0
ouder met jong
kraanvogelnest
Kansen voor Kraanvogel als broedvogel in de Deurnsche Peel en Mariapeel
paar met kuikens
1
Colofon Tekst en foto’s: H. Feenstra, tenzij anders vermeld Illustratie kraanvogel: Martin Brandsma Drukwerk: in PDF Wijze van citeren: Feenstra H. Kansen voor kraanvogel als broedvogel in de Deurnsche Peel en Mariapeel. Bureau Vogelinventarisatie De Kraanvogel 2015/01 Fochteloo. Dit rapport is samengesteld in opdracht van Staatsbosbeheer. Foto omslag groot: Wakende kraanvogel in het broedgebied Fochteloërveen 2014
2
Inhoud:
1. Inleiding pagina 3
2. Deurnsche Peel en Mariapeel pagina 4
3. Methode pagina 5
4. Toename van broedparen in Duitsland en Nederland pagina 6
5. Hoe ziet een broedplaats van kraanvogels eruit? pagina 8
6. Mogelijke broedplaatsen in de Deurnsche Peel en Mariapeel in 2015 pagina 10
7. Mogelijke broedplaatsen na de inrichting in 2019 pagina 12
8. De hotspot voor kraanvogels in Nederland tijdens de trek is hier pagina 15
9. Samenvatting pagina 17
10. Literatuur pagina 19
3
1. Inleiding In Nederland broedde in 2001 voor het eerst sinds mensenheugenis een paar kraanvogels in het Fochteloërveen. De dichtstbijzijnde broedplaats, met meerdere broedparen, ligt op 150 km afstand in de Diepholzermoorniederung in Duitsland. In Duitsland is de kraanvogel afgelopen decennia toegenomen. De populatie in Nederland groeit en profiteert van de vernatting en nieuwe robuuste natuurgebieden. Vooral uitgestrekte hoogveengebieden zijn in trek. Tot op heden is de kraanvogel in de Deurnsche Peel en Mariapeel alleen nog trekvogel. Het gebied ligt op de trekroute van kraanvogels en de Deurnsche Peel is een belangrijk wetland. Op de plassen wordt geslapen en kraanvogels gebruiken de graslandpercelen tussen de Deurnsche Peel en Helenavaart als verzamelplaats. Doortrekkers komen er aan de grond om te eten of te rusten. Daarnaast wordt buiten het veen op vaste plekken op grasland en maïsstoppel gegeten. Omdat de populatie in Europa groeit, wordt de betekenis van de Deurnsche Peel naar verwachting groter. In de Deurnsche Peel en Mariapeel wordt hard gewerkt aan hoogveenherstel. Om dit unieke hoogveen te herstellen, is het belangrijk om een stabiel waterpeil te krijgen in de natuurgebieden. In het kader van Life+ Peelvenen wordt in de periode 2012-2018 gewerkt om deze opgave te realiseren. Er komt alleen water in de Peel als het regent en hopelijk na de inrichting ook door het grondwater. Na de uitvoering van de werkzaamheden zal het regenwater beter worden vastgehouden, doordat kades worden aangelegd en watergangen worden verondiept of afgedamd. Daardoor wordt de Peel natter en daarmee aantrekkelijk voor kraanvogels, zowel doortrekkers als (potentiële) broedparen. Staatsbosbeheer wil graag weten wat de kansen zijn voor de kraanvogel als broedvogel in de Deurnsche Peel en Mariapeel met de huidige recreatieve inrichting. Dit rapport maakt hiervan een inschatting.
Rustig foerageergebied dat grenst aan het hoogveen is belangrijk voor een broedpaar kraanvogel. Fochteloërveen mei 2012.
4
2. Deurnsche Peel en Mariapeel Het gebied bestaat uit de drie deelgebieden: Deurnsche Peel, Mariapeel en Grauwveen die samen een vrijwel aaneengesloten Natura2000 gebied vormen. Net als de Groote Peel zijn het restanten van een uitgestrekt oerlandschap van levend hoogveen. In een groot deel van deze Peelrestanten is nog slechts een dunne restveenlaag aanwezig. De Deurnsche Peel is het Brabantse deel van het gebied. Hier is tot in de jaren zeventig turf gewonnen, de sporen ervan zijn nog zichtbaar. De Mariapeel (Limburg) bestaat uit drie complexen: de Horster Driehoek, de Driehonderd Bunders en het Mariaveen. Dit gebied kenmerkt zich door een rijke afwisseling. Na herstelmaatregelen in de jaren negentig herstelt het hoogveen zich langzaam. In sommige oude turfputten in het Mariaveen zijn goed ontwikkelde hoogveenvegetaties te vinden. Het Grauwveen is een oud natuurreservaat in landbouwgebied. Een aantal akkers, die grenzen aan het Grauwveen en de percelen tussen Grauwveen en Horster Driehoek worden ingericht als natuur. Het Grauwveen ligt noordelijk van het de Horster Driehoek en is grotendeels dichtgegroeid met berken, net als aanzienlijke delen van de Driehonderd Bunders en de Horster Driehoek. De totale oppervlakte van het Natura 2000-gebied beslaat 2.736 ha. Enkele kleine deelgebieden staan niet op de kaart. Natura 2000 is een Europees ecologisch netwerk van natuurgebieden waarmee bijzondere natuur van Europa wordt veilig gesteld. Elk Natura 2000-gebied heeft instandhoudingsdoelstellingen en kernopgaven. Met een dergelijk doelstelling wordt duidelijk hoeveel geschikt leefgebied er beschikbaar moet blijven, of hersteld moet worden. De kraanvogel is een kwetsbare kwalificerende niet-broedvogel in Nederland. Eén van de kernopgaven is herstel van grote veengebieden met voldoende rust, onder ander voor deze bijzondere vogel.
Grauwveen
Horster Driehoek
Driehonderd Bunders
Deurnsche Peel Mariapeel
Mariaveen
Toponiemen Deurnsche Peel en Mariapeel (kaart van Staatsbosbeheer).
5
3. Methode Op 18 december 2014 was de startbijeenkomst in het buitencentrum van de Groote Peel. Aanwezig waren: boswachter ecologie en monitoring J. Smits, recreatieboswachter P. Zegers en drie lokale vogelaars: J. Peeters, H. P. Uebelgunn en M. van Rijswick. Met behulp van gedetailleerde kaarten met compartimentering, streefpeilen, zonering, recreatie, enzovoort is het gebied besproken. Veldwerk Op 30 december is de Mariapeel lopend bezocht en doorkruist. Dezelfde avond ben ik bij kraanvogelliefhebber M. van Rijswick geweest. Op luchtfoto’s hebben we de slaap- en foerageerplaatsen van kraanvogels bekeken van de Pelen. Op 31 december is Grauwveen en een deel van de Deurnsche Peel bezocht. Op 17 januari is de rest van de Deurnsche Peel bekeken en zijn enkele insteken in het gebied gemaakt. Op het oog geschikte slaap-, broed- en foerageerplaatsen zijn ingetekend op kaartmateriaal van 1:25.000.
Luchtopname van de Deurnsche Peel. K. van de Mortel.
6
4. Toename van broedparen in Duitsland en Nederland Kraanvogels zijn in vorige eeuwen in Europa op veel plaatsen verdwenen door menselijk toedoen. In Duitsland nam de stand af tot minder dan 600 broedparen in de zestiger jaren van de vorige eeuw. In de zeventiger jaren kwam de omslag. De bescherming werd beter en kraanvogels hebben zich enigszins aangepast aan menselijke activiteiten. De Duitse broedpopulatie bestond in 1993 uit 1.960 paren. In 2013 zijn het er minstens 8.460 paar (Boldt 2014). In Niedersachsen waren in 1975 nog negen broedplaatsen over; rond 1985 was er sprake van een toename en in 2008 ging het om 650 paren (Krüger et al. 2014). De toename zette zich verder door en resulteerde in een aantal van 800 paren in 2013. De Diepholzermoorniederung ligt op 150 kilometer afstand van het Fochteloërveen, tussen Osnabrück en Bremen. In 1998 zat daar 1 paar, in 2013 is sprake van een populatie van > 40 paren (www.bund-dhm.de). Afgelopen decennium vestigden zich paren in hoogveenrestanten in Duitsland op enkele tientallen kilometers van de Nederlandse grens. In 2014 was er een melding van een succesvol broedgeval met 2 jongen op 5 kilometer van de Twentse grens. In Nederland werd het eerste territorium opgemerkt in 1999 in het Fochteloërveen. In 2001 is er een jong uitgevlogen. In 2005 zat het eerste territoriale paar in het Dwingelderveld. In 2010 verbleef er een paar in het Korenburgerveen, (daarna geen melding meer) en in 2011 zaten er twee territoria in de Engbertsdijksvenen. In 2013 ging het in Nederland om 7 territoria: 5 in het Fochteloërveen, 1 in het Dwingelderveld en 1 in de Engbertsdijksvenen. In 2014 zijn er zekere broedgevallen vastgesteld in Drenthe, Friesland en Overijssel en 14-16 territoria: 9 in het Fochteloërveen, 1 in het Dwingelderveld, 1 in de Enbertsdijksvenen (Van den Akker & Schepers, 2014) 2-3 in het Aamsveen, Witte Veen en Haaksbergerveen (Rosenbrand en Van den Akker 2014) en 1-2 in Brabant. In West-Brabant zou een nest met een vervormd ei zijn gevonden en in Oost-Brabant is een territoriaal paar vastgesteld (Sovon-nieuws 4. 2014). De nestvondst in West-Brabant heb ik nagetrokken; deze klopt niet. Wel zijn er waarnemingen van een paar in het broedseizoen. Territoriale paren in nieuwe gebieden zijn niet altijd honkvast. Er is dus voorzichtigheid geboden met het interpreteren van deze nieuwe territoria in Twente en Brabant. Als kraanvogels eenmaal gebroed hebben, zijn het trouwe blijvers en wordt het tellen een stuk makkelijker. In het Fochteloërveen, Dwingelderveld en Engbertsdijksvenen begon het met territoriale paren. Na de vestiging kan het jaren duren voordat er wordt gebroed. In het Fochteloërveen zat in 1999 een territorium en werd in 2001 gebroed. Het paar dat in 2005 en 2006 in het Dwingelderveld zat, deed in 2007 de eerste broedpoging. Dit legsel mislukte, vermoedelijk omdat er geregeld mensen in het veld liepen. Vervolgens liet het paar het Dwingelderveld links liggen en vestigde zich in het Fochteloërveen. Het duurde daarna tot 2011 voordat er weer een paar broedde in het Dwingelderveld (gegevens Joop Kleine, Ronald Popken). Er is uitwisseling tussen het Fochteloërveen en het Dwingelderveld en waarschijnlijk ook tussen Dwingelderveld en de Engbertsdijksvenen.
7 In de Engbertsdijksvenen zaten in 2011 onverwacht 2 paar territoriale kraanvogels (mogelijk was een paar afkomstig uit het Korenburgerveen). In 2012 en 2013 had 1 paar kraanvogels een territorium in het gebied, maar kon nestbouw en eileg niet worden vastgesteld. In 2014 was het raak, want op 31 mei werd een nest gevonden met hierin resten van eischalen (mislukt legsel). In het Fochteloërveen zijn 29 kuikens vliegvlug geworden tussen 2001-2014. In het Dwingelderveld gaat het om 4 vliegvlugge kuikens tussen 2011-2014. Het aantal paren in het Fochteloërveen neemt toe, maar het gemiddelde aantal jongen dat groot wordt per broedpaar, neemt af. Verder valt op dat het gebied belangrijker wordt voor groepjes vrijgezellen. In 2014 zat er een groep van 17 vogels. Uit deze pubergroep ontstaan weer nieuwe paren. Het totaal aantal kraanvogels neemt daardoor verder toe.
Pubergroep op grasland in Fochteloo in mei 2014.
8
5. Hoe ziet een broedplaats van kraanvogels eruit? In open natte heide- of hoogveengebieden in het dichtbevolkte Nederland, is enkele honderden hectares aaneengesloten rustgebied nodig voor een broedpaar kraanvogels. Hoe groter het rustgebied, des te beter. Het Fochteloërveen is daar een goed voorbeeld van. In een rustig halfopen gebied met houtwallen en bosjes kan een klein ven soms al volstaan als broedplaats. Als grondbroeder zijn kraanvogels kwetsbaar voor predatoren als vos en wild zwijn. Ze bouwen het nest daarom op een veilige plek die moeilijk bereikbaar is. Nestplaatsen liggen in kniediep water (ca. 50 cm); dit verklaart de voorkeur voor natte hoogveengebieden in Nederland. Het is van belang dat er vegetatie staat of dat er een eilandje is waarop een nest kan worden gebouwd. In februari en maart foerageren paren kraanvogels vooral op maïsstoppel en grasland, bij voorkeur in halfopen gebied, op korte afstand tot maximaal een paar kilometer van de broedplaats. In maart of april wordt een nest gebouwd. Het nestmateriaal wordt in de omgeving van de nestlocatie verzameld. Nieuwe paren starten vaak later met de eileg, in april of mei. Meestal worden er 2 eieren gelegd die na een maand broeden uitkomen. Het menu is divers. Ouders voeren de jongen vooral met allerlei insecten, als wormen, kevers, muggen en libellen. Ook kikkers, muizen, reptielen, graszaden, granen, aardappels, enzovoort staan op het menu. De eerste week blijft de kraanvogelfamilie in de buurt van het nest, daarna worden de omzwervingen groter. Ouders met kuikens bezoeken graag extensief grasland met ruigtekruiden, maar ook akkers of slootranden met ruigtekruiden buiten het veen. In het Fochteloërveen blijven paren met jongen op 400-550 meter afstand van de grote uitkijktoren, fiets- en wandelpaden in het vrijwel boomloze deel van het gebied (Feenstra 2010). Het duurt 11 weken voordat de jongen goed kunnen vliegen. De tijd van nestbouw tot vliegvlug worden duurt 4 maanden, als alles goed gaat. Met een nalegsel wordt de periode een paar weken verlengd. Broedparen kraanvogels maken intensief gebruik van de broedplaats in de periode februari tot en met augustus. Het activiteitsgebied van een paar met niet vliegvlugge kuikens varieert van enkele tientallen tot meer dan honderd hectare. De diversiteit in een broedgebied bepaalt in sterke mate de beschikbaarheid van eten en daarmee het terreingebruik. Daarnaast speelt de mate van verstoring een rol. Op een ven in landbouwgebied met grasland, akkers, ruigte en bos voldeed een gebied van 30-50 hectare in 2003-2006 (Feenstra 2006). Drie paar kraanvogels met kuikens die intensief zijn gevolgd in het vrij open Fochteloërveen in 2010, gebruikten gemiddeld ca. 65 ha hoogveen met heide (Feenstra 2010). Bij drie paar met een combinatie van hoogveen met opslag van bomen en extensief grasland was het territorium ca. 35 ha groot (Feenstra 2012). Uit een studie in het Neustädtermoor in 2011 bleek dat kraanvogels in de broedperiode vooral in nat hoogveen (42,7%) en grasland (26,5%) zaten. In de vestigingsfase werd vooral grasland gebruikt. Voor niet vliegvlugge kuikens is grasland erg belangrijk (38% gebruik, Obracay 2011). Hetzelfde beeld komt in diverse andere kraanvogelstudies naar voren.
9
Nest
Nest
Nest
Nesten van de kraanvogel in open en halfopen gebied in het Fochteloërveen
10
6. Mogelijke broedplaatsen in de Deurnsche Peel en Mariapeel in 2015 In december 2014 en januari 2015 is het natuurgebied Deurnsche Peel en Mariapeel op detailniveau bekeken. Mogelijke broed- en foerageerplaatsen voor paren met jongen zijn bezocht. Op gedetailleerde gebiedskaarten zie je al snel de knelpunten. Het gebied is versnipperd door een spoorlijn, kanalen, wegen en vooral wandel- en fietspaden. In de Mariapeel is een vrij dicht padennetwerk, in de Deurnsche Peel lopen minder paden. Vanwege de geïsoleerde ligging zijn delen niet of slecht toegankelijk, o.a. door het kanaal van Deurne. De Deurnsche Peel maakt daarom de meeste kans op broedende kraanvogels als de waterstand er verder wordt opgezet.
Wandel- en fietspaden versnipperen de hoogveengebieden Deurnsche- en Mariapeel.
11 Paren met jongen zoeken eten in het hoogveen. Het activiteitsgebied wordt groter naarmate de kuikens ouder worden. Ze foerageren graag in extensief grasland met ruigtekruiden of grasland met zeer extensieve begrazing. De hoge kruidenrijke vegetatie zorgt voor dekking waardoor kraanvogels met kuikens er nauwelijks opvallen en zich veilig voelen. Tussen de Deurnsche Peel en de Helenavaart liggen percelen met grasland die geschikt zijn als kuikenland. Een knelpunt zijn de paden die door het foerageergebied lopen o.a. over de gedempte Soeloop. Hoewel veel minder geschikt, is ook de Horster Driehoek nat en rustig en een mogelijke broedplaats. Oostelijk van de Horster Driehoek liggen percelen grasland met een natuurbestemming, maar ook hier is de aanwezigheid van paden een knelpunt. Zelfs de plas met de kolonie aalscholvers bij de Driehonderd Bunders is een mogelijke broedplaats, met geschikt kuikenland op loopafstand. Het is een besloten gebied, echter ook hier lopen wandelpaden. Kraanvogels met jongen hebben tijdens de broedtijd in open gebied een verstoringsafstand van ongeveer 500 meter. Als er in een gebied geen mensen komen, wordt de verstoringsafstand een stuk kleiner. Hetzelfde geldt in halfopen landschap en besloten gebied met veel opslag van struiken en bomen. Opslag in hoogveen is soms zelfs gewenst. Langs wandel- en fietspaden moet een strook van enkele tientallen meters opslag blijven staan, omdat de verstoringsafstand van kraanvogels hierdoor veel kleiner wordt. Broedplaatsen in het hoogveen kunnen worden open gekapt, maar zorg ervoor dat er geen verstoring komt door paden die er lopen. Tussen de broed- en foerageerplaats kan opslag worden gekapt zodat er corridors ontstaan. Dit zorgt voor meer diversiteit en vergroot de toegankelijkheid van het foerageergebied. Het verwijderen van opslag moet over een aantal jaren worden uitgesmeerd (zie kaart pagina 13). Door de vernatting verdwijnt komende jaren opslag van bomen. Vervolgens kan je in 2016 bepalen wat er aanvullend moet worden gekapt. Nu is dat lastig in te schatten, omdat je niet exact weet hoe nat het er wordt en hoeveel bos er dood gaat. Uiteindelijk streef je naar een halfopen tot open hoogveenlandschap en blijft opslag kappen ook in toekomst noodzakelijk.
Geschikt broedgebied. Januari 2015 Deurnsche Peel
Mogelijke broedplaats(en) met foerageergebied voor broedparen kraanvogels.
12
7. Mogelijke broedplaatsen na de herinrichting in 2019 Na de herinrichting neemt de geschiktheid van broedgebied voor kraanvogels in de Deurnsche Peel en Mariapeel toe, doordat het water wordt opgezet. Om de kansen voor de kraanvogel als broedvogel te vergroten moeten er primaire rustgebieden komen zonder paden. De Deurnsche Peel en Grauwveen zijn daarvoor het meest geschikt. Het is speculeren hoeveel paren er kunnen broeden, maar in de Deurnsche Peel is waarschijnlijk ruimte voor 2-3 broedparen. Met voldoende water wordt Grauwveen een interessant gebied. Kraanvogels hebben een voorkeur voor halfopen gebied met laagten. De lage delen in het bos worden na de vernatting mogelijk geschikt als broed- en opgroeigebied voor 1 paar. Het aanwezige bos zoveel mogelijk sparen. Het zorgt voor dekking en rust. Een deel van het bos sterft door de verhoging van het waterpeil en vervolgens moet je bekijken of meer opslag verwijderen nodig is. Dood hout doet leven en is een meerwaarde voor het voedselaanbod. De geplande plas kan het best tegen de bosrand aan komen te liggen, eventueel met een eilandje (of ondiep water) voor de kraanvogels om te broeden en te rusten. De braakliggende percelen met ruigtekruiden, parallel aan het zandpad zoveel mogelijk sparen. Die geven alvast een beeld hoe de droge akkers er moeten uitzien. De natte delen op de akkers groeien waarschijnlijk dicht met pitrus en wilgen en worden met voldoende water geschikt als broedplaats. De akkers aan de oost- en westzijde kunnen met graan worden ingezaaid. Na de oogst enkele stroken niet geoogst graan laten staan. Die zorgen voor dekking en eten voor de (kraan)vogels. Paren met net vliegvlugge jongen foerageren op pas geoogste percelen graan in augustus en september. Daarna wordt maïs belangrijk maar dat staat er genoeg buiten het plangebied.
In augustus en september wordt graag op graanstoppel gefoerageerd door paren met jongen.
13
In de Mariapeel zijn de Horster Driehoek en de plas met aalscholvers mogelijke broedplaatsen. Het waterpeil en de rust bepalen hoe de verdeling zal zijn. Knelpunt recreatie
2016
2. Knelpunt jacht
Inrasteren met extensief beheer Knelpunt motorcrossers
Opslag kappen met jaartal
3. Knelpunt recreatie
Knelpunt recreatie 2018
2017
Knelpunt recreatie
2016
Knelpunt jacht
2015
4.
Primair rustgebied zonder paden
1. Knelpunt recreatie
2015
Aanplant boomwal langs wandelpad met kijkscherm voor publiek
2017
Knelpunt jacht
Inrasteren met extensief beheer
Kaart met primaire rustgebieden, mogelijke broedplaatsen (1-4), knelpunten en te kappen opslag.
Door de werkzaamheden die de komende jaren worden uitgevoerd in het project Life+Peelvenen 2012-2018, wordt het gebied toegankelijker voor wandelaars en fietsers. Ook nieuwe kades trekken recreanten aan. Nieuwe wandel- en fietspaden op de overgang van veen naar landbouwgebied zorgen voor verstoring van kraanvogels en ganzen die er foerageren. Ook het open kappen van heide vergroot de verstoringsafstand. Ter vergelijking: in het Fochteloërveen vormt de kant van Assen een aandachtspunt. Door de aanleg van kades met een fietspad en het kappen van bos is de recreatiedruk hier toegenomen en is foerageergebied verloren gegaan (eigen gegevens). In de Deursche Peel speelt dit nadat de Soeloop is gedempt (gegevens M. van Rijswick). Door het grasland en de kades in de primaire rustgebieden in te rasteren wordt de inloop van publiek voorkomen en onbereikbaar voor auto’s en motoren.
14 De Groote Peel vangt momenteel de meeste recreatie op in de regio, maar ook in de Deurnsche Peel en Mariapeel is het “vrij druk” qua bezoekersaantallen. Vanwege de hoge bevolkingsdichtheid in deze regio en het promoten van de natuurgebieden, zal de drukte verder toenemen. Het is dus belangrijk om goed en duidelijk te zoneren, zodat kwetsbare soorten als de kraanvogel worden beschermd. Wanneer de Deurnsche Peel en Mariapeel natter worden met voldoende rustgebieden, dan komen er broedende kraanvogels. Na de inrichting is er waarschijnlijk ruimte voor 2-5 territoria. Dit aantal is gebaseerd op de huidige beschikbare kennis en dichtheden uit referentiegebieden in Nederland en Duitsland. Gebied: Neustädtermoor Fochteloërveen Engbertsdijksvenen Dwingelderveld
Ha en recreatiedruk: 2.000 rustig 2.500 vrij rustig 1.000 vrij rustig 1.400 vrij druk
Jaar: 2009-2014 2001-2014 2011-2014 2005-2007 & 2011-2014
Aantal territoria: 10-14 territoria 1-9 territoria 1-2 territoria 1 territorium
Tabel 1. Broedparen kraanvogels in enkele hoogveengebieden en een heidegebied (gegevens Kerrin Lehn, Peter van den Akker, Ronald Popken, Joop Kleine en eigen gegevens).
Met nadruk onderstreep ik hier nog eens het belang om primaire rustgebieden aan te wijzen. De Deurnsche Peel, inclusief het grasland en Grauwveen, zijn daar de uitgelezen plekken voor. Hier ontstaan de komende jaren geschikte broedplaatsen voor broedparen met kuikens. De recreatieve inrichting moet ten behoeve hiervan worden aangepast. Zodra er kraanvogels broeden in de primaire rustgebieden: Deurnsche Peel en Grauwveen wordt de kans op vestiging in de regio ook groter. De mogelijke broedgebieden in de Mariapeel maken meer kans, als de paden tussen het broedgebied en het grasland verdwijnen of worden verlegd. De uitdaging is het gebied zo in te delen dat kraanvogels optimaal kunnen leven en bezoekers optimaal kunnen beleven. Een andere voorwaarde is dat er in de lucht ook rust komt. De laagvliegoefeningen van Defensie in de Peel vormen in deze een knelpunt. Vanwege het geproduceerde lawaai is de reactie op helikopters sterker dan op burgerluchtvaartvliegtuigen, en de reactie op deze laatste weer sterker dan op zweefvliegtuigen. In de lucht is het verstorende effect van luchtvaartuigen in belangrijke mate gekoppeld aan de geluidsproductie, aan de gemiddelde vlieghoogte, en aan de mate waarin langs een vaste voorspelbare route wordt gevlogen. Helikopters produceren het meeste lawaai, vliegen laag, en kunnen overal opduiken (Krijgsveld et al 2008). Helikopters (en ook luchtballonnen) die laag overvliegen, zorgen voor intensieve verstoring van broedparen kraanvogels (eigen gegevens Fochteloërveen). Geregelde verstoring door helikopters zal de vestiging van de kraanvogel als broedvogel in de weg staan. In de vestigingsfase heeft geregelde intensieve verstoring van helikopters waarschijnlijk tot gevolg dat paren het gebied gaan mijden. Helikopters die laag overvliegen in de broedtijd, verjagen broedende kraanvogels van het nest en in de jongenperiode kunnen ouders en kuikens van elkaar worden gescheiden, met het risico van predatie. Enkele dagen met verstoring door een legeroefening had in najaar 2011 in het Fochteloërveen tot gevolg dat kraanvogels uitweken naar een ander gebied (eigen gegevens).
15
8. De hotspot voor kraanvogels in Nederland tijdens de trek is hier Het is aannemelijk dat de kraanvogel al eeuwen in Nederland doortrekt. Talrijke toponiemen verwijzen daar naar. Zo is het zuidoosten van Nederland met zijn omvangrijke heide- en hoogveengebieden vermoedelijk een belangrijk doortrekgebied geweest. Grootschalige ontginningen zorgden voor een afname van het aantal pleisterplaatsen in Nederland. In 1957 was het aantal plaatsen waar regelmatig kraanvogels pleisterden, gedaald naar 10-20 plaatsen in Oost-Nederland. Een decennium daarna daalde het aantal verder tot nog 5, waarvan de Groote Peel, Deurnsche Peel en Mariapeel en Strabrechtse heide de belangrijkste zijn. In de Groote Peel kwamen tussen 1955-1997 jaarlijks kraanvogels aan de grond; het gebied was daarmee de enige jaarlijks bezette pleisterplaats. Mogelijk is dat ook in de Deurnsche Peel het geval geweest. In het voorjaar wordt onregelmatiger gepleisterd met maximaal enkele honderden in de Groote Peel. Van 1953-1998 verbleven in vier najaren meer dan 1.000 pleisterende kraanvogels. Maximaal werden er 1.563 geteld in 1963 (Van Seggelen 1999). Ook de Strabrechtse Heide is een belangrijke slaapplaats voor kraanvogels. Nog steeds is het gebied tussen Eindhoven en Venlo dé kraanvogelregio bij uitstek. Na de eeuwwisseling lijkt het belang van de Deurnsche Peel en Grauwveen voor pleisterende kraanvogels te zijn toegenomen. In het najaar komen er tot duizenden kraanvogels aan de grond om te foerageren en te rusten. Momenteel is de Deurnsche Peel waarschijnlijk het belangrijkste gebied in Nederland voor trekkende kraanvogels! In 2006-2014 kwamen er al vier keer meer dan 1.000 kraanvogels aan de grond, met een maximum van 4.500 in 2006 (tabel 2). De graslandpercelen tussen Deurnsche Peel en Helenavaart worden als verzamel- en foerageerplaats gebruikt in het najaar als de kraanvogels aan de grond komen.
Deurnsche Peel voorjaar najaar 2006 4500 2007 15 2008 1 29 2009 1400 2010 2 2011 1000 2012 11 2013 80 2014 1400
Grauwveen voorjaar najaar 2006 54 2007 55 2008 34 2009 2010 2011 18 2012 22 100 2013 175 2014 11
Ysselsteyn voorjaar najaar 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
34
195 67
Tabel 2. Getelde kraanvogels aan de grond in de trektijd 2006-2014 (gegevens M. van Rijswick).
De kraanvogel is niet voor niets in al deze gebieden aangewezen als kwalificerende niet-broedvogel. Dat brengt voor de verantwoordelijke instanties de verplichting met zich mee om voldoende rustgebied te creëren voor de kraanvogel: één van de kernopgaven van Natura 2000. Echter, ook zonder deze verplichting is het een investering in de toekomst.
16
1600 1400 1200 1000 Deurnsche Peel en Mariapeel 800
Groote Peel Strabrechtse heide
600 400 200 0 2007/08
2008/09
2009/10
2010/11
2011/12
Grafiek 1. Maximum aantal kraanvogels in 2007-2012 in de kraanvogelregio van Nederland (gegevens SOVON).
Kraanvogels op grasland grenzend aan de Deurnsche Peel in november 2006. Foto M. Verbeek.
17
9. Samenvatting Sinds 2001 is de kraanvogel broedvogel in Nederland. Het Fochteloërveen is een belangrijk kerngebied voor de broedpopulatie in Nederland. In 2014 zijn er 14 territoria geteld in Friesland, Drenthe, Overijssel en voor het eerst territoria in Noord-Brabant. Tussen Eindhoven en Venlo liggen de Strabrechtse Heide, de Groote Peel, de Deurnsche Peel en Mariapeel. De regio is voor trekkende kraanvogels de hotspot van Nederland. In deze gebieden is de kraanvogel aangewezen als kwalificerende niet-broedvogel Natura 2000. Eén van de kernopgaven is herstel van grote veengebieden met voldoende rust, onder ander voor deze bijzondere vogel. De Deurnsche Peel is de laatste jaren het belangrijkste gebied in Nederland voor pleisterende kraanvogels tijdens de trek. Staatsbosbeheer wil graag weten wat de kansen zijn voor de kraanvogel als broedvogel in de Deurnsche Peel en Mariapeel. De totale oppervlakte is 2.736 ha. In de Deurnsche Peel en Mariapeel wordt momenteel gewerkt aan hoogveenherstel met het project Life+ Peelvenen, dat tussen 2012 en 2018 wordt uitgevoerd. Na de herinrichting en vernatting is de kans groot dat er kraanvogels gaan broeden. Lang kan het niet meer duren, nu de eerste territoriale paren zich “gevestigd” hebben in Noord-Brabant in 2014. De Deurnsche Peel is het meest geschikt voor kraanvogels omdat hier minder paden lopen dan in de Mariapeel. Ook Grauwveen wordt na de herinrichting een interessant gebied voor kraanvogels. Een nadeel is dat alle mogelijke broedplaatsen van kraanvogels, met geschikt kuikenfoerageergebied worden doorkruist met paden. Daarom wordt geadviseerd om twee primaire rustgebieden aan te wijzen zonder wandel- en fietspaden. Het kerngebied van de Deurnsche Peel en Grauwveen zijn hiervoor het meest geschikt na de inrichting. De kans op vestiging van broedparen kraanvogels wordt dan een stuk groter. Deze primaire rustgebieden versterken ook de kwaliteit van de pleisterplaats in de trektijd en dat is één van de kernopgaven van Natura 2000. Opslag van struiken en bomen in hoogveen is niet altijd negatief en soms zelfs gewenst. Langs wandel- en fietspaden is een strook van enkele tientallen meters opslag geschikt omdat het de verstoringafstand kleiner maakt. Broedplaatsen in het hoogveen kunnen worden open gekapt. Tussen de broed- en foerageerplaats kan opslag worden gekapt zodat er corridors ontstaan. Na het opzetten van het waterpeil neemt het aandeel bomen af. Momenteel is lastig in te schatten hoeveel opslag er verdwijnt door de vernatting, omdat het afhankelijk is van meerdere factoren. Daarom wordt voorgesteld om in 2016 te bepalen waar aanvullend moet worden gekapt voor de kraanvogel. Na het dempen van de Soeloop staan stukken grasland tussen Deurnsche Peel en Helenavaart onder water en zijn geschikt geworden als kuikenfoerageergebied. Door het grasland, de kade en een stuk hoogveen in te rasteren, met zeer extensieve begrazing, wordt inloop van publiek voorkomen. Met voldoende water wordt ook Grauwveen een interessant gebied. De lage delen in het bos worden na de vernatting mogelijk geschikt als broed- en opgroeigebied voor een paar kraanvogels. De strook met ruigtekruiden die er nu staat op de akker kan worden gespaard en is een referentie hoe het er moet gaan uitzien. De natte delen op de akker groeien dicht met pitrus met enkele wilgen en worden geschikt als broedplaats als het water er hoog genoeg staat.
18 In de Deurnsche Peel en Mariapeel is waarschijnlijk ruimte voor 2-5 territoria. Deze schatting is gebaseerd op de huidige beschikbare kennis, de voorstellen in dit rapport en dichtheden uit enkele referentiegebieden in Nederland en Duitsland. Een andere voorwaarde is dat er in de lucht ook rust komt. Luchtballonnen maar vooral helikopters die laag overvliegen, zorgen voor intensieve verstoring van broedparen kraanvogels. Geregelde verstoring door helikopters kan de vestiging van de kraanvogel als broedvogel in de weg staan.
Knelpunten – en te nemen maatregelen
Verdroging – vernatting project Life+ Peelvenen 2012-2018. Opzetten van het waterpeil in de Deurnsche peel. Gefaseerd kappen van opslag op de droge delen. Verstoring – aanwijzen van primaire rustgebieden zonder paden. Inrasteren van kades in de primaire rustgebieden. Opslag laten staan langs wandel- en fietspaden om verstoringsafstand te verkleinen. Aanplant van een boomwal bij de ijsboerderij met kijkscherm. Het luchtruim aan laten te wijzen als no flight area in het beheerplan Natura 2000. Versnippering – broed- en foerageergebied met elkaar verbinden en barrières opheffen. Verbossing – In het broedgebied Deurnsche Peel opslag in fasen verwijderen en corridors maken tussen broedgebied en grasland.
19
10.Literatuur Boldt A. 2014. Aktuelle entwicklungen beim kranichbrutbestand in Deutschland. Das Kranichjahr 2013/2014: 10-11. Feenstra 2006. Project kraanvogel in het Fochteloërveen 2006. Bureau Vogelinventarisatie De Kraanvogel 2006/6. Fochteloo. Feenstra H. 2010. Tien jaar kraanvogels in het Fochteloërveen. Bureau Vogelinventarisatie De Kraanvogel 2010/14 Fochteloo. Krijgsveld, K.L., R.R. Smits & J. van der Winden (2008). Verstoringsgevoeligheid van vogels. Update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Rapport 08-173, Bureau Waardenburg, Culemborg. Krüger, T. J. Ludwig, S. Pfützke & H. Zang (2014) Atlas der Brutvögel in Niedersachsen und Bremen 2005-2008. Obracay T. 2011. Habitat und brutplatzwahl des kranichs (grus grus) im Neustädtermoor, einem renaturierten hochmoor in der Diepholzermoorniederung Niedersachsen. Hochschule Osnabrück. Rosenbrand K. & Akker van den P. 2014. Baltsende Kraanvogels in 3 veengebieden in Oost-Twente! Ficedula 2014 (3): 28-30. Van den Akker P. & Schepers G. 2014. Territoriale Kraanvogels in de Engbertsdijksvenen in de broedseizoenen 2011-2014. Vogels in Overijssel 2014: 38-43. Van Seggelen C. 1999. Vogels van de Groote Peel: Een eeuw avifauna in een veranderend hoogveenlandschap.Stichting Natuurpublicaties Limburg. Maastricht.
Bureau Vogelinventarisatie De Kraanvogel Fochteloërveen 10, 8428 RR FOCHTELOO
[email protected]