Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam Beslissing als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 135.2003 van: [ ], wonende te [ klaagster,
], Duitsland,
tegen: [ ], gerechtsdeurwaarder te [ beklaagde.
],
Verloop van de procedure Bij brief met bijlagen van 7 mei 2003 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij brief met bijlagen van 20 juni 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder een reactie gegeven op de klacht. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 november 2004 alwaar niemand is verschenen. Van de behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 21 december 2004. Gronden van de beslissing 1. De Feiten Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden: a) Bij beschikking van 26 april 2000 heeft de rechtbank te [ ] onder meer de echtscheiding uitgesproken tussen klaagster en haar ex-echtgenoot en klaagster een alimentatie toegekend van f 4.100,00 bruto per maand alsmede een bedrag van ƒ 2.000,00 bruto ter zake vakantiegeld in de maand april van ieder jaar. b) Bij e-mailbericht van 5 oktober 2001 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster op een vraag van klaagster inzake de kosten verbonden aan de incasso van de verschuldigde alimantatie geschreven:”Niet alle kosten zijn voor rekening van [ ]. 10% van het geïncasseerde bedrag zal ik als
135.2003
2
afwikkelingskosten in rekening brengen. Het is volstrekt onmogelijk alleen op basis van de ambtelijke opgemaakte stukken en de daaruit voortvloeiende kosten een vordering te incasseren.”
c) In antwoord op voormeld e-mailbericht heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder onder meer medegedeeld:”(…..). Het is wel jammer maar de 10% eigen bijdrage van het ingevorderde bedrag zal ik dan wel moeten betalen.”
d) Bij brief van 8 oktober 2001 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster onder meer geschreven:”Hierbij bevestig ik uw opdracht in bovengenoemde zaak te hebben ontvangen. (…..). Ten aanzien van de toepasselijke tarifering voor buitenambtelijke werkzaamheden wordt u dezerzijds aangemerkt als “overige opdrachtgevers”, waaronder zijn begrepen: particulieren, zelfstandige ondernemers, zelfstandige beroepsbeoefenaars bedrijven, (semi) overheidsinstellingen, etc. Ik verzoek u mij de grosse van de echtscheidingsbeschikking d.d. 04 november 1998 te doen toekomen.(…..)” Onder
aan de brief wordt verwezen naar de algemene voorwaarden waaronder de gerechtsdeurwaarder opdrachten aanvaardt en de wijze waarop deze verkregen kunnen worden.
e) Bij e-mailbericht van 19 oktober 2001 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster onder meer geschreven:”U blijft maar vragen stellen die ik in redelijkheid voor het aangeboden tarief niet allemaal kan beantwoorden. Ik wil dat wel, maar dan wel tegen een uurvergoeding van fl 187,32 ex BTW. Zorgt u er nou maar voor dat wij de grosse krijgen met de exacte achterstand en wij zullen beslag leggen. Ik behoud mij thans het recht voor de extra aandacht die u wenst, u daarvoor afzonderlijk te belasten tegen voormeld tarief.”
f) Bij exploot van 23 oktober 2001 heeft de gerechtdeurwaarder ten laste van de exechtgenoot van klaagster beslag gelegd onder een derde. g) Bij brief van 8 januari 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster onder meer geschreven:”Onder verwijzing naar de bijlage, kom ik op een ander te vorderen bedrag dan u. Wilt u een en ander controleren op juistheid. De bedragen zijn in EURO. Nu de werkgever van [
] niet aan mij heeft
afgedragen conform het gelegde beslag dien ik de werkgever in rechte te betrekken. Zo u dat wilt verzoek ik u mij een kostenvoorschot van Euro 450,00 te doen toekomen, voor de noodzakelijke proceskosten. Ingeval ik geen voorschot van u ontvang ben ik genoodzaakt het dossier te sluiten en u te belasten voor mijn kosten.”(…..).”
h) Bij brief van 22 februari 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster onder meer geschreven:”De grosse kan op mijn kantoor tegen ontvangstbewijs worden opgehaald. Ik neem geen kosten voor eigen rekening en wens daarvoor ook geen enkel risico te lopen. U blijft bovendien in gebreke mij naar behoren te informeren omtrent de exacte betalingen en u vraagt diensten waarvoor u niet wilt betalen.”
135.2003
3
i) Bij brief van 27 november 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder de advocaat van klaagster onder meer geschreven:”Hierbij bevestig ik u uw opdracht in bovengenoemde zaak te hebben ontvangen. (…..) Alimentatiezaken blijken in de praktijk niet zelden zeer bewerkelijk te zijn als gevolg van onvoldoende aanlevering, het niet tijdig doorgeven van betalingen, vele vragen van met name rechthebbende, etc. Verder bestaan tussen partijen nogal eens allerlei emotionele problemen”die in de tenuitvoerlegging “meeliften”en voor het nodige oponthoud zorgen.. (…..). Verder ontkom ik er niet aan de extra ontstane werkzaamheden als voormeld te belasten tegen een tarief van EUR 88,86 per uur, welke kosten niet verhaalbaar zijn op de wederpartij en in zaken waarin een toevoeging is verleend niet bij de overheid zijn te declareren. Tevens bedragen de afwikkelingskosten in alimentatiezaken niet de gebruikelijke 5% (voor 2001 4%), doch 10% voor tussenpersonen, en voor rechthebbende die zonder tussenkomst van een advocaat de zaak in behandeling geven 15% van de netto te incasseren bedragen, ongeacht of betaling bij mij, u of cliënt(e) rechtstreeks hebben plaatsgevonden. Voor het overige zijn de na te noemen reglementen van toepassing.”
j) Bij brief van 18 februari 2003 heeft de advocaat van klaagster bij de gerechtsdeurwaarder geprotesteerd tegen de in rekening gebrachte afwikkelingskosten en medegedeeld het bedrag namens klaagster terug te vorderen. k) Bij brief van 26 februari 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder de advocaat van klaagster onder meer medegedeeld dat klaagster hem maar in rechte moet aanspreken. 2. De klacht Klaagster kan zich met de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte (incasso)kosten niet verenigen. Klaagster verwijst daartoe naar het bepaalde in artikel 40 van de Wet op de Rechtsbijstand (Wrb). 3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt dit verweer hierna besproken. 4. Beoordeling van de klacht 4.1 Bij de beoordeling van de klacht geldt als uitgangspunt dat het de gerechtsdeurwaarder in beginsel vrij staat om incasso- danwel afwikkelingskosten in rekening te brengen. Met de inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet op 15 juli 2001 is met behoud van waarborgen van de schuldenaar aan de gerechtsdeurwaarders ruimte geboden om tot gedifferentieerde op de individuele opdrachtgever toegesneden prijsafspraken te komen. De tariefstelling zal echter wel in een redelijke verhouding moeten staan tot de te leveren prestatie. Een excessieve tariefstelling kan leiden tot tuchtrechtelijke maatregelen
135.2003
4
4.2 In de onderhavige zaak verschilt klaagster met de gerechtsdeurwaarder van mening over de vraag of hij afwikkelingskosten in rekening mocht brengen in een zaak waarop artikel 40 van de Wet op de rechtsbijstand van toepassing was. De gerechtsdeurwaarder heeft hiertegen aangevoerd dat op grond van art. 40 Wrb en art 40 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand enkel ambtshandelingen vergoed worden bij gefinancierde rechtsbijstand en dat het hem vrij stond incasso- dan wel afwikkelingskosten in rekening te brengen. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat hij met klaagster is overeengekomen dat door haar 10% afwikkelingskosten betaald zouden worden. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder naar voren gebracht veel extra werkzaamheden te hebben moeten verrichten doordat het juiste bedrag van de openstaande vordering niet werd doorgegeven en de grosse niet werd toegezonden. Ten aanzien van de tweede opdracht heeft de gerechtsdeurwaarder naar voren gebracht dat de raadsman van klaagster heeft ingestemd met de voorwaarden zoals verwoord in de ontvangstbevestiging van 27 november 2002. 4.3 Uit de stukken is de Kamer gebleken dat aan de gerechtsdeurwaarder twee opdrachten zijn verstrekt. De eerste opdracht was afkomstig van klaagster zelf. Over deze opdracht heeft klaagster met de gerechtsdeurwaarder gecorrespondeerd. Uit haar antwoord op de e-mail van de gerechtsdeurwaarder van 5 oktober 2001 kan naar het voorlopig oordeel van de Kamer worden afgeleid dat zij met de door de gerechtsdeurwaarder in rekening te brengen kosten heeft ingestemd. Klaagster is achteraf van mening dat er geen afwikkelingskosten in rekening gebracht hadden mogen worden omdat artikel 40 van de Wrb op haar zaak van toepassing was. Dit is echter geen vraag die door de Kamer kan worden beantwoord. Naar het oordeel van de Kamer ligt niet op de weg van de tuchtrechter op de inhoudelijke beoordeling van dit geschil in te gaan. Klaagster zal zich daartoe moeten wenden tot de gewone rechter. Het door de gerechtsdeurwaarder in deze zaak ingenomen en met argumenten onderbouwde standpunt is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Naar het oordeel van de Kamer stuit de door klaagster ingediende klacht hierop af. 4.4 Ten aanzien van de tweede opdracht geldt dat die is gegeven door een door klaagster ingeschakelde advocaat. Naar het oordeel van de Kamer had het op de weg van de advocaat gelegen al dan niet accoord te gaan met de door de gerechtsdeurwaarder in zijn brief van 27 november 2002 gestelde voorwaarden. Uit de stukken blijkt in elk geval niet dat de advocaat van klaagster niet met die voorwaarden heeft ingestemd. Uit de stukken blijkt evenmin dat de gerechtsdeurwaarder expliciet is verzocht alleen de ambtshandeling te verrichten of is geinstrueerd de betalingen slechts te doen aan klaagster of de advocaat. Onder deze omstandigheden kan evenmin worden gesproken van handelen in strijd met de tuchtrechtelijke norm. 5. Op grond van het voorgaande wordt daarom beslist als volgt.
135.2003
5
BESLISSING De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders: -
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J.S.W. Holtrop, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en N.J.M. Tijhuis, (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2004 in tegenwoordigheid van de secretaris, F.C.H. Krieger. Coll.:
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.