Johann Sebastian Bach een leven vol passie
College I Dia 1 introductie Dia 2 Johann Sebastian Bach indeling van de cursus ˗ Barok (algemeen) → stijlkenmerken, genres, componisten en hun werken ˗ Bach-familie vóór 1700 → herkomst van de familie en de belangrijkste vertegenwoordigers ˗ (algemene) biografie van Johann Sebastian Bach o incl. composities, genres / muzikale vormen, instrumenten, tijdgenoten etc. Dia 3 Johann Sebastian Bach indeling van de cursus ˗ Bachs nalatenschap ná 1750 → via de Bach-zonen, de 19e eeuw (met Mendelssohn c.s.) tot aan anno 2016 ˗ de Nederlandse Bach-traditie → vanaf het moeizame begin (midden 19e eeuw) tot aan de omvangrijke hedendaagse waardering ˗ de passies van Bach (met name de Matthäus- en Johannes-Passion) → in de week vóór Pasen ˗ muzikale invloeden → Bachs invloed op de latere generaties (incl. pop en andere genres) en bewerkingen / citaten uit zijn oeuvre ˗ uitvoeringspraktijk → belangrijkste interpreten van de laatste honderd jaar (incl. opnames) Dia 4 Johann Sebastian Bach Bach-Werke-Verzeichnis (BWV) ˗ thematisch-systematische ordening van alle Bach-werken ˗ 1950: catalogisering van Bachs totale oeuvre door de Duitse musicoloog Wolfgang Schmieder (1901-1990) ˗ globaal ingedeeld naar type compositie → bevat geen logische of chronologische ordening: 1) 1-524: vocale werken 2) 525-770: werken voor orgel 1 © F.P. Jansen – Johann Sebastian Bach: een leven vol passie (2012)
˗ ˗
3) 771-994: werken voor klavier 4) 995-1000: werken voor luit 5) 1001-1040: kamermuziek 6) 1041-1065: concerten 7) 1066-1071: ouvertures en sinfonia’s 8) 1072-1080: canons en diversen 9) 1080-1128: diverse (later ontdekte) werken 10) Aanhang 1-213: fragmenten, twijfelachtige en ten onrechte toegeschreven werken deze indeling is tegenwoordig algemeen geaccepteerd en wordt consequent gehanteerd in 1990 herzien en uitgebreid: o Wolfgang Schmieder - Thematisch-systematisches Verzeichnis der musikalischen werke von Johann Sebastian Bach [Bach-WerkeVerzeichnis (BWV)] (Wiesbaden: Breitkopf & Härtel, 1990, 2., überarbeitete und erweiterte Ausgabe)
Dia 5 ♫ Johann Sebastian Bach – Toccata & fuga in d kl.t. (BWV 565) toccata - [toccare (Ital.) = aanraken] - virtuoze, fantasieachtige instrumentale compositie zonder vaste vorm met veel snelle passages en grootschalige akkoorden - vooral in de orgel- en klavecimbelliteratuur (17e en begin 18e eeuw) - bood musici doorgaans ook de mogelijkheden van een instrument uit te proberen → uitersten in dynamiek, snelheid en ambitus (= het bereik of omvang van een instrument) gecomponeerd: (mogelijk) in de eerste jaren van de Weimar-periode (17081717) of eerder (Arnstadt of Mühlhausen) echtheid door sommigen in twijfel getrokken - niet ondertekend door Bach - stilistisch ‘on-Bachs’ → o.a. door de octaafparallellen - [mogelijke componist zou Bachs leerling Johann Peter Kellner (1705-1772) kunnen zijn] Dia 6 Barok [afbeeldingen: Château de Versailles (gebouwd: 17e – 18e eeuw), interieur van Schloss Schönbrunn in Wenen (gebouwd: 1692-1713) en Het Laatste Oordeel (1617) van Peter Paul Rubens (1577-1640)] stijlperiode van ca. 1600 tot 1750 ˗ benaming komt van barroco (Port.) = onregelmatig gevormde parel o 1855: de Zwitserse kunsthistoricus Jacob Burckhardt (1818-1897) gebruikte als eerste de term Barok om een bepaalde stijlperiode in de kunst aan te duiden → gaf als eerste een positieve lading aan deze term e ˗ 2 helft 16e eeuw: ontstaan in Italië en vervolgens verspreid over heel Europa (+ de Spaanse koloniën in Latijns-Amerika) → weliswaar met sterke lokale verschillen
2 © F.P. Jansen – Johann Sebastian Bach: een leven vol passie (2012)
˗
˗
onder te verdelen in: 1) Vroegbarok (1585-1625) 2) Hoogbarok (1625-1675) 3) Laatbarok (1665-1720) 4) Rococo (1720-1775) → komt van met Franse woord rocaille (asymmetrisch schelpmotief) wat tot uiting komt in de overdadige ornamentatie de Barok ontwikkelde zich in alle belangrijke kunst- en cultuurstromingen (liepen echter niet synchroon): o architectuur o binnenhuis- en tuinarchitectuur o schilderkunst o beeldhouwkunst o literatuur o muziek
Dia 7 Barok 2e helft 17e eeuw ˗ Frankrijk werd het belangrijkste, invloedrijkste en machtigste land van Europa onder de heerschappij van de Zonnekoning Lodewijk XIV (16381715) ˗ andere grootmachten in Europa waren: 1) Engeland 2) Habsburgse dynastie [Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie] → Oostenrijk, Centraal-Europa, Spanje en delen van Italië, waaronder Napels en Sicilië 3) Rome → zetel van de R.K.-kerk 4) Venetië 5) Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ˗ toonaangevende centra van macht, handel, kunst en cultuur: Parijs, Londen, Amsterdam, Wenen, Hamburg, Leipzig, Dresden e.a. maatschappij was onderverdeeld in 3 standen (het zgn. Ancien Régime): 1) (absolutistische) koning en de adel 2) geestelijken (clerus) 3) burgers en boeren handhaving van de macht m.b.v. het leger → talloze (burger)oorlogen over godsdienstige en etnische conflicten, grensgeschillen en expansieve ambities ˗ meest beruchte en bloedige oorlog van de 17e eeuw was de Dertigjarige Oorlog in Duitsland (1618-1648) ˗ beëindigd met de Vrede van Westfalen in Münster (1648) ˗ was tevens het einde van de Tachtigjarige Oorlog in de Lage Landen (15681648) opbloei van de handel → burgers werden in toenemende mate rijker, beter opgeleid en mondiger
3 © F.P. Jansen – Johann Sebastian Bach: een leven vol passie (2012)
Dia 8 Barok belangrijkste kenmerken van de architectuur ˗ gebruik van dieptewerking met perspectieven ˗ veelvuldig gebruik van ovale vormen ˗ rijk en weelderig materiaalgebruik → veel marmer ˗ strikte symmetrie ˗ ingewikkelde patronen ˗ veelvuldig gebruik van versieringen ˗ paleizen en kerken → Château de Versailles, St. Pieter in Rome etc. o belangrijk onderdeel van de Contrareformatie → door veel pracht en praal te gebruiken in de bouwstijl van de kerken probeerden de katholieken mensen te imponeren en zo terug te winnen komt grotendeel ook terug in de binnenhuis- en tuinarchitectuur en de beeldhouwkunst ˗ bekende architecten (selectie): Francesco Borromini (1599-1667), Gian Lorenzo Bernini (1598-1680), Louis Le Vau (1612-1670), Pietro da Cortona (1596-1669), Jules Hardouin-Mansart (1646-1708), Johann Bernhard Fischer von Erlach (1656-1723) e.v.a. Dia 9 Barok belangrijkste kenmerken van de schilderkunst ˗ extreem realisme ˗ dramatische effecten ˗ sterke lichtdonker contrasten (zgn. clair-obscur) ˗ veel emotie (op gezichten) ˗ veel vaart en beweging in de figuren ˗ berekende dieptebewerking ˗ diagonale lijnen ˗ onderwerpen: Bijbelse, mythologische en allegorische taferelen, portretten, landschappen en stillevens ˗ bekende schilders (selectie): o Italiaanse School: Caravaggio (1571-1610), Bartolommeo Manfredi (ca. 15871620/1621), Luca Giordano (1634-1705), Giovanni Antonio Canal ('Canaletto', 1697-1768) o Hollandse School: Rembrandt van Rijn (1606-1669), Frans Hals (ca. 1583-1666), Johannes Vermeer (1635-1672), Salomon van Ruysdael (1600/16031670), Jan Steen (1625/1626-1679) o Vlaamse School: Peter Paul Rubens (1577-1640), Anthony van Dyck (1599-1641), Jacob Jordaens (1593-1678), Jan Brueghel de Jonge (1601-1678) o Franse School: Charles le Brun (1619-1690) o Spaanse School: Diego Velázquez (1599-1660), Francisco Goya (1746-1828)
4 © F.P. Jansen – Johann Sebastian Bach: een leven vol passie (2012)
Dia 10 Barok belangrijkste kenmerken van de literatuur: ˗ zwaartepunt lag in de 17e eeuw → ‘ingeklemd’ tussen Renaissance en Verlichting o aanvankelijk lange tijd ondergewaardeerd en beschouwd als periode van verval ˗ eenheid van de polariteit en innerlijke spanningen van het denken destijds vormden de voornaamste basis voor de Barokliteratuur: o universalisme vs. nationalisme o burgerlijk bewustzijn vs. hoofse cultuur o levenslust vs. hunkering naar de eeuwigheid ˗ sterk beroep op menselijke emoties ˗ felle accenten, tegenstellingen en versterkte effecten ˗ hernieuwde voorkeur voor de grote genres als het epos en de tragedie → bijvoorbeeld het koningsdrama en de Bijbelse tragedie ˗ tragikomedie ˗ bombastisch, gezwollen taalgebruik → met veel hyperbolen (overdrijvingen) en herhalingen ˗ centrale rol voor individualisme en religie Dia 11 Barok belangrijkste kenmerken van de poëzie ˗ gekenmerkt door contrasten o heidense, antieke vormen en een meer christelijke inhoud o innerlijke rust en pathos (emotie) o aardse levensvreugde en aardse ijdelheid ˗ de zgn. antithese (= stijlfiguur met tegengestelde begrippen) ˗ literaire vormgeving, die de gespannen levensvisie weergeeft en algemeen wordt → zoals het sonnet (14-regelig metrisch gedicht) en het epigram (= kort, bondig gedicht met een woordspeling erin) ˗ retorische stijlfiguren → zoals de metafoor (= beeldspraak) en de allegorie (= metafoor die in het hele gedicht, verhaal of boek wordt volgehouden) bekende schrijvers / dichters (selectie): Giambattista Marini (1569-1625), Luis de Góngora (1561-1627), Martin Opitz (1597-1639), John Milton (1608-1674), Pierre Corneille (1606-1684), Bredero (1585-1618), Pieter Corneliszoon Hooft (1581-1657), Joost van den Vondel (1587-1679), Heyman Dullaert (1636-1684) Dia 12
Barok ♫ Georg Friedrich Händel – ‘Disserratevi, o porte d’Averno’ uit La Resurrezione (HWV 47)
˗ ˗ ˗
voorbeeld van een op-en-top Barokaria met veel beweging, contrast en versieringen strakke symmetrische opbouw: met de 3-delige da capo vorm: A-B-A [vgl. met architectuur, schilderkunst en literatuur]
5 © F.P. Jansen – Johann Sebastian Bach: een leven vol passie (2012)
Dia 13 Barok muziek ˗ voortgekomen uit de Renaissance (1400-1600) met een grote nadruk op de polyfonie (= meerstemmigheid) door de Franco-Vlaamse componisten afkomstig uit de zuidelijke Nederlanden en Noord-Frankrijk o bekendste namen (selectie): Guillaume Dufay (1397?-1474), Johannes Ockeghem (ca. 1420-1497), Josquin des Prez (1450-1521), Jacob Obrecht (1457/1458-1505), Nicolas Gombert (1495-1560) en Orlando di Lasso (1532-1594) o Giovanni Pierluigi da Palestrina (ca. 1525-1594) was de laatste grote polyfonist uit de Renaissance → de zgn. Palestrina-stijl (later ook wel de stile antico genoemd) ˗ tijdsafbakening van de Barokmuziek o begin 1600 met de première van de oudste bewaard gebleven opera Euridice van Jacopo Peri (1561-1633) viel gelijk met de komst van de vroegste opera’s met Claudio Monteverdi (1567-1643) als belangrijkste vernieuwer o eindigde (formeel) in 1750 met de dood van Johann Sebastian Bach als vervolmaker van de Barok ˗ ontstaan in Italië (Florence) en daarna verder verspreid over heel Europa o vooral in Frankrijk, het Duitstalig gebied en Engeland o minder toonaangevend in Spanje, Nederland, Scandinavië en OostEuropa o markeerde de overgang naar een nieuw muzieksysteem (qua notatie en structuur) dat 300 jaar stand heeft gehouden tot ca. 1910 met de komst van de atonale muziek beslaat het overgrote deel van de ‘standaard klassieke muziek’ Dia 14 Barok ♫ Giovanni Pierluigi da Palestrina – Jesu, Rex admirabilis - gebaseerd op de Middeleeuwse hymne (gedeeltelijk) Jesu Dulcis Memoria o toegeschreven aan Bernard van Clairvaux (1090-1153) - bestemd voor het feest van de naam van Jezus op de zondag na Nieuwjaar - uitgevoerd tijdens de metten (= de vroegste dienst van het getijdengebed) Dia 15 Barok (belangrijkste) verschillen tussen muziek uit de Renaissance en de Barok → golden ook nog ten tijde van Bach 1) karakteruitbeelding ˗ er kwam meer nadruk te liggen op contrast → dit was belangrijker dan de eenheid o zoals hard-zacht, langzaam-snel, solo-tutti ˗ de luisteraar moest bewogen of geroerd worden door de muziek → m.b.v. affecten ˗ grote invloed vanuit de retorica op de muziek → vooral in Duitsland 2) maatsoort ritme i.p.v. mensuraal ritme (= ritme o.b.v. notenwaarden zonder maatstreep, vooral in de Renaissance) 6 © F.P. Jansen – Johann Sebastian Bach: een leven vol passie (2012)
˗ 3) 4)
5) 6)
7)
8)
taalritme werd heel belangrijk doordat de taal over de muziek ging heersen de melodische logica school in de akkoorden en niet meer in de individuele lijnen (van het contrapunt) de harmonie werd de belangrijkste organisatorische factor ˗ modaliteit (oude kerktoontoonladders, zoals Dorisch, Ionisch en Mixolydisch) werd tonaliteit (majeur en mineur toonsysteem) o hele en halve toonafstanden op een vaste plek binnen de ladder de harmonie werd een zelfstandig expressiemiddel m.b.v. akkoorden (in verschillende samenstellingen) idiomatische schrijfwijze ˗ de muziek werd heel bewust voor het idioom (de nieuw ontwikkelde mogelijkheden) van de stem of een bepaald instrument geschreven de componist liet veel meer over aan de improvisatie van de uitvoerenden ˗ wat veel vrijheden verschafte ˗ de uitvoerenden werden bijna mede componist ˗ zoals de becijferde bas en de rijke versieringstechniek → grote verschillen per land / regio de belangrijkste muziekcentra waren hof, kerk en theater ˗ de muziek ging belangrijker plaats in het dagelijks leven innemen ˗ vooral op het gebied van toneel en opera
Dia 16 Barok [1581: Dialogo della musica antica et della moderna was een belangrijk traktaat van Vincenzo Galilei (ca. 1521-1591, vader van astronoom Galileo Galilei) → hierin werden de grondbeginselen van de nieuwe muziekstijl beschreven] de feitelijke grondlegger van de nieuwe stijl was Claudio Monteverdi (15671643) ˗ formuleerde in het voorwoord van zijn 5e madrigaalboek (1605) het gebruik van consonanten en dissonanten o was in feite een aanval op de theorie van muziektheoreticus Gioseffo Zarlino (1517-1590) o tevens een reactie op de kritiek van componist / theoreticus Giovanni Artusi (ca. 1540-1613) op zijn componeerstijl o er ontstond een soort dialoog, de zgn. L'Artusi de nieuwe stijl werd nader uitgelegd in het voorwoord van de Scherzi musicali (1607) door Giulio Cesare Monteverdi (1573-1630/31, broer van Claudio) ˗ er ontstonden 2 verschillende stijlvormen: 1) prima prattica (de oude stijl of stile antico / stylus gravis) o vnl. in de kerkmuziek van de Renaissance o de volkomenheid en de schoonheid van klank stonden centraal o [zoals bij Ockeghem en Josquin] 2) seconda prattica (de nieuwe stijl of stile moderno / stylus luxurians) o vinding van de Barok die lange tijd bepalend was voor de muziekesthetiek o de tekst die over de muziek heerste o motto: Prima le parole, e poi la musica o alle muzikale middelen werden ingezet om dit te verwezenlijken o [basso contiuno, affectenleer en retorica] 7 © F.P. Jansen – Johann Sebastian Bach: een leven vol passie (2012)
Dia 17 Barok ♫ Claudio Monteverdi – Laudate Dominum (Psalm 117) uit Selva Morale e Spirituale - Venetiaanse vespers uit 1640 - contrastrijk: hoge solostemmen vs. lage solostemmen, solo vs. tutti, vocaal vs. instrumentaal - tekstexpressie: chromatiek (= halve toonafstanden) op het woord ‘misericordia’ Dia 18 Barok compositorische basis van Barokmuziek ˗ monodie o solozang (m.b.v. begeleidende akkoorden) die op uiterst expressieve wijze de (vaak syllabische) tekst declameert o doel: het verhaal (de tekst) kwam op deze manier het duidelijkst tot haar recht → verstaanbaar, dramatisch, expressief er werd definitief afgerekend met de gedateerde, onverstaanbare polyfonie o eenvoudige begeleiding met akkoorden = de vroegste vorm van de basso continuo o dit was het begin van het recitatief deze vroege recitatiefvorm wordt ook wel de stile rappresentativo of stile recitativo genoemd → representeerde een natuurlijke manier van spreken d.m.v. zingen o sommige woorden kregen extra accenten (versieringen, affecten e.d.) wanneer de tekst daar om vroeg ˗ basso continuo (b.c.) o [één van de belangrijkste muzikale kenmerken van de Barok → verdween eind 18e eeuw] o vormt de basis voor de hele compositie → dus ook de aria’s en de liederen (en later de koren en instrumentale composities) (uitgeschreven) doorlopende baslijn met daarboven (al dan niet geïmproviseerde) akkoorden ter ondersteuning / begeleiding van de monodische solomelodie om het geheel zo expressief mogelijk te maken o notatiepraktijk: zangstem en de baslijn werden uitgeschreven, de akkoorden (type akkoord en de ligging) alleen genoteerd met cijfers en tekens → daarom ook wel becijferde bas geheten de uitwerking van de akkoorden was wisselend (afhankelijk van de vaardigheid van de speler) en voegde een extra (expressieve) dimensie toe aan de zangmelodie o akkoorden zorgden zowel voor zgn. harmonische opvulling als voor het aanbrengen van extra accenten / affecten ter completering van de tekst o rijke instrumentatie van de basso continuo: klavecimbel, orgel, luit en theorbe, aangevuld met viola da gamba (later cello en fagot) ˗ affectenleer o muzikale middelen om affecten (= gemoedstoestanden) expressief weer te geven 8 © F.P. Jansen – Johann Sebastian Bach: een leven vol passie (2012)
˗
zoals woede, opwinding, heroïek, vervoering m.b.v. schrille contrasten o dit moest het doel van de muziek zijn: het weergeven van de affecten o er ontstonden een aantal standaard muzikale affecten → figuren, bezetting, loopjes etc. voorbeeld: de stile concitato = geagiteerde, heftige stijl [drukt woede uit] door snelle herhalingen van noten (tremolo), snel ritme, snel gezongen tekst retorica o met name in Duitsland tot ontwikkeling gekomen als gevolg van de affectenleer o men beschouwde een compositie als een rede (retorica) → opgebouwd volgens een bepaalde standaard o 17e eeuw: hierdoor verschoof de muziek van het quadrivium (exacte vakken) naar het trivium (alfa vakken) o componist Christoph Bernhard (1628-1692, leerling van Heinrich Schütz) schreef belangrijke werken over tekstexpressie gekoppeld aan de retorische begrippen zoals het Tractatus compositionis augmentatis (ca. 1648) o veelgebruikte begrippen uit de (muzikale) retorica: inventio = de basis: het formuleren van het thema dispositio = ordening van de compositie elaboratio = de verdere uitwerking van de compositie o bekende retorische figuren om bepaalde zaken duidelijk uit te beelden: passus duriusculus (= chromatisch dalende melodie [halve of hele octaaf]: drukt verdriet uit) saltus duriusculus (= groot interval naar beneden) exclamatio (= uitroep, vaak als slotakkoord) ascensus of canabasis (= stijgende lijn) descensus of katabasis (= dalende lijn) o Musica poetica (1599/1606) belangrijk traktaat van theoreticus Joachim Burmeister (ca. 15661629) → werd het standaardwerk van de retorische figurenleer geeft hierin een systematisch overzicht van muzikale figuren, die hij vergelijkt met en benoemt naar figuren uit de redekunst doel van de muziek diende te zijn: “… de harten en zielen ontroert en in de verschillende stemmingen brengt.“ vond veel navolging in de Lutherse orthodoxie in Duitsland bij o.a. Schütz en Bernard) → was later van grote invloed op Bach
Dia 19 Barok ♫ Henry Purcell – ‘When I am laid in earth’ uit Dido and Aeneas (Z.626) - lamento (= klaaglied) en komt oorspronkelijk uit de Italiaanse opera - één van de beroemdste aria’s uit de Barok = geen echte aria (song) - vorm: passacaglia → oude dansvorm in een ¾ maat met een herhalend basthema (ostinato-bas) - thema is een chromatisch dalende kwint (de zogeheten ‘lamento-bas’)
9 © F.P. Jansen – Johann Sebastian Bach: een leven vol passie (2012)
-
toonsoort is g kl.t. → in de Engelse traditie het muzikale symbool voor de dood en wat het klaagliedeffect enorm versterkt
Dia 20 Barok belangrijkste muziekgenres van de Barok → grotendeels ontstaan in de 17e eeuw en in de 18e eeuw nog zeer gangbaar (ook bij Bach m.u.v. de opera) ˗ vocaal o opera o cantate (incl. koraal) o oratorium o motet o [lied] ˗ instrumentaal o concerto grosso o suite [partita] (incl. dansvormen) o soloconcert o sonate [de verschillende genres worden uitgebreid individueel behandeld aan de hand van Bachs composities] Dia 21 Barok belangrijkste componisten in de 17e eeuw (per land / regio) ˗ Italië o Claudio Monteverdi → belangrijkste componist van de vroege Barok (ontwerper van de nieuwe stijl), werkzaam te Mantova en Venetië; schreef veel kerkmuziek, madrigalen, opera's etc. o Giulio Caccini (1551-1618) o Gregorio Allegri (1582-1652) → meest bekende werk is het Miserere (Psalm 51) 1638 dat hij exclusief voor de Sixtijnse Kapel componeerde o Girolamo Frescobaldi (1583-1643) → Fiori Musicali (1635), een verzameling orgelcomposities voor het opdragen van de Mis o Luigi Rossi (1597-1653) → veel cantates en groot pleitbezorger van de opera in Frankrijk o Francesco Cavalli (1602-1676) → groot religieus oeuvre en ca. 27 opera's (waaronder Ercole amante voor het huwelijk van Lodewijk XIV) o Giacomo Carissimi (1605-1674) → vertegenwoordiger van de vroege oratoria, waaronder Jephte (ca. 1648) o Arcangelo Corelli (1653-1713) → vermaard vanwege zijn concerti grossi en kamermuziek (vioolsonates) o Giuseppe Torelli (1658-1709) → belangrijke invloed in de ontwikkeling van het concerto grosso naar het soloconcert (componeerde een eerste vioolconcert in 1700) o Alessandro Scarlatti (1660-1725) → ca. 40 opera's en 38 oratoria (van grote invloed op Händel) Dia 22 Barok ♫ Giulio Caccini – Amarilli 10 © F.P. Jansen – Johann Sebastian Bach: een leven vol passie (2012)
-
emotioneel en geladen lied uit de vroege Barok → vanwege de expressiviteit uitgegroeid tot één van de bekendste werken uit deze periode
Dia 23 Barok belangrijkste componisten in de 17e eeuw (per land / regio) - Frankrijk o Louis Couperin (ca. 1626-1661) → orgel- en klavecimbelwerken (danssuites met veel contrapunt) o Jean-Baptiste Lully (1632-1687) → van origine Italiaanse componist, hofcomponist van Lodewijk XIV, die de opera in Frankrijk groot maakte en lang bleef domineren (zogeheten tragédie lyrique, incl. veel balletmuziek) o Marc-Antoine Charpentier (1643-1704) → beroemd vanwege de vele kerkmuziek (o.a. het bekende Te Deum = 'Eurovisie-tune’) o Marin Marais (1646-1728) → muziek voor viola da gamba o François Couperin (1668-1733, ‘Le Grand’) → vooral klavecimbelwerken die het instrument maximaal tot zijn recht laten komen - ♫ Jean-Baptiste Lully - Menuet (Première Entrée), Premier Air en Marche uit Acis et Galatée Dia 24 Barok belangrijkste componisten in de 17e eeuw (per land / regio) ˗ Engeland o Matthew Locke (1621/22-1677) → toneel- en theatermuziek (Cupid and Death) en orkest- en kamermuziek o John Blow (1649-1708) → veel kerkmuziek (anthems) en beroemd theaterwerk Venus and Adonis o Henry Purcell (1659-1695) → belangrijkste Britse (hof)componist van kerkmuziek, toneelmuziek, semiopera's en liederen Dia 25 Barok ♫ Henry Purcell – song Sweeter than roses uit Pausanias, the Betrayer of his Country Z.585 - afkomstig uit een tragedie van Richard Norton (ca. 1666-1732) uit 1695 → bevat één song en één duet van Purcell - 2-delige song met zeer beeldende en rijke tekstuitbeelding Dia 26 Barok belangrijkste componisten in de 17e eeuw (per land / regio) ˗ Duitsland o Heinrich Schütz (1585-1672) belangrijkste Duitse componist van de vroege Barok en belangrijke voorloper van Bach (vooral diens cantates) maakte tweemaal een reis naar Italië om les te krijgen van resp. Giovanni Gabrieli (ca. 1555-1612) [compositie en orgel] en Monteverdi 11 © F.P. Jansen – Johann Sebastian Bach: een leven vol passie (2012)
o o o o o o o o
was de stimulator van de nieuwe Duitse stijl in de 17e eeuw o.i.v. de heersende Italiaanse stijl was grotendeels in dienst van de keurvorst van Sachsen te Dresden werd zeer beïnvloed door de Italiaanse stijl in zijn motetten maakte gebruik van het übersetzen van de muziek (= Bijbelteksten op muziek zetten) → zag muziek als een taal voor de expressie schreef veel Geistliche Konzerte religieuze muziek, voortgekomen uit het monodische motet met concerterende elementen (groepen tegenover elkaar) vooral in het protestants Lutherse Noord-Duitsland → was de tegenhanger van de madrigalen van Monteverdi doel: uitleg van de evangelietekst bevatte vernieuwende contrastrijke elementen → polyfonie / homofonie, vocaal / instrumentaal, solo / koor belangrijkste werken: Symphoniae sacrae I-III, (3 bundels met concerten), Psalmen Davids (psalmen in rijke koor-, solisten- en orkestbezetting; combinatie van de Duitse en Italiaanse stijl), Cantiones sacrae (Latijnse motetten met madrigaalachtige tekstexpressie) ♫ ‘Vater unser’ (SWV 411) uit Symphoniae Sacrae III Samuel Scheidt (1587-1654) → toonaangevend orgelcomponist Johann Crüger (1598-1662) → veel muziek voor de Lutherse liturgie (orgelwerken en koralen) Johann Jakob Froberger (1616-1667) → leerling van Frescobaldi en van grote invloed op Buxtehude en Bach, schreef veel werken voor orgel en klavecimbel Matthias Weckmann (ca. 1616-1674) → groot orgel- en klavecimbeloeuvre in de stijl van Schütz Heinrich Ignaz Franz Biber (1644-1704) → Oostenrijkse componist van veel instrumentale werken (sonates) en kerkmuziek (missen en cantates) Johann Pachelbel (1653-1706) → componist en organist, instrumentale ensemblewerken, cantates en orgelwerken (beroemde Canon in d gr.t.) Georg Muffat (1653-1704) → componist / organist uit Centraal-Europa, schreef een groot en gevarieerd oeuvre (orkestmuziek voor strijkers, kerkmuziek, opera's en orgelwerken) Friedrich Wilhelm Zachau (1663-1712) → organist te Halle en docent van Händel
Dia 27 Barok ♫ Heinrich Schütz – ‘Vater unser’ uit Symphoniae Sacrae III - goed voorbeeld van de (Venetiaanse) concerterende stijl met soli vs. tutti en vocaal vs. instrumentaal
12 © F.P. Jansen – Johann Sebastian Bach: een leven vol passie (2012)