Juryrapport Mira Media Scriptieprijs 2009 28 januari 2010
Aanleiding Ongeveer drie jaar geleden is Mira Media begonnen met het verzamelen van scripties over media en culturele diversiteit in een online scriptiedatabank. Deze databank is via de website van Mira Media te raadplegen en de aanwezige scripties kunnen integraal worden gedownload. Veel interessant scriptieonderzoek blijft vaak ongelezen op de planken liggen in bibliotheken van universiteiten en hogescholen. De scriptiedatabank maakt dit onderzoek ook toegankelijk voor derden. De scripties worden veelvuldig gedownload. Vanwege het succes van de scriptiedatabank besloot Mira Media om nog meer aandacht en waardering voor scriptieonderzoek te genereren door middel van het instellen van een scriptieprijs.
De Mira Media Scriptieprijs Mira Media wil als kenniscentrum van media en culturele diversiteit studenten belonen die een interessant onderzoek op dit gebied hebben uitgevoerd. Daarom is in 2008 de Mira Media Scriptieprijsin het leven geroepen. Dit is een jaarlijks terugkerende prijs voor hbo- en wo-studenten die een scriptie hebben geschreven op het gebied van media en de multiculturele samenleving.De scriptie moet door de opleiding minimaal beoordeeld zijn met een 7. Dit jaar looft Mira Media voor de tweede keer de Mira Media Scriptieprijs uit.De meedingende scripties moesten tussen september 2008 en september 2009 zijn afgerond. De prijs wordt uitgereikt tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst van Mira Media op donderdag 28 januari 2010 in De Balie te Amsterdam. De winnaar ontvangt een geldbedrag van 500 euro.
De jury De jury bestaat uit juryvoorzitter Bahram Sadeghi (freelance programmamaker), Leen d‟Haenens (hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven en universitair hoofddocent aan de Radboud Universiteit Nijmegen) en Joop Fleuren (docent Fontys Hogeschool voor Journalistiek Tilburg).
Beoordelingscriteria De inzendingen worden beoordeeld op originaliteit, leesbaarheid, maatschappelijke relevantie (de mate waarin het onderzoek bruikbaar is in de maatschappij) en aanpak (de mate waarin de gekozen onderzoeksmethoden op een juiste manier zijn ingezet).
Inzendingen en selecties In totaal zijn er tien inzendingen voor de Mira Media Scriptieprijs 2009, waarvan 6 wo-scripties en 4 hbo-scripties. Hiervan hebben twee medewerkers van Mira Media vier scripties genomineerd en aan de jury verzonden. Hier volgt eerst een samenvatting van alle genomineerde scripties.
2
Samenvattingen genomineerde scripties (in willekeurige volgorde) „Wij willen ons wel Nederlanders voelen, maar het wordt niet echt toegestaan‟ Een onderzoek naar de nieuwsbeleving van multiculturele jongeren in Amsterdam – Esther de Kloe (Media & Cultuur, Universiteit van Amsterdam) Mijn scriptie is een verkennend onderzoek over jongeren met een etnisch-culturele achtergrond en hun nieuwsbeleving. In opdracht van de NOS heb ik een poging gedaan om te analyseren waarom jongeren van Marokkaanse, Turkse, Surinaamse en Antilliaanse afkomst het nieuws links laten liggen. De hoofdvraag die in dit onderzoek centraal staat, is hoe Amsterdamse multiculturele jongeren betekenis geven aan het NOS Journaal en welke rol daarbij de noties van burgerschap, etnische identiteit en culturele identiteit spelen. Om dit te kunnen analyseren ga ik in mijn theoretisch kader eerst in op de manier waarop (multiculturele) jongeren naar het nieuws kijken. Daarna ga ik in op de manier waarop etniciteit gerepresenteerd wordt in het nieuws. Ten slotte baken ik in mijn theoretisch kader de begrippen burgerschap, identiteit en identificatie en burgerschap goed af. De resultaten die vervolgens in mijn analyse centraal staan, zijn gegenereerd door middel van focusgroepen. Ik heb twee keer gesproken met een groep jongeren. De eerste keer was dat met zes meisjes, waarvan er vijf van Marokkaanse afkomst waren en één van Turkse origine. De tweede keer sprak ik met drie jongens en één meisje. Twee jongens waren van Antilliaanse komaf, de ander was Antilliaans/ Dominicaans en het meisje was half Antilliaanse. De focusgroepsgesprekken kregen vorm door een van te voren samengestelde „topic list‟ en door fragmenten die ik de jongeren liet zien. Een schriftelijke enquête gaf mij meer inzicht in de persoonlijke situatie van de jongeren. Uit mijn onderzoek blijkt dat afkomst alleen geen gedrag genereert en dus ook niet bepalend is voor het niet-kijken van de jongeren naar het NOS Journaal. De jongeren die ik heb gesproken, halen dan ook veel dezelfde argumenten aan om niet op het NOS Journaal af te stemmen als hun autochtone leeftijdsgenoten. Bij de Marokkaanse en Turkse jongeren is de manier waarop zij zichzelf zien in de samenleving van invloed op hun oordeel over het NOS Journaal. Ruwweg gezegd voelen zij zich niet als Nederlands burger aangesproken door de NOS. Ze hebben namelijk het gevoel dat de NOS doorgaans een stereotype beeld van hen schetst, als Marokkaanse Nederlanders. Dit negatieve beeld en de vooroordelen die daarmee samenhangen, komen ze tegen in hun dagelijks leven. Ze voelen zich uitgesloten en hebben het idee dat ze niet als Nederlander herkend worden, maar alleen als „de Marokkaan‟. Wanneer ze wel een keer een aflevering van het NOS Journaal kijken, zijn ze extra alert op het noemen van afkomst. De culturele identiteit van de jongeren wordt mede gevormd door representaties die ze tegenkomen in de media. Doordat deze representaties zo vaak negatief voor ze uitpakken, zijn ze zichzelf gaan ervaren als de „Ander‟ en voelen ze zich uitgesloten van de Nederlandse samenleving. Echter omdat de jongeren zo weinig kijken, is het voor de NOS moeilijk om het beeld dat ze hebben van het NOS Journaal te doorbreken. Er zal een hele hoop positief nieuws over deze groepen in de samenleving naar buiten moeten komen, wil dit beeld dat zij hebben, doorbroken worden. De Antilliaanse jongeren lijken veel minder last van dit probleem te hebben. Zij ervaren zichzelf als Nederlanders en voelen zich meer geaccepteerd. Ze hebben hoogstens last van het negatieve imago van de wijk waarin ze wonen, namelijk de Bijlmer. Maar omdat hun uiterlijk niet verraadt dat ze in de Bijlmer wonen, lopen ze er in het dagelijkse leven minder vaak tegenaan. Hoewel ze dus ook weinig nieuws kijken is dit niet omdat ze het idee hebben buitengesloten te worden of niet herkend te worden als Nederlander. HT City‟s Idea of Delhi – Gemma van der Kamp (Culturele Antropologie, Universiteit van Amsterdam) Voor mijn afstudeeronderzoek voor de studie Culturele Antropologie heb ik in Delhi ruim drie maanden onderzoek gedaan onder de jonge journalisten van HT City, het urbane lifestyle supplement van Hindustan Times. Ik was gefascineerd door het beeld van Delhi dat het supplement creëerde in tegenstelling tot hoe de journalisten de metropool buiten de redactiedeuren ervoeren. Delhi geschetst door HT City is een middenklassefantasie die boven de straat zweeft, was mijn eerste conclusie. Een mythe waarin de homoseksuele journalist Rahul na de tweede Gay Parade in de
3
hoofdstad het vrije Delhi prees. En waar de verslaggevers met elkaar babbelen over hoe normaal het toch was geworden om over koetjes en kalfjes te praten met nationale beroemdheden. Daartegenover staat de realiteit van een overvolle miljoenenstad waar je, als je even niet uitkijkt, intuimelt zodra de warme, vochtige moesonlucht de wereld van de airconditioning binnendringt. En de plek waar op de Gay Parade maskers worden gedragen om onherkenbaar te blijven en Rahul de ‟progay‟ broche niet openbaar durft te dragen. Maar ook een Delhi waar het imago van Hindi een nieuwe boost heeft gekregen en waar gierend wordt gelachen om de panische buitenlander die niet weet om te gaan met bedelende kinderen. Ik concludeerde dat Delhi voor de journalisten uit de middenklasse een avatar is van zichzelf. De steden van Delhi New Delhi stond pakweg vijftien jaar geleden nog te boek als een grauwe stad vol met oude oninspirerende koloniale regeringsgebouwen. De meest bekende stadsindeling werd in het begin van de twintigste eeuw door de Britten gemaakt: ‟Old Delhi‟ in het Oosten naast de Yamuna rivier en het koloniale „New Delhi‟ dat zich concentreerde om het handelscentrum Connaught Place. Met het figuurlijke South Delhi wordt de stad opnieuw uitgebreid en opgesplitst richting de zuidelijk gelegen satellietstad en het nieuwe zakencentrum Gurgaon. South Delhi is het deel van de wereldstad waar enorme winkelcentra de grond uit schieten. Buitenlandse gelukszoekers – met name kunstenaars en architecten – azen er op de gewilde appartementen. Kersverse modeontwerpers openen boetiekjes en in de bewaakte woonkoloniën sluit de nieuwe Indiase elite zich op. En in het epicentrum van dit epicentrum speelt de wereld van de „Page Three-elite‟ zich af. Page Three Page Three, de rubriek die dagelijks in de stadsbijlagen van de twee grote Engelstalige kranten Hindustan Times en Times of India op pagina drie verschijnt, is de netwerktool van Delhi‟s nieuwe elite. Verschijnen op pagina drie betekent dat je erin geslaagd bent je tussen het betere volk te nestelen. Anders dan Nederlandse roddelbladen is men niet geïnteresseerd in de privélevens of prestaties van de persoonlijkheden op de foto‟s.Op Page Three gaat het erom: sta je in de krant, met wie sta je op de foto en de hoeveelste keer is het die maand dat je „geklikt‟ bent? Artiesten, politici en zakenmannen; allemaal behoren ze tot het magische netwerk dat buiten de rubriek eigenlijk niet bestaat. Onder werktijd horen de journalisten bij deze elite, het netwerk heeft immers de media nodig en vice versa. Binnen de deuren van het kantoor wordt uitsluitend Engels gepraat, worden vriendschappelijke telefoongesprekken gevoerd met beroemde artiesten en verruilt men comfortabele sandalen van thuis voor elegante slippers voor bezoekjes aan een Page Three-evenement. Groentetuin Maar na werktijd nemen de levens van de journalisten een hele andere vorm aan. Buiten de deuren van het kantoor, op straat waar nootverkopers hun spotgoedkope nootjes inpakken in oude edities van HT City, schakelen de journalisten om. Daar dagdromen de jonge journalisten over een leven met een groentetuin op het Indiase platteland. Daar praten ze met elkaar in Hindi en vertellen hoe trots ze op hun moedertaal zijn. Daar worstelen ze met de overgang van een geregeld huwelijk naar een liefdeshuwelijk en kennen ze de straatkinderen die hen dagelijks een tijdschrift proberen te slijten. De Delhi‟s in de levens van de journalisten lijken echter moeiteloos in elkaar over te lopen. Maar of het nu om het Delhi gaat van de hypermoderniteit in South Delhi of de tandloze nootverkoper met wie de journalisten grappen maken in het Hindi, de middenklasse journalisten zijn hoe dan ook trots op de titel „Delhiite‟ of - in Hindi - „Dilli Walla‟. Veel rijke Indiërs lijken zich op te sluiten in de elitemythe en identificeren zich met het rijke Westen, gestimuleerd door uitgaven zoals HT City. Het is frappant dat juist de middenklasse journalisten die verantwoordelijk zijn voor deze verbeelding van de hoofdstad, in hun persoonlijke leven juist álle „steden‟ en facetten van Delhi waarderen en herwaarderen. Deze jonge Indiërs creëren een Delhi met een totaal eigen identiteit. Dit geeft aan dat de „stad der steden‟ een gigantische transformatie aan het doormaken is. Hoe bericht het NOS Journaal over de multiculturele samenleving – Fatima Akgul (Fontys Hogeschool voor Journalistiek) Mijn scriptie gaat over de berichtgeving van het NOS Journaal over de multiculturele samenleving. Ik wilde bekijken hoe het NOS Journaal dat onderdeel is van een publieke omroep en daarom een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft, omgaat met de berichtgeving over de multiculturele 4
samenleving. Het heeft immers de taak om de samenleving te weerspiegelen en die is multicultureel. Ik wilde bekijken of die samenleving daadwerkelijk wordt weerspiegeld en op welke manier dat wordt gedaan. Wordt er positief/negatief of neutraal bericht over de multiculturele samenleving? Hiervoor heb ik het NOS Journaal van 20.00 uur geanalyseerd voor een periode van drie maanden (1 december 2008 t/m 29 februari 2009). Ik heb in mijn onderzoek verschillende thema‟s behandeld. Allereerst heb ik gekeken naar de eerdere onderzoeken die verricht zijn naar de berichtgeving over allochtonen. Daarna heb ik gekeken wat een negatieve of positieve berichtgeving betekent voor de beeldvorming en dus het beeld dat mensen hebben van allochtonen. Verder heb ik gekeken wat voor een nieuwsorganisatie de NOS is en wat haar richtlijnen zijn die zij hanteert op de redactie. Daarna heb ik de uitzendingen geanalyseerd en gekeken hoe vaak en op welke manier (positief/negatief of neutraal) bericht wordt over mijn onderzoeksgroep. Vervolgens heb ik mijn bevindingen voorgelegd aan drie deskundigen: Washif Shadid, hoogleraar interculturele communicatie, Giselle van Cann, adjunct-hoofdredacteur NOS Journaal en Huub evers, lector interculturele communicatie en docent ethiek. Ik heb deze drie deskundigen geïnterviewd en gevraagd hoe zij denken over de berichtgeving van het NOS Journaal over de multiculturele samenleving. En ten slotte heb ik mijn conclusie, eigen visie en aanbevelingen geformuleerd. Aan de hand van de analyse over de periode 1 december 2008 – maart 2009 kom ik tot de volgende conclusie: Het NOS Journaal bericht over het algemeen neutraal over niet-westerse allochtonen. Alleen het nieuwsfeit waar ze mee in verband worden gebracht, is over het algemeen negatief. Met name Marokkaanse jongeren worden vaak met criminaliteit geassocieerd. Ook was het opmerkelijk dat de visie van niet-westerse allochtonen bij de dagelijkse onderwerpen ontbreekt. De deskundigen zijn het onderling niet altijd met elkaar eens over de berichtgeving. Met name Shadid vindt dat criminaliteit, drugsgebruik en overlast synoniemen zijn geworden voor allochtonen en moslims. Evers en Van Cann zijn van mening dat er over het algemeen neutraal bericht wordt over allochtonen, maar ze vinden dat het NOS Journaal nog een lange weg te gaan heeft. Volgens Van Cann moet de bestaande redactiecultuur nog doorbroken worden. Er zijn nog steeds bepaalde verankerde ideeën die ruimte moeten maken voor andere visies. Hierbij is het van belang dat de redacties verkleuren. Dit kan leiden tot nieuwe invalshoeken en andere perspectieven. Beeldvorming van de Africa Cup: Een exploratief onderzoek naar de nieuwsdekking van een terugkerend evenement in Afrika – Sammie van Dorp (Culturele Antropologie, Universiteit van Amsterdam) Mijn motivatie om deze scriptie te schrijven over de nieuwsdekking van de Afrika Cup ligt in mijn eigen ervaring met dit voetbalevenement. Omdat Afrika door de nieuwsmedia vaak eenzijdig wordt belicht, was ik benieuwd naar de beeldvorming van dit specifieke evenement. Van dichtbij heb ik dit toernooi meegemaakt en gedurende de vijf weken dat ik in Ghana was, bleef er weinig over van alle vooroordelen waar je bij de dagelijkse nieuwsmedia in Nederland mee geconfronteerd wordt. Wat mij vooral is bijgebleven is het enthousiasme en de gastvrijheid van de Ghanese bevolking, de bindende rol van sport en de (voetbal)cultuur die heerste voor, tijdens en na afloop van het toernooi om de Afrika Cup. Wat ik in mijn scriptie heb willen onderzoeken, is hoe vier toonaangevende Nederlandse dagbladen verslag doen van het evenement en hoe we deze berichtgeving kunnen duiden. Mijn eerste hypothese was dat de kranten een veelal negatief beeld neerzetten waarbij stereotype beelden de boventoon zouden voeren. Dit omdat dat past binnen de bestaande beeldvorming van het continent Afrika. Om uitspraak te kunnen doen over de werkelijke berichtgeving heb ik vanaf 1990 (ongeveer het moment dat het Afrikaans voetbal in Europa in beeld kwam) alle berichten onderzocht die gedurende de volgende 10 edities van de Afrika Cup verschenen in de volgende dagbladen: de Volkskrant, het NRC Handelsblad, de Telegraaf en het Algemeen Dagblad. Mijn aandacht ging hierbij uit naar de frequentie waarmee de Afrika Cup het nieuws haalde, de onderwerpen en de manier waarop over het toernooi geschreven werd. In mijn conclusie wordt duidelijk dat de berichtgeving over de Afrika Cup in aantallen berichten sterk gestegen is. Over de inhoud van de berichten ben ik minder positief. Ook al krijgt de Afrika Cup relatief veel aandacht en komen er door de jaren heen veel verschillende onderwerpen ter sprake, 5
toch acht ik de manier van berichtgeving redelijk eenzijdig. Verhalen die het nieuws haalden kwamen naar mijn idee te vaak overeen met de manier waarop Afrika vaker het nieuws haalt, namelijk als ‘samengesteld aan de hand van een ideologische constructie, waar met stereotype omschrijvingen het exotische en het wilde ‘dat Afrika eigen is’ benadrukt wordt’, zonder aandacht te besteden aan de dynamiek van het naar mijn idee diverse, creatieve en kleurrijke continent. Aan de hand van mijn eigen ervaring met het toernooi concludeer ik dat de kranten tekort schieten in de berichtgeving en daarbij met name te weinig aandacht schenken aan cultuur, positiviteit en aan wat ik de „context van voetbal in Afrika‟ noem. Positieve punten zijn de groeiende aandacht voor het toernooi en de verscheidenheid aan onderwerpen die wel aan bod komen.
6
Beoordeling jury per scriptie Hoe bericht het NOS Journaal over de multiculturele samenleving – Fatima Akgul De jury is zeer te spreken over de hoeveelheid werk die in deze scriptie is gestopt. Akgul besteedt veel aandacht aan het theoretisch kader, vaak een ondergeschoven kindje in hbo-scripties. Wel is de jury minder enthousiast over de operationalisering van het onderzoek. Subjectieve begrippen als „negatief‟, „neutraal‟ en „positief‟ zijn niet goed geoperationaliseerd. Ook wordt een begrip als „religieuze identiteit‟ gebruikt, maar de jury vraagt zich af “wat een dergelijk begrip precies inhoudt”. Verder noemt de jury het gekozen onderwerp niet bijster origineel. De toetsing met de praktijk in de vorm van interviews met deskundigen is een pluspunt van deze studie. Ook bevat deze scriptie in vergelijking met de andere genomineerde scripties relatief weinig taalfouten. Beeldvorming van de Africa Cup: Een exploratief onderzoek naar de nieuwsdekking van een terugkerend evenement in Afrika – Sammie van Dorp Deze scriptie valt op door het originele onderwerp, de jury vindt de scriptie “leuk om te lezen”. Volgens de jury is er nog nooit onderzoek gedaan naar de beeldvorming over een positieve gebeurtenis als de Africa Cup, een zeer actueel thema. Wel struikelt de jury over de vele taalfouten. De jury vindt dat de auteur “grondig” te werk is gegaan vanwege de lange onderzoeksperiode (1990 t/m 2008), maar vraagt zich af wat zijn analyse-instrument is. Er is bijvoorbeeld niet gebruik gemaakt van een codeboek. Ook is het theoretisch kader “zeer summier” en is de hele studie “heel intuïtief” geschreven. HT City‟s Idea of Delhi – Gemma van der Kamp Volgens de jury is dit een “goed geschreven en goed geïnformeerde etnografische studie van de redactie van een magazine-supplement bij een Indiase krant.” De scriptie is “boeiend om te lezen”. Wel is niet helemaal duidelijk wat de focus van de auteur was: de redactie van het tijdschrift, of de lezers? De jury vindt het jammer dat er zo weinig lezers zijn geïnterviewd, wat de auteur overigens ook zelf als beperking van haar onderzoek omschrijft. De auteur dwaalt soms wel erg ver van de kern van het onderzoek af. Ook had de jury graag wat meer gelezen over de rol van de media binnen alle lagen van de bevolking in India. Wel komt de jury tot “nieuwe inzichten” na het lezen van deze studie. Over de toepasbaarheid van de studie in Nederland waren de meningen verdeeld, maar de jury was het unaniem eens dat het hier om een origineel onderwerp gaat. “Wij willen ons wel Nederlanders voelen, maar het wordt niet echt toegestaan” – Esther de Kloe Volgens de jury is hét grote probleem van deze studie dat “boude, generaliserende uitspraken worden gedaan” op grond van slechts twee focusgroepsgesprekken met in totaal tien jongeren. Ook vindt de jury het jammer dat alleen het NOS Journaal is onderzocht, en niet nieuwsprogramma‟s van de commerciële omroepen zoals Hart van Nederland of Editie NL. Wel vindt de jury het “interessant” om te lezen dat jongeren met een Turkse of Marokkaanse achtergrond klagen over de beeldvorming van de eigen groep in het NOS Journaal, en jongeren met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond over de beeldvorming van hun eigen wijk. Ook over de schrijfstijl is de jury positief. De jury is minder te spreken over het theoretisch kader: “deze bevat veel oud materiaal: er wordt bijvoorbeeld met geen woord gerept over de recente SCP-studies over mediagedrag van allochtone jongeren”. Samenvattend vindt de jury deze studie te “beperkt” met slechts tien respondenten en drie onderzochte items van het NOS Journaal.
Conclusie Na lang beraad wijst de jury Gemma van der Kamp met haar scriptie „HT City‟s Idea of Delhi” als winnaar aan. De jury is zeer te spreken over de originaliteit van deze studie. De auteur “geeft blijk van adequate kennis van de vele gezichten van Delhi in het algemeen en de mediawensen van de middenklasse in het bijzonder.” Ook zijn “de redactieleden, hun achtergrond, hun visies op het blad en hun eigen functie goed weergegeven.” De jury vindt het interessant om te lezen dat het tijdschrift HT City een wereld schept die weinig overeenkomt met de werkelijke wereld in Delhi. De scriptie brengt goed het persoonlijke aspect aan het licht dat bij de berichtgeving meespeelt in het werk van de onderzochte journalisten.
7