijk Griekenland Hongarije Ierland Ijsland Italië Litouwen Nederland Noorwegen Oostenrijk Polen Portugal Roemenië Slovakije Slovenië Spanje Tsjechische Republiek Verenigd Koninkrijk Zweden Zwitserland Totaal
Aantal ERASMUS-studenten Aantal buitenlandse uitgestuurd door de K.U.Leuven ERASMUS-studenten aan de K.U.Leuven 7 24 58 56 / 1 9 16 134 43 9 10 / 6 19 7 / 2 51 51 / 2 41 18 8 7 9 7 3 23 5 18 1 14 / 2 / 2 112 93 / 6 63 29 8 29 9 7 546 473
Onderwijs
33
ERASMUS-studenten per faculteit 1999-2000 Faculteit Aantal uitgezonden ERASMUS-studenten Econ. en Toeg. Econ. Wet. 97 Farmaceutische Wetenschappen 3 Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie 13 Geneeskunde 25 Godgeleerdheid 11 Hoger Instituut Wijsbegeerte 2 Letteren 118 Landb. en Toeg. Biol. Wet. 28 Psychologie en Ped. Wetenschappen 42 Rechtsgeleerdheid 124 Sociale Wetenschappen 31 Toegepaste Wetenschappen 46 Wetenschappen 6 Totaal 546
Aantal buitenlandse ERASMUSstudenten 86 1 26 11 6 5 49 12 17 178 26 41 15 473
Naast de studentenmobiliteit ondersteunt het ERASMUS-programma nog een aantal andere samenwerkingsvormen. Zo stuurde de K.U.Leuven 33 van haar eigen docenten met ERASMUS-financiering naar een buitenlandse universiteit om daar enkele dagen tot weken gastcolleges te geven, en onthaalde zij een evenredig aantal buitenlandse gastdocenten. Verder coördineerde zij vijf intensieve programma’s (IP’s: korte intensieve onderwijsprogramma’s van tien dagen tot drie maanden voor studenten afkomstig uit verschillende landen) en participeerde zij in nog 16 andere IP’s. Een minder bekend luik van het ERASMUS-programma betreft de zogenaamde curriculumontwikkelingsactiviteiten (CD’s). Leuven coördineert zelf twee projecten en neemt deel aan vijf bijkomende CD’s. Verder was de K.U.Leuven nog betrokken bij een aantal Socrates-projecten die buiten het kader van ERASMUS vallen: zij coördineerde twee Comenius-projecten (schoolonderwijs, lerarenopleiding), was als partner betrokken bij twee Lingua-projecten (taalonderwijs), zes projecten voor Open en Afstandsonderwijs, en één project voor Volwassenenonderwijs. De andere Europese onderwijsprogramma’s Het TEMPUS-programma had in 1999-2000 als partnerlanden Albanië, BosniëHerzegovina, Joegoslavië, Kroatië en Macedonië en in de regio van de vroegere Sovjetunie Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Kazachstan, Kyrgyzstan, Moldova, Mongolië, Oekraïene, Oezbekistan, Rusland, Tadzjikistan, Turkmenistan en Wit-Rusland. De K.U.Leuven ontving 10 TEMPUS-studenten uit Roemenië en Rusland in 1999-2000. De Leuvense contacten via projecten zijn vooral geconcentreerd in de universiteiten van Tirana (Albanië), Moskou, Kazan en Sint-Petersburg. Daarnaast is er ook samenwerking met universiteiten in Wit-Rusland, Oekraïene en het Aziatische deel van Rusland. Het Coimbra Group Hospitality Scheme biedt bovendien aan onderzoekers van het vroegere Joegoslavië de mogelijkheid om met een K.U.Leuven-beurs gedurende een maand aansluiting te vinden bij het huidige onderzoek in hun eigen vakgebied. In het kader van het ALFA-programma liepen tijdens het academiejaar 1999-2000 6 projecten met partners in Latijns-Amerika. Door de onderbreking in het ALFAprogramma, omwille van organisatorische problemen bij het programma, is de activiteit in dit programma veel lager dan voorheen. Eén ALFA-student werd geregistreerd aan de K.U.Leuven tijdens voornoemd jaar. De samenwerking met de regio werd door de K.U.Leuven echter op peil gehouden via eigen initiatieven, zoals o.m. het SBA LatijnsAmerika. 34
Katholieke Universiteit Leuven
7.3 7.3.1
Ontwikkelingssamenwerking Studenten uit ontwikkelingslanden
Van de 2 288 tijdens het academiejaar 1999-2000 ingeschreven buitenlandse studenten waren er 949 afkomstig uit erkende ontwikkelingslanden. Bursalen uit ontwikkelingslanden ICPs (Master of Science In Water Resources Engineering (12), Master of Science in Food and Technology (6), Master of Architecture in Human Settlements (10), Master of Science in Molecular Biology (4) ) ABOS-bursalen IRO: masters IRO: doctorandi VL.I.R. – instititutionele samenwerking VL.I.R. – eigen initiatieven VL.I.R./ABOS-projecten VVOB Totaal 7.3.2
32
21 10 52 7 18 3 0 143
Activiteiten op grond van eigen universitaire budgetten
Tijdens het academiejaar 1999-2000 implementeerde de Interfacultaire Raad voor Ontwikkelingssamenwerking verder de vroeger goedgekeurde beleidsnota. Alle geplande interventiecategorieën worden systematisch benut. In 2000 beschikte de IRO over een budget van 28,750 Mio BEF. Studiebeurzen Dit blijft de grootste budgetpost. Hiermee worden studenten uit ontwikkelingslanden in staat gesteld om hier een derdecyclusprogramma en/of een doctoraat af te werken. Meer aandacht wordt besteed aan het veralgemeend opleggen van een predoctorale proef en dus een betere selectie van de kandidaten. 59 beurzen werden ter beschikking gesteld aan postgraduaatstudenten, waarvan 5 een mastersprogramma volgden, 54 een doctoraat. Ondersteuningsprojecten Hiermee wil men extern gefinancierde aansluitend bij reeds lopende projecten de mogelijkheid bieden met een beperkt budget specifieke accenten toe te voegen (bv. een studiedag of publicatie). Prospectiebeurzen Dit is een beurs waardoor een jong ZAP-lid een reeds geconcipieerd samenwerkingsvoorstel ter plaatse kan gaan finaliseren in overleg met de lokale partner, zodat het project beter voorbereid bij een financier kan worden ingediend. Het afgelopen jaar werd slechts 1 aanvraag ingediend en goedgekeurd, tegen 7 aanvragen in 1999. In een meerderheid van de gevallen leidt dit achteraf tot een aanvraag die wordt gehonoreerd met externe financiering. Postdoc fellowships Dit is een interventiecategorie waarbij aan mensen uit ontwikkelingslanden na hun terugkeer de mogelijkheid wordt geboden om voor een korte termijn terug te komen voor recyclage, omdat ter plaatse vaak de nodige literatuur en de nodige contacten ontbreken. Daardoor versterkt men tevens blijvend de samenwerkingsband. Onderwijs
35
Reisbeurzen voor studenten Met deze reisbeurzen wordt de mogelijkheid geboden aan onze eigen studenten om in de opleiding geïntegreerde activititeiten (bv. stage, eindwerk) in een ontwikkelingsland onder goed begeleide omstandigheden te gaan uitvoeren. De K.U.Leuven wenst zo onder zijn studenten de belangstelling voor ontwikkelingssamenwerking te stimuleren. Dit jaar vond voor de derde keer een oproep en selectie plaats. De interesse bleef zeer hoog. Op een totaal van 62 ontvankelijke aanvragen werden 55 reisbeurzen toegekend. Kleine projecten Hiermee worden een aantal kleinschalige projecten gefinancierd, zoals het project medische hulp met Kinshasa, recyclage van artsen in Zuid-Amerika en ad hoc-ondersteuning van de Facultés Catholiques te Kinshasa. Er werd beslist een deel van dit budget - 400 000 BEF - in de toekomst te reserveren voor een netwerksamenwerking met twee universiteiten in Congo: Université de Kinshasa (UNIKIN) en Université Catholique de Bukavu (UCB). 7.3.3
Samenwerking in het kader van externe financiering
Het academiejaar 1999-2000 was een jaar van consolidering in de context van de VL.I.R.-samenwerkingsprogramma's. De middelen voor universitaire samenwerking worden nu niet meer rechtstreeks door het vroegere ABOS, nu DGIS en BTC, aan de universiteiten toegewezen, maar gebundeld in programma's die gestuurd worden via de VL.I.R. De klemtoon van de interuniversitaire samenwerking ligt nu hoofdzakelijk op de ‘institutionele samenwerking’. Het grootste deel van het budget gaat naar een beperkt aantal partners overzee. In de onderstaande tabel wordt weergegeven welke partners zijn gekozen, welke Vlaamse universiteit namens de andere universiteiten de activiteiten coördineert en welk de coëfficiënt van de partner is (m.a.w. of er op jaarbasis effectief ongeveer 30 mio wordt besteed of slechts een fractie ervan).
Partneruniversiteit Bolivia : Universidad Mayor San Simon (Cochabamba) Zambia : University of Zambia (Lusaka) Tanzania : Sokoine Agricultural University (Morogoro) Tanzania : University of Dar-es-Salaam Zimbabwe : University of Zimbabwe (Harare) Kenya : University of Nairobi Vietnam : Can Tho University Vietnam : Hanoi University of Technology Filipijnen : samenwerkingsverband Saint Louis University/Benguet State University Ecuador : ESPOL (Guayaquil) Zuidelijk Afrika : 3 netwerkactiviteiten
Vlaamse coördinator K.U.Leuven RUG UA UA K.U.Leuven VUB RUG VUB K.U.Leuven RUG K.U.Leuven/ RUG/UA
Coëff.
Start
1 1 0,75 0,75 1 1 1 0,5 1
1997 1997 1997 1998 1998 1998 1998 1998 1999
1 0,5
1999 1999
De samenwerking met Cochabamba kent inhoudelijk een hoge vlucht. Zij situeert zich nu hoofdzakelijk in de positieve wetenschappen, maar werd voorzichtig uitgebreid naar de humane wetenschappen vanaf 2000. De samenwerking met de University of Zimbabwe bestaat hoofdzakelijk uit investeringen in computernetwerken, naast twee wetenschappelijke componenten. Ook hier verloopt in het algemeen de samenwerking erg vlot. Voor de Filipijnen is er de bijkomende complexiteit van het samenwerken met twee partners, de ene een vrije universiteit, de andere een staatsuniversiteit. Ook in het tweede jaar verliep de samenwerking echter vlot. In de samenwerkingsprogramma's gecoördineerd door de andere universiteiten neemt de K.U.Leuven inhoudelijk vaak slechts beperkt deel. Uitzonderingen hierop vormen de Tanzaniaanse en Vietnamese programma's. 36
Katholieke Universiteit Leuven
De grootste omzet van samenwerking werd in 1999-2000 nog altijd gerealiseerd via het kanaal van de ‘Eigen Initiatieven’. De overheid stelt daarvoor via ABOS (oude lopende projecten) en via de Vl.I.R. (nieuwere projecten) fondsen ter beschikking waarmee de universiteiten in duur en omvang beperkte samenwerkingsprojecten in de Derde Wereld kunnen uitvoeren. Bij de aanvang van 2000 was de K.U.Leuven met dergelijke projecten nog actief in Bangladesh, Burkina Faso, China (2x), Congo (4x), Cuba (2x), Ecuador (4x), India, Ivoorkust (3x), Kenya, Mexico, Peru, Tanzania (3x), Thailand (2x), Vietnam (4x) en Zambia. Bij de selectieronde 2001 scoorde de K.U.Leuven vrij goed (5 van de 10 goedgekeurde projecten), zodat men mag verwachten dat onze activiteit - na de goedkeuring door de overheid - nog substantieel wordt verhoogd. Voor de oproep 2002 werden reeds 19 dossiers ingediend, waarvan verschillende netwerkinitiatieven in Congo. In 1998 heeft de Vl.I.R. een uitgebreide evaluatie van de Internationale Cursusprogramma's uitgevoerd. Dat zijn onderwijsprogramma's die hoofdzakelijk gericht zijn op ontwikkelingsrelevante thema's en bedoeld zijn voor studenten uit ontwikkelingslanden. De Leuvense ICP's scoorden goed tot zeer goed. Het betreft: Water Resources Engineering, Postharvest and Food Preservation Engineering, Molecular Biology en Human Settlements. In een eigen ABOS-evaluatie die erop volgde deden onze programma's het ook goed tot zeer goed. Problematisch was wel dat de ABOS-evaluatie voor opleidingen van andere universiteiten de Vl.I.R.-evaluatie tegensprak. Dit betekent dat men uiteindelijk zonder verregaande conclusie alle opleidingen is blijven verder financieren. De middelen voor de bestaande opleidingen worden daardoor (te) sterk verdund. Evenmin blijft er daardoor beleidsruimte voor nieuwe initiatieven. De Vl.I.R. heeft zich voorgenomen tegen 2002 nieuwe ruimte te creëren op grond van een nieuwe evaluatie, die in het najaar 2000 heeft plaatsgevonden. De resultaten worden bekendgemaakt in 2001. Te vermelden is verder de actieve participatie van de K.U.Leuven in het Noord-actiesprogramma van de Vl.I.R. (verscheidene projecten beleidsvoorbereidend onderzoek, congresbetoelaging, reisbeurzenprogramma - zie hoger). Met betrekking tot het beurzentoekenningsprogramma van de Vl.I.R. blijven evenals voor andere programma's de complexe administratie en de sterke voorfinanciering door onze universiteit permanente pijnpunten. Ten slotte kan erop gewezen worden dat de K.U.Leuven ook beperkt actief blijft in de wetenschappelijke begeleiding van een aantal NGO's. Het meest actief gebeurt dit voorlopig in het kader van het Aaron-samenwerkingsverband, waaraan de NGO's Act, Ieder voor Allen en Form participeren, evenals ontwikkelingsorganisaties als het Felixfonds en Go & Do. Verder lopen er hernieuwde samenwerkingsovereenkomsten met Wereldsolidariteit en Broederlijk Delen.
Onderwijs
37
Tabel 1.
Evolutie totale studentenpopulatie K.U.Leuven (situatie op 1.2.2000)
Studiegebied Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
95-96 442 546 1 644 896 561 3 298 2 634 2 951 1 290 576 1 270 2 033 2 551 1 544 3 289 332 686 471 27 014
96-97 486 541 1 746 955 563 3 338 2 664 2 821 1 361 646 1 251 2 053 2 500 1 464 3 242 323 684 488 27 126
Aantallen 97-98 517 558 1 717 930 577 3 246 2 612 2 695 1 385 690 1 237 2 171 2 542 1 451 3 028 289 685 483 26 813
98-99 519 518 1 816 950 554 3 102 2 603 2 665 1 409 662 1 231 2 194 2 504 1 427 2 785 262 670 497 26 368
99-00 535 512 1 808 928 562 2 920 2 646 2 684 1 583 560 1 238 2 148 2 507 1 409 2 610 235 626 664 26 175
95-96 1,6% 2,0% 6,1% 3,3% 2,1% 12,2% 9,8% 10,9% 4,8% 2,1% 4,7% 7,5% 9,4% 5,7% 12,2% 1,2% 2,5% 1,7% 100%
Procentuele verdeling 96-97 97-98 98-99 99-00 1,8% 1,9% 2,0% 2,0% 2,0% 2,1% 2,0% 2,0% 6,4% 6,4% 6,9% 6,9% 3,5% 3,5% 3,6% 3,5% 2,1% 2,2% 2,1% 2,1% 12,3% 12,1% 11,8% 11,2% 9,8% 9,7% 9,9% 10,1% 10,4% 10,1% 10,1% 10,3% 5,0% 5,2% 5,3% 6,0% 2,4% 2,6% 2,5% 2,1% 4,6% 4,6% 4,7% 4,7% 7,6% 8,1% 8,3% 8,2% 9,2% 9,5% 9,5% 9,6% 5,4% 5,4% 5,4% 5,4% 12,0% 11,3% 10,6% 10,0% 1,2% 1,1% 1,0% 0,9% 2,5% 2,6% 2,5% 2,4% 1,8% 1,8% 1,9% 2,5% 100% 100% 100% 100%
Onderwijs
95-96 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
96-97 110 99 106 107 100 101 101 96 106 112 99 101 98 95 99 97 100 104 100
Index 97-98 117 102 104 104 103 98 99 91 107 120 97 107 100 94 92 87 100 103 99
98-99 117 95 110 106 99 94 99 90 109 115 97 108 98 92 85 79 98 106 98
99-00 121 94 110 104 100 89 100 91 123 97 97 106 98 91 79 71 91 141 97
Tabel 2. Totale studentenpopulatie K.U.Leuven naar regime, geslacht en nationaliteit (19992000) (situatie op 1.2.2000) Aantallen Studiegebied Volt. Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
321 324 1 568 771 499 2 835 2 368 2 479 1 463 468 1 215 1 570 2 016 1 171 2 319 196 555 628 22 766
Regime Deelt. Deelt. dl 1 dl 2 47 19 15 12 8 7 9 6 12 3 25 7 122 22 46 44 16 14 42 44 3 2 19 9 47 34 3 1 10 9 19 19 2 9 9 454 261
N.v.t. (1) 148 161 225 142 48 53 134 115 90 6 18 550 410 234 272 1 69 18 2 694
Geslacht Man Vrouw 374 327 619 457 214 1 356 636 1 660 718 130 522 1 318 1 956 762 1 109 96 162 221 12 637
Belg
Nationaliteit EU Ander
161 336 39 185 296 37 1 189 1 684 34 471 793 17 348 532 11 1 564 2 818 57 2 010 2 556 34 1 024 2 461 90 865 1 515 24 430 542 3 716 1 190 39 830 1 979 44 551 2 267 50 647 1 274 16 1 501 2 216 273 139 198 28 464 596 4 443 634 16 13 538 23 887 816
160 179 90 118 19 45 56 133 44 15 9 125 190 119 121 9 26 14 1 472
Totaal
535 512 1 808 928 562 2 920 2 646 2 684 1 583 560 1 238 2 148 2 507 1 409 2 610 235 626 664 26 175
Percentages Studiegebied
Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
Regime Voltijds Deelt. Deelt. N.v.t. dl 1 dl 2 (1) 60,0% 8,8% 3,6% 27,7% 63,3% 2,9% 2,3% 31,4% 86,7% 0,4% 0,4% 12,4% 83,1% 1,0% 0,6% 15,3% 88,8% 2,1% 0,5% 8,5% 97,1% 0,9% 0,2% 1,8% 89,5% 4,6% 0,8% 5,1% 92,4% 1,7% 1,6% 4,3% 92,4% 1,0% 0,9% 5,7% 83,6% 7,5% 7,9% 1,1% 98,1% 0,2% 0,2% 1,5% 73,1% 0,9% 0,4% 25,6% 80,4% 1,9% 1,4% 16,4% 83,1% 0,2% 0,1% 16,6% 88,9% 0,4% 0,3% 10,4% 83,4% 8,1% 8,1% 0,4% 88,7% 0,3% 0,0% 11,0% 94,6% 1,4% 1,4% 2,7% 87,0% 1,7% 1,0% 10,3%
Geslacht Man Vrouw 69,9% 63,9% 34,2% 49,2% 38,1% 46,4% 24,0% 61,8% 45,4% 23,2% 42,2% 61,4% 78,0% 54,1% 42,5% 40,9% 25,9% 33,3% 48,3%
30,1% 36,1% 65,8% 50,8% 61,9% 53,6% 76,0% 38,2% 54,6% 76,8% 57,8% 38,6% 22,0% 45,9% 57,5% 59,1% 74,1% 66,7% 51,7%
Belg
Nationaliteit Totaal Ander EU
62,8% 57,8% 93,1% 85,5% 94,7% 96,5% 96,6% 91,7% 95,7% 96,8% 96,1% 92,1% 90,4% 90,4% 84,9% 84,3% 95,2% 95,5% 91,3%
(1) Niet van toepassing (bvb. doctorandi, doctoraatsopleiding, afzonderlijke vakken, navorsers)
7,3% 7,2% 1,9% 1,8% 2,0% 2,0% 1,3% 3,4% 1,5% 0,5% 3,2% 2,0% 2,0% 1,1% 10,5% 11,9% 0,6% 2,4% 3,1%
29,9% 35,0% 5,0% 12,7% 3,4% 1,5% 2,1% 5,0% 2,8% 2,7% 0,7% 5,8% 7,6% 8,4% 4,6% 3,8% 4,2% 2,1% 5,6%
100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%
Tabel 3. Totale studentenpopulatie K.U.Leuven naar leeftijd (1999-2000) (toestand op 1.2.2000) Studiegebied
Leeftijdscategorie 17j
Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal - aantallen Totaal - procentuele verdeling
1 13 2 1 8 8 9 5 1 5 6 18 4 10 2 4 97 0,4%
18j 27 29 288 115 70 451 495 478 248 29 241 318 349 217 136 17 84 204 3 796 14,5%
19j 35 32 311 123 76 385 417 416 258 42 247 307 329 210 176 12 87 99 3 562 13,6%
20j 55 35 274 202 91 457 313 363 229 17 192 278 349 208 218 23 98 76 3 478 13,3%
21j
22j
23j
24j
36 39 339 178 82 501 326 358 250 86 206 255 294 174 325 37 85 69 3 640 13,9%
38 24 227 118 82 483 363 423 235 75 170 258 317 193 280 36 105 83 3 510 13,4%
47 32 110 62 45 285 229 237 140 75 81 174 192 99 372 29 64 44 2 317 8,9%
36 18 59 37 26 147 122 115 74 53 24 136 132 56 294 22 36 20 1 407 5,4%
25j
26-29j
30jen+
Totaal
30 25 26 22 17 64 80 53 32 30 17 85 106 38 205 12 18 16 876 3,3%
82 45 56 36 39 77 134 128 43 61 28 206 263 121 395 21 23 34 1 792 6,8%
148 233 105 33 33 62 159 104 69 91 27 125 158 89 199 26 24 15 1 700 6,5%
535 512 1 808 928 562 2 920 2 646 2 684 1 583 560 1 238 2 148 2 507 1 409 2 610 235 626 664 26 175 100,0%
Tabel 4.
Generatiestudenten K.U.Leuven (1999-2000) (toestand op 1.2.2000)
Studiegebied Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
Regime Volt. Deelt. 45 15 42 326 143 114 516 579 535 320 33 290 366 339 227 150 17 87 239 4 368
1 2
1 1
2
1 23
Geslacht Man Vrouw 35 25 13 29
Belg 45 37
Nationaliteit EU And. 2 13 5
84 64 46 235 99 317 117 1 125
242 80 70 281 480 219 204 32 165
323 144 115 510 573 524 314 33 285
2
1
1 3 5 6 3
3 1 6 4
229 266 122 66 7 18 63 1 907
139 73 105 84 10 69 177 2 484
361 334 223 136 15 83 230 4 285
5 3 2 14 2 3 8 64
5 2 2 2
1 2 42
Totaal
Regime Geslacht Nationaliteit Volt. Deelt. Man Vrouw Belg EU And. 75% 25% 58% 42% 75% 3% 22% 100% 0% 31% 69% 88% 0% 12%
Totaal
326 144 116 516 579 536 321 33 290
100% 99% 98% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
0% 1% 2% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
26% 44% 40% 46% 17% 59% 36% 3% 43%
74% 56% 60% 54% 83% 41% 64% 97% 57%
99% 100% 99% 99% 99% 98% 98% 100% 98%
1% 0% 1% 1% 1% 1% 1% 0% 2%
0% 0% 0% 1% 0% 1% 1% 0% 0%
7,4% 3,3% 2,6% 11,8% 13,2% 12,2% 7,3% 0,8% 6,6%
368 339 227 150 17 87 240 4 391
99% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 99%
1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 1%
62% 78% 54% 44% 41% 21% 26% 43%
38% 22% 46% 56% 59% 79% 74% 57%
98% 99% 98% 91% 88% 95% 96% 98%
1% 1% 1% 9% 12% 3% 3% 1%
1% 1% 1% 0% 0% 1% 1% 1%
8,4% 7,7% 5,2% 3,4% 0,4% 2,0% 5,5% 100%
60 42
1,4% 1,0%
Tabel 5a. Generatiestudenten K.U.Leuven naar vooropleiding secundair onderwijs (1999-2000) (toestand op 1/2/2000) 98-99
99-00
Verschil
% in 99-00
94 -244 -1 -2 -24 5 -36 12 -19 -13
25,7% 17,9% 10,1% 8,7% 7,5% 6,6% 6,2% 4,9% 4,5% 4,2% 2,1% 1,3% 0,4%
Nieuw Stelsel Wetenschappen-wiskunde Latijn-wiskunde Latijn-moderne talen Latijn-wetenschappen Economie-moderne talen Grieks-latijn Economie-wiskunde Menswetenschappen Moderne talen-wetenschappen Moderne talen-wiskunde Grieks-wiskunde Sportwetenschappen Grieks-wetenschappen ASO zonder verdere specificatie Totaal ASO - nieuw stelsel
955 974 412 358 331 266 288 188 201 184 87 52 16 3 4 315
1 049 730 411 356 307 271 252 200 182 171 87 52 17 4 085
1 -3 -230
Algemeen SO Technisch SO Kunst SO Beroeps SO Buitenlands diploma SO Overige SO Totaal Nieuw Stelsel Oud Stelsel Algemeen Totaal
4 315 132 26 2 104 26 4 605 35 4 640
4.085 144 27 6 76 28 4.366 25 4.391
-230 12 1 4 -28 2 -239 -10 -249
93,0% 93,0% 3,3% 0,6% 0,1% 1,7% 0,6% 99,4% 0,6% 100,0%
Tabel 5b. Generatiestudenten met hogeschool vooropleiding (1999-2000) (toestand per 1.2.2000) N 1 CYCLUS Architectuur Gezondheidszorg Handelswet en bedrijfskunde Industriële wet en technol Kerkelijke wetenschappen Muziek en dramatische kunst Onderwijs Biotechniek Sociaal-agogisch werk Totaal 1 cyclus 2 CYCLI Architectuur Handelswet en bedrijfskunde Muziek en dramatische kunst Industriële wetenschappen Toegepaste taalkunde Totaal 2 cycli Buitenlands Franstalige Gem. TOTAAL
98-99 1 9 15 3
% 99-00 3 7 14 4
98-99 2,5% 22,5% 37,5% 7,5%
99-00 6,7% 15,6% 31,1% 8,9%
1 10 2 4 45
2,5% 12,5%
2,2% 22,2%
15,0% 63,5%
8,9% 60,0%
1 3 2
7
20,0% 60,0% 40,0%
87,5%
5 18
1 8 22
7,9% 28,6%
12,5% 10,7% 29,3%
63
75
1 5 6 40
100%
100%
Tabel 6. Nieuwe niet-generatiestudenten K.U.Leuven (1999-2000) (toestand op 1.2.2000) Gesorteerd volgens aantal in 1e jaar van 2e cyclus
1e Cyc. Rechten, Notariaat en Criminol. Wet Geneeskunde Econ. en Toeg. Econ. Wet. Pol. en Soc. Wet. Wetenschappen Geschiedenis Psychologie en Pedagogische Wet. Taal- en Letterkunde Toegepaste Biol. Wet. Tandheelkunde Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Farmaceutische Wetenschappen Godg., Godsdienstwet. en Kerk. Recht Lich. Opv, Motor Reval en Kinesi. Toegepaste Wetenschappen Archeologie en Kunstwetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
13 4 11 5 8 2 12 6 2 0 4 3 1 3 3 2 4 7 90
1e lic/ jaar 64 56 42 42 33 31 22 21 19 16 8 4 2 1 1 1
363
Rest Leraren 2e Cycl. opl. 10 2 1 0 0 0 4 0 1 0 0 1 0 0 0 0 1 0 0 0 1 1 1 0 0 1 13 11
Aanv. Opl 3 11 22 13 1 13 5 4 3 10
5 6 96
Spec. Opl. 4 2 9 1 3 2
Doct Opl.
Doct.
3 1 4 1 1
8 6
2 2
5
6 23 1
2 2
70
15
3
Rest
TOT.
4 3 3 2 3 0 16 4 0 0 4 0 0 0 0 1 0 0 40
98 71 76 73 68 38 64 42 34 20 19 23 3 4 11 36 7 14 701
1e Jaar Rest 2e Cycl. 64 34 56 15 42 34 42 31 33 35 31 7 22 42 21 21 19 15 16 4 8 11 4 19 2 1 1 3 1 10 1 35 0 7 0 14 363 338
Totaal 98 71 76 73 68 38 64 42 34 20 19 23 3 4 11 36 7 14 701
Tabel 7. Grenslandenverkeer – overzicht (1999-2000) (toestand op 1.2.2000)
Nationaliteit Nederlanders Fransen Duitsers Belgen-Waals Gewest Totaal
België 336 68,0% 14 48,3% 32 57,1% 208 590
Eigen land 152 30,8% 12 41,4% 22 39,3% 186
Ander 6 1,2% 3 10,3% 2 3,6% 11
Totaal 494 100,0% 29 100,0% 56 100,0% 579
Tabel 8a. Examenresultaten per opleiding en studiejaar (1999-2000) (situatie einde academiejaar) G = Geslaagd NI = niet ingeschreven voor de examens Tot = Totaal aantal studenten ingeschreven op de rol Studiegebied
1e Kandidatuur Generatie G
Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
20 22 147 76 44 201 258 217 176 18 154 168 235 112 138 14 50 127 2 177
NI 7 8 46 15 6 112 16 54 13 5 23 25 10 8 3 3 10 19 383
2e Kandidatuur
Andere Tot
G
61 43 334 150 118 530 587 544 329 38 308 382 339 234 152 19 89 247 4 504
11 7 69 18 28 96 130 124 72 11 70 65 55 39 8 2 16 38 859
NI
Tot 7 3 16 6 5 30 9 11 2 1 4 9 4 2 1
4 114
3e Kandidatuur
Totaal
33 15 133 48 60 197 197 200 138 17 112 138 78 59 20 3 20 79 1 547
G 31 29 216 94 72 297 388 341 248 29 224 233 290 151 146 16 66 165 3 036
NI 14 11 62 21 11 142 25 65 15 6 27 34 14 10 4 3 10 23 497
Tot 94 58 467 198 178 727 784 744 467 55 420 520 417 293 172 22 109 326 6 051
G 54 57 268 133 73 353 331 330 246 70 174 256 296 177 188 16 85 70 3 177
NI
Tot 6 3 3 1 3 8 11 1 6 5 3 4 4 1 2 2 63
80 65 292 149 98 467 409 394 329 106 232 320 365 215 225 19 115 81 3 961
G
NI
Tot
214
250
214
250
Tabel 8b.
Percentage geslaagden per opleiding en studiejaar (1999-2000) (situatie einde academiejaar)
De percentages hebben betrekking op het aantal geslaagden t.o.v. het aantal ingeschrevenen op de rol. Studiegebied
Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
1e Kandidatuur
Gen 32,8% 51,2% 44,0% 50,7% 37,3% 37,9% 44,0% 39,9% 53,5% 47,4% 50,0% 44,0% 69,3% 47,9% 90,8% 73,7% 56,2% 51,4% 48,3%
And 33,3% 46,7% 51,9% 37,5% 46,7% 48,7% 66,0% 62,0% 52,2% 64,7% 62,5% 47,1% 70,5% 66,1% 40,0% 66,7% 80,0% 48,1% 55,5%
Tot 33,0% 50,0% 46,3% 47,5% 40,4% 40,9% 49,5% 45,8% 53,1% 52,7% 53,3% 44,8% 69,5% 51,5% 84,9% 72,7% 60,6% 50,6% 50,2%
2e Kan.
67,5% 87,7% 91,8% 89,3% 74,5% 75,6% 80,9% 83,8% 74,8% 66,0% 75,0% 80,0% 81,1% 82,3% 83,6% 84,2% 73,9% 86,4% 80,2%
3e Kan.
85,6%
85,6%
1e Lic.
85,7% 98,9% 97,2% 95,7% 98,9% 86,7% 95,5% 89,8% 95,8% 95,3% 95,0% 93,2% 95,2% 96,2% 97,2% 100,0% 87,9% 93,7% 93,6%
2e Lic. 3e Lic.
70,5% 93,5% 91,1% 86,8% 78,3% 94,9% 98,1% 95,0% 94,6% 96,4% 97,9% 96,0% 96,0% 97,0% 98,1% 94,4% 98,0% 87,3% 94,1%
4e Lic.
Enige Huis- Lerareno Lic. arts (3e pl. jr) 38,7% 100,0% 92,9% 85,2%
98,8% 95,4% 95,2%
92,0%
96,9% 98,9% 98,6% 95,1% 99,0%
100,0%
97,5%
100,0%
99,2%
92,0%
99,2%
81,9% 84,8% 78,9% 75,3% 87,7% 96,3% 69,5% 65,9% 87,1% 100,0% 100,0% 100,0% 97,6% 79,4%
Aanv. Opl
40,0% 78,4% 53,8% 91,8% 100,0% 92,4% 80,0% 95,0% 100,0% 80,4% 81,4% 85,7% 62,6% 100,0% 100,0% 86,1%
Spec. Opl
100,0% 87,5% 98,6% 96,4% 100,0% 92,3% 95,8% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 97,4% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 97,8%
Tabel 9a.
Diploma's K.U.Leuven naar studiegebied en niveau (1999-2000) Aantallen
Studiegebied
Kand.
Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
63 55 269 132 74 348 328 328 246 70 174 257 296 177 215 16 85 70 3 203
Acad. Opl. 62 123 317 159 83 508 368 388 229 129 231 263 311 188 400 39 100 71 3 969
Voort Ac Opl 13 4 32 52 7 100 62 340 154 66 99 89 152 76 54 36 28 41 1 405
Ler.opl 11 29 128 56 23 14 53 9 8 24 88 65 7 9 4 0 2 1 531
Percentages horizontaal Doct.
TOT.
11 14 7 11 2 6 8 5 4 2 5 78 58 50 38 1 7 2 309
160 225 753 410 189 976 819 1 070 641 291 597 752 824 500 711 92 222 185 9 417
Kand. 39% 24% 36% 32% 39% 36% 40% 31% 38% 24% 29% 34% 36% 35% 30% 17% 38% 38% 34%
Acad. Voort Ler.- Doct. Opl. Ac Opl opl 39% 8% 7% 7% 55% 2% 13% 6% 42% 4% 17% 1% 39% 13% 14% 3% 44% 4% 12% 1% 52% 10% 1% 1% 45% 8% 6% 1% 36% 32% 1% 0% 36% 24% 1% 1% 44% 23% 8% 1% 39% 17% 15% 1% 35% 12% 9% 10% 38% 18% 1% 7% 38% 15% 2% 10% 56% 8% 1% 5% 42% 39% 0% 1% 45% 13% 1% 3% 38% 22% 1% 1% 42,1% 14,9% 5,6% 3,3%
Percentages vertikaal TOT. 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Kand. Acad. Voort Ler.-opl Doct. TOT. Opl. Ac Opl 2% 2% 1% 2% 4% 2% 2% 3% 0% 5% 5% 2% 8% 8% 2% 24% 2% 8% 4% 4% 4% 11% 4% 4% 2% 2% 0% 4% 1% 2% 11% 13% 7% 3% 2% 10% 10% 9% 4% 10% 3% 9% 10% 10% 24% 2% 2% 11% 8% 6% 11% 2% 1% 7% 2% 3% 5% 5% 1% 3% 5% 6% 7% 17% 2% 6% 8% 7% 6% 12% 25% 8% 9% 8% 11% 1% 19% 9% 6% 5% 5% 2% 16% 5% 7% 10% 4% 1% 12% 8% 0% 1% 3% 0% 0% 1% 3% 3% 2% 0% 2% 2% 2% 2% 3% 0% 1% 2% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Tabel 9b. Diploma's K.U.Leuven naar studiegebied en geslacht (1999-2000) Aantallen Studiegebied Kandidaat Acad. Opl M V M V
43 Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen 25 Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht 79 Taal- en Letterkunde 76 Geschiedenis 27 Archeologie en Kunstwetenschappen 145 Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. 57 Psychologie en Pedagogische Wet. 174 Economische en Toegep. Econ. Wet. 100 Politieke en Sociale Wetenschappen 9 Sociale Gezondheidswetenschappen 71 Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. 150 Wetenschappen 239 Toegepaste Wetenschappen 85 Toegepaste Biologische Wetenschappen 83 Geneeskunde 5 Tandheelkunde 19 Farmaceutische Wetenschappen 22 Gecombineerde studiegebieden 1 409 Totaal
Vrtgez. Ac. Opl M V
Lerarenopl. M V
Doctoraat M V
20 30 190 56 47 203 271 154 146 61 103
42 81 96 77 30 243 89 243 111 18 99
20 42 221 82 53 265 279 145 118 111 132
8 2 11 16 4 48 27 227 74 31 29
5 2 21 36 3 52 35 113 80 35 70
6 9 32 23 4 2 9 3 3 5 36
5 20 96 33 19 12 44 6 5 19 52
7 14 5 9
107 57 92 132 11 66 48 1 794
145 249 102 174 16 33 23 1 871
118 62 86 226 23 67 48 2 098
63 92 52 29 17 9 11 750
26 60 24 25 19 19 30 655
13 2 5 2
52 5 4 2
49 47 22 23
154
2 1 377
2 1 197
4 5 4 2 1 2
TOTAAL M V
4 2 2 2 2 3 1 2 1 3
106 131 223 201 65 442 187 651 290 64 237
54 94 530 209 124 534 632 419 351 227 360
29 11 28 15 1 5 1 112
420 629 266 311 38 63 57 4381
332 195 234 400 54 159 128 5036
Tabel 9b. Diploma's K.U.Leuven naar studiegebied en geslacht (1999-2000 - vervolg) Percentages Studiegebied Kandidaat Acad. Opl Vrtgez. Ac. Opl M V M V M V
Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen Godgeleerdh., Godsd.wet. en Kerk. Recht Taal- en Letterkunde Geschiedenis Archeologie en Kunstwetenschappen Rechten, Notariaat en Criminol. Wet. Psychologie en Pedagogische Wet. Economische en Toegep. Econ. Wet. Politieke en Sociale Wetenschappen Sociale Gezondheidswetenschappen Lichamel. Opv., Motor. Reval. en Kinesith. Wetenschappen Toegepaste Wetenschappen Toegepaste Biologische Wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Farmaceutische Wetenschappen Gecombineerde studiegebieden Totaal
68% 45% 29% 58% 36% 42% 17% 53% 41% 13% 41%
32% 55% 71% 42% 64% 58% 83% 47% 59% 87% 59%
68% 66% 30% 48% 36% 48% 24% 63% 48% 14% 43%
32% 34% 70% 52% 64% 52% 76% 37% 52% 86% 57%
62%
38%
34% 31% 57% 48% 44% 67% 48% 47% 29%
66% 69% 43% 52% 56% 33% 52% 53% 71%
58% 81% 48% 39% 31% 22% 31% 44%
42% 19% 52% 61% 69% 78% 69% 56%
55% 80% 54% 44% 41% 33% 32% 47%
45% 20% 46% 57% 59% 67% 68% 53%
71% 61% 68% 54% 47% 32% 27% 53%
29% 39% 32% 46% 53% 68% 73% 47%
Lerarenopl. M V
Doctoraat M V
TOTAAL M V
55% 31% 25% 41% 17% 14% 17% 33% 38% 21% 41%
45% 64% 69% 100% 75% 71% 59% 82% 83% 0% 86% 67% 83% 63% 67% 80% 63% 50% 79% 50% 59% 40%
36% 0% 29% 18% 100% 33% 38% 20% 50% 50% 60%
66% 58% 30% 49% 34% 45% 23% 61% 45% 22% 40%
34% 42% 70% 51% 66% 55% 77% 39% 55% 78% 60%
20% 29% 56% 50%
80% 71% 44% 50%
0% 0% 29%
100% 100% 71%
37% 19% 56% 39% 100% 71% 50% 36%
56% 76% 53% 44% 41% 28% 31% 47%
44% 24% 47% 56% 59% 72% 69% 53%
63% 81% 44% 61% 0% 29% 50% 64%
Tabel 10. Telling financierbare studenten per 1/2/2000 Faculteit en financieringsgroep Godgeleerdheid A Kerkelijk Recht A Hoger Inst. Wijsbeg. Leuven A Hoger Inst. Wijsbeg. Kortrijk A Rechtsgeleerdheid Leuven A Rechtsgeleerdheid Kortrijk A Econ. en Toeg.Econ.Wet Leuven A Econ. en Toeg.Econ.Wet Kortrijk A Sociale Wetenschappen A Letteren Leuven A Letteren Kortrijk A Psychol. en Pedag. Wetensch. A HUMANE WETENSCHAPPEN Leuven A HUMANE WETENSCHAPPEN Kortrijk A HUMANE WETENSCHAPPEN A Wetenschappen Leuven A Wetenschappen Leuven B Wetenschappen Kortrijk B Toegepaste Wetenschappen A Toegepaste Wetenschappen B Toegepaste Wetenschappen C Landb. en Toeg.Biol.Wet. A Landb. en Toeg.Biol.Wet. B Landb. en Toeg.Biol.Wet. C EXACTE WETENSCHAPPEN Leuven A EXACTE WETENSCHAPPEN Leuven B EXACTE WETENSCHAPPEN Leuven C EXACTE WETENSCHAPPEN Leuven Tot EXACTE WETENSCHAPPEN Kortrijk B EXACTE WETENSCHAPPEN A EXACTE WETENSCHAPPEN B EXACTE WETENSCHAPPEN C EXACTE WETENSCHAPPEN Tot Geneeskunde Leuven A Geneeskunde Leuven B Geneeskunde Leuven C Geneeskunde Kortrijk B Farmaceutische Wetenschappen A Farmaceutische Wetenschappen B Farmaceutische Wetenschappen C Lichamel.Opvoeding en Kinesith. A Lichamel.Opvoeding en Kinesith. B BIOMEDISCHE WETENSCH. Leuven A BIOMEDISCHE WETENSCH. Leuven B BIOMEDISCHE WETENSCH. Leuven C BIOMEDISCHE WETENSCH. Leuven Tot BIOMEDISCHE WETENSCH. Kortrijk B BIOMEDISCHE WETENSCH. A BIOMEDISCHE WETENSCH. B BIOMEDISCHE WETENSCH. C BIOMEDISCHE WETENSCH. Tot
OBE
GAS
273,3 10,5 253,0 5,5 2 510,9 164,0 1911,6 111,0 1222,5 2764,4 198,5 2 237,9 11 184,1
5,0 0,0 11,0 0,0 55,0 0,0 133,0 0,0 104,0 99,0 0,0 43,0 450,0
0,0 0,0 0,0 0,0 23,0 0,0 130,0 0,0 9,0 52,0 0,0 39,0 253,0
50 6 31 0 2 0 8 0 2 4 0 2 99
479
479,0
0,0
0,0
0
-23,0
11 907 70 1 241 150 7 776 1 036 23 496 581 100
11 790,5 70 0 0 7 0 0 23 0 0 100
11 663,1 46,9 2 521,0 299,0 4,7 1 539,0 3 183,0 15,4 988,0 1 756,5 67,0
450,0 0,0 38,0 0,0 0,0 0,0 57,0 0,0 0,0 34,0 0,0
253,0 0,0 14,0 0,0 0,0 0,0 112,0 0,0 0,0 12,0 0,0
99 0 9 0 0 0 10 0 2 0 19
-404,3 8,0 -214,0 -20,0 -4,0 -54,0 105,0 -5,4 -78,0 3,0 -1,3
3 241
2 513
0
5 048,0
38,0
14,0
10
-346,0
2 522
1 617
0
4 939,5
91,0
124,0
73
108,0
5 861
4 230
100
1 0054,5
129,0
138,0
102 -
239,3
151
150
0
299,0
0,0
0,0
0
-20,0
98 3 392 2 522 6 012 44 1 203 2 195 159 4 222 410 22 1 216 70
100 2 663 1 617 4 380 52 941 1 468 126 5 218 303 82 1 079 139
100 0 0 100 52 0 0 0 5 0 0 82 0 139
67,0 5 347,0 4 939,5 1 0353,5 34,8 1 837,0 4 426,5 252,0 3,4 429,0 921,0 54,9 2 147,0 93,1
0,0 38,0 91,0 129,0 0,0 42,0 12,0 0,0 0,0 0,0 2,0 0,0 20,0 0,0
0,0 14,0 124,0 138,0 0,0 11,0 60,0 0,0 0,0 0,0 21,0 0,0 62,0 0,0
19 10 73 102 0 2 9 0 0 2 1 0 0 0
-1,3 -366,0 108,0 -259,3 4,0 -460,0 -96,0 -53,0 -0,7 -92,0 -30,0 10,7 0,0 14,1
2 641
2 238
0
4 413,0
62,0
73,0
12
-552,0
2 605
1 771
0
5 347,5
14,0
81,0
20
-126,0
5 316
4 148
139
9 853,6
76,0
154,0
32
-663,9
159
126
0
252,0
0,0
0,0
0
-53,0
70 2 800 2 605 5 475
139 2 364 1 771 4 274
139 0 0 139
93,1 4 665,0 5 347,5 10 105,6
0,0 62,0 14,0 76,0
0,0 73,0 81,0 154,0
0 12 20 32
14,1 -605,0 -126,0 -716,9
Hoofd. insch. 470 42 525 10 2 754 166 2 622 114 1 573 3 563 203 2 646 14 195
Financ. Stud. 289 13 277 7 2 527 164 1 947 113 1 242 2 841 199 2 288 11 424
493
483
14 688 73 1 872 151 9 856 1 669 16 513 853 98
Voltijdse equival. 282,5 10,5 255 5,5 2 521,5 164 1 918,5 111 1 224,5 2 834 198,5 2 265 11 311,5
GGS
ABOS
Evol.OBE tov 1/2/99 -22,7 -4,5 -36,2 -2,5 -195,2 -28,0 -82,0 -8,5 95,8 -98,9 16,0 -37,6 -381,3
Tabel 10: Telling financierbare studenten per 1/2/2000 (vervolg) Faculteit en financieringsgroep CAMPUS LEUVEN A CAMPUS LEUVEN B CAMPUS LEUVEN C CAMPUS LEUVEN Tot CAMPUS KORTRIJK A CAMPUS KORTRIJK B CAMPUS KORTRIJK C CAMPUS KORTRIJK Tot K.U.LEUVEN A K.U.LEUVEN B K.U.LEUVEN C K.U.LEUVEN Tot
Hoofd. insch. 14 363 5 882 5 127 25 372 493 310 0 803 14 856 6 192 5 127 26 175
Financ. Stud. 11 663 4 751 3 388 19 802 483 276 0 759 12 146 5 027 3 388 20 561
Voltijdse equival. 11 550,5 0 0 11 550,5 479 0 0 479 12 029,5 0 0 12 029,5
OBE
GAS
11 344,3 9 461,0 10 287,0 31 092,3 479,0 551,0 0,0 1 030,0 11 823,3 10 012,0 10 287,0 32 122,3
450,0 100,0 105,0 655,0 0,0 0,0 0,0 0,0 450,0 100,0 105,0 655,0
GGS 253,0 87,0 205,0 545,0 0,0 0,0 0,0 0,0 253,0 87,0 205,0 545,0
ABOS 118 22 93 233 0 0 0 0 118 22 93 233
Evol.OBE tov 1/2/99 -368,6 -898,0 -18,0 -1284,6 -23,0 -73,0 0,0 -96,0 -391,6 -971,0 -18,0 -1380,6
Onderzoek 1.1 1.1.1
Verslag over het gevoerde beleid: beoogde doelstellingen en resultaten Raad voor Onderzoeksbeleid (bijlage 1)
a) Opname vaste FWO-mandaten in het ZAP-kader: verdere afhandeling De zogenaamde 'verZAPpingsoperatie' werd vanaf 1/10/2000 uitgevoerd, maar was niet verplichtend voor de betrokkenen. De Raad voor Onderzoeksbeleid achtte het van het grootste belang dat zo veel mogelijk mandaathouders van deze operatie gebruik zouden maken, aangezien diegenen die niet overkomen naar de universiteit de creatie van nieuwe mandaten verminderen. Daartoe werden de betrokkenen maximaal geïnformeerd over de huidige situatie.
1. Het onderzoeksbeleid: resultaten en vooruitzichten
Bovendien adviseerde de Raad de overgekomen mandaathouders gedurende de eerste 5 jaar niet op te nemen in het intern allocatiemodel. De aanrekening nadien kan eventueel stapsgewijs gebeuren, maar een beslissing hierover zal in een later stadium genomen worden. b) FWO-beleidsplan In verband met de huidige functionering van het FWO werden onder meer volgende bemerkingen gemaakt door de leden van de Raad voor Onderzoeksbeleid: - Bij de evaluaties moet meer aandacht besteed worden aan de wetenschappelijke output van de betreffende onderzoeksgroep in de afgelopen jaren. - De gebiedsraden moeten hun rol opnemen als overkoepelende organen die de werking van de commissies (verdeling van de projecten/budgetten) controleren. - Het aftoppen van de goedgekeurde projecten van 1ste en 2de orde tot 20% van het aangevraagde bedrag is moeilijk aanvaardbaar, vooral omdat men er voorrang aan geeft de 3de orde-projecten te financieren, eerder dan de 1ste en 2de orde te verhogen. Een alternatief voorstel bestaat erin dat men aan de commissies de mogelijkheid geeft om projecten die geklasseerd worden in 1ste en 2de orde eventueel in 3de orde een aanvullend bedrag toe te kennen in functie van de beschikbare middelen. - Er is een terechte vraag naar meer feedback over de geëvalueerde projecten, maar het grote aantal aanvragen (+/- 700!) maakt dit praktisch gezien zeer moeilijk. - Voor de aanduiding/vervanging van de leden van de FWO-commissies stelt het FWOreglement dat 3 leden voorgesteld worden door de commissie. Hoewel deze selectie van nieuwe leden van vitaal belang is, is de procedure niet eenduidig bepaald. Meer concreet zou een grondigere vergelijkende c.v.-analyse noodzakelijk zijn. c) Evaluatie van de doctoraatsopleiding Na een grondige bespreking van de uitgevoerde enquête onder doctorandi (zie 2.8) formuleerde de Raad voor Onderzoeksbeleid de volgende besluiten: - de doctoraatsopleiding moet verder geoptimaliseerd worden; - de informatiedoorstroming met betrekking tot de aangeboden programma's van de doctoraatsopleiding vormt een bijzonder probleem. Interfacultaire samenwerking is hier zeer wenselijk; - er wordt verwezen naar het systeem van de onderzoeksscholen in Nederland en naar de opportuniteit om daarbij aan te sluiten of deel te nemen aan soortgelijke interuniversitaire initiatieven. De evaluatie van de doctoraatsopleiding werd eveneens voorgelegd aan de voorzitters van de doctoraatsopleidingen, de Onderwijsraad en de Academische raad. Op basis daarvan zullen een aantal remediërende maatregelen voorgesteld worden (uitvoering in 2001). d) Kwaliteitszorg De implementatie van facultaire systemen voor kwaliteitszorg vormt een continu aandachtspunt voor de Raad voor Onderzoeksbeleid. In 1997 werden de faculteiten ertoe uitgenodigd een eigen kwaliteitszorgsysteem te ontwikkelen en hierin eventueel bijzondere accenten te leggen. Deze actie werd door de Raad voor Onderzoeksbeleid verder opgevolgd en in het bijzonder werden de lopende evaluatiesystemen van de Onderzoek
53
faculteiten Wetenschappen, Toegepaste Wetenschappen en Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen besproken. Aan de eerste twee faculteiten is er reeds ruime ervaring met de bestaande evaluatiesystemen. Er werd vastgesteld dat de impact van deze systemen op de middelenverschuiving relatief groot is en dat het bestaan van een facultair evaluatiesysteem op zich een belangrijk effect heeft op de output. In verband met de aanwending van output-meting in de Humane Wetenschappen werd een voorbeeld gezocht in de publicatie 'Towards indicators of research performance in social sciences and humanities – An exploratory study in the fields of Law and Linguistics at Flemish Universities' (M. Luwel et al.). Hierbij kwam men tot de volgende besluiten: - dat bibliometrische methoden in Rechten en Taalkunde bruikbaar zijn, ook zonder SCI-data met betrekking tot impactfactoren - vanzelfsprekend is dergelijke methode enkel gericht op sterkte-zwakte-analyses binnen een bepaald domein; - essentieel hiertoe is de uitwerking van een goed gestandaardiseerde academische bibliografie. Dit vergt een belangrijke investering (meerdere jaren van outputgegevens moeten worden opgenomen); - ook de input-gegevens (personeelsgegevens) moeten worden gestandaardiseerd. De precieze omschrijving van de input is vaak een probleem omdat de bestaande data (personeel, boekhouding) niet 'gemaakt' zijn voor dit type evaluaties. Bovendien is ook de notie 'onderzoeksgroep' - vooral in de humane wetenschappen - niet eenduidig bepaald. 1.1.2
Dienst Onderzoekscoördinatie
a) Doelstellingen en taken van de dienst De Dienst Onderzoekscoördinatie is belast met diverse adviserende taken inzake het interne beleid en het functioneren van het wetenschappelijk onderzoek in zijn nationale en internationale dimensies. De aandacht gaat hierbij vooral naar de evaluatie van dit onderzoek en de inventarisatie, administratie, voorlichting en bijstand die met het onderzoek aan de universiteit gepaard gaan. Als grote doelstellingen van het intern beleid staan voorop: 1. Voorbereiden en formuleren van voorstellen voor het wetenschappelijk onderzoek aan de K.U.Leuven, met sterke nadruk op kwaliteit en competitiviteit, teneinde de K.U.Leuven als topuniversiteit te zien fungeren in het Europa van morgen en in de wereld; 2. Optimalisering, binnen de bestaande en bereikbare middelen, van het onderzoekspotentieel van de K.U.Leuven in alle onderzoekseenheden, en uiteraard ook in zijn uitmuntende centra; 3. Stimuleren van jonge onderzoekers en groepen in een competitieve geest en met een optimaal gebruik van mensen en middelen; 4. Maximale valorisatie van de vruchten en resultaten van dit wetenschappelijk onderzoek ten bate van de maatschappij, de economie en de industrie; 5. Integreren en opvolgen van aspecten van kwaliteitszorg in de dagelijkse functionering van onderzoeksgroepen. Ter uitvoering van deze doelstellingen en taken beschikt de dienst (augustus 2000) over 9.5 FTE. b) Website Onderzoek Een volkomen nieuwe website werd operationeel gemaakt waarin het wetenschappelijk onderzoek aan de K.U.Leuven in al zijn aspecten wordt toegelicht. Bijzondere aandacht werd besteed aan de gebruiksvriendelijkheid en de doelgroep-gerichtheid van de nieuwe site. Hierdoor werd het mogelijk om een enorme hoeveelheid informatie te bundelen en toch deze informatie als een conform geheel te presenteren. c) Bibliografische databank In het kader van de Academische Bibliografie werden de publicaties van 1998 en 1999 gepubliceerd op het web, met de mogelijkheid tot het geven van feedback door de onderzoekers. De publicatiegegevens werden omgezet naar het nieuwe bibliotheeksysteem Amicus. De gegevens van 2000 worden rechtstreeks ingevoerd in Amicus. 54
Katholieke Universiteit Leuven
d) IWETO Een belangrijk werkinstrument voor de opvolging van de externe financiering evenals voor het intern onderzoeksbeleid vormen de IWETO-databanken, die ook door derden buiten de K.U.Leuven kunnen worden geraadpleegd. Deze databanken bevatten relevante projectgegevens, wetenschappelijke uitwisselingen, expertisemogelijkheden en een inventaris van de wetenschappelijk apparatuur. Deze databank is via internet toegankelijk, wordt zowel in het Nederlands als het Engels aangeboden, en kan op zeer flexibele wijze via trefwoorden geraadpleegd worden. e) Perspectieven 2025 Het initiatief 'Perspectieven 2025' situeerde zich op het raakvlak tussen wetenschap en maatschappij. Vooraanstaande sprekers belichtten de stand van de wetenschap met betrekking tot vier maatschappelijke problemen die onze leefwereld zullen beheersen in de komende 25 jaar. Dit initiatief richtte zich zowel tot de gehele wetenschappelijke gemeenschap als tot ieder die zich fundamentele vragen stelt over de evolutie van wetenschap en maatschappij in de nabije toekomst. f) Wetenschap en Ethiek Samen met het Overlegcentrum voor Ethiek organiseerde de Dienst Onderzoekscoördinatie een oproep tot initiatieven die aanzetten tot een interne of breedmaatschappelijke reflectie over ethische thema's. Meer dan 30 onderzoeksgroepen gaven aan deze oproep gehoor en namen initiatieven om de reflectie over de relatie tussen wetenschap en ethiek aan te scherpen. De leden van onze universitaire gemeenschap gaven daarmee blijk van hun overtuiging dat de maatschappelijke verantwoordelijkheid van onze universiteit verder gaat dan het bevorderen van zuiver wetenschappelijk inzicht. Het programma van initiatieven die in het kader van het project 'Wetenschap en Ethiek' in de loop van 2000 werden georganiseerd, biedt een staalkaart van een aantal actuele maatschappelijke problemen. Een aantal lezingen die in dit kader plaatsvonden, werden geïntegreerd in de lezingencyclus 'Lessen voor de XXIe Eeuw' (academiejaar 20002001). 1.2 1.2.1
Intern reglement van de Onderzoeksraad en het Bijzonder Onderzoeksfonds inzake de allocatie van middelen Reglementering en samenstelling van de Onderzoeksraad
Ingevolge het KB van 14 juni 1978 houdende instelling van een Onderzoeksraad aan de universitaire instellingen werd aan de K.U.Leuven in 1978 de eerste Onderzoeksraad samengesteld (reglement en samenstelling: zie bijlage 2). De leden van de Onderzoeksraad worden ten persoonlijke titel aangeduid, op basis van hun wetenschappelijke verdiensten binnen een wetenschapsdiscipline. De mandaatduur bedraagt maximaal 2 maal 3 jaar; om de 3 jaar dient de helft van de leden vervangen te worden. In 2000 startte de achtste triënnale van de Onderzoeksraad. Inmiddels werd het aantal leden dat in de Onderzoeksraad zetelt, aangepast. Momenteel telt de Onderzoeksraad twintig eigenlijke leden van wie 9 uit de Humane en 11 uit de Exacte en Biomedische Wetenschappen (waarvan één interdisciplinair). Buiten de eigenlijke leden bestaat de Onderzoeksraad verder uit de voorzitter, de coördinator voor onderzoeksbeleid en de 3 vice-rectoren. De rector, de algemeen beheerder, de regeringscommissaris en de afgevaardigde voor de minister van begroting kunnen aan de vergadering deelnemen. Het Bureau bestaat uit negen leden: vier leden uit de Raad worden aangewezen als bureauleden naast de voorzitter, de coördinator voor het onderzoeksbeleid, en de 3 vicerectoren.
Onderzoek
55
1.2.2
Werking/taakstelling van de Onderzoeksraad
De Onderzoeksraad speelt een essentiële rol in het onderzoeksbeleid van de universiteit en heeft zowel een evaluerende, adviserende als stimulerende taak. Alle dossiers worden door de gezamenlijke Onderzoeksraad besproken en geëvalueerd. De adviezen worden bij consensus genomen. Er worden door de Onderzoeksraad geen sleutels gehanteerd voor de verdeling tussen wetenschapsgebieden, voor de evaluatie van dossiers of voor de toewijzing van de budgetten. Het enige criterium is de wetenschappelijke kwaliteit. In een elftal vergaderingen worden jaarlijks meer dan vijfhonderd dossiers behandeld. Van alle categorieën van door de Onderzoeksraad betoelaagd onderzoek worden activiteitenverslagen verwacht, die door de Onderzoeksraad geëvalueerd worden. De Onderzoeksraad adviseert hoofdzakelijk voor volgende financieringscategorieën: + Bijzonder Onderzoeksfonds: - Onderzoeksprojecten: - Geconcerteerde Onderzoeksacties (gemiddeld budget van 50 mio BEF); - Onderzoekstoelagen (gemiddeld budget van 10 mio BEF); - Interdisciplinaire Onderzoeksprogramma's (gemiddeld budget van 10,5 mio BEF); - Onderzoeksmandaten: - ZAP-mandaten met voornamelijk onderzoeksopdracht; - Postdoctorale mandaten; - Fellowships; - Doctorandusbeurzen (Belgen en buitenlanders); - Doctoraatsbeurzen met bijzonder profiel (beperkt aantal); - Andere: - Prijzen van de Onderzoeksraad; - Derdecyclusprogramma's; - Centraal- en Oost-Europese initiatieven; - Vertaalkredieten. + Interuniversitaire Attractiepolen (IUAP): advies van de Onderzoeksraad op verzoek van de federale overheid. Het Bureau Onderzoeksraad adviseert eveneens voor de Bilaterale Samenwerkingsprojecten van de Vlaamse gemeenschap, sabbatical leave-aanvragen, bepaalde prijzen, enz. 1.2.3
Reglement inzake het Bijzonder Onderzoeksfonds en de allocatie van deze middelen
Het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF) werd opgericht in 1994 om in regel te zijn met het Besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1994 betreffende de financiering van de geconcerteerde onderzoeksacties en van de speciale fondsen voor onderzoek aan de universiteiten in de Vlaamse gemeenschap. De huidige regering wenste het BOF verder uit te bouwen tot een volwaardig instrument voor het eigen onderzoeksbeleid van de universiteiten. Ook werd aangekondigd dat een aantal kleinere initiatieven ter financiering van het wetenschappelijk onderzoek in het BOF zouden worden geïncorporeerd. Tegelijkertijd werd een belangrijk initiatief genomen om onderzoekers die in vast dienstverband zijn aangesteld bij het FWOVlaanderen op te nemen in het kader van het zelfstandig academisch personeel (ZAP) van de universiteiten. Dit alles kreeg zijn uitwerking in het nieuwe Besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2000 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap. De Onderzoeksraad heeft ter uitvoering van deze reglementering door de overheid een volledig reglement uitgewerkt dat verschijnt in het onderzoeksblad 'GeDOCumenteerd' en op het Campus Wide Information System (CWIS) (zie bijlage 3). 1.3
Beslissingen van de Onderzoeksraad tijdens 2000
Het financieel overzicht wordt gegeven in Tabel 1.
56
Katholieke Universiteit Leuven
1.3.1
Geconcerteerde Onderzoeksacties
Geconcerteerde onderzoeksacties (GOA's) zijn een ondersteuning van excellente, vooraanstaande universitaire onderzoekscentra of onderzoeksgroepen gefinancierd door middelen van de Vlaamse regering, op voorstel van de Onderzoeksraad en met de goedkeuring van de Academische raad en de Raad van beheer van de universiteit. De minimale omvang van een GOA komt neer op 36 mio BEF voor een vijfjarig project, exclusief de kosten voor apparatuur. Aangezien het verkrijgen van een GOA-'label' de onderzoeksgroep onderbrengt bij de 'centres of excellence' van de instelling, is de selectie zeer streng. De evaluatie gebeurt zowel door een bezoek ter plaatse bij de onderzoeksgroep als op basis van het advies van enkele externe topexperts in het domein. De aanvragen die in 2000 werden geselecteerd, worden verrekend in de begroting van de BOF-middelen van het budgetjaar 2002. Vermits deze middelen nog niet zijn gekend, gaat de Onderzoeksraad ervan uit dat ten minste het op dat moment reeds gekende budget van 2001 wordt gehaald. In 2000 werden dertien GOA-aanvragen ingediend voor een totaal bedrag van ca. 863 mio BEF. Bij de beoordeling werden in de eerste fase de kwalitatieve aspecten van het project grondig besproken (*). In een tweede fase kwamen de kwantitatieve aspecten aan bod (**). Uiteindelijk adviseerde de Onderzoeksraad om op basis van deze grondige en uitgebreide evaluatie volgende tien onderzoeksprogramma's voor te stellen als GOA 2002-2006: WOORDVOERDER
TITEL
M. Goovaerts
Actuariële, financiële en statistische aspecten van afhankelijkheden in verzekerings- en financiële portefeuilles. Stad en randgebieden in Sagalassos. Een interdisciplinair onderzoek naar de groei van een stedelijke nederzetting en haar wederzijdse afhankelijkheid van de directe omgeving. Fotoakoestisch en fotothermisch onderzoek van heterogene zachte gecondenseerde materie. Nutriënt-sensing en signaaltransductie in gist. Analyse en benutting van de interactie tussen materiaal- en proceskenmerken voor een betere niet-conventionele bewerkbaarheid van metallische producten en cermets. Nieuwe celtypes in de hypofyse. Oorsprong, ontwikkeling, regulatie en functie. Moleculaire en cellulaire functies van (architecturale) transcriptiefactoren van de HMG-I/Y en PLAG genfamilies in fysiologische en aberrante celproliferatie en ontwikkeling. De interrelaties tussen chemokinen, cytokinen en proteasen als oorzaak en gevolg bij ontstekingsreacties, auto-immuunziekten en kanker. Hypericine en derivaten als tumeritrope verbindingen voor de diagnose, fototherapie en radiotherapie van blaaskanker bij mensen. Studie van de patronen van genexpressie en signaalpaden geïnduceerd door gefotoactiveerd hypericine in TCC cellen. Ontwikkeling van oligonucleotiden en oligopeptiden die interfereren met de genexpressie.
M. Waelkens
W. Lauriks J. Thevelein J.-P. Kruth
C. Denef W. Van De Ven
G. Opdenakker
P. De Witte
P. Herdewijn
Het totale budget van bovenvermelde voorstellen bedraagt 530 mio BEF.
(*)
projectvorm en -voorstelling, projectinhoud (evaluatie buitenlandse experten en leden van de Onderzoeksraad), innovatieve elementen, valorisatie voor het onderzoek aan de K.U.Leuven.
(**)
samenstelling van de onderzoeksploeg, nationale en internationale financieringsbronnen, interacties met andere ploegen, wetenschappelijke publicaties, uitwisseling van onderzoekers met buitenlandse ploegen, wetenschappelijke onderscheidingen, aantal doctoraten, citatiegegevens en impactfactorberekeningen. Onderzoek
57
1.3.2
Onderzoekstoelagen voor K.U.Leuven-onderzoekers
Naast de GOA's vormen de onderzoekstoelagen (OT) de belangrijkste interventiecategorie van het Bijzonder Onderzoeksfonds. Deze kaderen in de algemene onderzoekspolitiek van de K.U.Leuven om het bestaand onderzoekspotentieel te optimaliseren en enkel kwalitatief hoogstaand onderzoek te financieren. Gevestigde onderzoekers of onderzoeksgroepen met internationaal competitief en kwalitatief hoogstaand onderzoek die reeds in ruime mate een beroep kunnen doen op andere middelen, zoals GOA's en IUAP-stuurploegen, komen in principe niet in aanmerking voor onderzoekstoelagen. Binnen de categorie onderzoekstoelagen worden twee soorten onderscheiden: 1. Toelagen van bijzondere aard Deze kunnen bestemd zijn voor impulsfinanciering gedurende 2 à 3 jaar van onderzoeksinitiatieven die nog niet voor substantiële financiering in aanmerking komen, of voor toelagen voor zeer goed onderzoek, die uit hoofde van de discipline of om andere redenen beperkt in omvang zijn. 2. Onderzoekstoelagen Deze zijn bestemd voor ondersteuning van bestaand onderzoek van hoog niveau of van een innovatieve onderzoeksrichting van hoogstaand niveau. De projecten moeten over minimum twee en maximum vier jaar lopen en financieren in hoofdzaak personeels- en werkingskosten. Voor grotere apparatuur wordt in principe geen beroep gedaan op het Onderzoeksfonds. De omvang dient per jaar looptijd ongeveer 2 mio BEF te bedragen. Via een uitgewerkte procedure worden voor deze categorie jaarlijks intentiebrieven opgevraagd die inhoudelijk geëvalueerd worden. In 1999 werden 52 intentie-aanvragen ingediend. Na een 'site visit' door meerdere leden van de Onderzoeksraad en een evaluatie door de globale Onderzoeksraad, werd aan 40 groepen de kans geboden een meer volledig programma uit te schrijven. Dit laatste werd zowel door ten minste acht externe experten als door de leden van de Onderzoeksraad geëvalueerd. Op grond van verdere evaluatie en interviews werden uiteindelijk 30 projecten en 3 toelagen van bijzondere aard voor een totaal bedrag van 330 mio BEF geselecteerd. Bij de voorgestelde projecten werd aan de Humane Wetenschappen 31,9% van de middelen toegekend, aan de Exacte Wetenschappen 24,2% en aan de Biomedische Wetenschappen 43,9%. 1.3.3
Interdisciplinaire Onderzoeksprogramma's
Ter bevordering van het interdisciplinair onderzoek wordt sinds 1998 een bedrag van minimum 31,5 mio BEF voorafgehouden op de begroting van het Onderzoeksfonds voor InterDisciplinaire Onderzoeksprogramma's (IDO's). Deze nieuwe interventiecategorie werd ingevoerd omwille van het strategisch belang van bepaalde interdisciplinaire onderzoeksgebieden. Dit strategische aspect betreft onder meer de aard van het interdisciplinair onderzoek, de gevolgde benadering, gebruikte technologie en internationaal wetenschappelijke doorbraakmogelijkheden. Voor 2000 werden in totaal 13 IDO-intenties ingediend waarvan uiteindelijk 4 projecten goedgekeurd werden voor een totaal budget van 47,5 mio BEF. 1.3.4
Postdoctorale mandaten voor K.U.Leuven-gedoctoreerden in 2000
De Onderzoeksraad reserveert jaarlijks een aanzienlijk bedrag voor postdoctorale onderzoekers die hun doctoraat aan de K.U.Leuven behaald hebben. Sinds 1997 komen ook buitenlanders die aan de K.U.Leuven doctoreerden in aanmerking. Deze mandaten zijn bedoeld om het doctoraat te valoriseren aan de eigen instelling. Ze worden voor één jaar toegekend, doch zijn verlengbaar met één jaar. Dat de nood aan postdoctorale onderzoekersmandaten groot is, blijkt uit het hoge aantal aanvragen: 171 in 2000 (128 in 1999). Een aantal aanvragen gebeurt parallel met de analoge categorie van het FWO (waar aanstelling mogelijk is voor drie jaar). De beoordeling gebeurt op kwalitatieve en competitieve basis waarbij de kwaliteit van de kandidaat, het project en de promotor, evenals het belang voor de onderzoekseenheid mee in rekening worden gebracht. Van de 96 aanvragen die overbleven na 63 parallel goedgekeurde aanvragen bij het 58
Katholieke Universiteit Leuven
FWO en met 14 teruggetrokken of onontvankelijke aanvragen, werden er 69 uiteindelijk goedgekeurd voor een totaal bedrag van 164,789 mio BEF. 1.3.5
Fellowships voor Belgische en buitenlandse onderzoekers
Een aantal postdoctorale fellowships (junior- of senior-fellowships) met een looptijd van één jaar en, mits bijzondere motivering bij de nieuwe aanvraag, verlengbaar met één jaar, worden ter beschikking gesteld van onderzoekers die niet aan de K.U.Leuven gedoctoreerd hebben, ongeacht de nationaliteit. Vanaf 1997 kunnen ook onderzoekers die ten minste 5 jaar geleden aan de K.U.Leuven doctoreerden een fellowship aanvragen. Men kan een tweede keer een fellowship aanvragen na een periode van 5 jaar afwezigheid. In 2000 waren er drie selectierondes met in totaal 95 aanvragen. Daarvan werden 66 aanvragen goedgekeurd voor een bedrag van 52,696 mio BEF. De toekenningen gingen voor 23,1% naar de Humane Wetenschappen, voor 14,3% naar de Biomedische en voor 62,6% naar de Exacte Wetenschappen. 1.3.6
Doctorandusbeurzen voor Belgen en andere EU-burgers
Gezien het belang van predoctoraal onderzoek heeft het bestuur van de K.U.Leuven reeds enkele jaren geleden een procedure gestart om door vrijwillige verhoging van de bijdrage aan het BOF de creatie van extra predoctorale beurzen mogelijk te maken. Hiervoor werd in 2000 in het totaal 140 mio BEF gereserveerd voor ongeveer 120 mandaten. 1.3.7
Doctorandusbeurzen voor buitenlanders
Deze beurzen worden ter beschikking gesteld van jonge buitenlandse doctorandi, op voorstel van een promotor verbonden aan de K.U.Leuven waar het mandaat zal worden opgenomen. Deze beurzen zijn voorbehouden aan beloftevolle, reeds gevorderde doctorandi die aan de K.U.Leuven zullen promoveren. De promotor stelt zich garant voor de voltooiing van het doctoraat. De beurzen hebben een looptijd van één jaar. Een verlenging met één jaar is mogelijk mits nieuwe aanvraag en grondig verslag over het verloop van het doctoraatsonderzoek. In 2000 waren er 47 aanvragen. Hiervan konden er 30 worden toegekend aan doctorandi uit 20 landen. In totaal werd hiervoor 16,043 mio BEF gereserveerd. Hierbij gingen 30% van de mandaten naar de Humane Wetenschappen, 16,6% naar de Biomedische en 53,3% naar de Exacte Wetenschappen. 1.3.8
Bijzondere doctorandusbeurzen voor Belgen en andere EU-burgers
Deze beurzen zijn uitsluitend bestemd voor onderzoekers, Belgen en EU-burgers, die met toelating van de betrokken faculteit in een periode van één tot maximum twee jaar een proefschrift willen afwerken voor het behalen van het doctorsdiploma. De promotor stelt zich garant voor de voltooiing van het doctoraat binnen twee jaar. De beurzen hebben een looptijd van maximum één jaar. In 2000 waren er 11 aanvragen. Hiervan werden er twee toegekend voor een totaal bedrag van 2,862 mio BEF. 1.3.9
Prijzen van de Onderzoeksraad
Jaarlijks kunnen drie prijzen toegekend worden aan jonge, beloftevolle onderzoekers: één prijs Humane Wetenschappen, één prijs Exacte Wetenschappen en één prijs Biomedische Wetenschappen. De prijzen worden niet toegekend indien de vereiste hoge kwaliteit niet aanwezig is. Elke prijs bedraagt 200 000 BEF. Minimaal de helft van dit bedrag moet worden besteed aan kosten voor wetenschappelijk onderzoek. In 2000 werd Dr. Paul Proost (Rega Instituut; microbiologie en immunologie) bekroond. Nieuw sinds 1997 is de Kiwanis-Leuven Prijs. Deze prijs van 100 000 BEF werd door de Serviceclub Kiwanis-Leuven toegevoegd aan de Prijzen Onderzoeksraad in die zin dat alle voorwaarden voor de aanvraag, procedure en selectie identiek zijn aan de Prijzen Onderzoek
59
Onderzoeksraad. In 2000 ging de prijs naar Dr. Koen Binnemans Wetenschappen; scheikunde).
(Faculteit
1.3.10 Derdecyclusprogramma's voor K.U.Leuven-onderzoekers Aan onderzoeksploegen kunnen toelagen worden verleend voor de organisatie van derdecyclusprogramma's, onder de vorm van colloquia en seminariereeksen. Deze dienen te kaderen in de doctoraatsopleiding, met de nadruk op de confrontatie met nieuwe wetenschapsontwikkelingen. De tussenkomst geldt als een 'waarborg' i.e. dat maximaal een bepaald bedrag wordt uitgekeerd indien de eigen inkomsten en de andere financieringsbronnen niet voldoende blijken te zijn. In 2000 waren er 8 aanvragen die alle konden gehonoreerd worden voor een totaal bedrag van 475 000 BEF. 1.3.11 Speciale Centraal- en Oost-Europese initiatieven De Onderzoeksraad en de Academische Overheid keurden in 2000 een budget goed van 7 mio BEF, vooraf te nemen van het Bijzonder Onderzoeksfonds, om tegemoet te komen aan de cofinanciering van beurzen en andere dringende noden voor goede onderzoekers uit Centraal- en Oost-Europa. Deze beurzen gingen hoofdzakelijk naar Hongaarse en Albanese onderzoekers. 1.3.12 Vertaalkredieten Sinds 1999 zijn er een beperkt aantal kredieten voorzien voor specifieke vertalingen van excellente wetenschappelijke artikels of bijdragen. Deze vertaalkredieten zijn vooral bedoeld voor boeken of grotere artikels waarvan de inhoud een perfect taalkundig niveau vereist, om aldus de internationale uitstraling van de universiteit te versterken. Voor 2000 werden 2 aanvragen toegekend voor een totaal bedrag van 583 000 BEF. 1.3.13 Actie van de Vlaamse Gemeenschap ter stimulering van de Vlaamse participatie aan EU-programma's Er zijn 2 onderdelen bij deze stimuleringsactie: de Verkennende Internationale Samenwerking (VIS) enerzijds en de Cofinanciering (COF) anderzijds. Voor 2000 (begroting 1999) bedroeg het stimuleringsbudget van de K.U.Leuven 62,793 mio BEF. Gezien het strategisch belang van het 'pro-actief' stimuleren van deelname aan internationale netwerken, werd ervoor gekozen het gehele bedrag aan te wenden voor 'Verkennende Internationale Samenwerking'. In 2000 werd derhalve geen operatie voor 'Cofinanciering' georganiseerd. In totaal werden 13 VIS-projecten ingediend. Uiteindelijk stelde de Onderzoeksraad 7 projecten ter waarde van 51,9 mio BEF ter financiering voor aan de Vlaamse ministers bevoegd voor Wetenschapsbeleid. Per project werd tussen 3,0 en 8,3 mio BEF toegekend. Het resterende bedrag van 1,26 mio BEF zal binnen de Dienst Onderzoekscoördinatie aangewend worden in het kader van de opvolging van de goedgekeurde dossiers en verdere ondersteuning bij het formuleren van de uiteindelijk beoogde EU-aanvragen. In de verslaggeving over de lopende VIS-projecten werd vastgesteld dat de promotoren van VIS-projecten met veel zin voor initiatief EU-aanvragen indienen. Van de 8 projecten die in 1999 werden toegekend (start vanaf midden 2000) werd vastgesteld dat zij rechtstreeks aanleiding gaven tot een relatief groot aantal aanvragen bij internationale instanties: 8 EU-aanvragen, 1 COST- en 1 NIH-aanvraag. De voorlopige resultaten van de 8 ingediende EU-aanvragen zijn relatief gunstig: 3 aanvragen werden goedgekeurd, 2 werden afgekeurd en van 3 aanvragen is het resultaat nog niet bekend. 1.3.14 Nieuwe ZAP-mandaten met voornamelijk onderzoeksopdracht Na diverse besprekingen in de verschillende geledingen van de universiteit (Onderzoeksraad, Raad onderzoeksbeleid, Gebu, Academische raad en Raad van bestuur) rond de creatie van bijkomende ZAP-mandaten met een onderzoeksstatuut, 60
Katholieke Universiteit Leuven
verscheen in het najaar 1999 de profielvacature 'nieuwe, voltijdse ZAP-leden met voornamelijk onderzoeksopdracht' (BOF-ZAP-mandaten). De Academische overheid heeft beslist dat de evaluatie en selectie van deze BOF-ZAPmandaten in verschillende opeenvolgende fases verloopt. In een eerste fase wordt het advies ingewonnen van de Onderzoeksraad waarbij de opdracht moet gezien worden als 'de opvolger' van de wetenschappelijke commissies van het FWO. Er wordt een beoordeling gevraagd van de onderzoekskwaliteit van de kandidaat (curriculum en publicatierecord) en van het voorgestelde onderzoeksplan. Parallel wordt, net zoals voor de andere profielvacatures, het advies ingewonnen van de departementale en/of facultaire beoordelingscommissies. Op basis van deze twee adviezen wordt in een tweede fase door de Academische Overheid een definitieve beslissing tot benoeming genomen. Hierbij kunnen ook beleidsaspecten een rol spelen. In 2000 werden in totaal 45 aanvragen ingediend: 12 uit de Humane Wetenschappen, 26 uit de Exacte Wetenschappen en 7 uit de Biomedische Wetenschappen. Na bespreking en selectie kwam de Onderzoeksraad uiteindelijk tot volgend advies: 19 kandidaten voldoen niet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de toelichting van de profielvacature; zij beschikken niet over de vereiste aantal jaren postdoc-ervaring en/of hebben nog een lopend postdoc-mandaat bij het FWO. De Onderzoeksraad heeft deze aanvragen als 'niet prioritair' behandeld. Van de 26 overblijvende kandidaturen werden 19 aanvragen positief beoordeeld. Zes aanvragen werden verworpen en 1 kandidaat heeft zijn kandidatuur ingetrokken. Per 1 oktober 2000 werden uiteindelijk door de Academische Overheid 11 nieuwe 'BOFZAP-mandaten' aangesteld waarvan 3 in de Humane Wetenschappen, 4 in de Exacte Wetenschappen en 4 in de Biomedische Wetenschappen. Tevens wordt één 'BOF-ZAPmandaat' toegekend met ingang van 1 oktober 2001 en werd aan één kandidaat 2 x 6 maanden een fellowship toegekend zodat nadien nog een definitieve beslissing omtrent de BOF-ZAP-aanstelling kan worden genomen. 1.4 1.4.1
Het onderzoeksbeleid: bijzondere aandachtspunten Globale evolutie van de onderzoeksmiddelen
De globale uitgaven voor onderzoek zijn over de laatste 5 jaar met meer dan 40% gestegen. Naast deze globale toename zijn volgende positieve tendensen te signaleren: 1) de middelen voor fundamenteel onderzoek zijn in belangrijke mate toegenomen en overstijgen opnieuw deze voor contractonderzoek. Vooral de toename van de middelen van het Bijzonder Onderzoeksfonds is opvallend; 2) de onderzoeksmiddelen van alle grote disciplines namen in de periode 1995-2000 sterk toe: van 0,69 naar 1,21 mia BEF voor de Humane Wetenschappen, van 2,26 naar 3,27 mia BEF voor de Exacte Wetenschappen, van 1,28 naar 1,53 mia BEF voor de Biomedische Wetenschappen. Dit is een toename van respectievelijk 75%, 45% en 19%. Deze cijfers zijn exclusief de VIB-dotatie en externe middelen die door de VIB-departementen worden aangetrokken en die vroeger wel in de onderzoeksuitgaven waren opgenomen. 3) de kansen voor tweedecyclusgediplomeerden om onderzoekservaring en een derdecyclusdiploma te verwerven zijn fors toegenomen (toename van het aantal aspiranten FWO met 58% over 5 jaar en van het aantal IWT-bursalen met 30% over 4 jaar). Ook de kansen op een postdoctoraal mandaat zijn duidelijk toegenomen. 4) het actief valorisatiebeleid gevoerd door K.U.Leuven R&D werpt belangrijke vruchten af. Dit uit zich in de eerste plaats in de groei - in omvang en aantal - van de onderzoekscontracten maar bovenal in een belangrijke groei van patentaanvragen en het starten van jonge ('spin-off') bedrijven. Deze taak van maatschappelijke dienstverlening van de universiteit creëert niet alleen nieuwe werkgelegenheid, maar zorgt voor een 'innoverende' mentaliteit die vanuit de academische wereld ook het bedrijfsleven in zijn geheel nieuwe stimuli kan geven.
Onderzoek
61
3 500 3 000 2 500 2 000 1 500 1 000 500 0 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
Figuur 1. De evolutie van de uitgaven voor fundamenteel onderzoek enerzijds en beleidsgericht en toegepast onderzoek anderzijds (mio BEF) Basis: cf. a + b + c uit Tabel 2a 'toegepast en beleidsgericht onderzoek' = rubrieken 4 en 5 uit financieringsgroep a (cf. Tabel 2a) + projectonderzoek K.U.Leuven Research & Development (financieringsgroep b) 'fundamenteel onderzoek' = rubrieken 1, 2 en 3 uit financieringsgroep a (cf. Tabel 2a) + mandaten FWO en IWT (financieringsgroep c)
1.4.2
Personeelsomkadering
De evolutie van onderzoeksmiddelen van de K.U.Leuven over de laatste 5 jaar (vergelijking 2000 versus 1995) heeft de globale samenstelling van het academisch kader en de taken van de academici veranderd. Terwijl het ZAP- en AAP-kader quasi stabiel blijft, is vooral de sterke groei van het aantal tijdelijke onderzoekers (FWO, IWT en projectmedewerkers) opvallend. De ratio van het aantal 'vast' over het aantal 'tijdelijk' personeel is met meer dan 50% toegenomen - met andere woorden: de belasting van het ZAP-kader voor de begeleiding van jonge onderzoekers is met meer dan de helft toegenomen (Tabel 8a). Dankzij de nieuwe procedure voor het aanstellen van BOF-ZAP-mandaten beschikt de universiteit over een beleidsinstrument om haar onderzoeksomkadering selectief te versterken. Dit nieuwe kanaal vormt aldus een waardevolle maar nog te beperkte bijdrage tot de vereiste vernieuwing van het academisch personeelskader ten gevolge van het toenemend aantal emeritaten (Tabel 8b). 1.4.3
Uitrusting en infrastructuur
Ondanks de snelle groei van de totale onderzoeksmiddelen met meer dan 40% in de voorbije 5 jaar en een verdubbeling over de voorbije 10 jaar, zijn de middelen voor vernieuwing van de wetenschappelijke apparatuur niet toegenomen. Het gevolg van deze trend is dat vele onderzoeksgroepen niet beschikken over de optimale wetenschappelijke apparatuur. Indien de investeringen in onderzoeksapparatuur in de voorbije 10 jaar even 62
Katholieke Universiteit Leuven
snel gegroeid waren als de toename van de totale onderzoeksmiddelen, dan zou nu ongeveer 500 mio BEF/jaar meer moeten worden geïnvesteerd in wetenschappelijke apparatuur.
uitrusting in mio BEF 700 600 500 400 300 200 100 0 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 00
Figuur 2. Evolutie van de uitgaven voor wetenschappelijke apparatuur tussen 1988 en 2000 in mio BEF De gebrekkige vernieuwing van zware apparatuur is een constant probleem over de laatste jaren. Zowel het BOF als FWO-Vlaanderen zijn eerder karig met middelen voor zware apparatuur (en de bijhorende infrastructuuraanpassingen) omdat telkens de voorkeur wordt gegeven aan mandaten en projectfinanciering. Bijkomend aan deze problematiek stelt zich het nog grotere probleem van beschikbare onderzoeksruimte. Alleen al de extra ruimte nodig voor de ongeveer 1000 extra tijdelijke wetenschappelijke medewerkers die tussen 1995 en 2000 zijn bijgekomen bedraagt - aan een zeer conservatieve schatting van 15 m2 pp - reeds minimum 15 000 m2. De kostprijs om deze bijkomende ruimte te verwezenlijken (60 000 BEF per m2), wordt geschat op 900 mio BEF. 1.4.4
Andere bijzondere aandachtspunten
a) De vrije uitwisseling van onderzoekers, vooral tussen Vlaanderen en niet-EU-landen, blijft vooralsnog bemoeilijkt enerzijds door overreglementering (vooral in verband met het verblijfsstatuut) en anderzijds door de hoge kostprijs (vooral ten gevolge van de te dure sociale zekerheid en in mindere mate de fiscaliteit). Inmiddels werd dit onderwerp ten gronde besproken in de Federale Raad voor Wetenschapsbeleid en zal de federale overheid naar aanleiding hiervan hopelijk de gepaste maatregelen nemen. b) De inhaaloperatie die de Vlaamse overheid heeft uitgevoerd, waarbij over een periode van vier jaar telkens 2 mia BEF meer overheidsgeld ter beschikking werd gesteld van het wetenschappelijk onderzoek, werd stopgezet in 2000. De effecten hiervan zijn echter nog steeds zichtbaar in de onderzoeksuitgaven. In vergelijking met de andere Europese landen had Vlaanderen traditioneel een achterstand wat betreft de globale overheidsuitgaven voor wetenschappelijk onderzoek in verhouding tot het BBP (25% lager dan het Europees gemiddelde in 1996). Omdat echter ook het bruto regionaal product in Vlaanderen over de voorbije jaren sterk groeide, is de relatieve achterstand van Vlaanderen inzake overheidssteun aan onderzoek en ontwikkeling (O&O) absoluut nog niet volledig weggewerkt. Dezelfde inhaaloperatie zou bijgevolg onverminderd moeten worden verdergezet voor ten minste vijf jaar, om op eenzelfde niveau te komen als de andere EU-lidstaten. 1.4.5
K.U.Leuven Research & Development
Via het actief valorisatiebeleid van K.U.Leuven R&D worden onderzoekers in toenemende mate gesteund en begeleid wat betreft het exploreren en exploiteren van hun Onderzoek
63
onderzoeksresultaten. Hierbij neemt de mate van interdisciplinariteit steeds toe. Zo werden de interfacultaire initiatieven in het domein van voeding en gezondheid, biomechanica en weefsel-regeneratie, bio-informatica en datamining, die vorig jaar werden gestart, verder geïmplementeerd. Daarnaast kwamen er nieuwe interdisciplinaire initiatieven in de domeinen aardobservatie en ruimtelijke ordening, evenals op het vlak van transport en mobiliteit. Dit streven naar een grotere mate van interdisciplinaire onderzoeksvalorisatie blijft ook voor de komende jaren een centrale beleidsprioriteit voor K.U.Leuven R&D. Om het valorisatiebeleid ten uitvoer te brengen, werkt K.U.Leuven R&D rond drie belangrijke activiteitenpolen. Deze betreffen: (1) het contractonderzoek, (2) de bescherming en exploitatie van intellectuele eigendom en (3) het spin-offbeleid. De totale omzet gerealiseerd door K.U.Leuven R&D groeide vorig jaar met 360 mio BEF tot een bedrag van 1,76 mia BEF (+25,7%). Gezien de belangrijke vertraging tussen contract en uitvoering, is deze groei nog niet zichtbaar in het uitgavenprofiel van K.U.Leuven R&D. De activiteitenpool 'onderzoek in opdracht' neemt 85% van de omzet voor zijn rekening. Belangrijke prioriteiten bij de verdere uitbouw van deze activiteit zijn: het systematiseren van contractuele procedures en werkwijzen, het continu optimaliseren van de divisiewerking evenals het continu verhogen van de efficiëntie van de interne werking door een goed uitgebouwde interne IT-infrastructuur die maximaal met het K.U.Leuven SAP-systeem geïntegreerd is. De groei van deze activiteitenpool wordt verder gestimuleerd door de toename van de octrooi- en spin-offactiviteiten. De activiteitenpool 'bescherming en exploitatie van intellectuele eigendom' kende vorig jaar, net als het jaar daarvoor, een sterke ontwikkeling en groei. Naast de implementatie van een interne procedure (inclusief de regeling van de vergoeding voor de uitvinders) en de definitieve oprichting van een Octrooifonds, verdubbelde het aantal potentiële octrooidossiers ten opzichte van 1999. Momenteel worden er 36 van de in 2000 gegenereerde octrooiaanvragen verder opgevolgd. Bij de uitbouw van de octrooiwerking wordt tevens actief een beroep gedaan op samenwerkingen met professionele octrooibureaus evenals met het Centrum voor Intellectuele Rechten van de K.U.Leuven. De activiteitenpool 'spin-offbeleid' kende eveneens een duidelijke groei. Vorig jaar zijn door K.U.Leuven R&D en het Gemma Frisius-Fonds 14 nieuwe spin-offdossiers behandeld, waarvan de helft in de loop van 2000 werd goedgekeurd en uitgevoerd. Dit brengt het totaal aantal K.U.Leuven-spin-offs op 39. Verder werden, net als vorig jaar, 3 kapitaalsverhogingen van recent opgerichte spin-offs aan het Gemma Frisius-Fonds voorgelegd. Alledrie werden ze succesvol afgerond. De volgende basisprincipes zijn steeds aanwezig bij elke spin-off creatie en vormen vandaag het handvest van het K.U.Leuven spin-offbeleid: 1. Het spin-offbeleid is een essentieel onderdeel van de maatschappelijke taak die de universiteit vervult en op actieve wijze invult; 2. Het spin-offbeleid zorgt ervoor dat er een billijke return gegenereerd wordt naar de universiteit, de onderzoeksgroepen en de individuele onderzoekers (dit geldt trouwens ook voor het octrooibeleid); 3. Het spin-offbeleid moet de uitstraling van de K.U.Leuven op Vlaams en Europees niveau ten goede komen. De voortrekkersrol die de K.U.Leuven in dit opzicht in Vlaanderen speelt en de voorsprong die vandaag bestaat, moeten zich verder consolideren in een positie die niet enkel op Vlaams niveau, doch tevens op Europese schaal voor de nodige uitstraling zorgt. Deze ontwikkeling van het spin-offbeleid tijdens het voorbije jaar heeft ervoor gezorgd dat ook de tweede kapitaalschijf ten belope van 150 mio BEF in het Gemma Frisius-Fonds zo goed als opgebruikt is. In de loop van 2001 zal daarom door de drie partners in het Fonds het kapitaal met 250 mio BEF worden verhoogd, tot het statutair toegelaten maximumbedrag van 500 mio BEF. Bij de verdere uitbouw van deze activiteitenpolen wordt tevens op een actieve manier een beroep gedaan op het netwerk van innovatiecoördinatoren dat momenteel bestaat in en tussen de onderzoeksgroepen betrokken bij de werking van K.U.Leuven R&D. Momenteel zijn er 11 innovatiecoördinatoren actief, evenwichtig gespreid over alle K.U.Leuven R&D-activiteiten. Tot slot zet K.U.Leuven R&D op actieve wijze haar internationalisatiebeleid verder. Zo werd het Europees project voor de verdere ontwikkeling van een internationaal technologietransfernetwerk tussen Europese universiteiten, waarvan K.U.Leuven R&D de 64
Katholieke Universiteit Leuven
coördinator is, met succes geïmplementeerd. Daarnaast werd samen met het Gemma Frisius-Fonds een CREA-project van de Europese Commissie gestart, met als doel de ontwikkeling van ondernemingsplannen en de ondersteuning van groeiende spinoffbedrijven verder te professionaliseren. K.U.Leuven R&D speelt tevens een actieve rol bij de ontwikkeling van Leuven.Inc, de netwerkorganisatie die gelijkgestemde kenniscreatoren en -gebruikers in de regio Groot-Leuven wil samenbrengen en die daartoe actief samenwerkt met Cambridge Network in het Verenigd Koninkrijk. Tot slot vormen de uitbouw van de wetenschapsparken en de optimalisatie van de werking van het Incubatie&Innovatiecentrum een continu aandachtspunt voor K.U.Leuven R&D. 1.5 1.5.1
Beleidsdoelstellingen op korte termijn en op middellange termijn Structuur
In het verleden werd geen volwaardig beleid gevoerd rond structurering van onderzoeksgroepen. Het kwaliteitsbeleid dat door de Onderzoeksraad ten uitvoer wordt gebracht, is immers uitsluitend gebaseerd op wetenschappelijke excellentie. Een dergelijk beleid biedt maximale groeikansen voor veelbelovende onderzoeksgroepen, maar kan ook leiden tot een versnippering van expertise over diverse groepen. Tegelijkertijd stelt zich de vraag naar de wenselijkheid van een verdere professionalisering van het beheer van de onderzoeksgroepen en departementen. Concrete voorstellen op het vlak van het beheer van de onderzoeksgroepen: verantwoordelijkheidsverdeling, strategische beleidsplannen, goede praktijken en dergelijke, worden ter discussie voorgelegd in de Raad voor Onderzoekbeleid. 1.5.2
Personeelsbeleid
De wijziging van de verhouding tijdelijk/vast personeel (zie 1.4.2 en Tabel 8 a) en de daaruit voortvloeiende verhoogde belasting van het ZAP, vormt een prangend probleem dat directe gevolgen heeft op het dagelijks functioneren. Daarbij komt nog het toenemend aantal emeritaten in de volgende 5-10 jaar (Tabel 8 b). Het gezamenlijk aantal postdoctorale mandaten op financiering van FWO-Vlaanderen en BOF groeide van 76 in 1994 naar 124 in 1999. De 'natuurlijke afvloeiing' van ZAP-leden via emeritaat zal in de nabije toekomst echter sterk toenemen: 153 ZAP-leden (in 'voltijdse equivalenten') zullen in de komende 5 jaar hun emeritaat opnemen (17% van het totale ZAP-kader). Deze problematiek dwingt tot een verhoogde aandacht voor een personeelsbeleid gericht op de optimalisering van de doorstroming van talent op alle niveaus: a) Doctorandi De doorstroming van jong talent moet verder aangemoedigd worden door gerichte maatregelen. Volgende punten worden hierbij overwogen: - studenten tijdens hun licentie- en thesisperiode meer 'onderzoeks-minded' maken door hen beter te informeren over doctoraatsmogelijkheden; - verbetering van de slaagkansen voor het behalen van een doctoraat, vooral voor AAP en BAP. Hiervoor is een beter gestructureerde opvolging nodig; - alle doctorandi moeten centraal geregistreerd worden vanaf hun aanstelling en de vooruitgang van het doctoraatsonderzoek moet systematisch opgevolgd worden; - het begeleiden van doctorandi moet beter gewaardeerd worden, bv. in het promotiedossier van de ZAP-leden en bij de evaluatie van OT/GOA-aanvragen; - een verhoging van het aantal doctoraatsstudenten kan verder nagestreefd worden door: + inspanningen om het aantal buitenlandse doctorandi te verhogen; + het creëren van een speciaal doctoraatsjaar voor clinici (eventueel te spreiden over 2 jaar); + de administratieve problemen in verband met het statuut van buitenlandse doctorandi - door overleg met de bevoegde overheden – te beperken; + profilering van de K.U.Leuven in de internationale uitwisseling van doctorandi om doctorandi uit geselecteerde buitenlandse universiteiten aan te trekken.
Onderzoek
65
b) Postdoctorale medewerkers Dankzij het invoeren van de 'nieuwe mandaten met overwegend onderzoeksopdracht' is een zeer belangrijke stap voorwaarts gezet in het licht van loopbaandoorstroming van postdoctorale onderzoekers. Nochtans bieden deze mandaten slechts een zeer gedeeltelijke invulling van de in de toekomst vrijkomende mandaten. Vanuit die optiek worden volgende mogelijke beleidsintenties voorgesteld: - binnen de departementen moet de aandacht voor loopbaanplanning van postdocs deel uitmaken van de departementale beleidsplanning; - binnen de universiteit moet een parallel loopbaantraject gecreëerd worden om, indien de financiële middelen daartoe beschikbaar zouden zijn, naast het traject van de FWO-postdocs, een 'evenwaardig' traject aan te bieden. Dit parallel traject wordt momenteel te weinig gebruikt door de faculteiten en dan nog meestal alleen in hoofdzaak voor onderwijsdoelen; - om zeer goede kandidaten te kunnen aantrekken, moet de K.U.Leuven het reeds gevoerde beleid van 'investering' in postdoctorale onderzoekers verder versterken en moeten op een meer systematische wijze vacatures opgesteld worden met het oog op het aantrekken van hoog gekwalificeerde niet-K.U.Leuven-onderzoekers; - internationale uitwisseling van postdoctorale onderzoekers moet verder aangemoedigd worden. Naast de bestaande BOF-procedure voor het aantrekken van fellows voor een langere periode, moeten ook kortere fellowships van top-senioronderzoekers in alle disciplines mogelijk gemaakt en aangemoedigd worden. c) ZAP en vast WP -
Er moet verder gestreefd worden naar een grotere tijdsbesteding voor onderzoek voor jonge ZAP-leden gedurende de eerste 5 à 10 jaren van hun aanstelling; Met het doel om specifieke expertise aan te trekken, moet worden overwogen om een systeem van startkredieten voor jonge, vooral extern aangestelde docenten uit te werken (via het Bijzonder Onderzoeksfonds en de betrokken faculteit).
1.5.3
Onderzoeksprojecten
In het kader van de projectfinancieringen via het Onderzoeksfonds worden volgende maatregelen overwogen om de middelenaanwending verder te optimaliseren in functie van noden en kwaliteit: - een verhoging van de bedragen van de GOA-toekenningen in functie van de grootte van de onderzoeksgroep indien de middelen dit toelaten; - voor OT's moet een verhoging van het gemiddeld toegekende bedrag worden nagestreefd; - de middelen voor interdisciplinair onderzoek moeten substantieel worden verhoogd; - ter vernieuwing van de onderzoeksapparatuur en aankoop van nieuwe apparatuur, moet een inhaaloperatie worden gestart. Het Bijzonder Onderzoeksfonds beschikt evenwel niet over de middelen die daarvoor nodig zijn. De evaluatie ex-ante en ex-post door een multidisciplinaire Onderzoeksraad moet uiteraard behouden blijven en zelfs versterkt worden omdat dit de basis is voor de 'natuurlijke' selectie van de beste onderzoeksgroepen. Anderzijds moet het aantal evaluatiemomenten eerder afnemen dan toenemen om ieders werkbelasting terzake in evenwicht te brengen. 1.5.4
Internationalisering
Mede naar aanleiding van de beleidsnota van Europees commissaris Ph. Busquin, is het wenselijk om met nog grotere overtuiging de deelname van K.U.Leuvenonderzoeksgroepen aan netwerken van excellente onderzoekscentra aan te moedigen. De bestaande stimulering via projecten 'Verkennende Internationale Samenwerking' was in het verleden op dit vlak succesvol, maar de internationaliseringsvraag die zich thans stelt is breder en diepgaander. In die optiek wordt voorgesteld: - 'internationale benchmarking' verder aan te wenden om de positionering van de K.U.Leuven in een aantal sterkte-domeinen op te volgen en verder eventuele maatregelen te treffen ter versterking van deze positie; 66
Katholieke Universiteit Leuven
-
-
-
de K.U.Leuven de kans te geven om een groter aantal Europese en niet-Europese doctorandi in te schakelen in het onderzoek. Bilaterale uitwisselingen van doctorandi/postdocs tussen onderzoekers van de K.U.Leuven en vooraanstaande groepen elders in Europa moeten aangemoedigd worden; de mogelijkheid voor sabbatical leave naar vooraanstaande internationale instellingen te verruimen. In 2000 waren er slechts 3 'sabbaticals' en ook in de voorgaande jaren was het aantal zeer beperkt; de procedure voor fellowships van de Onderzoeksraad te verruimen: voor alle disciplines moet het mogelijk worden gemaakt om vooraanstaande onderzoekers voor een korte termijn (zelfs 1 of enkele maanden) uit te nodigen.
1.5.5
Informatisering
De correcte opvolging van onderzoeksprojecten op verschillende niveaus, zowel op het niveau van het individueel project en van de onderzoeksgroep als op het niveau van heel de universiteit, krijgt een toenemend belang in het licht van het optimaal gebruik van de beschikbare middelen. Via het softwareprogramma SAP (Anemoon-project) werden informatiseringmodules ontwikkeld die inmiddels functioneel zijn voor de onderdelen financiën, personeel en K.U.Leuven R.&D. Het onderdeel onderzoek wordt verder voorbereid. De reeds volledig vernieuwde website onderzoek zal verder uitgebouwd worden tot een eigentijds medium, dat ook voor buitenlanders vlot toegankelijk moet worden. Daarnaast is er via de universiteitsbibliotheek een steeds groter aantal bibliografische databanken elektronisch ter beschikking. Belangrijk hierbij is de aankoop van het Web of Science, dat samen met andere gespecialiseerde bibliografische databanken gezamenlijk werd aangekocht voor de Vlaamse universiteiten, gesteund door de Minister van Onderwijs. 2.1
Opvolging en begeleiding van doctorandi
Doctorandi worden in de eerste plaats opgevolgd en begeleid door hun individuele promotoren, door algemene en/of gepersonaliseerde doctoraatscommissies, of door andere adviescommissies. Dit kan gebeuren via een systematisch en/of periodiek opvolgen en begeleiden van het onderzoekswerk, het begeleiden en evalueren bij de doctoraatsopleiding of de evaluatie bij de hernieuwing van mandaten.
2. Kwaliteitsbewaking
De K.U.Leuven heeft de doctoraatsopleiding tot algemene regel gemaakt voor iedere doctorandus/doctoranda die zijn/haar doctoraat aangevat heeft na 1 juli 1994 (academiejaar 1994-1995) of ten laatste na de invoering van het specifiek doctoraatsreglement in de betrokken faculteit. Vrijstelling van de verplichting tot het volgen van de doctoraatsopleiding kan volgens het facultair reglement toegestaan worden in welomschreven gevallen. De inhoud van de doctoraatsopleiding wordt door de faculteitsraad vastgesteld in een facultair reglement, desgevallend in overeenstemming met andere faculteiten van dezelfde groep, en wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Academische raad. De doctoraatsopleidingsprogramma's worden via het interne informatienetwerk (CWIS) aangekondigd. In de loop van het academiejaar 1999-2000 werd een globale evaluatie van de kwaliteit van de doctoraatsopleidingsprogramma's uitgevoerd (zie 2.8). Per faculteit wordt een algemene doctoraatscommissie ingesteld, aan wie de doctorandus/doctoranda per jaar, of voor meerdere jaren samen, zijn/haar programma voor de doctoraatsopleiding voorlegt. De algemene doctoraatscommissie beslist over de goedkeuring van dit programma, ziet toe op de uitvoering en de regelmatige evaluatie daarvan en beslist over de toekenning van het getuigschrift van de doctoraatsopleiding. Bij de hernieuwing van het mandaat van AAP wordt vooreerst het advies van de departementsvoorzitter, van het rechtstreekse diensthoofd en van het bureau van de faculteit gevraagd. Dit advies slaat op de wetenschappelijke waarde van het AAP-lid en, in voorkomend geval, op de vordering van het doctoraat, de wijze waarop de taken onderzoek en/of onderwijs(assistentie) werden vervuld alsook op de morele en pedagogische waarde van het AAP-lid.
Onderzoek
67
2.2
Evaluatie bij nieuwe aanstellingen en bevorderingen van het academisch personeel
Bij de benoeming of aanstelling in één van de graden van het ZAP wordt rekening gehouden met de bekwaamheid en de verdiensten van de kandidaat inzake wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijk onderwijs. Eventueel wordt rekening gehouden met de wetenschappelijke dienstverlening, en in voorkomend geval met de mate waarin hij/zij voordien als lid van het AP zijn/haar taken plichtsgetrouw heeft vervuld (zie onderdeel 'personeel'). 2.3
Evaluaties door andere instanties (FWO, IWT, EU)
Doctorandi en andere mandaathouders worden bovendien geregeld, onder meer naar aanleiding van hernieuwingen van mandaten, geëvalueerd door de bevoegde organen van FWO, IWT, EU. 2.4
Evaluaties door de Onderzoeksraad
De ex-post evaluatie van de gesteunde projecten en mandaten gebeurt systematisch, diepgaand en met feedback aan de betrokken onderzoeker(s). De evaluatie voor de toekenning van een project of mandaat werd beschreven in punt 1.3. De evaluatie van de projectuitvoering gebeurt onder de vorm van beoordelingen van de tussentijdse en eindrapporten over alle projecten die via het GOA- of OT-systeem werden toegekend. De eindrapporten opgesteld door de woordvoerders van de afgelopen K.U.Leuvenprojecten werden ook in 2000 ter evaluatie voorgelegd aan de leden van de Onderzoeksraad. De procedure bestond erin dat elk eindrapport geëvalueerd werd door een lid van de Onderzoeksraad dat qua discipline het best het afgelopen project kon beoordelen. Deze rapporten én de verschillende evaluaties daarvan werden nadien ook nog eens door de voorzitter van de Onderzoeksraad en het Bureau onderzoeksraad beoordeeld en tenslotte voorgelegd aan de plenaire Onderzoeksraad. De conclusies werden in het Bureau van de onderzoeksraad, en vervolgens in de plenaire Onderzoeksraad kritisch besproken (bijlage 4). Eveneens worden de resultaten van de kleinere interventiecategorieën beoordeeld. Alle begunstigden van een postdoctoraal mandaat, een fellowship en houders van een doctorandusbeurs moeten een verslag indienen dat ook ter beoordeling voorgelegd wordt. Door een ruime aandacht voor selectie en permanente evaluatie van onderzoeksprestaties wordt een hoog niveau van onderzoekskwaliteit nagestreefd. Uit ex-post analyse van de evaluatie van GOA- en OT-projecten blijkt duidelijk dat de eindbalans (zeer) positief is voor alle geanalyseerde GOA-projecten. Voor de OTprojecten is de overgrote meerderheid zeer positief beoordeeld terwijl een klein aantal projecten na degelijke inspanningen moeilijk realiseerbaar waren of negatieve resultaten hebben opgeleverd. Slechts een klein aantal projecten kan als mislukt worden beschouwd. Aangezien dit als een bijna onvermijdelijk risico kan worden beschouwd bij OT-projectfinanciering betekent dit dat de selectieprocedures behoorlijk werken doch continu moeten bewaakt en zo mogelijk versterkt worden. 2.5
Evaluaties met het oog op middelenverdeling in de faculteiten
Reeds langer bestaat in enkele faculteiten een systeem van puntenmeting voor wetenschappelijk onderzoek dat mee gebruikt wordt als een van de parameters voor de verdeling van werkingsmiddelen binnen de faculteit. Deze systemen worden veralgemeend, iedere faculteit kan daarbij rekening houden met de specifieke eigenheid in de discipline en de publicatiegebruiken. In de loop van 1996 hebben de meeste faculteiten/departementen hun (lang bestaande of recente) methodologie terzake voorgelegd aan de Raad voor Onderzoeksbeleid. Op basis hiervan werden algemene richtlijnen opgesteld die voor alle faculteiten/departementen bruikbaar zijn. Het is de bedoeling dat iedere faculteit jaarlijks zijn intern evaluatieverslag voorlegt aan de Raad voor Onderzoeksbeleid zodat op basis van deze uitwisseling van ervaring en op basis 68
Katholieke Universiteit Leuven
van internationale vergelijkingen een voortdurende verbetering van de evaluatieprocedure kan worden opgebouwd (zie ook 1.1.1.d). 2.6
Globale evaluatie van de onderzoeksoutput
Sinds 1997 worden de publicaties van K.U.Leuven-onderzoekers opgevraagd voor de samenstelling van de Academische Bibliografie. Een overzicht van de publicaties voor 1999, opgedeeld per discipline, is weergegeven in tabel 11. Onderstaande analyse van de wetenschappelijke publicaties volgens impactfactor heeft voornamelijk betrekking op domeinen uit de exacte en biomedische wetenschappen. De gebruikte lijst met impactfactoren is deze van ISI (Institute for Scientific Information; JCR Science edition 1998).
500 450 400
100 80 60
350
40
300
20
250
0
200 150 100 50 0
Ac.Bib.1998
Ac. Bib. 1999
Figuur 4. Verdeling van de tijdschriftenartikels opgegeven voor de Academische Bibliografie volgens impactfactor (Science Citation Index 1998) voor 1998 en 1999. In de totale K.U.Leuven-databank werden 2 343 publicaties gerapporteerd in tijdschriften met impactfactor. Er zijn 333 publicaties met een impactfactor groter dan 4. Figuur 4 geeft een vergelijking met de publicatiegegevens van 1998. Voor een evaluatie van publicaties in disciplines die niet vertegenwoordigd zijn in ISIdatabanken, wordt een kwaliteitsindeling gegeven op basis van de verschillende categorieën die door de Dienst Onderzoekscoördinatie gehanteerd worden (zie tabel 11).
Onderzoek
69
2.7
Project 'Promoveren aan Vlaamse Universiteiten'
Het project betreft 2 luiken. In het eerste luik werden het personeelsbestand (het betreft de instroom vanaf 1984) en het studentenbestand van beide universiteiten geanalyseerd door het CWTS (Leiden). De analyse van deze bestanden resulteerde in een uitvoerig eerste (concept)rapport waarin 'doctoreren' cijfermatig in alle mogelijke facetten wordt belicht. Er werd onder meer per faculteit nagegaan in welk statuut en na hoeveel jaar men tot een doctoraat komt. De gegevens werden ook geanalyseerd voor andere belangrijke variabelen als geslacht, aard van de aanstelling (voltijds of deeltijds) en afstudeergraden. Om de cijfers meer 'diepgang' te geven en verklaringselementen voor de gevonden verbanden aan te reiken, wordt er in het tweede luik gewerkt met een enquête. Aan de basis van de enquête liggen 2 onderzoeksvragen. 1. Wie van diegenen die instromen in de universiteit starten met een doctoraatsonderzoek en op basis van welke motivatie doen ze dit? 2. Wie van diegenen die starten met een doctoraatsonderzoek komen effectief tot een doctoraat? Factoren die het doctoraatsonderzoek mogelijk belemmeren of stimuleren worden onderzocht, met name de rol van de promotor, de rol van de onderzoeksgroep, de onderwijslast, enzovoort. In 1999 werd het conceptueel kader van het tweede luik van het onderzoek uitgewerkt en werd het opstellen van de vragenlijst zo goed als afgerond. In 2000 werden de vragenlijsten verstuurd naar een steekproef van respondenten die instroomden in de universiteit in de periode 1984-1998. Het versturen van de vragenlijst gebeurde in 2 fasen: in de maanden juni-augustus werden de respondenten die nog werkten aan de universiteit bevraagd (groep 1), in de maanden september-december werd de respondenten bevraagd die niet meer aan de K.U.Leuven werkten (groep 2). De antwoorden van de respondenten uit groep 1 werden ingevoerd in een databestand voor analyse en er werd gestart met het coderen van de antwoorden van groep 2. 2.8
Evaluatie van de doctoraatsopleiding
In de marge van het project 'Promoveren aan Vlaamse Universiteiten' (zie 2.7) werd door de K.U.Leuven in de periode juni-december 1999 eveneens de doctoraatsopleiding geëvalueerd. Deze evaluatie gebeurde in 2 stappen. Ten eerste werd aan de doctorandi gevraagd de doctoraatsopleiding aan hun faculteit te evalueren aan de hand van een korte vragenlijst op het web. Ten tweede werden diepte-interviews gehouden met de verschillende voorzitters van de facultaire doctoraatscommissies omtrent hun ervaring met de doctoraatsopleiding. De evaluatie was bedoeld om de doctoraatsopleiding daar waar nodig bij te sturen. In 2000 werden de krijtlijnen van een verbeteringsvoorstel voor de doctoraatsopleiding uitgezet. In de loop van 2001 zal dit voorstel in detail uitgewerkt en geïmplementeerd worden. 2.9
OPBWO-project 'Tekort aan onderzoekers?'
In het kader van het onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek kon eind 1999 aan de K.U.Leuven in samenwerking met de Universiteit Antwerpen een project van start gaan rond het tekort aan onderzoekers aan de Vlaamse universiteiten en wetenschappelijke instellingen. Het onderzoek verloopt in 2 fasen. In de eerste fase van het onderzoek werden in de periode mei tot juli 2000 636 onderzoeksleiders aan de verschillende Vlaamse universiteiten bevraagd door middel van een schriftelijke vragenlijst. De bedoeling van deze fase was in de eerste plaats te onderzoeken of er tekorten aan onderzoekers bestonden en desgevallend na te gaan waar de tekorten zich vooral situeerden. De resultaten van deze eerste fase werden reeds gebundeld in een eerste deelrapport 'Tekort aan onderzoekers' (Verhoeven, van Petegem & Dom, 2000) en samen met een aantal voorlopige beleidsmaatregelen overgemaakt aan de bevoegde minister. Om een volledig en meer diepgaand beeld te krijgen van de thematiek 'tekort aan onderzoekers' is een tweede fase van kwalitatief onderzoek aangewezen in de onderzoeksdomeinen waar zich tekorten aan onderzoekers voordoen. In overleg met de leden van de stuurgroep werd inmiddels beslist dat er diepte-interviews zullen worden 70
Katholieke Universiteit Leuven
afgenomen bij een beperkt aantal onderzoeksleiders in de geïdentificeerde 'knelpuntdomeinen' en in de onderzoeksdomeinen waar men eveneens problemen had verwacht, met name wiskunde, informatica en scheikunde. 3.1
Globaal
De totale uitgaven voor onderzoek bedroegen in 2000 6,372 mia BEF, een toename van 6,7% ten opzichte van 1999. Deze uitgaven houden geen rekening met onderzoek via VIB en de Universitaire Ziekenhuizen. De verdeling van deze uitgaven over de verschillende financieringskanalen is weergegeven in Tabel 2a.
3. Financieringsbronnen
De groei van het 'projectonderzoek en mandaten K.U.Leuven' (financieringsgroep a uit Tabel 2a) bedroeg 3,3%. De uitgaven via het Bijzonder Onderzoeksfonds stegen in 2000 met 21,8%. Een meer gedetailleerde weergave van deze uitgaven is weergegeven in Tabel 2b. De uitgaven voor projectonderzoek via K.U.Leuven R&D (financieringsgroep b uit Tabel 2a) kenden een toename van 27,9%. Deze toename was reeds zichtbaar in de stijgende omzetcijfers in 1999. Indien men de som maakt van de financieringsmiddelen die een uitgesproken 'fundamenteel' karakter hebben, namelijk het Bijzonder Onderzoeksfonds, FWO, IUAP en de mandaten FWO en IWT, dan stelt men voor 2000 een groei vast van 4,2% (zie ook figuur 1). Hierbij valt vooral de sterke groei van de uitgaven via het Bijzonder Onderzoeksfonds op. Deze stijging is een gevolg van de extra financiële inspanningen van de Vlaamse overheid voor het wetenschappelijk onderzoek tijdens de voorbije jaren. De financieringsmiddelen voor toegepast en beleidsgericht onderzoek (overheden, internationale organisaties, privé en mecenaat en projectonderzoek K.U.Leuven R&D) kennen een toename van 10,1% ten opzichte van 1999. De Europese middelen voor onderzoek nemen niet proportioneel toe met de globale onderzoeksmiddelen van de K.U.Leuven. Dit kan ten dele toe te schrijven zijn aan de Europese politiek van overdreven aandacht voor uitgesproken toegepast onderzoek, hetgeen lang niet altijd geschikt is voor een universiteit met hoofdaandacht voor het fundamenteel onderzoek. Anderzijds lijkt er een zekere 'moeheid' op te treden om veel tijd en energie te steken in Europese projectaanvragen met geringe globale slaagkansen. Naast deze inhoudelijke duiding van de terugval van ruim 20% van het onderzoeksbudget op basis van EU-contracten, moet hier ook een eerder technisch element vermeld worden. Gezien de toepassingsgerichte aard van de projecten en de daarbij optredende industriële betrokkenheid, wordt een toenemend aantal EU-projecten autonoom beheerd door K.U.Leuven R&D; deze zijn dus niet in de rubriek 'projectonderzoek en mandaten K.U.Leuven' opgenomen (Tabel 2). 3.2
Per faculteit
Tabellen 3 en 4 geven een totaaloverzicht van de onderzoeksuitgaven opgedeeld per faculteit. Er is een globale groei van 6,9% over de verschillende faculteiten. Uitgesplitst over de verschillende groepen geeft dit groeicijfers van 5,8% voor de Humane Wetenschappen, 4,2% voor de Exacte Wetenschappen en 9,1% voor de Biomedische Wetenschappen. Bij de Biomedische Wetenschappen is de sterkste groei voor de faculteiten Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie en Farmaceutische Wetenschappen (31,7 en 24,5%). De Faculteit Geneeskunde ziet haar uitgaven stijgen met 7,4%. Binnen de Humane Wetenschappen kenden vooral de faculteiten Godgeleerdheid, Psychologie en Pedagogische Wetenschappen en Letteren een sterke groei (28,2; 11,9 en 10%). Het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte en de Faculteit Sociale Wetenschappen kenden een groei van respectievelijk 6,4 en 2,7% terwijl de faculteiten Rechtsgeleerdheid en Economie en Toegepaste Economische Wetenschappen (ETEW) een daling in hun uitgaven hadden van 7,5 en 5,5%. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de Faculteit ETEW een sterke groei kende in 1999. Binnen de Exacte Wetenschappen is de sterkste groei voor de Faculteit Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen (+9%), gevolgd door de faculteiten Toegepaste Wetenschappen en Wetenschappen (+4,9 en +0,4%). Onderzoek
71
In absolute waarde heeft de Faculteit Geneeskunde de meeste onderzoeksuitgaven, gevolgd door de faculteiten Toegepaste Wetenschappen, Wetenschappen en Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen. Deze vier faculteiten samen gaven in 2000 73% van het totale onderzoeksbudget uit. Als bijlage 5 wordt een overzicht gegeven van de evolutie van de onderzoeksuitgaven per faculteit tussen 1990 en 2000. Een volledig en gedetailleerd beeld per onderzoeksgroep wordt gegeven als bijlage 6. Deze cijfers moeten verder worden aangevuld met de onderzoeksuitgaven via K.U.Leuven R&D, die opgenomen worden als bijlage 7. Voor bepaalde departementen en afdelingen met een groot aantal industriële opdrachten wordt dit financieringskanaal immers een zeer belangrijk uitgangspunt. 3.3
Per wetenschapsdiscipline
De besteding van de financiële middelen per wetenschapsdiscipline wordt gegeven in Tabel 5 en als bijlage 8.
4. Personeelsbestand
4.1
Globaal en per faculteit
Een volledig beeld van de beschikbare personele middelen wordt weergegeven als bijlage 9. Na optelling van de gedetailleerde cijfers per faculteit verkrijgt men het overzicht van Tabel 6. In het kader van de competitieve allocatie van personeel en middelen, en met het oog op de vorming van jonge onderzoekers, verdienen de mandaten FWO en IWT bijzondere aandacht. Aangezien zowel de FWO-mandaten als de IWT-specialisatiebeurzen rechtstreeks gefinancierd worden door de betrokken fondsen, kan het gewicht van deze mandaten in het onderzoeksbudget enkel door een berekening van de tegenwaarde worden ingeschat. In het boekjaar 2000 bedroeg deze tegenwaarde 1 319 mio BEF. a) Mandaten FWO Tabel 6 toont dat het aantal FWO-mandaten tijdens het academiejaar 2000-2001 478 eenheden bedroeg, te verdelen over 268 aspiranten, 209 postdoctorale onderzoekers en 1 Bijzondere Doctoraatsbeurs. Het aantal aspiranten is lichtjes gedaald (met 5 eenheden) ten opzichte van het vorige jaar. Het aantal postdoctorale onderzoekers is opnieuw sterk toegenomen (+12). Dit werd mogelijk gemaakt door de verhoogde financiële steun van de Vlaamse Gemeenschap aan het FWO en de extra middelen van de Federale Overheid voor de financiering van bijkomende onderzoekers. Hierdoor kwamen niet alleen meer middelen vrij voor onderzoeksprojecten, maar vooral ook voor nieuwe mandaten (voor Vlaanderen ca. 240 mio BEF extra). In de loop van het jaar 2000 werden in de diverse geledingen van de universiteit besprekingen gevoerd rond de overheveling van de Leuvense vaste mandaathouders FWO naar het ZAP-kader. Ook met de mandaathouders zelf werd op regelmatige tijdstippen contact opgenomen en werd de stand van zaken toegelicht. In tussentijd werd de financiering van de bijzondere onderzoeksfondsen en de subsidieverlening van het FWO herzien zodat onder andere de 'verzapte' FWO'ers door de universiteiten konden gefinancierd worden en er tevens ruimte was voor de aanstelling van bijkomende ZAPmandaten met voornamelijk onderzoeksopdracht. Op basis van de wettelijke reglementering werd aan iedere vaste mandaathouder een voorstel tot rangschikking in één van de graden van het Zelfstandig Academisch Personeel van de K.U.Leuven geformuleerd. Per 1 oktober 2000 hebben 77 Leuvense vaste mandaathouders FWO (waarvan 46 onderzoeksleiders en 31 onderzoeksdirecteurs) aanvaard om opgenomen te worden in het ZAP-kader van de universiteit. Vijf Leuvense vaste mandaathouders FWO (waarvan 2 onderzoeksleiders en 3 onderzoeksdirecteurs) hebben besloten om bij het FWO te blijven met een contract van onbepaalde duur. De financiering van beide groepen valt vanaf oktober 2000 ten laste van de universiteit via een transfer vanuit het Bijzonder Onderzoeksfonds.
72
Katholieke Universiteit Leuven
De kostprijs van deze groep wordt door het FWO gefactureerd aan de universiteit. Vanaf 2000 kunnen er geen nieuwe aanstellingen als onderzoeksleider of onderzoeksdirecteur van het FWO worden toegekend. De overblijvende vaste mandaathouders bij het FWO vormen een 'uitdovende' groep. b) Mandaten IWT Het IWT financierde in 2000-2001 242 specialisatiebeurzen (totaal aantal mandaten, inclusief wijzigingen aan de hand van de reservelijst). In Tabel 8 wordt de vergelijking gemaakt met het voorgaande academiejaar: in absolute cijfers is er voor het eerst een terugval met 10 bursalen. Ten opzichte van het aantal IWT-bursalen voor de Vlaamse universiteiten is het K.U.Leuven-aandeel met 1,9% gedaald en bedraagt het 42%. De slaagkans voor een eerste termijn IWT-beurs lag voor de Leuvense onderzoekers op 36%. In vergelijking met voorgaande jaren betekent dit een daling met 0,8%. Ook dit jaar heeft de Raad van Bestuur van het IWT beslist om voor de eerstejaarsbursalen een jaarlijkse projectkostenvergoeding ten bedrage van 150 000 BEF per bursaal te voorzien. Alle bursalen (1e en 2e termijn) ontvangen momenteel een benchfee die via de centrale financiële diensten van de K.U.Leuven ter beschikking worden gesteld van de promotor en de bursaal. Wat de verdeling van deze bursalen onder de Leuvense faculteiten betreft, blijkt dat de vorig jaar vastgestelde tendens, namelijk dat de Faculteit Wetenschappen niet langer inlevert ten voordele van de andere faculteiten, wordt bevestigd. Het aandeel stijgt voor de derde maal, nu met 2,2%. Ook het aandeel van de Faculteit Farmaceutische Wetenschappen is met 0,9% gestegen terwijl de Faculteit Geneeskunde status quo blijft. Het aandeel van de faculteiten Toegepaste Wetenschappen en Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen kent een terugval met respectievelijk 1,1% en 1,7%. 4.2
Per wetenschapsdiscipline
Het overzicht van het personeelsbestand per wetenschapsdiscipline wordt gegeven in Tabel 9. De evaluatie van de wetenschappelijke output behoort tot de basisopdrachten van de Onderzoeksraad en de Dienst Onderzoekscoördinatie. Deze evaluatie leidt niet zelden tot concrete aanbevelingen inzake groepsvorming, onderzoeksoriëntatie, werving van jonge onderzoekers, enz. De meeste faculteiten stellen een jaarlijks evaluatierapport op van de onderzoeksactiviteiten van hun departementen of afdelingen, waaraan ook geleidelijk praktische consequenties voor onderzoeksfinanciering gekoppeld worden.
5. Wetenschappelijke output per wetenschapsdiscipline
Het aantal behaalde doctoraatstitels wordt beschouwd als een belangrijke outputindicator aangezien de doorstroming van jong talent duidt op de wetenschappelijke dynamiek van de onderzoeksgroep. In Tabel 10 wordt een overzicht gegeven van de verschillende doctoraten die in het academiejaar 1999-2000 aan de K.U.Leuven werden uitgereikt. Vergeleken met 1999 is er een sterke toename van het aantal afgelegde doctoraten (+ 53). Een andere belangrijke outputindicator is het aantal en de kwaliteit van de publicaties (zie 2.6, Globale evaluatie van de onderzoeksoutput). In tabel 11 wordt een analyse gegeven van de publicatie-output van 1999 per wetenschapsdiscipline.
Onderzoek
73
6. Nationale wetenschappelijke samenwerking
6.1 6.1.1
Vlaamse onderzoeksacties Onderwijskundig Beleids- en Praktijkgericht Wetenschappelijk Onderzoek 2000 (OBPWO) (voorheen FKFO-Ministerieel Initiatief)
Sinds 1994 werd de selectieprocedure expliciet omschreven waarbij zowel beleidsrelevante als wetenschappelijke aspecten in aanmerking komen. Ingediende projectvoorstellen moeten betrekking hebben op de prioritaire onderzoeksthema's die de minister van Onderwijs en Vorming heeft vastgelegd. In 2000 werd in totaal 88 mio BEF toegewezen. Bij de finale toekenningen was de K.U.Leuven betrokken bij 6 van de 10 projecten (4 als woordvoerder) voor een totaal bedrag van 21,500 mio BEF. Het totaal van alle projecten waar de K.U.Leuven bij betrokken was, bedraagt 45 mio BEF. 6.1.2
Programma voor Beleidsgericht Onderzoek (PBO)
De Vlaamse Regering besliste op 24 juli 1997 een programma Beleidsgericht Onderzoek te starten. Het programma heeft zowel sectorieel-beleidsmatige als wetenschapspolitieke doelstellingen en richt zich vooral naar onderzoeksgroepen uit de sociale en uit de cultuur- en gedragswetenschappen. In het kader van het programma 'Beleidsgericht Onderzoek van de Vlaamse Gemeenschap' werden in 2000 28 projecten toegekend, gefinancierd op het budget van 1999 voor een totaal bedrag van 384 mio BEF. De K.U.Leuven diende 46 aanvragen in. Daarvan werden 13 projecten toegekend voor een totaal bedrag van 175,5 mio BEF: 10 projecten in het thematische luik (samen 99,6 mio BEF), 2 projecten in het longitudinaal luik (27,3 en 8,4 mio BEF) en 1 project in de open cluster van het longitudinaal luik (40 mio BEF). 6.1.3
Onderzoeksprogramma Humane Wetenschappen
Ter opvolging van het impulsprogramma 'Humane Wetenschappen' - luik 'Wetenschap als Cultuur' werd het onderzoeksfonds 'Max Wildiers' opgericht ter ondersteuning van onderzoeksprojecten rond 'Vlaamse Archieven' waarin het ontsluiten van primair bronnenmateriaal samengaat met het wetenschappelijk onderzoek ter zake. In 2000 zijn de goedgekeurde projecten gestart. De K.U.Leuven treedt in 9 van de 19 goedgekeurde projecten op als hoofdpromotor. Op basis van de verdeling van de financiële middelen haalt de K.U.Leuven 31,3% of 84,5 mio BEF van het totaal budget van 270 mio BEF. 6.1.4
Beleidsvoorbereidend onderzoek ter ondersteuning van het arbeidsbeleid (VIONA)
De Vlaamse Minister van Economie en Werkgelegenheid lanceerde in 2000 14 nieuwe thema's en 1 longitudinaal spoor bij het Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering (VIONA) met de volgende aandachtspunten: actief arbeidsmarktbeleid, human resources management en de werking van arbeidsmarktfactoren, en maatschappelijke dwarsverbindingen van de arbeid. De K.U.Leuven diende 13 aanvragen in (inclusief HIVA en samenwerkingsverbanden). Hiervan werden 10 projecten toegekend voor een totaal bedrag van 95,1 mio BEF. Daarnaast kreeg het Universitair Steunpunt WAV (Werkgelegenheid, Arbeid en Vorming) een decretale erkenning voor vijf jaar, ingaand vanaf 1 januari 2001. 6.1.5
Industriële IWT-projecten type 'autonome functie'
Het aantal en het budget van de projecttoekenningen in het kader van de zogenaamde 'autonome functie' van het IWT kende een ongewoon sterke toename in 2000. Deze projecten, waarbij een bedrijf de hoofdaanvrager is en waarbij de universiteit fungeert als onderzoekspartner, beogen doelstellingen die voor de betrokken Vlaamse bedrijven een 74
Katholieke Universiteit Leuven
strategisch voordeel kunnen bieden op onderzoeksmatig en technologisch vlak. Aldus kan men stellen dat universitaire deelname aan deze projecten een sterke bevestiging is van de rol die universiteiten kunnen spelen in het 'innovatieproces'. Bij 35 van de toegekende projecten in 2000 was de K.U.Leuven betrokken. In het totaal werden via dit kanaal voor 473 mio BEF aan nieuwe projectmiddelen aangetrokken. Ten opzichte van 1999 is dit een toename van ongeveer 175%! Hierbij moet evenwel opgemerkt worden dat het cijfer voor 1999 om onverklaarbare redenen gedaald was met ongeveer 20% ten opzichte van 1998. 6.1.6
IWT: HOBU-Fonds
Het HOBU-Fonds is er in de eerste plaats op gericht het technologisch onderzoek aan de Vlaamse hogescholen op te waarderen en de verspreiding van technologiekennis via hogescholen naar het bedrijfsleven te bevorderen. Tegelijkertijd biedt het HOBU-Fonds een mogelijkheid om de samenwerking tussen universiteiten en hogescholen te versterken. In 2000 was de K.U.Leuven betrokken bij 19 van de 61 HOBU-aanvragen. Van deze 19 aanvragen werden er uiteindelijk 7 goedgekeurd, hetgeen overeenkomt met een slaagpercentage van 37%. Verdere opvolging van deze en de reeds lopende HOBUprojecten moet duidelijk maken in welke mate de beoogde doelstellingen van het HOBUFonds verwezenlijkt worden. 6.1.7
Vlaams Interuniversitair Instituut Biotechnologie (VIB)
De drie VIB-departementen van de K.U.Leuven (Transgene technologie en gentherapie o.l.v. prof. D. Collen; Menselijke erfelijkheid o.l.v. prof. G. David; Celgroei, differentiatie en ontwikkeling o.l.v. prof. D. Huylebroeck) scoorden goed tot zeer goed bij de evaluatie die in 1999 door het VIB werd georganiseerd. Zo blijkt uit de analyse van de publicaties dat de twee 'grote' departementen van prof. D. Collen en prof. G. David elk ongeveer 20% van de VIB-publicaties met een impact van meer dan 5 vertegenwoordigen. Deze cijfers tonen enerzijds aan dat de relatieve wetenschappelijke positie van de K.U.Leuven-groepen binnen het VIB zeer sterk is, en anderzijds dat deze prestatieparameter vergelijkbaar is met de beste biotechnologische onderzoeksgroepen wereldwijd. Bovendien vertonen zowel deze output als de verwachtingen in verband met mogelijke valorisaties de voorbije jaren een stijgende trend. De zogenaamde 'evaluatie van de evaluatie' die in 2000 plaatsvond, leidde tot verdere aanbevelingen voor toekomstige evaluatieprocedures, maar maakte geen einde aan de relatieve onduidelijkheid over de voortzetting gedurende de volgende vijfjarige periode. De oplossing om de beheers- en de raamovereenkomsten met één jaar te verlengen zonder grondige wijzigingen, laat toe de beheers- en de raamovereenkomsten en het VIB-beleidsplan beter af te stemmen op de beleidsdoelstellingen van de Vlaamse overheid en de universiteit. Ter voorbereiding hiervan hebben de betrokken universiteiten overleg gepleegd in VL.I.R.-verband om een aantal bepalingen in de raamovereenkomsten te wijzigen. Volgens de inzichten van de universiteiten staan de bestaande contractmodaliteiten een echt partnerschap met het VIB in de weg en zijn aanpassingen gewenst op het vlak van het beheer van de geldstromen, het niveau van de overhead, de bepalingen in verband met valorisatie en de rol van het VIB in verband met het zogenaamde projectmatig onderzoek. 6.1.8
Bilaterale Wetenschappelijke en Geo-politieke Prioritaire Landen
Technologische
Samenwerking
met
de
In 2000 werd een vijfde oproep gelanceerd in het kader van de bilaterale wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen Vlaanderen en 6 geopolitieke landen, namelijk Polen, Hongarije, Roemenië, Zuid-Afrika, Chili en China. Het totale budget voor Vlaanderen bedroeg 143 mio BEF. Dit bedrag staat ter beschikking van onderzoeksprojecten die drie jaar lopen en waarbij financiële middelen worden voorzien voor o.a. wederzijdse uitwisselingen op postdoctoraal niveau en de organisatie van seminaries en workshops. In totaal werden voor de K.U.Leuven 36 aanvragen ingediend (5 minder dan in 1999) met volgende verdeling over de prioritaire partners: Polen (6), Hongarije (6), Roemenië (7), Onderzoek
75
Zuid-Afrika (10), China (6) en Chili (1). Verspreid over de wetenschapsgebieden geeft dit 1 aanvraag in de Humane Wetenschappen, 11 in de Wetenschappen, 7 in de Toegepaste Wetenschappen, 9 in de Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen en 8 in de Medische en Farmaceutische Wetenschappen. Rekening houdend met de Vlaamse selectiecriteria en met de eigen strategie inzake internationale samenwerking heeft het Bureau van de Onderzoeksraad, in opdracht van de Academische Overheid, een evaluatie doorgevoerd die werd aangevuld met experts uit bepaalde domeinen. Uiteindelijk participeert de K.U.Leuven als hoofd- of copromotor in 20 van de 40 toegekende onderzoeksprojecten (50%). De financiële weerslag bedroeg 42,3 mio BEF t.o.v. 142,4 mio BEF in het totaal (dus 29,7%). Hieruit kunnen we besluiten dat relatief gezien veel onderzoeksgroepen deelnemen doch met lage budgetten. Verspreid over de prioritaire partners geeft dit: Polen (4), Hongarije (3), Roemenië (2), Zuid-Afrika (5), China (4) en Chili (1). 6.1.9
Strategische Technologieën voor Welzijn en Welvaart (STWW)
In 2000 werd een beperkte STWW-ronde georganiseerd die enkel betrekking had op het luik 'Technologie en Economie'. Voor het STWW-luik 'Technologie en Maatschappij' was er in 2000 geen oproep. In totaal werden er 30 STWW-aanvragen bij het IWT ingediend. Bij 16 van deze 30 aanvragen was de K.U.Leuven betrokken. De evaluatie, die georganiseerd werd in 6 'colleges' (één per deeldomein) samengesteld uit 4 tot 7 internationale experten in het betreffende domein, leidde tot schitterende resultaten voor de K.U.Leuven: - van de 13 goedgekeurde aanvragen, zijn er 10 met een K.U.Leuven-participatie; in 9 van deze aanvragen is K.U.Leuven hoofdaanvrager; - 54,6% van de STWW-middelen van de oproep 1999 gaan naar de K.U.Leuven; - het slaagpercentage (=toegekende/aangevraagde middelen) van de K.U.Leuvenaanvragen bedraagt 57%; - het zogenaamd TOP-project (Technologie Ontwikkelingsproject) werd toegewezen aan de K.U.Leuven. De resulterende totale STWW-financiering voor de K.U.Leuven bedraagt in 2000 nagenoeg 225 mio BEF. In 2000 werd het STWW-programma ten gronde herwerkt tot een generisch programma met een gewijzigde balans tussen het wetenschappelijk-technologische aspect enerzijds en de utilisatieperspectieven anderzijds. Omwille van deze nieuwe oriëntatie kreeg het programma de naam 'Generisch Basisonderzoek aan de Universiteiten'. De hoofdreden voor deze herwerking was een te sterke nadruk op het economische aspect, hetgeen leidde tot een selectie waarbij de intrinsieke wetenschappelijke waarde van secundair belang werd ten opzichte van de economische criteria. Het economische aspect werd verder bekrachtigd door de cofinanciering vanwege bedrijven, wat in bepaalde gevallen het langetermijnkarakter ervan kon doen vervagen ten voordele van industriële betrachtingen. 6.2 6.2.1
Federale onderzoeksacties Interuniversitaire attractiepolen
De projecten (fase IV) gestart in 1997 lopen nog tot eind 2001. Eind 2000 werd een eerste aanzet gegeven om fase V van het programma voor te bereiden. 6.2.2
Plan voor wetenschappelijke Ondersteuning van een beleid gericht op Duurzame Ontwikkeling (PODO II)
Op 12 mei 2000 werd door de Ministerraad het voorstel van de Minister van Wetenschappelijk onderzoek betreffend een tweede Plan ter wetenschappelijke Ondersteuning van een beleid inzake Duurzame Ontwikkeling (PODO II) goedgekeurd. Het nieuwe Plan omvat 2 aanvullende delen: 'Duurzame productie- en consumptiepatronen' en 'Global change, ecosystemen en biodiversiteit'. Voor de gehele periode werd voor de contracten en onderzoeksacties in totaal 2,3 mia BEF uitgetrokken. Een eerste oproep verscheen in juli 2000 voor het deel 'Global change, ecosystemen en 76
Katholieke Universiteit Leuven
biodiversiteit' en had betrekking op de aspecten Atmosfeer en Klimaat met inbegrip van Antarctisch onderzoek gerelateerd aan deze problematiek, Terrestrische ecosystemen en de eraan gerelateerde biodiversiteitproblematiek. Voor deze oproep werden 3 voorstellen goedgekeurd waarbij de K.U.Leuven betrokken was, voor een totaal bedrag van 41,5 mio BEF. 6.2.3
Wetenschappelijke en Technologische Samenwerking met Centraal- en OostEuropa: fellowships
Onderzoeksgroepen die momenteel financiering ontvangen in het kader van een federaal impulsprogramma kunnen als onthaalinstelling optreden voor een postdoctorale onderzoeker uit Centraal- en Oost-Europa. Deze beurzen hebben een maximale duur van 12 maanden. In 2000 werden 10 aanvragen door K.U.Leuven-onthaalinstellingen ingediend waarvan er uiteindelijk 7 werden toegekend. 6.2.4
Meerjarig onderzoeksprogramma ter ondersteuning van de modernisering van de overheidsinstellingen
Op 16 december gaf de Ministerraad de goedkeuring om een oproep voor dit onderzoeksprogramma te lanceren. Het onderzoeksprogramma ligt in het verlengde van een voorbereidende studie uitgevoerd door de K.U.Leuven en de U.C.L. in 1998-1999. De bedoeling van dit onderzoek is beleidsondersteuning te bieden bij het moderniseringsproces van de federale overheid. De K.U.Leuven behaalde 7 contracten voor een totaal bedrag van 23,5 mio BEF. 6.2.5
Oproep voor het indienen van voorstellen voor het ontwerp van de enquête 'houding van de bevolking ten aanzien van justitie'
Op 16 december 1999 keurde de Ministerraad dit programma goed. Voor dit onderzoek werd 25 mio BEF uitgetrokken. Voor de K.U.Leuven werd een voorstel goedgekeurd voor een bedrag van 12 mio BEF. 6.2.6
Meerjarig onderzoeksprogramma over actuele problemen met betrekking tot sociale cohesie
Op 31 mei 2000 heeft de Ministerraad het 'Meerjarig onderzoeksprogramma over actuele problemen met betrekking tot de sociale cohesie' goedgekeurd. De D.W.T.C. deden een oproep tot Belgische universitaire instellingen en onderzoek- en studiecentra uit de nonprofitsector voor een eerste reeks van onderzoeken die in dit programma zullen worden uitgevoerd. Van de voorstellen van de K.U.Leuven werden 12 contracten goedgekeurd voor een totaal budget van 74 mio BEF. De onderzoeksuitgaven op basis van middelen van internationale organisaties zijn in 2000 met 22% gedaald. De daling, die zich in 1999 reeds aankondigde, heeft wellicht diverse oorzaken die zowel verband houden met interne als externe factoren. In een eerste analyse werden geen verdere aanwijzingen teruggevonden dat de sterke terugval van de 'onderzoeksuitgaven via EU-projecten' van structurele en trendmatige aard is. Het aantal lopende EU-projecten dat via de K.U.Leuven wordt uitgevoerd is in 2000 immers toegenomen tot meer dan 150 (eind december), ten opzichte van 94 in 1999. Liefst 78 nieuwe EU-projecten waaraan K.U.Leuven-onderzoekers deelnemen, werden in 2000 opgestart. Deze grote stijging heeft vooral te maken met de periodiciteit van de kaderprogramma's: 1999 was een duidelijk overgangsjaar ter voorbereiding van nieuwe EU-projecten die in 2000 gestart zijn. De vaststelling dat de uitgaven desondanks dalen, houdt verband met klassieke planningsproblemen bij de opstart van deze nieuwe projecten. Men mag er bijgevolg van uitgaan dat de daling van de uitgaven in 2000 een tijdelijk karakter heeft en dat de dynamiek van het onderzoek van de K.U.Leuven op het vlak van Europese participaties niet stagneert.
7. Internationale relaties
Er zijn evenwel een aantal zorgwekkende evoluties die op termijn de participatiegraad van universitaire groepen aan EU-programma's kunnen verminderen. Hierbij valt op dat Onderzoek
77
onderzoeksgroepen die in het verleden zeer succesvol waren in programma's zoals IST (Informatiemaatschappij) en GROWTH (industriële technologie) thans minder succesvol zijn bij hun EU-aanvragen. Als reden wordt aangehaald dat deze programma's zeer industrieel gericht zijn en bijgevolg minder rechtstreeks aansluiten bij het basisonderzoek van de desbetreffende groepen. Deze wijzigingen hebben er intern toe geleid dat een toenemend aantal EU-contracten met industriële partners worden beheerd door K.U.Leuven R&D en dus niet langer geklasseerd worden onder de rubriek 'projectonderzoek K.U.Leuven'. Ook in andere programma's vormen het probleemgericht karakter en de zware administratieve belasting van het kaderprogramma ernstige obstakels in het formuleren van EU-aanvragen. De verhoogde competitie, o.a. naar aanleiding van de deelnamemogelijkheden van een toenemend aantal 'geassocieerde landen', leidt tot ontmoedigend lage slaagkansen. Bovendien is er ook de algemene trend dat het aandeel van zowel universiteiten als bedrijven in EU-financiering in mindere of meerdere mate afneemt ten voordele van de onderzoeksinstituten. De nieuwe beleidsvisies, die onder meer vervat zitten in de nota 'Making a reality of the European Reasearch Area' (EU-Commissaris Ph. Busquin), bevatten bepaalde elementen die dichter aansluiten bij de noden van het universitair onderzoek zoals meer middelen voor uitwisseling van onderzoekers, meer mogelijkheden voor wetenschappelijk onderzoek in de humane wetenschappen, concentratie in kerndomeinen die een middellange termijn visie reflecteren.
8. Besluit
De totale onderzoeksuitgaven in 2000 bedroegen 6,7 mia BEF (inclusief uitgaven via K.U.Leuven R&D, mandaten FWO en IWT, wetenschappelijke dienstverlening en VIB, exclusief het onderzoeksaandeel van de primaire universitaire werkingsmiddelen). Dit betekent een toename van 6% ten opzichte van 1999. De trend waarbij de uitgaven voor fundamenteel onderzoek de overhand krijgen op deze voor toegepast en beleidsgericht onderzoek wordt hierbij versterkt. Dit is grotendeels het gevolg van de sterke toename van de middelen voor het Bijzonder Onderzoeksfonds, die met meer dan 20% stijgen ten opzichte van 1999. Dankzij deze toename werd een record bedrag aan GOA- en OTtoekenningen gerealiseerd. Als gevolg van de herziening van de financiering van het Bijzonder Onderzoeksfonds en de 'verZAPping' van het vast FWO-kader is een budgettaire ruimte ontstaan om gedurende enkele jaren extra ZAP-leden met hoofdzakelijk onderzoeksopdracht aan te stellen. Dit is een echte trendbreuk die hopelijk het begin is van een progressieve uitbreiding van het ZAP-kader. Indien de Vlaamse overheid - zoals bij herhaling gevraagd door de VRWB - de desbetreffende budgetten niet aanpast, kan deze nieuwe financieringsvorm echter reeds na enkele jaren weer stilvallen, terwijl dit eigenlijk het FWO-systeem van onderzoeksleiders moet vervangen. Gezien de nog steeds stijgende ratio van het aantal tijdelijke onderzoekers ten opzichte van het vast kader aan de universiteit, is de creatie van de nieuwe mandaten een zeer positieve evolutie. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat de 'natuurlijke afvloei' van ZAP-leden via emeritaat in de nabije toekomst sterk zal toenemen. Niet alleen voor de begeleiding van jonge onderzoekers, maar ook om de vorming van de volgende generatie studenten te kunnen verzekeren is een oriëntering van de allerbeste onderzoekers naar een academische loopbaan een prioritaire plicht van de universiteit. De evolutie van de financiering van uitrustingsmiddelen en algemene infrastructuur wordt nog kritischer dan reeds het geval was in het verleden. De financiering van uitrustingsmiddelen bedroeg in 2000 379 mio BEF, ten opzichte van 405 in 1999, 479 in 1995 en 577 in 1991(!). Op basis van een enquête uitgevoerd bij de verschillende ZAPleden, werd een nood van 1 mia BEF aan bijkomende uitrusting gesignaleerd. Om aan deze nood tegemoet te komen is een verhoging van de universitaire werkings- of uitrustingsmiddelen gewenst en/of een veralgemeende realistische overhead op onderzoeksprojecten zonder aantasting van de netto 'onderzoekskoopkracht'. Naast dit probleem van uitrusting, is er immers ook nog altijd het prangend gebrek aan ruimte en infrastructuur. Naast bovenstaande pijnpunten betreffende de spanning tussen tijdelijk en vast personeel en gebrek aan uitrustingsmiddelen zijn er ook positieve tendensen te signaleren. In de globale toename van de onderzoeksmiddelen zijn specifiek de Humane Wetenschappen aan een inhaaloperatie bezig. Over de laatste 5 jaar zijn deze in verhouding sterker gegroeid (+75%) dan de Exacte en de Biomedische (respectievelijk
78
Katholieke Universiteit Leuven
+45% en +19%; exclusief VIB). K.U.Leuven R&D versterkt zijn drie activiteitenpolen: het contractonderzoek, de bescherming en exploitatie van intellectuele eigendom en het spin-offbeleid. Het aantal spin-offs is voor 2000 met 7 toegenomen tot een totaal aantal van 39. Het aantal doctoraten kende een toename van 20% ten opzichte van 1999. Op het niveau van doctoraatsopleiding worden inspanningen geleverd om de kwaliteit te verbeteren en de efficiëntie te verhogen, zodat meer jonge onderzoekers aangemoedigd worden om een doctoraat te starten en af te werken. Indien de Vlaamse universiteiten en de K.U.Leuven in het bijzonder hun onderzoekspositie (en de hierbij aansluitende opleidingspositie voor 2de en 3de cyclus) willen behouden en vooral verbeteren, dient een interne kwaliteitsbewaking ervoor te zorgen dat alle onderzoekers maximale kansen krijgen met sterke amplificatie ervan voor de allerbesten. Dit interne beleid en vooral de motivatie en creativiteit van de onderzoeker kan echter slechts de internationale competitie weerstaan indien de globale onderzoeksfinanciering verbetert, zodat dit het niveau van het Europese gemiddelde behoudt en dat van de beste Europese landen minstens benadert.
Onderzoek
79
Tabel 1: Allocatie van de middelen van het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF) 2000 INKOMSTEN EN VOORWAARDEN 2000 Overheidstoelage (initieel) Bijkomende toelage (nav FWO overname stimuleringsactie)) Totale overheidstoelage
personeel,
1 121 848 000 77 389 000 1 199 237 000
(1)
143 908 000
(2)
K.U.Leuven-wettelijke bijdrage -minimum 12% van (1) Totaal bruto BOF
1 343 145 000
(3)
K.U.Leuven vrijwillige bijdrage
136 092 000
(4)
Totale beschikbare middelen BOF 2000
1 479 237 000
GOA-toelage: min. 27% van (1)+wettel.bijdrage OT-IDO-projecten: min. 1/3 van (1)+wettel.bijdrage Keuze GOA – OT Minimum te besteden aan GOA+OT
362 649 000 241 766 000 67 157 000 671 572 000
TOEKENNINGEN 2000 Mandaten BOF-K.U.Leuven-doctoraatsbeurzen (Belgen) Bijzondere doctoraats-mandaten/beurzen Doctorandusbeurzen (niet-Belgen) Centraal- en Oost-Europese initiatieven Totaal Predoctorale mandaten Fellowships Postdoctorale mandaten Totaal Postdoctorale mandaten: Projecten OT (onderzoekstoelagen; 2 tot 4-jarige projecten) IDO (interdisciplinair; 2 tot 4-jarige projecten) Onderwijskundige onderzoeksprojecten Totaal GOA-toekenningen (acties startend 01.2000): GOA-toeslag voor indexeringen lopende projecten: Totaal Geconcerteerde onderzoeksacties Prijzen en andere ondersteuningen Prijzen Onderzoeksraad Derde cyclus programma’s Vertaalkredieten Dooi Div oz onderst init. Totaal
InZAPping FWO -max.5% overdracht nr werking of 67 157 000 Stimuleringsactie (VIS/COF) -min.3,5% of 47 010 000 Subtotaal 1 Werking Dienst Onderzoekscoördinatie -max. 1% of 13 431 000 Bijdrage aan universiteit -max 2% of 26 862 000 Subtotaal 2 ALGEMEEN TOTAAL SALDO 2000 SALDO 1999 (1) (2)(4)
(3) (5)(6) (7)
(8) (9)
140 000 000 6 555 000 16 043 000 7 000 000 169 598 000
12,5 %
52 696 000 164 789 000 217 485 000
16,0 %
350 000 000 47 500 000 60 000 000 457 500 000
(5) (6)
436 000 000 76 000 000 512 000 000
(7) (7)
33,6 %
37,6 %
200 000 475 000 583 000 3 352 000 4 610 000
0,3 %
1 361 193 000
100,0 %
62 108 000 53 159 000 1 476 460 000 8 000 000 18 000 000 26 000 000 1 502 460 000 -23 223 000 +23 908 000
(8)
(9)
Schrijven minister Vanderpoorten van 12 januari 2000 en 12 oktober 2000>Q Totaal wettelijke en vrijwillige bijdrage = 280 000 000 BEF: dit bedrag is als volgt samengesteld: - 80 000 000: voornamelijk voor onderzoeksbeurzen en kleine categorieën van het BOF. - 200 000 000 : voor doctoraatsbeurzen en onderwijskundig onderzoek. - Opm.: de verplichte bijdrage van 144 000 000 BEF (12% van (1)+(2)) is ruim overschreden. Totaal bruto BOF-bedrag op basis waarvan de minimum en maximum percentages berekend worden. OT + IDO’s = min. bedrag van nagenoeg 300 mio BEF is overschreden De toekenningen van 2000 zijn duidelijk hoger dan de minimale overheidstoelagen bestemd voor de GOA-financiering. Een toeslag voor indexeringen personeel werd voorzien voor alle lopende GOA’s. Immers een aantal projecten zijn in hun vijfde jaar looptijd en werden niet geïndexeerd. Bijdrage aan de universiteit ter dekking van algemene uitgaven, zoals voorzien in art. 6 §3 van het BOF-besluit. Het negatief saldo kan worden opgevangen door het positief saldo van vorig jaar.
Tabel 2a: Uitgaven K.U.Leuven voor onderzoek in 2000 - (x 1000 BEF) Financieringsgroep
Personeelskosten
Uitrusting
Werking
a) Projectonderzoek en mandaten K.U.Leuven 1. Bijzonder 625 260 57 073 Onderzoeksfonds
197 343
2. FWO
437 011
221 244
3. IUAP
161 858
14 417
709 172
4.a.Federaal 4.b.Regionaal
4.
Overheden1)
4.c. Andere 5.a. Internationale Organisaties 5.b. Privé + Mecenaat Totaal K.U.Leuven
Totaal 2000
% groei t.o.v. 1999
% aandeel 2000
879 675
21,8
13,94
275 825
934 080
-3,0
14,80
37 131
213 405
4,9
3,38
65 969
414 329
1 189 470
2,4
18,85
269 257
27 030
179 758
476 044
-8,1
7,54
402 042
34 982
217 025
654 050
13,2
10,36
37 873
3 957
17 546
59 376
-10,5
0,94
169 681
12 326
94 780
276 786
-22,0
4,39
68 080
8 310
79 178
155 568
22,7
2,46
2 171 061
379 339
1 098 584
3 648 984
+3,3
57,81
b) Projectonderzoek K.U.Leuven Research & Development2)
1 343 447
+27,9
21,29
c) Mandaten FWO en IWT3)
1 319 182
-0,4
20,90
Totaal
6 311 614
+6,9
100,00
60 972
-7,3
6 372 586
+6,7
313 713
-8,5
6 686 298
+5,9
d) Wetenschappelijke Dienstverlening Totaal e) VIB-departementen(4) Totaal
1) De groep van overheden werd als volgt ingedeeld: 4a. Federale overheden: alle onderzoeksacties die rechtstreeks door de federale overheid gefinancierd worden. 4b. Regionale overheden: alle onderzoeksacties die rechtstreeks door de regionale overheid (Vlaamse Gemeenschap of Gewest) gefinancierd worden, met inbegrip van het IWT, Aminal, Vlaamse Investeringsmaatschappij e.a. 4c. Andere: bevatten de onderzoeksacties die niet rechtstreeks gefinancierd worden door de federale of regionale overheid, maar via een daartoe geëigend orgaan (VLIR, SERV, Regie der Posterijen, Nationale Bank, steden en gemeenten, ...). 2) LR&D VZW en exploitatie. 3) De mandaathouders FWO en IWT zijn rechtstreeks verbonden aan deze fondsen, zodanig dat de financiële tegenwaarde van deze mandaten moet worden toegevoegd aan de boekhoudkundige uitgaven uit financieringsgroep a. De mandaten op FWO- en IWT-projecten en deze gefinancierd door het BOF (zie ook Tabel 2b) werden daarentegen wel in financieringsgroep a) meegerekend. 4) Het cijfer voor VIB geeft de dotatie van VIB aan de departementen van VIB die in de K.U.Leuven geloaliseerd zijn en voor de onderzoeksprojecten die beheerd worden door het VIB. Bron:
op basis van jaarrekeningen Boekhouding K.U.Leuven, K.U.Leuven Research and Development, VIB en eigen berekeningen Dienst Onderzoekscoördinatie.
Tabel 2b:
1.
Uitgaven Bijzonder Onderzoeksfonds K.U.Leuven in 2000 (financieringsgroep a, rubriek 1 in tabel 2a); in 1000 BEF
Bijzonder Onderzoeksfonds
Personeelskosten
Uitrusting
Werking
Totaal 2000
GOA
139 971
37 241
95 759
272 972
Andere
203 422
19 156
45 872
268 451
a) Projecten
b) Mandaten Vaste mandaten1) Tijdelijke mandaten
62 108
62 108
262 385
262 385
c) Andere
Totaal
9 583
676
3 502
13 761
625 260
57 073
197 343
879 675
1) vast FWO, BOF-ZAP, ZAP-exFWO
Tabel 3: Onderzoeksuitgaven per faculteit voor projectonderzoek en mandaten in 2000 (financieringsgroep a uit Tabel 2a); in 1000 BEF Faculteit Godgeleerdheid Rechtsgeleerdheid ETEW Soc. Wet. HIW Letteren Psych. en Ped. Wet. Wetenschappen Toegepaste Wet. LTBW Geneeskunde Farmaceut. Wet. FLOK Interfacultaire instituten KULAK Diverse Totaal
Personeelskosten 22 681 82 764 94 727 90 243 28 225 168 255 148 719 333 409 343 381 308 870 407 187 32 184 19 879 42 601 30 089 17 849
Uitrusting
Werking
Totaal 2000
1 406 4 879 7 972 5 700 720 9 452 7 701 129 901 50 474 35 806 90 703 26 592 1 805 1 666 3 498 1 064
3 833 16 184 55 171 18 094 7 019 52 144 34 603 248 746 105 347 146 295 315 867 18 266 7 831 18 700 8 489 41 998
27 920 103 827 157 870 114 036 35 964 229 851 191 023 712 055 499 201 490 972 813 756 77 043 29 515 62 966 42 076 60 911
2 171 061
379 339
1 098 584
3 648 984
% groei tov 1999 +44,1 -11,9 -2,9 -2,0 +44,7 +13,5 +14,2 -0,1 -3,6 +0,7 +2,3 +47,5 +20,6 -17,3 +21,1 +3,3
Tabel 4: Onderzoeksuitgaven in 2000 per faculteit, inclusief K.U.Leuven Research and Development en inclusief mandaten FWO en IWT in 1000 BEF Faculteit
Projectond. en mand. 1) K.U.Leuven
Godgeleerdheid Rechtsgeleerdheid ETEW Soc. Wet. HIW Letteren Psych. en Ped. Wet. Wetenschappen Toegepaste Wet. LTBW Geneeskunde Farmaceut. Wet. FLOK Interfacultaire inst. KULAK 4) Diverse Totaal
LR&D
2)
Mand. FWO en IWT 22 353
3)
Totaal
% groei tov 1999
50 273
10 127 18 443 1 830
14 271 25 625 21 151 24 147 143 253 60 074 335 994 214 398 165 206 243 135 21 820 9 658
128 224 201 937 137 017 60 110 380 828 256 168 1 124 074 1 350 920 796 460 1 362 324 126 121 42 223 82 388 64 059 148 489 6 311 614
27 920 103 827 157 870 114 036 35 964 229 851 191 023 712 055 499 201 490 972 813 756 77 043 29 515 62 966 42 076 60 911
7 724 5 071 76 025 637 321 140 282 305 434 27 258 3 051 19 422 3 881 5 87 578
3 648 984
1 343 447
18 102 1 319 182
+28,2
Gem. jaarl groei 95-00 +18,9
% aandeel 2000 0,8
-7,5 -2,5 +2,7 +6,4 +10,8 +11,9 +0,3 +4,9 +9,0 +7,4 +24,5 +31,7 -10,5 +20,8
+6,2 +17,2 +11,8 +16,2 +11,1 +8,0 +7,2 +7,2 +7,4 +4,3 +20,5 +14,3 +6,1 +26,6
2,0 3,2 2,2 1,0 6,0 4,1 17,8 21,4 12,6 21,6 2,0 0,7 1,3 1,0 2,4
+6,9
+7,4
100,0
1) financieringsgroep a; 2) financieringsgroep b; 3) financieringsgroep c uit Tabel 2 4) Administratieve Diensten, Universitair Rekencentrum, Audiovisuele Dienst e.a. 5) Inclusief Centraal Beheer K.U.Leuven R&D. Bron: jaarrekeningen boekhouding K.U.Leuven, K.U.Leuven R&D en eigen berekeningen Dienst Onderzoekscoördinatie
Tabel 5a:
Totale uitgaven (x 1 000 BEF) voor onderzoek (exclusief mandaten FWO en IWT, exclusief 1e geldstroom) per discipline, opgedeeld in personeel, uitrusting en werking
Discipline Aardwet. en Aardrijkskunde Arch., Ruimt. Ord. en Stedebouw Biologie Biomedische Wet. Bouwkunde ETEW Elektronica en Elektrotechniek Farmacie Geneesk. en Tandheelkunde Historische Wetenschappen Informatica Letteren Lich. Opv. en Kinesitherapie Materiaaltechnologie Natuurkunde Ped. Wet. en Didactiek Pol. en Sociale Wet. Psychologie Rechtswetenschappen Scheikunde Soc. Gezondheidswet. Techn. en Toegep. Scheikunde Theologie, Bijbel- en Godsdienstwet. Toeg. Biol. Wet. Werktuigkunde Wijsbegeerte Wiskunde 2) Overige Totaal
Personeel 51 220 34 626 69 582 327 929 32 377 99 246 127 930 33 319 101 255 70 899 35 901 115 252 20 249 45 481 151 702 83 713 131 546 53 378 86 524 83 518 27 333 11 209 19 937 278 989 43 385 29 277 12 256 21 205 2 199 238
Uitrusting 3 471 2 466 27 585 72 503 1 539 8 465 23 632 27 664 21 905 4 161 5 387 6 205 1 991 10 088 72 985 3 115 8 822 4 730 5 863 30 632 2 185 3 359 1 353 29 199 4 355 792 1 045 1 326 386 822
Werking 16 473 9 599 66 703 208 049 10 682 62 299 34 996 21 249 107 555 27 093 11 746 27 618 8 868 16 474 117 130 26 142 43 795 9 458 18 396 65 430 13 457 8 909 3 392 117 589 15 282 7 311 6 443 41 759 1 123 897
1) LR&D en VIB-totalen zijn niet opgedeeld in personeel, uitrusting en werking 2) Overige = interdisciplinair, administratie, centraal beheer, …
1)
Totaal 74 456 108 128 178 740 1 072 047 78 714 196 443 394 932 109 490 384 661 102 551 123 385 176 066 34 159 219 469 353 418 112 973 185 993 72 635 120 910 259 974 55 050 27 746 24 681 529 442 156 712 37 380 25 095 151 867 5 367 116
Aandeel (%) 1,39 2,01 3,33 19,97 1,47 3,66 7,36 2,04 7,17 1,91 2,30 3,28 0,64 4,09 6,58 2,10 3,47 1,35 2,25 4,84 1,03 0,52 0,46 9,86 2,92 0,70 0,47 2,83 100
Tabel 5b: Totale uitgaven (x 1 000 BEF) voor onderzoek per discipline, opgedeeld per geldstroom1) Discipline Aardwet. en Aardrijkskunde Arch., Ruimt. Ord. en Stedeb. Biologie Biomedische Wet. Bouwkunde ETEW Elektronica en Elektrotechniek Farmacie Geneesk. en Tandheelkunde Historische Wetenschappen Informatica Letteren Lich. Opv. en Kinesitherapie Materiaaltechnologie Natuurkunde Ped. Wet. en Didactiek Pol. en Sociale Wet. Psychologie Rechtswetenschappen Scheikunde Soc. Gezondheidswet. Techn. en Toegep. Scheikunde Theologie, Bijbel- en Godsd wet. Toeg. Biol. Wet. Werktuigkunde Wijsbegeerte Wiskunde (3) Overige Totaal
2)
Eerste 27 118 26 646 44 380 198 236 29 557 152 746 65 764 49 500 197 891 39 938 35 406 136 233 71 768 26 696 98 263 36 589 72 978 74 527 134 638 68 730 32 867 24 836 38 679 87 438 34 055 40 078 24 557 1 870 114
Tweede 28 695 16 608 65 866 452 463 9 800 64 045 102 257 58 638 115 288 74 918 39 619 59 737 14 124 49 146 230 990 19 952 41 149 42 117 34 871 139 194 1 863 8 603 22 382 85 503 31 863 27 399 13 430 10 133 1 860 650
Derde 35 934 25 287 89 482 396 674 30 183 96 700 69 875 12 148 46 488 6 722 8 649 77 218 11 954 19 059 97 282 86 075 132 344 14 984 66 297 22 050 36 280 12 171 18 308 606 27 064 2 813 4 032 43 575 1 779 969
Vierde 6 706 65 196 16 715 190 689 37 658 31 472 211 323 32 516 212 585 13 616 70 577 31 873 5 815 147 911 12 025 4 585 10 066 9 967 17 506 85 001 16 537 5 336 167 122 572 96 058 4 282 5 406 95 825 1 559 987
Eigen 3 119 1 038 6 677 32 221 1 073 4 226 11 477 6 188 10 299 7 296 4 540 7 238 2 265 3 353 13 120 2 361 2 434 5 566 2 235 13 729 370 1 636 2 114 12 761 1 727 2 886 2 227 2 334 166 511
1) Exclusief mandaten FWO en IWT 2) De eerste geldstroom wordt geschat op 25% van de werkingsmiddelen en verdeeld over de verschillende disciplines in verhouding tot hun respectieve uitgaven op de werkingsmiddelen. 3) Overige = interdisciplinair, administratie, centraal beheer, …
Tabel 6: Personele middelen per faculteit in voltijdse equivalenten – volume over het hele jaar 2000 1)
Faculteit
2)
Mand. K.U.Leuven 1999 ZAP + VWP AAP WET MED
3)
Mand. FWO 2000 ASP PDO
MAND. IWT 2000 SB
Godgeleerdheid Kerkelijk Recht Rechtsgeleerdheid ETEW Sociale Wet. HIW Letteren Psych. en Ped. Wet. Wetenschappen Toegepaste Wet. LTBW Geneeskunde Farmaceut. Wet. FLOK Interfacultaire instituten KULAK Diverse
25,03 2,28 44,65 61,76 28,25 22,98 85,89 57,58 116,58 114,48 42,89 189,53 24,89 35,71 13,72 39,70 15,84
5,38 0,29 75,22 69,15 24,70 8,03 49,08 52,29 44,40 71,58 20,53 112,71 5,12 24,20 24,55 17,43 5,24
12,28 2,00 49,91 60,34 49,99 16,19 93,73 90,43 277,80 346,38 189,10 223,91 29,00 16,01 68,47 22,39 21,15
5 1 6 13 9 6 40 16 56 29 21 57 2 4 0 4 0
5 0 2 3 4 3 29 11 40 31 21 49 4 3 0 4 0
0 0 0 0 0 0 0 0 81 57 66 30 7 0 0 1 0
Totaal 2000
921,76
609,87
1569,08
269
209
242
1) AAP: academisch assisterend personeel; ZAP: zelfstandig academisch personeel (incl. BOF-ZAP, ingezapte FWO en 5 vaste FWO); VWP: vast benoemd wetenschappelijk personeel; WET MED: wetenschappelijk medewerker. 2) ASP: aspirant (incl. 1 Bijz. Doct. Beurs fac. Geneeskunde); PDO: postdoctorale onderzoekers 3) SB: specialisatiebeurzen IWT Mandaten FWO en IWT: per 1oktober 2000. Bron: Dienst Studie en Planning en Dienst Onderzoekscoördinatie
Tabel 7: K.U.Leuven: evolutie aantal IWT-bursalen per faculteit . Fac WET. TWET. LANDB GEN. FARM. KULAK
94-95 77 60 40 13 4 194
Tabel 8a:
39,7 30,9 20,6 6,7 2,1 100
95-96 73 69 53 14 3 212
34,4 32,5 25,0 6,6 1,4 100
96-97 64 86 61 23 3 237
27,0 36,3 25,7 9,7 1,3 100
IWT-bursalen 97-98 72 77 71 26 5 251
28,6 30,7 28,3 10,4 2,0 100
98-99 74 69 75 30 4 1 253
29,2 27,3 29,6 11,9 1,6 0,4 100
99-00 79 62 73 32 5 1 252
31,3 24,6 29,0 12,7 2,0 0,4 100
00-01 81 57 66 30 7 1 242
33,5 23,5 27,3 12,4 2,9 0,4 100
Vergelijking personeelsbezetting K.U.Leuven 1995 vs. 1999 en 2000 (in voltijdse equivalenten)
AAP 1 ZAP+VWP WET MED ASP FWO PDO FWO OL/OD- FWO SB-IWT 2 Ratio tijdelijk/vast
1995 650 918 758 181 101 87 194 1,87
1999 629 905 1448 273 197 85 252 2,83
2000 610 922 1569 269 209 242 3,15
Groei 1999 tov 1995 (%) Groei 2000 tov 1995 (%) -3,2 -6.2 -1,4 +91 +107 +50,8 +48,6 +95 +106,9 -2,3 +29,9 +24,7 +50,8 +67,8
gebruikte afkortingen: zie tabel 6 1) Vanaf 2000 worden hierbij de BOF-ZAP, ingezapte FWO-mandaten en 5 vaste FWO gerekend. 2) (AAP+WET MED+ASP-FWO+ SB-IWT + PDO FWO) tov (ZAP+VWP+OL/OD-FWO) Bron: Dienst Studie en Planning en Dienst Onderzoekscoördinatie
Tabel 8b: Aantal emeritaten aan de K.U.Leuven in de periode 2000-2010 Exacte 2000 2001
Humane Biomedische KULAK
3,8 8,6
13,1 7,5
3,1 2,8
2002
6,3
6,4
11,1
2003
15,5
12
6,6
2004
12
14,7
8,6
2005
14,3
7,7
2006
6
2007 2008 2009
12,4
18,8
9,3
2010
10,8
12,7
18,5
Tabel 9:
Totaal vte Aantal em per 5 jaar
1 2
21 20,9 0
23,8
1
1,5
36,5
1
36,4
11,2
2
0
35,2
14,9
10,3
3
10,4
14,4
11,2
2
1
39
14,5
10,3
10,5
1
2,5
38,7
3
2
45,4
3
1
46
2001-2005:
152,6
2006-2010:
203,3
34,2
Inzet van personele middelen, uitgedrukt in voltijdse eenheden in 2000: globaal en per wetenschapsdiscipline
Discipline Administratie Aardwetenschappen en Aardrijkskunde Arch., Ruimt. Ordening en stedebouw Biologie Biomedische Wet. Bouwkunde ETEW Elektronica en Elektrotechniek Farmacie Geneeskunde en Tandheelkunde Historische Wetenschappen Informatica Letteren Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie Materiaaltechnologie Natuurkunde Pedagogische Wet. en Didactiek Politieke en Sociale Wet. Psychologie Rechtswetenschappen Scheikunde Sociale Gezondheidswetenschappen Technische en Toegepaste Scheikunde Theol., Bijbel- en Godsdienstwet. Toegepaste Biologische Wetenschappen Werktuigkunde Wijsbegeerte Wiskunde Totaal
andere
AAP
ATP
OWP
Totaal
% Aandeel
18,59 14,50 14,12 17,23 89,21 12,80 68,51 29,83 24,89 97,97 28,80 17,34 74,90 35,71
ZAP
5,49 4,05 6,01 13,49 18,91 7,37 78,83 14,52 5,12 88,07 11,76 16,08 66,37 24,20
986,59 15,46 9,06 38,32 253,58 19,25 39,63 54,99 29,91 120,08 18,10 9,77 38,31 28,13
23,61 46,34 30,21 105,49 264,60 31,62 79,57 202,04 42,00 110,16 69,86 54,29 104,19 23,01
1034,29 80,35 59,39 174,52 626,30 71,04 266,54 301,38 101,92 416,28 128,52 97,48 283,77 111,05
17,29 1,34 0,99 2,92 10,47 1,19 4,46 5,04 1,70 6,96 2,15 1,63 4,74 1,86
11,30 49,33 21,83 36,28 30,73 50,08 32,83 20,21 9,30 25,03 35,94
0,92 20,41 16,68 26,21 34,10 79,47 5,31 11,90 6,80 5,38 17,65
41,02 68,94 10,27 55,84 24,71 41,70 58,17 16,39 12,41 13,79 118,95
58,17 170,07 49,10 132,03 57,58 63,67 152,33 17,49 15,45 22,28 254,83
111,41 308,75 97,87 250,36 147,12 234,92 248,64 65,98 43,97 66,47 427,37
1,86 5,16 1,64 4,19 2,46 3,93 4,16 1,10 0,73 1,11 7,14
11,74 26,98 15,79
8,81 9,03 6,95
25,28 9,08 3,62
57,64 27,15 24,30
103,47 72,24 50,65
1,73 1,21 0,85
922
610
2161
2289
5982
100,00
ZAP: Zelfstandig Academisch Personeel; AAP: Assisterend Academisch Personeel; ATP: Administratief en Technisch Personeel; OWP: overig wetenschappelijk personeel
Tabel 10. Doctoraten uitgereikt aan de K.U.Leuven tijdens het academiejaar 1999-2000; vergelijking met het academiejaar 1998-1999 Faculteit Godgeleerdheid Kerkelijk recht Rechtsgeleerdheid ETEW Soc. Wet. HIW Letteren Psych. en Ped. Wet. Wetenschappen Toegepaste Wet. LTBW Geneeskunde Farmaceut. Wet. FLOK Totaal
Belgen 4 0 6 3 4 5 21 7 64 41 42 31 5 4 237
Buitenlanders 8 2 0 4 0 6 3 1 14 17 8 10 2 1 76
Totaal 12 2 6 7 4 11 24 8 78 58 50 41 7 5 313
Vergel. t.o.v. 1998-1999 -1 +2 -2 -1 -2 +8 +4 -5 +23 -7 +31 +5 -1 -1 +53
Tabel 11. Aantal publicaties voor 1999, opgedeeld per discipline Discipline Aardwet. en aardrijkskunde Architectuur, ruimt. ord. & stedebouw Biologie Biomedische wet. Bouwkunde Economie & toeg. econ. wet. Elektronica & elektrotechniek Farmacie Geneeskunde en tandheelkunde* Historische Wetenschappen Informatica Letteren Lich. Opvoeding en Kinesitherapie Materiaaltechnologie Natuurkunde Pedagogische wet. en didactiek Politieke en sociale wet. Psychologie Rechtswetenschappen Scheikunde Sociale gezondheidswet. Technische en toeg. scheikunde Theologie, bijbel- en godsdienstwet. Toegepaste Biologische Wet. Werktuigkunde Wijsbegeerte en moraalwet. Wiskunde Totaal
IT 92 14
AT 1 15
BA 18 3
BE 5 3
HB 28 23
IC 31 32
NC 14 8
TH 4 1
IR 31 1
DI 4 -
119 762 40 78 107 134 1188
12 93 12 33 4 53 228
3 4 13 3 1 3
2 3 2 1 5
21 56 113 16 231 40 -
2 3
9 23 2 4 11 5 -
3 5
18
12 54 14 54 13 3 172
-
1 57 1 1 1 -
37 41 95 113
51 85 39
22 6 38 3
16 3 29 2
60 8 159 51
19 70 46 40
21 5
9 3 6
12 18 17 13
59 74 169 4
91 282 53
2 8 55
3 3 13
13
3 8 61
73 85 20
3 6 9
10 23 1
7 5 49
40 182
70 83 141 253 46 20
90 74 267
37 5 48
22 5 30
6 4 3 29 3 7
55 38 32
84 175 124
1 1
8 3 26 58 1 12
3 25 21 1
2
2
105 44 299 9 12 19
-
38
42
12
9
71
19
3
3
3
118
197 42 51 59 4 258
59 7 38 1 1 314
3 1 13 1 261
3 5 14 1 193
23 13 77 1 1 401
103 81
20 3
31
19 1 264
9 182
5 223
47 17 1 7 484
70 16 1 1 190
41
4 9 8 2
105 9
IT: internationaal gerangschikte tijdschriften; AT: andere wetenschappelijke tijdschriften; BA: boeken (auteur); BA: boeken (editor); HB: hoofdstuk boek; IC/NC: conference proceeding, internationaal/nationaal; TH: doctoraatsthesis; IR: onderzoeksrapport; DI: diverse, niet onder te brengen in bovenvermelde categorieën. *onvolledige gegevens Er dient rekening gehouden te worden met ongeveer 14% dubbeltellingen, ten gevolge van interdisciplinaire samenwerkingen.
Personeel Tabel 1. Algemeen overzicht – per graad, mannen en vrouwen per 01.02.2000 mannen
vrouwen
aantal voltijds
totaal
aantal
deeltijds
vte
voltijds
deeltijds
vte
aantal
vte
gewoon/buiteng. hoogl.
324
57
345,9
11
1
11,3
393
357,2
hoogleraar
135
94
163,4
19
10
22,0
258
185,4
hoofddocent
155
150
183,1
20
26
25,9
351
209,1
77
192
106,1
22
56
31,1
347
137,2
docent vast wetensch. pers.
10
2
11,0
7
1
7,5
20
18,5
ZAP
701
495
809,6
79
94
97,8
1 369
907,4
AAP
245
223
324,2
215
216
314,8
899
639,0
overig WP doctoraal
1 118
137
1 185,5
659
163
753,9
2 077
1 939,4
overig WP postdoct.
344
2
345,3
129
1
129,8
476
475,1
OWP
1 462
139
1 530,8
788
164
883,7
2 553
2 414,5
atp graad 1-2
140
4
142,2
139
38
159,5
321
301,7
atp graad 3-6
652
26
666,9
697
353
914,4
1 728
1 581,3
atp graad 7-13
223
15
230,2
121
32
141,0
391
371,3
atp graad 14-17
62
2
63,3
16
4
18,8
84
82,1
ATP
1 077
47
1 102,6
973
427
1 233,7
2 524
2 336,3
totaal personeel
3 485
904
3 767,1
2 055
901
2 530,1
7 345
6 297,2
Tabel 2. Opsplitsing naar financiering/duur tewerkstelling, in voltijdse equivalenten per 01.02.2000 ZAP BD WU
34,1
OD 873,3
totaal 907,4
AAP
OWP
BD
BD
639,0
ATP OD
0,0
totaal
0,0
0,0
BD
totaal OD
totaal
80,9
1 365,0
1 445,9
2 992,3
SOC
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
11,9
91,5
103,4
103,4
OF
0,0
0,0
0,0
0,0
1 320,8
20,0
1 340,7
291,7
39,7
331,4
1 672,1
PATR
0,0
0,0
0,0
0,0
204,6
24,5
229,1
148,8
244,0
392,8
621,9
FWO/IWT/VIB
0,0
0,0
0,0
0,0
749,7
95,0
844,7
44,6
18,3
62,9
907,6
34,1
873,3
907,4
639,0
2 275,1
139,4
2 414,5
577,9
1 758,4
2 336,3
6 297,2
totaal
BD: bepaalde duur OD: onbepaalde duur WU: werkingsuitkeringen SOC: sociale voorzieningen voor studenten OF: onderzoeksfondsen PATR: patrimonium en eigen inkomsten FWO/IWT/VIB: personeelsleden rechtstreeks ten laste van deze instellingen
Personeel
89
Tabel 3. Academisch en wetenschappelijk personeel, opsplitsing naar wetenschapsdiscipline (in voltijds equivalenten) per 01.02.2000 ZAP
AAP
OWP
totaal
18,7
8,9
41,3
68,9
9,0
2,0
31,8
42,8
Letteren
76,3
66,2
110,3
252,8
Theologie, Bijbel- en Godsdienstwetenschappen
26,0
5,9
22,4
54,3
Wijsbegeerte
26,0
9,2
32,3
67,5
Historische Wetenschappen Kunstwetenschappen
Rechtswetenschappen
40,0
69,9
44,1
153,9
Criminologie
11,4
12,2
22,4
46,0
Economie en Toegepaste Economische Wet.
65,6
85,8
79,4
230,8
Psychologie
32,4
33,7
55,5
121,5
Pedagogische Wetenschappen en Didactiek
22,1
16,6
50,9
89,6
Politieke en Sociale Wetenschappen
35,6
24,9
146,0
206,4
Sociale Gezondheidswetenschappen
21,7
11,3
21,6
54,5
Biologie
16,6
15,8
105,3
137,7
Scheikunde
31,2
6,8
164,7
202,7
Natuurkunde
48,8
21,8
192,5
263,0
Wiskunde
14,2
8,0
26,8
49,0
Aardwetenschappen en Aardrijkskunde
14,9
4,1
42,7
61,7
Bouwkunde
12,9
8,5
37,5
58,8
Elektronica en Elektrotechniek
27,4
15,1
217,6
260,1
Werktuigkunde
11,6
9,8
62,3
83,7
Materiaaltechnologie
11,7
1,0
64,5
77,2
Informatica
16,7
15,3
51,3
83,3
9,2
7,8
13,0
30,0
Toegepaste Biologische Wetenschappen
34,4
20,1
242,7
297,1
Architectuur, Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw
14,0
6,1
33,2
53,3
Geneeskunde
85,3
65,9
107,9
259,0
Technische en Toegepaste Scheikunde
Tandheelkunde
10,8
28,4
6,1
45,3
Biomedische Wetenschappen
86,2
19,9
308,8
414,8
Farmacie
24,6
5,7
41,0
71,3
Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie
35,1
27,0
20,1
82,2
Algemene en Logistieke Diensten
17,0
5,6
19,2
41,8
907,4
639,0
2 414,5
3 960,9
Totaal
90
Katholieke Universiteit Leuven
Tabel 4. Opsplitsing naar faculteit en geslacht, in voltijdse equivalenten per 01.02.2000 ZAP man
AAP
vrouw
man
OWP
vrouw
man
ATP
vrouw
man
totaal
vrouw
man
vrouw
Godgeleerdheid
22,9
2,9
4,2
1,7
13,5
8,9
7,5
7,4
48,1
20,8
Kerkelijk Recht
2,5
0,0
0,0
0,3
3,0
1,0
0,0
1,0
5,5
2,3
Rechtsgeleerdheid
40,6
4,6
35,5
42,7
27,3
33,5
10,0
31,9
113,4
112,6
Econ. en Toeg. Econ. Wetensch.
49,9
9,0
44,2
31,0
56,0
22,6
12,8
29,6
162,8
92,2
Sociale Wetenschappen
24,7
3,4
17,2
6,7
38,6
28,6
7,0
20,3
87,4
59,0
Hoger Instituut voor Wijsbegeerte
21,8
0,2
4,7
3,5
23,5
5,8
4,5
4,3
54,5
13,8
Letteren
75,0
12,3
26,3
25,8
98,2
73,1
16,0
30,8
215,5
141,9
Psychologie en Pedagogische Wet.
48,0
11,3
19,0
32,3
64,9
54,0
15,7
24,0
147,5
121,6
Wetenschappen
104,0
8,8
26,2
23,6
342,8
143,8
104,5
62,5
577,4
238,8
Toegepaste Wetenschappen
101,1
10,3
56,9
17,5
424,0
70,1
115,0
66,5
697,0
164,3
Landbouwkundige en Toeg. Biol. Wet.
40,6
0,6
12,1
11,7
160,2
134,0
63,8
77,4
276,7
223,6
166,9
18,9
46,6
71,9
186,9
209,1
163,8
286,1
564,2
586,1
Farmaceutische Wetenschappen
22,8
1,8
1,0
4,7
22,0
19,0
18,0
13,3
63,8
38,7
Lichamelijke Opv. en Kinesitherapie
30,1
5,0
15,9
11,1
9,2
10,9
15,0
13,3
70,2
40,3
Campus Kortrijk
36,2
3,3
9,5
9,1
20,1
16,0
33,0
31,4
98,8
59,8
Geneeskunde
Interfacultair Algemene diensten en diverse Totaal
8,0
3,6
3,4
17,3
32,9
40,5
21,7
43,9
66,0
105,2
14,5
2,0
1,6
4,2
8,0
13,0
494,3
490,1
518,4
509,3
809,6
97,8
324,2
314,8
1 530,8
883,7
1 102,6
1 233,7
3 767,1
2 530,1
Tabel 5. Gastprofessoren en leerstoelen Faculteit Godgeleerdheid
aantal gastprofessoren 0
aantal leerstoelen 0
Kerkelijk Recht
0
0
Rechtsgeleerdheid
5
0
Econ. en Toeg. Econ. Wetensch. Sociale Wetenschappen Hoger Instituut voor Wijsbegeerte Letteren Psychologie en Pedagogische Wet.
14
4
6
2
3
0
11
3
0
0
Wetenschappen
10
0
Toegepaste Wetenschappen
14
2
Landbouwkundige en Toeg. Biol. Wet.
7
4
19
31
Farmaceutische Wetenschappen
3
0
Lichamelijke Opv. en Kinesitherapie
1
0
Geneeskunde
Campus Kortrijk Totaal
2
0
95
46
Personeel
91
Tabel 6. Leeftijdsstructuur, in voltijds equivalenten per 01.02.2000 leeftijd
ZAP
AAP
OWP
ATP
totaal
0
114,1
542,4
170,1
826,6
< 25 25-29
0,2
313,4
1 686,6
30-34
24,7
88,3
430,1
346,5
889,5
35-39
92,2
39,0
207,2
339,8
678,2
40-44
143,2
19,3
106,9
271,1
540,5
45-49
123,2
16,1
59,5
243,4
442,2
50-54
181,1
7,6
28,7
376,9
594,2
55-59
198,3
2,0
11,7
244,4
456,3
60-64
140,3
2,0
5,0
30,6
177,8
4,2
0,0
1
0,1
5,3
639,0 2 414,5
2 336,3
6 297,2
> 64 Totaal
1. Een personeelsbeleid voor de toekomst
907,4
350,8 1 022,2
De rector heeft in zijn openingsrede van het academiejaar 2000-2001 bijzondere aandacht besteed aan het personeelsbeleid van de universiteit. Het personeel vormt immers het belangrijkste actief van een kennisorganisatie. De universiteit wenst een personeelsbeleid uit te tekenen dat een antwoord biedt op de evoluties en uitdagingen, die leiden tot nieuwe verwachtingen en noden, zowel bij de medewerkers zelf, als in de faculteiten en diensten. De uitdagingen waarop de universiteit moet inspelen zijn onder meer: - het aantrekkelijk blijven op een verkrappende arbeidsmarkt; - het voeren van een beleid ten aanzien van een grotere groep oudere werknemers; - het verder uitbouwen van een performante administratie ter ondersteuning van de faculteiten en diensten; - een groeiende internationalisering van het universitaire landschap; - de toenemende ruimte die de decreetgever biedt om een eigen beleid uit te werken. Om dit personeelsbeleid mee vorm te geven werd prof. dr. Bert Overlaet aangesteld als verantwoordelijke. Zijn opdracht bestaat erin het toekomstige personeelsbeleid uit te tekenen. Als eerste concrete maatregel werd beslist om de beide personeelsadministraties (ATP en AP) operationeel te integreren. Dit past in de overgang naar SAP die beide bestaande administraties verder voorbereiden.
2. Personeelsbeleid voor academisch personeel
2.1 2.1.1
Katholieke Universiteit Leuven
Implementatie van een reeks belangrijke wijzigingen aan het reglement van het academisch personeel
Op 1 augustus 2000 werden een aantal belangrijke wijzigingen aan het reglement van het academisch personeel van kracht. Aanleiding voor deze aanpassing van het reglement was de uitvoering van twee wetgevende initiatieven uit de voorafgaande maanden, die de schrapping of wijziging van sommige bepalingen uit het eigen reglement en de toevoeging van andere noodzakelijk maakten. Het betrof hier enerzijds het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 1998 betreffende onder meer de tucht, de 'administratieve standen', de afwezigheid en het verlof van het academisch personeel en anderzijds het Onderwijsdecreet X van 18 mei 1999. Bij deze gelegenheid werden ook een aantal andere meer beperkte aanpassingen aan het reglement aangebracht, waarvan de wenselijkheid in de loop van de voorbije jaren gebleken was. De concrete reglementswijzigingen werden reeds in het jaarverslag 1999 toegelicht. 2.1.2
92
Beleidsdoelen
Uitwerking van een statuut voor de postdoctorale bursalen
In 2000 werd een intern reglement opgesteld inzake postdoctorale bursalen in internationale mobiliteit. Tevens werd een model van overeenkomst naar aanleiding van de toekenning van een postdoctorale beurs goedgekeurd. Deze documenten waren het gevolg van een beslissing van de VL.I.R.-Raad van 19 oktober 1999, waar de conclusies werden overgenomen van een VL.I.R.-werkgroep. Deze werkgroep was opgericht na de wetswijzigingen van 17 maart 1998 waarbij het statuut van de buitenlandse free researchers werd afgeschaft en vervangen door een statuut van postdoctoraal onderzoeker met beurs en arbeidskaart. Het gaat hier om beurzen die vrijgesteld zijn van inkomstenbelasting en die evenmin onderworpen zijn aan afhoudingen voor de sociale zekerheid. Omdat dit nieuwe statuut heel wat vragen opriep en om hierover met de Vlaamse universiteiten op dezelfde golflengte te blijven, werden binnen die werkgroep de problemen bekeken en werd uiteindelijk een voorstel van leidraad voorgelegd aan de VL.I.R.-Raad. Deze VL.I.R.-leidraad werd binnen de universiteit omgezet in een intern reglement, waarin onder andere bepaald wordt dat postdoctorale bursalen niet door een arbeidsrechtelijke band met de K.U.Leuven verbonden zijn, dat zij worden uitgenodigd om hier hun eigen onderzoeksactiviteit uit te voeren en dat zij, maximaal gedurende vier jaar, in de ontvangende onderzoeksgroep wetenschappelijk ongebonden onderzoek mogen verrichten. Tevens worden onder meer de mogelijke financieringsbronnen en de procedure van toekenning vastgelegd. 2.1.3
Invoering van een statuut van 'buitengewoon gastprofessor'
Binnen de gastprofessoren werd traditioneel een onderscheid gemaakt tussen de bezoldigde en de onbezoldigde gastprofessoren. Deze laatsten worden 'bijzonder' gastprofessoren genoemd. Sinds kort werd de mogelijkheid geschapen om aan enkele welomschreven en beperkte categorieën van gastprofessoren (zowel bezoldigd als onbezoldigd) een statuut te geven waarbij ze een aantal rechten krijgen, die verder uitsluitend voor het ZAP gelden. Het gaat hier om: - optreden als promotor van doctoraten; - woordvoerder zijn van projecten van het Onderzoeksfonds, het FWO en het IWT, in de mate dat de duur van het project hun eigen aanstellingstermijn niet overschrijdt; - lid zijn van de faculteitsraden; - de titel van professor voeren. Dit statuut wordt toegekend aan: - de houders van een postdoctoraal mandaat van het FWO of het eigen Onderzoeksfonds, die titularis zijn van een onderwijsopdracht aan de K.U.Leuven; - de stafmedewekers van IMEC die belast zijn met een onderwijsopdracht aan de universiteit; - welbepaalde individuele personen belast met een onderwijs- en/of onderzoeksopdracht. Het gaat hier in de praktijk om personen aan wie volgens de gewone procedure van vacantstelling en toewijzing een opdracht is toegewezen, maar die om specifieke redenen, doorgaans omwille van beperkingen vanuit hun externe hoofdopdracht, geen formele ZAP-benoeming konden opnemen. Aan al deze personen wordt de titel van buitengewoon gastprofessor toegekend. Voor alle duidelijkheid weze nog vermeld dat, evenals bij de bezoldigde en bijzondere gastprofessoren, ook binnen de nieuwe categorie twee graden mogelijk zijn: gasthoogleraar en gastdocent. 2.1.4
Opname van de vaste mandaathouders van het FWO in het voltijds ZAP
Op grond van het onderwijsdecreet X, op dit punt aangevuld door een decreet van 30 december 1999, heeft de K.U.Leuven aan alle vaste mandaathouders van het
Personeel
93
FWO die bij haar werkzaam waren, een voorstel gedaan voor opname in het voltijds ZAP. Bij deze rangschikking in het ZAP werd door de K.U.Leuven uitgegaan van de hierna volgende principes. De mandaathouders die reeds deeltijds lid van het ZAP waren, werden voltijds gerangschikt in de graad die ze deeltijds bekleedden op 1 oktober 2000, datum van de rangschikking. De onderzoeksleiders en onderzoeksdirecteurs die geen ZAP-graad hadden, werden gerangschikt tot respectievelijk docent en hoofddocent. 77 van de 82 Leuvense vaste mandaathouders hebben het benoemingsvoorstel in het voltijds ZAP aanvaard. De rangschikkingsoperatie leidde aldus tot de benoeming van 8 gewoon hoogleraren, 24 voltijdse hoogleraren, 30 voltijdse hoofddocenten en 15 voltijdse docenten. De opdracht van de betrokken ZAP-leden werd omschreven als de verderzetting van het wetenschappelijk onderzoek, het onderwijs en de wetenschappelijke dienstverlening die zij voordien verrichtten. Daarbij werd bepaald dat zij alleszins gedurende de eerste vijf jaar na de rangschikking in het voltijds ZAP hun overwegende onderzoeksopdracht met beperkte onderwijsbelasting zullen behouden. 2.1.5
Toewijzing van een eerste reeks profielvacatures voor ZAP-leden met voornamelijk een onderzoeksopdracht
In 2000 werden in totaal 13 vacatures voor ZAP-leden met voornamelijk een onderzoeksopdracht geopend. Volledig nieuw was dat de kandidaten zelf het onderzoeksdomein waarin zij bedrijvig wensten te zijn, mochten aangeven. De financiering van negen van deze mandaten was enerzijds mogelijk door de vermindering van de weddekost van de vaste mandaathouders van het FWO als gevolg van hun overgang naar het voltijds ZAP. Deze overstap ging namelijk gepaard met een overgang van het werknemers- naar het overheidsstelsel van sociale zekerheid, dat bij gelijke wedde een substantiële vermindering van werkgeversbijdragen meebrengt. Anderzijds kon een beroep gedaan worden op nieuwe onderzoeks-middelen afkomstig van de begroting van Wetenschapsbeleid. Deze dubbele aangroei van de middelen moet de budgettaire ruimte creëren om gedurende vijf jaar negen bijkomende nieuwe ZAPleden per jaar te benoemen. De overige vier in 2000 gecreëerde ZAP-mandaten met voornamelijk een onderzoeksopdracht waren omzettingen van vrijgekomen vaste FWOmandaten. 2.1.6
Eerste toekenningen van de tweede weddeschaal van docent en hoofddocent
In uitvoering van het Onderwijsdecreet X heeft de Vlaamse regering een tweede weddeschaal van docent en hoofddocent vastgesteld. Aan de K.U.Leuven werd ervoor geopteerd om deze tweede weddeschalen in de eerste plaats toe te kennen aan verdienstelijke ZAP-leden die hun taken uitstekend vervullen, maar die precies omwille van de specificiteit van de hun toevertrouwde opdracht niet in de mogelijkheid zijn geweest een curriculum uit te bouwen waardoor ze voor bevordering in aanmerking kwamen. In 2000 werd aan vier ZAP-leden (drie hoofddocenten en één docent) een tweede weddeschaal toegekend.
94
Katholieke Universiteit Leuven
2.1.7
Veralgemening van de aansluiting wetenschappelijk medewerkers met onbepaalde duur
bij de groepsverzekering een arbeidsovereenkomst
voor voor
De K.U.Leuven heeft thans 35 wetenschappelijk medewerkers ten laste van externe financieringsbronnen in dienst met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur. In het verleden ging een aanstelling voor onbepaalde duur niet steeds gepaard met een aansluiting bij de groepsverzekering. Wel was tussen personeelsleden ten laste van eenzelfde financieringsbron in principe geen onderscheid voorzien. Dit is overigens ook wettelijk verboden. Intussen is de overtuiging gegroeid dat een onderscheid inzake toekenning van de groepsverzekering ook tussen wetenschappelijk medewerkers ten laste van verschillende financieringsbronnen vanuit beleidsoogpunt niet langer verdedigbaar is. De wetenschappelijk medewerkers met een contract van onbepaalde duur vormen immers, naast het ZAP en het vast ATP, een derde groep vaste medewerkers aan de K.U.Leuven. Het ZAP heeft recht op staatspensioen en het vast ATP beschikt over een groepsverzekering die hun pensioen op het niveau van het staatspensioen brengt. Wetenschappelijk medewerkers zonder groepsverzekering zouden enkel een werknemerspensioen genieten, dat minder dan de helft van het staatspensioen bedraagt. Om dit onderscheid weg te werken werd beslist om bij nieuwe toekenningen van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde duur opname in de groepsverzekering als regel te stellen. 2.2
Bevorderingspolitiek en selectiebeleid
De essentiële criteria voor selectie en bevordering in het AP zijn in uitvoering van het universiteitsdecreet van 1991 vastgelegd in het reglement van het academisch personeel. Aan de K.U.Leuven vindt de overtuiging dat bij een eerste benoeming in het ZAP de kwaliteit van het gepresteerde onderzoekswerk centraal moet staan steeds verder ingang. Daarnaast spelen uiteraard ook didactische aanleg, leidinggevende capaciteiten, bereidheid tot samenwerking en persoonlijkheidskenmerken een rol. Bij benoeming van ZAP-leden wordt gestreefd naar een evenwicht tussen enerzijds extern en internationaal recruteren en anderzijds het opnemen van getalenteerde jongeren uit eigen midden in het ZAP-kader. Deze laatsten worden sterk gestimuleerd om bij het begin van hun loopbaan buitenlandse ervaring op te doen. Mede daartoe wordt er ook naar gestreefd om de onderwijsbelasting van jonge ZAP-leden binnen de perken te houden. Bij bevorderingen wordt uitgegaan van de kwaliteit en de kwantiteit van de objectief vaststelbare realisaties op het vlak van onderzoek, onderwijs en eventueel, in bijkomende orde, wetenschappelijke dienstverlening. Er wordt reeds enkele jaren een ernstige inspanning geleverd om bij het evalueren van bevorderingsaanvragen nadrukkelijk rekening te houden met de aard en omvang van de onderwijsopdracht en de kwaliteit van het gepresteerde onderwijs. Intussen wordt er inzake bevorderingsbeleid gestreefd naar een grotere diversificatie van de relevante criteria per vakgebied. Het gaat hier zowel om de aard van de publicaties en andere realisaties die het meest in aanmerking genomen worden als om het in rekening brengen van de wijze van werken in de onderscheiden disciplines, waarbij onder meer de grote verschillen tussen teamwork en meer geïndividualiseerd onderzoek in het oog springen. Verder wordt ernaar gestreefd om bij de evaluatie van dossiers zowel voor benoeming als bevordering, ook rekening te houden met expliciet aantoonbare factoren uit de persoonlijke levenssfeer (bv. zwangerschappen, zorg voor kinderen of andere familieleden) die de omvang van de prestaties (bv. aantal publicaties) - niet het niveau ervan - gedurende een bepaalde periode beperken. Ook wordt rekening gehouden met factoren in de context van de opdracht aan de universiteit zelf, die de uitbouw van iemands curriculum, in het bijzonder zijn onderzoeksdossier, belemmerd hebben, zoals zware didactische belasting, dikwijls in een dienstverlenende rol, of wetenschappelijk logistieke taken ten dienste van de groep. De bijzondere aandacht die de laatste jaren Personeel
95
besteed wordt aan de mogelijkheid tot bevordering van oudere docenten is een voorbeeld van deze beleidskeuzes. 2.3
Prestatiebeloning
Voor de toekenning van persoonlijke vergoedingen voor prestaties van wetenschappelijke dienstverlening wordt verwezen naar het betreffende gedeelte van dit jaarverslag. Hier weze enkel opgemerkt dat toekenning van persoonlijke vergoedingen voor prestaties van wetenschappelijke dienstverlening voor het overgrote deel (meer dan 90%) gebeurt ten laste van de saldi van projecten die gefinancierd worden door het bedrijfsleven. De beslissingen hieromtrent worden genomen in het kader van LRD. Voor de toekenning van een persoonlijke vergoeding ten laste van saldi van andere projecten van wetenschappelijke dienstverlening beslist een centrale Commissie overhead en wetenschappelijke dienstverlening; deze gevallen zijn evenwel zeldzaam. In uitvoering van het onderwijsdecreet VIII werden daarnaast vergoedingen toegekend aan enkele emeriti jonger dan 65 jaar die nog taken van onderwijs en/of wetenschappelijk onderzoek verderzetten. Deze vergoedingen bedragen in geen enkel geval meer dan 380 000 BEF per jaar (kostprijs). Aan de K.U.Leuven werden twee wegen uitgetekend om bij vervroegd emeritaat nog een gedeelte van de opdracht verder te zetten: enerzijds ‘bijzonder emeritaat’, dat nog een volledige verantwoordelijkheid voor een pakket onderwijs- en/of onderzoekstaken, met alle bijbehorende bevoegdheden, impliceert; anderzijds het opnemen van specifiek beperkte opdrachten, zonder verdere verantwoordelijkheid of bevoegdheden. In beide gevallen is een vergoeding mogelijk. In totaal werden in 2000 13 dergelijke vergoedingen uitbetaald, waarvan 8 aan professoren aan wie het statuut ‘bijzonder emeritus’ was toegekend. 2.4
Coryfeeëntoeslag
De K.U.Leuven heeft er, zoals in het verleden, tot nog toe de voorkeur aan gegeven om geen initiatieven te nemen voor toekenning van de zogenaamde coryfeeëntoeslag (art. 100, 2e lid universiteitsdecreet) aan leden van het academisch personeel. 2.5
Evaluatie van het academisch personeel
Voor toelichting over de bestaande initiatieven inzake evaluatie van zowel onderwijs als onderzoek wordt verwezen naar de betrokken gedeelten van het jaarverslag en naar punt 2.2 hierboven inzake de bevorderingspolitiek. Intussen voorziet het onderwijsdecreet X een periodieke evaluatie van alle ZAP-leden, binnen de drie jaar na de eerste benoeming en vervolgens ten minste om de vijf jaar. Er werd begonnen met het uitwerken van een evaluatieprocedure, waarbij de reeds bestaande evaluatiemomenten op het vlak van onderwijs en onderzoek in rekening gebracht worden. Een voordeel van deze formule is dat adequate evaluaties zullen mogelijk zijn zonder bijkomende werkbelasting voor de ZAP-leden zelf. 2.6
Vorming van het academisch personeel
Hier dient zoals in de jaarverslagen over de vorige jaren de aandacht te worden gevestigd op drie initiatieven, met name de doctoraatsopleiding voor de assistenten, wetenschappelijk medewerkers en doctoraatsbursalen, de docententraining voor ZAPleden en de training van assistenten. Voor verdere toelichting over deze punten wordt verwezen naar het deel over het onderwijsbeleid.
96
Katholieke Universiteit Leuven
2.7
Overeenkomsten met andere universiteiten of hogescholen voor terbeschikkingstelling van personeel
In 2000 waren er 46 uitwisselingsovereenkomsten van kracht voor het uitvoeren van een opdracht in een andere universiteit of hogeschool. 14 hiervan waren gesloten met een hogeschool, op basis van artikel 61 van het hogeschooldecreet. Het betrof hier meestal personeel van een hogeschool dat een opdracht uitvoerde aan de K.U.Leuven. Eén personeelslid van de K.U.Leuven voerde een opdracht uit aan een hogeschool. 32 uitwisselingsovereenkomsten waren gesloten in het kader van artikel 80 van het universiteitsdecreet, met een andere universiteit. Hiervan ging het bij 20 overeenkomsten om personeel van de K.U.Leuven dat een opdracht uitvoerde aan een andere universiteit en bij de 12 andere overeenkomsten om personeel van een andere universiteit dat aan de K.U.Leuven een opdracht uitvoerde. 2.8
Gemiddelde leeftijd bij promoties
De gemiddelde leeftijd bij promoties in de loop van 2000 wordt hieronder per graad weergegeven. Ter vergelijking wordt tussen haakjes de gemiddelde leeftijd bij promotie voor het vorig jaar weergegeven: gewoon hoogleraar buitengewoon hoogleraar hoogleraar deeltijds hoogleraar hoofddocent deeltijds hoofddocent 2.9
45 46 46 43 42 39
(51) (42) (45) (44) (47) (40)
Personeelsverloop
In de tabel hieronder wordt het personeelsverloop weergegeven. Pensioe n
Overlijden
ZAP
35
3
29
10
AAP
2
0
132
BAP
3
3
40
6
ALG. TOT.
Einde mandaat
Ontslag Ontslag Wn (1) Wg (2)
Ond. (3)
Wijz. financ.
Totaal
0
1
0
78
67
1
18
35
255
1 732
302
5
29
453
2 527
1 893
379
6
48
488
2 860
(1) ontslag door de werknemer (2) ontslag door de werkgever (3) onderbreking van de ambtsvervulling/verlof zonder wedde Het einde van een mandaat is zoals de vorige jaren de meest voorkomende reden van verloop. Het ontslag door de werknemer en de wijziging van de financieringsbron blijven de tweede en derde belangrijkste reden. Het grootste verloop vindt plaats in het bijzonder academisch personeel, waar het aflopen van onderzoekscontracten telkens noopt tot het einde van een mandaat. Men moet ook opmerken dat een aanzienlijk deel van de assistenten op eigen initiatief ontslag neemt vóór het aflopen van het mandaat. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de vermelde 'ontslagen' lang niet altijd een afscheid van de universiteit impliceren. Soms neemt men ontslag als AAP om BAP te worden of omgekeerd. Zo ook impliceert wijziging van financiering bij velen enkel een beëindiging van een contract, dat meteen gevolgd wordt door het opnemen van een nieuwe opdracht ten laste van een andere financiering.
Personeel
97
2.10 Aantal personeelsleden met uitsluitend formele onderwijstaken Er zijn 128 ZAP-leden aan wie uitsluitend een formele onderwijsopdracht is toegewezen, onder de vorm van een specifiek opleidingsonderdeel waarvoor men verantwoordelijk is en waarvoor men per jaaruur wordt betaald. Per graad zijn de aantallen als volgt: buitengewoon hoogleraar buitengewoon hoogleraar voltijds aan de universiteit deeltijds hoogleraar deeltijds hoogleraar voltijds aan de universiteit deeltijds hoofddocent deeltijds hoofddocent voltijds aan de universiteit deeltijds docent deeltijds docent voltijds aan de universiteit
11 1 16 6 39 7 38 10
Deze aantallen liggen beduidend lager dan de vorige jaren. De opdracht van 155 ZAPleden die voorheen in jaaruren was uitgedrukt, werd naar aanleiding van de toewijzing van een bijkomende leeropdracht omgevormd naar een procentuele opdracht. De nog resterende opdrachten in jaaruren zullen, zoals door de wetgever gevraagd wordt, in de loop van 2001 eveneens naar procentuele opdrachten worden omgevormd. 2.11 Aantal AP-leden per afstudeerinstelling Uit de tabel hieronder blijkt dat 61% van de in 2000 tewerkgestelde AP-leden afgestudeerd zijn aan de eigen instelling, 27% aan een andere Belgische universiteit en 12% aan een buitenlandse universiteit. Voor het zelfstandig academisch personeel zijn de percentages respectievelijk 74%, 14% en 12%. Er moet bij deze percentages wel aan herinnerd worden dat de K.U.Leuven in Vlaanderen ongeveer 45% van de universitaire diploma's aflevert. Universiteit
ZAP n
AAP %
n
BAP %
n
Totaal %
n
%
1. Belgische K.U.Leuven
924
74
311
52
966
55
2 201
61
Andere
182
14
241
41
538
31
961
27
147
12
44
7
252
14
443
12
1 253
100
596
100
1 756
100
3 605
100
2. Buitenlandse Totaal
2.12 Overzicht van het aantal medewerkers met ervaring buiten de eigen instelling 24% van de medewerkers tewerkgesteld in 2000 hebben werkervaring in een organisatie buiten de K.U.Leuven. Voor het zelfstandig academisch personeel is dat 50%, voor het assisterend academisch personeel 6% en voor het bijzonder academisch personeel 11%.
3. Personeelsbeleid voor ATP
3.1
De personeelsdienst ATP hanteert sinds 1997 een organisatiestructuur met personeelsconsulenten en dossierbeheerders die dienstverlening bieden aan een groep personeelsleden en hun diensthoofden. Duidelijke aanspreekpunten, integratie van processen en dossiers blijven de pijlers van de werking.
3.2 98
Katholieke Universiteit Leuven
Basisopties in de werking
Selectie
Ook in het jaar 2000 was er een grote vraag naar ATP-medewerkers. 521 personen kwamen voor het eerst in dienst. Door de arbeidsmarktschaarste, bijzonder scherp in de Leuvense regio, werden maximale inspanningen geleverd om het selectieproces zo kort mogelijk te houden, zonder daarbij afbreuk te doen aan decretale eisen of interne kwaliteitsnormen. De introductie van nieuwe medewerkers kreeg hernieuwde aandacht. In 2000 werd de introductiemap volledig herwerkt tot een wegwijzer naar andere informatiebronnen, in veel gevallen naar het K.U.Leuven vademecum op het intranet. Veranderingen volgen elkaar immers zo snel op dat uitgebreide informatie op papier zeer veel onderhoud vergt. Bovendien worden nieuwe medewerkers van bij het begin gestimuleerd om het Campus Wide Information System (CWIS) te consulteren. 3.3
Nieuwe CAO
Eind 2000 werd een nieuwe CAO ondertekend met de Landelijke Bedienden Centrale. De komst van een nieuw decreet en nieuwe wettelijke bepalingen aangaande het kort verzuim maakte een aanpassing van de bestaande CAO noodzakelijk. Daarenboven werden een aantal bepalingen in verband met het verlof voor verminderde prestaties vereenvoudigd. In de loop van 2001 zullen de gesprekken over een volgende CAO aangevat worden. 3.4
Implementatie SAP
Reeds in 1999 werden onderdelen van het nieuwe bedrijfsinformatiesysteem in gebruik genomen. Hierdoor konden de financiële diensten naar SAP overschakelen. In de loop van 2000 werd veel aandacht besteed aan verificatie en correctie van personeelsgegevens. Daarnaast werden in een aantal werkgroepen de aan- en afwezigheidsregistratie, de werving en selectie en de loonuitbetaling uitgetekend. 3.5
Stressonderzoek
In 2000 werd een onderzoek gevoerd naar de stressbeleving bij het ATP. 57% van de populatie van 2 344 medewerkers werkte mee aan deze enquête. De resultaten van deze onderzoeksgroep werden door IDEWE vergeleken met een referentiegroep. De medewerkers van de K.U.Leuven beschikken over een grote autonomie en beslissingsruimte. Sociale contacten en jobvooruitzichten zijn gunstig. In sommige diensten liggen de fysieke eisen vrij hoog. In het algemeen is de jobtevredenheid groot, maar 23% van de ondervraagden vertoont af en toe 'burnout'-symptomen. Mobiliteit wordt globaal niet aangewezen als stressfactor. Het onderzoek brengt geen 'probleemdiensten' aan het licht. Het finale rapport zal in 2001 omgezet worden in concrete maatregelen. Het Centrum voor Gelijke Kansenbeleid werd in 1999 aan de K.U.Leuven opgericht, ter ondersteuning van de werkzaamheden van de Rectoraal Adviseur Gelijke Kansen. Sinds 1 december 2000 is Prof. Bea Van Buggenhout Rectoraal Adviseur.
4. Genderbeleid
De algemene doelstelling van het Centrum is de uitwerking van een gelijke kansen-beleid voor alle geledingen van het personeel (AP en ATP) en voor de studenten van de K.U.Leuven. De gehanteerde strategie is deze van de gender-mainstreaming, waarbij het gender-perspectief geïntegreerd wordt doorheen de gehele organisatie. Om deze doelstelling te bereiken, worden aan het Centrum voor Gelijke Kansenbeleid specifieke maatregelen uitgewerkt voor een gender-bewust personeelsbeleid aan de K.U.Leuven. Deze taak wordt ingevuld door een consulent gelijke kansen. Daarnaast wordt er aan beleidsgericht en –ondersteunend onderzoek gedaan. Deze taak wordt opgenomen door een onderzoeker. In 2000 werd zowel verder gebouwd aan het interne netwerk van Mainstream Promotoren Personeel
99
in de faculteiten, als aansluiting gezocht bij externe netwerken, zoals de Europese netwerken 'Women and Science' en 'Families and Work'. Een website werd geconstrueerd om de werkzaamheden van het Centrum ruimere bekendheid te geven. Het eerste verkennend rapport dat eind 1999 werd voorgesteld, werd in 2000 aangevuld met een vooronderzoek over gelijke kansen bij aanstelling, benoeming en bevordering van het Zelfstandig Academisch Personeel. Een uitgebreid jaarverslag van de activiteiten van het Centrum voor Gelijke Kansenbeleid is ter beschikking op het Centrum.
100
Katholieke Universiteit Leuven
Sociale voorzieningen voor studenten Studentenvoorzieningen heeft twee basisdoelstellingen. Vooreerst ‘een bijdrage leveren tot de democratisering van het universitair onderwijs’. Onder democratisering van het onderwijs kan worden verstaan: aan alle jongeren volledige kansen geven tot vorming en intellectuele ontplooiing, ongeacht hun afkomst, financiële mogelijkheden of sociaal-cultureel milieu. Dit betekent niet dat iedereen universitair onderwijs moet volgen, maar wel dat zij, die over de nodige intellectuele middelen beschikken, niet gehinderd worden die studies te kunnen doen waarvoor zij bekwaam zijn. Verder het ‘informeren, opvangen en begeleiden van studenten die problemen hebben, voortspruitend uit of nauw samenhangend met hun verblijf aan de universiteit’. De consequentie hiervan is dat de Studentenvoorzieningen niet alleen bestaan in functie van studenten uit welbepaalde milieus, maar toegankelijk zijn voor alle studenten.
1. Financiële situatie
De Raad voor Studentenvoorzieningen, samengesteld uit studenten, personeelsleden en academici, wordt voorgezeten door de coördinator Studentenbeleid en waakt over de realisering van deze doelstellingen. De Raad neemt initiatieven op de werkterreinen voeding, huisvesting, psycho-medisch-sociale begeleiding en studentenleven en beschikt daarvoor over een budget van ruim 466 mio BEF, waarvan ruim 262,9 mio BEF toelagen (inclusief een gedeelte van het inschrijvingsgeld) en 203,6 mio BEF eigen inkomsten. De exploitatie 2000 van Studentenvoorzieningen werd afgesloten met een negatief resultaat van 3 376 352 BEF. Hierbij werd voor 25 mio BEF groot onderhouds-werken opgenomen, waar er slechts 10 mio BEF werd begroot in een sluitende begroting. De kosten daalden (exclusief 160 594 BEF Fonds onroerende investeringen en het negatief saldo van Studiefinanciering in 1999) met 3,69% naar 469 916 095 BEF. De loonkost daalde met 2,53% tot 164,8 mio BEF bij een begroting van 164,5 mio BEF. De opbrengsten daalden (exclusief 160 594 BEF Fonds onroerende investeringen) met 1,61% naar 466 539 743 BEF. Men kan de exploitatiegegevens ook voorstellen in functie van de doelstellingenrealisatie. Per ingeschreven student beschikt de sociale sector, naast eigen middelen, over 10 123 BEF toelagen. Daarvan gaat 43,47% naar voeding, 20,05% naar studentenhuisvesting, 20,65% naar studentenbegeleiding, 5,05% naar de ondersteuning van studentenorganisaties, bv. ten aanzien van medebeheer, sport en cultuur. 10,78% gaat naar andere toepassingen, georiënteerd op de democratisering van het hoger onderwijs en/of de optimalisering van de randvoorwaarden voor studie. Dit betekent voor Leuven dat, buiten de 173.7 mio studietoelagen van de Vlaamse gemeenschap (als budget ongeveer het dubbele van dat van de sociale voorzieningen), 63 mio van de sociale toelagen strikt selectief wordt gegeven (eigen huisvesting, sociale dienst, aanvullende studiefinanciering ...). De overige bestedingsvormen zijn in mindere of meerdere mate voor alle studenten toegankelijk. Deze zgn. universele besteding biedt een vangnet voor studenten die binnen de fiscale operationalisering van sociale doelgroepen uit de boot vallen, maar toch noden hebben, verband houdend met hun verblijf aan de universiteit. We gaan er vanuit dat, als men studietoelagen en sociale voorzieningen geïntegreerd beschouwd, op deze wijze in Leuven ongeveer 55% van de middelen van de Vlaamse Gemeenschap selectief en ongeveer 45% aanvullend gebruikt worden. De inspanningen die de sector levert voor de democratisering van en de randvoorwaarden tot het hoger onderwijs, zijn in principe en voor de meeste werkterreinen ook letterlijk gelijkaardig voor hogeschool- en universiteitsstudenten uit de Leuvense regio. Voor de werkvelden voeding, privé-huisvesting, gezondheid en enkele andere vormen van juridische en sociale dienstverlening, werd een raamovereenkomst afgesloten met de Katholieke Hogeschool, de Groep T-Hogeschool en de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst te Leuven. De studenten van deze Hogescholen kunnen op dezelfde wijze als universiteitsstudenten gebruik maken van de afgesproken vormen van Sociale voorzieningen voor studenten
101
dienstverlening. In ruil betalen ze een gedeelte van hun sociale toelagen (in totaal 21 674 208 BEF). Aangezien de voor sociale voorzieningen verantwoordelijke hogeschool-v.z.w.’s slechts over de helft van het toelagenpakket van de universiteit beschikken, kan niet de volledige kostprijs van de dienstverlening doorgerekend worden.
2. Huisvesting
2.1 2.1.1
Studentenhomes Capaciteit
Kerncijfers Eigen residenties: gesubsidieerd:
2 558 kamers (prijzen van 2 670 tot 6 160 BEF), 36 dubbele kamers, 151 studio’s en appartementen, 5 kleine huizen. niet gesubsidieerd: 994 kamers (prijzen van 5 500 tot 8 900 BEF), 160 studio’s en appartementen. 2.1.2
Gemiddelde huurprijs
In de gesubsidieerde studentenhuizen bedraagt de gemiddelde huurprijs ongeveer 4 665 BEF. 2.1.3
Berekening van de huurprijs
De huurprijs in de gesubsidieerde studentenhuizen is niet afhankelijk van de kamer maar wordt berekend op basis van het gezinsinkomen en het aantal personen ten laste van het gezinshoofd. De huurprijzen gaan van 2 670 tot 6 160 BEF per maand; er worden tien maanden per academiejaar aangerekend. In de niet-gesubsidieerde universitaire studentenhuizen bedraagt de huurprijs ongeveer 6 225 BEF per maand. 2.1.4
Bezettingsgraad
De bezettingsgraad in de gesubsidieerde residenties was in december 2000 96,23%. De blijvend stijgende migratie onder studenten heeft tot gevolg dat het aantal tijdelijke verblijven gestaag toeneemt; de vervanging van Belgische studenten die aan internationale programma's deelnemen door buitenlandse die naar Leuven komen, resulteert in hiaten in de bezetting van heel wat kamers. Enkele kamers hebben noodgedwongen een permanente specifieke functie voor tijdelijke opvang en hebben daardoor een bezettingsgraad die duidelijk beneden het gemiddelde blijft. Om sociale redenen wordt een soepele houding aangenomen tegenover studenten die om diverse redenen hun studies stopzetten voor het einde van het contract; het is niet steeds mogelijk in de loop van het academiejaar de aldus vrijgekomen kamers nog te verhuren. 2.1.5
Aandachtspunten van het beleid
De huurprijzen stegen meer dan gebruikelijk, het budget voor personeel en jobisten voor het nieuwe academiejaar werd beperkt omwille van budgettaire problemen. Vanzelfsprekend is de groot onderhoudsproblematiek voor het patrimonium dat de universiteit ons ter beschikking stelt, een nevralgiek punt. Groot onderhoud is evenwel niet slechts functie van het besteedbare budget, maar ook van de realisatiemogelijkheden. Studenten verwachten terecht dat groot onderhoud gebeurt in perioden zonder examenlast. De zeer korte periode die geschikt is voor groot onderhoud, wordt bovendien nog onderbroken omwille van het bouwverlof. Op dat ogenblik bestaan er verwachtingen ten aanzien van het openstellen van residenties voor zomerverblijven. Wellicht zullen we ons moeten bezinnen over het maximum volume zomerverblijven dat we ter wille van onze dienstverlening aan de academische wereld kunnen ter beschikking stellen. 102
Katholieke Universiteit Leuven
Gedurende 2000 werden heel wat inspanningen getroost om de wooncultuur en het sociale weefsel binnen de residenties te voeden. Vorming van gangvertegenwoordigers en residenten groeit uit tot een belangrijk actiepunt. In de toekomst zal een evaluatie dienen te gebeuren van het energiegebruik in de residenties. Zowel bouwfysisch als organisatorisch dient nagegaan te worden in hoeverre we rationeler kunnen omspringen met de energie. 2.2
Werking van de huisvestingsdienst
Kerncijfers Kotstudenten versus pendelstudenten: 19 474 studenten (of 75,30% van de studenten K.U.Leuven) huren een kamer in de universiteitsstad. Privé-markt: 15 915 studenten huren een kamer op de privé-markt. De gemiddelde huurprijs bedraagt 8 489 BEF. Vorig jaar werd gewaarschuwd voor een dreigende overbelasting van de kamermarkt. Deze dreiging nadert snel. Schaarste aan kamers lijkt niet ver af, met alle nadelige gevolgen voor de prijs/kwaliteit verhouding (prijsstijgingen, vermindering van comfort, voor de huurder nadelige contracten). Mogelijke oorzaken hiervoor zijn te zoeken in de combinatie van het kamerdecreet en de de facto ontradingspolitiek (kamerstop) van de stad Leuven ten aanzien van studentenkamers. De gemiddelde huurprijs steeg van 8 198 BEF naar 8 489 BEF. Men kan zich afvragen of ook dit stijgen reeds een anticipatie is van deze oververhitting van de kamermarkt. Huisvesting van studenten die slechts een korte periode in Leuven verblijven, is moeilijk te vinden. Dit probleem van huisvesting voor een kortere periode wordt structureel. We stellen ook vast dat het aantal bemiddelingen opnieuw steeg (van 187 over 133 naar 241). Bij deze bemiddelingen valt op, dat er bovendien een belangrijke relatieve stijging is van overleg in verband met opzeggingen en contractverbrekingen - van 4,1% in 1999 naar 12,9% in 2000. Verder investeren in een veel grotere aanwezigheid op het terrein blijft de belangrijkste doelstelling voor de dienst. Kerncijfers: Totale omzet: 451 557 152 BEF. Maaltijden: 1 479 958 maaltijden Samenstelling cliënteel: studenten K.U.Leuven: 71%, studenten hogescholen 12,9%; personeel K.U.Leuven, ALMA en hogescholen: 13,6%; bezoekers 2,5%. 3.1
Aantal zitplaatsen in de studentenrestaurants: 3 508, in cafetaria’s: 716
3.2
Gemiddelde prijs van een warme maaltijd: 114,73 BEF
3.3
Berekeningswijze van de prijs van een warme maaltijd
3. Voedingssector: universiteitsrestaurants Alma
De prijscategorieën en gemiddelde maaltijdprijs worden door de Raad van beheer vastgelegd. De aangeboden maaltijden worden over deze prijscategorieën gespreid zodat een gemiddelde maaltijdprijs bereikt wordt van 105,22 BEF inclusief de broodmaaltijden en van 114,73 BEF voor de warme maaltijden. ALMA garandeert dat er in elk restaurant op elk moment een volwaardige warme schotel wordt aangeboden aan de laagste prijs (in 2000: 80 BEF). In de grote restaurants worden er twee vegetarische schotels aangeboden waarvan één maximaal 103 BEF kost. Ook in 2000 is er een verschuiving naar broodmaaltijden (60 BEF) en naar de goedkoopste categorie van warme maaltijden. Hierdoor daalt de gemiddelde maaltijdprijs met 1,48 BEF.
Sociale voorzieningen voor studenten
103
Procentuele verdeling van maaltijden over prijscategorieën Prijs categ. 60 77 87 100 116 133 140 148 gemidd. prijs
1999
% 7,48 24,91 3,25 8,01 19,37 29,88 4,04 3,26
met broodmaaltijden zonder br.mlt.
106,70
Prijscateg. 60 80 90 103 119 136 143 148 gemidd. prijs
110,77
2000
% 17,38 20,12 3,66 7,97 18,04 21,32 6,06 5,45
met broodmaaltijden zonder br.mlt
procentpunt 9,90 -4,79 0,41 -0,04 -1,33 -8,56 2,02 2,19
105,22
-1,48
114,73
+3,58
Aantal verbruikte maaltijden per maand Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
3.4
118 417 164 434 176 251 111 659 143 212 106 335 37 567 52 855 89 940 186 947 162 964 129 377
Beleid
In 2000 stegen de bedrijfsopbrengsten van de afdeling ALMA binnen LeUCa naar 451,9 MF (+2,4%). Het totaal van de subsidies voor studenten (inclusief hogescholen en KULAK) en personeel K.U.Leuven bedroeg 125,8 MF (+0,4%). De afhankelijkheid van subsidies daalde van 28,8% naar 27,7%. De stijging van de omzet was vooral te danken aan de sterke stijging van de omzet van de catering (+31,3%) en van de cafetaria’s (+12,8%). 2000 was het eerste volledige jaar van de cafetaria 'De Moete' en dit verklaart in belangrijke mate de stijging van omzet van cafetaria’s. Het feestjaar 575 jaar K.U.Leuven en de herverdeling van taken tussen de afdeling catering en Faculty Club betekenden een enorme impuls voor de omzet van catering. Ook de automaten kenden nog een sterke groei door de overdracht van een belangrijk pakket automaten van diensten K.U.Leuven naar LeUCa. Deze cijfers illustreren duidelijk dat de operatie LeUCa ook een zeer positieve zaak was voor ALMA. De omzet van de basisactiviteit van ALMA, maaltijden in zelfbediening, daalde in 2000 met 2,8%. Dit was enerzijds het gevolg van de daling van de gemiddelde maaltijdprijs van 106,7 in 1999 naar 105,2 in 2000 (= -1,48%). Het aantal maaltijden in verkooppunten voor rekening van ALMA daalde met 1,47% en bedroeg 1 403 859. Het aantal maaltijden, inclusief broodmaaltijden maar zonder de maaltijden aan groepen, bedroeg 1 479 958. Indien we ook de maaltijden aan groepen in rekening brengen, bedraagt het totaal aantal maaltijden ongeveer 1,6 miljoen. Het aantal consumpties steeg licht: 1 406 595 (= +0,57%), maar door de prijsstijging steeg de omzet met 2,56% naar 22,6 MF. De andere opbrengstensoorten kenden een stijging van 14,6%. De sterkste stijgers zijn leveringen van koffie en broodjes (+36,5%), automaten (+18,5%) en diensten aan groepen (+11%). Deze andere opbrengstensoorten vertegenwoordigen nu al 36,5% van de eigen inkomsten van ALMA. Tussen de distributiepunten van ALMA zijn belangrijke verschuivingen te melden. Omwille van het feit dat Alma 2 in de zomer 2000 open was (in tegenstelling tot 1999, toen Alma 1 open was) steeg de omzet in Alma 2 met 13,6%, Alma 1 daalde met 19,2% 104
Katholieke Universiteit Leuven
maar de totale omzet bleef ongeveer gelijk. Opvallend is ook de sterke stijging van omzet op zondag (+16,5%). Dit is vooral het gevolg van het openhouden van Alma op zaterdagavond en zondagavond tijdens de blok- en examenperiode in juni. Het totaal van de bedrijfskosten steeg met 1,87%. De uitgaven voor grondstoffen bedragen nu 135,8 MF (= 30,6%) en stegen met 3,6% ten opzichte van 1999. Deze stijging wordt in belangrijke mate verklaard door de stijging van de omzet maar er is ook een duidelijk prijseffect. Door de rationalisatie van openingsuren en centralisatie van broodjesproductie was er slechts een beperkte stijging van de loonkost (211,3 MF = +0,41%) en met doorsleuteling van algemene kosten naar Faculty Club daalt de loonkost in ALMA. Uit al deze cijfers blijkt zeer duidelijk dat de klanten van ALMA zeer mobiel zijn zowel wat betreft de locatie als met betrekking tot de keuze van het soort voedingsproduct. De trend naar broodmaaltijden ’s middags zet zich verder door en de clubs betekenen nu al bijna 18% van de maaltijdverkoop. Ook de snelle opeenvolging van negatieve berichten in verband met de veiligheid van voeding (dioxine, BSE, mond- en klauwzeer, …) zorgt voor sterke veranderingen in het keuzegedrag van de ALMA klanten die in belangrijke mate tijdelijk zijn, maar de trend naar meer vegetarische maaltijden is wel een constante. Toch waren het niet de crisissen in verband met voedselveiligheid die veel zorgen baarden in 2000, maar wel de integratie van ALMA en Faculty Club. De moeilijke integratie kwam nog extra onder druk te staan omwille van de discussies over een zwaar besparingsplan in de sociale sector. Door de evolutie van het aantal studenten die terug iets gunstiger is, werd het besparingsplan gemilderd. De verhouding tussen stuurgroepen ALMA-Faculty Club en Raad van beheer was meer dan een jaar lang het voorwerp van discussie. Het toepassen van het personeelsstatuut van ALMA op de medewerkers van Faculty Club zorgde ook voor veel discussie en onrust. Ondanks al deze problemen kunnen de resultaten van de LeUCa-constructie schitterend genoemd worden. De afdeling ALMA sluit 2000 af met een belangrijk positief saldo dat ook het gevolg is van verschuivingen van activiteiten van Faculty Club naar ALMA (en omgekeerd) en de spreiding van algemene kosten over het zakencijfer van ALMA en Faculty Club. Het kostenbewustzijn en schaalvoordeel van ALMA bleek ook een grote meerwaarde te zijn voor Faculty Club. Zonder aan de kwaliteit van producten en service te raken werd een belangrijke rationalisatie van kosten in Faculty Club gerealiseerd samen met een sterke stijging van de omzet. 4.1
4. Dienstensector
Sociale dienst
Kerncijfers: Sociale dienst: 4 979 consultaties Studiefinanciering: 391 studenten hebben een financiële tussenkomst ontvangen Buitenlandse studenten: 1 701 consultaties De Sociale diensten werken voor alle studenten. Belgische studenten en EU-studenten van de eerste en tweede cyclus kunnen terecht bij de Sociale dienst, terwijl buitenlandse studenten met tijdelijk verblijfsstatuut terecht kunnen op de Sociale dienst voor buitenlandse studenten (SDBS). Op beide diensten kunnen studenten terecht met vragen over hun sociaal en financieel statuut. De problematiek van de studiefinanciering is het belangrijkste werkveld op beide diensten. Er wordt gewerkt op verschillende niveaus: advisering, bemiddeling bij de Vlaamse Gemeenschap en toekenning van financiële hulp. Binnen de studiefinanciering is er een apart budget voor medico-sociale kosten. De dienst fungeert verder als aanspreekpunt in de eerste lijn voor studenten met familiale of relatieproblemen. De dienst heeft een aantal acties naar bijzondere doelgroepen, bv. extra onthaalactiviteiten naar toekomstige migrantenstudenten. De hulpverlening van de Sociale dienst voor buitenlandse studenten kan men situeren op drie terreinen. Vooreerst op materieel gebied, met name financiële steun door middel van leningen op korte termijn en toelagen. Deze steun is niet bedoeld als structurele steun, wel als hulp bij noodsituaties. Verder het informeren en het opvolgen van dossiers rond sociale zekerheid (ziekteverzekering, kinderbijslag). Ten slotte op praktisch gebied: advies en bemiddeling bij alle vragen en problemen die voortvloeien uit de interactie van de studenten met hun omgeving (introductie in Leuven, ongevallen, kinderopvang,
Sociale voorzieningen voor studenten
105
relatieproblemen, consumentenproblemen …). In 2000 werd het Vesta-rapport voorgesteld. Er werden een aantal te realiseren projecten vooropgesteld, zoals de vraag naar een studie rond leef- en studiekosten en naar een systeem dat garanties biedt over de solvabiliteit van internationale studenten. Van 10 tot 31 januari 2000 liep in België de regularisatiecampagne. Personen die illegaal of met onzeker statuut in België verbleven en aan bepaalde criteria voldeden, kregen 3 weken de tijd om een regularisatieaanvraag in te dienen. De Sociale dienst assisteerde 11 studenten bij het opstellen van hun dossier. Sedert de oprichting in 1995 werkt Pangaea aan de realisatie van zijn doelstellingen. Het wil de Livingroom zijn, in de eerste plaats van de internationale bewoners-bursalen van de studentenresidenties, maar eveneens van alle internationale gasten van de K.U.Leuven en alle Belgen aan K.U.Leuven die geïnteresseerd zijn in het leggen van contacten met andere culturen. Daartoe stelt Pangaea een grote ruimte ter beschikking, met bar voor gratis koffie en thee, met gezelschapsspelen, met 15 diverse kranten uit binnen- en buitenland. Tegelijkertijd is deze zaal en aangrenzende lokalen de ontmoetingsruimte waar Belgische en internationale gasten aan geplande activiteiten kunnen deelnemen en zelf activiteiten organiseren. Om een antwoord te kunnen bieden aan de noden en verwachtingen van de internationale gasten die niet altijd in het STUC of in het Cultureel centrum van de stad terecht kunnen, is er een brede waaier van: initiatieven, vormingslezingen, filmvoorstellingen, concerten, conversatielessen, danslessen, uitstappen naar cultuursteden als Praag etc. 4.2
Jobdienst
Kerncijfers: consultaties van studenten: 6 724 consultaties van werkgevers: 2 230 jobstudentenconctracten voor tewerkstelling binnen de K.U.Leuven: 2 165 De Jobdienst fungeert binnen de K.U.Leuven als centraal aanspreekpunt voor studentenarbeid. De dienst situeert zich in de schoot van de sociale sector, maar heeft sinds de reorganisatie in 1998 van de studentenarbeid binnen de K.U.Leuven ook een belangrijke taak binnen de personeelsadministratie en het dossierbeheer. De dienst volgt immers de volledige studententewerkstelling binnen de K.U.Leuven op van bij de rekrutering tot en met de loonvoorbereiding voor uitbetaling en alle dossieropvolging die hieruit voortvloeit. De Jobdienst blijft natuurlijk voor alle studenten en werkgevers (zowel intern als extern) beschikbaar voor advies over het statuut van de jobstudent. Dit advies kan ook bemiddeling omvatten, maar deze activiteit wordt voornamelijk toegespitst op de student K.U.Leuven, de hogeschoolstudenten (raamakkoord) en sinds 1998 de kinderen van K.U.Leuven personeelsleden die als jobstudent werken. Aangezien arbeidsbemiddeling decretaal is gereglementeerd, diende de Jobdienst (en ook de plaatsingsdiensten van de K.U.Leuven) erkend te worden door de overheid om dergelijke activiteiten te kunnen ontplooien. Deze erkenning werd verleend in mei 2000. 4.3
Juridische dienst
Kerncijfers: 1 426 consultaties De activiteiten van de Juridische dienst vallen uiteen in drie taken. Vooreerst adviseert de dienst studenten en diensten van de K.U.Leuven en van de hogescholen waarmee raamovereenkomsten zijn gesloten over alle vragen die het studentenstatuut betreffen. Daarnaast heeft de Juridische dienst een bijzondere taak in het geheel van Studentenvoorzieningen. Met de Sociale diensten, inbegrepen de Sociale dienst voor internationale studenten en de Jobdienst, is er een bijzondere en structurele band. Alle diensten samen vormen de 'Sociale diensten' die als eenheid optreden en in de dagelijkse praktijk het sociaal beleid naar de studentengroep gestalte geven. Binnen Studentenvoorzieningen geeft de dienst advies aan alle diensten en aan de directie in juridische aangelegenheden. Studiewerk en publicaties gaan hand in hand met deze 106
Katholieke Universiteit Leuven
dienstverlening. Dit jaar bijvoorbeeld werd logistieke steun verleend bij het opstellen van het politiereglement op de brandveiligheid van kamers van de gemeente Leuven, werd de erkenning van de K.U.Leuven als bureau voor kosteloze arbeidsbemiddeling gerealiseerd, werd de erkenning van opleidingen in het stelsel van het educatief verlof op punt gesteld. Tot slot ressorteert de Juridische dienst onder de coördinator Studentenbeleid. In die functie wordt dienstoverschrijdend gewerkt. De werking ten aanzien van het examenreglement, het uitwerken van het statuut van de buitenlandse student en vorser en bijzondere opdrachten zijn te situeren binnen deze opdracht. De dienst is duidelijk een tweedelijnsdienst. Dit is een bewuste keuze die volgt uit de professionalisering van de Sociale diensten. De nieuwe media hebben uiteraard invloed op de dienstverlening. Dit jaar is een begin gemaakt van de registratie van de e-mail. Dit is een evolutie die vragen oproept. E-mail is een goed en snel medium maar heeft zijn gevaren: verhoogde stress, kans op onzorgvuldigheid, ongecontroleerde toepassing, misbruik van informatie. E-mail consult moet bewaakt blijven. Zeer goed werkt bijvoorbeeld de e-mail groep rond examenvragen. Omwille van het belang van correct advies dat door alle betrokken diensten wordt ondersteund (Studentenbeleid, Rectoraat, Studieadvies), worden alle antwoorden systematisch doorgestuurd aan de vijf leden van de e-mailgroep. Indien iemand van de lezers een correctie of aanvulling wenst te doen, gebeurt dit. Dit is ook de afspraak: uniform advies verlenen, gedragen door alle betrokken diensten. - Publicaties zijn eveneens een belangrijk en gewaardeerd actieterrein. Er wordt medegewerkt aan brochures specifiek gericht naar de K.U.Leuvenstudent zoals 'Dag Unief, wat nu …' of 'Examenvragen - Handleiding bij het examenreglement'. Daarnaast zijn er algemene publicaties op het terrein van het studentenstatuut. De belangrijkste publicatie blijft evenwel StudentenRecht waarvan de vierde editie in januari 1999 verscheen (cf. jaarverslag 1999 p. 91). 4.4
Dienst Studieadvies
De Dienst Studieadvies biedt: Informatie en advies omtrent: - studiecurricula en studievereisten voor academische basisopleidingen en voortgezette opleidingen, zowel aan de K.U.Leuven als in binnen- en buitenland; - werken in binnen- en buitenland. Studie- en studentenbegeleiding: - training doelmatig studeren (methode, planning, examenvoorbereiding); - (her)oriëntering; - kortlopende begeleiding bij socio-emotionele problemen; - gespecialiseerde begeleiding voor studenten met een lichamelijke handicap of chronische ziekte; - begeleiding K.U.Leuven afstuderenden bij hun intrede op de arbeidsmarkt. Op Studieadvies gebeurt onderzoek rond studiekeuze van laatstejaars secundair onderwijs en rond intrede op de arbeidsmarkt van K.U.Leuven afgestudeerden. Studieadvies beschikt over een Mediatheek met informatie over studierichtingen aan de K.U.Leuven en over studiemogelijkheden en werken in binnen- en buitenland. Informatie- en begeleidingsactiviteiten zijn bedoeld voor (aspirant-)studenten K.U.Leuven. De Mediatheek is eveneens toegankelijk voor studenten van Groep T en studenten uit hogescholen die deel uitmaken van LENS (Leuvens Netwerk Sociale Voorzieningen). Studiebegeleiding wordt eveneens aangeboden aan studenten van Groep T. Begeleiders van studenten met een handicap uit het LENS-netwerk kunnen een beroep doen op de K.U.Leuven expertise. 4.4.1
Informatie
Ongeveer 1 600 aspirant-studenten en studenten uit binnen- en buitenland bezochten de dienst en kregen individueel advies over studeren aan de K.U.Leuven, over Sociale voorzieningen voor studenten
107
studiemogelijkheden in binnen- en buitenland en rond hun intrede op de arbeidsmarkt. Het aantal telefonische raadplegingen en contacten langs e-mail lag dubbel zo hoog. -
Informatie over academische basisopleidingen. * In 2000 werden alle studierichtingen K.U.Leuven voorgesteld op vier Infodagen. Studieadvies bood daarbij logistieke en inhoudelijke ondersteuning. * Een supplementaire algemene Infodag, ingericht op de K.U.Leuven Open Deur dag was een nieuw initiatief waarop meer dan 2000 bezoekers geteld werden. * Samen met de studentenvereniging Ex Oriente Lux - Turkse, Marokkaanse en Koerdische studenten K.U.Leuven - werden drie informatienamiddagen ingericht voor allochtone leerlingen. * In 2000 werden twee Profieldagen voor studiekeuzebegeleiders (CLB en secundaire scholen) georganiseerd. De studierichtingen uit de faculteit Letteren en uit de Rechtsfaculteit lichtten hun studieprogramma's en studievereisten toe, becommentarieerden relevante cijfers en beroepsuitwegen.
-
Informatievragen rond verdere opleidingen en/of intrede op de arbeidsmarkt. * Voortgezette opleidingen K.U.Leuven werden toegelicht aan de UCL, aan de T.U.Eindhoven en op de Studiebeurs te Utrecht. * Over verdere studiemogelijkheden voor industrieel ingenieurs werd informatie geboden op diverse Industriedagen, ingericht door hogescholen. * Verder studeren in het buitenland kwam aan bod in 11 verschillende sessies.
Nieuw was de publicatie 'International Study Programs at K.U.Leuven', een overzichtsbrochure van het Engelstalige aanbod postgraduaat opleidingen K.U.Leuven. De brochure werd samengesteld op vraag van het Gemeenschappelijk bureau en verzonden naar buitenlandse instellingen Hoger Onderwijs en ambassades. In overleg met de Dienst Internationale Relaties werd de rubriek 'Studeren in het buitenland' in de Mediatheek uitgebreid met informatie over Erasmusuitwisselingen in de diverse faculteiten van de K.U.Leuven. Voor laatstejaarsstudenten en studenten aanvullende opleidingen K.U.Leuven organiseerde de Kerncel diverse avondsessies rond Loopbaanbegeleiding. Die activiteiten worden aangekondigd in brochures uit de reeks 'Loopbaanbegeleiding' die 4 keer per jaar naar die doelgroep worden gestuurd. De Jobinformatiedag was een hoogtepunt in die reeks van activiteiten: in 1999 namen er 70 bedrijven aan deel, in 2000 groeide dat aantal uit tot 110 bedrijven. Rond solliciteren werd een dagprogramma 'Sollicitatietraining' ingericht. Een achttal groepen studenten volgden daarbuiten nog de training 'Eerste hulp bij solliciteren'. De vacaturedatabank K.U.Leuven die in 1999 ontwikkeld werd kreeg een Engelstalige versie ten behoeve van internationale ondernemingen. 4.4.2
Studiebegeleiding
1 430 studenten kwamen op consultatie en in totaal werden 2 700 begeleidingsgesprekken geregistreerd. De vraag naar volledige testonderzoeken (328) is gestegen ten opzichte van 1999. Daarbuiten werden nog een groot aantal afzonderlijke tests afgenomen voor het screenen van motivatie, studiehouding, interessepatronen, faalangst, studievaardigheden enz. Rond testafnames werd een tevredenheidsonderzoek uitgevoerd. 200 studenten die in 1999 deelnamen aan een computerondersteund testonderzoek werden bevraagd. De respons bedroeg 59%. Ongeveer de helft van de respondenten volgde op dat moment een hogeschoolopleiding, de andere helft deed zijn jaar over aan de K.U.Leuven. Een globale beoordeling van de testen en de testbespreking leverde een tevredenheidsscore van 7,5 op 10. Vier op vijf van de studenten zou opnieuw deelnemen aan een dergelijk testonderzoek als ze voor een studiekeuze zouden staan. Vier groepen studenten volgden een intensieve training 'Doelgericht' studeren. In totaal gaat het hier over een vijftigtal studenten die, supplementair aan de monitoraatsopvang, studiemethodische ondersteuning nodig hadden. 108
Katholieke Universiteit Leuven
4.4.3
Begeleiding van studenten met een handicap
In 2000 deden 142 (aspirant-)studenten met een lichamelijke handicap of chronische ziekte een beroep op de Werkgroep Gehandicapte Studenten K.U.Leuven. Op dit domein heeft K.U.Leuven in Vlaanderen inmiddels de ruimste expertise. Dienstverlening wordt geboden aan 19 visueel gehandicapte studenten, 7 auditief en 33 motorische gehandicapten, 39 studenten met leerproblemen (dyslexie e.a.), 23 chronisch zieken, en 13 anderen (klachten na trauma's). Studenten zijn vertegenwoordigd in alle studierichtingen. Wanneer ADL-omkadering (dag en nacht) vereist is kunnen studenten met een handicap uitsluitend aan K.U.Leuven terecht. 45 studenten maken gebruik van die faciliteit. Eind 2000 werd de VLOR-nota over participatie van studenten met een handicap in het Hoger Onderwijs terug opgenomen door het kabinet van minister Vanderpoorten. Er werd een stuurgroep samengesteld die beleidsvoorstellen zal formuleren in verband met structurering en financiering van de begeleiding. De Leuvense werkgroep neemt het medevoorzitterschap waar van die stuurgroep. Kerncijfers: Medisch centrum: 4 463 patiënten, waarvan 2 380 nieuwe patiënten en 8 039 prestaties. Preventief gezondheidscentrum: 2 941 eerstejaarsonderzoeken. Psychotherapeutisch centrum: 712 cliënten, waarvan 518 nieuwe aanmeldingen, 5 104 therapie-uren, 3 380 groepstherapie-uren.
5. Gezondheidssector
Het suïcidepreventieonderzoek werd afgerond met een druk bijgewoond symposium op 14 januari 2000. Er werden 7 x 2 vormingsdagen voor 80 sleutelfiguren binnen de universiteit georganiseerd. Een praktische brochure werd verspreid aan alle studenten die met studenten met suïcideproblemen te maken hebben, zowel binnen studentenvoorzieningen als binnen de faculteiten. Het Centrum werd ingeschakeld in projecten van preventief onderzoek, onder meer zalig slapen en overgewichtproblematiek. Er werd veel meer naar advies gevraagd via e-mail door studenten. Er komen meer adviesgesprekken voor andere diensten i.v.m. psychische problematiek van studenten. Nieuw is ook dat medestudenten ons consulteren i.v.m. problematisch gedrag van vriend(in) of kotgenoot. In een latere fase zullen deze tussenkomsten opgenomen worden in de registratie. Op curatief medisch vlak is er een uitgebouwd netwerk van voorzieningen waarvan het Medisch centrum en het Psychotherapeutisch centrum in de schoot van Studentenvoorzieningen de hoeksteen vormen. Daarnaast beschouwt de K.U.Leuven het als een belangrijke opdracht een collectief gezondheidsbeleid voor studenten uit te bouwen door onder meer de organisatie van het 'eerstejaarsonderzoek'. Sedert 1997 werd ook één van de artsen belast met een preventieopdracht, in samenwerking met de externe preventiedienst IDEWE, met als taak het onderzoek naar de gezondheidsrisico’s en de medische begeleiding van studenten die in hun opleiding aan de risico’s van het arbeidsmilieu worden blootgesteld. Deze opdracht moet gezien worden in het licht van de Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Deze Welzijnswet legt bovendien specifieke verplichtingen op ten aanzien van studentenstagiairs die in het kader van hun opleiding een verplichte stage lopen hetzij binnen de eigen instelling, hetzij in externe stageplaatsen. Specifiek aan de stage is het feit dat de stagiair volledig in het arbeidsmilieu wordt opgenomen en aan dezelfde arbeidsrisico’s als de werknemers van de stage-instelling worden blootgesteld. De K.U.Leuven treedt tenslotte ook op als werkgever voor de studenten die als jobstudent aan de eigen instelling werken. Als werkgever is de universiteit verantwoordelijk voor het verplicht medisch toezicht en preventief gezondheidsbeleid zoals dit wettelijk wordt geregeld door de Welzijnswet. Voor de eerstejaarsstudenten verving het intredeonderzoek het zgn. 'eerstejaarsonderzoek'. Om de gegevens van dit eerstejaarsonderzoek volledig te houden voor de hele populatie, werden de relevante gegevens uit het intredeonderzoek door IDEWE doorgegeven aan het Preventief gezondheidscentrum. Gedurende het academiejaar 1999-2000 werden reeds 573 van de meest prioritaire studenten Sociale voorzieningen voor studenten
109
onderzocht. De Raad voor Studentenvoorzieningen evalueerde dit eerstejaarsonderzoek in mei 2000. Het onderzoek biedt de gelegenheid om elke individuele student bij het begin van zijn studentenloopbaan te helpen bij het opnemen van verantwoordelijkheid voor de eigen gezondheid. We denken dan met name ook aan de vaccinatiestatus, en de snelle detectie van aanpassingsproblemen aan de hand van psycho-medische symptomen. Verder krijgen alle studenten een gezondheidsadvies bij de start van hun universitaire studie. De gegroepeerde registratiegegevens geven de beleidsverantwoordelijken een overzicht van de gezondheid van de eerstejaarsstudent. Deze gegevens vormen tenslotte de basis voor de selectie en organisatie van gerichte thematische preventiecampagnes naar de ganse studentenpopulatie en naar specifieke risicogroepen toe. Daarbij willen we evolueren van een eerder receptieve naar een proactieve preventiestrategie. Vaststellen dat heel wat eerstejaarsstudenten gezondheidsproblemen hebben ten aanzien van bv. gewicht, vaccinatiestatus, slaapstoornissen … volstaat niet. Bij het begin van 2000 werd ter voorbereiding een klein experimentje opgezet rond slaapproblemen. Bij de start van het academiejaar 20002001 werd met de financiële steun van de Amici Almae Matris een project voor studenten met overgewicht gestart. Er werden sinds 1999 belangrijke inspanningen geleverd om de verschillende gezondheidsloketten te laten samenwerken. Door de integratie van het eerstejaarsonderzoek en door het opnemen van het arbeidsgeneeskundig onderzoek van stagiairs in de werking van Studentenvoorzieningen werd reeds heel wat gerealiseerd. Het verhaal is evenwel niet ten einde. Het Medisch centrum had ruim 8 000 prestaties bij een kleine 4 500 patiënten. 61% van de patiënten zijn dames, 39% heren. 83% van de patiënten zijn Belgen, 17% heeft een andere nationaliteit. De medische problemen van de studenten zijn - buiten de niet zo leeftijdsgebonden aandoeningen bv. respiratoire infecties (20,3% van de consultaties) dikwijls leeftijdsgebonden of studiegebonden. 11,35% van de consultaties leiden tot een diagnose in de psychische sfeer. Ook de leefsituatie van de student mag men niet over het hoofd zien, waarin bij relaties vragen over en mislukkingen met contraceptie frequent zijn. 15,30% van de consultaties gaan over vragen betreffende contraceptie. Het centrum speelt hier een belangrijke rol als begeleider van vele studenten. In dit kader passen dan ook de vier avonden over relatievorming en seksualiteit.
6. Studentenorganisaties
110
Katholieke Universiteit Leuven
Overzicht van de studentenactiviteiten en –organisaties die een toelage krijgen Rechtstreeks betoelaagt Studentenvoorzieningen enkel de Leuvense overkoepelende kringorganisatie (Loko). Loko is de representatieve koepel van de 30 faculteitskringen aan de K.U.Leuven. Op basis van participatie, inspraak en medebeheer tracht Loko haar hoofddoelstelling - de democratisering van het onderwijs - te bereiken. De werking van Loko is thematisch verdeeld in vier raden en vier geledingen. Kringraad houdt zich bezig met onderwijs, internationale vertegenwoordiging en kringencoördinatie. Sociale raad behandelt de sociale sector, en Kultuurraad en Sportraad houden zich bezig met respectievelijk cultuur en sport. Naast deze raden, waar enkel vertegenwoordigers van de kringen stemrecht hebben, zijn er ook nog een aantal geledingen. Portulaca spitst zich toe op de buitenlandse studenten, en verstrekt hen ook informatie door middel van het anderstalige krantje 'The Voice'. Veto is het weekblad van de studentenbeweging, en sinds vorig jaar is ook Radio Scorpio een geleding van Loko geworden. Deze media besteden aandacht
aan alle topics die voor een studentenorganisatie en voor studenten in het bijzonder van belang zijn. De facultaire of departementale kringen houden jaarlijkse praesidiaverkiezingen. Afgevaardigden uit deze praesidia vinden zich terug in de thematische raden binnen de studentenkoepel. Ze zijn verantwoordelijk voor inspraak en medebeheer in en de stimulering van de sector die hen toevertrouwd wordt door de praesidia. Onrechtstreeks worden ook vrije verenigingen en studentenkringen betoelaagd. Twee financiële controlecommissies van Loko-Kringraad regelen de erkenning en subsidies van deze verenigingen en kringen. Het informaticateam staat al jarenlang zwaar onder druk. Het beheer van het netwerk van Studentenvoorzieningen, het onderhoud van het groeiende PC-park (138 PC’s en 2 servers) en de ondersteuning van de personeelsleden, vooral van de nieuwe personeelsleden, vraagt veel aandacht. Gebruikers van specifieke software vragen eveneens zeer veel energie van het informaticateam.
7. Stafdiensten
Een ander project voor de toekomst is kaSt, het televisiekanaal voor de studenten. De academiejaren 1998-1999 en 1999-2000 werd wekelijks een tiental minuten durende studentenvideo verspreid via monitoren op voor studenten belangrijke plaatsen in Leuven en via het interne computernetwerk. De video wordt voor en door studenten gemaakt, en tracht studenten 'uit hun kot te lokken' en hen te informeren over extra-curriculaire activiteiten in de sfeer van sport, cultuur, academische en sociale thematieken en kwesties die internationale studenten aangaan. Het onderzoek naar de tevredenheid van de studenten over de dienstverlening door Studentenvoorzieningen belooft interessante gegevens op te leveren, niet alleen met betrekking tot de evaluatie van de dienstverlening maar ook met betrekking tot de democratisering. Op vraag van de Onderwijsraad werd binnen de stuurgroep Socioculturele Verschillen een raming gemaakt van de studiekosten per studierichting en per studiejaar van alle basisopleidingen. Ook dit rapport leverde heel wat interessante en soms vrij onverwachte informatie op. Verder werd het Ceraproject 'Problemen van studiefinanciering bij mozaïekgezinnen' opgestart. De rijkdom aan informatie die doorheen de jaren en de onderzoekingen werd ingezameld rond sociale herkomst, studiekosten en financiële problemen krijgt stilaan de vorm van een beloftevolle puzzel die, hoewel nooit af, gefundeerde beslissingen en zinvolle acties gericht op (aspirant)studenten moet toelaten. In 2000 kregen de studenten de nieuwe inschrijvingszaal van studentenadministratie te zien. Moderne functionaliteit werd verzoend met het historische kader, en wordt zo het symbool van de K.U.Leuven. De nieuwe opstelling leidde tot een vlottere afhandeling van de procedure in de inschrijvingszaal.
8. Studentenadministratie
Op informatietechnologisch vlak waren er verschillende realisaties. De bestanden van het Bureau Internationaal Onthaal kunnen nu rechtstreeks geraadpleegd worden zodat de communicatie met deze dienst verder werd geoptimaliseerd. De oude studentenkaartprinters werden vervangen zodat het printen van de studentenkaart sneller kan verlopen. Vanaf dit academiejaar werden ook meer en meer Post-AcademischeVormingsprogramma’s centraal ingeschreven. Dit betekent dat meer studenten gebruik kunnen maken van de faciliteiten die een studentenkaart biedt. Bij deze faciliteiten werd dit jaar door de academische overheid ook een buskaart aangeboden. Hierdoor kunnen alle studenten het hele academiejaar door gratis met de bus reizen in de omgeving Groot-Leuven. Het aantal schriftelijke inschrijvingen door ouderejaars is licht gestegen tot 42,04%. Dit is een tendens die nog zou moeten gestimuleerd worden. Anderzijds nam 98% van de nieuwe studenten een voorinschrijving via internet.
Sociale voorzieningen voor studenten
111
Synthese van de jaarrekening De totale inkomsten van de K.U.Leuven bedragen in 2000 17,7 miljard BEF, een toename met 7,1% tegen 1999. Het aandeel van de overheidsuitkeringen in de totale inkomsten bedraagt 70,9%, tegen 72,6% in 1999. Veruit de tweede belangrijkste inkomstenbron is de privé-sector, die staat voor 14,7% van de inkomsten. De structurele trend dat het aandeel van de onderzoeksinkomsten verhoogt, heeft zich in 2000 verder gezet: de inkomsten van het Bijzonder Onderzoeksfonds en van de Andere Onderzoeksfondsen samen vertegenwoordigen bijna een derde van de totale inkomsten en stijgen met 10,7% tegenover 1999. De totale uitgaven van de universiteit totaliseren 15,3 miljard BEF. De personeelsuitgaven vertegenwoordigen hiervan 64,9%, terwijl de uitgaven voor werking en uitrusting 35,1% bedragen. Het aandeel van de personeelsuitgaven in de totale uitgaven verschilt overigens sterk van afdeling tot afdeling: voor de Werkingstoelagen bedraagt het 82,4%, voor de Onderzoeksafdelingen bedraagt het 58,6%, voor de Afdelingen Patrimonium en Sociale Voorzieningen bedraagt het aandeel van de personeelsuitgaven resp. 25,0% en 37,1%. De sterke stijging van het aandeel van de personeelsuitgaven op de afdeling Werkingstoelagen heeft te maken met: het feit dat er in 2000 geen transfers geweest zijn van de afdeling Werkingstoelagen naar andere afdelingen, terwijl dat in 1999 wel het geval was. het feit dat de personeelskosten van de BOF-professoren en van de ingezapte FWO-personeelsleden ten laste gelegd zijn van de afdeling Werkingstoelagen. het feit dat de uitgaven voor de groepsverzekering in 2000 grotendeels ten laste gelegd zijn van de afdeling Werkingstoelagen, daar waar ze in 1999 ten laste gelegd zijn van de afdeling Patrimonium. Structuur van de inkomsten en uitgaven 2000
1999
2000
72,6 3,5 14,3 1,5 2,2 3,9 1,6 0,4
70,9 3,5 14,7 1,4 2,1 5,6 1,4 0,4
63,5 36,5
64,9 35,1
Samenstelling van de inkomsten (in %) Overheidsuitkeringen Inkomsten van internationale instellingen Inkomsten uit de privé-sector Rechten, royalties en overhead Inschrijvings- en examengelden Financiële inkomsten Inkomsten uit onroerende goederen Diverse Samenstelling van de uitgaven (in %) Personeelsuitgaven Werking en uitrusting
Synthese van de jaarrekening
113
1. Afdeling Werking
De totale werkingstoelage bedraagt in 2000 8,134 miljard BEF en de transfer van de afdeling Bijzonder Onderzoeksfonds naar de afdeling Werkingstoelagen 57,3 mio BEF terwijl de uitgaven van de afdeling Werkingstoelagen 7,604 mia BEF totaliseren. In het boekjaar 2000 werd bijgevolg op de Afdeling Werkingstoelagen een overschot gerealiseerd van 587 miljoen BEF, tegen een overschot van 258 miljoen BEF in 1999. De personeelskosten op de afdeling Werking vertegenwoordigen 82,4% van de totale uitgaven en zijn voor 42,7% samengesteld uit personeelsuitgaven voor het ZAP, voor 16,6% voor het AAP en 40,7% voor het ATP.
2. Fonds voor Onroerende Investeringen
Ten laste van het Fonds voor Onroerende Investeringen werden in de loop van 2000, naast de investeringen voor Groot Onderhoud, een aantal projecten nagenoeg afgewerkt of beëindigd nl.: Internationaal Huis der Rechten - nieuwbouw met brandweerdoorgang; Laboratorium voor Akoestiek - nieuwbouw + toegang Natuurkunde Navorsing; Gasthuisberg Animalium - inrichting niveau 03; Gasthuisberg fase III - laboratoria Geneeskunde en VIB Micro-Array; Instituut Oudheidkunde - herinrichtingen voor Postacademische Opleiding en Vorming en Vlerick-school. Andere -
belangrijke projecten blijven lopende of werden opgestart, waaronder: Landelijke Genie - uitbreiding; Celestijnenhoeve - bibliotheek Exacte Wetenschappen; Labo Agrarische Technieken - nieuwbouw; Burgerlijke Bouwkunde - uitbreiding met nieuwbouw en gedeeltelijke ombouw; Thermotechnisch Instituut - herinrichtingen voor Werktuigkunde; Microbiële Mouttechnologie - herinrichtingen; Gasthuisberg fase V.a) - voorstudies en ontwerpen; Gymnasium - fitnesspaviljoen FLOK; Campus Arenberg - secundaire en tertiaire afvalwaterstelsels; Centrale Bibliotheek - restauraties ornamenten en daken; ICT-Internationale Netwerken - nieuwbouw.
Deze projecten en hun financiering zijn opgenomen in het Investeringsplan 2000. De reële globale uitgaven in 2000 bedroegen 398,9 mio BEF. Het saldo op de uitgaven bedraagt 534 mio BEF en zal toegevoegd worden aan de middelen van 2001. De investeringsprojecten die voorzien zijn in het goedgekeurde Investeringsplan 20012005 kunnen slechts gerealiseerd worden middels belangrijke financiële toevoegingen vanuit het patrimonium van de K.U.Leuven. Het gaat in hoofdzaak om grondige upgrading en modernisering van de ruimtelijke voorzieningen en het gebouwenbestand, evenals voor de implementatie van nieuwe veiligheids- en milieunormen, voor de verdere uitbouw van informaticagestuurde opleiding en infrastructuur en voor doorgedreven energiebeheersing en -rationalisatie. Naast de investeringen werden in 2000 belangrijke contractuele onderhandelingen gevoerd met elektriciteitsmaatschappijen en telecommunicatiebedrijven met gunstige resultaten als gevolg.
114
3. Onderzoek
Zowel het Bijzonder Onderzoeksfonds als de Andere Onderzoeksfondsen konden hogere inkomsten optekenen. Het aandeel van de onderzoeksinkomsten in de totale inkomsten van de universiteit is dan ook opgelopen tot bijna een derde. Ook de personeelskosten voor onderzoek en de werkings- en uitrustingsuitgaven die verband houden met de onderzoeksactiviteiten vertoonden een grotere stijging dan in de andere afdelingen van de rekeningen.
4. Patrimonium
De inkomsten van de afdeling Patrimonium nemen toe met 19,6% en de uitgaven stijgen met 8,4% terwijl de groepsverzekering voor het personeel in 2000 niet ten laste gelegd is van de afdeling Patrimonium maar van de afdeling Werkingstoelagen. De financiële inkomsten en financiële kosten van de Afdeling Patrimonium vertonen een gevoelige toename omdat meer- en minderwaarden werden gerealiseerd op delen van het Pooled
Katholieke Universiteit Leuven
Fund en het Voorzorgsfonds naar aanleiding portefeuillebeheer naar financiële instellingen.
van
de
overdracht
van
het
Synthese van de jaarrekening
115
Synthese van de jaarrekening
RESULTATENREKENING K.U.LEUVEN 2000: Algemeen Overzicht (duizendtallen) Werkingstoelagen
Fonds Sociale Bijzonder Andere Onroerende voorzieningen Universitair Onderzoeks- Patrimonium fondsen Investeringen studenten Onderzoeksfonds
Orde
TOTAAL
1.
Overdracht saldo vorig jaar Wijziging saldo 1999
1.621.866 96.723
444.615
152.959
2.084.389
1.856.898
4.389.646
51.933
10.602.306 96.723
2.
Inkomsten lopend jaar
8.133.735
406.444
443.218
1.199.347
4.210.892
3.178.267
152.055
17.723.958
Overheidsuitkeringen Inkomsten van internationale organismen Inkomsten uit de privé sector Inkomsten uit rechten, royalties en overhead Inschrijvings- en examengelden Financiële inkomsten Inkomsten uit onroerende goederen Diversen
8.133.735 0 0 0 0 0 0 0
371.700 0 0 0 0 21.797 6.799 6.148
190.933 0 0 0 0 2.963 191.162 58.160
1.199.237 0 0 0 0 0 0 110
2.524.094 616.148 1.038.397 23.817 0 0 0 8.436
0 0 1.556.985 218.817 383.140 962.579 56.746 0
139.040 0 13.015 0 0 0 0 0
12.558.739 616.148 2.608.397 242.634 383.140 987.339 254.707 72.854
Uitgaven
7.603.644
398.726
511.339
823.080
3.985.306
1.853.857
118.267
15.294.219
Personeel Werking en uitrusting
6.266.414 1.337.230
0 398.726
189.723 321.616
563.512 259.568
2.286.414 1.698.892
609.329 1.244.528
4.686 113.581
9.920.078 5.374.141
Overschrijvingen tussen afdelingen
57.270
224.339
74.665
222.730
0
-579.004
0
0
Inkomsten Uitgaven
57.270 0
224.500 161
74.665 0
280.000 57.270
0 0
0 579.004
0 0
636.435 636.435
587.361
232.057
6.544
598.997
225.586
745.406
33.788
2.429.739
3.
4.
5.
Saldo huidig jaar
6.
Provisies, fondsen en over te dragen saldi
2.305.950
676.672
159.503
2.683.386
2.082.484
5.135.052
85.721
13.128.768
7.
Bestemd voor faculteiten en diensten
1.890.427
676.672
105.722
2.683.386
2.082.484
3.883.632
85.721
11.408.044
8.
Onbestemd saldo over te dragen naar volgend jaar
415.523
0
53.781
0
0
1.251.420
0
1.720.724
De balans van de K.U.Leuven Het balanstotaal bedraagt 24 miljard BEF, een stijging met 9,1% tegenover 1999. De vaste activa vertegenwoordigen 39% van het balanstotaal. De belangrijkste stijging betreft de financiële vaste activa, die de deelname van de K.U.Leuven in verschillende spin-off bedrijven vertegenwoordigen. Wat betreft de materiële vaste activa kan opgemerkt worden dat het in belangrijke mate gaat om historische gebouwen, die op conservatieve wijze gewaardeerd werden. Bij de vlottende activa valt de hoge vordering op minder dan één jaar op. Deze vloeit voort uit het feit dat de diverse overheidstoelagen voor de maand december slechts begin januari worden uitbetaald. De geldbeleggingen stijgen met 12,3%. De gezonde financiële structuur van de universiteit weerspiegelt zich in de omvang van het eigen vermogen, dat 19,2 miljard BEF bedraagt en 80% van de balans vertegenwoordigt. De overgedragen kredieten, fondsen en provisies bedragen meer dan 13 miljard BEF. Voor wat betreft de Onderzoeksfondsen is dit het gevolg van het feit dat de inkomsten de laatste jaren snel zijn gestegen en werden vastgelegd voor onderzoeksactiviteiten die over verschillende jaren lopen. Tevens moet rekening gehouden worden met het feit dat het boekhoudkundig stelsel de universiteiten verbiedt provisies en voorzieningen aan te leggen. De reserves die de K.U.Leuven in het kader van een voorzichtig beleid dient aan te leggen om tegemoet te komen aan risico’s vindt men eveneens terug in dit bedrag. Belangrijke risico’s zijn onder meer de onderfinanciering van de groepsverzekering ingevolge vervroegde pensionering en het sociale passief dat wordt opgebouwd onder meer door de sterk stijgende groep van onderzoekers.
Balans van de K.U.Leuven
125
BALANS K.U.LEUVEN ACTIVA
1999 VASTE ACTIVA
2000
9.425.572.644
9.286.444.978
0
0
70.833.828
52.085.264
9.219.135.157 7.105.946.817 1.520.371.817 161.674.160 0 431.142.363 0
9.008.055.747 7.032.971.124 1.399.561.328 169.807.871 0 405.715.424 0
135.603.659 0 131.924.913 3.678.746
226.303.967 0 221.001.053 5.302.914
12.616.882.519
14.751.546.489
V. VORDERINGEN OP MEER DAN EEN JAAR A. Handelsvorderingen B. Overige vorderingen
123.031.847 0 123.031.847
128.870.797 0 128.870.797
VI. VOORRADEN EN BESTELLINGEN IN UITVOERING A. Voorraden B. Bestellingen in uitvoering
111.265.171 111.265.171 0
127.439.417 127.439.417 0
1.642.689.582 499.087.333 1.143.602.249
2.032.283.256 1.311.557.444 720.725.812
10.077.159.774
11.323.154.702
IX. LIQUIDE MIDDELEN
353.001.657
678.569.524
X. OVERLOPENDE REKENINGEN
309.734.488
461.228.793
22.042.455.163
24.037.991.467
I. OPRICHTINGSKOSTEN II. IMMATERIELE VASTE ACTIVA III. MATERIELE VASTE ACTIVA A. Terreinen en gebouwen B. Installaties, machines en uitrusting C. Meubilair en rollend materieel D. Leasing en soortgelijke rechten E. Overige materiële vaste activa F. Activa in aanbouw en vooruitbetalingen IV. FINANCIELE VASTE ACTIVA A. Verbonden ondernemingen B. Ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat C. Andere financiële vaste activa VLOTTENDE ACTIVA
VII. VORDERINGEN OP TEN HOOGSTE EEN JAAR A. Handelsvorderingen B. Overige vorderingen VIII. GELDBELEGGINGEN
TOTAAL DER ACTIVA
BALANS K.U.LEUVEN PASSIVA
1999 EIGEN VERMOGEN
I. KAPITAAL A. Geplaatst kapitaal B. Niet-opgevraagd kapitaal II. UITGIFTE PREMIE III. HERWAARDERINGSMEERWAARDE IV. RESERVES A. Wettelijke reserves B. Onbeschikbare reserves 1. Eigen aandelen 2. Andere C. Belastingvrije reserves D. Beschikbare reserves V. OVERGEDRAGEN KREDIETEN, FONDSEN EN PROVISIES A. Overgedragen bestemde kredieten en provisies - Afdeling Werking - Afdeling Investeringen - Afdeling Sociale voorzieningen voor studenten - Afdeling Onderzoeksfondsen : Bijz. Univ. Onderzoeksfonds - Afdeling Onderzoeksfondsen : Andere Onderzoeksfondsen - Afdeling Patrimonium - Afdeling voor Orde B. Overgedragen onbestemde saldi - Afdeling Werking - Afdeling Sociale voorzieningen voor studenten - Afdeling Patrimonium VI. KAPITAALSUBSIDIES VOORZIENINGEN VOOR RISICO'S EN KOSTEN VII. A. Voorzieningen voor risico's en kosten B. Uitgestelde belastingen SCHULDEN VIII. SCHULDEN OP MEER DAN EEN JAAR A. Financiële schulden 1. Kredietinstellingen, leasingschulden en soortgelijke 2. Overige leningen B. Handelsschulden C. Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen D. Overige schulden IX. SCHULDEN OP TEN HOOGSTE EEN JAAR A. Schulden > 1 jaar die binnen het jaar vervallen B. Financiële schulden 1. Kredietinstellingen 2. Overige C. Handelsschulden 1. Leveranciers 2. Te betalen wissels D. Ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen E. Schulden mbt belastingen, bezoldigingen en sociale lasten 1. Belastingen 2. Bezoldigingen en sociale lasten F. Overige schulden X. OVERLOPENDE REKENINGEN
TOTAAL DER PASSIVA
2000
16.694.376.746
19.201.911.805
0 0 0 0 0 3.415.410.635 0 3.415.410.635 0 3.415.410.635 0 0 10.602.305.707 8.945.904.384 1.200.591.516 444.615.329 105.139.015 2.084.388.327 1.856.897.569 3.202.339.243 51.933.385 1.656.401.323 421.274.680 47.819.979 1.187.306.664 2.676.660.404
0 0 0 0 0 3.257.878.362 0 3.257.878.362 0 3.257.878.362 0 0 13.128.767.809 11.408.043.462 1.890.426.744 676.672.033 105.721.186 2.683.386.057 2.082.484.024 3.883.632.053 85.721.365 1.720.724.347 415.522.764 53.781.420 1.251.420.163 2.815.265.634
10.493.313
16.221.045
10.493.313 0
16.221.045 0
5.337.585.104
4.819.858.617
3.199.584.083 3.199.472.083 3.190.847.419 8.624.664 0 50.000 62.000 1.864.422.470 141.308.119 225.362.244 225.362.244 0 368.351.125 368.351.125 0 12.928.500 967.476.395 205.310.158 762.166.237 148.996.087 273.578.551
3.060.378.377 3.060.378.377 3.051.753.713 8.624.664 0 0 0 1.419.258.547 141.270.969 171.315 171.315 0 371.277.451 371.277.451 0 13.998.613 791.540.972 215.369.680 576.171.292 100.999.227 340.221.693
22.042.455.163
24.037.991.467
Wetenschappelijke dienstverlening De wetenschappelijke dienstverlening behoort, naast onderwijs en onderzoek, tot de kerntaken van de universiteit. Zij omvat een ruime waaier van activiteiten die de universiteit levert ten bate van de maatschappij. Het decreet van 22 februari 1995 bepaalt voor de wetenschappelijke dienstverlening een aantal spelregels en legt de universiteiten op een eigen reglement ter zake uit te werken. De K.U.Leuven heeft een dergelijk reglement opgesteld. De afdeling K.U.Leuven Research & Development beheert de contracten die gesloten worden met bedrijven. De andere contracten lopen via de centrale administratieve diensten. Het decreet staat toe dat persoonlijke vergoedingen worden uitbetaald aan personeelsleden voor maximum de helft van het netto overschot dat op dergelijke contracten van wetenschappelijke dienstverlening wordt gerealiseerd. Er wordt nochtans zelden gebruik gemaakt van deze mogelijkheid omdat de onderzoekers er gewoonlijk voor opteren reserves binnen de universiteit aan te houden om tegemoet te komen aan toekomstige noden van hun onderzoeksgroepen. De definitie die het decreet geeft aan de wetenschappelijke dienstverlening is zeer ruim en omvat in feite al het contractueel onderzoek. Over het volume aan contractueel onderzoek wordt in het hoofdstuk Onderzoeksverslag van dit rapport verder ingegaan. Het financieel volume van specifieke contracten voor wetenschappelijke dienstverlening bedraagt in 2000 419 miljoen BEF, waarvan 24 miljoen BEF te maken heeft met de valorisatie van onderzoeksresultaten.
Wetenschappelijke dienstverlening
125
Centrale logistieke diensten Ludit, het Leuvens Universitair Dienstencentrum voor Informatica en Telematica, zet al de inspanningen voort om binnen de K.U.Leuven een kwalitatief hoogstaande centrale dienstverlening te verzorgen ten dienste van onderwijs, onderzoek, bibliotheek en administratie, en dit met de daarbij horende praktische en wetenschappelijke ondersteuning.
1. Ludit
Het betreft o.a. diensten in verband met infrastructuur (centrale en decentrale computersystemen zoals mainframe, parallelle Unix-server, PC-klassen, e.d.), netwerkdiensten (KULeuvenNet en lokale netwerkdiensten), diensten voor computationele methoden en software, wetenschappelijke visualisatie, campuslicenties, organiseren van cursussen, symposia en informatiesessies, verhuur en verkoop van computermateriaal, het organiseren van een helpdeskfunctie e.d. Volgende projecten werden in 2000 gerealiseerd: 1.1
KULeuvenNet
In de loop van 2000 werd het K.U.Leuven backbone netwerk verder uitgebouwd, zowel wat betreft de fysische bekabeling als wat betreft de toegepaste netwerktechnologie. - De fysische bekabeling werd verder uitgebreid naar bijkomende universitaire gebouwen. Hierbij wordt voorzien in een glasvezelverbinding naar het K.U.Leuven backbone netwerk, zodat aansluiting van het gebouw op hoge snelheden mogelijk wordt. Momenteel worden uplink snelheden van 10/100Mbps toegepast (afhankelijk van de grootte van de aangesloten site). - Voor de beveiliging van de toegang tot K.U.Leuven werd voorzien in een centrale firewall (Checkpoint Firewall-1) op het Internet toegangspunt. Om redenen van betrouwbaarheid is hier gebruik gemaakt van een hot-standby oplossing. Tevens werd de toegang tot het centrale SAP-systeem via een hot-standby firewall beveiligd. - De verbinding met Internet (via BELNET) werd uitgebreid. De Internet-aansluiting van K.U.Leuven is in de loop van 2000 opgewaardeerd van 20 Mbps naar 40 Mbps. 1.2
KotNet project
Het KotNet project van de K.U.Leuven biedt studenten en personeel de mogelijkheid om van thuis uit via hogesnelheidsverbindingen toegang te krijgen tot het K.U.Leuven netwerk en Internet. Op die manier wordt gestreefd naar een maximale toegankelijkheid tot informatie- en telematicamiddelen. 1.2.1
Aansluiting residenties
Meer en meer studenten beschikken over een personal computer en kunnen nuttig gebruik maken van een rechtstreekse verbinding op het computernetwerk van de K.U.Leuven. Eind 2000 zijn in totaal 47 studentenresidenties (3 800 kamers) intern bekabeld en gekoppeld aan het K.U.Leuven backbone netwerk. Hierdoor beschikken de studenten vanop hun kamer over een hogesnelheidsverbinding naar KULeuvenNet en het wereldwijde Internet. Per maand maken gemiddeld een 3 000-tal studenten gebruik van deze kotnet-aansluiting. 1.2.2
Externe toegang tot KULeuvenNet
Voor studenten en personeel die niet in de residenties verblijven, bestaan alternatieve mogelijkheden om toegang te krijgen tot KULeuvenNet: - Voor studenten is een dial-in faciliteit uitgebouwd met 64 analoge inbellijnen en 30 analoog/digitale inbellijnen (die zowel analoge als ISDN verbindingen ondersteunen). Voor personeel is een dial-in faciliteit beschikbaar met 60 analoog/digitale inbellijnen. Per maand maken gemiddeld 800 studenten en 1 200 personeelsleden gebruik van deze infrastructuur. - In samenwerking met de kabeloperatoren UPC en Telenet wordt aan studenten en personeel connectiviteit naar het K.U.Leuven netwerk aangeboden via de interactieve Centrale logistieke diensten
123
TV-kabel. Dit project biedt studenten en personeel een alternatieve hogesnelheidsverbinding tot het K.U.Leuven intranet en het Internet. Via deze weg zijn een 1 000-tal personeelsleden en een 4 000-tal studenten aangesloten op het KULeuvenNet. 1.3
Mainframe
In april werden de drie disksystemen (RAMAC) vervangen door één Enterprise Storage Server (IBM 2105). De totale capaciteit is 400GigaByte. Deze disksystemen worden ook gedeeld gebruikt door de Unix servers en voor de mailservers. 1.4
Unix Servers
De Parallelle Unix servers worden vooral gebruikt door verschillende onderzoeksgroepen voor intensief rekenwerk. Een studie over het gebruik van deze server heeft aangetoond dat verdere uitbreidingen van de server noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen aan de noden van de gebruikers. Acht oude rekenknopen zijn vervangen door 7 rekenknopen met veel snellere processoren. De totale rekencapaciteit is hierdoor verdrievoudigd. Voor e-mail diensten die Ludit aanbiedt aan personeel en studenten zijn de bestaande Unix servers verder uitgebreid om te kunnen voldoen aan de steeds stijgende behoefte. Eind 2000 beheerde Ludit 27 800 studenten- en 5 600 personeelsmailboxen. Dagelijks worden ongeveer 125 000 e-mails verstuurd via de centrale Ludit mailsystemen. Het aantal Unix systemen dat gebruikt wordt voor de implementatie van SAP is uitgebreid. Er zijn nieuwe servers geïnstalleerd voor het testen van bussiness warehouse toepassingen en voor de internettoegang. De opslagcapaciteit van de ADSM backupserver is verdrievoudigd om de grote hoeveelheid data die wordt gebackupt te kunnen stockeren. Voor de ondersteuning van verschillende diensten zijn er ook verschillende Linux servers zoals de webserver, listserver, incoming mailserver en 1 machine voor ftp, printing en netscape roaming profile server. 1.5
PC-klassen
Wegens het verdwijnen van de ondersteuning van Banyan Vines in 2001, moest er gezocht worden naar een nieuw netwerk operating systeem zowel voor de faculteiten, de centrale diensten als voor de PC-klassen. Het was duidelijk dat de PC-klassen bij het zoeken naar mogelijke alternatieven en de evaluatie ervan een belangrijke rol konden spelen als testcase. In een studie werden een aantal alternatieven bekeken. In de LUDIT PC-klassen werd als experiment voor Linux/Samba gekozen en voor één PC-klas werd een Windows 2000 oplossing onderzocht. Wat hardware betreft werden de verouderde PC-modellen in de PC-klassen op LUDIT (100 PC’s) begin juli vervangen door nieuwe multimedia PC’s (Pentium 550Mhz met 128MB geheugen).
124
Katholieke Universiteit Leuven
1.6
PC-lab
In het PC-lab kunnen de universitaire gebruikers terecht voor advies en ondersteuning in verband met aankopen van PC-materiaal en lokale computernetwerken (LAN’s). Het PC-Lab is behulpzaam bij het operationeel houden van lokale netwerken in heel wat faculteiten, departementen of diensten. Het is eveneens betrokken bij het adviseren van de Technische Diensten in verband met aankopen betreffende netwerkbekabeling in diverse universitaire gebouwen. Samen met de HELPDESK en het KULeuvenNet van Ludit is het verantwoordelijk voor de ondersteuning bij problemen van aansluitingen aan KotNet (dial-in, residenties, UPCen Iverlek-aansluitingen). Hiervoor werden o.a. een 70-tal jobstudenten ingeschakeld. 1.7
PC-shop
In de PC-shop van Ludit kunnen de faculteiten, diensten, personeel en studenten informaticamiddelen aankopen aan aantrekkelijke prijzen. In 2000 was de verkoop van PC's en servers nagenoeg identiek met het jaar 1999. In 2000 werden er 1 550 PC’s, 330 Notebooks en 660 printers verkocht. Bij de Notebooks betekent dat een toename in verkoop met meer dan 100%. 1.8
PC-verhuur
In het academiejaar 1999-2000 werden 1 360 huurcontracten met studenten afgesloten. Er werden 370 afgekochte machines vervangen door 200 Pentium II 350Mhz en 170 Celeron Pentium III 450MHZ configuraties, wat een aanzienlijke verjonging van het machinepark meebrengt. 1.9
Helpdesk
In 2000 is de Helpdesk verder uitgegroeid tot een algemeen ondersteuningspunt voor informatica en telematica. De meeste oproepen kwamen (zoals in de vorige jaren) van de thuisgebruikers die voor hun vragen en problemen niet kunnen terugvallen op een informaticus binnen de faculteit of dienst. Het aantal oproepen bleef in 2000 stijgen, over het algemeen waren er in 2000 de helft meer oproepen dan in 1999.
1999
Grafiek 1 Aantal oproepen per maand
2000 1800 1600
Aantal oproepen
1400 1200 1000 800 600 400 200
be r N ov em be r D ec em be r
O kt o
Ju li Au gu st us Se pt em be r
Ju ni
ei M
Ap ril
aa rt M
Fe br ua ri
Ja nu ar i
0
Om tegemoet te komen aan het groeiend aantal oproepen is gezocht naar een oplossing die een combinatie is van een bemanning met eigen personeel en het engageren van jobstudenten. Centrale logistieke diensten
125
1.10 Uitbouw van het 'Campus Wide Information System' (CWIS) De Intranetcel, die sinds 1994 binnen Ludit interactieve en databank-gebaseerde webtoepassingen ontwikkelt, heeft in 2000 de volgende projecten gerealiseerd: - databank met studentenjobs; studenten kunnen jobs raadplegen en hun CV ingeven; werkgevers kunnen studentenjobs invoeren en CV's raadplegen; - onderhoud onderzoeksbrochures; - een systeem voor de beoordeling van onderzoeksprojecten; - het programmaboek, met een koppeling naar de bestaande toepassing met vakken en studiejaren. De voorheen aangemaakte toepassingen werden verder onderhouden en aangepast aan de nieuwe noden. Er werd onderzocht hoe men gegevens van het nieuwe SAP administratieve systeem op het Internet kan tonen of via het Internet kan aanpassen. De Intranetcel begeleidt ook de ontwikkeling van Intranet-projecten van andere K.U.Leuven-diensten zoals het ODIS project van KADOC of de studenten-administratie van ILT. Per dag zijn er gemiddeld 40 000 opvragingen of aanpassingen (met pieken tot 150 000 opvragingen per dag) van de databanken die via CWIS beschikbaar zijn. 1.11 Cursussen Ludit organiseerde in 2000 een reeks van praktische cursussen en informatienamiddagen over de toegepaste informatica. Het cursusaanbod is uitgebreid en bevat naast een aantal basiscursussen ook meer gevorderde cursussen, o.a. Windows95, Windows NT, Unix, Java, C, Fortran, HTML, Word, Excel, Zoeken op het Internet, Matlab, SAS. De cursussen toegepaste statistiek worden in overleg met het Universitair Centrum voor Statistiek georganiseerd en krijgen veel belangstelling. Speciale informatiesessies werden opgezet voor de Kotbazen, voor het personeel en de studenten over KotNet, en voor de buitenlandse studenten. Bijzondere aandacht werd ook besteed aan de introductiesessies ‘Wegwijs PC-klassen’ met de bedoeling de nieuwe studenten en docenten in de PC-klas te informeren over de computerfaciliteiten en diensten van Ludit. 1.12 Deelname aan projecten Ludit verleende zijn medewerking aan interne projecten in de vorm van advies in de statistische en grafische software, de wetenschappelijke visualisatie en de software voor de ontwikkeling van webapplicaties en onderwijskundige toepassingen. Daarnaast participeerde Ludit in 2000 in de volgende externe projecten: - Pisaproject: het opzetten van een website met technische en juridische informatie omtrent de meest voorkomende beveiligingsproblemen bij Belnet sites; - opdracht Agora van DWTC in samenwerking met het interdisciplinair Centrum voor Recht en Informatica: statistische verwerking van de gegevens van de griffies van de hoven van beroep. 1.13 Jaar 2000 overgang Ter voorbereiding van de mogelijke informaticaproblemen bij de overgang van het jaar 1999 naar 2000 werden in 1999 software-aanpassingen uitgevoerd en softwaremiddelen ter beschikking gesteld aan de universitaire gebruikers. Deze grondige voorbereiding heeft ertoe geleid dat er zich in het jaar 2000 weinig problemen hebben voorgedaan die te maken hadden met deze bijzondere jaarovergang.
126
Katholieke Universiteit Leuven
Half 1998 werd gestart met een vijfjarig project, Anemoon, dat tot doel heeft het optimaliseren en verbeteren van alle administratieve processen aan de K.U.Leuven. Hierbij moet ondersteuning worden geboden voor elke soort gebruiker, zowel centraal als decentraal (administratie, beleid, individu). Deze vernieuwing moet ertoe leiden dat de universiteit de technologische achterstand inhaalt. Nieuwere technologieën (clientserver, internet, elektronisch documentbeheer, workflow, …) moeten, waar opportuun, worden ingezet voor het optimaliseren van de processen. Het project is ondertussen halfweg. Volgende projecten werden reeds gerealiseerd: - de basis voor wat betreft financiën (algemene boekhouding, kredieten, inkomsten, uitgaven, kas- en bankverrichtingen, maand- en jaarafsluitingen, (wettelijke) rapportering, … ); momenteel is dit in productie voor de K.U.Leuven algemeen, voor LRD en voor een aantal exploitaties; - de administratieve verwerking van aankopen van goederen en diensten bij externe leveranciers (interne bestelaanvraag, externe bestelling naar leverancier, registratie van ontvangst, contracten, …); - de decentrale processen voor aankoop en kredietbeheer; - alle personeelsbeheerscellen (de personeelsdiensten, het Bureau Internationaal Onthaal, LRD en de jobdienst) zijn voor hun personeelsadministratie overgeschakeld naar SAP; concreet betekent dit dat volgende gegevens reeds opgenomen zijn in SAP: statutaire wijzigingen (indiensttreding, verlenging, uitdiensttreding , pensionering ...), de organisatorische indeling, persoons- en familiegegevens, bankrelaties, arbeidsovereenkomst, de loopbaan binnen en buiten de K.U.Leuven, beoordelingen, interne communicatie, gevolgde studies, nevenactiviteiten, wetenschappelijke prijzen en onderscheidingen, buitenlandse zendingen, werkadressen en wagengegevens, …; ook de faculteiten hebben reeds toegang tot deze informatie; - ook reeds in productie zijn: - werving en selectie van personeel; - aan- en afwezigheidsregistratie van personeel; - het beheer van het administratief organigram en het beheer van de raden en hun samenstelling.
2. Anemoon
Het totaal aan uitgaven (externe kosten) voor de periode 1998 tot en met 2000 bedroeg 228 miljoen BEF. De uitgaven blijven volledig binnen het goedgekeurde budget. Het betreft hier niet alleen de uitgaven die direct op de Anemoon-budgetten worden gemaakt maar ook alle uitgaven die min of meer rechtstreeks aan het project kunnen worden gerelateerd. De uitgaven zijn als volgt verdeeld: - Software licenties en onderhoud: 46,5% Het betreft hier de licentie- en onderhoudskosten van de toepassingssoftware, het DBMS (data base management systeem) en het elektronisch documentbeheer. - Hardware: 14,7% Het betreft hier de kosten voor de centrale hardware voorzieningen (servers, schijven, firewalls, CD juke-box, …), de kosten voor de extra werkstations voor projectmedewerkers en externe consultants en de scanapparatuur nodig op de centrale diensten. - Consultancy: 33,2% Externe consultants treden hoofdzakelijk op als coaches voor de interne projectmedewerkers daar waar de interne expertiseopbouw nog niet voltooid is. Tot eind 2000 zijn er 1 920 mandagen door externe consultants gepresteerd. - Training: 3% Het betreft hier de expertiseopbouw bij projectmedewerkers en sleutelgebruikers nodig bij de uitvoering van hun projecttaken. Dit omvat dus niet de eindgebruikerstraining die volledig intern wordt verzorgd. Tot op heden zijn er 1 275 mandagen training gevolgd voor de opbouw van zowel functionele als technische expertise. - Diversen: 2,6% Het betreft hier alle andere kosten in het kader van het project gemaakt: het voorzien van tijdelijke ruimtes en uitrusting voor extra projectmedewerkers en externe consultants, uitrusting van het opleidingslokaal Anemoon, publicatie van nieuwsbrieven, logistiek (catering, materiaal, …) voor projectevents (forums, projectmeetings, workshops met gebruikers, gebruikersopleidingen, …), reiskosten en deelnamekosten voor congressen, externe workshops, gebruikers-bijeenkomsten, … In de periode 1998 tot 2000 zijn (als interne kosten) naar schatting 16 100 interne Centrale logistieke diensten
127
mandagen gepresteerd in het kader van het project: 11 250 door vaste interne projectmedewerkers (projectmanagement, informatie-architecten, domeinverantwoordelijken, analisten, ontwikkelaars, systeembeheerders, …) en 4 850 door sleutelgebruikers. Dit betekent dat ongeveer 11% (1 920 mandagen) van alle prestaties geleverd wordt door externe consultants. Alles tezamen is dit 18 000 mandagen of 90 manjaar.
3. Universiteitsbibliotheek
2000 betekende voor de Universiteitsbibliotheek niet alleen de overgang naar een nieuwe eeuw, maar ook een serieuze stap naar de hybride bibliotheek, die niet alleen secundaire databanken maar ook primaire literatuur, met name elektronische tijdschriften, online voor de eindgebruiker toegankelijk maakt. De Universiteitsbibliotheek is een amalgaam van grote en kleinere bibliotheken. Ze is verantwoordelijk voor de verwerving, de ontsluiting en de beschikbaarstelling van documentaire informatie in gedrukte en elektronische vorm ten behoeve van de leden van de universitaire gemeenschap. Dit proces van wetenschappelijke informatievoorziening speelt zich af op drie niveaus. De taak van de faculteits- en departementsbibliotheken bestaat erin aan de studenten en onderzoekers de gespecialiseerde informatiebronnen en de nodige informatietechnologie aan te bieden en hen te helpen om die zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Meer op de achtergrond staan de Leuvense campusbibliotheekdiensten in voor de aanschaf en de deskundige verwerking van het informatiemateriaal; in de Gedragswetenschappen is hun taak weer overgenomen door het eerste niveau; in de Biomedische en Exacte Wetenschappen zorgen die diensten ook voor de interbibliothecaire documentlevering. Het derde niveau omvat de Centrale Bibliotheek in Leuven en de Kortrijkse Campusbibliotheek, die naast de opbouw van collecties op een aantal domeinen, vooral referentie- en bewaartaken vervullen; ze coördineren ook een aantal bibliotheekactiviteiten en verzorgen de interbibliothecaire documentlevering. Voor de informatica-aspecten van het bibliotheekwerk wordt een beroep gedaan op het LIBIS-team. Dit is verantwoordelijk voor het geautomatiseerde bibliotheeknetwerk, niet alleen voor de K.U.Leuven, maar ook voor meer dan twintig andere instellingen. Het heeft nu ook de ruimere taak om aan de Universiteitsbibliotheek de nodige ondersteuning en expertise te geven op het domein van de informatie- en communicatietechnologie. Studenten en onderzoekers kunnen niet alleen in de bibliotheken, maar veelal ook op hun werkplek en thuis de LIBIS-catalogus en een steeds groeiend aantal databanken gebruiken om documentaire informatie, ook in full-text, te lokaliseren en op te vragen, ook bij andere Belgische en buitenlandse bibliotheken, documentatiecentra en computersystemen. Het hoogste adviesorgaan inzake bibliotheekaangelegenheden is de Bibliotheekraad. De raad keurde een document goed over de basisstructuur van de organisatie van het Leuvense bibliotheekwezen en stelde een nieuw Algemeen bibliotheekreglement op. Andere thema's waren o.m. de organisatie van het LIBIS-team en de overgang naar AMICUS (zie verder), de reorganisatie van het bibliotheekwezen binnen de Campus Gedragswetenschappen, het personeelsbeleid, de medewerking aan initiatieven die een alternatief uitwerken voor de dure tijdschriften van commerciële uitgevers, de rol die de Universiteitsbibliotheek kan spelen in het elektronisch publiceren en beschikbaar stellen van de eigen wetenschappelijke productie. In de verschillende bibliotheken zijn ca. 155 voltijdse personeelseenheden tewerkgesteld. De moderne technologie vermindert weliswaar een deel van de werklast, maar er komen voortdurend nieuwe opdrachten bij. De inspanningen om de bibliotheekruimten uit te breiden en te verfraaien, gaan onverminderd voort. Zo werd bv. in de faculteit Rechtsgeleerdheid een nieuwe vleugel ingewijd, waarbij het aantal zitplaatsen werd uitgebreid van 220 tot 300 en de lengte van de boekenplanken van 4,5 km tot 6 km. In de faculteit Letteren werd begin september een nieuwe uitleenbalie in gebruik genomen; de balie en de vestiaire zijn aanzienlijk vergroot en de collectie academische lerarenopleiding is in de faculteitsbibliotheek opgenomen. De nood aan een meer permanente oplossing voor het ruimteprobleem van de bewaarmagazijnen blijft zich nog steeds scherp stellen. Voor de nieuwe campusbibliotheek Arenberg van de Exacte Wetenschappen werden de investeringswerken in het voorjaar gestart en alles laat verhopen dat de voorziene einddatum, oktober 2002, zal worden gehaald. Nominaal werd er meer uitgegeven aan boeken, tijdschriften en andere publicaties en databanken. Met het huidige ritme van de prijsstijgingen is dat evenwel niet voldoende
128
Katholieke Universiteit Leuven
om evenveel materiaal aan te schaffen. Wat de databanken betreft, is in 2000 het Elektron-project van de Vlaamse regering van start gegaan voor de beschikbaarstelling van elektronische wetenschappelijke informatie ten behoeve van de universiteiten, de hogescholen en een paar andere instellingen. De grootste databank is de Web of Science, die zeer belangrijk is geworden zowel bij het bedrijven als bij het evalueren van wetenschappelijk onderzoek. De K.U.Leuven is één van de opslagplaatsen voor deze databanken en vervult die rol ook ten behoeve van andere onderwijsinstellingen in Vlaanderen. Uit eigen middelen heeft de Universiteitsbibliotheek haar aanbod verder uitgebreid met tientallen andere databanken. Anderzijds wordt er ook verder aangedrongen op een grotere bijdrage van de tweede en de derde geldstroom voor een meer stabiele financiering van de (al dan niet elektronische) documentaire informatie. Er worden ook nog steeds interessante collecties geschonken of tegen gunstige voorwaarden gekocht. Zo werd de Centrale Bibliotheek o.m. verrijkt met de literatuurhistorische en taalkundige bibliotheek van prof. J.L. Pauwels en met belangrijk historisch materiaal in verband met pedagogie en de Vlaamse beweging, geschonken door prof. M. De Vroede. De verschillende bibliotheken bevatten nu ongeveer 4,3 miljoen banden waarvan iets meer dan 1,1 miljoen in de Centrale Bibliotheek. Het aantal documenten van de K.U.Leuven in de LIBIS-databank is gegroeid tot meer dan 2,4 miljoen, zowat 57% van het totaal (ca. 4,3 miljoen; de overige 43% zijn afkomstig van de andere netwerkbibliotheken). Het aantal lopende abonnementen op tijdschriften is slechts met enkele tientallen teruggelopen tot ca. 14 400. Einde 2000 waren er echter ongeveer 4 000 elektronische tijdschriften ter beschikking, waarvan ca. 3 000 van het Elektronproject. De aanvragen voor interbibliothecaire documentlevering zijn opnieuw gedaald, dit allicht ten gevolge van het grotere aantal beschikbare elektronische tijdschriften. De implementatie van AMICUS in opvolging van het DOBIS/LIBIS-systeem werd verder voorbereid door de LIBIS-Bibliotheekinformaticadienst en een aantal bibliothecarissen aan de hand van uitvoerige testen op een geconverteerd gedeelte van de LIBIScatalogus. Voor de academische bibliografie, die belangrijk is om de wetenschappelijke productie van de Universiteit te evalueren, werden gegevens van 1998 en 1999 geconverteerd naar AMICUS. Via de webpagina's van de Universiteitsbibliotheek werd de toegang tot alle voor K.U.Leuven online beschikbare informatiebronnen (catalogus, databanken, full-text tijdschriften) sterk vereenvoudigd. Hierbij wordt het programma LibriVision gebruikt, dat de verschillende stappen van het zoeken in deze informatiebronnen integreert en dat op termijn ook de huidige IPAC als publiekscatalogus zal vervangen. Voor de Centrale Openbare Bibliotheek van de stad Leuven werd een speciale installatie gerealiseerd van het DOBIS/LIBIS-systeem. In samenwerking met EliAS en IBM heeft LIBIS-net het onderzoeksproject LibriQuest voortgezet met betrekking tot een managementsysteem voor digitale objecten, dit met de steun van het Vlaams Instituut voor de Bevordering van het Wetenschappelijktechnologisch Onderzoek in de Industrie (IWT). Als bewaarder van het geschreven erfgoed van de universiteit kende het Universiteitsarchief een druk jaar. Behalve de gewone bedrijfsvoering werd het als logische gesprekspartner voor discussies over het historische aspect van de universiteit bij een hele reeks jubileumprojecten betrokken.
4. Universiteitsarchief
Wat het archiefbeheer betreft viel vooral het bereiken van een definitief akkoord over de overdracht van het archief van Joris Van Severen, de bekende stichter en leider van het Verdinaso, op. Naar het einde van het jaar toe verwierf het archief ook bescheiden van de overleden historicus Jozef Scheerder. Het archief bood ook een werkomgeving aan een project dat gespijsd wordt met geld van het Max Wildiersfonds. In het kader van het project Atelier- en Architectuurarchieven (AAA) onderzoekt het Universiteitsarchief gedurende 3 jaren de bijzondere aspecten van het inventariseren, elektronisch beschikbaar stellen en valoriseren van dergelijke archieven. In het kader van de jubileumviering werkte het Universiteitsarchief volop mee aan de organisatie en de voorbereiding van twee tentoonstellingen. De dienst bood gastvrijheid aan het secretariaat van de tentoonstelling Wereldwijs. Wetenschappers rond keizer Karel en droeg bij tot de inhoudelijke en materiële verwezenlijking van de bijhorende publicaties. In het kader van het samenwerkingsverband met Louvain-la-Neuve ging de meeste aandacht naar de voorbereiding van de tentoonstelling Oriëntalia. Oosterse Centrale logistieke diensten
129
studies en bibliotheken te Leuven en Louvain-la-Neuve, en de redactie van de daarbij horende tentoonstellingscatalogus. Ook werd met de voorbereiding gestart van de tentoonstelling Leuven Louvain-la-Neuve, Aller-retour, die tijdens de zomermaanden van 2001 een tweevoudig wandel- en tentoonstellingenparcours in beide universiteitssteden zal bieden. Op 9 december, exact de 575ste verjaardag van de Leuvense universiteit, werd een luxueus en met zorg vormgegeven boek aan het publiek gepresenteerd, dat werd uitgegeven door Universitaire Pers Leuven (M. Nelissen, m.m.v. J. Roegiers en E. Van Mingroot, De stichtingsbul van de Leuvense universiteit, 1425-1914). Het boek vertelt de woelige geschiedenis van de stichtingsoorkonde van de jarige universiteit, van haar ontstaan in 1425 tot haar verdwijnen in de brand van de Hal in 1914. Ook in 2000 bleef de dienst zijn rol vervullen in nationale en internationale samenwerkingsverbanden rond universiteitsgeschiedenis. Er werden opnieuw twee nummers van de Nederlands-Belgische Nieuwsbrief Universiteitsgeschiedenis gepubliceerd. Voor het eerst verzorgde het Universiteitsarchief de publicatie van de sectie bibliografie in het prestigieuze door Oxford University Press uitgegeven tijdschrift History of Universities.
5. Kunstpatrimonium
De Dienst Kunstpatrimonium behartigt de roerende kunstverzameling van de K.U.Leuven. Wat betreft het behoud en beheer van dit erfgoed, diende een bijzondere inspanning te worden geleverd in de eerste maanden van het jaar omwille van de verhuizing van de reserveruimte uit het Arenberginstituut naar een nieuwe (tijdelijke) locatie. Het kantoor van de dienst vond een onderkomen in de Centrale Bibliotheek. Diverse kleinere restauratieprojecten (schilderijen, porselein, Africana) werden uitgevoerd, meestal met het oog op bruiklenen, onder meer in samenwerking met de Academie voor Beeldende Kunst in Anderlecht. De voortzetting van de automatisering van de inventaris werd vertraagd door problemen met het door de Vlaamse overheid ter beschikking gestelde softwareprogramma IMC. Uiteindelijk moest worden overgeschakeld naar een ander programma, namelijk Adlib-Museum, dat in december bij alle deelnemers aan het project werd geïnstalleerd. Wat betreft de valorisatie van het patrimonium, verleende dienst Kunstpatrimonium ook dit jaar bruiklenen van schilderijen en kunstvoorwerpen aan tentoonstellingen in binnenen buitenland, onder meer voor: Tuinen van Eden. Van keizer Karel tot heden (MIAT te Gent), 250 jaar Kanaal Leuven-Dijle (Gasmuseum te Leuven), Joodse sporen in Oostende (Venetiaanse Galerijen Oostende) en vooral de prestigieuze Carolustentoonstelling (Kunsthalle Bonn en het Kunsthistorisches Museum Wenen). Verder werd gewerkt aan de voorbereiding van tentoonstellingen, gehouden naar aanleiding van de keizer Karel-vieringen en het 575-jarig bestaan van de Universiteit: Wereldwijs. De geleerde wereld van Keizer Karel, Stedelijk Museum te Leuven (2000), Orientalia (2001) en Aller Retour (2001). Ook dit jaar werd geassisteerd bij de organisatie van de Open Monumentendagen en bij de opendeurdag Langs Vlaamse Wegen in het Arenbergkasteel.
6. Milieu- en preventiediensten
In de loop van 2000 werden diverse taken inzake milieuzorg, voorheen uitgevoerd binnen de Preventiedienst, de Technische Diensten en de Schoonmaakdienst, gestructureerd binnen een nieuw opgerichte Milieudienst onder leiding van de milieucoördinator. Op deze wijze wordt een duidelijker positionering en coördinatie van het milieuthema binnen de universiteit mogelijk. Het 'Beleidsplan Welzijn en Milieu' werd onder impuls van de Preventiedienst en Milieudienst uitgewerkt. Het werd door het Comité voor Preventie en Bescherming gunstig geadviseerd en kreeg de goedkeuring van het Beleid. Het plan bevat de beleidsopties voor de komende 5 jaar. Er wordt gestreefd naar een tijdige integratie van de aspecten veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu in de relevante beslissingsprocessen. Daarnaast is er de zorg om in de opleiding de preventieprincipes gepast aan bod te laten komen. Momenteel beschikken de Universitaire Kinderdagverblijven over zes vestigingen, samen goed voor 308 opvangplaatsen voor kinderen van 6
130
Katholieke Universiteit Leuven
7. Kinderdagverblijven
weken tot 3 jaar (Peutertuin 82; Babyhome 62; Villa 56; Kabouters 36; Kabouterberg 32; ’t Grootpark 40). Er konden in feite 572 kinderen opgevangen worden omdat niet alle kinderen voltijds komen. Niettegenstaande de toegenomen capaciteit dient er nog een aanzienlijk aantal kinderen wegens plaatsgebrek geweigerd te worden. Naast de gewone werking wordt ook voorzien in een beperkte ‘Buitenschoolse Opvang’ in de Peutertuin, in ‘Flexibele Opvang’ in Kabouters en Kabouterberg voor kinderen van ouders met onregelmatige werkuren (van 6u30 tot 20u30) en in ‘Thuisopvang Zieke Kinderen’ tot de leeftijd van 12 jaar (er werden 702 opvangdagen aan huis gerealiseerd). Kind en Gezin gaf de subsidiebeslissing en keurde de bouwdossiers goed voor een nieuw kinderdagverblijf (98 plaatsen) op de Gasthuisberg (in de omgeving van de Kabouterberg). Deze nieuwbouw zal Kabouters (36) en Kabouterberg (32) vervangen en een uitbreiding van 30 bijkomende plaatsen realiseren. De bouwwerken zullen aanvangen begin 2001. De werking wordt gesubsidieerd door Kind en Gezin. Het pedagogisch concept legt sterk de nadruk op het belang van de vaste persoon, zodat elke leefgroep (in totaal 41) zoveel mogelijk begeleid wordt door eenzelfde kinderverzorgster. In het kader van het decreet op de welzijnsvoorzieningen wordt bovendien volop gewerkt aan een kwaliteitshandboek.
Centrale logistieke diensten
131
132
Katholieke Universiteit Leuven
Extracurriculaire ontplooiingsmogelijkheden De Universitaire Parochie is een van de belangrijke ruimten waar de K.U.Leuven, in de lijn van haar opdrachtsverklaring, 'een geestesklimaat schept dat de menselijke en gelovige ontplooiing van de leden van de universitaire gemeenschap bevordert'. Dit gebeurt doorheen haar dagelijkse praktijk, enerzijds naar Vlaamse en buitenlandse studenten toe, en anderzijds ook naar personeelsleden van de universiteit toe en de vele mensen die aansluiten bij de weekendvieringen in de Universitaire Parochie. Wat die tweede groep betreft, kunnen we in het bijzonder wijzen op de talrijke, goed voorbereide huwelijksvieringen en doopsels. Evenzeer van belang is de zogenaamde ‘weekendparochie’ voor wie de zaterdagavond- of zondagsviering een trefpunt vormt, dat ondersteund en omkaderd wordt door talrijke werkgroepen en vrijwilligers die willen instaan voor zang en muziek, onthaal, kinderwoorddienst, catechese, solidariteit, jongerenwerking, enz. De grote liturgische vieringen, zoals de aswoensdagviering, de paaswake, de internationale pinksterviering en de kerstnachtviering, trekken veel mensen aan.
1. Universitaire Parochie
In de studentenpastoraal – het grootste werkveld – probeert de universitaire parochie inderdaad ook ‘de menselijke en gelovige ontplooiing’ van de studenten te bevorderen, en dit via een veelkleurig aanbod van allerhande activiteiten, groepen, bijeenkomsten en begeleiding. Een belangrijke weg hierbij is die van de ontmoeting en het vormen van een sociaal kader. Specifiek voor eerstejaarsstudenten worden reeds sinds lange tijd in september ‘onthaaldagen’ georganiseerd. Een honderdtal eerstejaars en een veertigtal studenten-begeleiders hebben op die manier opnieuw een hechte band met elkaar kunnen smeden doorheen momenten van ontspanning en verdieping. De ‘startdagen’ van de studentenparochie hadden plaats in de Oude Abdij in Kortenberg en vormden een intense impuls tot bezinning en onderlinge ontmoeting. De Uitpaknacht bij het begin van het academiejaar blijft heel veel studenten bijeenbrengen in Alma-2. Via infostands kunnen de studenten er ook kennismaken met de verscheidene initiatieven van de parochie en van allerhande andere, aanverwante groepen. Bijzondere aandacht werd dit jaar ook geschonken aan de profilering van de verschillende gemeenschapshuizen van de Universitaire Parochie. Samen met de studenten werd gewerkt aan een profieltekst, waarbij drie pijlers centraal staan: het samen-leven met elkaar en het vormen van een goede ‘thuis’, de openheid op geloof en de betrokkenheid op de studentenparochie. In ons solidariteitskoor Pati Pati bereidden studenten zich opnieuw verschillende maanden voor op een aanstekelijk en inhoudelijk sterk concert. In augustus maakte een groep van een tiental studenten en een pastor een inleefreis in Peru. Dit project werd in wekelijkse bijeenkomsten grondig voorbereid. De parochie schenkt ook veel aandacht aan buitenlandse studenten. Naast een kleinere Franstalige groep, bestaat er een bloeiende werking van de ‘international community’, waarin velen een thuisbasis van ontmoeting en geloof hebben gevonden. Ook biedt het Steunfonds financiële hulp aan verschillende behoeftige buitenlandse studenten. Studenten die als christen willen leven, ervaren dat zo’n keuze niet vanzelfsprekend is. De Universitaire Parochie biedt hen ondersteuning. De goed voorbereide woensdagavondvieringen vormen voor verschillende studenten een geregelde afspraak. Toch wordt de groep deelnemende studenten kleiner, onder meer - jammer genoeg omwille van labosessies en lessen. Na de woensdagviering en daarop volgende broodmaaltijd werd telkens ook een geloofsvormende of ontspannende activiteit voorzien. Geloofsverdieping kan ook gebeuren door deelname aan de Taizé- of psalmgebeden, de abdijweek, persoonlijk begeleide gebedsweek, ochtendwakes, Emmaüs- en bijbelgroepen, enz. Er kwam dit jaar ook een deugddoende samenwerking tot stand met de spiritualiteitsgroep van Katechika. Tevens wordt met de studenten gezocht hoe geloven ook ‘metterdaad’ via wat sociaal engagement meer gestalte kan krijgen. De ploeg van pastors zoekt om het geheel van de pastoraal te coördineren en te begeleiden. Een groot deel van de agenda van de pastors is gewijd aan allerlei vormen van – vaak ongeziene – begeleiding, opvang en nabijheid, o.a. bij het overlijden van studenten. Een grote uitdaging blijft de vraag hoe de Universitaire Parochie kan inspelen op het Extracurriculaire mogelijkheden
133
brede veld van ‘zinzoekers’ en de grote universitaire leefwereld. Een medium hiertoe is allicht het gewaardeerde blad Jona. Op twee momenten trad de Universitaire Parochie uitdrukkelijk op het publieke forum. Vooreerst was er de Romero-herdenking in de maand maart naar aanleiding van de twintigste verjaardag van de moord op Romero. In oktober organiseerde de Universitaire Parochie een debat over ‘christen zijn aan de universiteit’. De grote opkomst (driehonderdtal personen) en de positieve reacties op dit initiatief tonen aan dat die vraag toch nog leeft. De Universitaire Parochie heeft alvast de bedoeling om die vraag levendig te houden in het universitair milieu.
2. Sport
De K.U.Leuven beschikt over een schitterende sportinfrastructuur en biedt de studenten en het personeel een uitgebreide waaier aan sportmogelijkheden aan, zowel op recreatief als competitief vlak. Dat hiervan dankbaar gebruik wordt gemaakt bewijzen de 14 800 sportkaarten en 22 600 dagkaarten (geldig voor één dag) die in het academiejaar 19992000 verkocht werden. Deze kaart is een allesdekkend pasje dat toelaat gratis gebruik te maken van de meeste sportaccommodaties en deel te nemen aan initiaties en trainingen in één of meerdere sporttakken naar keuze onder leiding van bekwame monitoren. Ook heeft men met dit pasje vrije toegang tot het zwembad tijdens de uren van 'vrij zwemmen'. Via een raamakkoord gesloten tussen de universiteit en de Leuvense hogescholen kunnen de studenten van de hogescholen onder dezelfde voorwaarden gebruik maken van de universitaire sportinfrastructuur. Deze vorm van dienstverlening en uitnodiging tot actieve participatie is een unicum voor de Vlaamse universiteiten en hogescholen en een meerwaarde die de K.U.Leuven haar studenten en personeelsleden aanbiedt. Ook worden voor de gehandicapte sporters eveneens georganiseerde trainings- en begeleidingssessies gehouden. Vooral activiteiten die in het algemeen de ‘fitness’ verbeteren, zoals alle vormen van aerobics en conditietraining genieten veel bijval. Daarnaast worden de fitnesszaal (UNIVFIT) met computergestuurde cardiotraining en moderne krachttrainings-apparatuur en het universitair zwembad druk bezocht (voor beiden wordt de verzadigingsgraad meermaals bereikt). Op competitief vlak nam K.U.Leuven in een 20-tal verschillende sporttakken deel aan de Vlaamse en de Belgische Universitaire competities, waar ze de primus inter pares was. Naast deze interuniversitaire competities wordt ook regelmatig deelgenomen aan buitenlandse wedstrijden. Het Europees korfbalkampioenschap, het internationaal judotornooi in Eindhoven, het internationaal waterpolokampioenschap in Compiègne en de Hyde Park Relays voor afstandslopers zijn reeds klassiekers op het universitair sportprogramma. Om hun collega-studenten ervan te overtuigen dat studie en sport best samen gaan en dat het ook af en toe wat ludieker kan, organiseert Sportraad Leuvense Studenten v.z.w., een studentenorganisatie van LOKO, waarbij de studenten de touwtjes volledig zelf in handen hebben, een aantal massasportmanifestaties zoals de Sporthappening, de 24uren aflossingsloop, de Studentenmarathon, Sport Zonder Grenzen, het recreatief badmintontornooi, Interfacultaire Bekercompetities en het Leuvens Internationaal Studentensport Tornooi (LISST). Tijdens de zomervakantie kan de Leuvense bevolking, door middel van de verkoop van vakantiesportkaarten (geldig in juli, augustus en september) gebruik maken van de sportinfrastructuur van het Universitair Sportcentrum (vooral de tennisvelden en het zwembad worden dan druk bezet) en door het organiseren van omnisportkampen in juli en augustus krijgt de Leuvense jeugd de kans om zich sportief te ontspannen en kennis te maken met voor hen minder gekende sporten. Een 200-tal kinderen, vooral van personeelsleden van de K.U.Leuven, nemen jaarlijks aan deze sportkampen deel. K.U.Leuven Sportnieuws, een sportkrantje dat tweemaandelijks verschijnt (maar niet in juli en augustus) en gratis wordt verspreid, informeert niet alleen inzake praktische elementen (uurregeling van de verschillende activiteiten, aankondiging van cursussen, openingsuren zwembad...) maar biedt ook wedstrijd- en activiteitenverslagen. 3.1 3.1.1
134
Katholieke Universiteit Leuven
Cultuurbeoefening De ensembles
3. Cultuur
De K.U.Leuven telt intussen 7 muzikale ensembles: het Leuvens Universitair Koor (LUK), de Capella Academica, het Solidariteitskoor Pati Pati, het Universitair Symfonisch Orkest (USO), het Universitair Harmonie Orkest (UHO), de Interfak Bigband- en Dixielandband (IBB) en het Leuvens Alumni Orkest (LAO). In maart geven de meeste van hen een concert waarin ze het resultaat brengen van hun werkjaar. Het USO en het UHO zijn voor hun werkingsmiddelen en betaling van de dirigenten aangewezen op de Cultuurcommissie. De koren en de Bigband daarentegen zijn v.z.w.’s en zorgen voor eigen inkomsten en sponsoring. Het Leuvens Alumni Orkest is een Alumnivereniging en krijgt infrastructurele steun van de K.U.Leuven. Het LUK, het USO en de Bigband engageerden zich ook internationaal. Het Universitair Symfonisch Orkest (USO) dat onder leiding staat van Edmond Saveniers werd door de Elisabethiade Leuven gevraagd een concert te brengen met twee Belgische kandidaten voor de Koningin Elisabethwedstrijd-Zang. Ook de Capella Academica en het Arenbergkoor droegen bij tot dit concert. Twee avonden zat de Begijnhofkerk afgeladen vol. Het Universitair Harmonie Orkest (UHO) bracht zijn aulaconcert onder leiding van Maurice Van Mechelen. Geïnspireerd op het Radio 1-programma ‘Rond de Kiosk’ verzorgde Geert Segers de presentatie. Speciale gast was Piet Swerts die voor het orkest een werk had gecomponeerd, dat die avond voor het eerst gecreëerd werd. Swerts nam vanaf oktober 2000 het dirigeerstokje over. Ook de belangstelling voor de Interfak Bigband en de Dixielandband was groot. Zij brachten op 28 april in zaal Metropol onder leiding van Bart Preneel een swingend en jazzy concert. Het Leuvens Universitair Koor (LUK) gaf in maart een lenteconcert en in december een druk bijgewoond kerstconcert onder de titel ‘Zij kwamen uit het Oosten’. Dit alles gebeurde onder leiding van hun kersverse dirigent Dieter Staelens. Het Leuvens Alumni Orkest (LAO) repeteerde en concerteerde in 2000 onder Geert Soenen en Peter Devos. Met eerstgenoemde dirigent gaven ze in januari een operetteconcert in Gent en in het voorjaar een concert in Leuven en in Dilbeek. Het nog jonge personeelskoor Capella Academica werkt projectmatig en per project wordt een dirigent aangetrokken. In november brachten zij onder leiding van Martin Slootmakers een concert met als thema ‘Eternity’, muziek op Engelse poëzie, samen met de Capella di Voce onder leiding van Kurt Bikkembergs. 3.1.2
Campustoneel
Campustoneel (v.z.w.), een toneelvereniging voor studenten, personeel en alumni, bracht ‘De vervolging en de moord op Jean Paul Marat, opgevoerd door de verpleegden van het krankzinnigengesticht van Charenton onder regie van de heer de Sade’. Sinds 1999 worden studenteninitiatieven rond theater door Kultuurraad gecoördineerd in een Interfacultair Theaterfestival. Op die manier krijgen deze initiatieven ook buiten de kring bekendheid. Naar aanleiding van 575 jaar K.U.Leuven werd met een grote groep studenten en personeelsleden in een regie van Sabine Reifer een Middelnederduits Paasspel, het Redentiner Osterspiel, geëvoceerd in het Groot Begijnhof. Dit openluchtspektakel kende groot succes. 3.2 3.2.1
Receptieve Cultuur UUR KULtUUR
Het woensdagmiddag UUR KULtUUR dat van oktober tot en met maart gratis wordt aangeboden heeft tot doel een ruime waaier van cultureel hoogstaande activiteiten aan te bieden om studenten, personeel en buitenstaanders de kans te geven met alle vormen van cultuur in aanraking te komen. De activiteiten zijn zeer divers (bv. Yukata Oya en Piet Van Bockstael, jazz met Mal Waldron, Oriëntaalse dans enz.). Gemiddeld 100 toeschouwers woonden de voorstellingen bij. Om het UUR KULtUUR aan het begin van het academiejaar extra te promoten werd besloten het openings-UUR KULtUUR in het stadspark te herhalen. Dit jaar viel dit in de feestweek en werd daarom uitgebreid met workshops in de namiddag. Het succes was groot. Nadien bleek de belangstelling voor UUR KULtUUR-voorstellingen minder groot dan de afgelopen jaren. Het Patroonsfeestconcert van 2 februari 2000 betekende de culturele opening van 575 Extracurriculaire mogelijkheden
135
jaar K.U.Leuven. Rond de Vlaamse polyfonist Jean de Castro werd een totaalspektakel gebouwd met beeld- en lichteffecten in de Sint-Jan-de-Doperkerk. Voor het openingsconcert van het Academiejaar op 25 september, meteen de opener van het Festival van Vlaanderen Vlaams-Brabant, bracht het Vlaams Radio Orkest een volledig Stravinsky-programma. 3.2.2
Cultuurdag en Cultuurprijs
3.2.2.1
Cultuurdag
Voor de tweede keer vond in Leuven DE VOLLE TENT plaats. Deze cultuurdag in samenwerking met de stad Leuven, het Cultuurcentrum Leuven, Stuc, Kultuurraad en CJP, werd grotendeels gecoördineerd vanuit de Cultuurcoördinatie K.U.Leuven. De dag werd een groot succes. Niet alleen de Leuvense jongeren en studenten maar ook jongeren vanuit de omgeving van Leuven kwamen afgezakt naar enkele van de georganiseerde activiteiten. De avondprogrammatie bestond uit verschillende concerten, theatervoorstellingen en ook uit een parcours samengesteld door de Kultuurrraad der Studenten zelf: de FacCultTour. 3.2.2.2
Cultuurprijs
Op 20 december werd de Cultuurprijs van de K.U.Leuven in de sector Podiumkunsten uitgereikt aan de choreografe Meg Stuart en haar gezelschap Damaged Goods omwille van hun radicaliteit in het confronteren van dans met andere disciplines. Deze jaarlijkse prijs ter waarde van 500 000 BEF wordt af-wisselend toegekend aan één van de volgende disciplines: muziek, podiumkunsten, tweedimensionele en driedimensionele kunsten. 3.2.3
Beiaardconcerten
De K.U.Leuven heeft in de Universiteitsbibliotheek één van de grootste en best klinkende beiaarden van het land. Tijdens het academiejaar laten beiaardiers het instrument over de stad klinken op dinsdag- en vrijdagavond. Dit gebeurt door universiteitsbeiaardier Luc Rombouts, samen met een aantal gastbeiaardiers. De zomerconcerten in augustus kregen een feestelijk tintje dank zij 575 jaar K.U.Leuven. Er werd een Bach on Bells-weekend georganiseerd. Jonge tot zeer jonge beiaardiers luisterden dan weer de Beiaard & Boekenmarkt op die Llibre23 en VVV-Leuven organiseerden op het Ladeuzeplein in samenwerking met de Leuvense boekhandels, Stad Leuven en Cultuurcoördinatie. De markt stond dit jaar in het teken van ‘Horror en Griezel’ en richtte zich vooral tot de jeugd. 3.2.4
Door de Cultuurcommissie gesteunde projecten
Ongeveer 25% van het budget van de Cultuurcommissie gaat naar subsidies aan projecten die groeien vanuit de universitaire gemeenschap, van originaliteit getuigen en belang hebben voor een ruim publiek. Initiatieven waarbij de actieve cultuurbeoefening wordt aangesproken, krijgen voorrang. Zo werd o.m. Kultuurraad gesteund voor het Interfacultair Theaterfestival, Musicologica voor haar studentenconcert en haar interuniversitaire pianowedstrijd, Pati Pati voor haar maartconcert, Campustoneel voor de voorstelling Marat/Sade. Zoals jaarlijks ging ook financiële steun naar het Festival van Vlaanderen, het Stuc, Kultuurraad voor Ithaka en het theaterfestival Voix Gras, de Faculteit Letteren voor de tentoonstelling Graphic Novel en VTK voor de reeks Carte Blanche. 3.3 3.3.1
Cultuur buiten de werking van de Cultuurcommissie Tentoonstellingen Stad - K.U.Leuven – Davidsfonds - Provincie VlaamsBrabant
De tentoonstellingsvereniging heeft voortaan een vierde partner: Vlaams-Brabant. In het 136
Katholieke Universiteit Leuven
najaar 2000 stond de tentoonstelling 'Wereldwijs. Wetenschappers rond Keizer Karel' op het programma, een tentoonstelling opgenomen in het Keizer Kareljaar. De vroege 16e eeuw is niet enkel op politiek, economisch en artistiek vlak, maar ook op wetenschappelijk gebied een scharniermoment in de geschiedenis. De tentoonstelling vertelt het verhaal van die periode aan de hand van anatomische en botanische platen, handschriften, boeken en prenten, historische landkaarten, uitzonderlijke wetenschappelijke instrumenten. Het KADOC, de Faculty Club, de universiteitsbibliotheek en de universitaire ziekenhuizen richtten tentoonstellingen in van zeer uiteenlopende aard. 3.3.2
Festival van Vlaanderen
In 2000 stond het Festival van Vlaanderen Vlaams-Brabant in het teken van Igor Stravinsky. Stravinskyconcerten werden afgewisseld met repertoireconcerten. Nieuw in het aanbod was Transit, een driedaagse rond hedendaagse muziek, die vanaf nu jaarlijks een vaste waarde wordt binnen het festival-programma. 3.3.3
STUC, Klapstuk en Kultuurraad
Onder de artistieke codirectie van An-Marie Lambrechts en Karolien Derwael, kon het STUC zich in 2000 verder ontwikkelen. Artistiek en organisatorisch is de werking in 2000 gericht op een verdere fine-tuning en uitdieping van het sinds 1997 uitgezette beleid. Dit is in essentie terug te voeren tot verruiming, zowel inzake artistiek aanbod als publiek. De nieuwe aanpak kreeg extra slagkracht; de stad Leuven en de provincie VlaamsBrabant ondersteunen vanaf nu de uitbouw van een systematisch artistiek aanbod. Het meeraanbod weet ook duidelijk meer publiek te mobiliseren. Kultuurraad, de Leuvense overkoepelende studentenorganisatie die zich bezighoudt met kunst en cultuur, vertegenwoordigt de studenten en behartigt hun culturele belangen. De keuze voor eigen projecten voor en door studenten zette zich door. In maart was er een editie van Ithaka dat als omgeving en werkterrein de stationsomgeving en stationswerken koos. Voor de derde keer werd een theaterfestival uitgewerkt voor zeer jonge theatermakers (vaak studenten) die buiten het professionele theatercircuit vallen. Buiten deze projecten houdt Kultuurraad zich bezig met cursussen en workshops. Sinds 1995 wordt met verschillende partners gewerkt aan een nieuwe infrastructuur met de bedoeling het culturele gebeuren in één herkenbaar gebouw te centraliseren. Het Arenberginstituut aan de Naamsestraat zal deze functies herbergen en een deel van dit instituut werd voor de STUC-functies door de K.U.Leuven ter beschikking gesteld. Begin 2000 gingen de verbouwingswerken definitief van start.
Extracurriculaire mogelijkheden
137
138
Katholieke Universiteit Leuven
K.U.Leuven Campus Kortrijk Het academiejaar 1999-2000 startte voor de Campus Kortrijk met de oprichting van de nieuwe studierichting Biomedische Wetenschappen in het kader van de Faculteit Geneeskunde. Deze nieuwe opleiding had van meet af aan een grote aantrekkingskracht. Anderzijds werd de richting Filosofie geabsorbeerd door de richting Geschiedenis binnen de Faculteit Letteren, maar de essentie ervan blijft via een gedifferentieerd studieprogramma behouden.
1. Algemeen
Hetzelfde academiejaar stond in het teken van een geïntensifieerde samenwerking met het Hoger Onderwijs in het vooruitzicht van de herschikkingen tot een bachelor-master structuur die door de Bologna-verklaring van juni 1999 werden ontketend. Een exponent daarvan was onze participatie in de v.z.w. EduWest, opgericht onder impuls van het Provinciebestuur van West-Vlaanderen. In het kader van onze medewerking aan de v.z.w. FLV Education werd met groot succes een tweede seminariereeks over Artificiële Intelligentie georganiseerd in samenwerking met het Leuvense Departement Computerwetenschappen en - voor het eerst - met Europace. Zodoende konden deze seminaries door middel van videoconferencing doorgestuurd worden naar andere Europese sites zoals Helsinki, Aalborg en Twente. Binnenshuis werd er hard gewerkt om het door Leuven gestarte Anemoon-project te helpen vorm geven. Meer concreet echter was de intense voorbereiding van de inrichting van het nieuwe gedigitaliseerde talencentrum. Op de campus verrezen ook twee nieuwe gebouwen die samen deel uitmaken van het nog te realiseren researchpark: het Vlaams Kunststofcentrum (VKC) en het Innovatie- en Incubatiecentrum Kortrijk (IICK). Door als een van de eersten daarin onze spin-off Algonomics nv in te planten, zette de KULAK een nieuwe mijlpaal in haar service naar de regionale bedrijfswereld. Bovenal echter was dit academiejaar de aanloop tot het 35-jarig jubileum van de Campus Kortrijk, dat samenviel met dat van haar 575 jaar oude Alma Mater. De viering ervan culmineerde in het grote Alumnifeestweekend van 16-17 september 2000, waarop circa 2 500 alumni en hun familieleden aanwezig waren. Dit was slechts de start van een blijvende alumniwerking die gepaard ging met de aanleg van een 8 000 adressen-groot databestand, de uitgave van een semestrieel alumniblad en de (her)oprichtig van de v.z.w. KULAK Alumni. Het doel van de Dienst voor Studieadvies kan in de meest algemene termen omschreven worden als het helpen creëren van optimale kansen voor de studenten zodat ze hun eigen studieproject kunnen waarmaken. Concreet valt dit uiteen in een aantal taken. 2.1
2. Dienst voor Studieadvies
Ondersteunen van de overgang van het secundair naar het hoger onderwijs
Om de overgang tussen secundair en hoger onderwijs te helpen bevorderen, is er eerst en vooral correcte en volledige informatie over het studieaanbod nodig. Dit gebeurt via onze aanwezigheid op de studie- en informatiedagen die provinciaal worden georganiseerd door de PMS-centra en het Departement Onderwijs. De KULAK was aanwezig in Gent en in Roeselare, steeds in samenwerking met de K.U.Leuven. Samen met de Dienst Externe Relaties en de West-Vlaamse stichting Domus Lovaniensis werd in de Saaihalle in Brugge voor de tweede maal een speciale infohappening georganiseerd (552 vijfde- en zesdejaars SO aanwezig). Verder is er de eigen infodag. Zoals vorig jaar werden ook een aantal scholen bezocht in een bepaalde regio (dit jaar Roeselare). De website werd verder uitgebouwd met specifieke informatie voor toekomstige studenten. Via deelname aan studiedagen, contacten met PMS-centra en in samenwerking met de Dienst voor Studieadvies in Leuven wordt het keuzeproces ook inzichtelijk verder uitgediept.
K.U.Leuven Campus Kortrijk
139
2.2
Begeleiden van de studenten
De begeleiding van de eerste kandidatuursstudenten richt zich op de ondersteuning van de evolutie van 'leerlingen' naar 'studenten'. De specifieke invalshoek is het bevorderen van doelmatig studeergedrag, al dan niet gekaderd in een sociaal-emotionele problematiek. Er waren in totaal 183 contacten met studenten van de KULAK die vroegen om individueel advies. Ongeveer de helft van de vragen heeft te maken met het studeren zelf, een kwart met heroriëntering of het stopzetten van de studies, daarnaast is ongeveer 1/7e van de problemen eerder van psychische of relationele aard. De begeleiding gebeurde steeds individueel.
3. Interdisciplinair Research Centrum
Het onderzoek aan de KULAK blijft aan een volgehouden tempo expanderen. Hierbij neemt het natuurkundig en biomedisch onderzoek binnen het Interdisciplinair Research Centrum een belangrijke plaats in. Het IRC blijft onderzoekers aantrekken en is succesvol in het behalen van externe fondsen vanuit diverse financierende instanties zoals EU, IWT, FWO, Vlaamse Gemeenschap en Onderzoeksraad K.U.Leuven, naast industriële contracten (via LRD). Dit heeft zich in 2000 vertaald in een 30-tal publicaties in internationale tijdschriften en 3 patentaanvragen. Daarnaast werd een congres georganiseerd rond 'Advances in Acousto-Optics 2000' en een Symposium rond 'Platelet adhesion to collagen'. Buiten het IRC werd door de groep Algebra en Topologie een goed bijgewoonde internationale workshop gehouden en werd een interuniversitair doctoraatsseminarie (in samenwerking met de VUB) opgestart. Binnen Engelse Taalkunde werd het boek 'Conditionals: a Comprehensive Descriptive Analysis. Berlin: Mouton de Gruyter.' (450 blz.) afgewerkt en wordt verder druk gewerkt aan een achtdelige Engelse grammatica (± 5 000 blz.).
4. Dienst Postacademische Vorming
4.1
Postuniversitair Centrum West-Vlaanderen - KULAK
Gebaseerd op grondig overleg met inhoudelijke adviesgroepen organiseert de staf van het Postuniversitair Centrum activiteiten voor postacademische vorming in de vakgebieden recht, economie, vastgoedkunde, wetenschappen en toegepaste wetenschappen, milieukunde, geneeskunde, farmacie, tandheelkunde, cultuurwetenschappen, gedrags- en sociale wetenschappen. Voor de navorming in de onderwijssector werkt men nauw samen met de v.z.w. Eekhoutcentrum. In het academiejaar 1999-2000 ging het om 77 verschillende programma’s (met een duur variërend van 2 tot 220 uren). Het totale aantal lesuren beliep 1 551. Verspreid over alle programma’s werden 5 943 mensen bereikt. De spreiding per domein toont dat de sectoren geneeskunde (21%), cultuur (20%) en recht (18%) veel deelnemers kennen; sociale wetenschappen (11%) en vastgoed (8%) brengen eveneens heel wat cursisten naar het Postuniversitair Centrum. Een kwart van deze mensen komt uit de regio Kortrijk, een ander kwart uit de regio Brugge - Oostende, een kwart uit andere regio’s in de provincie West-Vlaanderen en een kwart uit andere provincies (zelfs 118 mensen uit Limburg). De inhoudelijke kwaliteiten van de programma’s steunen op twee pijlers. Enerzijds is er de inbreng van docenten en onderzoekers uit de KULAK, de K.U.Leuven, andere universiteiten en hogescholen. Anderzijds is er de veelvuldige samenwerking met instellingen, bedrijven, beroepsorganisaties en besturen. 4.2
Eekhoutcentrum. Didactisch Pedagogisch Centrum
De KULAK is één van de dragende partners van de v.z.w. Eekhoutcentrum, samen met de Diocesane Pedagogische Begeleidingsdienst, de departementen voor lerarenopleiding van de hogescholen en de Centra voor Leerlingenbegeleiding in WestVlaanderen. Voor personeelsleden van het brede onderwijsveld, van het kleuter- tot het hoger onderwijsniveau, worden studienamiddagen en langlopende opleidingen georganiseerd. Dat gebeurt in open aanbod maar ook op vraag van scholen en scholengemeenschappen. In 1999-2000 waren er 7 598 deelnemers en kregen 13 groepen uit 39 basisscholen teamgerichte nascholing. 140
Katholieke Universiteit Leuven
4.3
EuroStudieCentrum Open universiteit
Het EuroStudieCentrum Open universiteit biedt het cursusaanbod aan van de Open Universiteit Nederland, een aanbod dat bestaat uit ruim 280 cursussen. De medewerkers van het centrum verlenen studieadvies, organiseren studiebegeleiding en tentamens, coachen de studenten en leiden alles in de juiste administratieve banen. Er werd in 1999-2000 ingeschreven voor 372 modules. Voor 7 specifieke cursussen werden vakinhoudelijke studiebegeleidingssessies georganiseerd. Samen met de hogescholen uit de regio en een vijftal bedrijven werkt het EuroStudieCentrum Open universiteit aan een project Levenslange Tewerkstelbaarheid, dat de deskundigheid van ingenieurs en ontwerpers pro-actief moet ontwikkelen. Het Impulscentrum voor onderwijsvernieuwing (http://impuls.kulak.ac.be), dat intussen zijn vijfde werkjaar ingaat, is een samenwerkingsverband met de naburige hogeschool KATHO (Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen). Het Impulscentrum is een onderwijsondersteunende dienst voor de innoverende initiatieven van de docenten. Twee STIHO- en één OOI-project werden gehonoreerd en uitgevoerd in 2000: het MOSCA-project beoogt de ontwikkeling van multimediale speelse cases (op cd-rom) met een hoog realiteitsgehalte, het TOETS bis project continueert de ontwikkeling en vorming rond toetsautomatisering.
5. Impuls-centrum voor onderwijsvernieuwing
Het Impulscentrum was mee de drijvende kracht achter de installatie van een uniek, multimediaal en digitaal talencentrum aan de KULAK. Dit huzarenstukje van onderwijsvernieuwing en onderwijstechnologie combineert de vroegere taallabofuncties met moderne taaltechnologische toepassingen via cd-rom en via Internet. Voor de studenten werd een uniforme leeromgeving gecreëerd binnen het leerplatform Blackboard. De KULAK fungeerde dan ook als belangrijkste piloot voor de besluitvorming rondom de keuze van één uniform leerplatform aan de K.U.Leuven. De Multimediacel van het Impulscentrum draait intussen op volle toeren. Via een miniprocedure kunnen docenten een aanvraag indienen voor multimediale ondersteuning. Verschillende KULAK-docenten werden op die manier geholpen bij de realisatie van concrete projecten. Ongetwijfeld meest in het oog springend is de uitgebreide website rond 'South Africa. Spatial transformation in the post-apartheid era', met vele duizenden (ook internationale) bezoekers. Verder is ook de Kolb-leerstijlentest voor studenten een opmerkelijke en zeer bruikbare realisatie. De Multimediacel realiseerde de belangrijke overstap van analoge naar digitale geluidsbestanden voor het nieuwe talencentrum (via conversie en nieuwe opnames in de uitgeruste audiostudio). Vanuit de werkgroep EDUT&ST, een initiatief van KULAK en FLV Education, nam het Impulscentrum actief deel aan het symposium 'Educatief gebruik van taal- en spraaktechnologie'. Het Impulscentrum realiseerde ook de syllabus/cd-rom die aan alle deelnemers (ruim 300) werd verdeeld. Zie: http://impuls.kulak.ac.be/edut&st/. 'Open boek-open deur' was het initiatief dat de KULAK-bibliotheek nam ter gelegenheid van het vijfendertigjarig bestaan van de Campus Kortrijk. Alumni en andere bezoekers konden tijdens het feestweekend herinneringen ophalen en kennismaken met de nieuwste ontwikkelingen. De 'open boek-open deur'-politiek is voor het bibliotheekteam trouwens een dagelijkse zorg. Dit uit zich in een lage drempel-aanpak en in extra ruime openingsuren. In dezelfde richting wijst het grote aantal groepen dat in de loop van het jaar een rondleiding kreeg. De bibliotheek bevestigt daarmee haar rol als interface met de buitenwereld. De toegankelijkheid van de collecties en van de elektronische bronnen werd vergroot via de LibriVision-zoekomgeving. De schenking van parlementaire stukken maakte de aanschaf nodig van een groot aantal rekken en maakte de ruimtenood acuter. Met een totaal van 224 000 komt de meerdisciplinaire KULAK-bibliotheek nu dicht in de buurt van een kwart miljoen volumes, waarvan het overgrote deel in open rek staat. Op het vlak van de interne werking ten slotte werd veel energie geïnvesteerd in de overschakeling naar het SAP-systeem. Hiermee kunnen de financiële verrichtingen op een vlottere en meer doorzichtige manier plaatsvinden. Ook in dit verband blijft de term 'open boek' goed gekozen.
6. Bibliotheek
K.U.Leuven Campus Kortrijk
141
7.1
7. Informaticabeleid
Algemeen
Het jaar 2000 wordt voor het KULAK-Informaticabeleid gekenmerkt door de realisatie van een volledige nieuwe netwerkbekabeling voor de Facultaire gebouwen (afwerking verwacht tegen eind februari 2001), de planning en realisatie (onder impuls van een werkgroep bestaande uit leden van de subfaculteit Letteren, het Impulscentrum en de systeemgroep) van een multimediaal digitaal talencentrum, het opstarten van het leerplatform Blackboard en de uitbreiding van BIBnet, het PC-net van de campusbibliotheek, waardoor zowel de consultatie- als de instructiemogelijkheden werden uitgebreid. Een betere structurele financiering van het InformaticaBeleid (met inbegrip van de PC-klassen) werd voorbereid en kon tegen het einde van het jaar verworven worden. Dank zij een geslaagd en intens anticiperen op de verwachte 'millenniumbug'-moeilijkheden bij de jaarwisseling 1999-2000, is deze wisseling vrijwel probleemloos kunnen verlopen. 7.2
De planning en realisatie van een multimediaal, digitaal talencentrum
De dienst InformaticaBeleid was intens betrokken bij de conceptie, planning en uiteindelijke realisatie van een multimediaal talencentrum, het eerste van zijn soort binnen de K.U.Leuven en één van de weinige tot dusver in Vlaanderen. Het basisconcept van deze digitale leeromgeving is analoog aan dat van een PC-klas. Dit concept is echter verrijkt met een aantal componenten die tegemoet komen aan de specifieke noden van een taalleeromgeving, met name het frequent gebruik van multimedia (beeld en geluid) en de specifieke wensen voor de interactie docent-student. Vrijwel alle lesmateriaal wordt via het elektronisch leerplatform 'Blackboard' aangeboden, waardoor deze omgeving ook als open leercentrum kan gebruikt worden. Dit leerplatform, waarvan het gebruik trouwens heel snel het talencentrum in ruime mate is gaan overstijgen, dient sedert enkele maanden als (te evalueren) prototype voor de hele K.U.Leuven. De uiteindelijke realisatie van het talencentrum werd gegund, na aanbesteding, aan een extern bedrijf. De installatie en configuratie van de PC’s, de servers en de bijhorende software gebeurde door de dienst InformaticaBeleid in samenwerking met de technische diensten KULAK. Sinds eind 2000 is deze leeromgeving operationeel. De eerste ervaringen van docenten en studenten wijzen op een groot enthousiasme. 7.3
Upgrading van KULAKnet: Fase 3
Deze derde fase kaderde in een meerjarenplan dat reeds in 1997 werd opgestart. Net voor de zomervakantie werden de omvangrijke uit te voeren werken na aanbesteding toegewezen aan twee bedrijven. In het kader van dit dossier wordt alle coax-bekabeling in de Facultaire gebouwen vervangen door een hoogwaardig 'ge-switcht' netwerk met een stervormige architectuur. Na de bekabelingswerken, zal de volledige ingebruikstelling (in 2001) stapsgewijs gebeuren door de dienst InformaticaBeleid. Als eindresultaat zullen alle kantoren (enerzijds) en alle leslokalen (anderzijds) over voldoende operationele netwerkaansluitingen beschikken op het KULeuvenNet en het internet.
8. Algemeen beheer
De recurrente werkingsmiddelen voor de algemene diensten bleven op het niveau van vorig jaar. Bijkomend werd vanuit Leuven een belangrijke financiële steun gegeven voor de inrichting van een multimediaal talenpracticum en de vernieuwing van de netwerkbekabeling. Aan de faculteiten werd 8% meer werkingsmiddelen toegekend dan vorig jaar; deze stijging kwam vooral ten goede aan de bibliotheek die, na de vermindering in 1999, haar krediet terug op het peil van 1998 kon brengen. De inschrijvingen van de studenten gebeurden volledig geautomatiseerd en identiek als te Leuven. Het studentensecretariaat leverde een belangrijke bijdrage bij de aanmaak van de nieuwe en enthousiast onthaalde KULAK-brochure ‘Kiezen voor Kansen’. De invoering van de nieuwe financiële processen en de wijzigingen in de organisatie werden succesvol begeleid door de financiële dienst. Bovenop de normale taken was er een zeer grote inzet van het personeel voor het
142
Katholieke Universiteit Leuven
welslagen van de extra activiteiten ter gelegenheid van 35 jaar KULAK. Op 1 november 2000 werd gestart met het project 'gratis openbaar busvervoer voor KULAK-studenten', een overeenkomst tussen De Lijn West-Vlaanderen en de KULAK, gefinancierd door de K.U.Leuven. Het stadsbestuur kwam financieel niet tussen daar niet alle hogescholen van Kortrijk bij het project betrokken waren. Het is de bedoeling om het project bij een gunstige evaluatie te verlengen. De eerste twee maanden overtroffen alle verwachtingen, gemiddeld meer dan 4 000 verplaatsingen per maand daar waar de voorlopige ramingen het bij 1 500 hielden.
9. Studentenvoorzieningen
De universitaire residenties, de Groene Mote en het studentendorp waren opnieuw volledig bezet. De huurprijs van de kamers steeg door een indexaanpassing. De huisbewaarder van de Groene Mote nam loopbaanonderbreking vanaf 1 augustus en werd door een (inwonende) uitkeringsgerechtigde vervangen. De samenwerking tussen de Sociale Voorzieningen van de KULAK en deze van alle West-Vlaamse Hogescholen verloopt zeer vlot voor wat de huisvesting betreft. Er werd gestart met het ontwerpen van een website KOTWEST. Hierin wordt het volledige studentenkamerbestand van West-Vlaanderen opgenomen. Vanuit de Sociale Sector werd er 1 679 904 BEF gesubsidieerd aan de v.z.w. Alma in plaats van 1 536 320 BEF vorig jaar. Er werden 41 771 warme maaltijden geserveerd en de subsidie per warme maaltijd bedroeg 36 BEF. De totale subsidiëring voor de Sociale Sector werd nagenoeg op hetzelfde peil gehouden als vorig jaar en bedroeg 18,5 MBEF. De ontmoetingsdagen voor nieuwe studenten in Anseremme kenden niet alleen een groot succes wat deelnemers betreft - 129 nieuwe studenten op een totaal van 300 generatiestudenten - ze behoorden ook tot de beste van de laatste vijf jaren, dankzij de sterke inzet van de tweedejaars en de medewerking van de nieuwe studenten.
10. Universitaire Parochie
De openingsmis stond in het teken van 35 jaar KULAK met een mooie homilie door de eerste studentenpastoor Ignace Dewitte en een goed gelegenheidskoor onder leiding van Griet Beheydt, assistente Germaanse. De nieuwe studenten waren talrijk aanwezig. De sociale activiteiten scoorden zeer goed: zowel de werkgroepen bejaarden, gehandicapten, als kinderen. Het oudejaarsavondfeest voor eenzamen en het lentefeest voor senioren kenden een goede opkomst en sfeer. Ook de wekelijkse werking van de Wereldwinkel, de wekelijkse broodmaaltijd en de maandelijkse schrijfactie van Amnesty International konden op grote belangstelling rekenen. Dankzij Jürgen Blondeel, die als studentenpastor schitterend werk verrichtte, was er een blijvende aandacht voor de derde wereld. Waar Student-Aid in vele hogescholen een langzame dood is gestorven, bleef men in Kortrijk actief. Daarnaast werden acties opgezet in het kader van Worldshake, Broederlijk delen, 11.11.11 en Vredeseilanden. Ook de thematiek van extreem rechts en seropositiviteit kwamen aan bod. De dienst Externe Relaties organiseerde in samenwerking met het secretariaat van de Nationale Bank van België, zetel Kortrijk, drie avondactiviteiten voor het Financieel Forum West-Vlaanderen op de KULAK. De dienst Externe Relaties verleende zijn medewerking bij de voorbereiding en de uitvoering van het Alumni Feestweekend naar aanleiding van 35 jaar KULAK, in het bijzonder met betrekking tot de sponsoring en de perscontacten.
11. Evenementen en Externe relaties
Naast de recurrente promotionele activiteiten, de redactionele medewerking aan 'De Sprong', een studiekeuzeoriënterend tijdschrift voor laatstejaarsleerlingen in het Katholiek Middelbaar Onderwijs van West-Vlaanderen, en de participatie in de werkgroep Publiciteit Hoger Onderwijs van de provincie West-Vlaanderen, werd in 2000 gestart met een nieuwe vormgeving voor de verspreiding van de studieinformatie (o.m. de studiegidsen per subfaculteit). Dit resulteerde ook in een nieuwe algemene basisbrochure KULAK. Op K.U.Leuven Campus Kortrijk
143
publicitair vlak werd een recruteringsgerichte video voor abituriënten gemaakt, alsook een publicitaire spot ter vertoning in bioscoopzalen in West-Vlaanderen.
144
Katholieke Universiteit Leuven
Interfacultaire instituten Het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) heeft ondertussen de kaap van 25 jaar overschreden: een relatief jong instituut binnen de structuren van de Katholieke Universiteit Leuven die 575 jaar bestaat. Het werd in zijn huidige structuur opgericht in 1974, op initiatief van de K.U.Leuven en de Christelijke Arbeidersbeweging. Beide instanties zijn gelijk vertegenwoordigd in de beleidsorganen van het HIVA.
1. HIVA
De voornaamste doelstelling is wetenschappelijke inzichten verwerven over maatschappelijke problemen van werknemers en van kansarme groepen in de samenleving, om aldus een bijdrage te leveren tot de oplossing van deze problemen. Dit wordt gerealiseerd door het aantrekken en uitvoeren van beleidsgericht onderzoek op de domeinen van onderwijs en arbeidsmarkt, sociaal en economisch beleid, arbeid, duurzame ontwikkeling en ontwikkelingssamenwerking. De belangrijkste onderzoeksthema’s zijn: actief arbeidsmarktbeleid, onderwijs en sociale ongelijkheid, aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, kwaliteit van de arbeid, arbeidersbeweging, verzorgingsstaat en welzijn, duurzame ontwikkeling. In 2000 waren er ongeveer 120 projecten in uitvoering. Hiertussen zaten er heel wat Europese projecten, meestal in het kader van een consortium of netwerk. De portefeuille van onderzoeksopdrachten bedroeg ongeveer 160 miljoen. De belangrijkste opdrachtgever is de Vlaamse Overheid (76 mio). Dan volgen diverse instellingen en bedrijven (25 mio), Europese instanties (24 mio), Christelijke arbeidersbeweging (11 mio), de Federale Overheid (10 mio), Steden en gemeenten (5 mio). De K.U.Leuven staat in voor enkele personeelsmandaten en voor de infrastructuur. Het opzetten van opleidingsinitiatieven vormt een tweede activiteit van het HIVA. HIVAVorming organiseert, in het kader van Postacademische Vorming, een 50-tal verschillende activiteiten: zowel langlopende opleidingen (40 u.), seminaries en workshops, basiscursussen als studiedagen. Deze zijn ongeveer gelijk verdeeld over de domeinen: mens-management, preventiebeleid-arbeidsveiligheid en milieubeleid. Tijdens het academiejaar 1999-2000 waren 819 studenten ingeschreven en werden er 3231 uren cursus aangeboden. De omzet bedroeg zowat 30 miljoen BEF. Op strategisch niveau is er de steun van een Beschermcomité, op operationeel niveau van diverse denk- en stuurgroepen. Er zijn ongeveer 105 personeelsleden, waarvan 1/4e deeltijds. Er werken een 80-tal wetenschappelijke medewerkers, waarvan een 20-tal stafleden. De administratieve en technische ondersteuning gebeurt door 25 medewerkers. De wetenschappelijke output bestaat uit publicaties: de resultaten van de afgewerkte projecten werden neergeschreven in 65 onderzoeksrapporten; daarnaast verschenen een 150-tal artikels en bijdragen in boeken, referaten op congressen. Er werden ook verscheidene studiedagen ingericht, o.m. over knelpuntvacatures, sociale zekerheid en de actieve welvaartsstaat. De beleidsgerichte output omvat talloze artikels in beleidsgerichte tijdschriften, voordrachten en lezingen voor bepaalde doelgroepen. Een volledig overzicht van deze output zal te vinden zijn in het Activiteitenverslag 1999-2000 van het HIVA. Er wordt zeer veel aandacht besteed aan een actief publicatie- en promotiebeleid. De onderzoeksresultaten worden ruim en efficiënt verspreid naar de opdrachtgevers en andere geïnteresseerden. Aan het HIVA zijn reeds 730 titels verschenen. In 2000 werden 65 onderzoeksrapporten gepubliceerd. Een volledig overzicht is te vinden op de HIVAwebsite http://www.kuleuven.ac.be/hiva. In de toekomst zal bijzondere aandacht worden besteed aan een systematische kwaliteitsbewaking. Er werd een intern publicatiefonds opgericht, waardoor de productie van internationale publicaties wordt gestimuleerd. Een cel ‘research based consultancy’ wordt uitgebouwd. Het HIVA blijft aangesloten bij een consortium van 14 Europese onderzoeksinstellingen, nl. Euronet: Work and Education.
Interfacultaire instituten
145
Het 25-jarige jubileum is op een passende manier gevierd. Op 15 september hebben alle huidige en vroegere personeelsleden samen feest gevierd. Op 17 november werd het colloquium ‘Werk voor iedereen? Integratie van zwakke groepen op de arbeidsmarkt’ georganiseerd. Onderzoek naar de situatie van kansarme groepen in de samenleving is steeds een prioritaire doelstelling van het HIVA geweest.
2. KADOC
KADOC (Katholiek Documentatiecentrum en Onderzoekscentrum) was een druk huis in 2000, vooral op het vlak van (internationaal) comparatief onderzoek en internationale contacten. Hoogtepunt was het internationaal colloquium ‘The Black International’, met een eerste zitting einde mei in Rome, en een tweede luik van 18 tot 20 september in Leuven. Begin 2000 startten twee FWO-projecten in het kader van het Max Wildiersfonds: het ODIS-project (Onderzoekssteunpunt en Databank Intermediaire Structuren in Vlaanderen, 19de en 20ste eeuw) is een gezamenlijk initiatief van de vier erkende archief- en documentatiecentra, Relins-Vlaanderen (Het Vaticaan en de religieuze instituten in Vlaanderen, 1802-1914) is een eigen KADOC-onderneming. Beide projecten zijn veelbelovend en sterk vernieuwend, maar enorm arbeidsintensief, ook voor de staf. Daarnaast zijn nog drie andere onderzoeken opgestart, één onderzoeksproject werd volledig afgewerkt en drie projecten zullen in 2001 worden voltooid. Het KADOConderzoek wordt in de wetenschappelijke wereld naar waarde geschat: twee publicaties ontvingen een belangrijke prijs. De instroom van documentatie viel terug op het normale debiet, na de uitzonderlijk hoge cijfers van 1999: de toename bedroeg gemiddeld 5-10%. Opvallend is de relatieve stijging van de binnenkerkelijke documentatie in de bibliotheekcollectie. Het aantal dagbezoeken in de leeszaal (2.582) is enigszins teruggelopen, maar niet het aantal lezers (771). In de documentatieafdelingen lag de klemtoon op het inhalen van de achterstand bij de verwerking en een sterkere aandacht voor de preservering van de documentatie. De stijgende trend van de laatste jaren wat betreft dienstverlening en informatieverstrekking werd voortgezet: een 1000-tal vragen werd beantwoord. KADOC kwam vaak in de belangstelling: vier tentoonstellingen (Liturgica uit de KADOCcollectie, Hard Labeur in Congo, La grande conspiration ultramontaine en Davidsfonds 1875-2000), samen goed voor ca. 1500 bezoekers, vier publicaties (Het Convent van Betlehem, Gothic Revival, Levensrituelen: Het huwelijk en Davidsfonds 1875-2000), vier studiedagen of workshops voor een beperkt publiek (enkel op uitnodiging), vijf studiedagen voor het ‘grote’ publiek en het al vermelde internationale colloquium. Naast documentatie en onderzoek vergden ook de zorg voor de huisvestingsproblemen en de verdere automatisering veel contacten, voorbereidende onderzoeken, prospecties en studie. De dringende behoefte aan meer magazijnruimte is nog altijd niet opgelost. De knelpunten op het vlak van automatisering zijn zeer verscheiden en complex. Dit alles, gecombineerd met een aanslepende onduidelijkheid over de actualisering van de financiering vanwege de Vlaamse Gemeenschap, zorgde voor extra zware druk en werkbelasting. Het personeelsbestand bedroeg eind 2000 48 personeelsleden, waarvan 18 deeltijds. In de loop van het jaar waren één fellow en twee stagiairs werkzaam op KADOC.
3. Instituut voor Levende Talen
Het Instituut voor Levende Talen (ILT) is een interfacultair instituut dat in opdracht van de Academische raad taalservice verleent aan de faculteiten, instituten en diensten die erom verzoeken. Hierbij wordt rekening gehouden met het opleidingsprofiel en de opleidingsdoelstellingen van de betrokken faculteiten en diensten. Het ILT doet eveneens aan toegepast didactisch onderzoek in verband met moderne (vreemde) talen, vaak in samenwerking met de Faculteit Letteren. Er worden 10 talen onderwezen in 6 verschillende faculteiten: Arabisch, Chinees, Duits, Frans, Engels, Japans, Koreaan, Nederlands, Russisch en Turks. Deze verplichte of optionele taalcolleges worden uitsluitend door de studenten van de betrokken faculteiten gevolgd. Daarnaast zijn er nog: Kiswahili, Bulgaars, Deens, Noors, Pools, Tsjechisch en Zweeds die als keuzevak kunnen worden gevolgd maar die ook toegankelijk zijn voor studenten van andere faculteiten, uitwisselingsstudenten en andere hoger opgeleiden.
146
Katholieke Universiteit Leuven
Ook Nederlands voor Anderstaligen is toegankelijk voor studenten uit alle faculteiten, uitwisselingsstudenten en andere hoger opgeleiden. Gedurende het academiejaar 1999-2000 bedroeg het aantal studenten 7 311. Er waren 48 docenten en 5 administratief en technisch personeel. In 2000 werd meegewerkt aan diverse nationale en internationale projecten, gefinancierd door organisaties als Lingua, het ministerie van de Vlaamse gemeenschap, het CLVV (Taalunie): (1) ICCP (Interactive Classroom Computer Project)- project; interactieve website met ondersteuning van Linov; (2) Ontwikkeling van een Frans leerwoordenboek 'Français des affaires' of DAFA; (3) Ontwikkelen van een Frans leerwoordenboek DAFLES: 'Dictionnaire d’apprentissage de français comme langue étrangère et secondaire' in het kader van Stiho-project i.s.m. de faculteit Letteren: Login-op-Alfa; (4) Ontwikkeling van een leerwoordenboek Modern Arabisch - Nederlands en omgekeerd met steun en in opdracht van het CLVV, Nederlandse Taalunie; (5) 'Small is beautiful', een multimediale zelfstudieleergang Nederlands voor uitwisselingsstudenten, een Europees Lingua D- project. In een originele vorm van samenwerking tussen het Leuvense ILT en de K.U.Brussel werd een samenwerkingsakkoord tot stand gebracht. Het project innoveert doordat het is toegesneden op de behoeften van meer en diverse doelgroepen. Verder biedt het niet enkel ruimte aan het curriculum-gebonden taalonderwijs, maar ook aan extra-curriculaire cursussen. Het werkt met aangepaste niveaus: elementair, basis, intermediair, advanced 1 en advanced 2 en het maakt een onderscheid tussen 'general purpose' en 'special purpose' onderwijs. Het akkoord biedt de mogelijkheid om de ervaring van het Leuvense Instituut voor Levende Talen te valoriseren. In de regio Brussel zal de kwaliteit van het aan het ILT ontworpen en uitgeteste taalonderwijs via het Universitair Talencentrum een grote uitstraling krijgen. Het zal het aanbod aan de K.U.Brussel inspireren en versterken. Overigens schept het akkoord de mogelijkheid om het Leuvense model te introduceren in een gebied waar er duidelijk nood is aan onderwijs op universitair niveau van de moderne talen. Het akkoord legt verder de basis van een innoverend taalonderwijs, dat toegesneden is op de behoeften van talrijke stevig gespecialiseerde buitenlanders, die niet aan het werk raken vanwege hun taalonvermogen. De samenwerking met het ILT moet kunnen bijdragen aan het imago van de K.U.Brussel. Structuur van de ILT-taalleergangen en aantal studenten Faculteiten Talen ETEW Duits-Engels-Frans Rechtsgeleerdheid Duits-Engels-Frans Sociale Wetenschappen Duits-Engels-Frans-Nederlands Letteren Arabisch-Bulgaars-Chinees-Japans-TsjechischNederlands-Deens-Noors-Pools-Russisch-Zweeds Geneeskunde Engels Voorbereidend Instituut Nederlands ILT 2 Nederlands voor Anderstaligen ILT 2: vrije studenten Bulgaars-Deens-Kiswahili-Noors-Pools-Nederlandse taalbeheersing-Tsjechisch-Zweeds KULAK Frans-Engels-Duits
Aantal 2 511 946 994 616 36 12 1 722 202 272
Het Steunpunt WAV (Werkgelegenheid, Arbeid en Vorming) is gestart in 1991 als een samenwerkingsinitiatief tussen de afdeling Arbeids- en Organisatiesociologie (Departement Sociologie), het Centrum voor Economische Studiën en de sector Arbeid, HIVA. Vanaf 2001 is het een interuniversitair Samenwerkingsverband (K.U.Leuven, UG, UA (UFSIA)) dat via de Vlaamse Regering decretaal wordt gefinancierd.
4. Steunpunt WAV
Het Steunpunt WAV is opgericht om logistieke en wetenschappelijke ondersteuning te bieden aan onderzoekers en beleidsmedewerkers die werkzaam zijn rond thema’s als werkgelegenheid, werkloosheid, arbeidsverhoudingen, vorming, aansluiting onderwijsarbeidsmarkt. In het kader van het VIONA-programma (Vlaamse Regering) zorgt het Steunpunt voor: Interfacultaire instituten
147
-
de informering en documentering over ontwikkelingen op de arbeidsmarkt; de netwerkvorming met arbeidsmarktonderzoekers en de brede valorisatie van wetenschappelijk arbeidsmarktonderzoek via de publicatie van het trimesteriële tijdschrift ‘Nieuwsbrief Steunpunt WAV’; de monitoring en rapportering van trends en evoluties op de arbeidsmarkt (zie Jaarboek over de Arbeidsmarkt); de netwerkvorming met Vlaamse statistiekadministraties.
In opdracht van de federale overheid organiseert het gebruikersgroepen met federale statistiekadministraties en is het betrokken bij samenwerkingsprojecten met diverse federale statistiekinstellingen rond verbetering van en betere valorisatie van de bestaande statistische gegevens (Agora-programma). De specificiteit van het Steunpunt ligt in de intermediaire rol die het speelt als communicatieschakel tussen onderzoekers en medewerkers van overheidsdiensten en administraties die statistische gegevens over de arbeidsmarkt verzamelen. Vanuit deze rol als intermediair contactpunt heeft het Steunpunt een internet informatielijn (www.steunpuntwav.be) uitgewerkt rond arbeidsmarktgegevens. Wie op zoek is naar arbeidsmarktcijfers of literatuur rond arbeidsmarkt of arbeidsverhoudingen vindt daar zijn gading. Het Steunpunt WAV telt 12 VTE wetenschappelijke stafleden en 4 VTE ATP leden. Het jaarlijks beschikbaar budget bedraagt ongeveer 30 mio BEF. Per jaar worden 3 nieuwsbrieven, 6 jaarboeken (1 Vlaanderen, 5 provinciale) en verscheidene thematische dossiers gepubliceerd. Alternerend richt het Steunpunt jaarlijks een Arbeidsmarktonderzoekersdag of Arbeidsmarktstatistiekdag in.
5. Universitair Centrum voor Statistiek
Het Universitair Centrum voor Statistiek (UCS) is in het academiejaar 1988-1989 gestart als samenwerkingsverband tussen onderzoekseenheden die bedrijvig zijn op het gebied van zuivere en toegepaste statistiek. Momenteel zijn ZAP en AAP/BAP-leden van 15 onderzoekseenheden uit alle faculteiten van Leuven en Kortrijk en Ludit bij de activiteiten betrokken. De stuurgroep bestaat uit 34 leden. Volgende activiteiten worden ontplooid : - International Study Program in Statistics (ISPS), een postgraduaat opleiding met 25 inschrijvingen in academiejaar 1999-2000. In het voorjaar van 2000 kwamen naast 6 doctoraatstudenten ook 6 Griekse studenten het programma volgen. - Interne dienstverlening aan de Universitaire gemeenschap : - 21 kortlopende cursussen statistiek en gegevensverwerking met gemiddeld 20 deelnemers; - interne consulting bij 12 onderzoeksgroepen uit diverse faculteiten; - hulpverlening bij statistische verwerking door centrale diensten. - Er werden 3 statistische onderzoeksseminaries georganiseerd. - Externe dienstverlening: - externe consulting voor 5 grootschalige projecten; - 12 kortlopende cursussen binnen bedrijven. - Contractonderzoek
6. LUCAS
In 1988 is LUCAS opgericht als een Samenwerkingsverband tussen de K.U.Leuven en Caritas Catholica Vlaanderen. De opdracht van dit centrum bestaat uit onderzoek, vorming en dienstverlening in de gezondheidszorg, de welzijnszorg en de internationale solidariteit. LUCAS behandelt een grote diversiteit aan onderzoeksthema’s, speelt in op de actualiteit en op het beleid in de sectoren waartoe het zich richt. Dit sluit niet uit dat er ook een grote specialisatie aanwezig is in enkele prioritaire onderzoekslijnen: de zorg voor (dementerende) ouderen, de zorg voor ernstige en langdurig psychisch zieken, kwaliteitszorg en de jeugdzorg. De werking van LUCAS wordt gefinancierd door middel van een jaarlijkse basisfinanciering ten bedrage van 4 mio, ingebracht door beide partners in het samenwerkingsverband. De basisfinanciering werd in 2000 aangevuld met 11,3 mio projectfinanciering door externe opdrachtgevers. De basisequipe bestond in 2000 uit de directeur, de coördinator, een projectleider, een administratieve medewerker en zes wetenschappelijke medewerkers met een contract van bepaalde duur.
148
Katholieke Universiteit Leuven
De belangrijkste thema’s in de werking van 2000 waren: de informele thuiszorg voor personen met langdurige psychische problemen en voor dementerende ouderen, de relatie hulpverlener-bewoner in Beschut Wonen in de Geestelijke Gezondheidszorg, case-onderzoek en case-management in de bijzondere jeugdzorg, de ontwikkeling van een instrument voor de inspectie in de Welzijnsvoorzieningen, de vrijheidsbeperking in de Bijzondere Jeugdzorg en in de Gehandicaptenzorg. Hoewel het onderzoek van LUCAS in eerste instantie gericht is op de actualiteit in de Vlaamse Gezondheids- en Welzijnszorgsectoren, wordt het ook in toenemende mate getoetst aan internationale wetenschappelijke kwaliteitscriteria. Dit komt tot uiting in de internationale publicaties en presentaties. In 2000 verschenen 18 publicaties in tijdschriften en boeken en 11 rapporten. Er werden 19 voordrachten gepresenteerd in Vlaanderen en 20 in internationale congressen. Een volledig overzicht wordt geboden in het activiteitenverslag 2000. LUCAS was in 2000 actief betrokken in een internationaal BIOMED-project over ‘de ethiek van de deïnstitutionalisering in de geestelijke gezondheidszorg’. Naast vele voordrachten verleenden de stafmedewerkers van LUCAS in 2000 hun medewerking aan vormings- en bijscholingsprogramma’s, ingericht door derden zoals: een programma over ‘het opstellen en verwerken van schriftelijke vragenlijsten’ georganiseerd door VOCA en opleiding van intake- en voordeurteams in de Nederlandse Geestelijke Gezondheidszorg. Op het domein van wetenschappelijke dienstverlening werd in 2000 onder andere een schaal ontwikkeld voor de beoordeling van psychische afhankelijkheid in het kader van de zorgverzekering, een tevredenheidsvragenlijst in opdracht van en in samenwerking met het Beschut Wonen initiatief Pro Mente en zetelt LUCAS in de Provinciale Adviesraad Thuiszorg Oost-Vlaanderen. Het Overlegcentrum voor Christelijke Ethiek, dat in internationale context actief is onder de naam European Centre for Ethics, is een interfacultair en interuniversitair centrum dat in 1989 opgericht werd door toenmalige rector R. Dillemans en Mgr. G. Maertens, die het voorzitterschap waarnam. Met de oprichting van het Overlegcentrum stimuleerde de academische overheid de samenwerking tussen onderzoekers die elk vanuit hun eigen vakgebied maar vanuit dezelfde ethische bekommernis deelaspecten van maatschappelijke problemen bestuderen. De huidige voorzitter is professor H. De Dijn. De eerste directeur van het Overlegcentrum, professor Johan Verstraeten, droeg in oktober 2000 na meer dan tien jaar inzet de directeursfunctie over aan professor Bart Pattyn.
7. Overlegcentrum voor Christelijke Ethiek
Het Overlegcentrum voor Christelijke Ethiek (European Centre for Ethics) staat in voor de bezoldiging van 2,8 eenheden van het personeel. Het kan hiervoor een beroep doen op de Amici Almae Matris en de Cera-holding (project Media-Ethiek). Conform zijn initiële opdracht concentreert het Overlegcentrum zich in eerste instantie op de uitbouw van interdisciplinaire dialoog over ethische en maatschappelijk relevante onderwerpen en het betrekt daarbij uitdrukkelijk niet-ethici. Op de halfjaarlijkse Algemene Vergadering van ethici van de K.U.Leuven, UFSIA, K.U.Brussel, K.U.Brabant, K.U.Nijmegen en V.U. Amsterdam wordt samen met niet-ethici (doorgaans academici die speciale kennis hebben over het te bespreken onderwerp) overleg gepleegd over actuele ethische onderwerpen. In 2000 waren de thema’s: Vredesonderzoek en Vredesethiek aan de K.U.Leuven (maart 2000) en De toekomst van het christelijk karakter van onze universiteit (oktober 2000). Het Overlegcentrum staat in voor de coördinatie van interdisciplinaire ad hoc werkgroepen waarin wordt overlegd over actuele en maatschappelijk relevante thema’s. Met dit initiatief wil het Overlegcentrum de K.U.Leuven accuraat laten reageren op thema’s die om een ethische commentaar vragen. In 2000 waren er twee werkgroepen actief: een werkgroep over Extreem-Rechts en een werkgroep over De taak van een publieke omroep en de ontwikkeling van de media in Vlaanderen. Beide werkgroepen zetten hun activiteiten verder in 2001. Samen met de Dienst Onderzoekscoördinatie heeft het Overlegcentrum in het Feestjaar Interfacultaire instituten
149
575 jaar Universiteit de reeks initiatieven over Wetenschap en Ethiek begeleid. In oktober 2000 werd - met de steun van de Ceraholding - een onderzoeksproject opgestart: De ethische consequenties van een marketinggedreven mediabeleid. Een halftijds wetenschappelijk medewerker onderzoekt hoe media-marketing in het licht van filosofisch-ethische en sociologische bevindingen kan worden geëvalueerd. Het Overlegcentrum stimuleert zeer sterk de academische reflectie over ethiek, burgerzin en engagement. Het brengt deze theoretische inzichten over naar het brede maatschappelijke en politieke middenveld door de publicatie ervan in het eigen tijdschrift Ethische Perspectieven en door het organiseren van studiedagen over deze thema’s. Het tijdschrift Ethische Perspectieven bevat, naast artikelen, informatie over allerhande wetenschappelijke onderzoeksprojecten, publicaties en colloquia die betrekking hebben op toegepaste ethiek. Het is tevens het communicatiemedium van de centra en onderzoekseenheden van de verschillende centra voor ethiek. Voor een breed publiek organiseert het Overlegcentrum ieder jaar alternerend de Multatuli-lezing en de Politeia Conferentie. In mei 2000 handelde de Politeia Conferentie over Moderne media en sociale dialoog. Tot de voornaamste sprekers behoorden o.m. Zygmunt Bauman, Elihu Katz, Ernesto Laclau en Johan Galtung. In november 2000 organiseerde het Overlegcentrum, in samenwerking met het Erasmus Institute (Notre Dame University, USA) en de Radboudstichting een internationale conferentie over Catholic Intellectual Traditions in the Humanities and the Social Sciences. Tijdens dit congres werd de specificiteit van de katholieke hermeneutische achtergrond belicht en dit voornamelijk op het domein van de literatuurwetenschap, de psychologie, de sociale wetenschappen en de politieke filosofie. Op de vooravond van deze conferentie organiseerde het Overlegcentrum, samen met de leerstoel Mgr. A. Dondeyne en de Radboudstichting een pre-conferentie over Waardevorming aan een christelijke universiteit. Het Overlegcentrum voor Christelijke Ethiek/European Centre for Ethics speelt ook op internationaal vlak een rol in het onderzoek en het onderwijs inzake ethiek. Dat gebeurt door de publicatie van Ethical Perspectives - een internationaal gereviewd tijdschrijft dat tevens fungeert als Journal of the European Ethics Network. In Ethical Perspectives worden onder meer de referaten gepubliceerd van de internationaal gerenommeerde sprekers op de bovengenoemde conferenties. Het tijdschrift zorgt er ook voor dat een aantal uitsluitend in het Nederlands gepubliceerde maar toonaangevende artikelen op het gebied van de ethiek in het Engels vertaald worden waardoor zij voor een nietNederlandstalig publiek toegankelijk worden. Het Overlegcentrum heeft ook in 2000 intensief bijgedragen tot het ondersteunen en uitbouwen van de studierichtingen Aanvullende Studies in de Toegepaste Ethiek en de Complementary Studies in Applied Ethics. De coördinatie en de administratie van deze programma’s gebeurt binnen het Overlegcentrum. Alhoewel het Overlegcentrum zelf geen onderwijsbevoegdheid heeft, verleent het -met steun van het Socrates/Erasmusprogramma van de Europese Commissie - substantiële assistentie bij de uitbouw van het bestaande Engelstalige programma tot een European Master’s Degree in Applied Ethics. Bij dit project zijn 13 Europese partneruniversiteiten betrokken.
150
Katholieke Universiteit Leuven
Universitaire ziekenhuizen In het jaar 2000 heeft het veranderingsproject dat recentelijk (1998) werd gestart binnen de U.Z. Leuven verder gestalte gekregen. Dit veranderingsproject was noodzakelijk omwille van het duidelijk stagneren van de groei van activiteit, het steeds strakker financieel keurslijf vanwege de overheid en de vaststelling dat de interne bestuursorganisatie onvoldoende uitgewerkt was, om in een sterk en snel veranderend gezondheidszorglandschap een sterke positie te kunnen behouden en verder uit te bouwen. Na het realiseren van enkele concrete verbeteringsideeën, met een positieve impact op het resultaat van de U.Z. Leuven, werd verder werk gemaakt van het bewerkstelligen van meer ambitieuze veranderingen op het niveau van de dienstverlening en de productiviteit van de verschillende diensten. Inzake het ontwikkelen van een meer optimale bestuursvorm werden in de loop van 2000 belangrijke beslissingen genomen en stapsgewijs geïmplementeerd. Basisuitgangspunt hierbij was het responsabiliseren en decentraliseren naar de verschillende operationele entiteiten toe. De optimalisatie van de dienstwerking moet prioritair worden uitgevoerd bij het introduceren van de vernieuwde organisatiestructuur. In die zin werd als resultaat van een intensief overleg tussen een delegatie van de Raad van Medische Diensthoofden, de Medische Raad en de Directie een tekst 'Werking van de Medische Dienst' goedgekeurd, waar naast de bevoegdheden van het medisch diensthoofd, tal van richtlijnen en principes worden geformuleerd als leidraad bij de goede werking van een medische dienst.
1. Organisatorische aangelegenheden
Tevens werd in de loop van 2000 beslist over te gaan tot het clusteren van diensten in divisies. In die zin werden elf divisies opgericht. Bij de samenstelling van de divisies werd gestreefd die diensten samen te brengen, die maximaal met elkaar interageren, zodanig dat de divisieoverschrijdende interacties tot een minimum kunnen beperkt blijven: Vrouw en Kind, Geestelijke Gezondheidszorg, Hoofd-Hals-Neuro, Algemeen Heelkundige Aandoeningen, Revalidatie, Thorax, Algemeen Geneeskundige Aandoeningen, Abdomen, Oncologische Aandoeningen, Kritische Diensten, MedischDiagnostische Diensten. De implementatie van de divisiestructuur zal gefaseerd verlopen. In een eerste fase (maart-april 2000) werd gestart met de uitbouw van drie 'piloot' divisies: Thorax, Abdomen en Vrouw en Kind. Een divisie wordt bestuurd door een divisieraad, waarin naast de diensthoofden van de samenstellende diensten, de klinisch directeur, de administratief manager en de verpleegkundig manager zetelen. De administratief manager staat onder leiding van de klinisch directeur in voor het financieel, economisch en logistiek management van de divisie en biedt tevens ondersteuning voor de diensthoofden van de diensten die deel uitmaken van de divisie. Zodoende zijn de klinisch directeurs de verbindingslijn tussen de divisies en hun samenstellende diensten en de directie, zodat bestuursdaden sneller en efficiënter kunnen gesteld worden en zodat de communicatie tussen directie en divisies en hun samenstellende diensten optimaler kan verlopen. De hierboven geschetste herstructurering is geïnspireerd op een nieuwe strategische visie op de toekomst die de opdracht als topreferentiecentrum rond patiëntenzorg, opleiding en onderzoek moet veilig stellen. Een vrij volledig aanbod in de topklinische zorg (type C) en de expertzorg (type B) wordt nagestreefd naast een consolidatie van de basiszorg (type A) in de regio Leuven. De universitaire ziekenhuizen willen hun innoverende rol in functie van een beter welzijn van de patiënten ten volle opnemen.
2. Strategisch beleid
In de loop van 2000 werd in deze optiek verder gestalte gegeven aan het Zorgstrategisch Plan voor de U.Z. Leuven, dit in het kader van de VIPA-procedure (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden). Dit zorgstrategisch plan beoogt het aantal hospitaliserende campussen naar twee terug te brengen met enerzijds campus Gasthuisberg als hoogtechnologisch centrum voor acute zorgen en anderzijds campus Pellenberg in zijn unieke omgeving voor revalidatie. Universitaire ziekenhuizen
151
Campus Lubbeek zal eerder geheroriënteerd worden naar ambulante satellietfuncties voor aanvullende dienstverlening in de basiszorg en in meer geïndividualiseerde zorgsystemen met specifieke focus. Deze decentrale satellieten kunnen mogelijks een rol spelen in het opzetten van zorgcircuits met andere zorgverstrekkers in de regio. Het is de bedoeling dat deze evolutie naar een concentratie op bovenvermelde twee campussen zou gebeuren door een verschuiving van de oudste infrastructuur van Gasthuisberg fase I naar een nieuwbouw fase IV en een herconditionering van de oude fase I naar een nieuw ambulant centrum. In de loop van 2000 werden de krijtlijnen uitgestippeld voor de netwerkvorming voor de U.Z. Leuven. Het is de bedoeling om via dit netwerk een wezenlijke bijdrage te leveren tot de realisatie van: - een toegankelijk en hoogkwalitatief aanbod van patiëntenzorg in Vlaanderen, volgens de principes van multidisciplinaire, transmurale samenwerking en van onderlinge taakafspraken; - de creatie van een platform voor hoogkwalitatieve opleiding van studenten en geneesheer-assistenten in opleiding, en voor postgraduate vorming; - de verdere uitbouw van internationaal gewaardeerd wetenschappelijk onderzoek door een doorgedreven integratie tussen fundamenteel en toegepast onderzoek en een samenwerking tussen U.Z. Leuven en de netwerkziekenhuizen; - de benutting van opportuniteiten voor samenwerking op het vlak van administratieflogistiek management; - de ontwikkeling van een integrale en innovatieve visie op de structurering en financiering van de gezondheidszorg.
3. Financiële situatie en activiteitsgegevens
Het bedrijfsresultaat verbetert in 1999 t.o.v. 1998 vooral als gevolg van een verbetering binnen Gasthuisberg (322) met een positief bedrijfsresultaat van 365 mio BEF, dit is bijna 470 mio BEF beter dan vorig jaar 1998. Dit verbeterde resultaat is het gevolg van bedrijfsopbrengsten die stijgen met 7% waar anderzijds de bedrijfskostenstijging beperkt blijft tot 4%. De verbeterde verpleegdagprijsinkomsten (plus 518 mio Bef), de stijging van de honoraria (plus 191 mio BEF) en de gestegen facturatie van geneesmiddelen (plus 285 mio BEF) zijn in 1999 de belangrijkste kenmerken aan opbrengstenzijde. Aan de kostenkant is de stijging vooral te noteren bij de bezoldigingen (plus 301 mio BEF) en bij de voorzieningen en afschrijvingen (plus 252 mio BEF) vooral als gevolg van het in Gasthuisberg (322) geprovisioneerde verlies van Sint Pieter (060). In november 1999 keurde het Beheerscomité een plan goed waarbij door middel van reconversie beddenafbouw en beddentransfer tussen verschillende exploitaties binnen de U.Z. Leuven voorzien werd in een bijkomende beddenvermindering voor de U.Z. Leuven met 70 bedden. In die optiek werd de beddencapaciteit voor het geheel van de U.Z. Leuven gereduceerd tot 1 927 bedden. De dalende activiteitstrend voor hospitalisatie in 1999 (5%) werd, vooral in het laatste kwartaal van 2000 omgebogen. De gemiddelde verblijfsduur bedraagt voor het geheel van alle opnamen 8,5 dagen binnen de U.Z. Leuven. Het aantal raadplegingen blijft stabiel rond 560 000, met een lichte stijging voor het laatste kwartaal van 2000. Zoals voorgaande jaren, blijft er een stijging op het vlak van daghospitalisatie (in 2000, 72 500 daghospitalisaties versus 69 000 in 1999).
152
Katholieke Universiteit Leuven