‘Op vleugels van hoop’ – Vlaamse Diaconale Dag / VPKB Graanmarktkerk (Brussel), zaterdag, 7 februari 2015 /// JJdeL
Kansen voor kleine kerken 1 1.1
Ter inleiding In een geest van nuchterheid en vanzelfsprekendheid
‘Kansen voor kleine kerken’ is de titel, die mij is meegegeven voor deze inleiding. Er staat geen vraagteken achter. Dat had makkelijk gekund en eerlijk gezegd, denk ik, dat velen van jullie dat stiekem ook wel denken: ‘Zijn er wel kansen voor kleine kerken?’ We moeten het nog zien… Er staat ook geen uitroepteken achter, zo van: Hou pen en papier bij de hand, want nu gaat het gebeuren … Nu, komen de kansen! Nee, het staat er eigenlijk vrij nuchter en vanzelfsprekend: ‘Kansen voor kleine kerken’. Van die benadering houd ik wel. Enerzijds nuchter, maar anderzijds ook vanzelfsprekend, want natuurlijk zijn er kansen voor kleine kerken. Waarom zouden die er niet zijn … Tussen die twee begrippen wil in m’n inleiding vanmorgen geven. Dat is ook helemaal niet bijzonder, want eigenlijk denk ik, dat het zo steeds geweest is. Een aantal jaren geleden bezochten we in de vakantie Italië en kwamen o.a. in de stad Pompeii. U weet wel, dat stad die in het jaar 79 getroffen werd door een vulkaanuitbarsting en onder een dikke laag gestolde lava bewaard gebleven is en later helemaal uitgegraven. Het trof mij hoe daar gigantische Romeinse tempels stonden én hoe we daar in een van de straten plotseling op een huis stootten met christelijke symbolen. Ik weet nog hoe mij dat toen trof: a) toen al, op zo’n afstand van Israël, een christelijke gemeente in Italië en b) in een gewoon huis, herkenbaar door z’n symbolen, te midden van een cultuur, waar ze nauwelijks tot geen rol in konden speelden. Ze waren er gewoon en ze deden wat een gemeente moet doen: doen wat je hand vindt om te doen en van daaruit kansen zien en kansen creëren. Daarmee zijn we dus bij de eerste gemeenten aangekomen. Veel mensen zijn daar vaak vol bewondering over. Maar ook hier past ons nuchterheid. Het waren bepaald geen ideale gemeenten, waar de apostel Paulus aan schreef. Korinte, Efeze, Galatië. Eerlijk gezegd waren die gemeenten het tegendeel van wat wij ideaal vinden. Waarom weten wij sowieso iets over het gemeenteleven uit die tijd af? Nou, heel eenvoudig omdat er vaak misstanden waren, spanningen en ruzies; gedoe tussen mannen en vrouwen, gesteggel tussen heren en slaven (arbeidsverhoudingen), nijd tussen groepen in de gemeente (‘Ik ben van …’), dronkenschap zelfs bij het avondmaal … Dáárom moest Paulus aan die gemeenten schrijven. En daarom weten we iets van ze af. Niet dus omdat het er allemaal zo goed liep, maar juist omdat er zoveel verkeerd ging. Ik wil maar mee zeggen: ook hier is nuchterheid geboden; geen overspannen verwachtingen, maar kijken naar de realiteit en dan zie je dat er inspanningen geleverd werden en dat Paulus die ook met een zekere vanzelfsprekendheid van ze vraagt en ze soms zelfs bijna afdwingt. Natuurlijk ga je aan de slag, maar dan wel met waar het op aankomt: leven met en vanuit het evangelie. Terugkijkend naar die eerste tijd van het christendom is er een tekst, die ik mijzelf van tijd tot tijd graag voor houd en die ik ook vandaag hier wil noemen, en ook ons wil voor houden aan het begin van deze dag. Het is de tekst uit 2 Timoteüs (1, 7): ‘God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, liefde en van bezonnenheid.’
1
‘Op vleugels van hoop’ – Vlaamse Diaconale Dag / VPKB Graanmarktkerk (Brussel), zaterdag, 7 februari 2015 /// JJdeL
Dat die geest ons vandaag mag bezielen. 1.2
Zoekproces
Nu vanuit die geest nodig ik u uit om met mij te gaan zoeken naar de kansen voor onze kerken. Ik zeg dat expres zo, want het is een zoekproces. Gelukkig hoeft dat zoekproces niet helemaal uitgevonden te worden, want in de praktische theologie is een jong vakgebied dat heet ‘gemeenteopbouw’ en daarin worden toch al heel wat handvaten aangereikt voor dat zoekproces. Toegespitst op onze situatie ga ik een enkele van die aandachtspunten bij langs. Daarmee geef ik a) niet een afgerond betoog, maar hoop ik u iets van een inleiding te geven ook met het oog op het verdere van deze dag. b) en ik hoop ik u te laten zien, dat je er ook een beetje planmatig aan kunt werken aan het vinden van die kansen en mogelijkheden. De verleiding is groot om meteen een heel serie mogelijkheden te noemen, concrete ideeën. Die zijn er, en die komen ook later op deze dag ook wel aan de orde. Juist daarom wil ik eerst graag een kader schetsen waarbinnen we –naar ik hoop- met vrucht verder kunnen denken en de dingen kunnen plaatsen en bespreken. 2
De context als de uitdaging
Laten we dan maar beginnen met wat ons allemaal waarschijnlijk het meeste dwars zit en dat is dan we ‘kleine kerken’ zijn. Dat is wat wij vaak als problematisch ervaren. En het is dus ook goed om dat serieus te nemen en eerlijk onder ogen te zien. In termen van gemeenteopbouw betekent dit, dat je de context van de kerk gaat verkennen. De situatie om de kerk heen: wat is problematisch, een knelpunt, maar misschien ook, wat liggen er voor aandachtspunten in onze situatie of misschien zelfs wel, wat liggen daar voor uitdagingen en punten waar je bij aan kunt haken. Daar begint dus het zoekproces. Bij het in kaart brengen van je eigen situatie. Ik doe dat nu globaal voor een paar punten –dat kan in het kader van zo’n beperkte inleiding nu eenmaal niet anders- maar zo’n exercitie zou je ook voor je eigen plaatselijke kerk kunnen doen. Wat is de context van onze plaatselijke kerk? Hoe nauwkeuriger je die beschrijft, des te meer helpt het je om te zien waar je kansen liggen en waar niet. Voor het maken van zo’n kerkelijke kaart bestaan ook heel concrete handreikingen. Heel kort even als voorbeeld. Als in zo’n beschrijving komt te staan dat ons kerkgebouw niet in een woonwijk gesitueerd is, dan heeft het weinig zin om op woensdagmorgen een bord aan de weg te zetten, dat er een ‘open deur’ is voor wie behoefte heeft aan koffie en ontmoeting. Dan kun je je energie beter op iets anders richten; op iets dat wel passend is bij de situatie. Het kan echt lonend zijn om zo’n kerkelijke kaart te maken. We gaan terug naar een meer algemeen signalement, die voor de kerk als geheel geldt, maar vrijwel steeds ook voor de plaatselijke gemeenten:
2.1
Een overschaduwde, kleine kerk
We zijn, zeggen we, een kleine kerk. Dat betekent op z’n minst dat we overschaduwd worden door een min of meer geseculariseerde en tegelijk ook rooms-katholiek gestempelde cultuur.
2
‘Op vleugels van hoop’ – Vlaamse Diaconale Dag / VPKB Graanmarktkerk (Brussel), zaterdag, 7 februari 2015 /// JJdeL
Dat is een gegeven. Dat is onze situatie. Daarin zijn we niet uniek. Dat geldt voor meer protestantse kerken. Denk aan Frankrijk, Italië, of denk aan de protestantse kerk in Polen om nog weer eens een heel ander land te noemen. Het heeft geen zin om onszelf steeds te vergelijken met zogenaamde grote kerken. Die hebben overigens hun eigen problemen wel. Nee, wij zijn wie we zijn en daarmee moeten we het doen. Misschien moeten we ook wel af van die typering ‘kleine kerken’ – ik geef dat in overweging- want daarmee praten we onszelf ook voortdurend klein. Wij zijn gewoon kerken en kerken hebben kansen. Neemt natuurlijk niet weg, wat we zijn, kerken van bescheiden omvang, en dat we in deze context leven. En met dat gegeven moet je terdege rekening houden, als je kansen wilt gaan creëren. Want dan kom je ook op je mogelijkheden, je middelen. Daar komen we nog op. 2.2
Een veelal onbekende kerk
Ik ga een stap verder. We zijn niet alleen een kleine kerk, we zijn ook nog eens een onbekende kerk in onze samenleving. Dat is een tweede gegeven, dat we serieus moeten nemen. Onze kerkgebouwen vallen in de regel niet echt op en protestanten kom je in de samenleving bepaald niet regelmatig tegen. Ik zal nooit vergeten, hoe ik –ik was nog maar net in België, zeg maar zo’n twintig jaar geleden- hoe ik daarmee geconfronteerd werd. In het huis waar ik woonde, had ook een student van een van de hogescholen in Brussel zijn kamer. Verteld wie ik was en wat ik deed –ik zie het tafereel nog voor me- viel de mond van die jongen open, hij deed een paar stappen achteruit, keek mij met nieuwe ogen aan en vertrouwde mij vol verbazing toe: ‘Dus u bent protestant?! Weet u wel dat ik nog nooit een protestant gezien heb … wat interessant … Maar dat is toch niet hetzelfde als een jehovagetuige hé?” Wel, u begrijpt ons gesprek ging nog even door, maar het gaat mij om het gegeven. Wij zijn onbekend en zegt het spreekwoord ‘onbekend, maakt onbemind’. Niet dat veel mensen iets tegen protestanten zullen hebben, maar ze kennen ons niet eens om iets tegen ons te kunnen hebben. Dat is een tweede hard gegeven in onze context. Als je kansen wilt creëren, moet je ook daar rekening mee houden. 2.3
Isolement van de kerken
Die eerste twee gegevens alleen al betekenen dat onze kerken in het geheel van de samenleving in een isolement zitten. Dat is niet alleen een gegeven, maar dat is ook een gevaar. Je kunt zeggen, de situatie dringt ons daarin. Dat is één. Maar juist als je klein bent, ben je vaak ook geneigd om je terug te trekken en de veiligheid te zoeken van je eigen groep binnen je eigen muren. Dat is een begrijpelijke neiging, maar daarin schuilt ook een gevaar. In een recent artikel van de Boudin, oud rector van de Faculteit, heeft hij het zelfs over een protestants getto. Zo’n typering is voor sommigen van ons misschien wat al te confronterend, maar het wijst wel op een gevaar dat in onszelf zit. Een neiging die we moeten onderkennen, als we zoeken naar kansen en mogelijkheden. Ook dat is iets dat de situatie aan ons meegeeft. Er kan ook in onszelf, in ons gemeente-zijn een weerstand bestaan tegen zoiets als het zoeken van verbanden in de samenleving en tegen het zoeken van openheid. 2.4
Uitdagingen
3
‘Op vleugels van hoop’ – Vlaamse Diaconale Dag / VPKB Graanmarktkerk (Brussel), zaterdag, 7 februari 2015 /// JJdeL
In deze aandachtspunten van de situatie van de kerk –en ik beperk me nu tot deze drieschuilen tegelijkertijd ook onze uitdagingen. Hoe kun je in zo’n situatie kansen creëren? Die kansen zullen dan in ieder geval te maken hebben met: a) ons eigen verwachtingspatroon. Blijf reëel en nuchter. Wonderen zijn niet uitgesloten, maar ga er niet van uit dat we morgen of overmorgen plotseling groot zullen zijn … Waarom moet ‘groot’ trouwens je verwachting zijn? Laten we eraan werken om zo goed mogelijk gemeente te zijn. Dáárin ligt onze opdracht; niet in ‘groot worden’. b) De schets leert ons wel, dat we moeten overwegen om meer gericht openheid en gastvrijheid te bieden naar onze samenleving, onze buurt, ons dorp, de stad. De apostel Paulus zegt: ‘Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend.’ Nou, als we dat alleen al in praktijk willen gaan brengen hebben we daar in onze context al werk aan. Tegelijkertijd is zo’n zin van de apostel ook heel ontkrampend. Hoe moeilijk kan zijn, gemeenteopbouw, als je het eerst eens beperkt tot dat. c) Daarbij zullen we ook onze middelen goed moeten benutten en ons concentreren op misschien maar een paar activiteiten. Niet het vele dat we doen is goed, maar het goede dat we doen, dat is veel. Ik kom op dat punt later op terug. 3
Roeping van en visie op de gemeente
Het voorgaande leert ons, dat we misschien eerst eens heel goed moeten nadenken, waarom en waartoe we eigenlijk gemeentezijn. Want waarom willen we gemeente zijn in deze context? Wat zijn onze motieven daarvoor? Daar kom ik nu op. 3.1
Roeping
Om te weten wat onze motieven zijn om vorm te geven aan de gemeente, moeten we een stap terug gaan en onszelf bepalen bij de kern van het gemeentezijn. Waar draait het om? Waar moet het om draaien bij het zoeken en creëren van kansen? Van waaruit willen we dan werken en waarnaar toe? Wat we aan ideeën en concrete activiteiten vinden moet immers in het verlengde liggen daarvan. Daarom, wat is in de kern de roeping van de gemeente? Natuurlijk kan ik vanmorgen niet een hele praktisch-theologische ecclesiologie neerzetten. Dat zou te ver afvoeren van waar we vandaag op moeten focussen. Daarom sluit ik aan bij een drieslag die de gemeenteopbouwkundige Jan Hendriks wel hanteert als het gaat om de kern van het gemeente-zijn. In z’n algemeenheid is daar wel een redelijke consensus over, al gebruikt de één weer wat andere termen dan de ander. Maar laat ons dat voor nu niet afleiden. Ik heb dat in een schemaatje gezet: Hendriks:
Zulehner:
* Omgang met God
* Mystiek
* In verbondenheid met elkaar
* Koinonia
* Dienst aan mens en samenleving (hulp, verkondiging, helen, verbinden, getuigen e.d.)
* Diakonia
Kuhnke:
Koinonia
* Gemeenschap met Christus * Gemeenschap met elkaar * Gemeenschap met / participeren in de missie van de gemeente
Jan Hendriks spreekt in dit verband van een drieslag. Tot de kern van de gemeente hoort: • de omgang met God
4
‘Op vleugels van hoop’ – Vlaamse Diaconale Dag / VPKB Graanmarktkerk (Brussel), zaterdag, 7 februari 2015 /// JJdeL
• •
‘gemeenschap’ met elkaar dienst aan mens en samenleving, zoals hulp, verkondiging, helen, verbinden, getuigen
De Rooms katholieke theoloog Zulehner gebruikt drie andere woorden, maar komt min of meer toch op hetzelfde uit, als hij de woorden ‘mystiek, koinonia en diaconia’ aan die drieslag meegeeft. Om de combinatie van die drie draait het in de gemeente. We zoeken naar middelen en vormen om aan die drieslag in de concrete situatie handen en voeten te geven. Samen vormen ze dus de kern. Ze zijn wel te onderscheiden, maar niet te scheiden. Daar komt nog bij dat de protestantse theoloog Kuhnke aangeeft dat je voor die drieslag ook één woord kunt gebruiken, dat je in drie richtingen kunt uitleggen. Dat geeft nog mooier aan hoezeer die drie op elkaar betrokken zijn. Hij gebruikt het ene woord ‘Koinonia’ en hij onderscheidt daarin drie relaties: • Gemeenschap (koinonia) met Christus • Gemeenschap met elkaar; dat wil onder andere zeggen: elkaar aanvaarden, wederkerigheid, elkaar betrekken in het gemeentewerk (ook: jeugd en jongeren, die zijn immers ook volwaardig lid van de gemeente!) • Gemeenschap met of ook wel participeren in de missie: het goede nieuws vertellen en vanuit het evangelie aandacht voor zaken als armoede, discriminatie, zinloosheid die mensen ervaren en de eenzaamheid, die veel mensen kennen. Nog even over de vertaling van dat woord ‘koinonia’. Jelle van Nijen heeft wel eens voorgesteld om dat voor de gemeente te vertalen met ‘deelgenootschap’. Daar zit veel in. Je bent niet een gemeenschap omdat je vrienden van elkaar bent; al kan het fijn als dat zo is, maar je vormt een gemeenschap omdat je samen deel hebt aan iets anders. Je hebt samen deel aan Christus, aan het evangelie. Dáárin vind je elkaar. Daarin ligt de kern. Daar ben je op betrokken en terwille daarvan ben je op elkaar betrokken en op de mensen, de samenleving om je heen. Hoe dan ook, ze zijn niet uit elkaar te halen, die drie, maar in hun gezamenlijkheid horen ze bijeen. En in alle activiteiten die georganiseerd worden in en vanuit de gemeente komen ze alle drie voor. Natuurlijk zal het ene aspect de ene keer meer accent krijgen dan het andere, maar ze staan er gezamenlijk als de kern van het gemeentezijn; daar, waar de gemeente haar roeping aan ontleent. Het aardige is trouwens dat je die drieslag ook als een soort kritische instantie over de activiteiten kunt heen leggen: hoe komt de drieslag aan de orde? Hebben we misschien een blinde vlek in onze activiteiten? Zien we de gezamenlijkheid van de drieslag in onze activiteiten terug? Etc. Goed, als we het er ten principale over eens zouden kunnen zijn, dat het de roeping van de gemeente is, om daaraan vorm en inhoud te geven, dan kun je zeggen dat dat geldt voor alle gemeenten. Waar ze zich ter wereld ook bevinden, of waar en in welke situatie in België onze gemeentes zich ook bevinden. Daarin kunnen de verschillende gemeenten elkaar herkennen. Zo kunnen we hier vandaag ook bij elkaar zitten en van alles uitwisselen. Trouwens er is in dit verband nog een drieslag te noemen, die van ‘leren, vieren en dienen’. Gaat het in de eerste drieslag om de kern van het gemeente-zijn, in de drieslag van ‘leren, vieren en dienen’ gaat het om de functies van gemeente-zijn. Zeg maar de terreinen waarop door en in de gemeente de kern van het gemeente-zijn wordt verwerkt, uitgewerkt, verinnerlijkt. Al lerende, vierende en dienende geven we handen en voeten aan de koinonia en maken die ons meer en meer eigen.
5
‘Op vleugels van hoop’ – Vlaamse Diaconale Dag / VPKB Graanmarktkerk (Brussel), zaterdag, 7 februari 2015 /// JJdeL
Even terzijde: ik heb het hier niet meer apart gehad over het missionaire aspect van de gemeente. Dat heb ik bewust niet gedaan, want dat ligt in de roeping van de gemeente, zoals ik die benoemde al besloten. Dat is niet iets dat er nog apart bij komt.
3.2
Visie ontwikkeling
3.2.1 Uitwerking ter plaatse Vervolgens kunnen er natuurlijk in de uitwerking verschillen optreden. Dat is logisch. De gemeente van Brussel is niet die van Ieper, is niet die van Hasselt, is niet die van Antwerpen, is niet die van Wevelgem, enzovoort. Dat betekent dat vanuit die gezamenlijke roeping elke gemeente met het oog op haar eigen situatie een visie kan ontwikkelen. Ik noem dat niet voor niets een ‘visie ontwikkelen’. Want dat is iets wat je met elkaar doet. Samen bekijk je de context van je gemeente, samen kom je overeen wat je uitgangspunten zijn voor het gemeente-zijn en van dááruit ontwikkelt de gemeente haar visie = haar zicht op haar opdracht in de concrete situatie: hier en nu gaan we vanuit onze roeping aan deze en deze zaken werken … Als je die visie samen met leden van de gemeente ontwikkelt, en de leden van de gemeente de kans geeft om mee te denken en mee te doen, ben je niet alleen concreet met gemeenteopbouw bezig, maar werk je ook aan gezamenlijkheid en gedeelde verantwoordelijkheid; worden de motieven gedeeld en heb je achteraf minder met weerstanden te maken. Het gaat daarin dus om: Hoe kunnen wij en willen wij handen en voeten geven aan onze roeping? Welke onmogelijkheden zien we? En ook welke mogelijkheden zien we? En op welke terreinen liggen die? Waar kunnen we mee aan het werk? Kun je dat zo concreet mogelijk benoemen? 3.2.2 Een open en gastvrije kerk Als ik zo die vragen voorleg, komen we al in de buurt van de mensen en de middelen. Wat is mogelijk en wat is ook niet mogelijk. Maar voor ik daar naar toe ga, wil ik eerst nog één punt onderstrepen, waarvan ik denk dat elke gemeente – wat mij betreft- die tot een bijzonder aandachtspunt moet maken in hun visie-ontwikkeling. Tegen de achtergrond van wat ik over de context zei: a) kerk in een dominante geseculariseerde, rooms-katholiek bepaalde cultuur en b) een behoorlijk onbekende kerk in de samenleving en c) de mogelijke neiging om je terug te trekken binnen de eigen je eigen geloofsgemeenschap. Zet dat tegenover het derde punt van de roeping, dan ontkom je er niet aan om bij de bezinning op de visie van gemeentezijn de vraag te betrekken hoe we tot een meer open kerk kunnen komen, die bewust open staat voor en contact zoekt met mensen in de samenleving, die bewust naar buiten treedt en gastvrijheid biedt. Ik onderlijn dit punt, omdat ik denk dat we daar nu juist naar onze kansen en mogelijkheden moeten zoeken. Niet alleen landelijk, maar juist ook lokale samenleving.
6
‘Op vleugels van hoop’ – Vlaamse Diaconale Dag / VPKB Graanmarktkerk (Brussel), zaterdag, 7 februari 2015 /// JJdeL
4
Intermezzo
Ik maak even pas op de plaats. Wat hebben we tot nu toe gedaan? • we hebben gezegd, je moet je eigen gemeente in haar context goed benoemen / in kaart brengen • Je moet weten wat je roeping is • Van daaruit ontwikkel je een visie op hoe je in je eigen omgeving concreet aan het werk kunt gaan. • En dat alles heb ik gezet onder twee woorden: ‘nuchter’ blijven kijken naar je situatie en er met een ‘vanzelfsprekend’ vanuit gaan dat er kansen zijn om in je eigen situatie vorm en inhoud te geven aan de roeping. Uiteraard –dat wordt onze volgende stap- dan moet je ook kijken naar wat kun je doen; met name toegespitst op zo’n open, gastvrije kerk 5
Mensen, middelen en ideeën
De vraag naar mensen, middelen en ideeën is altijd weer de vraag van: hoe ga je om met je mogelijkheden, want ook een kleine gemeente heeft mogelijkheden. Daar ben ik bijna heilig van overtuigd. Bemoedigend vind ik in dit verband ook steeds het verhaal uit Marcus 6 over wat onder ons bekend staat als de ‘wonderbare spijziging’. Een menigte mensen is Jezus gevolgd naar een afgelegen plaats, waar hij tot hen preekt; het wordt avond; de discipelen worden onrustig; wij, met z’n twaalven, kunnen hen niet voeden, zoveel hebben we niet: ‘Heer, stuur ze naar huis terug’. Maar Jezus draait hun kijkrichting om: je moet niet kijken naar wat je niet hebt / naar wat er niet is, maar ga kijken naar wat er wél is; vijf broden en twee vissies - en dan blijken wonderen nog niet eens uitgesloten te zijn, ook. 5.1
Kleine kerk aan het werk
a) Het begint met een stuk realiteitszin. Je kunt nu eenmaal niet alles. Trouwens dat kunnen grote kerken ook niet. Laat je niet verlammen door wat er niet is / wat je niet hebt, maar ga kijken naar wat er wél is. Daarmee ga je aan het werk. Ik geef wat aanbevelingen door en noem heel kort een paar voorbeelden. Dat laatste doe ik bewust kort, want we krijgen straks nog mooie voorbeelden te zien uit de brochure die gemaakt is. b) Ga dus op zoek naar ideeën, die binnen je mogelijkheden liggen c) Leg jezelf niet de druk op van ‘nu moeten we dit per sé elk jaar doen’. Nee, durf in kleine projecten te denken. En als het afgerond is, bekijk je hoe het gegaan is, of het een vervolg verdient, of niet. (Voorbeeld: Op het platteland kom ik tegenwoordig het idee van ‘Free Library’ tegen. Waarom zou een kerkelijke gemeente zoiets ook niet kunnen doen? En er misschien ook nog eens een kop koffie/thee bij schenken op een morgen of middag in de week?) d) Kijk of je bepaalde activiteiten, die toch al lopen in de gemeente, kunt uitbreiden. Wat loopt goed in de gemeente en hoe zouden dat kunnen uitbouwen. (Voorbeeld: Een ‘Kaas en wijn avond’ kent bijna elke gemeente wel. Waarom niet een keer een uitnodigingsbrief in de bus gedaan bij 10 buren van het kerkgebouw links, 10 rechts en 20 tegenover? Gewoon een
7
‘Op vleugels van hoop’ – Vlaamse Diaconale Dag / VPKB Graanmarktkerk (Brussel), zaterdag, 7 februari 2015 /// JJdeL
aardige brief: we zijn buren, misschien al wel heel lang en we dachten dat het … Je kunt klein beginnen en het is makkelijk uit te breiden en bij te stellen) e) Durf een fout te maken. Merkwaardig genoeg vinden we dat initiatieven in de kerk altijd meteen moeten aanslaan en lukken. Dat is jammer, want daarmee belemmer je vaak ook jezelf; dan durf je vaak ook niet goed te beginnen. Daarom zeg tegen elkaar: dit is een experiment. Dat gaan we eerst eens een paar keer doen. We willen ervan leren. f) Kijk goed om je heen in de gemeente wie je kunt inschakelen. Ik denk daarbij ook met name aan de jongeren in de gemeente. De inbreng van iedereen is gewenst. Dus als er een keer een diaconale actie is, vraag de jongeren van de gemeente daar actief mee vorm aan te geven, gewoon als volwaardige leden van de gemeente, want dat zijn ze! Geef hen een eigen aandeel in het gebeuren. g) Bekijk of je alle pr-mogelijkheden, die je hebt, ook benut. Informatie-vel in de kerk om mee te nemen, te geven. Flyer, die huis aan huis gaat Website (vermelden op de eerste twee) Facebook (vermelden op de eerste twee) Maak gebruik van advertentiebladen / huis aan huis bladen Het zijn zomaar wat voorbeelden, die ik bij de aandachtspunten noem. U weet zelf vast wel weer betere. Het gaat er mij om te illustreren, dat het bescheiden kan en dat het toch ook iets voor kan stellen. 5.2
Aan het werk in samenwerkingsverband
Daarnaast is er ook alle reden voor om te kijken wat je samen kunt doen. Ook daar is veel te winnen. In oplopende intensiteit geef ik een paar voorzetten. a) Dat begint met het uitwisselen van initiatieven. Dat doen we vandaag ook, ter inspiratie. Het zou mooi zijn als er een adres is, een coördinatie, waar dit soort concrete ideeën bij elkaar gebracht worden en van waaruit ze gedeeld kunnen worden. b) Gebruik Kerkmozaïek. Zet een rubriek op als een soort doorgeefluik, waar regelmatig een activiteit uit een bepaalde gemeente beschreven wordt: Wat is het? Waarom doe je het? Hoe is het opgezet? Wat had je daarvoor nodig en hoe kwam je eraan? Hoe is het verlopen? En terugkijkend, wat ging goed en wat zouden we een eventuele volgende keer anders doen? Als je in zo’n stramien schrijft, kunnen anderen daar misschien weer ideeën uit op doen voor hun eigen gemeente. Niet om het één op één na te doen –dat kan vrijwel nooit- maar om het aan te passen bij de mogelijkheden van de eigen gemeente; erop te variëren. c) In ‘Vorming en toerusting’ zou je heel veel samen kunnen doen. Programma’s uitwisselen. Ds X heeft een mooie cursus in gemeente Y en ds. A heeft een andere cursus in gemeente B. Waarom zou ds X niet ook in gemeente B komen met z’n cursus en ds. A in gemeente Y. Daar dan ook goede pr voor maken: bericht in huis aan huis krant/ website / aanplakbiljetten / fleyers / etc. …en op de avonden zelf ligt er ergens, toevallig, ook dat informatievel van de gemeente. (Voorbeeld: De ‘cursus protestantisme’ ook in een andere gemeente en vanuit die andere gemeente een cursus van 4 avonden over ‘Religie en geweld’ (boek Karen Armstrong); O ja, nog even een voorbeeld over die flyers. Dat is ook zoiets. Wij –kleine gemeente- kunnen toch niet de hele stad / wijk van flyers voorzien? Nee, maar misschien willen de kerkgangers
8
‘Op vleugels van hoop’ – Vlaamse Diaconale Dag / VPKB Graanmarktkerk (Brussel), zaterdag, 7 februari 2015 /// JJdeL
zondags wel allemaal een klein stapeltje meenemen om links en rechts door de brievenbus te doen, of te geven aan mogelijk geïnteresseerden in hun kennissenkring) d) Je kunt ook in samenwerking gezamenlijk iets opzetten. Dat doen jullie nu ook al bijvoorbeeld in de veertigdagentijd met het gezamenlijke boekje. Maar misschien is zoiets ook wel eens uit te breiden met een andere activiteit. (Voorbeeld zoiets als een kerkennacht. In Duitsland doen ze dat elk jaar, in Nederland eens in de twee jaar, Nou, in Vlaanderen misschien eens in de vijf jaar, of gewoon eerst maar eens één keer. En dan ook daar weer goede pr voor maken) 6
Afronding
Ik kom tot een afronding. Ik hoop een beetje een opzet gegeven te hebben naar de rest van deze dag toe. Ik benadruk vanuit het denken over gemeenteopbouw, hoe belangrijk het is: a) dat er aandacht en openheid is voor mensen in een gastvrije omgeving b) dat veel mensen in onze samenleving zoeken naar zin en samenhang en dat we die misschien hier en daar ook wel eens buiten de geëigende paden kunnen bieden en dat ons daar allerlei werkvormen voor ter beschikking staan. We gaan zo met een aantal daarvan kennismaken. c) dat we dat doen vanuit onze roeping, ingezet in de situatie waar we ons bevinden met de middelen die ons gegeven zijn. Wat mij betreft doen we dat vanuit die tekst waar ik mee begon, die tekst uit 2 Timoteüs 1: 7: ‘God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, liefde en van bezonnenheid.’ Dank, dat jullie wilden luisteren.
Jaap de Lange
9
‘Op vleugels van hoop’ – Vlaamse Diaconale Dag / VPKB Graanmarktkerk (Brussel), zaterdag, 7 februari 2015 /// JJdeL
Gebruikte literatuur: -
H.R. Boudin, ‘To Give a Better Witness to the Gospel: The United Protestant Church of Belgum’, in: A. Plaisier, L.J. Koffeman (Eds.), The Protestant Church in the Netherlands: Church Unity in the 21st Century. Stories and Reflections, Berlin, 2014, 63- 75, vooral 7375
-
J. Firet en J. Hendriks, Ik heb geen mens. De anonieme pastorale relatie (serie ‘Praktisch-theologische handboeken, 33), Uitg. Boekencentrum, ‘s – Gravenhage, 1986, vooral blz. 140 e.v.
-
J. Hendriks, Gemeente als Herberg. De kerk van 2000 – een concrete utopie, Uitg. Kok, Kampen 1999 J. Hendriks, Kijken met andere ogen. Een rondreis langs open en gastvrije kerken, Uitg. Kok, Kampen 2004 J. Hendriks, Verlangen en vertrouwen. Het hart van gemeenteopbouw, Uitg. Kok, Kampen, 2008 J. Hendriks, Kerkvernieuwing … een uitdaging. Op weg met visie en vertrouwen, Uitg. Abdij van Berne, Heeswijk 2010 J. Hendriks, Goede Wijn. Waarderende gemeenteopbouw, Uitg. Kok, Kampen 2013
-
H. de Roest, En de wind steekt op! Kleine ecclesiologie van de hoop, Uitg. Meinema, Zoetermeer 2005 H. de Roest, Een huis voor de ziel. Gedachten over de kerk voor binnen en buiten, Uitg. Meinema, Zoetermeer 2010
-
S. Stoffels, Voor de verandering. Werken aan vernieuwing in gemeente en parochie, Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer 2009
-
P. Tomson (red.), Vieren, leren en dienen buiten de kerk. Een symposium in Brussel bij het vertrek van Jaap de Lange, Uitg. Narratio, Gorinchem 2012
Themanummers Ouderlingenblad, Maandblad voor pastoraat en gemeenteopbouw (uitg. Kok, Utrecht – NL), zoals: • Sociale media, 90ste jrg., 1038 (juni 2013) • Pionieren, 91ste jrg., 1049 (juni 2014 • Kerk en Buurt, 92ste jrg., 1056 (februari 2015) • Contact in en met de gemeente, 92ste jrg., 1058 (april 2015)
10