J.H.M. de Haas. Nazorg aan het begin en aan het einde
Opleiding commandeur
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde”
Inhoudsopgave Samenvatting....................................................................................................................... 3 1.
Inleiding .................................................................................................................... 4
1.1.
Probleemstelling / onderzoekvraag........................................................................ 7
1.2.
Kaderstelling en methode ....................................................................................... 7
1.3.
Bronnen.................................................................................................................... 8
1.4.
Leeswijzer ................................................................................................................ 8
2.
De eerste uren / het aanzeggen .............................................................................. 9
2.1.
Enschede.................................................................................................................. 9
2.2.
Haarlem .................................................................................................................. 12
2.3.
Veendam................................................................................................................. 15
2.4.
Politie...................................................................................................................... 16
2.5.
De Punt ................................................................................................................... 18
2.6.
Conclusies en aanbevelingen ............................................................................... 22
3.
Speelt geld (g)een rol… ......................................................................................... 25
3.1.
Inleiding .................................................................................................................. 25
3.2.
Haarlem .................................................................................................................. 25
3.3.
Enschede................................................................................................................ 26
3.4.
De Punt ................................................................................................................... 26
3.5.
Bijdrage BZK .......................................................................................................... 31
3.6.
Samenvatting en conclusies ................................................................................. 33
4.
En dan nog dit........................................................................................................ 34
Noodzaak projectorganisatie............................................................................................ 34 Coördinatie onderzoeken.................................................................................................. 35 Bij twijfel… ......................................................................................................................... 36 Literatuurlijst / geraadpleegde bronnen .......................................................................... 37 Bijlage 1, Wetsartikelen financiële (rijks-)bijdragen........................................................ 38 Bijlage 2, Voorzet handreiking / protocol ........................................................................ 39 Bijlage 3, Voorbeeld opzet nazorg plan ........................................................................... 41 Bijlage 4, Vragen aan derden............................................................................................ 45
Pagina 2 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” Samenvatting Terugkijkend in alle rust en kalmte op incidenten zoals de ongevallen in Haarlem, Enschede en De Punt en met de wetenschap van nu, kun je beter inschatten welke gevolgen gemaakte keuzes onder tijdsdruk hebben gehad. Als brandweerorganisatie weten we als geen ander dat een gedegen evaluatie van ondernomen acties kan en moet leiden tot verbeteringen. Dat dit niet altijd leidt tot een beter optreden bij volgende incidenten is ook een bewezen feit. Het streven om te komen tot een lerende organisatie gaat (helaas) nog met veel vallen en opstaan. Juist bij incidenten die weinig voorkomen is het goed om nadrukkelijk te kijken naar verbeterpunten. Routine zal bij een lage frequentie nooit snel ontstaan. Soms willen we dat bewust of onbewust ook niet. Met ongevallen met eigen personeel met dodelijke afloop willen we eigenlijk liever geen routine opdoen. Maar toch komen deze ongevallen voor met enorme impact en gevolgen. Alle hulpmiddelen om enigszins voorbereid te zijn op dergelijke voorvallen moeten dan ook worden aangegrepen. In deze scriptie wordt een aantal onderwerpen benoemd en uitgewerkt die bij brandweercollega’s in ieder geval het nadenken over dit soort incidenten moet bevorderen. Als een incident met dodelijke afloop zich voordoet, moeten nabestaanden snel en efficiënt opgevangen worden. Het “aanzeggen” en de informatievoorziening moet snel gebeuren zodat de informele kanalen niet de kans krijgen om onrust en des-informatie te laten geven. Dit vraagt een, zij het beperkte, organisatorische voorbereiding in de vorm van bewustzijn over deze acties bij leidinggevenden van het korps. Een handreiking voor deze acties is als bijlage opgenomen. De gehele aanpak vanaf het moment van het incident kan het beste opgepakt worden als een project met een aantal deelprojecten. Dit moet snel (bij voorkeur direct na het incident) en daadkrachtig worden georganiseerd. Deelprojecten zijn onder andere het Begrafenis Bijstand Team, de coördinatie op onderzoeken en de nazorg. Een goed georganiseerd project met voldoende faciliteiten, (financiële) middelen en een bestuurlijk mandaat legt de basis voor een gedegen afhandeling van het incident. In de nazorg staat vanaf het begin het belang van de nabestaanden voorop. Afwegingen en besluiten moeten, zeker in de emotionele periode, in het teken staan van verwerking. Als het lijkt dat de emotionele eerste fase afgerond gaat worden, kan een meer zakelijke insteek gekozen worden voor inzet van mensen en middelen. Feit blijft dat door de persoonlijke betrokkenheid, zakelijkheid en emotie hand in hand blijven gaan en lastig te scheiden zijn. De financiële gevolgen van dergelijke incidenten loopt snel in de grote bedragen. Keuze in aanpak en de mate van begeleiding bepalen de hoogte van de kosten. Ook hier geldt dat in de emotionele fase kosten ondergeschikt kunnen zijn, maar dat in een later stadium kostenbeheersing wel degelijk een vereiste en dus noodzakelijk is. Over het algemeen dragen de gemeenten zelf de kosten van dergelijke incidenten. Een verzoek tot bijdrage van het Rijk lijkt alleen kans te hebben als de impact van het incident een groter effectgebied heeft dan alleen de nabestaanden, het brandweerkorps en de directe woongemeenschap. H. de Haas Gieten, 4 januari 2011
Pagina 3 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” Inleiding Op de zonnige vrijdagmiddag van 9 mei 2008 rukt de tankautospuit van de post Eelde, onderdeel van de brandweer Tynaarlo, om 14.14 uur uit op een brandmelding van een gebouwbrand. Tijdens het aanrijden wordt duidelijk dat de loods van scheepswerf Beuving aan de Groningerstraat in De Punt in brand staat en dat het een uitslaande brand is. Slechts 14 minuten later is het meest verschrikkelijke gebeurd dat een bevelvoerder kan overkomen: hij moet doorgeven dat hij mensen in de brand kwijt is en dringend assistentie nodig heeft. Een half uur later kan door een massale inzet van waterstralen begonnen worden met een zoektocht. Binnen een kwartier zijn de drie reeds overleden brandweer collega’s van de ploeg geborgen. De nachtmerrie van elk brandweerkorps is werkelijkheid geworden.
De enorme rookontwikkeling en hitte na de “koude” flashover in de boten loods aan de Punt
Wat daarna gebeurd is, tot op het moment van schrijven van deze scriptie, een voortdurende aaneenschakeling van stappen en processen in het kader van respons, rouwverwerking en herstelbegeleiding. De stappen die genomen worden staan in elkaars verlengde en worden genomen op basis van inschatting van de situatie, gevoel, “gezond” verstand en ervaring. Hiervoor is vanaf de vierde week een projectorganisatie in het leven geroepen die met een vaste kern maar met wisselende aanvullende samenstelling de nafase heeft georganiseerd en begeleid. Gedurende de nu verstreken periode van 2 jaar zijn regelmatig momenten van reflectie gehouden waarna de strategie vaak is bijgesteld. Bij elk reflectiemoment is echter telkens weer ervaren dat veel besluiten genomen worden op basis van beredenering en emotie. De ervaringen op dit gebied binnen de vakwereld van de brandweer is niet algemeen bekend c.q. gemakkelijk benaderbaar. Er is weinig “basiskennis” beschikbaar over het handelen in deze situatie. Ook vakliteratuur is nauwelijks voorhanden. Enerzijds is dat ook logisch, omdat dit soort incidenten gelukkig weinig voorkomt en de “sense of urgency” om kennis en vaardigheden hiervoor paraat te hebben, al dan niet bewust wordt onderdrukt.
Pagina 4 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” Anderzijds is er voor de responsfase1 wel een multidisciplinaire groep mensen beschikbaar: het zogeheten BBT (Brandweer Begrafenis Bijstandteam). Het BBT heeft kennis en ervaring en is op afroep beschikbaar om de lokale organisatie te assisteren voornamelijk in de eerste acute periode tot en met de uitvaarten. Ook dat onderdrukt het urgentiegevoel dat het noodzakelijk is om kennis paraat te hebben over hoe te handelen met dit type crises. Noodzaak “Ongevallen met dodelijke afloop met brandweermensen gebeuren niet zo vaak’. Althans dat is bij de meesten van ons het gevoel. “Het gebeurt maar een enkele keer en dan nog meestal ver van ons vandaan.” Maar als het je overkomt en je noodgedwongen moet gaan verdiepen in deze materie, kom je tot een aantal schokkende ontdekkingen. De Coördinatiegroep Onderzoeken De Punt heeft onderzoek gedaan naar het totaal aantal dodelijke slachtoffers onder brandweerpersoneel in de afgelopen jaren met als doel hier een beeld van te geven. De groep wilde met deze cijfers het verhaal naar het eigen personeel toe kracht bij zetten. Dat is gelukt, want ze kwamen tot de, voor sommigen schokkende conclusie dat sinds 1970 er gemiddeld één dodelijk slachtoffer bij de brandweer per jaar valt. Dat betekent een aantal dingen. Dat betekent bijvoorbeeld dat de kans dat er in “jouw” korps of regio zoiets gebeurt relatief groot is. De kans dat je er bij betrokken raakt via inzet, begeleiding of in de nafase is zo mogelijk nog groter. De hoeveelheid activiteiten die kort of lang gaan lopen zijn enorm en de valkuilen talrijk. Variërend van de eerste contacten met de nabestaanden, de eerste opvang van het korps, contacten met de diverse onderzoekers, het Openbaar Ministerie, de lokale bevolking, collegiale hulp en/of bemoeienis, familie problemen, allerlei zorginstanties, het borgen van acties en informatie naar de toekomst toe, financiën enz. Dit betekent dus ook dat het noodzakelijk is dat je als organisatie moet voorbereiden op de mogelijkheid dat het je overkomt. De schrijver van deze scriptie is zeer nauw betrokken geweest bij alles wat rondom het drama van 9 mei 2008 met de drie omgekomen brandweercollega’s afspeelde. In de periode juni 2008 tot en met mei 2009 is gebleken dat van vorige incidenten weinig op papier is gezet of ervaringen niet eenvoudig toegankelijk blijken te zijn. Daarin schuilt het indirecte gevaar dat de opgedane kennis op termijn weg weer dreigt te vloeien. Dat mag een lerende en zich goed preparerende organisatie als de brandweer zich niet laten gebeuren. Een beschrijving van ervaringen, gepleegde gedachteontwikkelingen en gekozen beleids- en richtlijnen kan helpen om collega’s voor te bereiden op een, hopelijk voor hen nooit voordoende situatie. De kans op zo’n situatie is helaas wel aanwezig. Zo’n situatie doet zich echter altijd onverwacht voor. Dan is er nauwelijks tijd meer om je verder voor te bereiden. In de diverse rapporten naar aanleiding van de brand in de Punt zijn direct en indirecte aanbevelingen voor de toekomst gedaan op basis van geconstateerde handelingen en ervaringen. Het doel van deze scriptie is om een weergave te geven van ervaringen en aandachtspunten die vanuit het standpunt van brandweerkorpsleiding zijn opgedaan bij diverse ongevallen met dodelijke afloop bij brandweerinzetten in Nederland. Centraal staan de ervaringen van en met directe nabestaanden, het getroffen korps en de impact op de directe omgeving van de slachtoffers en het korps. 1
Responsfase: de fase van acute crisis; in deze scriptie is hiermee de fase bedoeld direct na het ongeval tot en met de overdracht van de nafase door het BBT aan de gemeente.
Pagina 5 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” De ervaringen zouden, mits verwerkt in de juiste context, gebruikt kunnen worden ter voorbereiding van toekomstige leidinggevenden en (project-) leiders nazorg. Om deze aanbevelingen evenals de ervaringen opgedaan in de nafase van de brand in De Punt niet verloren te laten gaan, is besloten om deze als onderwerp van deze scriptie te nemen. Tot slot moet vermeld worden dat in 2010 het onderwerp nazorg een grote nationale belangstelling heeft. Niet alleen de brandweerincidenten, maar ook de benodigde nazorg na geweld tegen hulpverleners en, niet in de laatste plaats, de nazorg aan de terugkerende militairen van de diverse vredesmissies heeft een stroomversnelling veroorzaakt. Het heeft geresulteerd in twee belangrijke producten die eind 2010 landelijk zullen worden gepresenteerd. De organisatie Impact presenteerde op 23 november 2010 een Modelplan, checklist en “The Game” over de Nafase2. Daarnaast heeft Impact, mede in opdracht van het Ministerie van BZK, de Richtlijn voor opvang van geüniformeerde professionals3 opgesteld. De richtlijn is op 16 december 2010 gepresenteerd.
2
De gevolgen van een ramp duren altijd langer dan men denkt. Het strekt zich meestal uit over jaren en heeft op veel facetten van het persoonlijk en maatschappelijk functioneren zijn effecten. Er zijn veel partijen betrokken bij de zorg en wederopbouw van een getroffen gemeenschap. Deze moeten met elkaar samenwerken, waarbij vaak geïmproviseerd moet worden binnen een buitengewoon gevoelige context.. De nafase vergt een lange adem van iedereen, waarbij de aandacht van verantwoordelijke overheden, bestuurders en de media afneemt in de loop van de tijd. De nafase wordt ook gekenmerkt door moeizame samenwerkingsprocessen tussen de verschillende organisaties, bestuurlijke fricties, belangentegenstellingen en conflicten. Om het samenwerkingsproces tussen deze verschillende organisaties te ondersteunen heeft Impact het Modelplan Nafase ontworpen. Bij de totstandkoming vormde de ervaringen en behoeften van de getroffenen zelf een leidraad voor het modelplan, dat een handreiking is voor de voorbereiding op een langdurige nafase van een ramp. (bron: website Impact –Kenniscentrum) 3 Het doel van de Richtlijn is optimale psychosociale opvang voor de geüniformeerde hulpverlener te garanderen, opdat gezondheidsklachten en werkuitval worden voorkomen. De erkende beroepsverenigingen worden nauw betrokken om de inhoud bij de dagelijkse praktijk te laten aansluiten. Door de Richtlijn zal meer eenduidigheid in de opvang ontstaan. (bron website Impact – Kenniscentrum)
Pagina 6 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” 1.1. Probleemstelling / onderzoekvraag Er zijn onderwerpen die zich slecht laten voorbereiden, dan wel lastig vooraf te beoefenen zijn. Dit komt omdat deze zaken zich óf weinig voordoen en daardoor weinig referentie mogelijk is. Óf dat het realismegehalte niet benaderbaar is door middel van oefeningen of inlevingsvermogen vanwege de enorme emotionele impact. Daarom kunnen praktijk ervaringen uit het verleden helpen bij beeldvorming of gedachtesturende voorbereidingen. In deze scriptie worden dan ook twee onderwerpen behandeld die zich uitermate goed lenen voor “het leren van eerdere ervaringen”. De centrale vraag die in deze studie wordt gesteld is: “Waar moet je als leidinggevende van de brandweer rekening mee houden als er een ongeval met dodelijke afloop plaatsvindt bij repressief optreden in jouw korps”. Omdat dit een zeer uitgebreid werkveld is, worden met name twee specifieke onderwerpen nader uitgewerkt: 1. Op welke wijze kun je, gelet op eerdere ervaringen, het beste de eerste periode na het ongeval de opvang en nazorg van nabestaanden en korps organiseren. Het betreft daarbij de eerste week na het incident met het aanzeggen, de start van de nazorg aan de families, aan de post en het korps, de uitvaarten en het BBT en de start van de gestructureerde nazorg na deze week. 2. Met welke financiële consequenties moet je rekening houden. Daarbij valt te denken aan de ordegrootte van kosten, de dekkingsmogelijkheden, formele besluitvorming daarover en de mogelijkheid van een financiële bijdrage vanuit BZK.
1.2. Kaderstelling en methode Het gaat er niet om delen van de rapporten van de diverse onderzoekscommissies opnieuw te behandelen. Evenmin worden tot in details de taken van het landelijk Brandweer Begrafenis Bijstand Team (BBT) beschreven. Het accent ligt enerzijds op het beschrijven van het geheel aan acties en beschikbare ondersteuning voor de brandweer in de eerste uren, maar anderzijds op (misschien wel belangrijkere mate) de impact van het incident en de gekozen begeleiding op directe nabestaanden (families), de betreffende post (leden en achterban) en de omgeving (woon- en leefomgeving van de slachtoffers). Per onderwerp is achtereenvolgens weergegeven: - een beschrijving van het onderwerp; - ervaringen van andere korpsen / gemeenten bij het onderwerp; - de ervaringen van Tynaarlo / de Punt; - aanbevelingen c.q. gebleken best practice naar aanleiding van de ervaringen. In deze scriptie wordt geen aandacht besteed aan de volgende onderwerpen die echter eveneens uiterst relevant zijn: - de getroffen families, met o.a. begeleiding, nazorg, rol gemeente, familie twisten, tempoverschillen verwerking, relatie met brandweer enz. - de inhoudelijke nazorg in het eerste jaar aan de getroffen post, zoals groepsdynamiek, begeleiding intern en extern, schakelen tussen “normale zaken” en nazorg &emoties, weer op uitruk gaan, enz.);
Pagina 7 van 45
-
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” werfeigenaar, werkgevers omgekomen
omgang met derden, zoals met de brandweerlieden en de lokale gemeenschap; omgang met de media, in het eerste uur, eerste week, eerste jaar en bij de herdenkingen; herdenkingen, de eerste, hoe lang nog, omvang versus impact, diverse partijen, monumenten & gedenktekens, herinneringsboek; Organisatie, de structuur, omvang, draagkracht, formalisering enz.
1.3. Bronnen Naast de bronnen, genoemd in de literatuurlijst zijn de ervaringen van de leden van de stuurgroep Tynaarlo en de projectgroep Nazorg Gemeente Tynaarlo een grote bron van ervaringsinformatie. Deze, apart van de vergaderverslagen niet nader gedocumenteerde bronnen, zijn van onschatbare waarde voor scholing en ervaringsuitwisseling. Er is in deze scriptie dankbaar gebruik van gemaakt van hun ervaringen. Ook de interviews die gehouden zijn met de collega’s in Haarlem en Enschede leverden een schat aan informatie op die, hoewel de incidenten verschilden, toch verrassend veel overeenkomsten vertonen. De schrijver van deze scriptie is de leden van de diverse groepen en de collega’s uit het land veel dank verschuldigd voor hun impliciete bijdrage aan dit stuk.
1.4. Leeswijzer Hoofdstuk 2 gaat over de eerste uren en het aanzeggen van de slechtst denkbare boodschap. Eerst wordt van drie incidenten de eerste uren beschreven met de nadruk op het aanzeggen, de zoektocht naar juiste informatie, de rol van de familiecontactpersonen en de media, en worden een aantal knelpunten gegeven. Daarna wordt weergegeven hoe in twee noordelijke politieregio’s het betreffende proces is georganiseerd. Tot slot is er een gedetailleerd verslag van de vergelijkbare periode tijdens het incident in De Punt. In de laatste paragraaf worden conclusies getrokken en een aantal aanbevelingen gegeven. Hoofdstuk 3 gaat over de financiële aspecten die bij een dergelijk incident spelen. Na relevante voorbeelden van andere incidenten wordt uitgebreid stilgestaan bij de financiën en de besteding bij het incident De Punt. Aansluitend worden de acties van de gemeente Tynaarlo weergegeven om een financiële rijksbijdrage te krijgen ter leniging van de gemaakte kosten. In hoofdstuk 4 wordt een aantal aanbevelingen voor de praktijk gedaan. In de bijlagen is achtereenvolgens te vinden: - de relevante wetsartikelen met betrekking tot de diverse bijdrage mogelijkheden; - een checklist / protocol voor brandweerorganisaties voor het optreden in de eerste uren en weken; - een voorbeeld voor het maken van het nazorgplan eerste jaar en tweede jaar, gebaseerd op de gebruikte plannen in De Punt.
Pagina 8 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” 2. De eerste uren / het aanzeggen In dit hoofdstuk worden de vuurwerkramp in Enschede, de brand van de Koningskerk in Haarlem, het dodelijk ongeval bij een brand in Veendam en de brand in De Punt toegelicht. Achtereenvolgens wordt het incident beschreven en worden de eerste uren (voor zover bekend) in detail weergegeven. Daarnaast worden de effecten van de media en de belangrijkste knelpunten aangehaald. Als vergelijkingsmateriaal is de nazorg organisatie van de politie Groningen en Drenthe beschreven. 2.1. Enschede De ramp De brand begon op 13 mei 2000 om omstreeks 15.00 uur op het werkterrein van een pakhuis van S.E. Fireworks. In dit pakhuis lag ongeveer 900 kilogram vuurwerk opgeslagen. Het vuur verspreidde zich naar o.a. een bunker en enkele containers, die illegaal buiten het gebouw waren geplaatst. De brandweer kon het vuur aanvankelijk niet bedwingen, en een derde container vatte vlam. Deze container ontplofte korte tijd later (omstreeks 15.30 uur). Een kettingreactie van soortgelijke ontploffingen resulteerde uiteindelijk in de grootste ontploffing: die van de centrale bunker om 15.35 uur. Hierbij kwam 177 ton Het moment van de grote explosie vuurwerk tot ontploffing4. Bij de explosie kwamen drieëntwintig mensen om het leven waarvan vier leden van de eerste uitrukeenheid van de brandweer Enschede. Vele honderden mensen raakten gewond. De omgekomen brandweermannen zijn onder grote landelijke belangstelling met korpseer begraven. Hieronder volgt een weergave van de eerste uren / dagen na de ramp, gebaseerd op het gesprek met een vertegenwoordiger van het korps Enschede en het boek “Zorg voor de brandweer” van M. Jansen. De eerste uren Tegen 18.00 uur zijn de families geïnformeerd. Toen was er het beeld dat er zeker één overledene was, diverse gewonden en een aantal vermisten. Het uitzoeken wie er vermist waren, was niet eenvoudig en kostte veel tijd. Bij de (beroeps) collega’s kon dat op basis van de namenlijst van de dienstdoende ploeg. Van de vrijwilligers was dat lastiger want het was niet op papier vastgelegd wie waren uitgerukt als gevolg van het vrije instroomsysteem. Veel waren op eigen gelegenheid gegaan. Het achterhalen van de juiste namen bij de uitruk is
4
De ontploffingen vaagden de hele woonwijk Roombeek in Enschede weg. De grootste ontploffing was tot 60 kilometer ver te horen. Tweehonderd woningen werden volledig verwoest; ca. 1500 woningen buiten de wijk en ca. 500 omliggende bedrijven raakten zwaar beschadigd; 1250 mensen raakten dakloos. De materiële schade werd geschat op ongeveer 1 miljard gulden (454 miljoen euro).
Pagina 9 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” uiteindelijk gedaan door aan de collega’s te vragen met wie ze, waar, op welk moment waren. En of ze elkaar na de explosie nog gezien hadden en zo ja, waar? Voor het informeren van de acht families over gewonden, vermisten en overledenen is gekozen om hen tegelijk te bezoeken. Daarvoor zijn koppels van twee geformeerd. Er is geprobeerd om één iemand vanuit de brandweer en iemand anders vanuit de gemeentelijke organisatie aan elkaar te koppelen. Uiteindelijk zijn het bijna allemaal personen uit de repressieve dienst geworden. Bij de keuze is gekeken wie hier toe in staat zou kunnen zijn en wie een beetje bekend waren met of bij de families. De betrokkenen hebben dit een zeer zware, maar dankbare taak gevonden. De families hebben de wijze waarop e.e.a. uitgevoerd is erg op prijs gesteld. Zeker ook omdat de media al een bericht de wereld in hadden gebracht, dat er vele doden en gewonden waren, waaronder ook brandweerpersoneel. Uiteindelijk bleken vier brandweermannen overleden en waren vier in het ziekenhuis opgenomen. De opvang van de andere brandweerlieden en hun families gebeurde in een hotel elders in Enschede. Daar heeft men alle families naar toe laten komen, ook die van de vermisten omdat toen nog niet bekend was wie overleden was. Alleen van de ene collega waar vanaf het begin bekend was dat hij overleden was, is de familie niet in het hotel geweest. Aan de families waarvan de mannen ontbraken is speciale aandacht gegeven. Opvang is in samenwerking met politie gegaan, waarvan overigens ook mensen vermist waren. De ambulancedienst heeft niet meegedaan in deze opvangmethode. Vanwege werkdruk hebben zijn gekozen niet mee te doen. Achteraf hebben ze daar veel spijt en last van gehad. In de loop van de avond was intern bekend wie de overledenen waren. Daarvoor is aan het reeds gestarte RIT5 gevraagd met voorrang te zoeken naar de drie vermiste brandweermannen. Daarop zijn de betreffende families opnieuw ingelicht. De volgende dag is openbaar gemaakt dat drie beroeps en één vrijwilliger waren omgekomen. Gedurende het gehele bovenstaande traject is er open kaart gespeeld naar alle families. Er is verteld dat zij met alles rekening moesten houden, waarbij het begrip kon inhouden dat zij gevlucht zouden kunnen zijn, gewond of overleden waren. Deze werkwijze is goed overgekomen bij de families. Er zijn de volgende dag door de BOT6-coördinator familie contactpersonen aangewezen; één per familie. Daarbij is gekeken naar personen uit het brandweerkorps die elkaar kenden en elkaar (vermoedelijk) lagen maar niet persé een band hadden met de nabestaandenfamilies. Er is niet gekeken naar de functionele relatie, maar naar aard en karakter van de beoogde personen. Een BOT-achtergrond was wel een pré. Dit geheel is improviserend gegaan omdat de toenmalige draaiboeken BOT het fenomeen familiecontactpersoon (nog) niet kenden. Dit is een gouden zet gebleken voor zowel de families als de brandweer. Per familie was er één aanspreekpunt. Uit de reacties bleek dat de contactpersonen fantastisch werk hebben gedaan en een waardevolle bijdrage hebben geleverd aan de informatievoorziening en verwerking in de eerste periode.
5
Rampen Identificatie Team, bijzondere eenheid van en voor de Nederlandse politie en heeft tot taak assistentie te verlenen bij de berging en de identificatie van personen die bij een ramp of calamiteit zijn omgekomen 6 BOT = Bedrijfs Opvang Team, een team collega’s die speciaal opgeleid en getraind is om bij incidenten met een groot traumatisch effect collega’s te kunnen opvangen en als gesprekspartner te dienen om de eerste ervaringen te verwerken.
Pagina 10 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” Voor de traumaverwerking is aan de nabestaanden specifieke, gerichte professionele begeleiding aangeboden en waar dat nodig was ook ingezet. Uiteindelijk is de “reguliere” hulpverlening ingezet. Het BOT is uitsluitend ingezet voor de brandweerlieden en hun families. Van de gevolgde werkwijze zijn geen vervelende naweëen bekend. De weduwen zijn dankbaar voor de wijze van begeleiding en er is nog steeds af en toe contact. Ze vinden dat ze goed begeleid zijn. Knelpunten. Omdat niet bekend was wie de vermiste mensen waren was de druk van de media in eerste instantie niet zo groot. De gebeurtenissen elders in Enschede eisten de meeste aandacht. Ook de organisatie heeft bewust niet actief mededelingen daarover naar de media gebracht. Op het moment dat de vier overleden bekend waren werd wel heftig gereageerd. Was in eerste instantie de toegang tot de kazerne heel open voor iedereen, later moest vanwege de opdringerigheid van de media ín het gebouw de toegang afgeschermd worden, met name rondom de condoleanceboeken. Toegang was er vanaf dat moment alleen nog voor de brandweer en de familie. De pers werd buiten gehouden. Daarvoor is op een bepaald moment zelfs politie ingezet. Het vrijgeven van de lichamen was ook een groot knelpunt. De lichamen zijn geborgen en ter identificatie weggebracht. Het RIT heeft hen geïndentificeerd, waarvoor de families pijnlijke vragen kregen. Daaruit werden natuurlijk conclusies getrokken dat het ernstig was. Sommige lichamen waren zo ernstig verbrand dat herkenning alleen op gebitskenmerken mogelijk was. De familiecontactpersonen hebben dit proces goed kunnen begeleiden. Uiteindelijk is maar één collega opgebaard geweest. Bij de anderen was dat niet meer mogelijk. Vanwege de drukte in de communicatiesfeer waren de normale middelen (telefoon en gsm) slecht beschikbaar. Om te voorkomen dat er een massale informatievraag bij de brandweerkazerne zou komen, is aan de medewerkers meegegeven om zo snel mogelijk het thuisfront te bellen dat ze in leven zijn. Daarmee werd een behoorlijke druk weggenomen.
De heren Jan Tijkotte en Egbert Huisken bij het monument, nog op de oude kazerne van Enschede
Pagina 11 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” 2.2. Haarlem Op 23 maart 2003 wordt om 21.04 uur de brandweer Haarlem gealarmeerd voor een binnenbrand in de Koningkerk aan de Kloppersingel in Haarlem. Nadat de brand binnen 40 minuten van klein naar zeer groot en uitslaand was uitgegroeid viel om 22.12 uur een buitenmuur om. Deze bedolf de drie brandweermannen Van Kooten, Hannenberg, en Knipper, waarbij zij om het leven kwamen. Zij zijn met korpseer begraven.
Vlak na de val van de muur
Hieronder volgt een weergave van het gesprek met vertegenwoordigers van het korps Haarlem. De eerste uren Omdat direct bekend was wie de slachtoffers waren, is diezelfde avond besloten om nabestanden tegelijk te gaan bezoeken. Er zijn drie duo’s samengesteld. Er zijn mensen uitgezocht en gevraagd die wilden en waarvan de leiding wist dat die daar geschikt voor zouden kunnen zijn. Dit is op improviserende wijze gedaan. De tweetallen bestonden uit een mix van brandweer – leidinggevenden van diverse niveaus die ook een officiele vertegenwoordiger van de organisatie konden zijn, en mensen die de nabestaanden kenden. De commandant zelf is op dat moment niet geweest. Zijn aandacht lag elders. De politie heeft niet deelgenomen aan dit proces, mede omdat deze hiervoor nog niet in beeld was. Rond 02.00 uur zijn de bezoeken gepleegd. Ondanks de relatieve korte periode was er commentaar op de snelheid van brengen van de boodschap. Dit kwam omdat er lang onduidelijkheid was over de derde vermiste. Ad-hoc (eerst apart, later door alle drie) is door de teams besloten eerst een familielid van de weduwen in te lichten en die daarna mee te nemen naar de weduwe. Op dat moment waren er nog geen familiecontactpersonen bekend. Dit familielid was ter ondersteuning van de weduwe, ook voor het moment dat het team weer weg zou gaan. Het vinden en op de hoogte brengen van zo’n familielid kostte wel enige tijd en emotie. Na het brengen van de boodschap is het team weer weggegaan met achterlating van het familielid. Achteraf hebben de vrouwen van de omgekomen brandweermensen aangegeven dat dit goed bevallen is. Wel waren om 08.00 uur de volgende ochtend de brandweerlieden van de teams weer bij de weduwen terug voor verdere begeleiding. De volgende ochtend zijn de familiecontactpersonen gezocht en gebriefd. Haarlem heeft uiteindelijk een coördinerend familiecontactpersoon aangewezen. Deze functie is toevallig ontstaan, maar uiteindelijk goed bevallen. Hij heeft als afstempunt gefunctioneerd om het werken van de familiecontactpersonen als team te bevorderen. Hij bewaakte de onderlinge afstemming, wat werd er wanneer tegen wie gezegd en zorgde voor een unifomre
Pagina 12 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” boodschap. Daarnaast kon hij als klankbord voor de familiecontactpersonen dienen en kon hun emoties en gedrag bewaken. Het vrijgeven van de lichamen heeft erg lang (enkele dagen) geduurd vanwege de autopsie die plaatsvond in Rijswijk. Binnen het BBT is iemand speciaal aangewezen om het vrijgeven van lichamen te bewaken. Dit was noodzakelijk om de herdenkingsdiensten te kunnen plannen en duidelijkheid te geven naar de nabestaanden. Door de lengte van de periode die Rijswijk nodig had, kwamen veel processen in de knel, zoals het regelen van de rouwkamers, de uitvaarten, het herdenkingsmoment de kaarten enz. De nabestaanden hadden, ondanks deze hindernissen begrip voor deze, voor het BBT overmacht – situatie. Effecten van mediagebruik. In eerste uren waren er weinig effecten van de media te merken, mede door het tijdstip van de dag. Wel waren zonen van één van de slachtoffers ter plaatse omdat deze vlak voor het ongeval met hun vader gebeld hadden. Vanwege de nachtelijke uren is er niet zo veel onderling berichtenverkeer waargenomen. Families belden op een gegeven moment naar de brandweer voor meer informatie en er werd met hen afgesproken dat zij naar de kazerne kwamen. Ook waren er geluiden dat de pers onderweg was naar de kazerne. Daarop is georganiseerd dat de beide partijen in aparte, nadrukkelijk gescheiden ruimte zouden worden opgevangen. Lange termijn effecten Na vier jaar is er onder de brandweerlieden een enquête gehouden waarbij de tevredenheid over de nazorg en de afloop van het incident is gepolst. Daaruit bleek dat bijna iedereen in korps tevreden is over de gang van zaken. Alleen het uitkomen van het rapport met bijbehorende, behoorlijk confronterende DVD van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) vereiste extra nazorg. Er zijn in dat kader speciale extra nabespreking momenten gehouden. Ook de families gaven aan tevreden te zijn over alle inspanningen. Er zijn geen noemenswaardige naslepende problemen met de families. Twee van drie families heeft nog steeds geregeld contact met de brandweer. Knelpunten / aanbevelingen Voor het aanzeggen was er snel de wens geuit om dit volgens een eerder opgesteld protocol te doen. Maar op het gewenste moment was het protocol “onvindbaar”. Daarop is geïmproviseerd. Waar het nu ligt lijkt overigens weer onbekend. Een protocol is nodig om zaken die weinig voorkomen goed te laten verlopen. De dagelijkse dingen weten we wel, maar juist deze, weinig voorkomende zaken vereisen voorbereiding. Het is daarnaast goed een handleiding te hebben voor de eerste 24 uur. Het is cruciaal dat dit tijdvak goed en zorgvuldig verloopt om lange / latere termijn effecten te voorkomen. Er is wel een risico met een al te strak protocol of handleiding: mensen gaan niet meer zelf nadenken. Er zal dus een balans gevonden moeten worden tussen “zo min mogelijk voorschrijven” en een “handleiding”, zodat er een belangrijke stimulans blijft voor het denken improvisatievermogen van de mensen die voor de klus staan. De keuze om de weduwen na het brengen van de ergste boodschap niet alleen laten, is een goede geweest. In een later stadium hebben de weduwen dat ook aangegeven. Het is dus aan te bevelen de weduwen zo kort mogelijk, maar het liefst helemaal niet alleen te laten. Over de familiecontactpersonen valt veel te zeggen. In Haarlem is gekozen voor brandweerlieden. Een familecontactpersoon kiezen kost tijd. Hij/zij moet zorgvuldig gezocht en voorbereid worden op de lastige taak. Let dus wel op de toezegging aan de nabestaanden over tijd/tempo waarin de familecontactpersoon kan beginnen. Het is goed te beseffen dat deze rol van de brandweer bij de familie een officiele rol is.
Pagina 13 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” De familiecontactpersoon hoeft geen nazorg rol in vorm van emotionele ondersteuning te bieden. Er komen mensen die dat beter kunnen, zoals familie, vrienden en eventuele offciele instanties. De familecontactpersoon moet eigenlijk de linking pin tussen brandweer en familie zijn. Het beperken van de emotionele banden kan voorkomen dat hij/zij betrokken wordt bij een wij (nabestaanden) / zij (officiele instanties) gevoel. Omdat de familecontactpersoon specifieke brandweeronderwerpen met hen gaat bespreken kan hij, als hij een te goede bekende is / wordt mogelijk in een relatiespagaat terecht komen. Dit is uiteraard onwenselijk en werkt uiteindelijk niet productief. De coördinerend familecontactpersoon kan deze ontwikkelingen op de voet volgen en bewaken en waar nodig bijsturen. Reden te meer om het instellen van een coördinerend familecontactpersoon te overwegen bij meer dan één familiecontactpersoon en bij drie of meer contactperson en dit gewoon te doen. In Haarlem wordt intern de vraag gesteld of de functie van familecontactpersoon niet geprofessionaliseerd zou moet worden. Vooraf mensen benaderen die ervaring hebben op het gebied van maatschappelijk werk. Te denken is aan bedrijfsmaatschappelijk werkers, of bijvoorbeeld een arbo-arts. De vraag kan gesteld worden in welke mate de familecontactpersoon de eigen brandweerorganisatie zou moeten kennen? Zo zou je ook kunnen denken aan oudere en ervaren BOT-leden van andere teams uit de omgeving. In het kader van het onderlinge berichtenverkeer en via de media is het goed op te merken dat je scherp moet zijn op alle geluiden en geruchten van mogelijke contacten. Snelle en adequate actie is vereist. Na het instellen van het BBT moet alle verdere officiële communicatie via hen of via het proces Voorlichting verlopen. Op een gegeven moment moet besloten worden om de zorg vanuit de organisatie af te bouwen. Het te lang doorgaan met intensieve zorg doet afbreuk aan het zelf herstellend vermogen van betrokkenen. Als stelling / opdracht kan worden gezegd: bewaak het moment dat nazorg overgaat in het eerste herstel en stem je wijze van zorg daarop af. Wel is het verstandig om nog langere tijd blijven bewaken of speciale gebeurtenissen effect hebben op getroffenen. Daarbij moet je denken aan nieuwe slachtoffers elders in het land, uitkomen van (deel-)rapporten, slepende rechtszaken en dergelijke. Bloemenzee op plaats ongeval
Het permanente monument aan de Kloppersingel
Pagina 14 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” 2.3. Veendam Op maandagochtend 8 maart 2010 brak omstreeks 03.15 uur een brand uit in een witgoedzaak aan de Kerkstraat in Veendam. De brand groeide snel uit tot een grote brand. Twee brandweermannen waren bezig met bluswerkzaamheden aan de buitenzijde bij de achterzijde van het pand toen een deel van de muur waar zij stonden instortte. Wiebe de Vries werd ernstig gewond door vallend puin. Zijn collega, tevens bevelvoerder op dat moment, werd licht gewond. De Vries is in de ambulance overleden aan zijn verwondingen in aanwezigheid van zijn vriendin - levenspartner. Hij is op zaterdag 13 maart met korpseer begraven.
De brand aan de Kerkstraat In Veendam
Dit incident laat zien dat geen enkel incident hetzelfde is. Het aanzeggen was niet van toepassing omdat de eerste lijns nabestaande vrijwel direct op de hoogte was van het overlijden. Vanaf het moment van overlijden tot de begrafenisdag is de familie nagenoeg permanent begeleid door familiecontactpersonen. De familie contactpersoon van de eerste uren was iemand die ook bij De Punt een tijd als familiecontactpersoon heeft gefungeerd en dus ervaring had. Daarnaast was hij ook zeer bekend binnen het korps van Veendam. Er is contact geweest tussen de korpsleiding van Veendam en Tynaarlo om ervaringen en tips uit te wisselen. De wond is nog erg vers en de nazorgfase is pas begonnen. Daarom is het nog te vroeg om conclusies te trekken over de gevolgde werkwijze.
Familie en gemeente op weg naar een korte herdenkingsbijeenkomst op de ongevalplaats
Pagina 15 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” 2.4. Politie Ter vergelijking met hetgeen de brandweer als ervaringen heeft opgedaan kan het interessant zijn deze ervaringen te vergelijken met de politie. Deze organisatie heeft vanwege de aard van het werk gevoelsmatig een grotere kans te maken te krijgen met slachtoffers onder eigen personeel. Zo maken zij veel auto-kilometers, soms onder stressvolle omstandigheden en maken zij verhoudingsgewijs veel geweldsincidenten mee. Het zou daarom logisch zijn te veronderstellen dat de politie voorbereid is de uit te voeren zaken die een (dodelijk) slachtoffer onder eigen personeel met zich mee brengt. De vragen die aan het politiekorpsen Drenthe en Groningen gesteld zijn luidden 1. Heeft de politie Drenthe / Groningen een (uitgeschreven) protocol voor het aanzeggen van nabestaanden bij (dodelijke) ongevallen met eigen personeel. 2. Zo ja, kan ik daar een kopie van krijgen. 3. Is er misschien een landelijk protocol voor. 2.4.1. Korps Drenthe Heeft de politie Drenthe een (uitgeschreven) protocol voor het aanzeggen van nabestaanden bij (dodelijke) ongevallen met eigen personeel. De betreffende woordvoerders gaven aan dat het bij hen niet bekend is of het politiekorps Drenthe hier een protocol voor heeft. In de jaren dat zij werkzaam zijn in Drenthe (meer dan 15 jaar) hebben zij dit ook nog niet meegemaakt dat dit is gebeurd. Aangenomen werd dat de direct leidinggevende dit moet gaan doen, maar dat het vaak een handelen naar de omstandigheden zal zijn. Daarbij wordt ook verwezen naar het “normale” protocol dat de politie hanteert als zij nabestaanden van een (dodelijk) ongeval of ander incident waarbij geen politiemensen zijn betrokken moeten informeren. Maar zij waren zich ook ervan bewust dat zo’n protocol een kort en eindig karakter heeft. In sommige gevallen zal echter een “gezinsrechercheur” worden aangewezen, met name als een incident een langduriger karakter krijgt zoals bijvoorbeeld een rechtzaak. Ook in gevallen van zelfmoord onder politiemensen gaven de woordvoerders aan dat er geen uitgewerkt protocol is, maar dat daar eigenlijk wel behoefte aan is. Is er misschien een landelijk protocol voor. De woordvoerders waren niet bekend met het eventuele bestaan van een landelijk protocol. Beide woordvoerders gaven aan geïnteresseerd te zijn in een hanteerbaar protocol in dit kader.
Pagina 16 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” 2.4.2. Politie Groningen Heeft de politie Groningen een (uitgeschreven) protocol voor het aanzeggen van nabestaanden bij (dodelijke) ongevallen met eigen personeel. Het regionale politiekorps in Groningen heeft op het moment van schrijven (nog) geen uitgeschreven protocol. Het is reeds vele tientallen jaren geleden dat een politieman in Groningen overleed bij het uitoefenen van zijn functie. Wel zijn er overleden collega’s door ziekte en door ongevallen buiten diensttijd. Voor deze gevallen is er een ervaringsdeskundige binnen het korps. Deze ervaringsdeskundige heeft, doordat hij reeds vele jaren voor deze incidenten wordt ingezet, een bepaalde werkwijze ontwikkeld die hij graag wilde delen met de schrijver dezes. Vanwege zijn aanstaande pensionering (eind juni 2010) was hij toch al van plan e.e.a. op papier te zetten. Bij het overlijden van collega’s worden de volgende acties uitgezet. o Als het overlijden in werktijd of in bijzijn van collega’s is gebeurd zal een leidinggevende van de basiseenheid waartoe de overledene behoorde, ter plaatse gaan om de situatie in te schatten. o Voor het informeren en de eerste opvang van de collega’s van de overledene wordt het BOT van korps Groningen ingezet. Het BOT is gepiketeerd en dus op afroep beschikbaar. De leidinggevende van de eenheid brengt meestal de boodschap en wordt bijgestaan / ondersteund door de korpsleiding (korpschef en/of zijn plaatsvervanger). Deze informatie overdracht gebeurt zo snel als mogelijk. o Meestal zal de volgende dag een extra bijeenkomst van alle betrokken collega’s plaatsvinden. Deze bijeenkomst heeft als doel onderlinge reacties uit te wisselen en de impact en de individuele gevolgen van het overlijden in kaart te brengen. Hierop kunnen op maat gesneden acties plaatsvinden, zoals wel of niet werken en begeleiding. o Als het informeren van de directe nabestaanden nodig is, zal dit gebeuren door de leidinggevende van de betrokkene en iemand van het BOT. Hiervoor is geen concrete handleiding of draaiboek geschreven. o Als de nabestaande niet op de hoogte gebracht hoeft te worden (bijvoorbeeld bij overlijden thuis door ziekte e.d.) wordt afhankelijk van de situatie door de leiding bepaald wie op het eerste condoleance bezoek gaat. o Aan de nabestaanden wordt een contactpersoon toegewezen die de contacten van en naar de nabestaanden stroomlijnt. Ook zorgt deze contactpersoon dat de juiste berichten binnen het korps wordt verspreid. Hierin speelt de eerdergenoemde ervaringsdeskundige een hoofdrol. o De ervaringsdeskundige heeft gedurende de jaren de volgende taken en bevoegdheden opgebouwd: o Zorgt voor berichtgeving op intranet. o Regelt bijstand, ondersteuning en aankleding rondom condoleances en begrafenis. Hierbij zijn de wensen van de nabestaanden leidend. o Zorgt voor advertenties / bloemstukken e.d. afhankelijk van de wensen van de nabestaanden en het korps. o Ondersteunt de familie contactpersoon. Is er misschien een landelijk protocol voor. De ervaringsdeskundige gaf aan dat het korps Amsterdam-Amstelland een uitgebreid draaiboek heeft voor begrafenissen met korpseer.
Pagina 17 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” 2.5. De Punt Deze paragraaf gaat over het aanzeggen en de eerste opvang bij het incident aan De Punt op 9 mei 2008. De beschreven acties en ervaringen zijn beschreven vanuit het oogpunt van de commandant, tevens schrijver van deze scriptie. Zijn rol tijdens het incident was, na een start in het Regionaal Operationeel Team, het aanzeggen van het overlijden aan de directe nabestaanden. Daarna heeft zijn rol zich “beperkt” tot de begeleiding van de post Eelde en deelname in de projectgroep nazorg. Beschrijving situatie ter plaatse Bij de brand in De Punt komen om 14.21 uur drie brandweerlieden vast te zitten in een loods als door een rookgasexplosie de gehele loods in één keer in brand komt te staan. De daarbij ontstane hitte en vuur zijn zo enorm dat buitenstaande brandweerlieden niet meer dichtbij kunnen komen. Bijkomende complicerende factor is dat de enorme overhead deur uit zijn rails wordt geblazen en zowel de terugtocht als een snelle reddingsopening wordt geblokkeerd door vuur en metaal. Als bij de brand duidelijk wordt dat er iets mis gaat, verandert de sfeer in het optreden ter plaatse direct. De aanwezige brandweerlieden reageren anders en handelen koortsachtiger dan normaal. Er komt een grote stroom voertuigen en functionarissen ter plaatse. Dit valt de toeschouwers op. Hoewel zij het radioverkeer niet kunnen meeluisteren, nemen zij de veranderingen goed waar. Onder de toeschouwers zijn mensen die de brandweerprocedures goed kennen, zoals familieleden, oud brandweerlieden7 en vele brandweer”kenners” en enthousiastelingen. Zij merken al snel op dat de ploeg van Eelde niet meer compleet buiten loopt. Ook de, al vanaf het uitbreken van de brand, aanwezige pers komt door eenvoudig tellen tot de conclusie dat er iets niet goed is. Dit brengt een stroom aan informatie op gang via allerlei media zoals de mobiele telefoon, sms en internet. Dat dit gebeurt, is merkbaar aan de situatie ter plaatse. Zo beginnen nog tijdens de brand familieleden van de slachtoffers naar het gemeentehuis te bellen om informatie te vragen, zonder dat zij formeel op de hoogte waren gebracht door de officiële instanties. Ook blijkt achteraf dat er al tijdens de reddingsacties familieleden en kennissen van de slachtoffers onderling elkaar bellen en elkaar op de hoogte brengen. Er komen zelfs al familieleden ter plaatse. Tussen 15.00 en 15.15 uur worden de drie brandweercollega’s geborgen. Bij elke brandweercollega wordt nog een reanimatiepoging gedaan, maar dit mag helaas niet meer baten. Ook dit wordt door de aanwezige omstanders en media natuurlijk gezien waarna conclusies worden getrokken. Tijdlijn Hieronder wordt de tijdlijn geschetst volgens welke het bekendmaken van de namen aan de nabestaanden is verlopen. 14.23 uur Er wordt GRIP 1 gegeven door de wachtcommandant van de Meldkamer Drenthe8; 14.28 uur Er wordt GRIP 2 afgekondigd door de Coördinator Alarmcentrale9 brandweer. 15.15 uur Door het Regionaal Operationeel team (ROT) wordt GRIP 3 gegeven als blijkt dat 7
De vader van één van de slachtoffers was 18 jaar lang lid van de brandweerpost Eelde en is begin 2006 vertrokken vanwege gezondheidsproblemen. Hij stond vanaf het begin van de brand te kijken aan de overzijde van het kanaal. 8 Dit is een continue op de meldkamer aanwezige politiefunctionaris die de werkzaamheden binnen de gehele geco-lokeerde meldkamer Drenthe afstemt. 9 Dit is een piket functionaris van de brandweer op HOvD-niveau speciaal voor de brandweerprocessen op niveau van de meldkamer en het ROT; hij is voor een aantal besluiten gemandateerd.
Pagina 18 van 45
15.25 uur
16.15 uur
16.35 uur
16.45 uur 16.45 – 17.30 uur
17.45 uur
18.30 uur
18.40 19.45 uur
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” de zaak zeer ernstig is. Hierna starten de gemeentelijke activiteiten en wordt het Beleidsteam van de gemeente Tynaarlo (=GBT) geformeerd. Het team heeft haar eerste vergadering om 15.35 uur. in het ROT wordt bekend dat er inderdaad drie brandweerlieden zijn omgekomen. Tot dat moment was alleen bekend dat er drie vermist waren. Van twee is de identiteit dan al bekend, maar van één nog niet. Wel is een naam doorgegeven. In de vergaderingen van zowel het ROT als later in het GBT is langere tijd onzekerheid over de juiste identiteit van deze laatste. Binnen de post Eelde waren namelijk drie personen met dezelfde naam. In de eerste vergadering van het GBT wordt na een uitgebreide discussie besloten dat de bevestiging van overlijden aan de directe nabestaanden zal gebeuren door de brandweercommandant. Dit omdat men de relatie als werkgever zwaar laat meewegen. Na aandringen van de commandant zelf wordt besloten dat hij vergezeld zal worden door een ervaren politiefunctionaris. Als de commandant brandweer vanuit het gemeentehuis in Vries naar Eelde vertrekt is hem nog niet duidelijk waar de directe nabestaanden zijn. Één van de weduwen zou volgens geruchten haar zoon aan het wegbrengen zijn naar een scoutingkamp, van de andere twee families is niet direct de verblijfplaats bekend. De commandant heeft een eerste ontmoeting met de hevig aangeslagen leden van post Eelde en hun partners. De gehele eenheid is teruggetrokken van het incident en naar het vliegveld Groningen Airport Eelde gebracht. Zij zitten bij elkaar onder begeleiding van leden van het BOT-Emmen10. De benodigde reistijd van 20 minuten was nodig om een chauffeur te regelen (zelf rijden was door de vele telefoontjes niet veilig) en om langs de, door opgestelde voertuigen slechts met grote moeite passeerbare, incidentplek te komen. De tocht langs de nabestaanden begint. Om ongeveer 16.45 uur is er telefonisch contact met een broer van één van de slachtoffers hetgeen leidde tot de conclusie dat de weduwe niet thuis is. Er wordt besloten de ouders en broers als eerste te bezoeken. Dit leidt tot een rit, weer langs de incidentplaats naar De Punt. Bij aankomst om ongeveer 17.20 uur in De Punt blijkt dat de weduwe toch thuis in Eelde is. Daarop is naar Eelde terug gereden (en weer langs de incidentplaats) en is de weduwe om 17.30 uur bezocht Vertrokken naar het huisadres van de tweede weduwe. Deze bleek niet thuis. Navraag bij de buren levert geen concreet resultaat, anders dan dat zij op de camping zou kunnen zijn. Hierna wordt door de politiefunctionaris contact gezocht met collega’s om de zoekactie op de betreffende camping in gang te zetten. Er wordt aangebeld bij de derde familie, de ouders van één van de slachtoffers. Ook daar is niemand thuis. Telefonisch contact met het GBT leverde de mogelijkheid op dat zij misschien in het opvangcentrum11 zouden zijn. De commandant komt in Het Loughoes aan en treft daar inderdaad zowel de weduwe van een slachtoffer als de ouders van de andere. Er vindt de persconferentie plaats waarin de namen van de omgekomen brandweerlieden door de gemeente bekend worden gemaakt. Hiermee is doelbewust gewacht tot de aanzegging geheel afgerond was. Dit proces valt buiten beschouwing van deze scriptie. In het rapport van de commissie Helsloot wordt uitgebreid verslag gedaan van de besluitvorming hieromtrent12.
10
De korpsen Emmen en Hoogeveen hebben een georganiseerde en getrainde Bedrijfs Opvang Team (BOT). Veel leden van die teams hebben in deze periode en in de weken erna hun diensten bewezen in de begeleiding van de brandweer Tynaarlo. 11 Het Loughoes, gelegen in het centrum van het dorp Eelde, is om ongeveer 17.00 uur ingesteld als opvanglocatie van kennissen en familie van de slachtoffers. 12 Eindrapport commissie Helsloot hoofdstuk 3
Pagina 19 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” De boodschap Zonder in te gaan op de inhoud van de individuele gesprekken die gevoerd zijn, moet gemeld worden dat deze gesprekken dramatisch zijn om mee te voeren. Het is de slechtst denkbare boodschap die je kunt brengen en de reacties zijn onvoorstelbaar. Als onervaren persoon met deze materie komt het dubbel hard aan en de aanwezigheid van een ervaren en stabiele politiefunctionaris geeft daarbij steun. Bij alle drie de weduwen gaf de aankomst en het verschijnen van de commandant met een politieman een bevestigende reactie. De boodschap was weliswaar al wel informeel tot hen doorgedrongen, maar de aankomst en de mededelingen van de commandant gaf het definitieve uitsluitsel. De reacties van de kinderen waren ronduit hartverscheurend. Vragen over het hoe en de details van het incident kunnen slechts summier worden beantwoord, omdat het duo die zelf nog niet weet. Het korte gesprek bevat ook zakelijke punten, die aan de commandant waren meegegeven in de briefing op het gemeentehuis. Gevraagd moest worden of de familie een begrafenis met korpseer wil. Dit is van belang om de werkzaamheden van het BBT, op dat moment al aanrijdend naar Vries, zo snel als mogelijk te laten beginnen. Als daarop bevestigd wordt gereageerd wordt toegezegd dat er zo snel als mogelijk een familiecontactpersoon vanuit de brandweer aan elke familie wordt toegewezen. Als er geen korpseer gewenst zou zijn, zou een andere familiecontactpersoon gezocht moeten worden Het mag duidelijk zijn dat het stellen van de vraag over korpseer op dat specifieke moment met gemengde gevoelens wordt ontvangen, gezien de emotionele lading van het moment. Toch is uiteindelijk begripvol en positief gereageerd door zowel de nabestaanden zelf als de aanwezige familieleden. Familie contactpersoon Het niet exact kunnen aangeven van de tijdstermijn (“zo snel als mogelijk”) waarin de familiecontactpersonen actief zouden worden is een belangrijke en achteraf cruciale gebleken omissie in de boodschap. Het heeft in de emotionele hectiek van het gesprek verwachtingen gewekt bij de families. Uiteindelijk zijn om ongeveer 23.30 uur in een bijeenkomst tussen het BBT en de brandweercommandant op het gemeentehuis drie contactpersonen aangezocht. Om ongeveer 00.15 uur zijn deze drie gebeld en zegden zij direct toe deze taak op zich te willen nemen. Hierna zijn de families alsnog door de commandant ingelicht dat de contactpersonen de volgende ochtend, vrijdag 10 mei om 11.00 uur bij hen zouden zijn. Dit is uiteindelijk 12.00 uur geworden nadat de contactpersonen om 11.00 uur op het gemeentehuis waren gebrieft door het BBT. In de tijd tussen het eerste bezoek van de commandant en de telefoontjes van 00.30 uur is zowel door nabestaanden als hun families meerdere malen naar de commandant gebeld waar de contactpersonen bleven13. Dit heeft tot veel verwarring, ergernis en emotie geleid en heeft hen het gevoel gegeven dat zij in de eerste uren geen directe nazorg en begeleiding vanuit de brandweer en de gemeente hebben gekregen. Dit is op een groot aantal momenten in de nazorgfase tot uiting gebracht en heeft mede geleid tot één van de belangrijkste, tot de dag van vandaag blijvende kritiekpunten vanuit de weduwen. De ouders van de jongste omgekomen brandweerman hebben dat minder ervaren omdat zij vanaf het begin hun, toch al nauwe contacten met de leden van de brandweerpost Eelde mede hebben gebruikt om aan hun nazorgbehoefte te kunnen voldoen. 13
In één telefoontje van plm. 19.15 uur kreeg een nabestaande zelfs de indruk dat de persconferentie van 19.45 uur voor ging vóór het zoeken van een contact persoon, terwijl het antwoord was dat er even geen informatie beschikbaar was vanwege de persconferentie.
Pagina 20 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” Door dit kritiekpunt heeft de relatie tussen de brandweer (en namens hen de brandweercommandant) en de weduwen permanente schade opgelopen. Deze schade heeft vele momenten in het jaar erna gesprekken gefrustreerd en constructieve oplossingen geblokkeerd. Conclusies de Punt 1. Pas om omstreeks 18.45 uur waren alle drie de directe nabestaanden formeel geïnformeerd over het overlijden van hun mannen en zoon. Dat is 3½ uur nadat de identiteit ter plaatse al bekend was. De informele berichtgeving was vanaf het begin op gang gekomen en had hen al vrij snel (naar schatting binnen een uur) bereikt 2. De komst van de brandweercommandant leverde de uiteindelijk formele bevestiging op. Ondanks het informele informatiecircuit bleek daar behoefte aan en had de bevestiging een enorme emotionele lading. 3. De zoektocht naar de verblijflocaties voor het brengen van de boodschap trekt een zeer zware wissel op de uitvoerders. 4. Het ontbreken van een familiecontactpersoon vanaf het “eerste uur” heeft voor onduidelijkheid, frustratie en permanente schade gezorgd. Onzekerheid en ook foutieve (mogelijk ook informele) informatie veroorzaakt emotionele schade die nagenoeg niet repareerbaar is. Verwijten en boosheid hierover kunnen mede oorzaak zijn dat de verwerking van rouw en verlies op de langere termijn wordt belemmerd of vertraagd. 5. De terechte conclusie van de commissie Helsloot14 in deze luidt: “Het informeren van de nabestaanden is niet goed verlopen. Het serieel informeren door een vast team duurde te lang. Vanaf de plaats incident (COPI) had dit, langs reguliere (politie)processen, sneller georganiseerd kunnen worden. De politie heeft deze taak echter niet voortvarend opgepakt en daarmee bemoeienis vanuit het ROT en GBT geïnitieerd die geen toegevoegde waarde had en het proces verder heeft vertraagd.”
14
Eindrapport commissie Helsloot hoofdstuk 4, conclusie en aanbevelingen
Pagina 21 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” 2.6. Conclusies en aanbevelingen Conclusies. Vanuit de hiervoor beschreven incidenten kunnen een aantal conclusies getrokken worden met betrekking tot ongevallen met dodelijke afloop bij de brandweer tijdens operationele inzet. Het aanzeggen. o Het is zowel zakelijk maar zeker ook menselijk gezien van het grootste belang dat bij (dodelijke) ongevallen onder eigen personeel de directe nabestaanden zo snel als mogelijk informatie en ondersteuning krijgen én houden. o Daarom moet zo snel als mogelijk de direct naaste familie voorzien worden van een informatiebron die vertrouwbaar is en met gevoel kan begeleiden en ondersteunen. Dat begint al bij het aanzeggen, overlopend in het aanwijzen van een familiecontactpersoon. o Het aanzeggen van de families met het definitieve trieste bericht dient met grote zorg, maar zo snel als mogelijk te gebeuren. o Dit aanzeggen moet gebeuren door een tweetal mensen welke bekend zijn met c.q. autoriteit hebben namens de organisatie en een mate van vertrouwen bij of bekendheid hebben met de nabestaanden. o Vanaf het moment van aanzeggen mogen de nabestaanden eigenlijk niet meer alleen gelaten worden. Naaste, vertrouwde familie of een goede bekende namens de organisatie moet hen blijven begeleiden totdat de familiecontactpersoon komt. Informatie en media, invloed en effecten. o Er moet een balans gezocht worden tussen het wachten op definitieve informatie (zoals verzamelen van de namen van getroffenen en het zoeken van de nabestaanden) en het moment van aanzeggen. Als er te lang wordt gewacht zullen zowel formele informatiekanalen (media, verslaggevers ter plaatse e.d.) als informele kanalen (mobiele telefoons, ooggetuigen, familie ter plaatse, twitter enz.) de nabestaanden bereiken, waardoor onrust, angst en ook onvrede over de gang van zaken alleen maar versterkt wordt. o Dat het informele informatie circuit snel op gang komt moet als voldongen feit worden beschouwd. De recente incidenten wijzen dit ook uit15. Wachten op geverifieerde informatie voordat de nabestaanden worden bezocht lijkt een achterhaalde visie. o De opdringerigheid c.q. hongerigheid van de media naar nieuws, feiten en reacties kan leiden tot ongewenste contacten en berichtgeving vooruitlopend op officiële persstatements of verklaringen. Het snel informeren en strak begeleiden (voor zover mogelijk) van de media is dan ook noodzakelijk gebleken. De familiecontactpersoon. o De familiecontactpersoon is een belangrijke schakel tussen nabestaanden en de organisatie. Dat stelt eisen aan deze persoon, zowel aan zijn persoonlijke competenties als aan zijn bevoegdheden. o De familiecontactpersoon lost in feite de persoon (personen) af die na het aanzeggen bij de nabestaanden is gebleven. Dit kan de aanzegger zijn of een familielid van de nabestaanden. Op deze wijze ontstaat geen hiaat in de begeleiding van de nabestaanden in de eerste uren. o Uit praktijkervaringen blijkt dat als de familiecontactpersoon een meer zakelijke in plaats van een emotionele schakel is tussen de nabestaanden en de organisatie, 15
Bij de Schipholcrash op 25 februari 2009 stonden de eerste Twitter berichten sneller op internet dan dat de hulpdiensten waren gealarmeerd.
Pagina 22 van 45
o
o
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” deze voorziening goed verloopt. Ook na afloop van de begeleidingsperiode blijken zowel de nabestaanden als de contactpersonen zelf meer tevreden. De emotionele band en opvang in de eerste momenten wordt met bovenstaande keuze overgelaten aan familiaire opvang en ondersteuning. Deze ondersteuning kan ook na afloop van de periode met de familiecontactpersoon eenvoudig en op (meestal) natuurlijk, wijze in vertrouwde omgeving langdurig worden voortgezet. Zorgvuldigheid over de inhoud en uitvoering over de taken van de familiecontactpersoon, de afstemming tussen eventuele meerdere contactpersonen en borging van de informatiestromen vereist een aparte aangewezen functionaris die binnen de organisatie de rol heeft van coördinator of van projectleider.
Project organisatie o Het gevolg van een dergelijk incident is meestal een complexe, gevoelige en vaak langdurige zaak die een grote belasting legt op de organisatie. Het lijkt vanuit die ervaringen gezien verstandig om zo snel als mogelijk een projectstructuur op te zetten die zo zakelijk als mogelijk is acties initieert, regelt en, zo nodig ook bestuurlijke afhecht. o Het BBT kan onderdeel uitmaken van die projectstructuur. o De projectstructuur maakt onderdeel uit van het plan nazorg. Een model van zo’n plan is opgenomen in bijlage 3 Aanbevelingen Vanuit de ervaringen en de conclusies kunnen de volgende aanbevelingen worden geformuleerd. Informatie verzamelen. Leg de taak om de naam / namen van de slachtoffers te verifiëren neer “in het veld”: bijvoorbeeld bij het COPI. Zij hebben de informatie uit de primaire bron: het incident en de collega’s ter plaatse. Ter ondersteuning van dit proces moet, als het nog niet gebeurd is, de gemeentelijke c.q. regionale organisatie worden geactiveerd, in het bijzonder de processen nazorg en voorlichting. Zorg dat binnen de (brandweer-) organisatie iemand verantwoordelijk is gemaakt die het protocol voor dit soort incidenten kan starten en bewaken. Dit kan op zowel lokaal als regionaal niveau neergelegd zijn. Deze persoon dient bekend te zijn op de meldkamer. Het aanzeggen. Regel direct per slachtoffer een team van twee personen die naar de nabestaanden gaan en gaan “aanzeggen”. Deze personen moeten zich van de laatste stand van zaken van het incident op de hoogte stellen. Het is raadzaam in het preparatiefase een beperkte groep mensen hiervoor te benaderen die daar mogelijk geschikt voor zijn. Maak deze groep niet te groot, maar kies bewust voor die mensen die, bij voorkeur gerelateerd aan hun dagelijkse werk, voldoen aan de volgende eisen. : o Ze zijn bereikbaar en beschikbaar voor dit soort incidenten; o Ze hebben een bewezen empathisch vermogen en zijn in staat gebleken om een slechte boodschap te brengen; o Zij hebben kennis van het vak, de organisatie en de menselijke mechanismen in de brandweerwereld; o Zij hebben voldoende status en bevoegdheden binnen de brandweer om acties in gang te zetten dan wel te bevorderen, ten voordele van de nabestaande aan wie zij zijn toegevoegd.
Pagina 23 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” De politie in het COPI moet als dat nodig is direct acties starten om de verblijfplaats van de directe nabestaande te achterhalen. Uiteraard zijn bij de brandweer de huisadressen van haar leden en families bekend. Maar politiecollega’s moeten aanwezigheid verifiëren om een zoektocht door de aanzeggers te voorkomen. Dit ligt in de logische lijn van de normale taakuitvoering van de politie. De aanzeggers gaan zo snel als mogelijk naar de nabestaande om als vraagbaak en ondersteuning te dienen. Daarbij moet het duidelijk zijn wat zij wel en niet weten. Zij moeten luisteren naar vragen en weten waar zij met de vragen in hun back-office terecht kunnen. Zij moeten zich echter ervan bewust zijn dat in de hectische periode het lastig is om aanvullende informatie te krijgen. Bij het operationeel worden van het BBT wordt enerzijds het team op de hoogte gebracht van de laatste ontwikkelingen, anderzijds brengt het team de vragen en behoeftes van de nabestaande over naar het BBT en de gemeente. Het Gemeentelijke Beleidsteam heeft door deze wijze meer tijd om, eventueel samen met het BBT, een familiecontactpersoon (fcp) uit te zoeken en te instrueren. Deze kan in bijzondere gevallen ook mogelijk van buiten de brandweer kunnen zijn. De commandant en het gemeentebestuur moeten op een bepaald moment met de juiste informatie de nabestaande bezoeken.
Familiecontactpersonen. De familiecontactpersoon krijgt taken toegewezen die liggen in het verlengde van het aanzegteam. Echter, door de verschuiving van de eerste, emotionele momenten naar een meer zakelijke informatie-uitwisseling en ondersteuning, is het aan te bevelen dat de familiecontactpersoon geen familiaire of relationele binding heeft met de nabestaanden en daarmee een mindere emotionele binding. Hierdoor zal de contactpersoon neutraler kunnen opereren tussen nabestaanden en organisatie. Ook kan hij/zij na afloop beter afstand nemen van de, toch ook voor hem/haar zeer heftige periode van begeleiding. Bij meer dan één familiecontactpersoon moet een coördinator of afstemmer worden aangewezen. Dit kan binnen het BBT gebeuren, maar iemand die lokaal bekend is heeft de voorkeur. Informatie en media, invloed en effecten. Wacht niet met organiseren en acties tot alle informatie 100% geverifieerd is. Zoek de gevoelsmatige balans tussen het geven van juiste en logische informatie, geverifieerde informatie en de snelheid van de informele informatie kanalen. Organiseer vanaf het begin een begeleider van de media. Deze moet mandaat hebben om concrete maatregelen te nemen en organisatorische mededelingen te doen. Houd media fysiek gescheiden van families, nabestaanden en het getroffen korps. Wijs een informatiebeheerder aan die een directe lijn heeft met het aanzegteam. Overig. Prepareer de organisatie op bescheiden wijze, maar zorg dat er altijd één of meerdere personen actie kunnen ondernemen om in een voorkomend geval de bovenstaande processen te starten. Zorg dat alle mogelijke leden van het COPI zich bewust zijn van de afgesproken werkwijze. Mandateer de benodigde acties aan het COPI. Benader binnen de lokale brandweerorganisatie die mensen die mogelijk geschikt zijn om in een aanzegteam te kunnen functioneren. Leg de procedure op papier vast. Een voorbeeld is opgenomen in bijlage 2. Laat deze binnen de Veiligheidsregio afhechten. Interessant zou zijn om de procedure voor alle operationele diensten dezelfde te laten zijn.
Pagina 24 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” 3. Speelt geld (g)een rol… 3.1. Inleiding Als een calamiteit zoals De Punt je als korps of gemeente overkomt, is het eerste en enige dat geldt: aanpakken. Doen wat er gedaan moet worden. Emotionele nood lenigen en datgene doen wat zakelijk en menselijkerwijs nodig is. En dat gebeurt ook. Zowel ter plaatse, bij de bronbestrijding c.q. de repressieve aanpak, vinden de nodige acties plaats, als wel op fysieke afstand. Daarbij moet gedacht worden aan opvang, nazorg en communicatie. Al deze acties zijn noodzakelijk voor de directe aanpak in de acute fase. Na die acute fase volgt nazorg. Eerst op korte en daarna op lange termijn in de zogeheten nafase. Hoewel in het begin het gevoelsmatig niet lijkt te passen, moet wel bedacht worden dat elke actie en elk proces geld kost en dat er onherroepelijk een moment komt dat berekening en afrekening plaatsvinden. Om een beeld te scheppen hoe de financiën bij en na een dergelijke calamiteit een rol spelen volgt een beschrijving en een vergelijking van een aantal incidenten en hun financiële consequenties. Daarna zal een vergelijking tussen kosten van de incidenten plaatsvinden. Tot slot zal van een aantal kostenposten van de Punt enige toelichting worden gegeven. 3.2. Haarlem Er is vrij snel een projectorganisatie opgezet om het geheel aan te sturen. Binnen dit project werden de volgende deelprojecten gestart / geformeerd: - externe onderzoeken - communicatie - nazorg - interne onderzoeken Om de kosten van de projecten te beheersen zijn op advies van het BBT aparte kostenplaatsen gemaakt en is per project een werkbedrag gereserveerd. In mei 2003 is er een nota aan het Haarlemse college van B&W aangeboden waarin een raming werd gegeven voor de kosten die benodigd waren voor de nazorg. Deze raming was gemaakt op basis van inschattingen en ervaringen van het BBT. Voor het totale project werd in totaal € 350.000 geraamd. Dit bedrag was bedoeld voor de uitvaarten (€ 150.000), nazorg, inclusief de onderzoeken en eerste herdenking. Het college heeft besloten dat dit budget taakstellend moest zijn. Deze opdracht is overigens gerealiseerd. De kosten zijn gedekt door de gemeente Haarlem ten laste van de algemene middelen en vanuit het budget van de brandweer. Alleen de gekochte uniformen zijn later vanuit dit budget naar het brandweerbudget verschoven. Een belangrijk deel van de begrafeniskosten zijn ten laste van de verzekeringen gekomen. Interne uren van eigen personeel zijn niet verrekend of gecompenseerd.
Pagina 25 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” Er is veel collegiale bijstand van individuen uit andere gemeenten en regio’s gekomen, maar er zijn vanuit de andere gemeentelijke brandweren geen bijstandkosten in rekening gebracht. Er is geen verzoek gedaan aan Binnenlandse Zaken voor een bijdrage in de kosten. Hiervoor zag men geen aanleiding omdat het een”normaal incident” binnen de gemeente betrof zonder grootschalige impact op bevolking of bijzondere grote groepen.
3.3. Enschede Financiën Enschede De kosten voortvloeiend uit de zorg voor het eigen personeel bedroegen in 2000 €101.500. Nog steeds is in de jaarlijkse begroting € 7.500 opgenomen voor nazorg op dit punt. Vanwege de omvang van de ramp is een bijdrage van BZK gekregen. Helaas ontbreekt verdere detaillering van de kosten.
3.4. De Punt Algemeen In deze paragraaf worden de financiële aspecten van het incident bij de Punt toegelicht. Na een algemeen deel over de totale kosten worden enkele onderdelen uitgewerkt om de inzet van de middelen toe te lichten in relatie tot de sfeer en emoties van het moment. Nadrukkelijk zij gemeld dat lopende de nafase van anderhalf jaar keuzes zijn gemaakt die financiële consequenties hadden. Voor het overgrote deel van die keuzes was het resultaat maatgevend en niet het budget. De totale bedragen zijn in onderstaande tabel gegroepeerd. Kosten samenvatting [ bedragen in € ] Uren/salarissen vast personeel Vrijwilligers uren Communicatie Uitvaarten Onderzoeken Begeleiding nabestaanden Begeleiding brandweer Projectleiding nazorg Nazorg diversen Diversen Herinneringsboek Herdenking
2008
2009
262.000 101.000 66.000 291.000 11.000 13.000 5.000 22.000 9.000 77.000 0 0 857.000
115.000 0 17.000 7.000 73.000 21.000 8.000 66.000 4.000 25.000 57.000 76.000 469.000
2010 (raming)
totaal
9.000 386.000 0 101.000 1.000 84.000 0 298.000 0 84.000 0 34.000 0 13.000 0 88.000 5.000 18.000 5.000 107.000 10.000 67.000 20.000 96.000 50.000 1.376.000
Voor 2010 worden de kosten geschat op ongeveer € 50.000. Deze zijn nodig voor de tweede herdenking en de afhandeling van lopende zaken. Voor de komende jaren zal een kleine post worden opgenomen voor periodiek onderhoud aan het monument. Voor de rest zullen
Pagina 26 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” de te maken kosten (uren en materialen, begeleiding post Eelde en nabestaanden) worden opgenomen in de reguliere beheersbegrotingen. Pas voor 2013 (herdenking 5e jaar) zal een extra eenmalig krediet moeten worden opgenomen voor de volgende en voorlopig laatste herdenking Dekking van de kosten Voor de dekking van de incidentele kosten is door de gemeente een beroep gedaan op het eigen calamiteitenfonds. Op 10 juni 2008 is door de gemeenteraad een krediet ter beschikking gesteld van € 475.000. Dat is niet voldoende gebleken. De jaarrekening 2008 overschreed dit budget met ruim € 123.000. Voor 2009 werd € 300.000 begroot en door de Raad ter beschikking gesteld. Ook in de jaarrekening 2009 vond overschrijding plaats van bijna € 170.000 waarvoor incidentele dekking is gegeven. In de verantwoording bleek telkens weer dat de gemeenteraad geen behoefte had om op deze kosten te bezuinigen. Er was weliswaar geen carte blanche voor de projectgroep en budgethouder (de gemeentesecretaris) maar een heldere onderbouwing van de gemaakte dan wel te maken kosten resulteerde in alle gevallen voor groen licht. Uren – salarissen Een ieder die werkte aan het incident De Punt kon zijn uren registreren in het gemeentelijke urenregistratie systeem op dit specifieke “product”. Het genoemde bedrag in onderstaande staat komt overeen met ongeveer 7500 werkuren Verklaring en toelichting opgemaakte kosten Acute fase - Optreden ter plaatse. De inzet van hulpverleningsdiensten was massaal. De brandweer had opgeschaald naar compagniessterkte. Ook was er inzet van de luchthavenbrandweer (crashtender) en bijstand met afzonderlijke eenheden voor verkenning, commandovoering, redvoertuigen en schuimbluseenheden zowel vanuit Drenthe als de regio Groningen. Het is in Drenthe voor deelnemers in de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Brandweer Drenthe standaard om kosten voor bijstand niet bij elkaar in rekening te brengen. Dat is hier ook niet gebeurd. Voor Groningen geldt deze regel niet en worden normaliter wel kosten voor bijstand doorberekend. Voor deze inzet zijn echter achteraf door Groningen geen kosten in rekening gebracht. Dit geldt voor zowel de personele, materiële als verzorgingskosten. Ook van de andere hulpdiensten zijn geen rekeningen ontvangen. Acute fase – opvang. De brandweer Eelde en de direct betrokken reddingseenheden (posten Vries, Assen en Haren) zijn opgevangen op diverse locaties binnen Groningen Airport Eelde. Ook de luchthavenbrandweer had een collega verloren (een bevelvoerder). Kosten hiervoor zijn niet in rekening gebracht. Voor de opvang van familie en kennissen in het buurthuis Het Loughuus zijn enkele rekeningen verstuurd.
Het tijdelijke monument aan De Punt
Pagina 27 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” Acute fase – de eerste week Deze week staat enerzijds geheel in het teken van de opvang en begeleiding van familieleden en de post Eelde. Centraal staat de verwerking van woede, onmacht en verdriet. Hiervoor worden meerdere bijeenkomsten belegd en wordt zowel groeps- als individuele begeleiding georganiseerd. De post Eelde bedenkt en plaatst een tijdelijk gedenkteken op de plek des onheils. Anderzijds komt het BBT16 in actie en regelt de uitvaarten, die alle drie met korpseer zullen plaatsvinden. Het BBT heeft daarbij slechts twee richtlijnen: 1. De wensen van de nabestaanden staan centraal; tenslotte hebben zij hun naasten verloren. 2. Het moet 100% perfect, want we kunnen het niet meer over doen. Naar de herdenkingsbijeenkomsten komen brandweercollega’s uit het gehele land en worden uit het gehele land bloemen en bloemstukken gestuurd. Er is rekening gehouden met 1500 aanwezigen per plechtigheid. De logistieke operatie is daarom enorm geweest. Denk daarbij aan parkeerplaatsen en opvang en verzorging van de gasten die van ver weg komen. Uit heel Drenthe kwamen veel brandweercollega’s wat resulteerde in een verminderde beschikbaarheid van posten. Bereidwillige collega’s uit Drenthe, Groningen en verder weg hebben daarvoor posten bemand tijdens de plechtigheden. Er moet een ruimte zijn voor de plechtigheid en die moet op stemmige wijze worden ingericht met goed geluid en beeld voor iedereen. Pers en belangstellenden moeten in goede banen worden geleid en toch moet er ruimte zijn voor verslaggeving. De brandweercollega’s van de getroffen post moeten begeleid worden. Dragers van de kist moeten geïnstrueerd en getraind worden in het dragen van en lopen met de kist. En binnen dit alles staan de wensen van de nabestaanden op de eerste plaats, gevolgd door de richtlijnen van het protocol. Het BBT is een strak opererend team dat door zijn bijzondere positie en (helaas) opgebouwde ervaring bewezen heeft dit tot een mooi en goed resultaat te kunnen leiden. Na afloop van de uitvaarten vertrekt het BBT naar huis, maar laat een overdrachtsverslag achter. In dit verslag worden nog openstaande zaken opgesomd en, na een week in de gemeentelijke keuken te hebben gekeken, worden nuttige tips gegeven hoe verder te gaan. De kosten van het BBT zijn relatief laag (enkele duizenden euro’s). De genoemde kosten in de tabel omvatten de kosten van het BBT, de drie uitvaarten en alle bijkomende begeleiding en grafkosten. De in de tabel genoemde kosten voor vrijwilligers uren zijn de uitbetaalde vergoedingen aan de leden van korps Tynaarlo. Velen van hen hebben een groot deel van de week of de gehele week vrij genomen of moeten nemen bij hun werkgevers. Om hen niet in verlegenheid te brengen in de afweging wel of niet en hoeveel te declareren, is besloten om op basis van inzet van de post een gemiddeld aantal uren aan te houden en die als vergoeding aan iedere aanwezige uit te betalen.
16
Het landelijk opererend brandweer Begrafenis Bijstand Team dat, na opdracht door de gemeente, de uitvaarten regelt.
Pagina 28 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” Nafase – begeleiding Gedurende de weken en maanden na 9 mei 2008, maar zeker ook nu nog vindt individuele en groepsbegeleiding plaats van de brandweerlieden van Eelde. Dit varieerde van de inzet het BOT17-brandweer, inzet van bedrijfsmaatschappelijke werkers, bedrijfsarts tot trauma psycholoog. De families hebben op verschillende manieren begeleiding gehad van diverse instanties, helaas met wisselend resultaat. Voor de kinderen van de overleden mannen is school- en huiswerkbegeleiding ingezet. Nafase – organisatie. Vrij snel na de eerste week is besloten om de nazorg in een projectstructuur te organiseren. In de projectgroep Nazorg zat, naast de projectleider (het afdelingshoofd Bouwen, Milieu en Veiligheid), de contactpersoon nabestaanden, de contactpersoon brandweer, een communicatiemedewerker, een P&O functionaris en secretariële ondersteuning. Ook is er tijdelijk een ervaringsdeskundige ingehuurd om een snelle en gefundeerde start te maken. Eind oktober 2008 zijn er persoonlijke wisselingen in de projectgroep geweest. Daarvoor waren twee belangrijke redenen aan te wijzen. Enerzijds is deelname aan deze groep een emotioneel zware. Anderzijds begon voor de projectleider de factor “dubbele verantwoordelijkheden” te spelen. Het leiding geven aan de afdeling waaronder de brandweer valt, het organiseren van nazorg en de startende onderzoeken naar vergunningafgifte en handhaving. Daarom is besloten om een externe projectleider in te huren en daarmee een neutrale persoon te kunnen inzetten. De projectgroep zal in functie blijven tot en met de tweede herdenking op 9 mei 2010 en is per 1 juni 2010 opgeheven. Nafase – herdenking en monument Al in november 2008 beginnen de voorbereidingen voor de eerste herdenking. Daarnaast wordt er nagedacht en gesproken over een permanent monument ter nagedachtenis aan het verschrikkelijke gebeuren. Zonder in detail te treden kan gesteld worden dat dit proces een zeer moeizame is geweest die niet geleid heeft tot een gezamenlijk herdenken. Ook is er geen overeenstemming tussen gemeente, brandweer en de diverse nabestaanden bereikt over de plaats en vorm van een definitief monument. De herdenking is uiteindelijk in twee delen gehouden (een besloten en een openbaar deel) en is ondersteund door een De markeringsrots, vlak na de onthulling op 9 mei 2009 extern evenementenorganisatiebureau. Dit heeft kostenverhogend gewerkt. 17
BOT: Bedrijfsopvangteam: team van collega brandweerlieden, getraind in collegiale opvang bij traumatische ervaringen
Pagina 29 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” Van de herdenking zijn beeld en geluidsopnamen gemaakt om, ook aan deze gebeurtenis tastbare blijvende herinneringen te hebben. Om de plek van de brand te markeren is gekozen om een rots te plaatsen met een brandweerlogo en de datum. Hiermee kon het tijdelijk monument dat de post Eelde heeft gemaakt en verzorgd, verplaatst worden naar de brandweerpost. Voor de herdenking in 2010 is gekozen voor een sobere, enkele bijeenkomst op de plaats incident waarbij de kei tot permanent monument is gemaakt door het plaatsen van een extra plaquette met de namen. Er komt geen extra permanent monument, mede gezien de komst van een landelijk brandweermonument. In 2010 is een gesprekronde met alle betrokkenen gehouden en is naar aanleiding daarvan besloten dat er na 5 jaar (dus in 2013) een derde en laatste openbare herdenking wordt gehouden. Nafase – herinneringsboek Eind 2008 is besloten dat er een herinneringsboek moest komen. In februari 2009 is aan een communicatiebureau opdracht gegeven een boek samen te stellen dat in nauwe samenwerking met de brandweer en de nabestaanden een blijvende herinnering moest zijn van het incident en hetgeen mensen daarbij beleefd hadden. Vanwege de verstoorde relatie van diverse nabestaanden onderling en tussen enkele nabestaanden en de brandweer Eelde, was het een moeizaam proces om met instemming van alle partijen tot een goede inhoud te komen. Uiteindelijk is in december 2009 het boek gepresenteerd tot tevredenheid van velen. Voor dit boek was vooraf een budget van € 50.000 ter beschikking gesteld dat maatgevend was. Door de vele vertragingen vanwege (te) late copy-inbreng en soms hoog oplopende emoties zijn de kosten uiteindelijk hoger uitgevallen.
De markeringsrots als permanent monument na 9 mei 2010
Pagina 30 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” 3.5. Bijdrage BZK Aanleiding Op 27 januari 2009 heeft het college van B&W van Tynaarlo besloten dat er een intern onderzoek gehouden moet worden naar de tot dan toe gemaakte kosten voor het incident De Punt. Het doel van deze inventarisatie was om te kijken naar de mogelijkheid om op basis van de WRZO18 en / of het Brbb19 (Besluit Rijksbijstands- en Bestrijdingskosten) een vergoeding te krijgen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het zou daarbij kunnen gaan om kosten gemaakt tijdens de repressieve fase en met name de GRIP2 situatie. De GRIP2 duurde van vrijdag 9 mei 14.32 uur tot en met zaterdag 09.30 uur. Het vereiste drempelbedrag bedroeg € 3,00 per inwoner (€ 96.000 voor de gemeente Tynaarlo). Ook zouden slechts die kosten vergoed worden die de gemeente niet had kunnen voorzien en daarom niet begroot waren. Andere toekenningen: Wormerland: Er is een bijdrage toegekend op basis van artikel 25 WRZO naar aanleiding van de langdurige cacaobrand in Wormer op 18 en 19 september 2003. De gemaakte kosten bedroegen omstreeks € 470.000 en er werd uiteindelijk een vergoeding van € 9.000 toegekend. De langdurige brand, de enorme logistieke operatie (blussen en afvoer brandende cacao) en de tijdelijke uitwijk van het gemeentehuis (uit bedreigd gebied) veroorzaakten hoge kosten die binnen het raamwerk van het artikel vielen. Volendam: Op 1 januari 2001 kwamen bij de Nieuwjaarsbrand in café Het Hemeltje in Volendam veertien jongeren om het leven. Ruim tweehonderd overwegend jeugdige bezoekers raakten gewond. De gemeente Edam – Volendam heeft een verzoek op basis van artikel 25 WRZO ingediend. Bij besluit van 4 juli 2003 wordt door de minister een bijdrage van bijna € 2,4 miljoen toegekend. De vergoeding werd deels toegekend op basis van artikel 25, deels op artikel 4.23 AWB. Enschede: Ook de gemeente Enschede heeft voor de kosten van de vuurwerkramp een uitkering van het Rijk ontvangen. De aard en omvang van dit incident was overduidelijk reden tot subsidie. Tynaarlo: Aanvraag en besluit Het onderzoek wees uit dat in 2008 ruim € 860.000 was uitgegeven aan het incident en de gevolgen, maar dat de kosten in de GRIP2 periode het drempelbedrag niet overstegen. Het college was toch van mening dat deze kosten (ruim € 27 per inwoner) dusdanig zwaar waren dat dit een bijdrage rechtvaardigde. Daarbij werd als uitwijk een beroep gedaan op artikel 4.23 lid 3 van de Algemene Wet Bestuursrecht (zie bijlage 1). De aanvraag werd op 21 april 2009 naar het ministerie verzonden. Op 26 mei 2009 wees het ministerie de aanvraag af. In de argumentatie daarvoor erkende het ministerie dat het incident de kwalificatie “grote brand” terecht had gekregen, maar dat geen sprake was van een groot ongeval waarbij ook de openbare veiligheid ernstig is verstoord. Daarbij houdt het ministerie zich strak aan de definitie van een ramp of zwaar 18
Wet Rampen en Zware ongevallen, artikel 25: In de kosten die voor de gemeenten voortvloeien uit de daadwerkelijke bestrijding van een ramp of een zwaar ongeval en de gevolgen daarvan, kan uit ’s Rijks kas een bijdrage worden verleend. 19 Besluit Rijksbijstands- en Bestrijdingskosten, artikel 3, zie bijlage 1
Pagina 31 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” ongeval20. Wel werd aangegeven dat een incidentele subsidie mogelijk was, maar het ministerie deed daar verder geen haalbaarheidsuitspraak over. Bezwaar. Het college en de gemeenteraad hebben besloten om een bezwaar tegen dit besluit aan te tekenen. Als redenen voor dit bezwaar voerde de gemeente aan dat: - het incident een grote emotionele en fysieke impact en verstoring had en nog heeft op de gemeenschap; daarmee vroeg de gemeente om soepel om te gaan met de definitie; - daarnaast werd bezwaar aangetekend op het niet ingaan op het verzoek van de mogelijkheid tot incidentele subsidie omdat alle gemaakte kosten niet in de incidentfase waren gemaakt.; de gemeente is van mening dat de nazorgfase wel degelijk tot het incident behoort en dat het incident niet ophoudt nadat de GRIP fase eindigt. - Tot slot verwijst de gemeente naar Volendam waarbij het incident weliswaar een andere orde van grootte had, maar ook veel overeenkomsten vertoont. Op 30 oktober 2009 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden waarbij de gemeente Tynaarlo haar bezwaarschrift kon toelichten. Op 15 januari 2010 heeft de minister het bezwaarschrift ongegrond verklaard, waarbij geen nieuwe gezichtspunten werden gegeven. De gemeente Tynaarlo heeft daarop besloten om een pro forma beroep bij de rechtbank in te dienen, wat op 23 februari 2010 is gebeurd. Als argumenten daarvoor worden aangedragen dat de gemeente het oneens blijft met de interpretatie van het begrippenkader van artikel 25 van de WRZO, als ook dat de gemeente het onbestaanbaar vindt dat de lokale gemeenschap de gevolgen van een dergelijke ernstige gebeurtenis geheel zelf zou moeten dragen. Het resultaat van dit pro forma beroep is bij het schrijven van deze scriptie nog niet bekend. Krantenbericht Dagblad van het Noorden, 25 februari 2010 Tynaarlo daagt ministerie voor bijdrage kosten brand De Punt TYNAARLO - De gemeente Tynaarlo heeft bij de rechtbank in Assen pro forma beroep ingesteld tegen het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het Rijk heeft voor de tweede keer besloten dat de gemeente Tynaarlo geen overheidsvergoeding krijgt voor de gemaakte onkosten na de brand in De Punt. Dat heeft Guusje ter Horst, tot voor kort minister van binnenlandse zaken, de gemeente laten weten. In mei 2009 wees het ministerie van binnenlandse zaken het verzoek van de gemeente ook al af. Daarop diende Tynaarlo een bezwaarschrift in. Dit bezwaarschrift is nu ongegrond verklaard. De gemeente besteedde na de fatale brand in De Punt op 9 mei 2008 bijna een miljoen euro aan onderzoek, nazorg en herdenkingsdiensten. Dat is dusdanig veel geld dat Tynaarlo vindt dat de gemeente daar niet in zijn geheel voor op hoeft te draaien. De gemeente maakt daarom aanspraak op een regeling uit de Wet rampen en zware ongevallen. Volgens het ministerie is deze wet echter niet van toepassing op de ramp in De Punt. Tynaarlo heeft nog de hoop dat de minister alsnog over de brug komt. Op het ministerie is namelijk een discussie gaande over een versoepeling van de regels. Mocht deze versoepeling er niet komen, dan overweegt de gemeente om naar de rechter te stappen. Gezien de wettelijke termijnen heeft de gemeente de zaak alvast bij de rechter geparkeerd.
20
Samenvatting definitie: Ernstige verstoring openbare veiligheid waarbij leven, gezondheid vele personen, milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of geschaad en gecoördineerde inzet noodzakelijk is geweest.
Pagina 32 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” 3.6. Samenvatting en conclusies De hoogte van de te maken kosten zijn sterk afhankelijk van de mate van zorg die geleverd wordt. Er is met het beschikbare cijfermateriaal niet exact een correlatie aan te geven in de tijd en het aantal slachtoffers. Daarvoor wijken het aantal slachtoffers, de omvang van de nazorg en de wijze waarop kosten doorberekend zijn te veel af. Wel is er duidelijk een stijgende tendens waar te nemen.: Enschede 2000 Haarlem 2003 Tynaarlo 2008
: € 101.500 (alleen zorg eigen personeel) : € 350.000 (totaal budget) : € 1.000.000 (totaal exclusief uren eigen personeel)
De oorzaken van deze tendens en voor de hoogte van kosten van Tynaarlo zijn voor een belangrijk deel als volgt te verklaren. - De kosten van de uitvaarten stijgen. Ze worden grootschaliger en moeten “perfect” zijn. - Er wordt veel waarde gehecht aan nazorg. Begeleiding van nabestaanden, collega’s, en partners hebben in Tynaarlo bijna 2 jaar geduurd. - Mogelijke belangenverstrengeling in de interne organisatie (de gemeente is onderdeel van het onderzoek naar de oorzaak en dat kan botsen met het plegen van nazorg aan nabestaanden e.d.) kan het noodzakelijk maken een projectleider nazorg van buiten in te huren. - Er is in Tynaarlo een uitgebreid eigen herinneringsboek uitgebracht. - In Tynaarlo zijn de uren van het gemeentelijk personeel geregistreerd. In totaal waren dit tot en met 2009 omstreeks 7500 uren. Kosten die over het algemeen collegiaal binnen de bijstandsverlenende hulpverleningsdiensten blijken te worden gedragen zijn de kosten voor operationele bijstand en de gemaakte uren voor projecten. De kansen dat een aanvraag aan Binnenlandse Zaken voor een vergoeding van kosten wordt gehonoreerd lijken vooralsnog klein als een incident een lokaal karakter draagt. Dat dit lokale karakter een enorme, soms rampzalige impact heeft op de lokale bevolking en dat de kosten voor de lokale overheid enorm zijn, lijkt geen redenen te zijn hier anders over te besluiten.
Pagina 33 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” 4. En dan nog dit Noodzaak projectorganisatie Het omgaan met de gevolgen van een incident met ernstige gevolgen in het eigen korps heeft veel weg van een project. De belangrijkste kenmerken van een project zijn de duidelijk geformuleerde doelen, de eindigheid en een budget. Doelen: dit project heeft een duidelijk geformuleerd doel, een gewenst resultaat. Terugkeer naar een normale situatie, waarbij verwerking van de ervaringen en het herstel van de taakuitvoering van de getroffen ploeg het einddoel. Budget: er moet aan dit project een budget toegekend worden. Omdat een voorval als dit onverwacht optreedt en in omvang niet te voorspellen is, kan dat niet vooraf. Maar dit moet zo snel als mogelijk worden geregeld om werkruimte en legitimatie te hebben voor het aangaan van verplichtingen. Eindigheid: Er zal een moment komen waarop de nazorgfase overschakelt van incident gericht naar inbedding in de normale bedrijfsvoeringsituatie. Dat moment kan als einde gezien worden van het project. Kortom: Het project “nazorg incident” onderscheidt zich door een uniek en tijdelijke karakter en wordt opgezet om een resultaat te bereiken waarin nazorg kan worden afgehandeld binnen de normale bedrijfsvoering. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan de doelstelling van de schakel “Nazorg” in de veiligheidsketen. Wanneer dit resultaat is bereikt kan het project worden ontbonden. Gezien de bovenstaande argumentatie kan niets anders geadviseerd worden om direct te beginnen met het organiseren van een projectorganisatie. Een en ander is ook in de aanbevelingen genoemd. Het BBT zal daar ook advies voor geven (zij zijn feitelijk ook een projectorganisatie), maar de eigen organisatie (brandweer of gemeente) moeten dit oppakken. Deze projectorganisatie moet samengesteld worden uit “neutrale” mensen die zakelijk en concreet het project kunnen oppakken aangevuld met expertise uit brandweer, communicatie en trauma verwerkers. Uiteindelijk zal het BBT een deelproject in het geheel moeten zijn. In bijlage 3 is een opzet voor een nazorg plan opgenomen waar de project organisatie en een aantal deelprojecten zijn opgenomen. De informatie uit die bijlage mag vrij gebruikt worden.
Pagina 34 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” Coördinatie onderzoeken Een incident waarbij collega’s om het leven komen is meestal de start van een zeer onplezierige periode voor hulpverleners en hun werkgevers. Niet alleen de verwerking van de emoties rondom het incident zelf is traumatisch, maar zeker ook de grote aandacht van onderzoekscommissies die op het incident reageren is overweldigend en kan bedreigend over komen. Het aantal onderzoekscommissies kan groot zijn, afhankelijk van de aard van het incident. De doelen van de onderzoeken zijn ook vaak verschillend, variërend van waarheidsvinding, te leren lessen tot een strafrechtelijk onderzoek. Doelen die ook vaak tegengesteld werken. Deze tegengestelde belangen veroorzaken een extra belasting op nabestaanden, collega’s en/of voor gemeentebesturen. Daarbij komt het feit vaak nog dat de onderzochten niet exact weten welke rechten en plichten, werkvelden en mandaten de onderzoekscommissies feitelijk hebben. Onderzoek van D. de Bruijn21 wijst uit dat met het snel instellen van een speciale project groep voor de afstemming en coördinatie van onderzoeken zowel belasting en impact beperkt kan worden en dat dit de gemeenten kan helpen met het stellen van de juiste eigen onderzoeksvragen en prioriteiten. In het onderzoek zijn onder andere het duikongeval bij de brandweer in Terneuzen22, de Schipholcrasch23 en de brand bij de Punt met elkaar vergeleken. Bij het incident bij de Punt is dit (snelle) instellen van de coördinatiegroep al begonnen op de avond van het incident (vrijdagavond) en is geformaliseerd op de eerste werkdag na incident (dag na Pinksteren). Het onderzoek wijst uit dat door dit snelle instellen er een uiteindelijk beheersbare belasting bij de betrokken terecht is gekomen. Daarnaast heeft het de gemeente geholpen om een keuze te maken in haar eigen onderzoeksvraag en –omvang. De aanbevelingen van het rapport van de Bruijn zijn op hoofdlijnen: - Regel op de dag van het incident een persoon of formeer een team voor de coördinatie van de onderzoeksinstanties; expertise van het incident en bestuurlijke kennis is een pre; - Laat de eigen organisatie onderdeel zijn van de coördinatie; - Zorg voor voldoende faciliteiten, zoals notuleren, archiveren, werkruimte e.d.; - Laat de coördinatiegroep dé informatiemakelaar zijn voor alle onderzoeksinstanties; - Start met een gezamenlijke bijeenkomst met vertegenwoordigers van alle onderzoeksinstanties om het gezamenlijke belang en de mogelijkheden af te stemmen en waar mogelijk te bundelen; - (Mee) denken over het eigen onderzoek van de getroffen gemeente; welke onderzoeksvraag wordt niet afgedekt door de andere instanties; - Zorg wel dat voorrang gegeven blijft worden aan het nazorg proces. Tot slot wordt aanbevolen op landelijk niveau meer kennis bij de gemeenten moet komen over de diverse onderzoeksinstanties op het gebied van veiligheid. Mogelijk dat het VNG hierin een rol kan spelen.
21
Overdonderd door het incident óf overdonderd door de onderzoeksinstanties, D.B. de Bruijn, TUDelft april 2010. 22 Op 12 maart 2008 dook het duikteam van de brandweer Terneuzen naar een voertuig in het kanaal van Gent naar Terneuzen. Bij deze duikinzet is een brandweerduiker om het leven gekomen 23 Op 25 februari 2009 crashte een Boeing 737-800 van Turkish Airlines met 134 inzittenden vlak voor de landing in een veld bij Schiphol. 9 personen kwamen om het leven, er raakte 80 mensen gewond.
Pagina 35 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” Bij twijfel… In de tijd die volgt na een incident kom je op vele momenten in de situatie dat je twijfelt. Twijfel je of je die ene (extra) bijeenkomst wel zal houden… Zullen we wel of niet die verzorging regelen… Of die extra bezoeken gaan afleggen. Of die begeleiding gaan inhuren. Of je gaat toegeven aan een vraag uit de ploeg of nabestaanden. Je wilt afwegen op emotionele en / of financiële gronden, waarbij je twijfelt over nut en noodzaak. Afwegingen die tijd kosten en de schijn kunnen wekken van besluiteloosheid of erger nog: “het er niet voor over hebben”. Er is geen gouden regel te geven hoe je als mens en als leidinggevende om moet gaan met die twijfel. Maar een richting kan wel aangeven worden. De tijd na een incident heeft grofweg twee periodes. o
o
De eerste periode is een tijd van grote emotionele impact en indringende activiteiten. Uitvaarten, onderzoeken en dergelijke. Een periode waarin de eerste verwerking nog in volle gang is. Voor die periode kan, uit ervaring geadviseerd worden: bij twijfel doen, in voordeel van de doelgroep. Kosten zijn ondergeschikt en de inzet betaalt zich over het algemene ruim terug. In deze periode ervoor zorgen dat de doelgroep zich gehoord en verzorgd voelt, betaalt zich op lange termijn altijd terug. Met een “goed” gevoel er op terugkijken is een basis voor een goede, lange termijn verwerking. Ergens komt een moment waarop de rust weer keert, de emoties beter in de hand gehouden worden en er minder indringende gebeurtenissen voor (gaan) komen. De exacte grens is echter niet aan te geven. Toch moet je de start van deze periode proberen te herkennen. Meestal wordt deze periode gekenmerkt door een toenemende drang naar het weer zelf oppakken van de draad en meer initiatief nemen vanuit de doelgroep. Dat is het moment om te besluiten minder te gaan “pamperen”. Minder in de watten leggen. De zorg meer op maat maken, minder “verwennen”. In deze periode zullen de twijfelmomenten meer als keuze voorbij komen en kunnen er meer normale afwegingen worden gemaakt. Er kan dan ook meer tijd genomen worden. Zorg wel dat keuzes niet alleen zakelijk maar ook gevoelsmatig onderbouwd kunnen worden.
De uitvaartstoet in Veendam bij de begrafenis van W. de Vries
Pagina 36 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” Literatuurlijst / geraadpleegde bronnen Geraadpleegde literatuur Brand De Punt, onderzoek naar verongelukken drie brandweerlieden Onderzoeksraad voor de Veiligheid Oktober 2009 Eindrapport Evaluatie van de brand in De Punt op 9 mei 2008 Commissie Helsloot Uitgave Boom Juridische uitgevers, 2009 Herinneringsboek De Punt Gemeente Tynaarlo 1e druk 2009 Leidraad nafase COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement Uitgave Provincie Zeeland, september 2005 Brand in de Koningskerk Inspectie Openbare Orde en Veiligheid Uitgave Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, maart 2004, Enschede, onderzoek vuurwerkramp Centraal rapport Uitgave Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, januari 2001, Zorg voor de brandweer, opvang na een ramp Marieke Jansen Instituut voor Psychotrauma 2003 Overdonderd door het incident óf overdonderd door de onderzoeksinstanties D.B. de Bruijn TU-Delft april 2010 Geraadpleegde bronnen Gespreksverslagen met de korpsleiding en de nazorggroep brandweren Enschede, Haarlem en Volendam Projectgroep nazorg Tynaarlo Januari 2008 Dossier De Punt, aanvraag bijdrage BZK Gemeente Tynaarlo, Team BJC, januari 2009 tot en met mei 2010 Interviews met projectleiders van de korpsen Enschede en Haarlem Enschede: R. Hetterscheid. Haarlem: S. Paauwe en J.H. Carrée Resp. 6 en 7 april 2010 Plannen van aanpak nazorg gemeente Tynaarlo I. Scholing & B. Wubs, projectleiding nazorg brand De Punt College B&W / Stuurgroep De Punt, 12 mei 2008 en oktober 2008 Aandachtspunten voor de korpsleiding bij overlijden van repressief personeel tijdens een operationele inzet. Korps Haarlem en BBT, J.H. Carrée / S. Paauwe / F. Schippers Versie april 2010
Pagina 37 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” Bijlage 1, Wetsartikelen financiële (rijks-)bijdragen Artikel 4:23 Algemene wet bestuursrecht 1. Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. 2.Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld. 3.Het eerste lid is niet van toepassing: a. in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven en in werking is getreden; b. indien de subsidie rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld programma wordt verstrekt; c. indien de begroting de subsidie-ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, of d. in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt. 4.Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met toepassing van het derde lid, onderdelen a en d. Artikel 3, Besluit Rijksbijstands- en Bestrijdingskosten 1. Onze Minister verleent op aanvraag van het college van burgemeester en wethouders een bijdrage in de kosten die een gemeente heeft gemaakt in verband met de daadwerkelijke bestrijding van een ramp of zwaar ongeval en de gevolgen daarvan. 2. De bijdrage wordt berekend op grond van de kosten die voortvloeien uit de daadwerkelijke bestrijding van de ramp of het zware ongeval en de gevolgen daarvan, verminderd met: a. de kosten waarvoor de gemeente uit andere hoofde een bijdrage heeft verkregen of kan verkrijgen; b. de kosten die een gemeente of een regio in rekening brengt voor de verlening van bijstand; c. de uitkomst van de vermenigvuldiging van het aantal inwoners van de gemeente volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar waarin de ramp of het zware ongeval heeft plaatsgevonden met € 3,-. 3. Geen bijdrage wordt toegekend, indien de kosten, bedoeld in het tweede lid, aanhef, onder a en b, € 45 000,– of minder bedragen. 4. Indien in een gemeente in een kalenderjaar meerdere rampen of zware ongevallen plaatsvinden, worden het tweede lid, onderdeel c, en het derde lid slechts eenmaal toegepast. 5. Indien de gemeente verkeert of door toepassing van het tweede of derde lid zou komen te verkeren in de situatie, bedoeld in artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet, kan Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën op verzoek van het college van burgemeester en wethouders het ten laste van de gemeente komend aandeel in de kosten op een lager bedrag vaststellen dan wel bepalen dat door de gemeente geen aandeel in de kosten verschuldigd is.
Pagina 38 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” Bijlage 2, Voorzet handreiking / protocol Mogelijke aandachtspunten voor de korpsleiding bij overlijden van repressief personeel tijdens een operationele inzet. Deze aandachtspunten worden bij het schrijven van deze scriptie gehanteerd door het BBT. Direct (gedurende eerste 24 uur) - Bel het Begrafenis Bijstand Team (BBT) om bijstand. - De boodschap aan de direct nabestaande(n) moet gebracht worden door – indien mogelijk- de (in)direct leidinggevende en/of een officier/leidinggevende vergezeld door iemand van het management of anderszins. Bij meerdere slachtoffers de mededeling gelijktijdig berichten, dus meerdere personen / teams inschakelen. Indien het mogelijk is qua tijd wellicht een naast familielid eerst berichten en laten komen of meenemen bij de aanzegging. Betrokkene onder geen beding alleen achterlaten!! - Waarschuw alle leden van het Managementteam (ook degene die ziek, op vakantie en dergelijke zijn, desnoods via email/sms). - Zorg dat pers wordt opgevangen en in een apart gebouw wordt gehuisvest (begeleider / aanspreekpunt aanwezig laten zijn) op afstand van ruimten waar activiteiten plaats vinden en van de ruimte die men vrijhoudt voor mogelijke familie van slachtoffers (Bij de families BOT-personen of andere begeleiding aanwezig laten zijn). - Scherm de kazerne af voor ongenode bezoekers (pers), informeer de medewerkers. - BOT-opschalen, indien mogelijk 1 op 1 (laat gelijk een gespreksoverzicht bijhouden, wie met wie, hoeveel contacten). - Laat onmiddellijk een activiteiten- en besluitenoverzicht bijhouden. - Wees alert op het vrijgeven van het lichaam, houdt contact met politie en/of ziekenhuis. Wijs daarvoor een “bewaker” aan. - Zoek geschikte familiecontactpersoon (fcp). Één per familie. Bij voorkeur geen heel goede vrienden of relaties met de nabestaanden i.v.m. de neutrale rol van de fcp. Waar mogelijk iemand met BOT achtergrond en voldoende levenservaring. Wijs bij meerdere contactpersonen een (extra) coördinator familiecontactpersonen – tevens waarnemer/opvang – aan. Noot: alles wat de eerste 24 uur gebeurt naar zowel de nabestaanden als naar de collega’s is uitermate bepalend voor sfeer, beeldvorming, verwerking en herinnering in de weken, maanden en met sommige zaken jaren erna. Volgende dag - Denk aan opvang en informeren van alle medewerkers die voor het eerst (weer) op het werk komen en – wellicht – nog niet op de hoogte zijn. Denk daarbij ook aan het administratief/ondersteunend personeel. Heb speciaal aandacht voor de mogelijkheid dat medewerkers hun roosters net met betrokken personen hadden geruild. - Hou – indien mogelijk - ’s-morgens om 09.00 uur een briefing met het managementteam over zaken die gedaan en afgestemd moeten worden - Organiseer werkruimte en e-mailadressen voor BBT-leden (indien van toepassing) - Kort bericht namens commandant aan medewerkers organisatie wat er is gebeurd en wie het slachtoffer(s) is (zijn) met vermelden leeftijd en het eventueel gebruikmaken diensten BBT. - Verzorg badges voor de vele externen (BBT-leden e.d.) en communiceer dit in de organisatie via mail en/of intranet. Zet ook een BBT telefoonlijst op intranet. - Aanleggen met spoed van een lijst van belangrijke data van de overledenen en naaste familie (geboorte, huwelijk, (dienst)jubilea etc.).
Pagina 39 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” 1e week - Houdt elke ochtend, aansluitend op het BBT-overleg, apart het managementteam overleg - Overweeg het instellen van een projectorganisatie dat direct na het vertrek van het BBT operationeel kan worden. Bezuinig niet op personele capaciteit hierin. Snoeien kan altijd nog. - Inventariseer de betrokken doelgroepen. - Bepaal informatievolgorde (1. Nabestaanden, 2. direct betrokkene, 3. korps, 4. rest organisatie, 5. overigen), laat dit formeel vastleggen en communiceer dit duidelijk. - Bij verhoren iemand gelijk laten vergezellen door een advocaat of een leidinggevende. - Langdurige verhoren niet accepteren, dan maar weer de volgende dag. - Maak een begin met het nazorg plan. Splits dit plan op in korte termijn en lange termijn aspecten. Na 1e week - Vaak wordt er een intern onderzoek gestart door het bevoegd gezag die een onafhankelijk persoon/instantie daarvoor kan benaderen. - Bij externe onderzoeken door bijvoorbeeld Inspectie/politie/arbeidsinspectie e.d. worden de direct betrokkenen gehoord. Hierbij is het zaak de geïnterviewden altijd bij te staan. Bij officiële verhoren is het aan te bevelen de geïnterviewden door een raadsman (jurist) te laten vergezellen. - Erewachters en dragers blijken weinig mee te krijgen van de plechtigheden. Een bijeenkomst (al of niet bij het beschikbaar komen video’s en foto’s) voor hen als doelgroep is aan te bevelen. Communiceer dit van te voren. - Presenteer de in- en externe onderzoeken minimaal in drieën, te weten nabestaanden, direct betrokkenen en de rest van de organisatie. Hierbij BOT – medewerkers, psychologen en p&o-ers bij aanwezig laten zijn. Pas daarna de informatie richting pers/media. - Maak een voorstel naar bevoegd gezag met plan van aanpak waarbij extra middelen worden gereserveerd (geld en herbezetting voor (deel)projectleiders). - Attent zijn op voldoende inzet en aandacht op verwerking in relatie met “normale” voortgang van de dagelijkse werkzaamheden. - De dagelijkse nieuwsbrieven BBT worden vervangen door periodieke (wekelijkse?) Nieuwsbrieven Speciale Editie door de organisatie zelf. Geef dit duidelijk aan. - Aandacht voor direct betrokkenen, speciaal de leidinggevenden (Officieren van Dienst, bevelvoerders e.d.). - Aandacht voor bijeenkomst nabestaanden met leidinggevende(n) tijdens incident en andere direct betrokkene(n). - Organiseer ook ondersteuning voor de BOT-ers. Dit soort gebeurtenissen gaan veruit boven de activiteiten waar BOT-ers normaal gesproken voor ingezet worden. Daarnaast zijn zij ook collega’s en onderdeel van het korps. Schakel BOT van naastliggend korps in. - Accepteer het spontaan ontstaan van een herdenkingsplek, maar hou het binnen de perken.
Pagina 40 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” Bijlage 3, Voorbeeld opzet nazorg plan MODEL PLAN NAZORG NABESTAANDEN EN BRANDWEER Algemene adviezen Doelgroep van dit plan zijn de nabestaanden en de brandweer. Het kent twee fasen: de eerste 3 maanden na de uitvaart en vervolgens de periode tot de eerste herdenking plus twee weken. De uitgangspunten die van toepassing zijn op het plan nabestaanden en brandweer zijn: - Bij informatie rondom incident en nasleep als volgorde van informatie hanteren: o nabestaanden slachtoffers o medewerkers 1ste inzet / brandweerkorps o gemeentepersoneel o overigen (omwonenden, media etc) - Koppeling van de processen nazorg, communicatie en onderzoek is van essentieel belang voor optimale opvang en nazorg. - Duidelijkheid over verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden is noodzakelijk zowel voor de interne organisatie als richting nabestaanden en externen. - Opvang en nazorg is primair de verantwoordelijkheid van het lijnmanagement en dient zoveel mogelijk geïntegreerd te worden in de lopende organisatie. Dit waarborgt de betrokkenheid, eenheid in stijl en duidelijkheid m.b.t. verantwoordelijkheid en afspraken.
1. Gekozen model eerste opvang Hier wordt beschreven hoe de eerste opvang is / wordt geregeld. Denk aan omvang van de inzet BOT en een eventuele coördinator BOT. Maak zo nodig onderscheid tussen “eigen”, getroffen korps en de bijstandskorpsen die direct betrokken zijn geweest. BOT apart indelen en bewaken. Regel opvang en ondersteuning van BOT-ters door trauma psycholoog (eventueel van / via het BBT) en aanvullende ondersteuning van de GHOR.
2. Organisatie nazorg en opvang brandweer Uitgangspunt: begeleiding van betrokkenen wordt zoveel mogelijk geregeld binnen normale lijnen van de organisatie en doorverwijzingkanalen. Begeleiding en nazorg opnemen in taak van P&O. Taak en samenstelling team nazorg en opvang brandweer - Afstemmen activiteiten betrokkenen in de nazorg en opvang waaronder; activiteiten, het BOTteam, verbinding coördinatoren nazorg betrokken andere disciplines, P&O, gemeentelijke organisatie, communicatie. - Advisering aan korpsleiding (gevraagd en ongevraagd) inzake nazorg en opvang personeel. - Initiëren bijeenkomsten, communicatie en informatie die bijdragen aan verwerkingsproces. - Adviesorgaan en contactpunt voor BOT, interne en externe betrokkenen bij nazorg. Mogelijke samenstelling team nazorg: - Projectleider nazorg en opvang brandweer - Coördinator BOT-team - Plaatsvervangend coördinator BOT-team - Externe advisering - Administratieve/secretariële ondersteuning In een bijlage is de beschrijving van de taken van de functies opgenomen. Inzet BOT-team - Beschrijving herkomst ingezette / in te zetten BOT-team(s) en hun coördinator in bijlage. - Bij elke centrale bijeenkomst is een lid van het BOT-team aanwezig. - Aandacht voor werk- en mentale belasting bij het inplannen en aangaan van afspraken voor de leden van het BOT-team. - Begeleiding BOT-team leden: eerst onder voorzitterschap coördinator BOT, na bepaalde, natuurlijke periode bijeenkomst onder begeleiding van traumapsycholoog. Doelstelling terugblik en leermomenten - Evaluatie inzet en kwaliteit in laatste kwartaal en opstellen plan van aanpak met betrekking tot bezetting kwantitatief en kwalitatief en deskundigheidsbevordering. Doorverwijzingen In te schakelen begeleiding voor individuele trajecten op basis van doorverwijzing:
Pagina 41 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” - [ Namen personen / instanties en bereikbaarheid noemen ] Alle contacten voor doorverwijzing lopen via coördinator BOT met melding naar team nazorg. ARBO-dienstverlening Het effect van het incident kan tot ver in de toekomst reiken. Ter begeleiding en het voorkomen van langdurige / frequente uitval door ziekte van medewerkers kan het reguliere overleg / dienstverlening ingeschakeld worden van de arbo-dienst. Overlegstructuur De projectleider nazorg maakt deel uit van het proces nazorg van de gemeente Tynaarlo. Gedurende de periode tot [ xxx ]: elke [ xxx ] overleg team nazorg en opvang.
3. Nazorg eerste drie maanden na incident brandweer Inzicht betrokkenheid Stel een schema op om de betrokkenheid van de medewerkers inzichtelijk te maken. Dit heeft tot doel op een eenvoudige wijze inzicht te krijgen over aanwezigheid en mate van betrokkenheid van het personeel bij het ongeval. De criteria op grond waarvan de betrokkenheid geïndexeerd wordt, zullen door de coördinator BOT besproken worden met de commandant brandweer en vervolgens door de commandant worden vastgesteld. Periodiek wordt het overzicht aangepast door de coördinator BOT en wordt overgedragen aan het hoofd P&O. Deze is verantwoordelijk voor het beheer op lange termijn. Dit overzicht wordt gebruikt voor o.a. begeleiding, correspondentie, uitnodigingen, ziekteverzuimsignalering en begeleiding. Doelgroepen In het kader van de nazorg voor de brandweer worden een aantal doelgroepen onderscheiden waarvoor verschillende activiteiten te onderscheiden zijn. - Nabestaanden: Begeleiding is opgestart door familiecontactpersonen en wordt met ingang van [datum] overgedragen aan de coördinator P&O van de gemeente. Met de nabestaanden wordt overleg gevoerd over de behoefte aan contactmomenten. - Directe betrokkenen bij inzet/directe collega’s/centralisten brandweer/overige collega’s brandweer korps: begeleiding vindt plaats volgens opvangmodel. De technische debriefing is in de eerste week per post georganiseerd. Nog te organiseren bijeenkomsten [ benoemen per onderwerp, aanvullen met actieverantwoordelijke en een tijdpad]. - Partners eerste inzet brandweer: Organiseren van partnerbijeenkomst met als onderwerpen informeren en uitwisselen ervaringen. Traumapsycholoog adviseert over inhoud, afhankelijk van stand van zaken. - Leidinggevenden betrokken bij inzet: De leidinggevenden worden uitgenodigd voor een gezamenlijke bijeenkomst voor uitwisseling van ervaringen. Bij deze bijeenkomst is tevens aanwezig de traumapsycholoog van het BBT. - Regiokorpsen (ingezet bij incident): Contacten gelegd via BOT-coördinator, groepsbijeenkomsten, waar nodig geeft postchef / hoofd repressie het signaal voor extra ondersteuning voor nazorg. Beleggen bijeenkomst samen met collega’s ingezet via ambulance en politie met als doel informatie-uitwisseling, stand van zaken onderzoeken en feitenrelaas. Nazorg familie De nazorg is in de eerste week verzorgd door familiecontactpersonen. Na de uitvaarten worden de familiecontactpersonen benaderd door coördinator nazorg BBT met de vraag hoe en wanneer zij de begeleiding willen afronden. Overdracht vindt plaats door projectleiders BBT met contactpersoon van de gemeente, zijnde de coördinator P&O. Koppeling kan worden gemaakt met deskundigheid rondom afhandeling verzekeringen. Uiteraard kunnen familiecontactpersonen in de vervolgperiode wel op persoonlijke titel contact onderhouden met de nabestaanden. De coördinator P&O brengt een eerste bezoek aan de nabestaanden, gezamenlijk met de familiecontactpersoon. Naast de zakelijke afhandeling bekijkt de coördinator P&O tevens welke opvang daarnaast beschikbaar moet komen. Uitgangspunt is dit zoveel mogelijk langs de reguliere lijn te laten verlopen. Met familie wordt overleg gevoerd over de behoefte aan contactmomenten. Adviseren aan de familie om iemand aan te wijzen die de zakelijke afhandeling op zich wil nemen en contact onderhoud met de gemeentecontactpersoon. Voor de uitvaarten is aan de families bekend gemaakt wie zij bij de gemeente kunnen benaderen met vragen.
Pagina 42 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” Hervatting activiteiten Op het moment van het schrijven van dit plan is het getroffen korps (waarschijnlijk nog) buiten dienst. Wanneer het korps weer in dienst gaat, wordt geadviseerd hier extra aandacht aan te geven en eventueel begeleiding aan te bieden. De commandant beslist wanneer de leden van het korps weer ingezet worden. Leidend hierin is dat de leden van de post met elkaar overeenstemming vinden. Begeleiding tijdens horen als getuige van de onderzoeken De coördinator BOT heeft inzicht in de afspraken die gemaakt worden met de medewerkers. Medewerkers krijgen ondersteuning aangeboden vanuit het BOT, tenzij zij aangeven andere ondersteuning te willen hebben.
4. Nazorg en opvang eerste jaar Verslag onderzoeken Bij de presentatie van de onderzoeken wordt de volgende informatievolgorde gehanteerd: familie / nabestaanden, getroffen brandweerkorps, medewerkers gemeente en vervolgens overigen. Coördinatie van de presentatie is belangrijk aandachtspunt. Advies is hiervoor op korte termijn een plan op te laten zetten door communicatie. Gedenken De gedenkplaats wordt gedurende het eerste jaar in overleg tussen brandweer en familie ingericht en beheerd. Voor de langere termijn overwegen of er een definitieve herdenkingsplaats of monument zal komen. Advies is om hiervoor een aparte commissie te benoemen om hierover een voorstel te doen met als doelstelling een professioneel vorm gegeven passend monument. Suggestie samenstelling van de commissie: twee vertegenwoordigers van getroffen post en brandweercommandant. Belangrijke data familie Inzicht krijgen in verjaardagen, jubilea etc. bij de nabestaanden tijdens het eerste jaar na het incident. Hier op passende wijze aandacht aan besteden. Informatie - Interne informatieverstrekking zoveel mogelijk inpassen in bestaande informatiekanalen. Communicatie plan van aanpak laten opstellen. Te denken aan de volgende onderwerpen: in memoriam, meldingen op intranet, internet, personeelsblad etc. Verantwoordelijkheid: hoofd communicatie - Knipselkrant: Op korte termijn beschikbaarheid regelen op de verschillende posten, ruimte binnen kazerne beschikbaar stellen waar mensen rustig kennis kunnen nemen. Is tevens te gebruiken voor informatie aan nieuwe medewerkers. Verantwoordelijkheid: hoofd communicatie in overleg met brandweercommandant - Bereikbaarheid BOT-team en relevante contactpersonen in kader van nazorg. Gegevens worden z.s.m. geplaatst op intranet; site Veilighiedsregio door de coördinator van het BOT. Verantwoordelijkheid: coördinator BOT - Archivering: Team nazorg en opvang draagt zorg voor juiste en toegankelijke archivering van relevante informatie. Verantwoordelijkheid: afdelingshoofd Facilitaire dienst
5. Financiële consequenties Activiteiten Bijeenkomsten BOT brandweer Herdenkingsteken Psychosociale nazorg en opvang Nazorg nabestaanden Inhuur extern Voorlichtingsmateriaal etc.
inschatting kosten € xxx € xxx € xxx € xxx € xxx € xxx
6. Evaluatie Evaluatie van de uitvoering van dit plan vindt plaats na de eerste 3 maanden en vervolgens na 9 maanden (3 maanden voor eerste herdenking). Op dat moment wordt bepaald welke activiteiten inhoud krijgen en over welke periode de nazorg en opvang zich uit zal strekken.
Pagina 43 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” 7. Bijlagen -
Rapportage activiteiten nazorgtraject eerste twee weken Functiebeschrijvingen team nazorg Overzicht bereikbaarheid team nazorg Overzicht ingezette BOT leden Enz.
8. Mogelijk inhoud vam het plan van aanpak nazorg na 1 jaar Dit plan moet natuurlijk aansluiten op de eerdere plannen. Zo zijn de communicatie volgorde en de verantwoordelijk al eerder geregeld. In deze fase wordt beschreven in hoeverre (en waarom) hierop wijzigingen plaatsvinden. Daarbij moet gedacht worden aan: Organisatorisch: - Wijzigingen in de projectstructuur en communiceren over (her-) verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden naar interne organisatie, nabestaanden en externen; - Wijzigingen in doelgroepen; - Financiering vastleggen in de komende begrotingen; Nazorg technisch Uitgangspunt zou kunnen zijn dat de begeleiding van betrokkenen zoveel mogelijk wordt geregeld binnen de normale lijnen van de organisatie en doorverwijskanaIen. Daarvoor moet het volgende geïnventariseerd en in beeld gebracht worden: - Nog komende momenten die impact hebben op de betrokkenen zoals uitkomen van rapporten, rechtszaken e.d. - Koppeling van de processen nazorg, communicatie en onderzoek is van essentieel belang; - Nog lopende begeleiding van individuen of groepen en hoe hiermee verder te gaan. Hoe lang wordt dit nog gecontinueerd c.q. gefaciliteerd door de gemeente; Belangrijk communicatie aspect is het blijven vertellen binnen de eigen organisatie welke werkzaamheden er nog lopen en welke mijlpalen nog merkbaar effect zullen hebben. Dit zorgt voor begrip en medewerking binnen eigen organisatie. Daarbij moet o.a. gedacht worden aan de geplande herdenkingen. Doelgroepen De volgende doelgroepen kunnen (incidentafhankelijk) worden onderscheiden: - Nabestaanden en relaties (zoals bijv. school van de kinderen van het slachtoffer); - Brandweer: het eigen korps en hun partners, de direct betrokkenen bij de inzet, eventueel centralisten en bijstandsverlenende korpsen, de betrokkenen bij de uitvaart zoals de dragers en de erewacht; - Personeel van de gemeente al dan niet betrokken bij afhandeling incident; - Betrokken mensen bij het incident niet zijnde eigen personeel (kraanmachinisten, traumapersoneel, politie enz. - Werkomgeving slachtoffers; - Omwonenden plaats incident - Woongemeenschap van de getroffen post; Van elke doelgroep moet afgesproken welke mate van begeleiding in het tweede jaar nog vereist of nodig is. Wijs voor elke doelgroep een verantwoordelijke aan. Bepaal ook welk hulpverleningskanaal of –dienst kan worden ingezet om de begeleiding uit te (laten) voeren. Jaarlijks herdenking/monument Bepaal de mate en frequentie van herdenken. Bepaal strategie voor een (permanent) monument. Informatie en communicatie Communicatie en voorlichting zijn een blijvend punt van aandacht . In het tweede jaar maar ook daarna. Borg dit permanent in de eigen reguliere voorlichtingssystemen en beschrijf dit in dit plan. Evaluatie Het is aan te bevelen om de activiteiten en de resultaten jaarlijks te evalueren en eventueel op basis daarvan het beleid bij te stellen.
Pagina 44 van 45
J.H.M. de Haas “Nazorg, aan het begin en aan het einde” Bijlage 4, Vragen aan derden Aan de brandweer van de gemeente Haarlem en Enschede zijn ten behoeve van deze scriptie de volgende vragen gesteld: 1. De eerste uren / het aanzeggen. a. Op welke wijze zijn de eerste lijns nabestaanden / families ingelicht; b. Op welke wijze zijn zij opgezocht / gevonden c. Welke knelpunten zijn er geweest d. Wie heeft hen de boodschap gebracht e. Zijn er effecten van media gebruik op dit proces (sms / lokale tv enz.) f. Zijn er korte of lange termijn effecten van de door Enschede gebruikte wijze g. Zijn er vanuit jullie ervaringen aanbevelingen te geven hoe dit “het beste” te doen, daarbij ervan bewust zijnde dat elk incident anders is. 2. Financiële aspecten a. Is er een overzicht van de totaal gemaakte kosten van de eerste twee jaar. b. Waaruit zijn die kosten grosso modo gedekt. c. Is er een verzoek (bijv. aan BZK) gedaan om financiële bijstand? i. zo ja, wat is het resultaat van dat verzoek ii. zo nee, waarom niet? Aan de politiekorpsen van Drenthe en Groningen zijn ten behoeve van deze scriptie de volgende vragen gesteld: Heeft de politie Drenthe / Groningen een (uitgeschreven) protocol voor het aanzeggen van nabestaanden bij (dodelijke) ongevallen met eigen personeel; Zo ja, kan ik daar een kopie van krijgen; Is er misschien een landelijk protocol voor; Kunt U deze vragen beantwoorden of kunt u me naar iemand doorverwijzen die dat wel weet? Het kan schriftelijk, maar ik wil ook met diegene een gesprekje aangaan.
Pagina 45 van 45