Japske Rotsrover & andere verhalen
de 20 beste verhalen en columns die ik tussen 2010-2015 heb geschreven
door Jasper Verkroost december 2015 japskerotsrover.wordpress.com
Inhoudsopgave Een leraar heeft altijd gelijk.................................. 1 december 2010 [OS]
Japske Rotsrover .................................................19 oktober 2012 [VA]
Links en rechts...................................................... 2 december 2010 [OS]
Whole lotta rozen ...............................................21 november 2012 [VA]
Wakker in een vreemde wereld ........................... 4 januari 2011 [OS]
Zandzee ................................................................ 5 maart 2011 [OS]
Vergeetmijnietje................................................... 7 april 2011 [OS]
Mijn oma ............................................................ 10 juni 2011
Wat is stilte?....................................................... 12 maart 2012 [CA]
Tomorrow is another day ................................... 13 april 2012 [CA]
Nooit meer ......................................................... 14 mei 2012 [CA]
Ahmed & Iris....................................................... 15 september 2012 [VA]
Gevallen engel.................................................... 17
Snip .....................................................................24 november 2012 [VA]
The piano man ....................................................26 januari 2013 [VA]
De prijs om Nederlander te mogen zijn ..............27 juni 2013
Scheveningen 2018 .............................................29 april 2014 [CB]
Linksom ...............................................................30 mei 2014 [CB]
De laatste trein....................................................31 november 2015 [VB]
Het hek ................................................................33 december 2015 [VB]
Vluchteling ..........................................................36 december 2015 [VB]
oktober 2012 [VA]
_____________________________________________________________________________ cursuslegenda [OS]
- Ontdek schrijven (september 2010 - april 2011)
[CA]
- Columns A (februari 2012 - juni 2012)
[VA]
- Verhalen schrijven A (september 2012 - juni 2013)
[CB]
- Columns B (februari 2014 - mei 2014, gedeeltelijk gevolgd)
[VB]
- Verhalen schrijven B (oktober 2015 - mei 2016)
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
1
Een leraar heeft altijd gelijk 6 december 2010 Ik leerde lezen toen ik zes jaar was. Vanaf dat moment las ik geen boeken, ik verslond ze. Soms moest ik twee keer per week naar de bibliotheek waar je in die tijd drie boeken per keer mocht lenen. Dit tot groot enthousiasme van mijn vader, die leraar Nederlands was. Mijn moeder zag het wat genuanceerder: ze draaide ‘s avonds soms de stoppen eruit om mij tot slapen te dwingen, een opvoedkundige maatregel die werd ondergraven door de zaklamp die ik van mijn oma kado kreeg zodra haar dit ter ore kwam. Tien jaar later had ik bijna alle B- en C-boeken gelezen, en leefde ik voor de wekelijkse tafel met nieuwe jeugdromans in de bibliotheek. En toen kwam het moment dat mijn leraar Nederlands aankondigde dat we “voor de lijst” moesten gaan lezen. Hij zei het niet letterlijk, maar het kwam erop neer dat we “voor zijn lijst” moesten gaan lezen. Alle pogingen om een aantal van mijn meest geliefde jeugdromans in te brengen werden steevast afgewezen met de mededeling dat dat geen literatuur was. “Maar wie bepaalt er dan wat literatuur is?”, probeerde ik in het begin nog wel eens. “Ik”, was antwoord van de leraar, en daarmee werd elke vorm van discussie verder onmogelijk. Die opstelling zal ongetwijfeld te maken hebben gehad met een akkefietje dat een paar maanden eerder had plaatsgevonden. Hij had in een spellingsproefwerk een fout gemarkeerd die ik betwiste. De leraar kapte de discussie uiteindelijk af met de mededeling dat hij al twintig jaar in het vak zat, en wie ik was die durfde te beweren dat hij ongelijk had. Toen maakte ik in mijn jeugdige onschuld een kapitale fout: ik stapte naar mijn vader, en wat nog veel erger was: hij gaf me gelijk. Een sterk gevoel voor rechtvaardigheid heb ik altijd al gehad, dus zette ik in de volgende les de leraar voor de hele klas voor schut. Wat volgde was een wijze les, die me in de rest van mijn schooltijd is bijgebleven. Regel 1: “een leraar heeft altijd gelijk” Regel 2: “in alle gevallen waarvoor dit niet geldt, zie regel 1″ Hij had natuurlijk het laatste woord en slaagde er nog bijna in me met een 3 voor de leeslijst m’n diploma te ontnemen, ware het niet dat ik me met het schrijven van een bezielend betoog tijdens het eindexamen nog net wist te redden. Want zakken op Nederlands, hoe had ik dan mijn vader nog onder ogen kunnen komen? Daarna heb ik bijna 20 jaar geen boek gelezen. Een groepsreis in 2006 met louter lezers bracht uiteindelijk die oude liefde weer tot bloei. Het tempo is sindsdien wat aangepast aan mijn huidige leven: nu lees ik geen 20 boeken per maand meer, maar per jaar, maar het plezier is weer net zo groot als ik me uit mijn vroegste jeugd nog weet te herinneren. ______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
1
Links en rechts 23 december 2010 Maandagavond vijf over zes. Het knarsende geluid van een sleutel die in het slot wordt gestoken doorbreekt de stilte in het huis. “Als hij een niet al te zware dag heeft gehad mogen we binnen een kwartier naar buiten”. “Wat nou zware dag Links, die jongen heeft de hele dag als een zoutzak op een stoel naar een scherm zitten staren. Maar het schijnt dat je daar je geld mee kan verdienen”. “Je wil zeggen dat we naar buiten mogen als het vanavond goed tussen z’n oren zit?”. “Juist, zo is dat”. “Dan vrees ik het ergste Rechts, kijk maar eens naar buiten”. “Die paar druppels regen bedoel je? Jij bent ook zo’n watje. Als je het maar niet in je hoofd haalt om hem zich weer te laten verstappen, zoals eind vorig jaar. Dan staan we weer weken binnen, alleen maar omdat jij bang bent voor een beetje water. Ooit gehoord van een hardloopschoen die bang is voor water?”. “Kom op, denk even na! Minder dan een week tot z’n eerste halve marathon. Dit is onze laatste kans om te schitteren tijdens een wedstrijd. Je weet wat er daarna met ons gaat gebeuren”. “Ja ja, houd er maar over op. Laten we ons concentreren op vandaag, morgen komt vanzelf wel”. “Pff, ga jij nu ineens de filosoof uithangen?” “Ssssst, zie jij wat ik zie? Korte broek.. thermohemdje.. We mogen naar buiten!” “Gaat lekker hè Links, hij heeft er zin in vanavond”. “Ik constateer dat de druppels langzaam het stadium van een regenbui beginnen te naderen”. “Het lot heeft nou eenmaal bepaald dat wij in Nederland oud gaan worden, denk nou eens één keertje positief!”. “Positief is dat ik over een uurtje bij de verwarming sta te drogen terwijl ik de Spits van vanochtend kan lezen”. “Als jij niet positief blijft kan die jongen niet lopen, en als hij niet kan lopen gebeuren er ongelukken”. “Ja ja, ik heb gewoon m’n dag niet ok?”. “Links, wat ga je doen?” “Dat daar is een hele grote plas hoor!” “Daar kun je niet omheen!” “Wedden?” “Links, neeeeeee!”. “Wat nu, waarom staan we plotseling stil?” “Wat denk je, achterlijke idioot, hij heeft z’n enkel verstuikt omdat jij zo’n rare uitwijkmanouvre moest maken”. “Weet jij hoe nat zo’n plas water is?” ______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
2
“Wat zei je nou net nog een half uur geleden over onze laatste kans? Dat is over zes dagen, hoe gaat die enkel ooit nog hersteld zijn voor die tijd?”. “Hij is wel eigenwijs he?” “Links, hij gaat een halve marathon lopen met een pijnlijke enkel, hij is een held”. “Denk nou niet dat ik me niet ontzettend schuldig heb gevoeld afgelopen week!”. “Dus onze neuzen wijzen vandaag dezelfde kant uit? Jij gaat dat laatste beetje demping in die halve zool van je gebruiken om hem te laten vliegen zodat hij z’n enkel niet voelt?” “Je kunt op me rekenen Rechts, vandaag zijn we een team. We gaan er een droomafscheid van maken!”.
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
3
Wakker in een vreemde wereld 31 januari 2011 Het is pikdonker. Langzaam kom ik overeind uit mijn liggende houding. Slaperig en wat verward tracht ik m’n gedachten te ordenen. Een lichte paniek maakt zich van me meester. Waar ben ik? Wanneer en waarom ben ik gaan slapen? Waar is m’n reisgenote? Waar zit hier het licht? Hoe kan ik er zo ooit achter komen waar ik me bevind en hoe ik er weer wegkom? Ik moet iets doen. Op de tast vind ik mijn kleren, en kleed me aan. Ik kan natuurlijk niet half-naakt gaan ronddwalen als ik niet eens weet waar ik ben. Slaapdronken doe ik een paar voorzichtige stappen, bang om ergens tegen aan te lopen in deze onbekende wereld van duisternis. Ik stoot m’n knie tegen iets dat niet meegeeft, draai een kwartslag, en vervolg m’n weg in een andere richting. Plotseling zie ik een zwak blauw schijnsel links van me; eindelijk een oriëntatiepunt. Ik loop in de richting van het schijnsel en merk dat ik weer terugloop naar waar ik vandaan kwam. Het blauwe licht komt dichterbij en neemt een concrete vorm aan: drie LCD-cijfers samen vertellen me dat het diep in de nacht is. Wacht even, dat zijn de cijfers van mijn wekkerradio, en die heb ik NIET meegenomen op vakantie. Met deze constatering tast ik automatisch naar de lichtschakelaar van mijn bedlampje. Een moment later wordt de ruimte waarin ik me bevind verlicht door een oranje gloed. Mijn slaapkamer! En dan dringt het langzaam tot me door: ik ben niet meer op vakantie, en dit is nou al de vierde keer deze week dat ik op vergelijkbare wijze ‘s nachts ben wakker geworden.
Dit heb ik wel vaker na een vakantie. Zo wordt ik vlak na een kampeerreis regelmatig thuis wakker “in mijn tent”. Maar na een week of twee is het ook weer over. Vreemd is wel dat het omgekeerde nooit voorkomt. Ik heb me de afgelopen jaren regelmatig het hoofd gebroken over hoe dit kan en hoe raar dit is. Misschien is het wel zo dat ik de eerste dagen na een vakantie niet alleen bij volle bewustzijn terug verlang naar dat verre oord, maar dat ook mijn onderbewuste op dat moment weigert te accepteren dat ik toch echt weer terug ben in Nederland.
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
4
Zandzee 31 maart 2011 “Heb jij nog water?”. We zijn net een nomadennederzetting gepasseerd op de grens van twee vegetatiezones. Achter ons ligt de woeste rotsachtige woestijn, waarin je je met zijn gele, bruine, en grijze kleurtinten bijna op een andere planeet waant. Het enige aardse zijn de schaarse boompjes met hun stugge naalden, het favoriete avondeten van de kamelen die ons vergezellen. Voor ons ligt een uitgestrekt gebied van zandduinen, die in een bijna hypnotiserend patroon in elkaar overgaan. In woestijnterminologie heet dit een “zandzee”, en voor het eerst begrijp ik waarom: vervang de kleur van het fijne lichtgele zand door dat van het diepblauwe water en je waant je midden op een woeste zee . Een zee met stilstaande golven, en dat maakt het geheel nog surrealistischer. De tijd lijkt hier geen betekenis meer te hebben.. Het is half november maar nog steeds dik twintig graden. De zon schijnt onbarmhartig, van het eerste ochtendgloren tot het einde van de middag. Wolken zijn een bezienswaardigheid, het is één van de droogste plekken op aarde. We hebben al een flinke wandeling achter de rug en het is dorstig weer. Iedereen heeft watergebrek vandaag. “Je mag wel wat van mij hebben”, zeg ik gedachteloos. “Heb je dan zelf nog wel genoeg?”. Ik knik, hoewel ik weet dat het niet zo is. Ik schenk meer dan de helft van mijn fles in de hare, ze protesteert niet langer. Voor mij ligt de zee, klaar om bedwongen te worden. Ik word ruw wakker geschud uit mijn dromen als onze gids aangeeft dat we het golvende zand helaas rechts moeten laten liggen omdat we anders niet voor het donker bij ons kamp zijn. Zeven hoofden knikken braaf, twee kijken elkaar samenzweerderig aan. De lichtjes in haar ogen zijn onmiskenbaar. Als met een beetje treuzelen de rest van de groep honderd meter vooruit is, slaan we rechtsaf. We sprinten een maagdelijke duin op en laten groepjes van twee paar voetafdrukken achter in het zand. Het laatste stuk lopen we, het is behoorlijk zwaar. Bovengekomen doemt de Moeder aller Zandduinen voor ons op. Ik probeer haar over te halen, ze twijfelt. Vanaf ons uitzichtpunt zien we dat de rest als miniscule kleine poppetjes is uitgewaaierd over de vlakte links onder ons. We hebben al een flinke achterstand opgelopen. Ik ben teleurgesteld als ze de zekerheid besluit te verkiezen boven het avontuur. Nu twijfel ik ook: mee met haar of de zandduin op? Ik negeer de dorst nog even en besluit toch verder naar boven te gaan, ik haal haar straks wel weer in. Onze wegen scheiden zich, en dapper klim ik verder. Dat valt tegen, ik ben moe. Als ik eindelijk boven ben blijkt mijn droomuitzicht te worden verpest door nog veel meer zandduinen. Niet fotogeniek genoeg besluit ik, en als ik op adem ben gekomen trek ik één lange sprint naar beneden. Van “even inhalen” blijkt geen sprake. Zelfs als ik snelwandelend door het mulle zand verder ga, haal ik haar nauwelijks in. Ik moet er bijna een Sahara-hardloopwedstrijd van maken om een half uur later eindelijk langszij te komen. “Ik heb af en toe wel even achterom gekeken of je niet te ver achterop raakte”, reageert ze olijk, als ik een moeilijk gezicht trek. Natuurlijk ben ik wel benieuwd of dit het normale tempo is waarmee ze op ______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
5
zaterdagmiddag door de winkelstraatjes van Rotterdam slentert. Hardlopen, wandelen, en roeien passeren de revue. “O ja, ik heb ook nog de Fietselfstedentocht gedaan”. Op mijn vraag of ze niet moe was na die 240km op één dag haalt ze haar schouders op. Even heb ik het gevoel naast Superwoman te lopen, totdat ze begint te klagen dat ze toch wel erg veel dorst heeft. En we hebben beiden geen druppel water meer. Op dat moment halen we onze reisleidster in. De rest van de groep blijkt al ver achter ons te liggen, die zijn we ongemerkt rechts gepasseerd. “Ik wacht op de anderen, lopen jullie maar verder, gewoon rechtdoor”. Maar wat is rechtdoor in de woestijn? Op goed geluk dan maar. Niet veel later komt een pick-up ons tegemoet. Achterin zit onze Libische gids. Achter het stuur blijkt een vriend van hem te zitten, en samen gaan ze de rest van onze groep ophalen. De gids wijst ons waar het kamp ongeveer ligt, en rijdt verder. We kijken elkaar kort aan: dit is valsspelen! En ondanks onze uitgedroogde lichamen zetten we nog even een marstempo in. Niemand anders dan wij mogen als eerste dat kamp bereiken. Op het moment dat we het in een kuil voor ons zien liggen, horen we in de verte het geronk van een motor: de jeep! Met een ultieme krachtsinspanning rennen we samen het laatste stuk, de helling af in een volle sprint, en ploffen uitgeput neer op de matjes die al voor ons zijn uitgespreid. Gewonnen! Als de reisleidster arriveert biedt ze aan de overwinningsrun helling af naar het kamp voor ons op foto in scene te zetten als aandenken. De vele glazen muntthee na afloop van de fotoshoot smaakten nog nooit zo zoet..
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
6
Vergeetmijnietje 25 april 2011 Heel lang geleden in een land ver van hier leefde eens een meisje. Vergeetmijnietje, zo heette ze, woonde in een klein dorp samen met haar vader en moeder. Het was een armoedig dorp, want de inwoners moesten een groot deel van de opbrengsten van hun land afstaan aan Tirana, de wrede heerser van het koninkrijk. Zo bleef er nauwelijks iets te eten over, de inwoners waren dan ook vaak ziek. Gelukkig had Vergeetmijnietje een bijzondere gave: van bloemblaadjes maakte ze drankjes tegen allerlei kwaaltjes, waarmee ze de meeste mensen weer kon genezen. Zo hadden ze ondanks het zware leven elkaar nog, niet beter wetende omschreven zij dit als “gelukkig zijn”. De gave van Vergeetmijnietje was wijd en zijd bekend, en soms kwamen er zelfs mensen van buiten het dorp om een drankje. Maar Tirana moest niets hebben van de “duivelse kunsten” van Vergeetmijnietje, en zinde al lange tijd op het juiste moment om haar als heks te kunnen vervolgen. Op een goede dag verscheen er een bode aan de rand van het dorp. “Een bericht van Tirana voor Vergeetmijnietje”, schreeuwde de dorpsomroeper even later vanaf het plein, terwijl hij zwaaide met een verzegelde enveloppe. Toen iedereen op het plein was verzameld en het rumoer verstomde, opende Vergeetmijnietje de brief en las met trillende stem voor: “Beste Vergeetmijnietje, ik heb een zoon van jouw leeftijd, Trouw geheten. Hij is erg ziek, en mijn dokters kunnen niets voor hem doen. Ik ontbied je in mijn kasteel in de hoop dat je met één van je drankjes zijn leven kunt redden. Ik stuur een ruiter die je morgenvroeg komt ophalen. Hoogachtend, Tirana”. Meteen na de laatste woorden stegen kreten van verbazing op uit het publiek. Er kon geen sprake van zijn dat Vergeetmijnietje hier op in zou gaan. Ondertussen was de moeder van Vergeetmijnietje naast haar komen staan. “Laten we de beslissing aan haar zelf overlaten”, zei ze. “Wat wil jij, m’n kind?”. Vergeetmijnietje hoefde niet lang na te denken. “Trouw heeft niets kwaads gedaan. Bovendien breng ik jullie allemaal in gevaar als ik zou weigeren. Ik ga naar het kasteel van Tirana”, zei ze zachtjes. Er steeg een goedkeurend gemompel uit het publiek op. En zo vertrok ze bij het krieken van de volgende dag achterop het paard van de gezant die Tirana had gestuurd. Na een week geduldig kleine hoeveelheden van haar drankjes aan Trouw toe te dienen ging zijn toestand zienderogen vooruit, waarna de dokters de behandeling van haar overnamen. Maar in plaats van dank zag Tirana hierin de bevestiging dat Vergeetmijnietje inderdaad een heks was en liet haar in de diepste kerkers gooien. Tirana was zeer tevreden: hij had zijn zoon nog en kon definitief afrekenen met Vergeetmijnietje, waardoor de bevolking van de dorpen nog afhankelijker van hem zou worden. Ondertussen was Trouw helemaal opgeknapt en vroeg zijn vader om Vergeetmijnietje persoonlijk te mogen gaan bedanken, in de veronderstelling dat ze weer terug was gekeerd in haar dorp. Maar Tirana walgde bij dat verzoek. Hij liet
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
7
Trouw in de waan en verbood hem contact met haar te zoeken. Hij hoopte nog steeds dat Trouw hem eens zou opvolgen als zijn tijd er op zou zitten. Maar Trouw was niet de zoon die zijn vader in hem zag. Hij kon Vergeetmijnietje niet uit zijn hoofd zetten. Een paar dagen later, toen de avond was gevallen sloop hij in alle stilte naar de stallen. Hij had het laatste drankje wat hij van Vergeetmijnietje had gekregen meegenomen, misschien kon hij daar nog een paar dorpelingen mee helpen. Hij zadelde zijn beste paard, en reed in vol galop naar het dorp waar hij de volgende ochtend aankwam. Wat hij daar aantrof was mensonterend: nu Vergeetmijnietje er niet meer was, waren er allerlei ziektes uitgebroken. Trouw reed door naar het plein waar juist een vergadering bezig was om de situatie te bespreken. “Beste burgers, ik ben Trouw, de zoon van Tirana”, begon hij, waarop de samengestroomde menigte in paniek alle kanten begon uit te rennen. Trouw wist wel dat zijn vader niet zo geliefd was, maar wist niets van het schrikbewind dat hij voerde. “Vrees niet, ik kom in vrede”, zei hij terwijl hij van zijn paard afsteeg. Hij had een paar manden met fruit meegenomen voor Vergeetmijnietje, die hij tevoorschijn haalde. De inwoners keken vol ongeloof naar al het lekkers. Was hij te vertrouwen? “Ik ben op zoek naar Vergeetmijnietje, ze heeft mijn leven gered”, vervolgde hij. “Ze is nooit teruggekomen van het kasteel, we zijn doodongerust”, sprak haar vader, die langzaam naderbij was gekomen. “En we worden allemaal ziek omdat er geen drankjes meer zijn”. Trouw besefte dat hij door zijn vader was misleid. Er was geen tijd meer te verliezen. Onmiddellijk begon hij aan de terugweg naar het kasteel. Ondertussen had Tirana ontdekt dat Trouw er vandoor was gegaan. Dit klusje zou hij zelf gaan opknappen. Op een brug over een afgrond, niet ver van het kasteel kwamen Tirana en Trouw tegenover elkaar tot stilstand. “Je hebt mij ten schande gemaakt door naar het dorp te gaan”, brieste Tirana. “Vader, ik heb gezien hoe erg de dorpelingen lijden, u ben een slecht mens. Ik houd van Vergeetmijnietje, wat heeft u met haar gedaan?”. “Je kunt haar krijgen, als je van me kunt winnen in een duel. Als ze haar in het kasteel inmiddels niet als heks hebben verbrand tenminste. Kap het uiteinde van de brug achter je weg, ik doe het hetzelfde. We starten op het midden, de eerste die achterwaarts in het ravijn stort verliest”. Trouw besefte dat hij geen keuze had. Toen beiden naar het midden van de brug liepen, trok Tirana zijn zwaard, Trouw was op zijn zakmes na ongewapend. Hij wrikte een loszittende balk uit de brug om zich te verdedigen. Al snel had Tirana zijn zoon naar de rand van de brug gedreven, hij moest een list verzinnen. “Vader, het ziet er slecht voor me uit, laat me nog eenmaal drinken, alvorens u uw genadestoot uitdeelt”. Tirana stond toe hoe zijn zoon het laatste flesje van Vergeetmijnietje tevoorschijn haalde. Trouw had geen idee wat de uitwerking van een heel flesje op een gezond mens zou zijn, maar hij moest iets proberen. Hij sloeg het flesje in één keer achterover. Opnieuw nam hij de balk in z’n handen wachtend op de genadeklap. Toen Tirana toesloeg merkte Trouw dat hij de klap nu gemakkelijk kon pareren. Hij voelde zich oppermachtig, en dreef met de balk voor zich uit Tirana snel naar het andere uiteinde van de brug. “Wat krijgen we..”, begon Tirana, voordat Trouw hem na een korte aarzeling over de afgrond duwde, en Tirana met een ijselijke gil in ______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
8
het ravijn stortte. Trouw gebruikte de balk om het kapotte deel van de brug te overbruggen en rende zo snel zijn benen hem konden dragen naar het kasteel. Er was niemand bij de ingang, en Trouw spoedde zich door het kasteel naar de buitenplaats. Daar stond Vergeetmijnietje midden op het terrein vastgebonden aan een paal. Tromgeroffel voerde de spanning op. “Stop, dit is een bevel! Tirana is dood, en volgens de regels van het koninkrijk ben ik de nieuwe koning”. In eerste instantie werd Trouw niet heel serieus genomen, maar toen het stoffelijke overschot van Tirana onderaan de brug werd gevonden, schikten men zich vlot naar de nieuwe situatie. De eerste maatregel die Trouw als nieuwe koning doorvoerde was het verlagen van de belastingen tot een kwart. Vergeetmijnietje en Trouw werden al snel onafscheidelijk, en niet veel later werd er een huwelijksdatum vastgesteld. Iedereen uit het dorp van Vergeetmijnietje werd op het kasteel uitgenodigd voor een groot feest dat drie dagen duurde. Daarna veranderde er een hoop: de dorpelingen, bevrijd van het juk van Tirana, konden zich nu prima zelf redden. De drankjes van Vergeetmijnietje waren niet langer nodig. Niet alleen Vergeetmijnietje en Trouw, maar ook alle onderdanen leefden nog lang en gelukkig..
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
9
Mijn oma 24 juni 2011 “Ah jongen, goeieavond, kom binnen. Volgens mij is het guur weer buiten, maar gelukkig is het hier lekker warm”. Nadat ik m’n jas heb opgehangen en de huiskamer in loop, bevestigt een blik op de thermometer haar woorden: slechts 23 graden. Ik vraag me af hoe ik dat de hele avond ga volhouden. “Heb je nog een paar flessen wijn kunnen meenemen?”. “Jazeker, oma. Zes flessen rood en twee flessen wit, precies zoals u had gevraagd”. “Oh jee, was dat niet te zwaar voor je dan?”. “Nee oma. Ik ben met de bus gekomen, en acht flessen wijn kan ik wel dragen”. “Oh, da’s mooi. En die rode wijn, dat is toch wel een Malbec he?” “Een Zuid-Afrikaanse Malbec oma, ik weet dat u die het lekkerste vindt. “Nou heel mooi. Weet je, het is niet alleen voor mezelf, maar ook zodat ik af en toe een flesje kan weggeven aan iemand die iets voor me gedaan heeft. Wat denk je, kunnen ze hier in de huiskamer blijven staan of zou dat te warm zijn?” “Ik denk welhaast zeker dat dat te warm zou zijn oma”. “Oh, nou goed, dan zet ze maar in het kleine kamertje neer”. “Zal ik doen, maar wilt u misschien vast even één fles zien? Dan weet u ook een beetje wat u heeft gekocht”. “Oh ja, eens even kijken. Oh, Fairtrade zie ik, is dat wel goed?” “Ja oma, dat is een nieuwe trend. Fairtrade garandeert dat de boeren een eerlijke prijs voor hun producten krijgen, en tegenwoordig is er ook Fairtrade wijn”. “Oh ja, maar gaat dat dan niet ten koste van de kwaliteit?” “Nee oma, de kwaliteit is prima. Zal ik er meteen maar eentje openmaken om u te overtuigen?”. “Ja, dat is een uitstekend idee, maar neem zelf ook een glaasje hoor”. Ik schenk twee glaasjes in en we toasten, maar voordat oma een slok neemt schiet haar nog wat te binnen. “Je hebt toch wel het bonnetje meegenomen he? Dan moeten we eerst maar even afrekenen”. Ik tast in mijn broekzak en voel het bonnetje van Gal & Gal. “Oma, ik geloof dat ik het bonnetje in m’n jaszak op de gang heb laten zitten. Is het ook goed om op het einde van de avond af te rekenen?” “Ja, dat is goed, maar denk erom dat je het niet vergeet he”. “Nee oma, proost!” “Proost! Nou, wat een heerlijke wijn jongen”. We drinken samen het glas wijn en praten over koetjes-en-kalfjes. In het geval van oma is dat vaak de politiek, of de slordige meisjes van het huis die haar helpen. Wat later hebben we ons eerste glas leeg. “Ja, ik drink tegenwoordig nog maar één glaasje per avond, anders wordt de dokter boos”. “Maar oma, sinds wanneer trekt u zich iets aan van wat de dokter zegt?”. ______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
10
“Oh ja, dat is ook zo. Nou, schenk dan nog maar een glaasje in”. Afgelopen dinsdag overleed mijn oma, de laatste van mijn grootouders, op 96-jarige leeftijd. En dit was haar in het kort: serieus en zorgzaam maar tegelijkertijd ook eigenwijs en een levensgenietster. Ik zal haar missen!
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
11
Wat is stilte? 26 maart 2012 Er lijkt weinig discussie mogelijk over wat we onder het begrip “stilte” verstaan. Volgens Van Dale is dit “de afwezigheid van geluid of beweging”. Toch zijn er situaties waarin deze definitie niet zo zwart/wit is. Dinsdagochtend in de stiltecoupé van de trein naar Schiphol. Aan de overkant van het gangpad zit een vrouw van in de veertig zeer iritant te hummen. Net als ik overweeg om er wat van te gaan zeggen staat ze op. Even heb ik de hoop dat ze de coupé gaat verlaten, maar nee. Mevrouw Humhum loopt naar het einde ervan om een ouder echtpaar, dat op nauwelijks hoorbare toon een conversatie voert, de les te lezen over het begrip “stilte”. De vrouw van het echtpaar verontschuldigd zich door te zeggen dat haar man moeilijk kan horen en dat ze dus even wat harder moest praten. Humhum maakt echter duidelijk dat ze daar niets mee te maken heeft, en dat de oudjes hun waffel moeten houden of anders kunnen opkrassen. Hoewel ik hun reactie niet kan zien hoor ik verder niets meer van het ongetwijfeld geschrokken echtpaar. Tevreden keert Humhum terug naar haar plaats. De trein is dan nog niet eens vertrokken uit Nijmegen. Een paar minuten later zet een meisje van een jaar of twintig iets verderop in de coupé haar MP3-speler aan. Een managerstype naast haar maakt een geïriteerde opmerking over de muziek. De jonge dame, die zeker niet op haar mondje is gevallen, gooit als reactie een paar stevige vloeken in de strijd. Vervolgens gebeurt er één minuut niets, dan gilt het MP3-meisje “Verdomme, blijf met je gore poten van m’n IPod af”. De manager, die kennelijk geen zin heeft om een scene te trappen, staat op en loopt onze kant uit. Als de man Humhum passeert flirt ze op bijna passionele wijze “Weet dat ik hélémaal achter u sta, naast mij is nog een plekje speciaal voor u vrij”. De man weet zich even geen raad, en kijkt wanhopig om zich heen. Maar de zojuist aangeboden plaats is echt de enige in zijn blikveld die nog beschikbaar is, en dus gaat hij met enige tegenzin zitten. Vervolgens begint Humhum -in de stiltecoupé- een monoloog tegen de arme man over normen en waarden. Het MP3-meisje maakt een cynische opmerking over het feit dat natuurlijk iedereen stil moet zijn in deze coupé. Daarop begint Humhum op een belerend toontje met “Meisje dit, meisje dat” tegen haar. Even denk ik dat ze haar gaat uitnodigen voor de plaatselijke kerkdienst op zondagmorgen. Het MP3-meisje voegt nog wat krachttermen toe en verlegt haar aandacht dan weer naar haar muziek. Als ze op station Arnhem uitstapt krijgt mevrouw Humhum nog wel een dikke middelvinger als afscheidskado. Ook de manager, die waarschijnlijk nog wel verder moet reizen, weet niet hoe snel hij een andere plek moet vinden, en verlaat haastig de coupé. De rust keert terug, hoewel.. een paar minuten later hoor ik weer dat hele iritante “Hum hum hum hum hum”. Omdat er in de coupé inmiddels wel genoeg te doen is geweest om het begrip “stilte” besluit in niet te reageren. Lezen kan ik ook niet meer, en dus doe ik m’n boek weg en probeer een tukje te doen. Stilte is zeker niet zo eenduidig als het lijkt. Van Dale heeft namelijk nog een tweede definitie in petto: “Aanmaning tot rust”.. ______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
12
Tomorrow is another day 16 april 2012 De laagstaande zon trekt lange schaduwen over het wit-gele zand, en zet de omgeving in een warme oranje gloed. Een ontspannen wandeldag nadert zijn einde, en we naderen de kampplek waar we de nacht zullen doorbrengen. “Wat gaan we morgen doen?”, vraag ik de gids die naast mij loopt. Hij antwoordt niet direct, maar kijkt me in plaats daarvan onderzoekend aan. “Waarom wil je dat weten?”, vraagt hij uiteindelijk voorzichtig. Nu ben ik degene die niet direct met een antwoord komt. Op een dergelijk voor de hand liggende vraag was dit wel het laatste antwoord wat ik had verwacht. Maar ik herpak me en besluit dan maar naar de bekende weg te vragen. “Nou, omdat ik benieuwd ben wat we morgen gaan doen, dan kan ik me er alvast op verheugen”. “Geniet je nu dan niet van de omgeving, de rust, en de mensen om je heen?”. Die man spreekt echt in raadselen. “Ja, natuurlijk wel. Maar waarom vraag je dat eigenlijk?” “Ik snap jullie Westerlingen niet zo goed. Jullie willen altijd precies weten hoe laat het is, hoe lang en hoe ver nog tot de volgende plek, en vooral wat we morgen gaan doen”. Ik schrik een beetje van zijn confronterende reactie, en besluit te verzwijgen dat ik meestal ook nog bezig ben met wat ik vorige maand heb gedaan, vorige week, gisteren, en wat ik de komende dagen, weken en maanden nog zal gaan doen. “Hoe kun je nou echt genieten van het hier en nu als je al bezig bent met de dag van morgen?” Terwijl we stilzwijgend naast elkaar verder lopen denk ik na over wat hij heeft gezegd. Zou de kwaliteit van mijn leven hier en nu op dit exacte moment echt aangetast worden als ik al bezig ben met de dag van morgen? “Er wordt ons van jongs af aan geleerd altijd vooruit te kijken, en plannen te maken voor zowel de korte als de lange termijn. We zijn elke dag wel bezig met de dag van morgen. Ik heb daar eigenlijk nooit zo over nagedacht”. “Zullen we voor het restant van de vakantie eens proberen om die gedachte los te laten? Op deze plek telt alleen het hier en nu. Er is nog geen morgen, die ligt nog ver achter de horizon verborgen. Wees geduldig, je zult hem vanzelf zien als de tijd daar rijp voor is.”. Het klinkt als een aanlokkelijk idee. Door alle dagen voor en na vandaag uit te bannen verdwijnen ineens al mijn zorgen. Want als ik naar mezelf kijk op enkel dit moment, wandelend, ademend, genietend, omgeven door tonnen en tonnen met zand, dan is er alleen rust. Ik besluit de raad van de jonge gids ter harte te nemen. Nog nooit was ik zo ontspannen en uitgerust als op het einde van deze vakantie.. ______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
13
Nooit meer 7 mei 2012
Vakantie is het mooiste wat er bestaat.. Dat is een zinnetje dat ik dat afgelopen jaren al vele malen in een haast heilige overtuiging heb uitgesproken. Wat is er mooier dat het ontdekken van nieuwe landen en culturen, natuur te aanschouwen die in Nederland niet te vinden is, echte gastvrijheid te ervaren, en als een moderne nomade van plek naar plek te trekken? Want reizen zit ons Hollanders toch in het bloed, daar lijkt geen ontkomen aan. Tot zover de romantische kant. Het komt echter ook regelmatig voor dat ik daar heel anders over denk. Meestal op de momenten dat mijn lichaam me in de steek laat. Dan kan ik ook intens naar huis verlangen, een plek waar ik me kan terugtrekken en kan rusten als ik dat nodig heb. Een tegenstelling tussen het moèten genieten, ik heb immers geld en vrije tijd geïnvesteerd, en het niet kunnen, omdat ik me ziek of zwak voel, en de culturele of lichamelijke inspanning net even teveel wordt. Zo ook aan de vooravond van een lang weekend Istanbul. Als een sluipmoordenaar kondigde zich eerder die week een griepje aan. Op het moment dat het tijd was om m’n spullen te gaan inpakken wist ik dat als ik nu niet op vakantie zou gaan ik waarschijnlijk een paar dagen in bed zou blijven liggen. Dat was zo’n moment waarop ik me totaal gefrustreerd afvroeg waarom ik eigenlijk zo nodig moet reizen, waarom zover van huis, en wat ik eigenlijk precies hoop te vinden? Ik herinner me dan ook weer de eerdere momenten waarop ik zo dacht, en vraag me af waarom er nog steeds niets van heb geleerd. December 2009 in een basiskamp in Ethiopië met de topbeklimming naar 4500 meter voor de boeg. Waarschijnlijk een voedselvergiftiging opgelopen, al een paar dagen aan de diarree, en al 24 uur geen voedsel of water kunnen binnenhouden. En dan toch zo eigenwijs zijn om naar boven te gaan lopen, want ik zou naar een hoogte gaan waar ik nog nooit eerder was geweest. Dan kom je jezelf ergens een keertje tegen. Dat was halvewege die berg en toen nam ik me ook ten stelligste voor nooit meer zo’n reis te ondernemen. Een vergelijkbare gedachte kwam dus ook vorige week weer bovendrijven. Ik ga dan allerlei rationele argumenten voor mezelf aanvoeren waarom ik beter niet op reis had kunnen gaan. “Het kost teveel geld”, “Er zijn nog genoeg klussen in huis die gedaan moeten worden”, en als absolute topper “Mijn lichaam is niet gemaakt om te reizen”. Als echte Nederlander ga je uiteindelijk toch, want de reis is al betaald, en misschien is dat maar goed ook. Want de enige negatieve associatie die ik heb overgehouden aan vijf dagen Istanbul is dat een stedentrip misschien niet helemaal mijn favoriete manier van reizen is. Maar ondertussen begin ik wel weer gewoon met het plannen van mijn volgende wandelvakantie..
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
14
Ahmed & Iris 27 september 2012
Spoor 11 Het perron van spoor 11 loopt langzaam leeg. Zojuist heeft de omroeper op vlakke toon meegedeeld dat er momenteel geen treinverkeer mogelijk is door een technische storing. Over vervangend busvervoer is met geen woord gerept. Luid vloekend wordt de NS de meest vreselijke dingen toegewenst. Het lucht misschien heel even op, maar helpen doet het niet, natuurlijk niet. Dan volgt een ogenblik waarop eigenlijk niemand weet wat nu te doen. Wachten op nadere informatie? Naar Hoog Catharijne om met een kop koffie en een croissant de tijd te doden? Vrienden of familie gaan bellen om een lift te regelen? Het is vrijdagmiddag en iedereen wil graag naar huis, maar het weekend laat nog even op zich wachten, zo laat het zich aanzien. Een jongen koelt zijn woede met een gerichte trap tegen een afvalbak, die met een doffe bons omvalt. Gedeukte blikjes, half lege zakjes patat met mayo, servetjes, de Spits van vandaag.. Een moment later ligt het allemaal op de grond. De reactie van de jongen lokt weer nieuwe reacties uit. Een oudere vrouw vindt het asociaal, maar van een groep leeftijdsgenoten krijgt hij applaus, waarna ze de inhoud van de bak onder luid gejoel verder over het perron verspreiden. Ondertussen staat een manager druk gebarend in z’n mobieltje te schreeuwen, terwijl de aanzwellende wind speelt met zijn treurige stropdas. Donkere wolken pakken zich samen, en het enige voordeel lijkt dat de gestrande passagier hier in ieder geval veilig is voor de grillen van Moeder Natuur. Even later begint het grote gedrang. Nu wil iedereen ineens tegelijk via trap of roltrap weg, maar dat gaat niet. De complete chaos duurt maar even, dan maakt berusting zich meester van de vermoeide reizigers, en verlaten ze één voor één en met hangende hoofden het perron. Ahmed Ahmed had de gebeurtenissen zwijgend, en van een afstand gade geslagen. Hij slaakte een diepe zucht toen het langzaam weer rustig werd op het perron. Op die momenten dat reizigers agressief werden maakte hij zich het liefst zo onzichtbaar mogelijk. Hij dacht terug aan de klappen die hij in het verleden had gehad, en was altijd weer bang dat de woede zich tegen hem zou keren. Hij was immers een duidelijk zichtbare medewerker van de Nederlandse Spoorwegen. Tegelijkertijd kwam er een gevoel van machteloosheid over hem heen: waarom moest hij wijken voor de grillen van die anderen, terwijl hij geen van hen ooit iets had misdaan? Op feestjes was hij ook steevast het haasje als er eerder op de dag groot oponthoud was geweest op het spoor. Alsof hij persoonlijk verantwoordelijk was voor de chaos van zijn werkgever, werd hem gevraagd of hij niet wat beter z’n best kon doen, “Dan kom ik misschien morgen eens op tijd op m’n werk aan”. Maar hij was slechts facilitair medewerker, hoewel hij dat het liefste voor zich hield, want dan werden de grappen nog talrijker. Hij keerde terug uit z’n overpeinzing en overzag de schade. De vuilnisbak, die een kwartier geleden nog netjes aan een paal had gehangen lag nu levenloos op de stenen vloer. De smerige inhoud lag in de wijde omtrek uitgespreid. Door de speaker schalde de boodschap dat de storing te maken had met één of ander computersysteem, en hoewel hij weinig van techniek wist besefte hij dat hij nu even rustig de tijd had om de schade te herstellen. Zijn eerste taak bestond uit het afzetten van het spoor met een ______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
15
rood-wit plastic lint, als ware hij op een crime scene aan het werk ging. Uit ervaring wist hij dat dat de mensen wel op afstand zou houden. Toen hij een grote vuilniszak tevoorschijn had gehaald en de rotzooi weer bij elkaar begon te vegen keerde de rust in z’n hoofd langzaam weer een beetje terug.. Iris Ondanks dat er van alle kanten tegen haar aan werd geduwd kon ze een glimlach niet onderdrukken. De hele dag had ze al naar een reden gezocht om niet naar dat stomme feestje van haar zogenaamde vriendin te hoeven gaan, en nu werd haar een waterdicht excuus in de schoot geworpen. Ze nam zich voor om zo dadelijk op een rustig plekje een dramatische SMS te gaan sturen en de chaos op het station nog met een factor twee op te blazen, zodat het leek alsof ze echt met geen mogelijkheid zou kunnen komen. Ze liet zich meevoeren door de stroom van mensen die haar langzaam naar de dichtstbijzijnde trap begeleidde. Stiekem genoot ze van alle gejaagde blikken om zich heen. Ze voelde zich helemaal rustig worden in de wetenschap dat er vanavond helemaal niets zou moeten. Nadat ze die SMS had verstuurd zou ze zichzelf eens lekker gaan trakteren bij één van de restaurantjes op het station. Ze had net een nieuw leesboek gekocht, een reisverhaal dat speelde in Afrika. Nadat ze haar opleiding bedrijfseconomie had afgerond had ze er een jaar vrijwilligerswerk gedaan, en het continent had haar hart gestolen. Het lezen van een goede roman of reisverhaal over Afrika bracht haar sindsdien altijd weer terug in die magische omgeving. Mensen daar hadden vaak weinig of niets, maar de sociale banden, de familiecontacten, en het respect voor elkaar was iets waar ze terug in Nederland vaak vergeefs naar had gezocht. Ze kon nog mooi een paar hoofdstukken lezen, en zolang ze voor het einde van de avond weer thuis zou zijn was het wat haar betreft prima. Toen ze op Hoog Catharijne aankwam waaierden de mensenmassa wat uitelkaar en kwam er meer ruimte. Het vertrek- en aankomstbord was maagdelijk leeg. Mensen klampten in paniek het schaars beschikbare NS-personeel aan, dat niet verder kwam dan verontschuldigend hun armen in de lucht te gooien en zich vervolgens ijllings uit de voeten te maken. “Hoi Monique, superkut, maar kan nie op je feesje komen, klote treinen weer! :-(. Totale chaos in Utrecht, is zelfs pliessie bij. Zit wrsch hele avond vast, denk jij aan mij dan ik aan jou! Iris.”
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
16
Gevallen engel 4 oktober 2012 De lucht is grijs en er dwarrelen wat vlokjes sneeuw naar beneden. De eerste van deze winter, denkt Ben terwijl hij het tempo nog wat verder opvoert. Overal om hem heen zijn de lichten inmiddels ontstoken. Hun schijnsel weerspiegelt in de plassen op het asfalt onder hem, veroorzaakt door de regen van eerder die dag. Zijn reflecterende hesje maakt optimaal gebruik van al dat licht, zodat hij ook in deze tijd van het jaar na het werk nog z’n vaste rondje kan lopen. Nu begint hij aan de klim, de hellingshoek zet extra druk op z’n spieren en dwingt hart en longen tot een uiterste inspanning. Even ziet hij sterretjes, maar als hij met z’n ogen knippert wordt de blik weer helder. Glashelder, want ondanks het weer lijkt de omgeving buitengewoon contrastrijk, en vol leven. Buiten adem komt hij boven. Ondanks dat z’n blik strak vooruit is gericht ziet hij in z’n ooghoeken iets dat hem afleidt. “Fiets.. meisje.. gevallen..” registreren zijn hersens in een split second. Maar hij rent verder, denkend aan het mantra van zijn hardlooptrainer. “Tijdens het hardlopen telt alleen het hardlopen”. De zin maalt een paar keer door z’n hoofd. “Hulpeloos..”. Ineens hamert dat vierde woord bij hem binnen, en abrupt staat hij stil. Hijgend van de inspanning heeft hij even een moment nodig om tot zichzelf te komen, dan draait hij zich om. Hij staat vrijwel op het midden van de brug, 100 meter achter hem zit ze daar nog steeds, haar armen om een knie geslagen en het hoofd naar de grond gericht. Haar fiets ligt naast haar op het fietspad, dat verder verlaten is. Een stilleven in een wereld die langzaam verandert in een winterlandschap. Iets dat hij niet kent in zichzelf drijft hem naar haar toe. Hij loopt joggend terug, maar pas als hij een paar stappen van haar verwijderd is lijkt ze te ontwaken uit een droom en kijkt verschrikt op. Ben deinst achteruit. Hakkelend zoekt hij naar woorden. “Heb je je bezeerd, is alles goed?”. Het meisje kijkt hem zwijgend aan. Ze heeft tranen in haar ogen. Ze klemt haar handen, die rood zien van de kou, nog wat steviger om haar knie heen. “Ik ben gevallen, ik had ineens geen gevoel meer in m’n handen”, zegt ze zacht. Ben bekijkt haar eens wat beter. Hij schat haar begin twintig, waarschijnlijk een studente van de universiteit. Ze is somber gekleed in een donkerblauwe broek, een zwarte gevoerde winterjas, en een zwarte sjaal. Opvallend is de afwezigheid van handschoenen. “Gaat het met je knie? Waarom had je geen handschoenen aan? Kan ik je helpen?”. De vragen buitelen over elkaar heen, en ondanks dat hij al een paar minuten stil staat wordt z’n ademhaling allerminst rustiger. “Mijn handschoenen zijn vandaag op school uit m’n jas gestolen”, zegt ze, gevolgd door een snik, alsof daarmee alle vragen zijn beantwoord. Hij blijft even besluiteloos voor haar staan, dan herpakt hij zich. Hij knielt bij haar neer, en trekt zijn loophandschoenen uit. Voorzichtig reikt hij met zijn handen naar de hare. “Kom ik help je overeind” zegt hij, ______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
17
en ze laat hem begaan als hij haar handen pakt. Eén moment is ze heel dicht bij hem, een paar van haar haren strelen zachtjes zijn gezicht als hij haar optrekt, en even kijkt hij recht in haar azuurblauwe ogen. Als ze staat lijkt het mee te vallen met haar gekwetste rechter knie. Ben houdt haar handen in de zijne en voelt de warmte met de koude vermengen. Het meisje slaat haar ogen neer. Haar sombere zwarte jas wordt langzaam wit van de sneeuw. Zo staan ze even doodstil tegenover elkaar. “Ik moet nu weer verder”, zegt ze, en trekt haar handen voorzichtig los uit de zijne. Ben tilt haar fiets overeind. Deze lijkt de valpartij op wat krassen na goed te hebben doorstaan. “Neem dan tenminste mijn handschoenen”, zegt hij zonder er echt bij na te denken. De ogen van het meisje lichten even op, en het lijkt alsof de zon terstond door het wolkendek breekt. Ze protesteert niet, als Ben ze langzaam over haar kleine handen schuift. Ze zijn wel wat aan de grote kant, maar zo blijven ze tenminste warm. Ze trekt een grimas als ze haar rechter knie buigt en op de fiets stapt, maar geeft geen kik. En zonder een woord of nog één keer om te kijken verdwijnt ze. Ben blijft haar nakijken totdat ze helemaal is opgeslokt door de steeds witter wordende wereld.
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
18
Japske Rotsrover 25 oktober 2012 Vermoeid van de inspanning bereikte hij eindelijk de top van de pas. Het was er verder doodstil, zelfs de wind leek haar adem te hebben ingehouden. Zover het oog hem reikte zag hij de glooiende vormen van bergen. Van boven meest kaal, maar meer naar onder begroeid met naaldbomen, uiteindelijk uitmondend in complete bossen. Diverse paadjes slingerende vanuit de onmetelijke diepte naar boven. Beneden hem, heel in de verte kon hij zelfs de eerste dorpjes ontwaren. Wat een duizelingwekkend uitzicht, even vergat hij waarvoor hij hier was gekomen. Japske controleerde de uitrusting in zijn leren tas. Het boek wat hem zo dierbaar was legde hij voorzichtig op een steen, dat kon hem nu niet meer helpen. Vervolgens kwam er een groot mes tevoorschijn. Hij hoopte maar dat de aanblik daarop afschrikwekkend genoeg zou zijn. Tenslotte haalde hij een stuk brood en een fles water uit de tas. Hij nam een strategische positie tussen twee rotsblokken in vanwaar hij wel naar beneden kon kijken, maar zelf niet was te zien. Het grote wachten was begonnen. Hij moest zijn ingedommeld door de monotonie van het wachten en de langzaam hoger klimmende zon. Met een schok schrok hij wakker, al wist hij in eerste instantie niet waarvan. Maar ja, daar was het weer. De stilte werd doorbroken door een geritsel in de verte. Zijn hart sloeg een slag over toen hij ook voetstappen hoorde die een knisperend geluid maakte op het grindpad beneden hem. Even overwoog hij nog om te vluchten, maar hij besefte dat hij zijn vader dan nooit meer onder ogen zou kunnen komen. Hij haalde het mes uit z’n leren holster, posteerde zich in een bocht van het pad achter een hoog rotsblok en hield z’n adem in. De stappen waren nu heel dichtbij. Op het moment dat een schaduw in de bocht van het pad verscheen sprong hij tevoorschijn met getrokken mes. In een flits stond hij oog-in-oog met een oude man met een lange baard, versleten kleren, een wandelstok en een juten zak op z’n rug. De man deed hevig geschrokken een paar passen naar achteren, struikelde over een steen, en viel languit op de grond. Langzaam kwam hij met het mes vooruit gestoken op de oude man af. Toen hij recht voor hem stond zag hij de angst in zijn ogen, maar omdat de man verder niet reageerde wist hij even niet wat hij moest doen. “Dit is een overval, als u alle spullen afgeeft zal u verder niets gebeuren. Echt niet”, zei hij en hoopte maar dat de man de onzekerheid in zijn stem niet zou horen. De man herpakte zich en smeekte om zijn zak te mogen behouden. “Ik ben maar een oude arme man. Beneden in het dorp heb ik een zieke vrouw. Aan de andere kant van deze pas ligt een dorp waar ik wat spulletjes probeer te ruilen voor medicijnen. Alstublieft, in naam van mijn vrouw, spaart u mij”. Japske besefte dat dit moeilijker ging worden dan hij had verwacht. Over de psychologie van een overval had hij nooit onderricht gehad. “In naam van mijn vader, dwingt u mij niet mijn mes te gebruiken”, zei hij met trillende stem, en hij boog zich voorover naar de borst van de man. “Wacht, ik zie dat je daar een boek hebt, ______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
19
houd je van lezen?”. Japske was uit het veld geslagen door de plotselinge wending. Toch was hij geraakt door de interesse van de man voor zijn boek. “Ja, ik houd van lezen. Mijn oma heeft me dat geleerd toen ze nog leefde, maar ik heb maar één boek”. De ogen van de oude man lichtten op. “Lezen is het mooiste wat er is jongen”. Japske was te verbouwereerd om te reageren, en de man ging verder. “Ik reis regelmatig tussen deze twee dorpen, en kan je zoveel boeken bezorgen als je maar wilt. Japske dacht koortsachtig na, eerst over de boeken, en toen over z’n vader. “Weet je wat een list is?”, vroeg de man. Japske schudde zijn hoofd. “Dat betekent dat wij samen slimmer zijn dan jouw vader”. Zwaar hijgend kwam Japske de grot binnenlopen. Zijn vader, een reusachtig man, wachtte hem al op bij de ingang. Hij aanschouwde zijn zoon. Hij had gescheurde kleren, schrammen over armen en benen, en een bebloed mes in zijn ene, en een juten zak in de andere hand. “Vader, ik heb gevochten als een leeuw, maar de man was heel sterk. Desondanks heb ik hem flink toegetakeld met mijn mes, en hem zijn bagage afgepakt. Helaas zat er slechts één zilveren ketting in zijn zak”. Er brak een glimlach door op het gezicht van zijn vader, die eindigde in een bulderende lach. “Wie had dat ooit nog gedacht van mijn Japske de Dromer. Niet slecht zoon, helemaal niet slecht voor de eerste keer. Kom binnen, ik vraag je moeder om meteen een feestmaal te bereiden, dit moeten we vieren!”. Toen Japske naar binnen liep kon zijn vader de glimlach die om zijn lippen speelde niet zien, maar evenmin kon Japske de traan zien die zijn vader snel uit zijn ooghoek wegveegde.
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
20
Whole lotta rozen 8 november 2012 Anna ‘Wat is er schat?’. Anna hoort haar man diep zuchten en vraagt zich af of hij vandaag weer problemen heeft gehad. ‘Die steken in m’n hoofd.. ze, ze zijn terug’. ‘Zat Bert je weer dwars vandaag?’ Edward slaat hard met zijn vuist op tafel. ‘Hou er over op!’ Het serviesgoed protesteert luid rinkelend en er klotst koffie over de rand van de kopjes. ‘Misschien moet je toch eens..’. Een luide bons tegen het raam van de keuken brengt haar abrupt tot zwijgen. Het glas trilt in haar sponning. ‘Dat is Godverdomme nu de laatste keer geweest’. Edward staat op uit z’n stoel en beent naar de keuken. ‘Eddie lieverd, wat ga je doen? Het zijn maar kinderen’. Ze schrikt als ze een moment later het geluid van metaal op metaal hoort. Nog voor ze bij de keuken is komt haar man weer tevoorschijn. Ze slaat haar hand voor haar mond. ‘Ed, alsjeblieft niet doen’. Ze pakt haar man bij een arm als hij de deur van de huiskamer opent. ‘Niet mee bemoeien nu’. In een poging om los te komen maakt Edward een slaande beweging met zijn arm naar achter, recht in haar gezicht. Anna voelt zich duizelig worden, en vindt zichzelf even later op de grond terug. Haar man is verdwenen. Instinctief probeert ze meteen weer op te staan, maar een regen van sterretjes doet haar zich aan de eetkamertafel vastgrijpen. Ze hapt naar adem. Waar is Edward? Ze doet een nieuwe poging, nu gaat het wat beter, al voelt ze zichzelf nog steeds misselijk. Wankelend loopt ze naar het raam van de keuken. Buiten ziet ze Edward die een jongen van een jaar of twaalf heeft ingesloten, terwijl hij naar zijn rozen wijst. Altijd weer die verdomde rozen! Soms lijkt het wel of hij meer van z’n rozen houdt dan van haar. Dan ziet ze dat hij zijn rechter hand heft. Koud staal blikkert in het laatste zonlicht van de dag. Anne voelt zich opnieuw misselijk worden maar weet zich staande te houden door met haar polsen op het aanrechtblad te leunen. Haar blik gaat koortsachtig van links naar rechts: Ed, groot en dreigend, de jongen, ineengedoken en met zijn rug tegen de muur van het huis, hij kan geen kant op. Dan begint de jongen te schreeuwen. Anna voelt een golf van misselijkheid opkomen. Eerst wordt haar blik wazig, en dan glijden haar armen van het aanrecht langs de keukenkastjes naar beneden. Het laatste wat ze voelt is het contact met de koude keukenvloer onder haar. Marc ‘Jan, Jan, naar mij’. Marc staat driftig te zwaaien naar zijn vriend. Ziet ie dan niet dat hij helemaal vrij staat? Hij veegt het zweet van z’n voorhoofd en gaat helemaal op in een spelletje paaltjesvoetbal. Wekenlang hebben ze niet kunnen ballen in de straat omdat plotseling de rij bomen op het trottoir was verdwenen. Volgens zijn ouders omdat de wortels de stoep kapot maakten. Ja ja, het zal wel. Maar toen hij ______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
21
vandaag uit school kwam wachtte er tot zijn grootte vreugde een nieuw rijtje jonge boompjes, op hun plaats gehouden door een ijzeren band. Marc had meteen een aantal vrienden opgetrommeld waaronder Jan, natuurlijk Jan, zijn allerbeste vriend die aan de overkant van de straat woonde. Hij ziet Jan een aantal kap- en schijnbewegingen maken. Dat duurt allemaal veel te lang. Maar daar komt ie dan toch, de perfecte voorzet. Marc concentreert zich, de tienduizenden toeschouwers op de tribunes houden hun adem in, het is nu alles of niets. De bal is perfect op maat, hij neemt hem vol op de wreef en.. met een grote boog verdwijnt de bal diep in de tuin van De Rozenkweker, de schrik van de straat. Buiten zijn gezichtsveld klinkt een doffe bons. Marc staart even besluiteloos naar de tuin waarin zijn bal zojuist is verdwenen. ‘Kom op, help me die bal te zoeken!’. Maar zijn vrienden maken geen aanstalten om richting de tuin te gaan. ‘Jan?’ Jan kijkt hem stoïcijns aan. Inmiddels stappen Ben en Maarten op hun fietsen en maken aanstalten om te vertrekken. Jan doet nu een paar stappen naar achteren, in de richting van zijn huis. ‘Losers! Ik ga die bal zelf wel ophalen.’ Hij voelt hoe de adrenaline door zijn lichaam giert als hij over het hekje stapt. Hij moet eerst door een paar struiken alvorens hij vrij zicht op de tuin heeft. Onmiddellijk ziet hij zijn bal liggen, vlak bij de muur van het huis in een struik met dieprode rozen. Als een dief in de nacht sluipt hij door de tuin tot hij bij de struik is. Na enig wrikken laat deze zijn kostbare bezit los, een echte leren bal die hij nog van z’n oma heeft gekregen. Gelukkig is hij onbeschadigd. ‘Zo jongeman, laat die bal maar los’, klinkt het bars achter hem. Marc schrikt zo dat hij bijna in de rozenstruik valt, maar hij weet zich nog net staande te houden, wat ten koste gaat van een paar lelijke schrammen. Als hij zich omdraait kijkt hij in een gezicht dat pure haat uitstraalt. Hij staat als versteend aan de grond. ‘Dat was één keer teveel jongeman, nu heb ik je vaak genoeg gewaarschuwd’. ‘Het spijt me meneer, het zal nooit meer gebeuren’. ‘Smoesjes, ik heb niet al die uren zitten zwoegen in mijn tuin om hem in één klap kapot te laten maken door zo’n rotjongen als jij’. Dan worden zijn ogen groot van schrik. Hij doet een vertwijfelde poging om te vluchten, maar voordat hij een meter ver is, voelt hij een ijzeren klem om zijn arm sluiten. Hij raakt in paniek: deze gek gaat hem vermoorden. ‘Help, help, help!’, gilt hij van pure angst, en in de hoop dat iemand hem te hulp zal komen, maar het lijkt wel of de straat ineens is uitgestorven. Edward ‘Wat is er schat?’
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
22
Edward maakt zich los uit zijn overpeinzingen. Hij voelt een scherpe steek in z’n voorhoofd. Hij kan er niet meer tegen. Elke dag weer dat getreiter van zijn leidinggevende. In het begin was hij er nog wel eens tegenin gegaan, maar toen hem fijntjes was medegedeeld dat zijn houdbaarheid bijna was verstreken had hij er knarsetandend het zwijgen toe gedaan. Hij moest wel, op zijn leeftijd kwam hij nergens meer aan de bak. ‘Zat Bert je weer dwars vandaag?’ Woedend slaat hij op tafel. ‘Hou er over op!’. Een nieuwe pijnscheut trekt door z’n voorhoofd. Laat haar alsjeblieft niet weer over Bert beginnen, alsjeblieft. ‘Misschien moet je toch eens..’. Een knal tegen de ruit van het keukenraam legt zijn vrouw het zwijgen op. Heel even is hij gelukkig, dan denkt hij aan zijn rozen, zijn lieve rozen. Nu voelt hij een helse pijn in zijn voorhoofd. Dat was weer één van die rotjongens in de straat. Hij háát kinderen, maar nu gaat hij er wat aan doen. ‘Dat is Godverdomme nu de laatste keer geweest’ Kokend van woede loopt hij naar de keuken, en opent de besteklade. Hij rommelt wat in de lade tot hij heeft gevonden wat hij zocht: het prachtig nieuwe koksmes uit de bestekset die ze op hun 30-jarige huwelijksfeest hebben gekregen. Nu moet hij snel zijn, voordat ze er met de bal vandoor zijn. Anna probeert hem tegen te houden, maar haar woorden dringen niet tot hem door. Hij voelt dat ze hem bij zijn arm pakt. ‘Niet mee bemoeien nu’. Met alle kracht die hij in zich heeft rukt hij zich los en is met een paar stappen bij de voordeur. Heel even komt er een soort van kalmte over hem en geruisloos opent hij de deur. Hij is net op tijd! ‘Zo jongeman, laat die bal maar los’. Hij doet zijn best z’n stem zo angstaanjagend mogelijk te laten overkomen. Dit mist zijn uitwerking niet want de jongen tuimelt bijna met bal en al de rozenstruik in. ‘Dat was één keer teveel jongeman, nu heb ik je vaak genoeg gewaarschuwd’. ‘Het spijt me meneer, het zal nooit meer gebeuren’. ‘Smoesjes, ik heb niet al die uren zitten zwoegen in mijn tuin om hem in één klap kapot te laten maken door zo’n rotjongen als jij’. Hij voelt een nieuwe steek, en klemt het mes nog wat steviger in zijn hand. Dan tilt hij zijn hand op tot de hoogte van zijn hoofd. De jongen doet een vertwijfelde poging er vandoor te gaan, maar hij grijpt hem bij zijn arm. Nu kan hij echt geen kant meer uit. De jongen begint te schreeuwen, hij heeft het gevoel in een droom te zijn terechtgekomen. Een hele levensechte droom. Een angstige droom, en er klopt iets niet. Weer een steek. Met een schok schrikt hij wakker. Nu pas realiseert hij zich weer dat hij dat mes alleen maar had gepakt om zijn bal lek te prikken. God, één waanzinnig moment had hij het gevoel dat hij hem moest vermoorden. Verward laat hij de jongen los die het huilend op een lopen zet. Hij heeft geen interesse meer in de bal, noch in zijn rozen. Zijn vrouw had gelijk: er is echt iets mis met hem, en morgenvroeg gaat hij meteen een afspraak met zijn huisarts maken.
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
23
Snip 15 november 2012 Jan loopt door een drukke winkelstraat. Vandaag, zo heeft hij zich voorgenomen, gaat hij eindelijk weer eens wat nieuwe kleding kopen. Uit pure noodzaak. Dat er op zaterdag daags voor kerstmis meer mensen op dat idee zouden kunnen komen, daar had hij niet aan gedacht. Hij had er sowieso niet zo bij stilgestaan dat het bijna kerstmis was, maar nu kan hij er niet meer omheen. De hele stad is versierd met slingers, kerstballen, en lichtjes, overal klinkt muziek en op het plein stond een enorme kerstboom. Hij is zo-even ternauwernood ontsnapt aan een grote kerstman die met een luid ‘Ho ho ho’ op hem af was gestormd. Inmiddels is hij weer een beetje tot rust gekomen, maar het ongemakkelijke gevoel temidden van de mensenmassa blijft. Ze lijken allemaal een duidelijk doel te hebben: ze lopen dure kledingzaken in, om er met volle tassen weer uit te komen. Jan is zo’n kledingwinkel zelf wel eens binnen geweest, gewoon om te kijken wat een broek kost, en een trui, een winterjas, of alleen maar een t-shirt van een bekend merk. Sindsdien komt hij er niet meer. Hij haast zich naar de discount store. Muziek wordt daar nooit gespeeld, het licht van de tlbalken is fel en overzichtelijk. Hij weet dat het hem weer rustig zal maken. Om zichzelf toch te kunnen trakteren heeft hij net voor één euro een frietje zonder saus gekocht, en is nu op zoek naar een afvalbak om het zakje in te deponeren. Bij de afvalemmer blijft het zakje aan z’n vingers plakken, waardoor het uiteindelijk naast in plaats van in het gat verdwijnt. Hij bukt om het op te rapen, en ziet iets zwarts liggen, een zwarte portemonnee! Zijn hart begint sneller te kloppen als hij hem opraapt. Het ding glimt van nieuwigheid en weegt zwaar in z’n hand. Hij kijkt even om zich heen of iemand hem heeft gezien. Maar nee, hij is onzichtbaar als altijd, en er lijkt ook niet iemand heel driftig op zoek naar verloren geld. Hij stopt de portemonnee snel in de binnenzak van z’n jas, en loopt vervolgens willekeurig een aantal straten in en uit. Als hij voor z’n gevoel ver genoeg verwijderd is van de vindplaats haalt hij het kleinood tevoorschijn. Voorzichtig maakt hij hem open, een wirwar van vakken en vakjes komt hem tegemoet, hij wordt er zenuwachtig van. Er zit ook een middenvak in, en als hij dat openmaakt worden z’n ogen groot van verbazing. Hij gaat met z’n vingers langs de vele biljetten in verschillende coupures. Er schieten allerlei beelden door hem heen, en zijn gedachten dwalen af. Hij loopt met zijn moeder in de stad. ‘Jan, we gaan jou vandaag eens helemaal in het nieuw steken. Zondag komen er veel belangrijke mensen, en dan moeten we een goede indruk maken’. ‘Is dat niet heel erg duur?’, probeert Jan, die niet veel zin heeft om de komende uren als levende paspop te moeten fungeren. ‘Geld speelt geen rol jongen’, daarvan hebben meer dan genoeg. ‘Status, daar draait alles om in het leven’. Zijn moeder opent haar portemonnee en laat de gloednieuwe bruine briefjes van honderd gulden door haar vingers ritselen. ______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
24
Jan zet grote ogen op. Veel liever had hij die mooie modelspoorbaan gehad, maar verder dat de folder van Bart Smit, waarin het ding met een bedrag van drie cijfers groots werd aangeprezen is hij nooit gekomen. Met al dat geld moest dat toch mogelijk zijn. Maar op verjaardagen werd hem steevast verteld dat hij geen kado’s nodig had. Hij had immers de liefde van zijn ouders, wat meer kon hij wensen? Nou, vriendjes bijvoorbeeld, die bij hem zouden komen spelen, maar nooit kwamen omdat hij niets had om mee te spelen. Jan loopt verder. De liefde van zijn ouders heeft hij al lang niet meer, en geld evenmin. Hij is zoals zijn vader het eens fijntjes noemde “mislukt in het leven”, en sindsdien is het contact met hen in snel tempo verwaterd. Ik heb m’n ouders en hun zogenaamde nepliefde helemaal niet nodig, denkt Jan vastberaden bij zichzelf. En hun geld ook niet. Ik kan ook gelukkig zijn zonder geld, maar vandaag heb ik kennelijk extra veel geluk. Hij denkt na. Eigenlijk heeft hij geen idee welke kledingzaak hij moet hebben. Op goed geluk loopt hij terug richting het centrum. Op de hoek van de straat komt een hele vrolijke winkel hem tegemoet. In de etalages worden puzzels, poppen, ja zelfs hele kastelen, en natuurlijk de nieuwste computergames aangeprezen. Jan bedenkt zich niet en loopt naar binnen. Die kleding kan best nog wel even wachten.
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
25
The piano man 24 januari 2013 Met soepele vingerbewegingen beroert hij de toetsen. Even sluit hij zijn ogen terwijl hij gedachteloos verder speelt. De wind giert om het huis, en zorgt voor mysterieuze fluittonen in de kieren van de zolderkamer. Ze lijkt een duet met hem te willen aangaan, twee oerkrachten die samen de doodse stilte trotseren. Mark kijkt door het dakraam. De wolken trekken in snel tempo langs de hemel die zo nu en dan wordt verlicht door de bijna volle maan. Deze zet op haar beurt de grote eik voor het huis in een spookachtig schijnsel. Hij denkt na terwijl hij de droevige tonen tot zich laat komen. “I wrote a song for you”, neuriet hij zachtjes mee. Ja, als hij dat eens zou kunnen. Beneden hoort hij de voordeur slaan. Hij kijkt op de wekkerradio die op het zwarte nachtkastje naast zijn bed staat: het blauw verlichte display springt net naar 20:17. Het zal toch niet weer! Waarom kan Ellen niet gewoon een avondje wegblijven, net als alle andere studenten in het huis op de donderdagavond? Hij stopt even met spelen, en luistert aandachtig. Een paar minuten lang neemt de wind de regie over en overstemt alle geluiden onder hem. Dan hoort hij voetstappen op de trap naar de eerste verdieping: Ellen of.. Suzy. Hij zucht en droomt heel even weg. Hij wordt ruw wakker geschud als hij een deur hard hoort slaan. Dan is het weer stil. Ellen dus. Nu twijfelt hij. Hij heeft geen zin in weer een ruzie. Na afloop voelt hij zich dan altijd zo uit het veld geslagen. Dat geeft hem het gevoel dat hij niet mag leven. Van de andere kant had hij zich na de drukke week zo verheugd op dit avondje. Hij besluit het nummer nog één keer van voor af aan te spelen, om zijn verwarde gevoelens tot bedaren te brengen. Hopelijk heeft ze vanavond een klein beetje coulance met hem. Hij geniet als de schrille klanken van het intro zijn kamertje verlichten. “Look at the stars, look how they shine for you”. Hij legt zijn hart en ziel in het nummer en wordt wat rustiger. De contouren om hem heen vervagen, hij voelt zich licht in z’n hoofd worden, en heeft het gevoel dat hij zweeft. Ver weg buiten zijn geest hoort hij een krakend geluid. Het duurt een moment voor de impact tot hem doordringt. Abrupt stopt hij met spelen. De laatste traptrede naar de zolder! De rust is nu helemaal weg en met een bonkend hart wacht hij op wat er gaat komen.
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
26
De prijs om Nederlander te mogen zijn 12 juni 2013 Het is een groeiende bron van frustratie, maar vandaag moest ik er weer aan geloven: het aanvragen van een nieuw paspoort.
Het begint al bij de constatering dat mijn reisdocument nog tot 3 oktober geldig is, en ik onder normale omstandigheden op 5 augustus het land van bestemming alweer heb verlaten. Dat klinkt niet direct als een reden om een nieuw exemplaar te willen bemachtigen, ware het niet dat iemand ooit heeft bedacht dat een paspoort voor een reis buiten Europa nog een half jaar nadat mijn vakantie is afgelopen geldig moet zijn. Akkoord, een reis kan onder bijzondere omstandigheden een paar dagen uitlopen, misschien een week, maar zes maanden? Hoeveel landgenoten hebben ooit dankbaar gebruik kunnen maken van deze bizarre regel?
En dan is daar de houdbaarheidstermijn van het paspoort. Ik heb 32 visumblaadjes in het mijne, en ondanks dat ik een fervent reiziger ben krijg ik die bij lange na niet vol. Of zou het zijn dat ik meer vakantiedagen aan mijn werkgever moet vragen zodat ik mijn paspoort tenminste wat efficiënter kan benutten? Waarom is een paspoort niet gewoon geldig totdat het vol is, zodat de inhoud een weerspiegeling is van alle avonturen die je in je leven hebt beleefd?
Maar het allerergste is wat ze gaan doen op het moment dat ik het nieuwe exemplaar zal ontvangen, en het oude daarmee definitief ongeldig wordt verklaard. Ik herinner me het trauma dat ik daar in 2008 aan heb overgehouden nog goed: toen gingen er hele dikke perforatorgaten dwars door de visa van Nepal, Marokko, Jordanië, en Libië. Naïef als ik toen was probeerde ik nog te redden wat er te redden viel. “Kunt u het paspoort misschien aan de rand van de blaadjes perforeren?” “Geen sprake van, ze moeten precies door het midden, kijk zo!” Voor zo’n medewerker lijkt het een bijna therapeutische bezigheid om allerhande aan stress of frustraties op te kunnen afreageren, maar ondanks dat ik weer een geldig paspoort rijker was verliet ik met een hangend hoofd het kantoor.
Goed, eerst maar naar de fotozaak voor het eerste deel van de show, want zomaar een pasfoto is natuurlijk niet voldoende. Nee, een foto voor een paspoort moet sinds 2007 voldoen aan de zogenaamde fotomatrix. Kort gezegd komt het er op neer dat je je postuur en kin in een dusdanig onnatuurlijke positie moet manoeuvreren dat je de volgende dag geheid rug- en nekklachten hebt. Ik vraag me nog af hoe dat nou moet met vrouwen die buitenshuis altijd een boerka dragen.
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
27
Dan komen we bij de Stadswinkel aan, de plaats waar het allemaal moet gebeuren. Als ik na 20 minuten wachten eindelijk aan de beurt ben constateer ik dat het paspoort sinds de vorige keer een stuk duurder is geworden. “Maar deze keer krijgt u er dan ook een vingerafdrukkenchip bij”, legt de dame achter de balie mij triomfantelijk uit. Als ik haar vraag waar ik die chip dan zoal kan gebruiken komt ze niet verder dan de Verenigde Staten. Ik leg haar uit dat zonder uitleveringsverzoek de kans niet heel groot is dat ik daar ooit een voet aan land zal zetten, maar dat is dan jammer voor mij. Een paspoort zonder zo’n chip wordt simpelweg niet meer gefabriceerd. En als een crimineel wordt ik gedwongen mijn linker en rechter wijsvinger en duim op een plaatje te leggen zodat ze vanavond nog in de PRISM-database van Uncle Sam kunnen worden opgenomen. Als ik ooit een keer door Al-Qaeda zou worden ontvoerd weet ik wel met welke vingers ze mogen beginnen.
Ik moet ruim 50 euro betalen om me ook de komende vijf jaar weer legaal staatsburger van het Koninkrijk der Nederlanden te mogen noemen. Nu mag ik nog een week wachten tot het ding klaar is. Ik verlaat de Stadswinkel en loop over het trottoir in de richting van het station. Ik blader door mijn oude paspoort, en zachtjes streel ik in de nu nog ongeschonden visa van Ethiopië, Mali, Mongolië, en Turkije. Voor de leek lijken het misschien vier wat groot uitgevallen postzegels, maar voor mij hebben ze een enorme nostalgische waarde.
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
28
Scheveningen 2018 7 april 2014 Onbeweeglijk staat hij op de pier. Stram in de houding. De rug recht, de armen over elkaar. Hij kijkt uit op het strand waarover de mannen langzaam naar de zee worden geleid. Ze trekken lange schaduwen over het zand in het schijnsel van de volle maan. De hoofden zijn naar beneden gericht. Onder hen op het zand ligt het heden, voor hen op het water de toekomst. De zee wacht kalm op wat er gaat gebeuren. De lange houten boten zien er nauwelijks zeewaardig uit. Ze schommelen tegen de kant en maken wat golfjes op het verder gladde wateroppervlak. Plotseling ontstaat er rumoer. Een schreeuw als één van hen hardhandig terug in de rij wordt geslagen. Dan is het weer stil. Nu bereikt de eerste man het water. Hij aarzelt. Aan weerszijden van de voorste boot staan officieren in uniform. Eén van hen maakt een ongeduldig handgebaar. De man doet een stap naar voren. Twee paar armen pakken hem ruw beet en trekken hem de boot in. Anderen volgen. Er wordt niet meer geprotesteerd. Als de eerste boot vol is steekt één van de officieren zijn rechterhand op. De rij met mannen op het strand stopt abrupt. De officieren zetten zich schrap als ze de boot afduwen van de kant. Deze lijkt even te aarzelen, alsof ze nog een laatste poging wil doen om het tij te keren. Dan krijgt de aflandige stroming grip op haar en langzaam drijft ze af naar de open zee. Een van de officieren steekt zijn duim op naar de man in de verte op de pier.
Er gaat een schok door de man heen. Even verlamt een ijskoud gevoel zijn botten. Zijn witte overhemd plakt tegen zijn lichaam. Als hij zijn ogen opent staat voor hem een donker meisje met kort krullend haar. In haar linker hand bungelt een rood emmertje waaruit nog wat water sijpelt. Ze slaat een hand voor haar mond en rent dan proestend weg. “Verdomme!”, vloekt de man, en hij maakt aanstalten om op te staan. Dan voelt hij een hand op zijn schouder. “Rustig blijven Geert”, klinkt een zachte stem naast hem. De man zakt terug in het zand. “Maak nou geen problemen. Vandaag is je eerste dag weer buiten. Probeer er van te genieten. Anders zal het voorlopig ook de laatste keer zijn geweest.”
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
29
Linksom 5 mei 2014 Mensen hebben er teveel van in huis. Je vindt ze op de raarste plekken. De meeste zijn tegenwoordig digitaal. Maar die analoge exemplaren, die blijven toch het mooist. Vierentwintig uur per dag draaien ze onvermoeibaar hun rondjes en worden nooit moe. Bijna nooit. Want als wij na een lange dag werken en spelen ons bed inkruipen draaien ze gewoon verder. Als wij ze twee weken verwaarlozen en dat ‘vakantie’ noemen tikken ze er geen minuutje minder om. En toch zijn we de afgelopen eeuw langzaam het contact met ze verloren. En met het begrip waar ze voor staan. We zeggen dan dat er altijd te weinig van is. Hoe onrespectvol is dat.
Eigenlijk hebben we altijd al een haat-liefde verhouding met ze gehad. ‘Met de klok mee’ mag dan klinken als een fijn begrip, wij mensen doen het liefst alles andersom. Nou klinkt lopen in rondjes nogal doelloos en doen we dat niet zo graag. Maar als het moet dan bij voorkeur linksom. Het meest bekende voorbeeld is de atletiek- of schaatsbaan. Maar ook in veel winkels komen we rechts binnen om vervolgens een rondje linksom naar de kassa te lopen voordat we weer buiten staan. En zelfs als we niet worden gedwongen willen we naar links. De vrees om in de woestijn rondjes te lopen is niet ongegrond. Rondjes tegen de klok in wel te verstaan. Zodat je uiteindelijk inderdaad weer op precies dezelfde plek terugkomt. En met een beetje geluk, of pech, het is maar hoe je het ziet, je eigen voetsporen nog terug kunt vinden.
De reden voor onze voorkeur voor links ligt aan ons sterkere rechterbeen. Linksom lopend kan dat been door de buitenbocht meer arbeid verrichten dan het linkerbeen. Omdat we die fysische gesteldheid niet snel zullen veranderen wordt het de hoogste tijd om wat aan de uurwerken te doen. Want zouden we niet weer veel meer in harmonie met de tijd gaat leven als zij voortaan ook hun rondjes ‘tegen de klok in’ zouden gaan lopen?
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
30
De laatste trein 3 november 2015 Een nieuwe golf mensen komt via de roltrappen omhoog. Links wordt er geduwd. Mensen die nog meer dan gewone haast hebben. Zoë kijkt op haar horloge. De trein van 18:02 uit Schiphol. De winnaar is een jonge slanke man in een zwarte pantalon en een lange grijze jas. Hij draagt een koffertje. Logisch. Dat soort mensen wint altijd. De man loopt haar kant uit. Als hij dichterbij is probeert ze het ritme van zijn benen te volgen, maar die gaan zo snel heen en weer dat ze de draad kwijt raakt. Als een machine. De man weet kennelijk precies wat hij wil en welke kant hij uit moet om dat doel te bereiken. Ze stelt zich voor dat hij onderweg is naar huis, na een dag hard werken. Als hij thuiskomt en de voordeur opent komt zijn jonge vrouw meteen aangesneld en vliegt hem om de nek. De man is kennelijk ook vader, want zijn dochtertje staat in de huiskamer al op hem te wachten.
Zoë wrijft met een arm langs haar ogen. Die voelen warm en vochtig. Ze staart naar de mouw van haar trui die even hoopvol glinstert, om daarna meteen weer terug in zijn plooi te vallen. De stroom aankomende reizigers is intussen ook opgedroogd, maar de roltrap draait nog steeds plichtsgetrouw zijn rondjes. Voor niets. Voor niemand. Ze sluit haar ogen. Even lijkt het doodstil, vredig bijna. Dan klinkt vanuit het zwart het geluid van een hoorn. De man van zo-even loopt door haar donker. Waar gaat hij zo laat nog naar toe? Dan worden langzaam de contouren van iets groots zichtbaar. Iets angstaanjagend groots. Een beest, een monster. Een geel monster. Zijn spitse snuit priemt naar voren. Wat het ook is, het is vastberaden in zijn drift naar voren. Niet van plan om voor wie dan ook opzij te gaan. De man vervolgt zijn weg. Hij heeft niets in de gaten. Ze wil hem waarschuwen, maar er komt geen geluid over haar lippen. Het monster komt dichtbij. De hoorn klinkt opnieuw, en blijft nu onophoudelijk jammeren. De man loopt stoïcijns verder. Het monster is nu heel heel dichtbij.
Ze gilt met een lange uithaal en opent haar ogen. De wereld om haar heen lijkt ineens te zijn bevroren. Iedereen in de hal staat stil en kijkt haar kant op. Mensen wijzen. Ze moet weg, ze moet hier nú weg. Ze staat op en slingert haar rugzak over haar schouders. Ze begint te rennen. Ze weet niet waar naar toe, als het maar weg is. Weg uit de stationshal. Weg van het gevaar. Weg van al die mensen. Ze komt in een ander gedeelte van de hal waar het drukker is. Sneller, sneller. In een flits ziet ze een aantal mensen voor haar. Een bons, een schreeuw, een lichaam dat meegeeft. Het volgende moment ligt ze op de grond. Een jongen van haar leeftijd half onder haar. Op de vloer ligt een rood-wit geblokte puntzak. De nog walmende frietjes als Mikado-stokjes uitgespreid over de grijze stenen vloer. De witte smurrie steekt fel af tegen het donkere groen. “Stom wijf, kijk nou wat je hebt gedaan. M’n nieuwe trui!” “Volgens mij vindt ze je wel leuk, Frank”, klinkt het lachend naast haar. Ze kijkt omhoog. Het lachende gezicht werkt net wat frietjes naar binnen uit zo’n zelfde puntzak. ______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
31
“Wil je er ook een paar, schat?” Haar hart klopt in haar keel. Vaag voelt ze een branderige pijn aan haar linker elleboog. Ze probeert op te staan. Even staat ze te trillen op haar benen. “Sssorry”, stamelt ze. In een helder moment oriënteert ze zich. Zonder zich nog verder om de jongen te bekommeren schiet ze naar de uitgang. Ze is buiten. Ze blijft rennen totdat steken in de zij haar een paar honderd meter verderop dwingen om de strijd te staken. Even knippert ze met haar ogen tegen de laagstaande zon. Reizigers lopen links en rechts aan haar voorbij alsof ze niet bestaat. Ze slaat de handen voor haar gezicht.
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
32
Het hek 1 december 2015 Sinds we op de eerste dag van de kleuterschool naast elkaar waren gezet was Igor mijn vriend. We deden alles samen. We knipten, plakten, tekenden, boetseerden samen, we deelden onze lunch samen terwijl we samen in de zandbak speelden, we leerden samen onze eerste woordjes lezen en op het einde van de dag kwam mijn moeder ons samen ophalen. De ouders van Igor hadden namelijk geen auto. Ik heb me vaak afgevraagd waarom hij niet liever met andere jongens wilde spelen. Hij was zo anders dan ik. Voor niets of niemand bang. Juffrouw Jelena was vaak boos op hem, want hij luisterde nooit. Hij deed gewoon waar hij zelf zin in had. Maar hij kon ook slimme dingen zeggen. Als hij zei dat het belangrijk was om te leven zonder grenzen, dan kon ik daar dagenlang over nadenken zonder hem te begrijpen. Op een dag vertelde hij dat zijn vader fi-lo-soof was. Die avond vroeg ik aan mijn vader: "Pap, wat is een filosoof?" "Iemand met gevaarlijke ideeën, waarbij je uit de buurt moet blijven", bromde hij. Ik was bang dat Igor misschien ook een filosoof was en vroeg niet verder. Ik vroeg aan juffrouw Jelena wat een filosoof was. "Iemand die nadenkt over dingen." Dat klonk al beter. Nadenken is belangrijk, dat leerde ik op school. Misschien ben ik zelf ook wel een filosoof dacht ik en was tevreden met haar antwoord.
Toen kwam de dag dat ik hem plotseling kwijt was. In de zandbak, waar we altijd onze boterhammen opaten, was hij niet. Had hij een andere vriend gevonden die minder saai was dan ik? Ik was bang, maar besloot hem toch te gaan zoeken. Naast het schoolgebouw lag een groot schoolplein. Daar zaten de jongens elkaar achterna en speelden wilde spelletjes terwijl de meisjes touwtjespringen en hoelahoepen deden. Aan de achterkant lag een parkje met zand, gras en bomen waar vaak werd geknikkerd. Om dit alles stond een heel hoog hek, wel zo hoog als een huis. Hoe cool Igor ook was, daar kon zelfs hij niet overheen. Hij moest hier dus ergens zijn. Uiteindelijk vond ik hem in het parkje achter een boom vlakbij het hek, waar hij met zijn felblauwe plastic schepje in de handen heen en weer liep. "Ik heb je overal gezocht. Waarom ben je hier in je eentje en niet in de zandbak?" Igor draaide zich naar mij toe. "Oleg, vraag jij je nooit af waarom we zo weinig ruimte hebben hier binnen het hek terwijl er zovéél ruimte is aan de buitenkant?" Ik had me dat nog nooit afgevraagd. "We hebben hier toch genoeg plek om te spelen?" "Zoveel plek is hier niet. We doen telkens dezelfde dingen. We graven, we rennen, en soms vechten we. Ik wil wel eens iets anders. Iets wat ik alleen aan de overkant van het hek kan doen." "Wat dan?" Mijn leven in de pauze was graven en rennen. Alleen met vechten deed ik niet mee. "Ik wil naar de stad."
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
33
Ik dacht na. In een boom klimmen, dat deed hij wel vaker. Maar nu was ik bang dat hij toch van plan was om over dat hek te willen gaan. "Doe het niet Igor, dat hek is veel te hoog." Igor lachte. "Ik wil er niet overheen maar eronder door." Hij tilde de schep met twee handen hoog boven zijn hoofd. "Doe je mee?" Ik aarzelde. Waarschijnlijk iets te lang. "Maakt niet uit hoor. Dan zoek ik iemand anders uit onze klas die wel mee wil."
En zo zat ik tijdens de rest van de pauze voor het eerst in m'n eentje in de zandbak. Terwijl ik m'n brood opat bedacht ik dat ik behalve Igor eigenlijk niemand had om mee te spelen. En dat hij op dit moment waarschijnlijk op zoek was naar iemand om mij als vriend te vervangen. De rest van de middag zaten we naast elkaar alsof er niets was gebeurd. De volgende dag toen de pauze aanbrak vroeg Igor me of ik mee ging naar de plaats bij het hek. Terwijl we over het schoolplein wandelden, raapte ik al mijn moed bij elkaar en vroeg wie hem nu ging helpen om onder het hek door te komen. Het was even stil. "Niemand", zei hij uiteindelijk. Ik keek hem vragend aan. "Ze waren allemaal bang. Dat hun vader en moeder heel boos zouden worden, dat ze problemen zouden krijgen op school. Er was zelfs een jongen die dacht dat hij in de gevangenis zou komen." "Je komt toch niet in de gevangenis he?" "Natuurlijk niet. Ik ga toch alleen maar een stukje wandelen." "Waarom heb je me eigenlijk weer mee gevraagd naar het hek?" "Ik hoopte dat je me in ieder geval zou willen helpen om een kuil te graven. We zijn toch vrienden?" Met die vraag in m'n hoofd rende ik terug naar de zandbak om mijn schepje op te halen. De volgende dagen gingen we tijdens de pauze steeds naar het hek. Met de grote boom achter ons viel het niet op wat we aan het doen waren. We groeven, en groeven. Eerst raakten onze schepjes alleen maar zand. Later kwamen we ook stenen tegen en de wortels van de boom. Het ging steeds langzamer en ik vroeg me af of we ooit een kuil zouden kunnen maken die groot genoeg was voor Igor. "Dit gaat ons nooit lukken. We zijn niet sterk genoeg om zo'n grote kuil te kunnen graven." "Het gaat toch goed? Zolang de kuil elke dag maar een stukje dieper wordt komt er een dag waarop hij diep genoeg is om doorheen te kunnen kruipen."
En hij had gelijk. Na een week hard werken waren we zover. Tenminste, zover dat ik er doorheen zou kunnen. "Het zou beter zijn als jij er vast doorheen ging. Dan kun je aan de andere kant helpen om verder te graven, dat gaat sneller." Ik keek naar de kuil en van de kuil naar het hek en van het hek naar Igor. Tot dit moment had ik nog steeds het idee dat ik niets fout had gedaan. Maar als ik onder het het door zou gaan zou dat veranderen.
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
34
"Stel je voor dat dit hek er niet had gestaan, zou je dan vanaf hier nog een paar stappen weg van de school durven te zetten?" Ik dacht van wel en knikte. Wat zouden die paar stappen dan nog uitmaken? "Ik doe het", zei ik en liet me langzaam in het gat zakken. "Nee, niet zo. Op je buik en met je armen vooruit. Dan kun je er onderdoor kruipen." Op aanwijzingen van Igor ging ik plat op m'n buik het gat in en probeerde op handen en voeten vooruit te komen. Het eerste stuk naar beneden was makkelijk. Daarna moest ik omhoog. Al snel had ik het gevoel echt niet meer verder te kunnen. "Rustig blijven Oleg, je bent niet in het zwembad. Je trui zit vast aan het hek. Wacht, ik help je even." Opeens schoot ik vooruit en was aan de andere kant. Ik stond op en schrok. Mijn trui zat vol met donkere aarde en aan de zijkant zat een groot gerafeld gat. Uit een aantal schrammen op mijn handen kwamen wat druppels bloed opzetten. "Het gaat niet zo goed met me, Igor." Ik toonde mijn handen aan de andere kant van het hek en probeerde mijn tranen in te houden. "Niets ernstigs gelukkig zie ik. Kom, help me mee graven zodat ik er ook doorheen kan." Door het gat gaf hij me mijn schepje aan. De schrammen werden langzaam rode strepen en ik voelde m'n handen prikken, maar begon toch te graven. De schoolbel klonk, maar Igor vroeg me om door te graven en dat deed ik. Totdat hij uiteindelijk ook aan de andere kant stond. "Ga je nu alleen verder?" "Ga je niet mee dan? Je hebt er zo hard voor gewerkt." Hij stak zijn hand naar me uit.
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
35
Vluchteling 15 december 2015 Een smal en oneffen klinkerpaadje. Aan weerszijden bakstenen muren die loodrecht de hemel in gaan. Nergens brandt licht. Het is alsof de bewoners bang zijn voor een naderend onheil. Misschien zijn ze al vertrokken. Zelfs de straatlantaarns houden hun adem in. Ver boven mij zitten grote opeengepakte wolken elkaar achterna. Af en toe laten ze een gaatje vallen waarvan de maan dan dankbaar gebruik maakt om mij net genoeg licht te geven zodat ik kan zien waar ik loop. Ik durf niet terug, want er zal wel een reden zijn waarom ik nu niet meer daar ben. Al wat ik kan doen is vooruit gaan, dus dat doe ik. Want ik houd niet van kleine ruimtes. Ze benemen me de adem. Toch loop ik nu hier en dat is vast geen goed teken.
Vóór mij zie ik dat het steegje ten einde loopt en uitkomt op iets wat lijkt op een plein. Ik kan een aantal silhouetten onderscheiden van iets wat lijkt op een groep mannen. Op gedempte toon wordt een gesprek gevoerd in een voor mij onbekende taal. Vriend of vijand? Omdat ik niet weet waar ik ben, en bovendien geen andere kant uit kan, besluit ik het erop te wagen. Ik kan altijd nog hard terugrennen. Als ik het plein op loop lijken de mannen me in eerste instantie niet op te merken. Ik hoop dat ze in ieder geval Engels spreken. "Excuse me." Als bij toverslag draaien zeker tien hoofden zich om. Een veroordelende vinger wijst priemend mijn kant uit. Een commando wordt geroepen. Ik hoor het geluid van geweren die worden geladen. Eén luttele seconde lijkt de wereld stil te staan, net voldoende om de situatie te evalueren. Ik draai me om en ren zo hard ik kan terug het donker in. Van claustrofobie is geen spoortje meer te bekennen, maar er is een ander, veel angstaanjagender gevoel voor in de plaats gekomen.
Ik ren. Er klinkt gevloek als de voetstappen achter mij doffer worden. Voor me zie ik een mogelijkheid om linksaf te gaan. In een flits besluit ik mijn koers te wijzigen in de hoop de mannen te misleiden. Dit paadje is net breed genoeg om me te kunnen voortbewegen. Overhangende takken striemen mijn gezicht. Hijgend kom ik aan op een gesloten binnenplaats en aanschouw de muren die het terrein afsluiten. Degelijk gemetseld en zeker vijf meter hoog. Ik sta stil en luister. Een ritmisch geluid van voetstappen zwelt langzaam aan alsof de oorlogstrom al wordt geslagen. Ik kijk om mee heen. Een lantaarn die hoog aan een van de muren is bevestigd werpt een zwak schijnsel op de stenen tegels. Overal liggen grote houten kratten, schots en scheef op elkaar gestapeld. Omdat ik niets beters kan bedenken besluit ik me in de verste uithoek achter zo'n stapel hout te verschuilen.
Als ik mijn positie heb ingenomen zie ik door het gat tussen twee houten planken de eerste schimmen het terrein oplopen. De een na de ander volgt. De mannen gaan in een halve cirkel staan en op gedempte toon volgt kort overleg. Dan op een teken halen de mannen hun geweren van de schouder. Een van hen legt aan en richt. De knal wordt gevolgd door een hoge fluitende toon en het geluid van versplinterend hout niet zo ______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
36
ver van mij vandaan. Het gelach dat volgt wordt weerkaatst door de muren en lijkt een moment later overal vandaan te komen. Plotseling kan ik niet meer stoppen met rillen. Dan verspreiden de mannen zich over het terrein.
Het duurt niet lang voordat ik een van hen mijn kant op zie komen. Stap voor stap komt hij naderbij, alsof hij mijn schuilplaats al heeft geïdentificeerd. Alsof ik daarmee onzichtbaar kan worden probeer ik me zo klein mogelijk te maken. Op een meter afstand blijft hij staan. Met een onverwachte beweging zwaait hij de loop van zijn geweer om de houtstapel. Ik kijk in twee flikkerende ogen onder een capuchon. Instinctief sluit ik de mijne en dek ze af met mijn handen. Het lijkt alsof elke tel van mijn leven nu Russische roulette met me speelt. Vanuit mijn duisternis hoor ik het geknerp van steentjes heel dichtbij, gevolgd door het sloffende geluid van voetstappen. Het geluid verwijderd zich van waar ik ben. Als een standbeeld blijf ik zitten. Ik hoor gepraat van de mannen. Daarna weer voetstappen, nu verder weg. Dan wordt het heel stil. Als ik mijn handen voor mijn ogen durf weg te halen is de binnenplaats verlaten.
______________________________________________________________________ Japske Rotsrover & andere verhalen | 2010-2015 | door Jasper Verkroost
37