Inhoud Je hersenen
2
Tips bij huiswerk
3
Studievaardigheden
6
Algemene tips
9
Bronnen
10
Bijlagen
11
Pagina 1
Je hersenen In onze hersenen zitten 60 tot 100 miljard hersencellen. Die hersencellen kunnen boodschappen naar elkaar doorgeven. We zeggen dan dat een hersencel vuurt naar een andere hersencel. De hersencellen praten als het ware met elkaar. En ze praten de hele dag heel wat af. Dat gepraat noemen we een neuraal netwerk. Hoe leren je hersenen? Als je iets nieuws wilt leren, moeten hersencellen, die tot nu toe nog geen contact met elkaar hadden, met elkaar gaan kletsen. Er moeten nieuwe contacten (verbindingen of geheugensporen) worden gemaakt. Dat gaat eerst langzaam, maar als ze steeds weer opnieuw contact hebben en naar elkaar vuren, dan gaat dat steeds gemakkelijker. Er ontstaat een neuraal netwerk. Kortom: dingen die je eerst lastig vond, gaan uiteindelijk steeds gemakkelijker. Immers: een muziekinstrument leer je ook bespelen door heel veel te oefenen en ook kon je niet meteen als de beste skaten of paardrijden... Je kunt het het beste vergelijken met een paadje dat je vaak loopt. In het begin zie je helemaal geen pad, er is alleen maar gras met een klein loopspoor, maar als je heel vaak over het pad loopt, ontstaat er een breed pad en zelfs een flinke weg. Als je dus een keer denkt: "Dat is zo moeilijk om te leren, dat lukt me nooit!", dan moet je maar eens aan je brein denken. Door veel te oefenen en te herhalen wordt je brein sterker. Het smalle paadje wordt een snelweg!
Je hersencellen worden sterker door:
veel te oefenen en te herhalen veel uit te proberen en nieuwe dingen te leren te leren van fouten
Pagina 2
TIPS Bij het huiswerk maken 1.
Regelmaat Maak zoveel mogelijk op vaste tijden je huiswerk. Regelmaat en een vast werktritme zijn erg belangrijk. Heb je 's avonds sport of muziek of een andere hobby, zorg dan dat je 's middags het werk gedaan hebt. Laat je niet door toevallige dingen van je werk halen. Dus als een vriend of vriendin belt of je meegaat naar de stad, zeg dan gewoon dat je geen tijd hebt of spreek een ander moment af. Slechte momenten voor huiswerk: * vlak voor je iets anders moet doen. Of het nou leuk of vervelend is, belangrijk of onbelangrijk, de tussentijd is niet voldoende om aan je huiswerk te gaan. Bovendien ben je met je gedachten al bij het volgende en kun je je dus onvoldoende concentreren op je werk. * vlak na een inspannende prestatie. Net getraind of een wedstrijd gehad? Net een ruzie of een emotioneel gesprek gehad? Kom dan eerst tot rust voordat je met schoolwerk aan de gang gaat. * vlak na het eten. Met een volle maag is het slecht huiswerk maken. Al je bloed (energie) gaat naar je maag en is daar nodig voor de spijsvertering. Je hersenen krijgen dus minder bloed en dat zorgt ervoor dat het leren minder goed gaat. Even wachten dus. Even een wandelingetje maken is nog beter. * op het laatste nippertje. Dat is ongeveer het domste wat je kunt doen. Stel dat er iets gebeurt waardoor je geen tijd meer hebt om het huiswerk te doen, dan heb je een probleem.
2.
Planning Ha, morgen lekker geen huiswerk... Kijk verder dan alleen naar morgen. Misschien staat over enkele dagen of volgende week wel een SO of een proefwerk gepland. Gebruik dan de tijd om alvast wat in het voren te werken. Verdeel de leerstof van een toets over meerdere momenten en bouw herhalingen in. Als je 3 paragrafen moet leren voor een toets, maak dan een leerschema. Voorbeeld: 1e dag: - leer paragraaf 1 (30 min) - korte pauze (5 min) - herhaal kort par. 1 (10 min) 2e dag:
- herhaal kort paragraaf 1 - leer paragraaf 2 - pauze - herhaal par 2 Pagina 3
(10 min) (30 min) (10 min) (10 min)
3e dag:
- herhaal kort paragraaf 1 en 2 - leer paragraaf 3 - pauze - herhaal par 3
(10 min) (30 min) (10 min) (10 min)
4e dag:
- herhaal paragraaf 3 - herhaal paragraaf 1 en 2 - pauze - herhaal 1,2,3
(10 min) (20 min) (10 min) (20 min)
4x een half uur leren, levert veel meer op dan 2 uur achtereen leren. Zo ben je optimaal voorbereid op de toets.
3.
Werkplek Je werkplek voor het huiswerk moet minimaal aan de volgende eisen voldoen: 1. Je moet ongestoord kunnen werken. Een plek waar je je kunt concentreren. 2. Het moet er opgeruimd zijn. Dus geen overbodige dingen op je werkplek. Ook moet je alles snel kunnen vinden. 3. Werk zoveel mogelijk in stilte. Dus geen gepraat om je heen. Sommige leerlingen kunnen zich goed concentreren met muziek. Zet dan alleen muziek op en niet bijvoorbeeld de radio, waar steeds tussendoor wordt gepraat. 4. Zorg dat er geen afleiding is. Zet je bureau zo neer, dat je niet steeds naar buiten kunt kijken, geen facebook, twitter of What's app bij de hand, enz. Die zorgt ervoor dat je huiswerk minstens 2x zo lang duurt.
4.
Pauzeren Als je veel huiswerk hebt, is het belangrijk om tussen het werk door ook voldoende pauze te nemen. Onderzoek leert dat studeren het beste gaat in periodes van 20 - 40 minuten. Korter heeft geen zin, omdat je dan te weinig tijd hebt om je ergens in te verdiepen. Langer heeft ook geen zin, omdat je "overbelaste" hoofd dan niets meer opneemt. Pauzeer bij het studeren dus om de 20-40 minuten zo'n 5 tot 10 minuten. Bij het leren van toetsen is twee uur achtereen (met pauzes) wel het maximum per dag. Als je in een toetsweek zit, kan het zijn dat je zoveel moet leren, dat een korte pauze soms niet meer voldoende is. Je gedachten dwalen af, je krijgt stijve schouders en branderige ogen. Dan is het goed om een iets langere pauze te nemen en wat lichaamsbeweging te doen. Dat kunnen ontspanningsoefeningen zijn afgewisseld met ademhalingsoefeningen (zie bijlage).
Pagina 4
5.
Jezelf belonen Stel jezelf iets leuks in het vooruitzicht als je een bepaalde taak klaar hebt. Zeg bijvoorbeeld tegen jezelf: "Als ik met aardrijkskunde klaar ben, dan ga ik even met mijn nieuwe computergame spelen".
6.
Huiswerk indelen Hoe je het huiswerk indeelt, is voor iedereen persoonlijk. Wel zijn enkele tips te geven: 1. Even door de zure appel heen bijten Huiswerk is vaak niet leuk, maar bedenk: van uitstel komt afstel. Er zijn veel leuke dingen te doen, maar die worden nóg leuker als je het huiswerk afhebt. 2. Zorg voor afwisseling Wissel moeilijke en gemakkelijke vakken met elkaar af. Doe vooral de vakken na elkaar die weinig op elkaar lijken. Variatie bevordert concentratie. 3. Varieer maakwerk en leerwerk Lang achter elkaar verschillende vakken leren is niet motiverend en erg vermoeiend. Doe tussen het leerwerk door je maakwerk. 4. Eindig je dag met RUST Na een inspannende dag neem je minder (en minder snel) leerstof op. Stap ook niet direct na het leren of maken van je huiswerk je bed in. Je hoofd is nog tot rust gekomen en zult dus minder snel inslapen.
7.
Slim leren Goed leren en fouten maken horen bij elkaar. Van je fouten leer je. Wees Proud te be vout! Kijk steeds WAT je fout hebt gedaan. Sommige leerlingen kijken nooit terug in een toets, die zij onvoldoende hebben gescoord en weten daarom niet wat ze fout hebben gedaan. De volgende keer zullen zij dus diezelfde fout mogelijk opnieuw maken. Denk aan het bekende spreekwoord: "Een ezel stoot zich in het algemeen niet tweemaal aan dezelfde steen". Weet dus wat je fout deed en leer ervan! Twee weten meer dan één... Samen huiswerk maken en leren kan erg nuttig zijn. Als het maar serieus gebeurt. Samen kom je gemakkelijker tot antwoorden, je kunt elkaar overhoren en het is meer motiverend om samen te werken.
Pagina 5
Studievaardigheden Je brein vindt het leuker om zelf nieuwe paadjes te maken dan om steeds maar weer hetzelfde paadje af te lopen. Wees dus actief in de manieren waarop je dingen leert en herhaalt. En diep nadenken is goed voor je brein. Het zorgt voor veel meer paden (geheugensporen) en dat maakt je slim! Het gebruik van die verschillende manieren noemen we studievaardigheden. Een pianist speelt niet zomaar een concert voor een groot publiek en een wielrenner wint niet zomaar de Tour de France. Om dat te kunnen, hebben zij eindeloos getraind en geoefend. Trainen en oefenen betekent herhalen, maar dat herhalen moet je wel goed doen, anders zakt het geleerde zo weer weg. Het effect van herhalen zie je in deze grafiek:
En zo blijkt dat 5 x 1 stuk leren veel meer oplevert dan 1x 5 stukken. Hieronder volgt een aantal studievaardigheden voor de verschillende vakken. a. talen Voor veel leerlingen is het leren van woordlijsten voor een vreemde taal vaak een hele opgave. Het is, zoals we vaak zeggen, puur "stampwerk". Alleen maar dom vanuit het boek leren werkt demotiverend en dus is het belangrijk om variatie in het leren aan te brengen. Het leren zelf kun je doen door bijvoorbeeld met 5 woorden te beginnen, deze in te studeren en vervolgens jezelf te overhoren. Vervolgens doe je er 2 of 3 woorden nieuw bij en herhaal je het overhoren van de geleerde 8 woorden. En zo ga je verder tot je alle woorden hebt gehad. Enkele manieren om het stampwerk draaglijk te maken: 1. afdekmethode Bij deze methode dek je de vertaling van de te leren woordjes af en kijk je welke woorden je al kent. Alles wat je beheerst, hoef je geen aandacht meer aan te besteden. De woorden die je nog onvoldoende kent, schrijf je op woordkaartjes.
Pagina 6
2. woordkaartjes De woorden die je moeilijk vindt, schrijf je op een woordkaartje met de Nederlandse vertaling op de achterkant. Deze woorden kun je extra instuderen. Het motiverende is, dat je steeds meer kaartjes aan de kant kunt leggen, omdat je de woorden beheerst. Voordeel is dat je de woorden schrijft. Om woorden beter te onthouden kun je er soms zelfs tekeningetjes bij maken ('merci' = dank je wel -tekening: doosje merci). Bij het leren zeg je de woorden en de vertaling hardop. Dat zorgt dat je het woord beter kunt onthouden. Woordkaartjes zijn ook te gebruiken bij zinnen en grammatica. 3. computerprogramma's Je kunt jezelf overhoren door gebruik te maken van computerprogramma's als WRTS, woordjesleren.nl, enz. Er zitten al veel lijsten uit bestaande methodes in voorgeprogrammeerd maar je kunt ook je eigen lijsten erin zetten. Zelfs zinnen en grammatica kun je er in zetten. Afwisseling genoeg dus bij het herhalen... b. leervakken (aardrijkskunde, biologie, geschiedenis, natuurkunde) Dit zijn vakken waarbij je vaak veel tekst moet verwerken. Je kunt eindeloos lezen, turen naar de tekst en het wil er maar niet in. Tijd dus voor een slimme aanpak van de leerstof. Ga in dat geval als volgt te werk: 1. oriënterend lezen Bekijk eerst het hoofdonderwerp (titel van de paragraaf). Kijk daarna goed naar de opbouw van de tekst, de subhoofdstukjes. Let op de vetgedrukte woorden, plaatjes, grafieken, enz. 2. voorkennis bepalen Ga bij jezelf na of en wat je al weet van het onderwerp. Je onthoudt dingen beter als je kunt aanhaken bij zaken die je al weet. 3. globaal lezen Lees, na deze eerste 2 stappen, de tekst gewoon door zonder te letten op alle details. Dat noem je globaal lezen. 4. studerend lezen Nu komt het echte leren van de tekst. Je gaat nu diep en gedetailleerd aan het werk. Maak daarbij een samenvatting. Dat kan op verschillende manieren: a. stel vragen over de leerstof en beantwoordt die ook b. streep met een tekstmarker alle belangrijke sleutelwoorden aan c. maak een woordspin met de belangrijkste woorden en begrippen d. maak een mindmap (voorbeeld in bijlage 1) e. leer samen met een andere leerling en stel elkaar vragen over de stof
Maak gebruik van diagnostische toetsen in het boek!
Pagina 7
Bij bovengenoemde vakken moet je ook vaak begrippen leren. Daarvoor kun je ook woordkaartjes gebruiken. Schrijf op de ene kant het begrip en op de achterkant de omschrijving. Ook hier kun je weer gebruik maken van plaatjes/tekeningen. Maak er een zin bij, zodat je de betekenis ook in een zin ziet staan (context). Dat onthoudt gemakkelijker. Begrippen kun je ook in WRTS zetten.
Maak gebruik van ezelsbruggetjes. Het leren van dingen in een bepaalde volgorde kun je vaak doen met behulp van ezelsbruggetjes. Denk maar eens aan het leren van de Waddeneilanden (TV-TAS).
Pagina 8
Algemene tips: De belangrijkste aandachtspunten bij het leren even op een rijtje:
oefenen en herhalen - overhoorprogramma's - diagnostische toetsen - woordkaartjes - vertel uit je hoofd en in eigen woorden - 10x1 is meer dag 1x10 - samenvatten (mindmap enz.) - werk samen met een klasgenoot
gebruik je zintuigen - werk met plaatjes, collages, etc. - gebruik ezelsbruggetjes - verzin bewegingen bij het leren/onthouden - gebruik ritme, rijm of een liedje bij het onthouden - leer hardop - schrijf bv moeilijke woorden op - maak er in gedachten een beeld bij
haak aan bij wat je al weet of kunt - gebruik je voorkennis - maak vergelijkingen met andere dingen (bijv. het maken van geheugensporen vergelijken met een paadje dat steeds groter wordt...). Dat maakt het makkelijker om te onthouden.
Spanning is goed.... maar niet teveel. Wat spanning voor een toets zorgt voor extra concentratie. Een beetje stress maakt je scherp en kun je zelfs makkelijke leren. Maar weet ook dat je fouten mag maken. Van fouten leer je juist heel veel. Dus wees PROUD TO BE VOUT. Maar... als je teveel spanning opbouwt, kan het ervoor zorgen dat je geleerde stof vergeet. Dat noemen we faalangst. En dat is niet goed. Je kunt daarvoor gebruik maken van ontspannings- en ademhalingstechnieken(zie bijlage 2).
Handige websites: overhoorsites: www.wrts.nl www.woordjesleren.nl nl.voctrain.com www.squla.nl (betaald)
hulp bij het leren: www.lereniseenmakkie.nl www.ezelsbruggetje.nl www.ezelsbrug.nl www.scholieren.com
Pagina 9
Bronnen:
* Wolters Studievaardigheden in je pocket * Help, ik word slimmer * Ik leer beter leren * Breinlink voor ouders
Copyright ©: StudieXtra Doetinchem
Pagina 10
Tessa Erkes&Harry Oltheten Gerjanne Dirksen Inke Brugman & Lenneke Bazen Gerjanne Dirksen & Hulda Möller
BIJLAGE 1: Mindmap (voorbeeld)
Pagina 11
BIJLAGE 2: ontspanning De volgende oefeningen kun je gewoon zittend aan je bureau doen. Neem voor iedere oefening 20 tellen, dan ben je met ruim 5 minuten weer helemaal ontspannen. hoofd/nek Trek je schouders zo hoog op dat je hoofd tussen je schouderbladen zit en laat ze dan weer langzaam zakken. Laat je hoofd slap voorover hangen en draai het langzaam rond, eerst van de rechternaar de linkerschouder en vervolgens andersom. Duw met de linkerhand tegen de linkerkant van je hoofd waarbij je tegendruk geeft met je hoofd. Doe daarna hetzelfde aan de andere kant. Duw met beide handen tegen je voorhoofd. Armen/handen Houd je handen in je nek en doe alsof je armen vleugels zijn: maak een vliegende beweging. Duw op borsthoogte je handpalmen tegen elkaar. Krom je vingers, laat ze in elkaar grijpen en trek. Strek je armen recht vooruit, leg je handpalmen tegen elkaar en duw. Spreid je vingers zo wijd mogelijk. Trek met je rechterhand aan de vingers van je linkerhand en omgekeerd (maar niet te hard). Masseer ze los. Pak je linkerpols en knijp, daarna je rechterpols en knijp. Duw jezelf even op van je stoel. Benen/voeten Zet je hielen tegen de buitenkant van de stoelpoten en druk. Zet je hielen nu tegen de binnenkant van de stoelpoten en druk. Strek je benen, maak ze zo lang mogelijk en houd je voeten bij elkaar. Plaats je handen kruislings aan de binnenkant van je knieën en duw, terwijl je met je knieën 'tegengas' geeft.
Pagina 12