'.•^-3#'r''-''^''*>*^ •v^aBi^ y-Si^~^fTtf^*w^
^/
"-^
-
-
-
•-"
J^y^^i^y^ (?Z
Is Sociaal-Democratie met ehristendom vereenigbaar?
r\(-^
6>,I^
s>I^
H^
H/^
H/^
i
OPEN BRIEF aan een Sociaal-Dennocraat, die tevens Ghristen wil zijn.
KAMFKN — J.
H.
KOK
—
1902.
Is Sociaai-Democratie met ehristendom verl^^^^^^^^^^^»^^l^^^^^^M1^^^1»^M^^»«^MU.—«^m.——^-^^——
LMmMMMIl—•••WWiWIIW 'ITTmiï
I
— — ^ ^ - ^ —
eenigbaar? 4' * * * -f * I
OPEN BRIEF aan een Sociaal-Democraat, die tevens Christen wil zijn.
KA:MPE>'
J. TI. KOK — lü()2.
ir aarde II eer. Om dezen stellen 1.
zoo maar met do deur in huis te vallen, begin ik biief met reeds dadelijk deze beide feiten vast te : Gij zijt Sociaal-Democraat in hart en nieren, terwijl gij tevens — naar het begrip, dat de Bijbel daaraan hecht — een Christen wilt zijn, en 2. gij wilt, door uitspraken des Bijbels, de Sociaal-Democratie rechtvaardigen en aantoonen, dat zij door den Bijbel wordt goedgekeurd. liet eerste zal u zeer moeilijk zijn, omdat uwe meenmg, dat de Sociaal-Denu)cratic door den Bijbel wordt goedgekeurd en dat haar streven in den Bijbel steun vindt, geheel onjuist is — hetgeen ik u bij dezen wil aantoonen, door het aanhalen van duidelijke en ondubbelzinnige Bijbelteksten, waaraan ik eenigc verklaringen en gevolgtrekkingen zal vastknoopeu. Om daartoe te geraken splits ik dezen briefin drie deelen, handelende over : a. PcrHoncn, h. Zaken en e. Allerlei. Ik begin dan met u te schrijven over : P E R S O X E X. Als Sociaal-Democraat verlangt gij opheffing van rangen en standen en zoudt gij het Ivoningschaj) willen afschaften. Kunt gij nu ook als Christen daarmede instemmen ? W at zegt de Bijbel daarvan? Hoewel deze niet voorschrijft, dat elk land juist door een Koning moet worden geregeerd, wordt
4 — daarin tocli geboden, dat ak er over een land een Koning is gesteld, deze als zoodanig moet worden erkend en geëerd. Om dit te staven verwijs ik u naar 1 Petrus 2 vs. 17. „Vreest God, eert deii Ko//iiif\ voor welke uitspraak men de reden vindt in (\)loss. 1 vs. 1(5, „Want door J[cii/ (DOOR GOD) zijn al/c dingen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, hetzij /roi/cj/, hetzij Iiccm'liappijcii, hetzij orerhcdcn, hetzij machten ; alle dingen zijn door llem geschapen", en in Rom. 13 VS. 1 en .2, ,/Alle ziele zij den machten over haar gesteld onderwor])en, irdiif (Jaar IH (JCCII luachf dan raii God en de viacidcii die daar z'IJ/i, die -ijii van God (/cordiiiecrd. - - Alzoo dat die zich tegen de macht stelt de ordinantic Gods wederstaat en die ze wederstaan, zullen over zichzelven een oordeel halen". ^len verzet zich dus tegen den Schep])er van hemel en aarde, als men zich verzet tegen do door Hem gestelde machten, want Tlij zegt : „Door Mij regeeren de Koningen. — Door Mij heerschcn de Trinscn" (Spreuken 8 vs. 15 en Ifi). Daarom heeft Ui] dan ook het recht on de macht om cle Koningen at' te zetten, hetgeen Llijkt uit Dan. .2 vs. 21, „Hij zet de Koningen af en bevestigt de Koningen". liidien dus de volkeren de over hen gestelde Koningen Avillen afzetten, dan nuitigen zij zich een recht aan, dat de lieer aan zich heeft voorbehouden. Xu kunnen Vorsten, door krankzinnigheid of andere oorzaken, buiten staat geraken om te regeeren, zoodat er iemand anders in hunne plaats moet worden gesteld, maar zulke oorzaken komen niet toevallig en als zij komen, dan is het de Heer, die aan den aldus door Hem bezochten Vorst de regeering ontneemt. Ook moet men God meer gehoorzamen dan den menschen en indien een Vorst aan zijne onderdanen beveelt om tegen den wil van God te handelen, dan nnH/eii zij dien Vorst niet gehoorzamen, evenmin als een kind, dat, volgens den Bijbel, gehoorzaamheid aan zijne ouders verschuldigd is, o}) hun bevel mag stelen en moorden en in hoeverre een volk het recht heeft om een Vorst, die het beveelt tegen Gods wil te
.)
—
liandelcn, af to -/cttcu, is ccuc vraag (lic hij dk xoorkonieiid geval mot den nieesten ernst moet worden behandeld. Xn weet ik wel, dat gij hierop de Ijedenking znlt nudaMi, dat dus het Opperwezen mede aansprakelijk is \ oor de ongerechtigheden, waaraan zoovele Vorsten schuldig zijn en dat de wereld dus op zeer slechte en onbillijke wijze door haar Schei)i)cr wordt bestuurd, ^\ant ei- zijn lichidH! -- meerdere Vorsten op wier braafheid niet te roemen ^alt. Ik moet u er dus op wijzen, dat deze bedenking geheel onjuist is, want het Opperwezen stelt niet alleen Vorsten op hunne tronen, maar wijst ook aan ieder ander mensch, groot of klein, afzonderlijk, zijne eigene plaats en werkkring aan, om daarin zijnen plicht te doen. Ilij stelt den Koning op den troon - - niet altijd voor zijn pleizier —, den ambtenaar op zijn kantoor en den werkman aan zijn gereedschap — niet altijd voor zijn verdriet terwijl Ilij zelfs de gangen bewaakt van den landlooper, die door mensch en dier wordt gevreesd. Maar hoewel de Heer aan elk Zijner sche])selen eene eigene plaats en werkkring heeft toevertrouwd, opdat zij tot Zijne eer daarin Averkzaam zouden zijn, is Hij niet aansprakelijk of medeplichtig als Zijne schepselen de hun opgedragen taak slecht vervullen, of van hunne macht misbruik maken, evenmin indien een Koning slecht regeert, als wanneer een boekhouder met de hem toevertrouwde kas op den loop gaat. Ook zult gij — als (Jhristen — o\ertuigd moeten zijn, dat de Ilcer, die rechtvaardig is, niet zonder hooge noodzaak en niet zonder een vooraf door lleui vastgesteld doel, een slecht en goddeloos N^orst zal zetten over een braaf, godvreezend volk. Maar een volk, dat in zijn geheel god\ reezend is, is op de aarde niet te binden en zelfs is bij elk \olk het aantal god\ reezenden, in verhouding tot het aantal goddeloozen, zóó ontzettend gering, dat de lucht in eene onafgebroken trlllins is \\w\ de meest ontzettende \loeken, verwenschingen en godslasteringen, die uit alle standen der maatschappij,
— 6 — zoowel van koniiigstroiicu als uit fabrieken en kantoren opstijgen. De' ongereclitiglieid heeft zich niocstev gemaakt zoowel van Vorsten als van onderdanen, zoodat-—in het algemeen — noch de eersten, noch de laatstcn in het bezit zijn van de ('(•iii(/(' irare rec/ifraardif/ficid die alleen te verkrijgen is door het geloof in den Ileoi-e Jezus, die de -ouden n-cf/j/cein/ van ieder, die in Hem gelooft. ITet ovevgrootc deel der Vorsten en dei' onderdanen Avil echter juist van deze rechtvaardigheid niets weten en zij blijven dus in hunne zonden. l)aarom is de Heer niet onrechtvaardig, als Tlij toelaat dat de ongerechtigheid der Vorsten in dezelfde mate stijgt als die der volkeren. Zeker zijn er ook wel onderdanen, die door het geloof ui den Ilecre Jezus gerechtvaardigd zijn (Rom. 5 vs. l. ,/\\ij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen lleerc Jezus Christus") — behoort gij ook daartoe? -- • en zeker kunnen ook deze onderdanen van goddelooze Vorsten te lijden hebben, crcin/ocd ah van Inoiiie (jodd(doü~(' iiicde-ondcrdaiicii, maar gij behoeft over hen niet ongerust te zijn, want de Heer kent de Zijnen en zal hen i n \ u n lijden nabij zijn en vertroosten en hun doen gevoelen, dat ook deze beproevingen door Hèiii worden gezonden. De geschiedenis geeft daarvan vele voorbeelden, maar ik verwijs' u slechts iiaar al hetgeen met Jozef in Egypte is geschied en hoe hij, na al zijne vernedering, de verklaring aflegde : ,/Gij lieden wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht, doch God Iteefl dat ten f/oede r/edac/it" (Gen. 50 vs. .20.) Hoewel er echter, gelukkig, nog vele ware geloovigen op de wereld zijn, is toch het overgroot gedeelte der menschheid van materialisme en ongeloof doortrokken en het is dan ook tengevolge daarvan, dat — in het algemeen - • het volk niet voldoet aan het voorschrift, dat de Bijbel geeft in 1 Tim. 2 VS. 1 en 2. ,/Ik vermaan dan vóór alle dingen, dat er gedaan worden smeekingen, gebeden, dankzeggingen voor
/
—
alle lucnschcn, — voor Koiihigcn en allen die in hoofjlicld ~yn. ü c onderdanen eens Konings, die dit uitdrukkelijk hevel des rieeren, uit ongeloof, verzuimen, hebben (jccn rcclit om te verwachten, dat de Heer lien door de regeering van dien Koning zal zegenen, maar maken zich door dit verzidm medeplichtig aan de (nigerechtigheden des konings, omdat zij niet om de afwending daarvan hebben gebeden. In den Bijbel wordt liet dus uitdrukkelijk bevolen, dat regeerendc Vorsten, als zoodanig, moeten worden erkend en geëerd, omdat zij door God zijn aangesteld om te regeercn. Ook erkent de Bijbel het bestaan van rangen en standen in de maatschappij, want niet alleen moet men den Koning onderdanig zijn, maar ook den Stadhouderen, hetgeen blijkt uit 1 Petrus 2 vs. 13 en 14 : //Zijt dan aller menschelijko ordening onderdanig, om. CICH Ilecrcn wil, hetzij den Koning, als de opperste macht hebbende — hetzij den >S'/w///r;w^;Y'//' en uit 1 Petrus 2 vs. 18 : ,/Gij huisknechten zijt met alle vrecze onderdanig den liceren, niet alleen den goeden en bescheidenen, maar ook den harden," terwijl gelijk bevel wordt gegeven in Coloss. 3 vs. 22 -. „Gij dienstknechten, zijt in alles gehoorzaam uwen liccrm naar het vleesch, niet met- oogondiensten als menschenbehagers, maar met eenvoudigheid des harten, vreezende God." Het is dus niet de wil des lleercn, dat alle menschen in ran«- en stand gelijk zidlen zijn, en dat er geen verschil zal bestaan tusschen dienstknecht en heer, tusschen Stadhouder en Koning, of tusschen Vorst en werkman, maar de Pleere Avil, dat deze allen te zamen tot cene hoogere gelijkheid zullen komen, door dat zij te zamen 11 cm zullen dienen en door het geloof in llcm, Ijrocdcrs zullen worden, zooals blijkt uit 1 Tim. () vs. 2 ; „En (DE DIKNSTKXECHTKN) die (jeloorii/e lieeren hebben, zullen ze niet mogen verachten, omdat zij Ijroedcn zijn." liet is eclitei' opmerkelijk hoe weinig de menschheid zich juist aan deze hoogste gelijkheid laat gelegen liggen en hoc
— 8 — zij, ook ill liet Sociaal-Dciuocratisclic kaïi)]), liet geluk en do gelijkheid der iiienscheii steeds zoekt in eene andere rieliting dan waarin die, volgens den Bijbel, te vinden zijn. Al zonden zelfs de Sociaal-Denioerateii er in slagen oui aan alle inenselien der aarde gelijke woningen, gelijke kleedereii en gelijk voedsel te verseliafteii, dan zouden deze inenschen nog volstrekt niet gelijk zijn, want zoolang als de wereld staat, zal er verseliil zijn tnsselien zieken en gezonden, zwakken en sterken, tevredenen en ontevredenen, gelukkigen en oiiQ-elukkio-cn, Christenen en niet-Cdiristenen, en het sterfbed eens Christens, al staat dit ook in eene gevangenis, zal r/////V/ beter zijn dan dat eens goddeloozen, al is dit ook met zijde en goud versierd. VA\ nu vraag ik u, hoe kan het samengaan, als SociaalDeniocraat te verlangen naar de afsehatting van het Koningsehap en naar de ophelfing van rangen en standen, terwijl gij als Christen verplicdit zijt den Koning te ccren en de rangen en standen, als door den 8ehep])er van hemel en aarde daargesteld, te erkennen ? En nu wil ik beginnen met u iets te schrijven over Z A K E X. Als Soeiaal-Demoeraat wenscht gij liet privaat-bezit af te schaften en wordt door u de stelling verkondigd, „ri//e//(luiii /.v dicfHlal,'' terwijl gij zelfs beweert, dat///>w^/y/r/ry>i rv^/'/y/v' ir'ijzc rijh' /-v (/cironlpii. Als Christen kunt gij echter niet daarmede instemmen, want uwe bewering is al even leugenachtig als uwe stelling, hetgeen ik u wil aantoonen door duidelijke uitspraken des Bijbels. In de eerste plaats verwijs ik u naar Gen. 1, waaruit blijkt dat Cod de Scdiepjier is van hemel en aarde, van planten en dieren en dat Hij dus, van dat alles, volkomen eigenaar is. Als zoodanig is Hij in alle opzichten gerechtigd, om over het door Tlem geschapene te beschikken en dit te geven of te ontneinen aan wie Hij wil.
9 — Dat ITij dit ook doet, hl ijkt tcii duidelijkste uit de geschiedenis vau Jol), die eei'st zeer rijk Avas, uuiar daarna, onder tüelating des Ileeren, al zijne he/Attingen verloor, zoodat liij slechts ecne ])otöclierf overhield om zich daarmede te krahben. Tc midden dezer ellende loofde Job echter nog den Heere (doen de Sociaal-Domocraten, die nog iets meer dan eenc potscherf bezitten, dit ook ?) en Job zondigde niet in dit alles en scliracf Godc i/lc/s oni/crljiiidH loe (Job 1 vs. 2.2.) Daarna echter behaagde het den Ileere, Job weder rijk te maken (Job 42 vs. 10 en 12) „En de Ileere wendde de gevangenis van Job . . . . en de llccrc ccnnccrdenlc al h(d)/(>oii Job f/(diad liad lof duhlxd zvomd. — En de Ileere "c'(jciidc Jobs laatste meer dan zijn eerste ; want liij had veertienduizend schapen en zesduizend kemelen en duizend jukrunderen en duizend ezelinnen." En nu iart ik u, om te beweren, dat Joh die duizenden stuks vee liecfl f/cs/o/c/i, of dat hij die op oiircr/ljh irip^ hi'cj'l verkregen en dat hij //rw/ recltt had, die als z'ijn pnraal-he-it te bdiondcii en door zijne kinderen te doen erroi. (Job 42 vs. lo). Het erfrecht wordt door den Heer toegelaten als eene wettige wijze van eigendomsverkrijging, hetgeen blijkt uit Gen. 15 vs. 4, ,/En zie het woord des Ileeren was tot hem (ABRAM), zeggende -. Deze zal uw erfgenaam niet zijn ; maar die uit uwen lijve voortkomen viA,di('z(d iw erfjjeiiaaiii -ijii'' Het erfrecht van Isaak wordt hier dus uitdrukkelijk door den Heere bevestigd, en tot Jacob zeide Hij : ,/dit land waarop gij ligt tc^ slapen, zal ik u geven en uwen zade' (Gen. 28 VS. 13). Op geene enkele plaats wordt het erfrecht, door den Bijbel als iets ongeoorloofds gebrandmerkt, maar wel vindt men daarin, dat de erfgenaam een heer is van alles (Gal. 4 vs. 1) en daarom dwalen de Sociaal-Democraten als zij het erfrecht eene oneerlijke of ongeoorloofde wijze van eigendomsverkrijging noemen. Job is echter niet de eenige van wien de Bijbel mede-
— 10 — deelt, (lat hij door den lleore wevd gezegend en dat hij van den Meere gvoote rijkdommen ontving, want ook ,/Abrani was zeer rijk in vee, in zilver en in gond" (Gen. 13 vs. 2) on dit alles had de tieere hem gegeven, zooals blijkt uit Gen. 24< vs. 35, ,//> Jlccrc heeft mijnen lieer zeer gezegend, zoodat Jlij liciii //('('ff (/('//('CC// s('ha})cn en runderen, en zilver en goud en knechten en maagden en kemeleu en ezelen." Ook werd Isaak, de zoon van Abram, door don Ileere gezegend, hetgeen wordt vermeld in Gen. .2(5 vs. 1.2—14, //En Isaiik zaaide in datzelfde land en vond in datzelfde jaar honderd maten, /ra//f de llcc/w -('//ci/dc l/c/i/ — en hij had bezitting van runderen en groot ^G'/AW, ::(jü(/af c((' Fi/i^f/j//('// l/c///
fjC)//j(/(/c//."
Voorts vindt men in Gen. 39 vs. 5, //En het geschiedde . . . dat de Ileere des Egyptenaars huis zegende, om Josefs wille, ja de zegen des Ileeren was in alles dat hij had in het huis en in het veld", en deze zegen straalde terug op Josef zelf, zooals blijkt uit Gen. 39 vs. 3 en 4, //Als nu zijn (JOSKFS) Ileere zag, dat de Ileere met hem (MET JOSEF) was . . . — zoo vond Josef genade in zijne oogen, en diende hom ; en hij stelde hem over zijn huis, en al wat hij had gaf hij in zijne hand." Do "-eschiedenis van Salomo zal u ook wel niet geheel onbekend zijn. Zijne wijsheid is zelfs spreekwoordelijk en hij had deze van den Ileere ontvangen (2 Kronieken 1 vs. 12). Xiet iedereen wordt door den Ileere daarmede gezegend en verschil in wijsheid zal evenals verschil in rang en stand, blijven bestaan tot aan het einde der aarde. Dat Salomo zeer rijk was behoef ik u ook niet mede te declen, want dat is u reeds lang bekend, maar ik wil u er even oj) wijzen, dat Salomo ook zijne rijkdommen c(/// dci/ Jlccir l/ccft (jckrci/cr/, want 2 Kronieken 1 vs. 12 zegt: de wijsheid en de wetenschap is u gegeven ; daartoe zal //• (DE IIEERE) // /-/jh/o/// c// ccrc //cvc//, zooals geene Koningen die voor u geweest zijn gehad hebben, en na u zal dergelijke niet zijn."
__ l i
.„
Ook het Xicuwc Testament maakt melding van personen, waarvan men niet kan veronderstellen dat zij linnne bezittingen op oneerlijke wijze hebben verkregen. Of meent gij, dat ^S'icodemus, als een Overste der Joden (Joh. 3 VS. 1) arm zou zijn geweest en dat hij de speeerijen (honderd ponden gewicht), om daarmede het lichaam van den Zaligmaker te balsemen (Joh. 19 vs. 39) heeft gestolen ? Volgens Mattli. 27 : 57 was Josef van Arimathéa een rijk man en nu vraag ik u of gij moogt beweren, dat //// zijne bezittingen op oneerlijke wijze heeft verkregen en dat hij diefstal pleegde, door die bezittingen in })rivaat-eigendom te houden, terwijl Marcus 15 vs. 4-3 van hem zegt, dat hij was een cerlijlx Raadsheer, die ook z'elf licl Koiiiiikrijk Godx vcr'irdcJileiide. iroH. Ik heb u dan uit den Bijbel aangetoond, d(if iitcn, onder den zei/cii dcfi JIccren, op eerlijke irijze, rijk en zelfs zeer rjk kan trorden en als C'hristen (die den Bijbel beschoiiwt als Gods Woord) kunt gij dit niet tegenspreken en daarom moet gij afstand doen van uwe stelling, dat eigendom diefstal is. En nu ga ik over tot het derde en laatste gedeelte van mijn brief en schrijf ik u iets over A I. L E R L E I. Er komen in den Bijbel verschillende verhalen, mcdedeelingen en uitspraken voor, die door sommige aanhangers der Sociaal-Democratie worden /;//.s-bruikt om daardoor een schijn van waarheid aan hunne redeneeringen te geven en om het te doen voorkomen als of de Bijbel hun streven goedkeurt, of ook om Christenen, die (even als Josef van Arimathéa) tot de bezittende klasse behooren, in een valsch daglicht te stellen. Enkele daarvan wil ik eens met u bespreken. In Matth. 19 vs. 10 en v k . wordt verhaald, hoe iemand tot den Ileere Jezus kwam en vroeg : //Goede ]\lecster, wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe" en
12 — dat liij na cciiig heen en weer praten tot antwoord kreeg : ,/Zoo gij wilt volmaakt zijn, ga henen, verkoop wat gij hebt on geef het den armen, en gij znlt oenen schat hebhen in don hemel; en kom herwaarts, volg mij." Hieruit heeft men wel afgeleid, dat men, alvorens C-hristen te kunnen zijn, zich van alle aardsche bezittingen moet ontdoen en die aan de armen moet geven, zoodat dus iemand, zoolang hij rijk is, geen Christen is. Om u de onjuistheid hiervan aan te toonen verwijs ik u naar Josef van Arimathéa en ^Nicodemus, die Christenen wai'en, niettegenstaande iiunnen rijkdom — en ik ben er van overtuigd, dat, als het voor u eens o}) Hlcrceii aankomt, gij wel in hunne ])laats zoiult willen staan. Maar ook wijs ik u er op, hoe de//rijke jongeling," zooals uit zijne vraag blijkt, door icin (/ocdx te doen het eeuwige leven wilde rcrdiciicn. Dit rcrdiciioi van het eeuwige leven is nu echter eeno onmogelijkheid, want do Ileere Jezus is alléén de Weg, de Waarheid en het Leven en niemand komt tot den A'adcr dan door Hem en Hij nuiakt do m^nschcn zalig uit (/n/ade door het geloof en ///>/ om hunne werken. En om nu aan den //rijken jongeling" te doen gevoelen dat men het eeuwige leven niet kan verdienen, stelde de Heerc Jezus hem een eisch, die den jongeling te zwaar toescheen, waardoor hij zich van al zijne goederen zou moeten ontdoen, en dan was hij er nog niet, want dan staat er : //kom herwaarts, volg mij." Een nicnsch kan zich met alle schatten der aarde gcene plaats in het Koninkrijk der Hemelen koopen, want do niensch wordt 011/ niet en alleen //// (jcnade behouden. Dit blijkt ten duidelijkste uit Efeze 2 vs. S en 9, //Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is CJods (/(trc .• — iiicl uit de werken, opdat nienunid roenie." Is het ook niet opmerkelijk, dat de vraag //Wat moet ik doen om zalig te worden ?" volgens den l^ijbel, door verschillende personen en oj) verschillende plaatsen en tijden,
— 13 — is gedaan en dat er bij de bcaiiüvoovdiiig van die vraag — behalve in het zooeven behandelde geval — nooit meer ges})roken wordt van het verkoo])en van bezittingen ? Volffens Lukas 10 vs. 25 deed ook een zeker Wetgeleerde deze vraag en als antwoord volgde de gelijkenis van ,/den barinhartigen Samaritaan" en het eindbevel was niet //Verkoop alles wat gij hebt," maar irel ,/Ga henen en doe gij desgelijks." Toen de schare in den tempel aan de Apostelen vroegen: ,/Wat znllen wij doen, mannen-broeders" was het antwoord : ,/Bekeert n en een iegelijk van u \v()]'de gedoopt in den naam van Jezns CJhristns tot vergeving der zonden" (Hand. .2 vs. 37 en 38). Toen de gevangenbewaarder aan Paulus en Silas deze vraag stelde, was het antwoord : //Geloof in den Ileere Jezns en gij znlt zalig worden" (Hand. 10 VS. 29, 30 en 31). En nn nog een enkel woord over de gemeenschap van goederen, die in Iland. 2 vs. 44 en 45 wordt genoemd en waardoor gij meent, dat de Sociaal-Democratische gemeenschap wordt gchnldigd. Lees eens wat daar staat, dan vindt gij daar : //En allen, die geloofden, waren bijeen en hadden alle dingen gemeen ; — en zij verkochten hnnne goederen en have en verdeelden dezelve aan allen, naar dat elk van noocle had." Indien heden ten dage, door eene vernienwdc Staatsinrichting, alle goederen gemeen werden gemaakt en elk menscli daaruit naar zijne behoefte werd onderhouden, dan zoudt gij zeggen : //Zie zoo 1 nu zijn wij er" en gij zoudt meen en dat de menschheid was wedergekeerd tot den in deze verzen bedoelden toestand. Maar gij zoudt u dan ilccrlijk vergissen, want de hoofdzaak ziet gij geheel voorbij. Er wordt toch in deze verzen alleen gesproken over eene gemeenschap van goederen tusschen fjc/oorn/e// en de Sociaal-Democratie verlangt naar eene gemeenschap van goederen tusschen . . . ik zou bijna zeggen o;/Q;eloovio;on, maar ten minste tusschen menschen van alle richting en kleur.
— 14 — Dat do gcuieciiscliajj van goederen, zooals die onder de eerste ('liristenen bestond, niet blijcewl zou zijn, luidden zijzelven wel kunnen vo()rs])ellen, want die kon alleen bestaan zoolang er slechts weinige Christenen Avaren, die dicht bij elkander woonden, en het ('hristondoni is van den beginne bestemd geweest om over de gelieole wereld te worden verspreid. Ook nu)ct ik u nog wijzen op een tweede verschil tusschen de gemeenschap van goederen der eerste Christenen en die welke de Sociaal-Democraten verlangen. De gemeenschap van goederen, tusschen de eerste Christenen, was geheel rrijirillig en de gemeenschap, die door de SociaalDemocratcn wordt verlangd, zou niet anders zijn dan ecne (/('(!icoii(/('iie, door wetten verordend en bekrachtigd. Dat de gemeeuscha}) van goederen tusschen de eerste ('liristenen, geheel vrijiriUi(/ was en dat (/een liuimcr cerplicht vcrd daaraan deel te nemen, bewijs ik u uit Hand. 5 vs. 1 tot en met 10, waarvan ik alleen het eei'ste gedeelte overneem. Er staat: //Een zeker nuui met name Ananias, met Sattira zijne vrouw, verkocht een have, — en onttrok van den prijs, ook met medeweten zijner vrouw, en bracht een zeker deel en leide dat aan de voeten der Apostelen. — En Petrus zeide : //Ananias, Avaarom heeft de satan uw harte vervuld, dat gij den Heiligen Geest liegen zoudt en onttrekken van den prijs des lands ? — Zoo het gebleven was, bleef het niet uwe, en verkocht zijnde, was het niet in uwe nuicht ? Wat is het dat gij deze daad in uw hart hebt voorgenomen ? Gij hebt den menschen niet gelogen, maar Gode. — En Ananias deze woorden hoorende viel neder en gaf den geest." Kan men nu uit dit verhaal afleidon, dat Ananias vcrjjViclif was om don (/clieclcu koopprijs aan de Apostelen af te geven en dat hij wegens het niet-nakomon dezer verplichting met den dood werd gestraft ? Volstrekt niet, want Petrus zeide : //Zoo het gebleven was, bleef het niet uwe en verkocht zijnde, was het niet in uwe uuicht V" of met andere wocmlen //Wij hebben u niet bevolen
— 15 — het goed te verkoopeu cii als gij het niet hadt verkocht, dan was het uw eigendom gel)leve]i en wij zouden niets daartegen hebben gehad. En nu gij liet wel verkocht hebt, waart gij niet verplicht om iets van den koopprijs tot ons te brengen." Ananias werd dus niet met den dood gestraft, omdat hij niet den gcheelcn koo})prijs aan de Apostelen bracht, iiianr o)iidaf /lij, dcehh een fjedeelie breiifjciidc, roorf/af den gelieeleii koopjjriJH af Ie, nfaaii en dit was ecnc Iciif/cii en die Iciifjeii 'im-^ zonde en die zonde werd gestraft. Daarom viel Ananias dood neder toen l^etrus tot hem zeide : ,/Gij hebt den nicnschen niet f/e/of/e/t, maar Gode." Zijt gij dit niet met mij eens ? Ook had geen enkel mede-Christen van Petrus het recht om te rorderej/, dat ten zijnen behoeve, of ten behoeve der //gemeenschap", iemand anders van zijne goederen afstand zou doen, want zoowel Petrus als zijne mede-Christenen zouden, door dit te doen, gezondigd hebben, omdat de wet zegt: ,/Gij zult niet begeeren uws naasten huis, gij zult niet bcgeeren uws naasten vrouw, noch zijnen dienstknecht, noch zijne dienstmaagd, noch zijnen os, noch zijnen ezel, noch ief.s' dat uws naasten is" (Exodus .20 vs. 17. Zie ook Dcut. 5 VS. 21). Ook door het Xieuwe Testament is het bef/eere// van eens anders goed als zvi/de gebrandmerkt, want Paulus zegt in Rom. 7 vs. 7, //want ook had ik de /je//eerlljk/ieid niet geweten ZONDE TK ZIJN, indien de wet niet zeide : Gij zult niet begeeren." Daarom -onddjeit dan ook de Sociaal-Democraten als zij, tegen deze waarschuwingen in, toch begeeren om huizen, landerijen en andere zaken, die aan hunne naasten in eigendom behooren, te onteigenen en in ,/hunne gemeenschap" te brengen. In geen geval kan dit streven in overeenstemming zijn met de leer des Bijbels en daarom kunnen Christenen zich niet met dit streven vcreenigen. Maar ook in andere opzichten kunnen de Christenen niet
1 I ,; *~
|i
[ .^, \, w
^ I i' *' I ! H , I
)
:'•
medogaaii mot de Sociaal-Dcinocratic, want zij nioctcii hun Koning ccrcn on aan do over hen gcstchlc machten onderdanig zijn, onuhat deze door (Jod zijn daargcstckl en geordineerd, terwijl de Sociaal-Democraten liefst alle Vorsten en machten, .
.
.
.
zoo spoedig mogelijk aan den dijk zoudon willen zetten. En waarom willen zij dit ? Oiin/af zij ///(>/ f/clooccj/, dat al deze machten door God zijn geordineerd. En waarom zijn zij niet tevreden mot het privaat-bezit, zooals dit thans bestaat ? Onnlal zij niet f/cloorc//, dat alle eigendommen door God zijn uitgedeeld en dat Hij de macht heeft om ook aan ieder hunner alles te geven Avat zij noodig hebben. Hot is dus ongeloof — dat iiooH met het Christendom kan worden vereenigd — waaruit de Sociaal-Democratie ontstaat, en het is hot oiif/cloof waardoor zoo tallooze arme, hulpbehoevende menschen hunne nooddruft zoeken op allerlei j)laatson en langs allerlei wegen - - ook langs dien der Sociaal-Democratie — terwijl zij er niet aan denkou, om hetgeen zij noodig hebben af te smooken van Ilom, die do Schepper is van hemel on aarde, die alles kan geven aan ieder die bidt en zonder wiens wil zelfs geen muschje ter aarde valt (zie Lucas 1.2 vs. G, 24., 27 on 28, maar lees vooral ook vs. 31 en vergeet niet om daarmede te vergelijken Matth. G VS. 33). Waarlijk, indien er eens wat macr werd (/c.hndeit en wat minder gevloeid — indien eens (iHe vervloekingen, waarbij de menschen Gods verdoemenis over zich inroepen, werden vervangen door enn^tif/e gebeden om hulp en ontferming, dan zou do wereld er anders uitzien dan thans on de SociaalDemocratie zou van de aarde cerdirijneii ! liet Christendom en hot bidden vloeien voort uit het geloof en de Sociaal-Democratie en hot vloeken vloeien voort uit o/;geloof, zooals ik u roods heb aangetoond. Tusschen geloof en ongeloof is echter, ten eenenmalo, goenc brug te slaan en daarom is hot Cl/rislendoni, dat
17 — • zich viistklcuit aan het gek)of, luct de Sociddl-Dciuor-rfüic, die O]) ongeloof gegrondvest is, rolnlrckl oiniTcciiii/hfidr. Xa n dit te heb1)en aangetoond /on ik mijn brief knnnen beëindigen, niaav ik -wil dit niet doen zonder u er oj) gewezen te hebben hoe God, onder (illc omstandigheden voor de zijnen kan zorgen en het goed met hen kan maken, zoodat iemand, die in TIeni gek)oft en zich ten rollc aan Hem toevortromvt, zich niet in de broze, door .AiKXScnKX gemaakte hnlk der Sociaal-Democratie behoeft te begeven, om do levenszoc over te steken. Lees eens Exodns 10 vs. II tot en met 15 en zie hoe de ITcoro, zelfs in de woestijn, het geheele leger der Israëlieten van voedsel en zelfs van vleesch voorzag, en wees verzekerd dat Zijne arm nog niet is verkort. Verplaats n eens, in gedachte, te Isabel ten tijde van Daniël. Daar stond toen een vurige oven en het vnnr daarin werd opgestookt, zooals nog nooit te voren. De knechten des Oeeren, Sadrach, Mcsach en Abednego werden geboeid en in dien vnnrpocl gewor])en - - maar zelfs geen haar van hnnne hoofden -werd verbrand en ongedeerd kwamen zij weder, want God had hen bewaard (Dan. 3 vs. 13 tot en met 2(5). In dien tijd Avas er, te Babel, ook een knil met Icenwcn on Daniel werd daarin geworpen, maar de Ileere, die ook de leenwen heeft geschajjcn en die daarom de macht heeft hen te bedwingen, bewaarde Zijn knecht Daniel, zoodat hij zonder letsel bleef (Dan. (i vs. 17 tot en met .24). Toen David vluchtte voor zijn koning - - voor Saul, die hem ten onrechte vervolgde - - (1 Sam. .20 vs. 5 en vlg.) gebeurde het eens dat Saul lag te slapen in den wagenburg en dat Abisai tot David zcide : „God heeft heden, uwen vijand in uwe hand besloten : laat mij toch hem nu met de spies eenmaal ter aarde slaan, en ik zal het hem niet ten tweeden nude doen," en dat David daarop antwoordde: ,/A"erderf hem niet; want wie heeft zijne hand aan den gezalfde des Heercn geslagen en is onschuldig gebleven ?"
— 18 — David doodde Saul niet, inaar liet hein vrij, op gevaar af van zelf door hem te worden gevangen genomen, omdat hij niet wikle zondigen, maar vertrouwde op den Ilcere, die hem had l)ek)of(l dat hij, na (kn dood van Sanl, Koning over Israel zou zijn. En de Ileere heeft David ook Koning gemaakt, niettegenstaande alle vervolgingen van Saul. Weet gij ook niet, dat Elia de Tishiet, op bevel des Heercn, verblijf hield aan de beek Krith, dat hij het water uit de boek dronk en dat de Ileere hem dagelijks brood en vleesch deed toekomen door middel van raven? Ook werd het meel van de kruik niet verteerd en de olie van de flesch ontbrak niet, toen Elia later, op bevel des Heercn, zijnen intrek had genomen ten huize van eene weduwe, hoewel zij dagelijks van dat meel en van die olie gebruik maakten (1 Kon. 17). Lees eens Mattheus 14 vs. 14 tot en met .21, waar ons wordt verhaald hoe de Ileere Jezus, met vijf broeden en twee visschen eene schare van meer dan vijfduizend mensclien verzadigde. Is dat niet onbegrijpelijk ? Maar toch is God machtig zulks te doen. ]\Iaar nu zal bij u de vraag oprijzen: ,/Waarom worden dan tegenwoordig de menschen niet moer op dergelijke wijzen door don Ileere geholpen ?" en daarom zal ik u eens zeggen, wat ik daarvan denk. Ik ben er van overtuigd, dat de Ileere nog steeds voortgaat met de menschen — en wel in de eerste plaats de geloovigen — te helj^en en te zegenen en dat Ilij daartoe middelen gebruikt, die, of door hunnen groeten eenvoud, of door hunne bijzondere ingewikkeldheid, in den i'egel niet worden opgemerkt en meestal slechts alleen worden Avaargenomen door hem of haar, die geholpen en gezegend wordt, maar ook aan de geho]j)en en gezegende personen ontgaat het maar al te vaak, dat het c/e Ileere is, die hen heeft gezegend en geholpen. En indien er tegenwoordig minder //wonderen" geschieden dan voorheen, dan ik dit kanaan geen andere oorzaak toeschrij-
19 von dan aan die, waardoor de TTeere Jezus verhinderd werd vele //Wonderen" te doen in Zijn vaderland. „En Hij heeft aldaar niet vele krachten gedaan vanwege hun oin/c/oof (Matth. 18 VS. r^^)." En nu eindig ik dezen brief, hopende dat gij — ook daardoor — er toe zult mogen komen om u los te scheuren uit de armen der Sociaal-Democratie, om het ('hristendom van ganscher harte te ondielzen en dat gij, in het vervolg aJ/es alléén van God verwachtende, rijkelijk door Ileni zult worden gezegend. Terwijl ik u dit van harte toewensch noem ik mij AQUJI.A.
•••i
t5
r-I*'.
'=r«^^^^» p
*>w5"