IS S O jaarboek 2 0 0 5 - 2 0 0 6
C olof on
KENNISINSTITUUT VOOR DE INSTALLATIESECTOR
Uitgave
ISSO, Kennisinstituut voor de installatiesector
Redactie
Mw. A. Pijpers Dhr. P.P.H. ‘t Lam Mw. E. Kok, Talpa teksten
- hoofdstuk 1 actueel Vormgeving en layout
Stijlmeesters ISSO
Druk en advertentieacquisitie
Elma Edities b.v. Keizelbos 1 1721 PJ BROEK OP LANGEDIJK telefoon 0226-331600 e-mail
[email protected]
ISSO en degenen die aan de samenstelling van dit jaarboek hebben medegewerkt, hebben een zo groot mogelijke zorgvuldigheid betracht bij zowel het verzamelen als bij het verwerken en opstellen van de in dit jaarboek vervatte gegevens. Nochtans moet hier niet worden uitgesloten dat dit jaarboek onvolledig is of dat zij onjuistheden of onvolkomenheden bevat. Degenen die van dit jaarboek en daarin vermelde gegevens gebruik maakt, aanvaardt dan ook daarvoor zelf het risico.
ISSO en degenen die aan de samenstelling van dit jaarboek hebben medegewerkt, sluiten iedere aansprakelijkheid uit voor zowel schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van deze gegevens als schade welke zou kunnen ontstaan als gevolg van de onvolledigheden, onjuistheden of onvolkomenheden van dit jaarboek. Voor aanvullingen, correcties etc. houden wij ons ten zeerste aanbevolen.
Niets uit dit jaarboek mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, getransformeerd tot software en of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Bestuur van ISSO.
© september 2005, ISSO, Rotterdam
ISSO jaarboek
2
ISSO jaarboek
Inhoudsopgave Pagina Colofon Inhoudsopgave Voorwoord
3 5 7
Hoofdstuk 1 AC T U E E L Europese prestatienormen zijn zeer nabij Onderhoud en Beheer Hoofdstuk 2 I S S O - PR O J E C T E N Lopende en voorgenomen projecten ISSO contacten ISSO Internationaal Hoofdstuk 3 I S S O - D I E N S T E N ISSO Toezendservice ISSO ThemaTech ISSO Digitaal Hoofdstuk 4 I S S O - PU B L I CAT I E S De normatieve waarde van ISSO Publicaties Totstandkoming producten ISSO uitgaven Te verwachten ISSO publicaties Prijslijst Hoofdstuk 5 I S S O - A LG E M E E N Doelstelling en missie ISSO Functies Werkwijze ISSO Begunstigers Hoofdstuk 6 I S S O - K E N N I S OV E R D R AC H T Instructiebijeenkomsten Symposia/congressen Vakbeurzen ISSO en publiciteit ISSO Info Hoofdstuk 7 I S S O - O R G A N I S AT I E S T R U C T U U R Bestuur Raad van Begeleiding Bureau
L I J S T VA N A F KO R T I N G E N A DV E R T E E R D E R I N D E X
2004 - 2005 2005 - 2006
3
13
Voor woor d
I n s t a l l a t i e b e d r i j v e n m o e t e n m e e r ke n n i s h e b b e n
nars, instructiebijeenkomsten en dergelijke. Ook daarbij wordt intensief samengewerkt met de diverse organisaties zoals de branche-organisaties Uneto-VNI en ONRI, de personenvereniging TVVL, fabrikantenorganisaties zoals Vereniging Huis en Klimaat, Stichting HR-Ventilatie, VLA, LUKA e.d. Met steun van en in overleg met het Opleidingsfonds (OTIB) wordt er ook hard gewerkt aan de kennisimplementatie bij het MBO onderwijs. Het project HOI, de ontwikkeling van de e-learning modules en de lesmateriaalontwikkeling voor noodverlichting zijn voorbeelden dat de sector haar best doet om de beschikbare kennis, op snelle wijze, zowel bij het reguliere- als het applicatie-onderwijs in te brengen. Bij deze projecten waarover u verder in het Jaarboek meer kunt lezen wordt onder andere samengewerkt met diverse MBO en HBO onderwijsinstellingen, Kenteq, TVVL e.d.
Uit het door Bouwkennis uitgevoerde onderzoek “Klimaatmonitor 2005” blijkt dat de installatiebedrijven meer kennis moeten hebben. De toepassing van steeds meer geavanceerde elektronica in de installatietechniek dwingt de installateur tot meer kennis van zowel de werktuigbouwkundige als van de elektronica kant. Ook ontwikkelingen als de Europese prestatienormen en verbreding van Onderhoud en Beheer waarover u verder in dit Jaarboek kunt lezen noodzaken de installatiesector tot verbreding en verdieping van de aanwezige kennis. Vo o r i n n o v a t i e ; ke n n i s i n d e p r a k t i j k b r e n g e n
Nederland heeft hooggekwalificeerde mensen nodig die de kunst verstaan kennis in de praktijk te brengen luidt de stelling van de voorzitter van de HBO-raad (Doekle Terpstra). Vooral het hoger beroepsonderwijs wordt volgens hem de sector waar we het voor de economische ontwikkeling van Nederland van zullen moeten hebben. Hogescholen zijn samen met het MKB een belangrijke schakel in het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid, nieuwe producten en welvaart. Als je kennis en praktijk combineert dan creëert dat nieuwe producten, concepten en ondernemingen.
N i e u w e t e c h n i e ke n e n i n n o v a t i e
In opdracht van en in samenwerking met Senter/ Novem besteedt ISSO veel aandacht aan het opstellen van praktijkrichtlijnen voor nieuwe en duurzame technieken. Technische ontwikkelingen bij warmtepompen, koude opslag, acquifers, warmtewisselaars, betonkernactivering etc. worden nauwlettend gevolgd. Voor de adviesbureaus en de installatiebedrijven wordt bij de kennisoverdracht veel opgetrokken met de respectievelijke branche-organisaties ONRI en Uneto-VNI. In oktober 2005 vindt het eerste ISSO-najaarsoverleg plaats. Een bijeenkomst waarbij met de bestuurders binnen ISSO en aanpalende organisaties van gedachte zal worden gewisseld over de komende trends in de bouw- en installatiesector en de rol van ISSO in dat geheel.
I S S O, h e t ke n n i s i n s t i t u u t v o o r d e i n s t a l l a t i e s e c t o r
“Kennis is macht” luidt het gezegde; ISSO heeft daar de afgelopen jaren een eigen interpretatie aangegeven met “Kennis is kwaliteit” en “Kennis is een beter bedrijfsrendement” Met normatieve technische richtlijnen aangevuld met praktische handleidingen (zoals bijv. de Kleintjes water, warmteverlies, etc.) houden wij de sector op de hoogte van de laatste technische ontwikkelingen. Om die kennis te borgen wordt veel samengewerkt met andere belangenorganisaties. Voor technisch juiste beoordelingsrichtlijnen bij de diverse certificeringstrajecten bijvoorbeeld met de Stichting Kwaliteitsborging Installatiesector (KBI), Voor garanties voor goede technische installaties bij nieuwbouwprojecten van woningen bijvoorbeeld met het Garantie Instituut Woningbouw (GIW).
Systeemintegratie
In het vorig jaarboek is uitgebreid stilgestaan bij de noodzaak van systeemintegratie. Het effect van meer betrokkenheid van de medewerkers, het verminderen van de faalkosten, de snellere opname van innovatieve ontwikkelingen, het MKK instrument en dergelijke is daarbij aan de orde gekomen. Een belangrijk element is ook de samenwerking met de andere partijen in het bouwproces. Ongenoemd kan dan ook niet blijven de samenwerking van ISSO met SBR op het gebied van een gezond binnenmilieu, vloerverwarming, brandveilige doorvoeren etc. Wij hopen daarmee dat het ten
ISSO en educatie
Een belangrijk onderdeel voor het sneller toepasbaar maken van die kennis is de kennisoverdracht via semi-
ISSO jaarboek
4
ISSO jaarboek
aanzien van dit onderwerp niet alleen bij woorden blijft maar ook tot daden leidt. ISSO blijft de integratie actief nasteven. Internet en automatisering onmisbaar in communicatie
Het staat buiten kijf dat het internet als informatiebron steeds belangrijker wordt. Vanzelfsprekend geldt die informatiebehoefte ook voor de kennis uit de ISSOpublicaties. ISSO is in 2004 gestart met ISSO-Digitaal een internetsite waarbij de abonnees op interactieve wijze de publicaties kunnen raadplegen. Het basisabonnement biedt tevens de mogelijkheid de Toolbox te raadplegen voor checklisten, hulp-rekenprogramma’s en dergelijke. ISSO-Digitaal geeft unieke mogelijkheden om binnen de bedrijven de ISSO-kennis voor een ieder op iedere plaats en op ieder tijdstip te raadplegen. Via samenwerking met BRIS Warenhuis is koppeling met de NEN-normen en het Bouwbesluit mogelijk. Ook de rekenprogramma’s van Bink en VABI hebben via ISSO-Digitaal links met nuttige helpteksten uit de ISSO-publicaties. In de tweede helft van 2005 zal ook de ISSO-site worden gemoderniseerd. Het vinden van informatie, bestellen van artikelen, aanmelden voor bijeenkomsten is sterk vereenvoudigd. Heeft e-mail als communicatiemiddel de post al verdrongen (en het de postzegelverzamelaars al moeilijk gemaakt) de toename van informatie via internet zal zeker verder blijven toenemen. Het raadplegen of downloaden van de vergaderstukken via de website is daarvan een goed voorbeeld. Waarom dan toch nog dit jaarboek? Uit het vorig jaar gehouden onderzoek blijkt dat de ISSO relaties niet voor drukwerk of digitaal kiezen maar prijs stellen op “en”, beide producten dus. Wij geven graag gehoor aan deze wens en bieden u hiermee met plezier dit jaarboek aan. Op www.isso.nl is ook de digitale versie te raadplegen. P.P.H.’t Lam
2004 - 2005 2005 - 2006
5
1. Ac t ue el
Eur op es e pr es t at ieno r m en zijn ze er nabij De grootste revolutie na de EPN, wordt het wel genoemd. De implementatie van de EPBD is in volle gang. Deze Europese richtlijn beoogt inzicht te krijgen in de energieprestatie van gebouwen via het Energieprestatiecertificaat. Het uiteindelijke doel hiervan is CO2-reductie, energiebesparing, zekerheid van energievoorziening en leveranciersonafhankelijkheid. Voor Nederland betekent het vooral dat nu ook bij de bestaande bouw energieprestatiecertificaten en inspectieverplichtingen worden geëist. Dit biedt tevens grote kansen voor de installatiebranche.
Zoals vermeld is het grootste verschil vergeleken met de EPN, dat de EPBD eveneens geldt voor de bestaande bouw. Hans van Eck: “Natuurlijk is het belangrijk om nieuwbouw energiezuinig aan te pakken. Maar als je alleen al naar Nederland kijkt: er worden momenteel tussen de 60- en 70.000 woningen gebouwd; wat gebeurt er met de miljoenen huizen die er al staan? De EPDB zorgt er onder andere voor dat daarvan de energieprestatie in kaart wordt gebracht. Vergelijk het met de energielabels voor witgoed.” Koelkastlabel bestaande bouw
De EPBD oftewel de ‘Energy Performance Buildings Directive’ is ontstaan naar aanleiding van het verdrag van Kyoto. Alle 25 leden van de Europese Unie confirmeren zich om de komende jaren de nodige maatregelen te nemen die leiden tot verminderd energiegebruik. Als handleiding gelden uniforme richtlijnen die op dit moment door de lidstaten in elkaar worden gezet. Sommige regels gaan in per 2006, geen wonder dat er zeer hard aan de weg wordt getimmerd. Hans van Eck die namens Senter/Novem de operatie coördineert, is er niet rouwig om. “Kijk bijvoorbeeld naar de Nederlandse situatie. Ondanks onze gasvoorraden zullen we voor onze energievoorziening binnen nu en vijftien jaar voor zo’n zestig procent afhankelijk zijn van het buitenland.” Met de nodige nationale wetgeving al achter de hand (EPN/EPC, EPA), is de implementatie voor Nederland eenvoudiger dan die van met name de nieuwe EUlanden. Voor hen geldt het grote voordeel dat ze in een razend tempo hun energiebelasting zullen verminderen. ISSO-directeur Jaap Hogeling, tevens voorzitter van de coördinerende CEN-werkgroep die zich met het opstellen van CEN-normen bezighoudt licht toe dat het gebruik van deze CEN-normen uiteindelijk goedkoper zal zijn dan in het geval dat alle 25 lidstaten er een eigen technische invulling aan geven. “Het vereist wel dat de normen goed toegankelijk zijn, transparant, eenduidig, objectief, handhaafbaar en voor alle Europese regio’s inzetbaar. Dit leidt dan bijna vanzelf tot een uitgebreidere set normen. Dit behoeft voor Nederland niet direct een probleem op te leveren. Voor de meest essentiële normen hebben onze deskundigen een belangrijke bijdrage geleverd.”
De EPBD omvat twee grote segmenten. Om te beginnen is er de berekening van de energieprestatie. Er wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van bestaande beleidsinstrumenten. In Nederland geldt daarvoor voor de nieuwbouw de EPN (Energie Prestatie Norm) met de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) als meetbare uitkomst. Voor de bestaande woningen spreken we van het Energie Prestatie Advies (EPA), te bepalen in de EI (Energie-index). Het uitgebreide EPA-advies was en blijft vrijwillig maar het bepalen van het Energieprestatiecertificaat (het label) maar het daarbij behorend beperkt advies wordt straks een wettelijke verplichting. Dit houdt onder andere in dat er vanaf 2006 bij transactiemomenten - dus als er nieuwe bewoners komen - een Energieprestatiecertificaat dat niet ouder is dan tien jaar moet worden overlegd. Dit certificaat moet door een volgens de BRL 9500 gecertificeerd bedrijf zijn opgesteld. De opstelling van deze BRL zal dit najaar worden afgerond. Bedrijven die zich op deze markt wensen te begeven, kunnen zich daarna laten certificeren. Certificerende instellingen houden zich op hun beurt bezig met de toetsing van deze bedrijven. Ze geven onder toezicht van de Raad van Accreditatie aan dat deze bedrijven voldoen aan de eisen van de BRL 9500. Verder zal er een overgangsregeling van toepassing zijn voor gebouwen die jonger zijn dan tien jaar en voor bestaande woningen met een EPA die na 1 juli 2002 door een BRL 9502 gecertificeerd bedrijf is afgegeven. Het is dus allemaal zeer kort dag. Een stellige Van Eck: “Begin 2006 ligt de instrumentatie er om mee te werken. Dus zal al volgend jaar de EPBD in werking ISSO jaarboek
6
ISSO jaarboek
treden. Indien mogelijk in z’n geheel of anders in delen. We willen toch ook niet het braafste jongetje van de klas zijn en hebben daarom voorzichtigheidshalve een uitsteltermijn van drie jaar aangevraagd. Daarvan zullen we echter alleen gebruik maken als we te maken krijgen met capaciteitsgebrek. Dit zal dan ook enkel gelden voor bepaalde doelgroepen; verder zal de verplichting zeer zeker direct per 1 januari 2006 ingaan.”
bouw. Er is nog een discussie gaande voor welke gebouwen dit is bedoeld maar waarschijnlijk zal de grens liggen bij al dan niet voor het publiek vrij toegankelijke gebouwen, verwacht Hans van Eck. Hij hoopt dat de marktwerking sturend zal zijn voor een zo positief mogelijke score. S t a n d v a n z a ke n
De meeste landen, waaronder Nederland, hebben aangegeven de Europese CEN-normen vóór 2010 in de wetgeving te gaan aansturen. In de overgangsjaren gebruiken veel landen hun bestaande, vaak reeds op basis van de huidige normconcepten verbeterde methoden. De Europese normen worden op dit moment voorbereid door diverse technische commissies (CEN-TC’s). Ze richten zich respectievelijk op: thermische eigenschappen; ventilatie voor gebouwen; daglicht en verlichting; verwarmings- en AC-systemen; en gebouwautomatisering. De coördinerende, overkoepelende commissie wordt voorgezeten door ISSO in de persoon van directeur Jaap Hogeling. Vanaf april dit jaar publiceert de CEN de concepten (prEN’s) van de ruim 40 normen die onder dit EU-mandaat vallen. In totaal betreft het meer dan 2000 pagina’s waarvan vele ingaan op niet normatieve, toelichtende bijlagen. Deze prCN’s lagen voor een periode van vijf maanden ter kritiek. De komende tijd zullen de nationale commentaren worden verzameld. NEN zal de Nederlandse kritiek met stemresultaat indienen. Nadat de CEN-TC’s alle kritiek hebben ontvangen, wordt deze verwerkt. In de loop van 2006 met een uitloop naar 2007 zullen alle normen voor formele eindstemming worden gepubliceerd. Bij voldoende positieve stemmen zullen ze daarna van kracht worden. De praktijk verloopt niet vlekkeloos, erkent TNO wetenschappelijk medewerker Marleen Spiekman, tevens CEN-rapporteur. Ze geeft aan dat de TC’s met behulp van een ‘umbrella document’ hebben getracht om een samenhang tussen al deze normen aan te brengen en zichtbaar te maken. “Zeker gezien het EU-verband is dat niet altijd eenvoudig.” Als het over stemmen gaat, heeft Nederland voor slechts 3,8 procent inspraak. NEN-man Arie de Jong, verantwoordelijk voor de Nederlandse inbreng van bijna alle EPBD-normontwerpen annex secretaris van de Europese werkgroep die de EPBD-normontwikkeling coördineert, relativeert dit percentage. “Duitsland bezet ook maar 9 %. Als 71 % van de stemmen positief is, wordt het voorstel aangenomen. En bedenk dat wij met de EPN over een goede voorloper beschikken!”
Keuringen
De tweede pijler houdt in dat tussen 2007 en 2010 alle airco’s boven 12 kW, alle niet-gasgestookte cv-ketels vanaf 20 kW, en alle gasgestookte ketels boven 100 kW met bijbehorende installaties periodiek op hun energiezuinigheid dienen te worden beoordeeld. Hetzelfde geldt voor alle verwarmingsinstallaties die ouder zijn dan vijftien jaar. Dit laatste betreft een éénmalige signaleringskeuring zonder verplichting voor de eigenaar om er iets mee te doen. De eerder genoemde keuringen zullen wel periodiek moeten plaatsvinden, afhankelijk van de ketelgrootte om de twee tot vier jaar. Voor al deze keuringen is een andere certificatie nodig dan voor het EPA. Hans van Eck: “Het is dus aan de installateur om te wijzen op eventuele tekortkomingen of dat de ketel misschien te groot is geworden voor een optimaal rendement omdat de isolatie van de woning is toegenomen. Deze onafhankelijke advisering zal in veel gevallen leiden tot vervanging of aanpassing van installaties en dus voeren naar verdere energiebesparing.” Ve r d e r e m a a t r e g e l e n
De EPBD geeft de mogelijkheid om voor zowel nieuwbouw als renovatie minimumeisen voor de energieprestatie te stellen. Voor Nederland heeft dit echter niets om het lijf omdat het Bouwbesluit daarin reeds voorziet, zowel voor nieuwbouw als gebouwen die een grootschalige renovatie ondergaan. Wel wordt zoals bekend de EPC-W per 1 januari 2006 aangescherpt van 1,0 tot 0,8 en valt hetzelfde in de toekomst te verwachten van de EPC voor de utiliteit. Verder worden haalbaarheidsonderzoeken geëist voor duurzame energievoorzieningen bij nieuwbouw boven de 1000 m_. Dit betekent in de praktijk het invullen van een checklist die wordt toegevoegd bij de aanvraag van de bouwvergunning. Er dient te worden bekeken of toepassing van alternatieve systemen voor energievoorziening economisch haalbaar is. Een ondersteunend digitaal instrument is in ontwikkeling. Tenslotte komt er een energieprestatiecertificaat dat zichtbaar moet worden getoond op overheidsgebouwen, wederom voor zowel nieuwbouw als bestaande 2004 - 2005 2005 - 2006
7
Het is niet zo dat alle landen zullen vastzitten aan één bepaalde methodiek. Er zijn in de normvoorstellen diverse rekenmethoden uitgewerkt maar daarbij speelt nog de controverse dat het enerzijds goed zou zijn dat het elk land vrij staat om hiertussen te kiezen, terwijl dat anderzijds met zich meebrengt dat al die methodes dan weer verschillen. Maar dat moet langzaam naar elkaar toegroeien. In ieder geval krijgt elk CEN-lid de mogelijkheid om extra eisen te stellen. Zo kijkt de EPC puur naar het energieverbruik, niet naar CO2-emissie. Wil een land extra regels om dit laatste te beperken, dan is het vrij om daarnaar te handelen. Een voorbeeld zoals het energiecertificaat eruit kan zien. De exacte schaal is nog niet bekend. Hoe meer gradaties hoe exacter maar hoe moeilijker de communicatie met de consument.
ISSO jaarboek
8
ISSO jaarboek
IS S O b enadr uk t wed er o m kans en vo o r ins t allat iebr anch e Onderhoud en beheer bieden grote perspectieven
een bepaalde leeftijd heeft bereikt, zeg dertien jaar. Wellicht kan die dan technisch gezien nog wel twaalf jaar mee maar wat gebeurt er in de tussentijd? Welk energetische prestaties worden geleverd; welke reparaties en vervanging van onderdelen zijn te verwachten; hoeveel kost dat? Misschien wordt de opdrachtgever een dief van eigen portemonnee als deze de ketel niet direct vervangt door een modern exemplaar. Bijkomende vragen zijn of de volgende ketel dezelfde capaciteit moet bezitten of dat door verbeterde thermische kwaliteit van het gebouw een warmtepomp, zonneboiler of microwarmtekrachtkoppeling een gunstig alternatief is.”
ISSO is voor velen synoniem voor het leveren van technische publicaties waar ontwerp en rekenmethodes centraal staan. Onderhoud en beheer zijn eveneens relevante onderwerpen, benadrukken ISSO-directeur Jaap Hogeling en voorzitter van de Raad van Begeleiding Egbert Wagenaar. “In onze publicaties komen ze weliswaar meestal aan bod en soms is de rol groot zoals in de publicatie ‘Inspectie en onderhoud van noodverlichtingsinstallaties’. Niettemin zijn onderhoud en beheer doorgaans een ondergeschoven kindje bij het ontwerpen van installaties en dat is jammer. Zeker omdat het belang ervan steeds groter wordt.” Een visie.
To t a a l ko s t e n p l a a t j e
“Aan de ene kant is ISSO facilitair door te leveren wat een doelgroep vraagt; anderzijds zien we voor ons als kennisinstituut een voortrekkersrol weggelegd”, stelt Jaap Hogeling. “Dat hebben we onlangs laten zien bij bijvoorbeeld de legionellaproblematiek en bij de invoering van de EPBD. Op dit moment dringt zich onderhoud en beheer op de voorgrond. De markt vraagt in toenemende mate om een veel integralere werkwijze en dat maakt onze boodschap vooral positief: zie het als een interessant gebied met groeipotentie, vooral voor installatiebedrijven.” De roep naar een betere aanpak van beheer en onderhoud is allesbehalve nieuw. Al in 1991 wees Egbert Wagenaar in Verwarming en Ventilatie op dit stiefkindje binnen de installatietechniek. “Ik haalde cijfers aan uit 1986. Toen al bleek dat herstel, verbouw en onderhoud - ik plaats ze voor ’t gemak even onder de noemer ‘beheer’ - ongeveer 45% van de totale bouwproductie innamen. Het ging jaarlijks om een bedrag van circa 20 miljard gulden. Dit was éxclusief de situaties waar onderhoud op z’n plaats zou zijn om woningen bouwtechnisch op het niveau te brengen van vergelijkbare nieuwbouwwoningen. In de installatiemarkt besloeg beheer ongeveer eenzelfde percentage. Ondanks die enorme omvang concludeerden marktonderzoekers destijds dat vraag en aanbod elkaar nog niet gevonden hadden.” Onder invloed van energiebesparing en hogere comforteisen zal het aandeel dat beheer inneemt inmiddels boven de vijftig procent liggen. Zoals gezegd neemt de roep naar een integrale aanpak toe. Hogeling: “Het gaat om het antwoord op de vraag wat de opdrachtgever te wachten staat gedurende de totale levenscyclus van een installatie. Op componentniveau spelen dergelijke vragen dagelijks. Bijvoorbeeld als een cv-ketel
Een dergelijke integrale benadering wordt veel te weinig toegepast, oordelen beide heren. Jaap Hogeling: “In de procesindustrie ligt dat anders maar daar zijn de belangen ook veel groter. Niettemin constateren we bij professionele gebouwbeheerders dezelfde vraag opkomt en uiteindelijk zal de trend zich voortzetten naar particulieren. Men wil simpelweg steeds meer toe naar een totaalinzicht in de kosten.” Het antwoord kan worden gegeven door degene die gedurende jaren de prestaties van in onderhoud genomen installaties heeft bijgehouden en hieruit conclusies kan afleiden. Egbert Wagenaar: “De gegevens die de leverancier verstrekt, bieden slechts in beperkte mate informatie. Sterker, die zal zich beperken tot het vermelden van de garantietermijn terwijl levensduur te maken heeft met veel meer aspecten als de systeemkeuze en de ontwerptechnische invulling daarvan, de selectie van de componenten, de montagetechnische kwaliteit, het gebruik en de mate van onderhoud.” Hogeling: “Bij mij thuis kan ik bijvoorbeeld verwachten dat de ketel eerder kapot gaat omdat de installatie niet goed in elkaar zit. Vanwege onvoldoende doorstroming aan de waterzijdige kant, loopt de ketel alleen op deellast en valt deze daarom voortdurend in circulatiestoring. De conclusie is dus dat goed onderhoud bij een slecht ontworpen installatie zal leiden tot een negatief resultaat als niet eerst de prestatie van de totale installatie wordt verbeterd.” Systematiek
Het bijhouden van relevante informatie vereist systematiek. Egbert Wagenaar: “Het mooie is dat ISSO in de vorm van het ‘Model Kwaliteitsbeheersing Klimaatinstallaties’ over een geschikte systematiek
2004 - 2005 2005 - 2006
9
Jaap Hogeling (links) en Egbert Wagenaar: “Zie het als een interessant gebied met groeipotentie.”
beschikt . We hebben dit onder andere toegepast in de publicaties 50 (Ontwerptechnische kwaliteitseisen voor warmwaterverwarmingsinstallaties in woningen en woongebouwen) en 62 (Kwaliteitseisen gebalanceerde ventilatie-installaties). Voor het beoogde gebruik voor onderhoud en beheer in een veel bredere zin, is het echter wel nodig om die systematiek uit te breiden met specificatiebladen waarin de karakteristieken van installaties kunnen worden opgenomen. In september is er een werkgroep mee begonnen. Hierin zijn, zoals bij ISSO gebruikelijk is, vrijwel alle belanghebbende marktpartijen vertegenwoordigd. Voor ons speelt zeker mee dat we voort moeten maken omdat we anders de kans lopen links en rechts te worden gepasseerd door ontwikkelingen die niet aansluiten bij de met zorg en tezamen met marktpartijen ontwikkelde installatietechnische kennisinfrastructuur.” De werkgroep richt zich op het creëren van een transparant stramien. Daarin zijn de beheeraspecten die meespelen om het gewenste totaalplaatje te verkrijgen, gekoppeld aan gecategoriseerde combinaties van gebouwen en installaties. Daaraan kan de gebruiker dan de door hem zelf verzamelde historische beheerinformatie van installaties hangen. Wagenaar: “Je kunt niet van ISSO verlangen om die historische gegevens boven water te krijgen. Ik heb er pogingen toe gedaan maar achteraf gezien vind ik het logisch dat het niet is gelukt. Installatiebeheerders koesteren op dit punt hun
kennis en ervaring.” Jaap Hogeling voegt toe: “Het spanningsveld tussen kennis vergaren en delen, kent ISSO altijd. Niettemin valt het in de praktijk erg mee. Zo werd in onze beginfase al betwijfeld of adviesbureaus bereid zouden zijn om informatie op tafel te leggen. Als ik bedenk wat we inmiddels wel niet in kaart hebben gebracht... Systeemkeuzes, slim integraal ontwerpen, noem maar op. In dit geval kunnen we met marktpartijen afspreken wat de randvoorwaarden zijn van openheid en wat bedrijfseigen moet blijven. De grens zal ergens liggen bij levensduur, onderhoudfrequentie en wellicht storingsrisico’s van enkele veel voorkomende installatiecomponenten.” C i r ke l r o n d
Een integrale aanpak van onderhoud en beheer zal verregaande gevolgen hebben, menen de twee deskundigen. Egbert Wagenaar: “Ik noem het een gigantische stap vooruit! Dat opdrachtgevers op die dienstverlening zitten te wachten, blijkt uit de signalen die ISSO via de afnemers van de publicaties bereiken. Gebouweigenaren zijn geïnteresseerd in de totale beheerskosten en faalrisico’s van de installaties.” Jaap Hogeling: “Dit kan betrekking hebben op álle installaties, inclusief elektra, beveiliging, ventilatie, etcetera. Een gebouwbeheersysteem is daarbij een handige voorziening maar ook dan moet je beschikken ISSO jaarboek
10
ISSO jaarboek
over historisch statistische informatie om een installatie vitaal te houden binnen een aanvaardbare faalkans.” Beheer begint bij het programma van eisen, benadrukken Hogeling en Wagenaar. “In het programma van eisen moet beheer aandacht krijgen. “Pas dan is de cirkel rond te maken.” Natuurlijk vergt het van menig installateur de nodige inspanningen, erkennen de heren. Hogeling: “Je zult je erin moeten verdiepen, medewerkers scholen. Zeker de
installateur die nooit historische informatie heeft verzameld, zal in het begin terughoudend moeten zijn. Maar wat wil je? Alleen op de prijs van traditioneel onderhoud concurreren? Of kunnen aangeven wat de onderhoudsbeheerskosten en de risico’s voor de komende jaren zijn met een daarbij passende beheerstrategie? Dat laatste is in meerdere opzichten veel interessanter. Uiteindelijk ligt kwaliteit in toenemende mate bij kennis en service!”
Ko e r sw ijz iging I S S O Gelijk aan de trend naar een integrale kijk op installaties, timmert ISSO ook intern aan een steeds completer kwaliteitszorgsysteem. Er is daarbij sprake van een duidelijke koerswijziging. Tot zo’n vijf jaar geleden legde ISSO zich vooral toe op het leveren van technische publicaties. Egbert Wagenaar: “Vanwege de kwaliteit en de onafhankelijkheid staat de autoriteit van een ISSO-publicatie hoog aangeschreven. ISSO heeft de vaste gewoonte om elk onderwerp te laten begeleiden door een contactgroep met specialisten die belanghebbende marktpartijen vertegenwoordigen. Daarnaast garandeert de Raad van Begeleiding steevast een goed verloop van de laatste fase van het kwaliteitszorgsysteem.” Niettemin constateren beide heren een probleem: kennisoverdracht. Jaap Hogeling: “Voorheen was er toch sprake van een compromis, één publicatie voor iedereen. Gericht op de vakman terwijl degene die leert dat nog niet is. Vaak sloot ons materiaal evenmin aan op de soms verouderde lesmethodieken. Concluderend gingen we er vanuit dat de ISSO-publicaties konden worden toegevoegd aan het lesmateriaal terwijl dat in de praktijk niet per se het geval bleek.” Het moet dus beter en ’t zou mooi zijn als moderne informatietechnologie een rol kan spelen, vervolgt Wagenaar. Hogeling voegt toe: “De eerste stappen zijn al gezet, opgebouwd rondom het systeem XML. Het resultaat, ISSO-Digitaal, stamt uit april 2004. Dit is de digitale bibliotheek waarin onze publicaties meteen on line beschikbaar zijn. Nog niet alle, het duurt even eer je alles hebt omgezet. Maar met bijkomende voordelen dat aanvullingen of aanpassingen continu worden verwerkt en de gebruiker ook interactief andere documenten zoals het Bouwbesluit kan raadplegen.” Deze opzet biedt mogelijkheden om een database rondom een onderwerp te ontwikkelen. Egbert Wagenaar: “Door er de juiste vlaggetjes aan te hangen, kunnen we bepaalde tekstdelen richten op cursisten en andere op de professional, zodat de laatste de ‘ballast’ niet hoeft te lezen. Tevens valt te denken aan onderdelen die geschikt zijn voor opdrachtgevers of voor architecten. Aldus bereik je dat de maat uiteindelijk wordt bepaald door degene die ermee moet werken.”
2004 - 2005 2005 - 2006
11
2 . IS S O -Pr oje c t en
Onderstaand vind u een omschrijving van alle lopende en voorgenomen ISSO projecten 2005/2006
IS S O -kont ak t gr o ep 2 0.3 Me e t punt en en m e e t m e t hod en vo o r k limaat r egelingins t allat ies
Van de meeste gerealiseerde klimaatinstallaties kan worden gesteld dat het aantal opgenomen meetpunten te laag is om op behoorlijke wijze volgens het ontwerp, volumestromen in te stellen of te controleren of een installatie of onderdelen hiervan op de juiste wijze functioneren. In het geval van storing is het vaak noodzakelijk om via de meetpunten en de juiste meetprocedures informatie over het gedrag van de installatie te ontlenen, opdat de storing op doelmatige wijze kan worden geanalyseerd en opgelost.
proces met verschillende argumenten het kwaliteitsniveau van de installatie aangetast, zonder dat hiertegen eenduidige en inhoudelijke tegenargumenten worden gegeven die moeilijk of niet zijn te weerleggen. Met de door middel van dit project te realiseren ISSOpublicatie wordt niet alleen de technische knowhow en standaardisatie ten aanzien van meetpunten en meetmethoden gerealiseerd, maar wordt tevens een referentiedocument gerealiseerd waaraan tijdens bouwoverleg of in bestekken kan worden gerefereerd.
Een van de hoofdoorzaken voor het ontbreken van voldoende meetpunten of het hanteren van de juiste meetprocedure is het ontbreken van een (referentie)document, waarop een ontwerper/installateur kan terugvallen. Hierdoor wordt tijdens het bouw-
Inmiddels is ISSO-rapport 20.2 ‘Meetpunten en meetmethoden voor installaties’ verschenen. ISSO streeft er naar dit ISSO-rapport om te werken naar ISSOpublicatie 42.
S am e n s t e lling I S S O - ko n t ak t gr o e p 2 0. 3 ing. J.C. Aerts (projectcoördinator) ir. J.H. Berger A. den Dunnen ing. P.A. Elkhuizen ing. H.H. Hamberg (rapporteur) S.A.J. Jansen H.M.A. Janssen Groesbeek ir. H.J.M. Knipscheer ing. J.W.M. Meyer H.C. Peitsman ir. E.J. Wagenaar (voorzitter)
ISSO, Rotterdam Wolter & Dros Groep, Amersfoort Grontmij/Technical Management BV, Amersfoort TNO-Bouw, Delft H2H Adviesbureau, Nijkerk Alphen a/d Rijn Woerden Ingenieursbureau Knipscheer, Soest Novem Sittard TNO-Bouw, Delft Zoetermeer
ISSO jaarboek
12
ISSO jaarboek
IS S O -kont ak t gr o ep 3 6.6 De c en t r ale ven t ilat iesys t em en
Er verschijnen steeds meer systemen met decentrale (al dan niet mechanische) luchttoevoer. Luchtafvoer geschiedt via een centrale afzuiging. Regeling vindt plaats op basis van een vast debiet of op basis van CO2-concentratie. De lokale systemen hebben een interactie met de overige ruimten. Goede ontwerpregels voor dit soort systemen zijn er nog niet. Daarnaast is er ook een systeem met lokaal
een ventilatiebalans en warmteterugwinning. Voor de andere ruimten is dan een ander systeem noodzakelijk. Aangegeven moet worden hoe zo’n ontwerpproces verloopt. Dit onderzoek moet resulteren in een aanvulling op ISSO-62 en een kleintje “decentrale ventilatiesystemen”.
IS S O -kont ak t gr o ep 4 0. 2 H ydr aulis ch e s chakelingen U - b ou w m e t ko eling Bij het ontwerpen van een klimaatinstallatie zal eerst aan de hand van het programma van eisen een keuze gemaakt worden van het toe te passen concept (ISSO43). Als het concept van de klimaatinstallatie bekend is, is het dus ook bekend welke apparaten (koelmachine, koelbatterij, etc.) in het concept toegepast worden. De vraag is dan hoe deze apparaten in een hydraulische schakeling ingepast worden en hoe de hydraulische schakeling ontworpen wordt. De ISSO-publicatie 47 heeft als doel deze vragen te beantwoorden. Uitgangspunt hierbij is dat de keuze van het concept van de klimaatinstallatie met bijbehorende temperatuurniveaus etc. gemaakt is.
passieve distributiemoduul. Met deze methodiek is het mogelijk om op een juiste manier hydraulische subschakelingen (modulen) samen te stellen tot één geheel. Met de beschrijving van de modulen in hoofdstuk 2 is nog niet de vraag beantwoord wanneer nu deze modulen toegepast dienen te worden. Hoofdstuk 3 geeft daarom aanwijzingen hiervoor. In dit hoofdstuk wordt beschreven dat een moduul geselecteerd kan worden op basis van: 1. eigenschappen van het apparaat dat toegepast wordt; 2. noodzakelijke beveiligingen; 3. afstemming tussen gebruiker en opwekker; 4. praktische overwegingen.
De vraag is dus hoe de apparaten die onderdeel uitmaken van het concept van de klimaatinstallatie in een hydraulische schakeling ingepast worden. Om deze vraag te kunnen beantwoorden worden eerst in hoofdstuk 2 de kenmerken van verschillende hydraulische (sub)schakelingen beschreven. In deze publicatie wordt een hydraulische schakeling onderverdeeld in subschakelingen voor opwekking, distributie en gebruikers. Deze subschakelingen worden modulen genoemd. De modulen worden onderverdeeld in passieve en actieve modulen. Op basis van dit kenmerk kunnen modulen samengesteld worden. Een actieve opwekkermoduul en een passieve gebruikermoduul worden bijvoorbeeld met elkaar verbonden door een
Aan de hand van een aantal voorbeelden wordt in deze publicatie toegelicht hoe een hydraulische schakeling samengesteld kan worden. Bij de voorbeelden wordt aandacht besteed aan geïntegreerde energiesystemen waarbij omschakeling van verwarmen naar koelen (dus eigenlijk gebruikers die ook toegepast worden als opwekkers) aan de orde komt. ISSO-publicatie 47 sluit aan op en complementeert de reeds eerder verschenen ISSO-publicatie 44 ‘Ontwerp van hydraulische schakelingen voor verwarming’. ISSO-publicatie 47 is begin 2005 verschenen.
2004 - 2005 2005 - 2006
13
S am e n s t e lling I S S O - ko n t ak t gr o e p 4 0. 2 ing. J.C. Aerts (projectcoördinator) B. Bloemendal (corr. lid) L.H. den Dekker (rapporteur) ing. P.A. Elkhuizen T.J.M. van Giezen P. Haage H.M.A. Janssen Groesbeek (voorzitter) ing. H. Th.C. Kuling R. Min prof.dr.ir. A.H.C. van Paassen R. Rijksen (co-rapporteur) H.J. van der Tholen ing. W.J. Wienk (corr. lid) ing. H.B. Woltering
ISSO, Rotterdam IMI Indoor Climate, Alphen a/d Rijn DWA Installatie- en energieadvies, Bodegraven TNO-Bouw, Delft Carrier BV, H Trane Airconditioning BV, Soest Woerden Wolter & Dros BV, Amersfoort Grundfos Nederland BV, Weesp TU-Delft DWA Installatie- en energieadvies, Bodegraven Deerns Ri BV, Rijswijk Senter/Novem, Utrecht Imtech Utiliteit Noord-West BV, Zoetermeer
Tevens werd gebruik gemaakt van de adviezen van de technische werkgroep van de stichting HR-ventilatie die als volgt was samengesteld: B. Beukers A. de Graaff K.C. van der Mark P.Th.J. Overman R. Rooyendijk
De eisen en aanbevelingen in deze publicatie zijn in goed overleg met de Stichting GIW, de Stichting Woningborg en de Vereniging Eigen Huis vastgesteld. Hieraan hebben de volgende personen bijgedragen: L. Bodegom namens GIW; B. van Buuren namens de stichting Woningborg; F. Nieuwboer namens Vereniging Eigen Huis
IS S O -kont ak t gr o ep 41.1 O n t wer pt e chnis ch e k walit eit s eis en ver war mingsins t allat ie wo ningen ; ac t ualis er en en uit br eiding IS S O - 5 0 ISSO-publicatie 50 wordt momenteel herzien en uitgebreid. De herziening van ISSO-publicatie 50 omvat het verwerken van het commentaar op de specificatiebladen en het uitbreiden van de specificatiebladen voor de projectenfasen uitwerking en beheer. De uitbreiding betreft het opstellen van specificatiebladen met kwaliteitseisen voor renovatieprojecten. Met de herziening
van ISSO-publicatie 50 kunnen opdrachtgevers aangeven welke installatie zij wensen en welk kwaliteitsniveau zij kiezen op basis waarvan de installatieontwerper een installatie realiseert conform de kwaliteitseisen van ISSO-50. De herziene ISSO-publicatie 50 wordt in het 1e kwartaal 2006 verwacht.
ISSO jaarboek
14
ISSO jaarboek
S am e n s t e lling I S S O - ko n t ak t gr o e p 41.1 ing. J.C. Aerts (projectcoördinator) L.A. Bodegom H. Clerx N. Graftdijk ir. J.W.M. Hooijschuur (corr. lid) ing. H.H.P.F. Jansen J.L. van Klaveren K. Manuel J.G. Marcus ir. P.Th.J. Overman J. Rijnvis F.A. Vos (corr. lid) ir. E.J. Wagenaar (voorzitter) ir. E.M.M. Willems
ISSO, Rotterdam Garantie Instituut Woningbouw, Rotterdam WTH-Vloerverwarming, Dordrecht Feenstra West BV, Heerhugowaard Senter/Novem, Sittard JTS Energietechniek, Roermond Mampaey Installatietechniek BV, Dordrecht VIAC, Houten IAC Installatietechn. Advies, Rijswijk AGPO, Breda Brugman Radiatorenfabriek BV, Tubbergen UNETO-VNI, Zoetermeer Adviseur, Zoetermeer Cauberg-Huygen BV, Rotterdam
IS S O -kont ak t gr o ep 4 4 H er ziening IS S O - public at ie 2 ‘Zo n t o e t r edings f ac t o r en’ De huidige ISSO-publicatie 2 is inmiddels ruim 20 jaar oud. Door de ontwikkelingen op het gebied van dubbelglas en meervoudige beglazing met verschillende soorten vulgassen en coatings zijn de in deze publicatie opgenomen tabellen en overzichten sterk verouderd. Betrouwbare gegevens van raamconstructies (al of niet met zonwering) zijn van groot belang bij berekeningen, zoals koellastberekeningen, temperatuursimulatieberekeningen en energiegebruikberekeningen. Steeds vaker moeten garanties afgegeven worden op binnentemperaturen en hierdoor worden simulatieberekeningen steeds belangrijker. Ook bij de bepaling van de EPC-waarden is het noodzakelijk over goed toegankelijke en betrouwbare zontoetredingsfactoren te beschikken. De bovengenoemde berekeningen vereisen een eenduidige, goede en goed toegankelijke gegevens van met name raam- en zonweringsystemen. De herziene ISSO-publicatie is hiervoor bedoeld.
Afhankelijk van de gedetailleerdheid van het simulatiemodel is behoefte aan relatief eenvoudige waarden als U, ZTA, LTA en CF of meer gedetailleerde gegevens als de netwerkweergave van warmte- en lichttechnische gegevens. Met name de netwerkgegevens ontbreken in de huidige ISSO-publicatie 2. Naarmate het glas door coatings een betere warmteweerstand krijgt, wordt de invloed van de randconstructie steeds belangrijker. Veelal wordt hier in de praktijk nog geen rekening mee gehouden, omdat betrouwbare gegevens hierover ontbreken in oudere studies en rapporten. In de herziene ISSO-publicatie zal hiermee ook rekening gehouden worden. De publicatie sluit zoveel mogelijk aan bij nieuwe CEN-normen op het gebied van beglazing. Ook wordt in de publicatie aandacht besteed aan de methode om beglazingen die niet in de EPN voorkomen om te rekenen volgens de EPN-methodiek. De publicatie zal verschijnen als “Kleintje zontoetreding”
S am e n s t e lling I S S O - Ko n t ak t gr o e p 4 4 ing. H.M. Bruggema ir. E.J.P. Corneth ir. P.R. van Dam ir. H.A.L. van Dijk ir. G. Meerdink prof.dr.ir. A.H.C. van Paassen ir. C.E.E. Pernot
Peutz B.V. Tebodin b.v. Consultants & Engineers VABI BV, Delft TNO Bouw, Delft DGMR Raadgevende Ingenieurs bv TU Delft TU Eindhoven
2004 - 2005 2005 - 2006
15
IS S O -kont ak t gr o ep 47.1 IS S O - public at ie 4 9 ‘ V lo er ver war ming / wand ver war ming en vlo er- e n wandko eling’ o mze t t en naar MK K De huidige ISSO-publicatie is niet geschikt om te dienen als referentiedocument voor een BRL met betrekking tot vloer- en wandverwarmingssystemen. Hiervoor is het noodzakelijk de ISSO-49 om te zetten
naar de MKK structuur en deze publicatie dan gelijktijdig op een aantal punten aan te vullen. Begin 2005 is de ISSO-49 in MKK structuur verschenen.
S am e n s t e lling I S S O - ko n t ak t gr o e p 47.1 mw. ir. J.W.M. Hooijschuur J. Clerx G.J. Koele R. Noordzij ir. E.M.M. Willems ir. E.J. Wagenaar (voorzitter) ir. A.M. van Weele (projectcoördinator)
Senter/Novem, Sittard WTH, Dordrecht Velta Nederland, Wezep Brielle Noordzij b.v., Brielle Cauberg-Huygen BV, Rotterdam Zoetermeer ISSO, Rotterdam
IS S O -kont ak t gr o ep 5 5 Binn enriolering binn en d e p er c e elgr ens De combinatie van de commissies, de NEN-sub commissie 351 165 21 en ISSO-kontaktgroep 31, heeft een aantal projecten in gang gezet die moeten leiden tot een volgende gewijzigde druk van NTR-3216, die ultimo 2006 wordt verwacht. Het betreft de volgende projecten: - Buitenriolering binnen de perceelgrens - 4-6l-closetspoeling - Geluidsproductie van standleidingen in leidingschachten
- Brandveilige doorvoeren van rioleringsleidingen - Ontwikkelen van een Beoordelingsrichtlijn voor binnenriolering in het kader van de certificeringsregeling KOMO-INSTAL - Gebruik en infilratie van hemelwater - Riolering in hoogbouw > 50 m Over de geluidsproductie van standleidingen in leidingschachten is in 2005 een afzonderlijke aanvulling op praktijkrichtlijn ontwikkeld.
S am e n s t e lling I S S O - ko n t ak t gr o e p 5 5 ir. J.W.F. Backer Mohrmann Ing. O. Jansen ing. R.H. de Gans ing. H. Meerman ing. O.W.W. Nuijten (projectcoördinator) ir. G. Onderdelinden E.H. Reuser W.J.H. Scheffer (voorzitter) A.J.M. van der Zwan
NEN, Delft Gemeente , Assen Geotherm Energy Systems BV, Nijkerk Dyka Steenwijk BV, Steenwijk ISSO, Rotterdam DHV Water, Amersfoort Reuser Techn. Adviesbureau, ‘Den Bosch UNETO-VNI, Zoetermeer Geberit, Nieuwegein
ISSO jaarboek
16
ISSO jaarboek
IS S O -kont ak t gr o ep 5 9.1 En er ge t is ch o pt imale s t o ok- en ko ellijn en vo o r k limaat ins t allat ies in kan t o o r geb ou we n De bestaande utiliteitsbouw is verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van het energiegebruik in de gebouwde omgeving. Introductie van energiebesparende maatregelen vergt in deze sector grote financiële investeringen en verstoort veelal de bedrijfsprocessen in de kantoorgebouwen. In de praktijk is implementatie van deze maatregelen daarom alleen kansrijk bij onderhouds- of vervangingsactiviteiten. Met ISSO-publicatie 68 ‘Energetisch optimale stook- en koellijnen’ is een instrument ontwikkeld waarbij deze belemmerende factoren geen rol spelen om toch een omvangrijke energiebesparing te realiseren.
Het instrument is inmiddels toegepast in verschillende praktijksituaties. De resultaten hiervan zijn terug te vinden in de ISSO brochure 68.1. Hoofdconclusie naar aanleiding van een diepgaand onderzoek in bijvoorbeeld het Postbank-gebouw in Amsterdam: energiebesparing op koelen en verwarmen van minimaal 10% is haalbaar, tegelijkertijd is een significante comfortverbetering te realiseren en de terugverdientijd advieskosten – energiebesparing is minder dan 1 jaar waarbij de moeilijk in pecunia uit te drukken comfortverbetering niet meegeteld is! Momenteel wordt gewerkt aan een vervolgtraject.
S am e n s t e lling I S S O - ko n t ak t gr o e p 5 9.1 P.H. den Dekker ing. L.C.J. Dop ing. P.A. Elkhuizen (rapporteur) T. Gravensteyn ing. J.W.H. Haaren ir. E.N. ‘t Hooft J. van Hove (voorzitter) ir. C.B. Maliepaard (projectcoördinator) ing. W.J. Wienk
Waddinxveen Aero-Dynamiek, Nijkerk TNO-Bouw, Delft Van Gaalen, Rotterdam Rodamco Nederland BV, Amsterdam Grondmij BV Technical Management (TM), Amersfoort Waddinxveen ISSO, Rotterdam Senter/Novem, Utrecht
IS S O -kont ak t gr o ep 6 4 G eslo t en b od emwar m t ewis s elaar s Uit de praktijk van beoordeelde projecten blijkt dat er geen eenduidige ontwerpmethoden worden toegepast bij het dimensioneren van bodemwarmtewisselaars en er geen uniforme uitvoeringsvoorschriften worden gebruikt bij de installatie van de bodemwarmtewisselaars. Hierdoor variëren de prestaties nogal van systeem tot systeem. Tevens blijkt uit de praktijk dat bij kleine projecten de kosten van (eenvoudige) dimensioneringsberekeningen onevenredig hoog zijn, waardoor het bodemsysteem onnodig duur wordt, hetgeen de haalbaarheid en daarmee de mogelijke toepassing van warmtepompen negatief beïnvloedt. Met name voor de woningbouw is er behoefte aan gemakkelijk toe te passen vuistregels en kengetal-
len. Het opstellen van een ISSO-publicatie (73) voor het ontwerp en de uitvoering van bodemwarmtewisselaars moet aan deze situatie een eind maken. Door de ISSO-publicatie op te zetten volgens het Model Kwaliteits-systeem Klimaatinstallaties MKK, wordt een optimale basis gerealiseerd voor het vaststellen van een BeoordelingsRichtLijn BRL voor bodemwarmtewisselaars. Op basis van deze BRL wordt het mogelijk een KOMO INSTAL procescertificaat af te geven. Deze ontwikkeling sluit aan op het activiteitenplan van de UNETO-VNI in het kader van het convenant warmtepompen. ISSO-publicatie 73 verschijnt in 2005.
2004 - 2005 2005 - 2006
17
S am e n s t e lling I S S O - ko n t ak t gr o e p 6 4 B.v.d. Berg Ing. F.S. Heinis J.J. Hulsmans L.A. Bodegom dr. H.J.L. Witte (rapporteur) J.G. Marcus ir. R.M.H.J. Beuken ir. J.P.N. Schouten ing. C.A.M. Arkesteijn (projectcoördinator) ir. A. van Krevel ir. C.P.J.M. Geelen (rapporteur) ir. P.M.D. Kruijsse (voorzitter)
A.P. v.d. Berg Duurzame Energie BV, Heerenveen BAM Infratechniek BV, Zwanenburg Bolegbo-VOK, Gouda Garantie Instituut Woningbouw, Rotterdam Groenholland, Amsterdam IAC Installatietechniek Advies Combinatie, Rijswijk Senter/Novem, Sittard J. en P. Schouten Installatietechniek BV, Blokker ISSO, Rotterdam Techneco BV, Delft TNO-MEP, Apeldoorn Wolter & Dros, Amersfoort
IS S O -kont ak t gr o ep 6 5 Individu ele en k lein elek t ris ch e war m t ep o mpins t allat ies vo o r wo ningen Er is de laatste jaren voldoende ervaring opgedaan met warmtepompinstallaties voor woningen. Om de verdere toepassing van warmtepompen te stimuleren en drempelvrees bij opdrachtgevers en ontwerpers weg te nemen is het nodig een basis voor een betrouwbaar voortbrengingsproces van warmtepomp installaties vast leggen. De hiervoor aangewezen weg is de realisatie van een ISSO-publicatie over dit onderwerp, waarbij op basis van de beschikbare gegevens en ervaringen bewezen ontwerp- en realisatie- en beheermethoden worden vastgelegd. ISSO-publicatie 72 wordt opgezet volgens het Model Kwaliteitssysteem Klimaatinstallaties MKK, zodat alle
relevante realisatiefasen en beheeraspecten aan de orde komen en bijvoorbeeld ontwerp- en realisatiefase kunnen worden gescheiden als dit door verschillende bureaus zou worden uitgevoerd. Een ISSO-publicatie over warmtepompinstallaties, opgezet volgens de MKK-methodiek is de aangewezen basis voor het vaststellen van een BRL voor warmtepompinstallaties. Op basis van deze BRL wordt het mogelijk een KOMO INSTAL procescertificaat af te geven. Deze activiteit sluit aan op de doelstellingen van de UNETO-VNI binnen het convenant warmtepompen. ISSO-publicatie 72 verschijnt in 2005
S am e n s t e lling I S S O - ko n t ak t gr o e p 6 5 R.E. van Tongeren (voorzitter) ing. L.R. de Wit ing. H.H. Hamberg ir. R.M.H.J. Beuken ir. J.P.N. Schouten ing .J.C. Aerts ing. C.A.M. Arkesteijn (projectcoördinator) ir. A. van Krevel ir. L.J.A.M. Hendriksen (rapporteur) ing. A.A.L. Traversari (rapporteur) ir. P.M.D. Kruijsse
Besseling Installatie BV, Alkmaar Eneco Energie, Utrecht H2H Installatie-architectuur, Sittard Senter/Novem, Sittard J. en P. Schouten Install. Techniek BV, Blokker ISSO, Rotterdam ISSO, Rotterdam Techneco, Delft TNO-MEP, Apeldoorn TNO-MEP, Apeldoorn Wolter & Dros, Amersfoort
ISSO jaarboek
18
ISSO jaarboek
IS S O -kont ak t gr o ep 6 6 H er ziening IS S O - public at ie 5 ‘Mont age en mat eriaalt e chnis ch e k walit eit s eis en vo o r war mwat er ver war mingsins t allat ies’ ISSO-publicatie 5 wordt gebruikt als referentie waarnaar in bestekken of technische omschrijvingen wordt verwezen. De 2e uitgave van ISSO-publicatie 5 dateert van maart 1996. Vanuit de Groep Groot van Uneto-VNI is de directe opdracht gegeven ISSO-publicatie 5 te herzien en uit te breiden om hiermee aan te sluiten op
nieuwe technieken zoals laag temperatuur verwarming. Tevens is er behoefte ISSO-publicatie 5 te integreren in de MKK-systematiek, zodat een optimale afstemming wordt gerealiseerd tussen ISSO-publicatie 5 en procescertificering d.m.v. BeoordelingsRichtLijnen (BRL’s).
S am e n s t e lling I S S O - Ko n t ak t gr o e p 6 6 ing. J.C. Aerts (projectcoörd./secretaris) J.P. Arts drs. A.J. van den Berg (voorzitter) ing. C. Cornax ir. C.J.B. ten Feld ing. H. Feldmann J.W. van Heerikhuizen ing. R. Kasbergen F. Lever ing. A.M. van Nierop K. van Popering ir. E.J. Wagenaar R. Waterreus C.H.A. Wijnands
ISSO, Rotterdam Imtech Utiliteit Noord-West BV, Den Haag Uneto-VNI, Zoetermeer Stabu, Ede Ministerie van Defensie, DGW&T, Den Haag GTI, Rotterdam De Groot Installatiegroep (Noord), Emmen Stork Worksphere West, Eindhoven Royal Haskoning, Rotterdam Grontmij Technical Management TM. Rijswijk Rijksgebouwendienst, Den Haag Adviseur, Zoetermeer ULC Groep BV, Utrecht Wolter & Dros, Amersfoort
IS S O -kont ak t gr o ep 6 7 Vr aags p e cif ic at ie s anit air e vo o r zieningen Aan dit project ligt ten grondslag het verzoek van Uneto-VNI en het bestuur van TVVL aan ISSO om aan de hand van de resultaten van het rapport ST-5 “Programma van eisen van sanitaire voorzieningen en installaties” een vraagspecificatie ten behoeve van het Programma van Eisen te ontwikkelen
Mede onder invloed van de steeds hogere eisen aan sanitaire voorzieningen is het aanbod ervan met nieuwe technische specificaties en het aanbod van nieuwe sanitaire installatiesystemen, met name in Nederland, fors toegenomen. Voorbeelden zijn het speciale sanitair voor ouderen en mindervalide en hygiënische uitvoeringen van sanitair in zorginstellingen. Daarnaast ook alternatieve Legionellapreventietechnieken, installaties voor gebruik en/of infiltratie van hemelwater en voorzieningen voor brandveilige leidingdoorvoeren. Met name in de woningbouw moet steeds meer rekening worden gehouden met de individuele wensen van de bewoners, zowel tijdens de bouwfase als daarna.
Opdrachtgevers en gebruikers van gebouwen hebben bepaalde eisen, wensen en verwachtingen. Zij vragen “prestaties” die afgeleid zijn van de doelstelling van de organisatie en de gebruiksfunctie(s) van het gebouw. De prestaties worden mede bepaald door de kwaliteit (en kwantiteit) van de tot het gebouw behorende sanitaire voorzieningen. En die zijn weer mede afhankelijk van de kwaliteit van de leidingwatertoevoer- en rioleringsinstallatie waarop deze voorzieningen zijn aangesloten.
De ontwerper van sanitaire installaties, zowel de sanitair-adviseur als -installateur, zal mede in het kader van kwaliteitszorg of -borging, de uitgangspunten willen toetsen, die zijn overeengekomen met de opdrachtge-
2004 - 2005 2005 - 2006
19
ver of gebruiker. Daarvoor heeft hij een goed instrument nodig. Een goede vorm daarvoor is een standaardvraagspecificatie.
De vraagspecificatie heeft betrekking op de gebruiksfuncties, zoals die worden onderscheiden in Bouwbesluit 2003:
Met de vraagspecificatie bestaande uit onder meer nalooplijsten (checklists) kan het overleg met de opdrachtgever en overige bouwpartners in de programmafase worden gestructureerd. Door het introduceren van een eenvoudig classificatiesysteem kan gekozen worden voor een bepaalde kwaliteitscategorie. Met behulp van de ingevulde nalooplijsten en de aangegeven kwaliteitscategorieën kan het Programma van eisen worden opgesteld. Men kan de nalooplijsten hanteren tijdens de voorbereidende gesprekken. Ook kan men met de lijsten een door derden opgesteld PvE op volledigheid toetsen en nagaan welke afspraken wel/niet duidelijk zijn.
De standaardvraagspecificatie wordt gebruikt door: • De ontwerper van sanitaire installaties (zowel de sanitairadviseur als –installateur) Waarbij deze via de vraagspecificatie communiceert met: • De opdrachtgever of gebruiker • De architect • De bouwkundige ontwerper/aannemer/bestekschrijver • Fabrikanten Van de vraagspecificatie wordt een internettoepassing gemaakt.
S am e n s t e lling I S S O - ko n t ak t gr o e p 6 7 De heer F.H. Balster De heer ing. R.H. Doldersum De heer H.W. van Dorp MBA De heer H. Lodder De heer ing. O.W.W. Nuijten De heer ing. L. Ortmans De heer E. v/d Ploeg De heer W.J.H. Scheffer De heer A.P. Veening De heer ir. J.J. Vingerling De heer R. de With
Rijksgebouwendienst directie Z-W De Melker Van Dorp Installaties BV Deerns Raadgevende Ingenieurs b.v. ISSO Royal Haskoning Technische Unie BV Uneto-VNI, Zoetermeer Geberit BV SBR
IS S O - Kont ak t gr o ep 6 8 Ins t aller en van war m t ep o mp en Deze publicatie sluit aan op ISSO-publicatie 72 Ontwerpen individuele en klein-collectieve elektrische warmtepompsystemen voor de woningbouw’, waarin een aantal standaard concepten zijn opgenomen.
pompsystemen is het doel van deze kontaktgroep met name een publicatie te realiseren over het monteren van de warmtepompsystemen op basis van de genoemde concepten.
De concepten omvatten de volgende functies: • Verwarmen • (Passief) koelen • Warmtapwaterbereiding • Ventilatie (beperkt tot systemen waarbij de ventilatie retourlucht als warmtebron dient)
Deze informatie wordt ontleend aan de werkbladen van Uneto-VNI. De werkgroep Warmtepompen van Uneto-VNI heeft als ISSO-kontaktgroep gefunctioneerd. Deze publicatie zal verschijnen als ISSO-publicatie 72.1 in 2005
Waar ISSO-publicatie 72 zich vooral bezighoudt met het ontwerp-, de realisatie en het beheer van warmteISSO jaarboek
20
ISSO jaarboek
S am e n s t e lling I S S O - ko n t ak t gr o e p 6 8 ir. J.P.N. Schouten J.N.E. Ubaghs R.E. van Tongeren R.W. Smit ir. P.M.D. Kruijsse R. Noordzij ir. G.H. ten Bolscher F.A. Vos ir. L.J.A.M. Hendriksen ing. J.C. Aerts ing. C.A.M. Arkesteijn
J. en P. Schouten Installatietechniek BV, Blokker Instaltechniek Sjef Ubaghs Nederland B.V., Berg en Terblijt. Besseling Installatie BV, Alkmaar GTI Industrie Noordwest B.V., Amsterdam Wolter & Dros, Amersfoort Noordzij-Brielle B.V., Brielle DWA Installatie- en energieadvies, Rijssen Uneto-VNI, Zoetermeer TNO-MEP, Apeldoorn ISSO, Rotterdam ISSO, Rotterdam
IS S O - Kon t ak t gr o ep 6 9 Handleiding Zo nn es t r o o m sys t em en De doelstelling is het realiseren van een “Handleiding voor zonnestroom-installateurs”. Dit document geeft de ontwerper en installateur van middelgrote zonnestroom-systemen (tot 10 kWp) alle achtergrondkennis van zonnestroom-systemen om een betrouwbaar en goed werkend zonnestroom-systeem te kunnen realiseren.
geeft informatie voor de installateur maar zou volgens de leden van de werkgroep Kwaliteitsborging van de branchevereniging Holland Solar op diverse punten kunnen worden aangevuld en geactualiseerd. Verder zal er in de toekomst overgegaan moeten worden tot de accreditatie van installateurs door certificerende instanties. Hiervoor is een Nationale Beoordelingsrichtlijn (NBRL) nodig als basis voor de beoordelingen. De aanmaak van een dergelijke NBRL zal sterk geholpen worden door de beschikbaarheid van een gedegen referentiedocument zoals de beoogde “Handleiding voor zonnestroom-installateurs”
Uit een recente studie van ECN en Ecofys (rapport ECN-C--04-031) is gebleken dat de kwaliteit van zonnestroom-installaties te wensen over laat als de installateurs geringe ervaring hebben met dergelijke systemen. De bestaande cursus “PV zonne-energie systemen” van het Opleidings- en ontwikkelingsfonds voor de elektrotechnische bedrijfstak (cursus OFE 302)
Naast subsidie van Senter/Novem dragen UNETO-VNI, Holland Solar en ISSO financieel bij aan dit project.
S am e n s t e lling ko n t ak t gr o e p 6 9 R. Blickman N.J.C.M. van der Borg ir. G.G. van Dijk (projectcoörd./secretaris) ir. B.J.M. van Kampen ing R. Megens mevr. dr. E. Molenbroek ir. J.M.M. Welschen prof. dr. ir. R.J.C. van Zolingen
Stroomwerk* ECN* ISSO TNO* Installatiebedrijf Megens BV / PV-sectie UNETO-VNI Ecofys* Philips* Shell*
* Tevens lid van de Werkgroep Kwaliteit en Bouw van Holland Solar
2004 - 2005 2005 - 2006
21
IS S O -kont ak t gr o ep 7 0 Handb o ek war m t ep o mp en in wo ningen Met dit project wordt een ISSO-publicatie gerealiseerd voor het integraal ontwerpen van grote collectieve warmtepompinstallaties in woningen voor verwarmen (cv en tapwater) en koelen. De publicatie is bedoeld voor nieuwbouw en renovatieprojecten. De publicatie sluit aan op recente Europese normen, Nederlandse normen en technische richtlijnen. In de publicatie wordt gebruik gemaakt van de ervaringen uit gerealiseerde projecten, die in de verschillende projectfasen worden verwerkt. Tevens worden de gerealiseerde projecten met hun karakteristieke kenmerken in de publicatie opgenomen. In deze publicatie wordt het voortbrengingsproces van een warmtepompinstallatie integraal vastgelegd vanaf de initiatieffase tot en met de beheerfase en sloop. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de in de installatiesector toegepaste MKK-structuur. Dit betekent dat in de verschillende projectfasen wordt aangegeven welke kwaliteitseisen dienen te worden aangehouden en welke middelen hierbij worden ingezet. Tevens wordt met behulp van de MKK-structuur vastgelegd, wie waarvoor verantwoordelijk is en welke gegevens moeten worden gedocumenteerd. De publi-
catie vangt aan met het inventariseren van mogelijke concepten, hun knelpunten, regelgeving en haalbaarheid. Op basis hiervan worden het ontwerp, de uitwerking, de realisatie en het beheer behandeld. Met de publicatie wordt bereikt dat fouten en belemmeringen in eerdere projecten worden vermeden en de realisatie van een warmtepompinstallatie met de juiste ontwerpen uitvoeringstechnieken wordt gerealiseerd. Met dit project wordt het huidige kennisniveau voor warmtepompinstallaties vastgelegd in een normstellende ISSO-publicatie en ter beschikking gesteld aan de installatiesector. Met deze ISSO-publicatie moeten opdrachtgevers en installatieontwerpers worden gestimuleerd zonder vrees deze techniek toe te passen. Met de publicatie wordt een pilot gerealiseerd voor het integraal ontwerpen. Hiermee wordt beoogd een betere communicatie tussen de partijen en een gelijkwaardige behandeling van concept, ontwerp, uitwerking, montage en beheer van gebouw en installaties (W, S, E en ICT).
S am e n s t e lling I S S O - ko n t ak t gr o e p 7 0 H.C. Roel (voorzitter) J.C. Aerts (projectcoörd./secretaris) M. van Aarssen P. Barendse M. Beekman J.J. Buitenhuis L.H. den Dekker H.M.A. Janssen Groesbeek P.M.D. Kruijsse J.G. Marcus H.F.J.M. Remmers F.A. Vos L.R. de Wit
Roel Consultants, IJsselstein ISSO, Rotterdam IF Technology, Arnhem Ceres Projecten, Den Haag Techneco BV, Delft DWA, Bodegraven DWA, Bodegraven Woerden Wolter & Dros, Amersfoort IAC, Rijswijk GTI, Oisterwijk Uneto-VNI, Zoetermeer Eneco Energie, Utrecht
IS S O -kont ak t gr o ep 7 1 War m t epomp en in u t ilit eit sgeb ou wen ( H er ziening IS S O - publicat ie 3 8 ) Met dit project wordt een ISSO-publicatie gerealiseerd voor het integraal ontwerpen van warmtepompinstallaties in utiliteitsgebouwen voor verwarmen, cv en koelen. De publicatie is bedoeld voor nieuwbouw en renovatieprojecten. De publicatie sluit aan op recente
Europese normen, Nederlandse normen en technische richtlijnen. In de publicatie wordt gebruik gemaakt van de ervaringen uit gerealiseerde projecten, die in de verschillende projectfasen worden verwerkt. Tevens worden de gerealiseerde projecten met hun karakterisISSO jaarboek
22
ISSO jaarboek
tieke kenmerken in de publicatie opgenomen. In deze publicatie wordt het voortbrengingsproces van een warmtepompinstallatie integraal vastgelegd vanaf de initiatieffase tot en met de beheerfase en sloop. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de in de installatiesector toegepaste MKK-structuur. Dit betekent dat in de verschillende projectfasen wordt aangegeven welke kwaliteitseisen dienen te worden aangehouden en welke middelen hierbij worden ingezet. Tevens wordt met behulp van de MKK-structuur vastgelegd, wie waarvoor verantwoordelijk is en welke gegevens moeten worden gedocumenteerd. De publicatie vangt aan met het inventariseren van mogelijke concepten, hun knelpunten, regelgeving en haalbaarheid. Op basis hiervan worden het ontwerp, de uitwerking, de realisatie en het beheer behandeld. Met de publicatie wordt bereikt dat fouten en belemmeringen in eerdere projecten worden
vermeden en de realisatie van een warmtepompinstallatie met de juiste ontwerp- en uitvoeringstechnieken wordt gerealiseerd. Met dit project wordt het huidige kennisniveau voor warmtepompinstallaties vastgelegd in een normstellende ISSO-publicatie en ter beschikking gesteld aan de installatiesector. Met deze ISSOpublicatie moeten opdrachtgevers en installatieontwerpers worden gestimuleerd om zonder vrees deze techniek toe te passen. Met deze publicatie wordt een pilot gerealiseerd voor het integraal ontwerpen. Hiermee wordt een betere communicatie tussen de partijen beoogd en een gelijkwaardige behandeling van concept, ontwerp, uitwerking, montage en beheer van gebouwen en installaties (W, S, E en ICT).
S am e n s t e lling I S S O - ko n t ak t gr o e p 7 1 H.C. Roel (voorzitter) J.C. Aerts (projectcoörd./secretaris) J.J. Buitenhuis L.H. den Dekker T.J.M. van Giezen H.M.A. Janssen Groesbeek D. van der Kooij J.M. Mimpen H.F.J.M. Remmers A.W.F. Vlooswijk F.A. Vos
Roel Consultants, IJsselstein ISSO, Rotterdam DWA, Bodegraven DWA, Bodegraven Carrier Nederland BV, Hazerswoude Woerden Techniplan Adviseurs, Rotterdam Rijksgebouwendienst, Den Haag GTI, Oisterwijk Wolter & Dros, Amersfoort Uneto-VNI, Zoetermeer
IS S O - Kon t ak t gr o ep 7 3 IS S O - public at ie 5 5.3 L egio n ellapr even t ie in L u ch t b ehand elingsins t allat ies Begin 2003 is, op basis van de Arbo-wet, artikel 5 en het Arbo-besluit artikel 4.85; 4.86 en 4.87 door het ministerie van Sociale zaken de “Beleidsregel Legionellapreventie” geformuleerd. Daarnaast is in december 2004 AI-blad-32 verschenen waarin de beleidsregel wordt toegelicht. Het AI-blad is een instrument dat aangeeft hoe inspecteurs in de praktijk kunnen omgaan met de Beleidsregel.
- Klimaatbeheersingsruimtes - Fonteinen De volgende zaken zullen in ISSO-publicatie 55.3 worden opgenomen: - model risico-analyses - model beheersplannen - model logboeken - model volgprotocollen - maatregelen ter bescherming van servicemonteurs - richtlijnen voor uitbesteden van onderhoud - model kosten/baten-analyse waterbevochtiging versus stoombevochtiging
In de installatiesector is behoefte gesignaleerd aan nadere uitwerking Legionellapreventie bij de volgende gebouwgebonden systemen: - Natte koeltorens (gevoed met leidingwater) - Luchtbehandelingsinstallaties met waterbevochtigers 2004 - 2005 2005 - 2006
23
S am e n s t e lling I S S O - ko n t ak t gr o e p 7 3 K.J. Baas M. Breas F. van Gelderen K. van Haperen ir. J.R. Koeslag, IPC 440 A.J. Kordes R.J. van Luijk dhr. Mekel ing. O.W.W. Nuijten ing. A.J. van Pelt H. Pleij ing. R.T.P. van Roon J. Schalekamp ing. W.G. van der Schee J. van der Spek ing. I. van Veelen ing. J.A.P. Verboven F.A. Vos R. Welling P.N. Wijntjes
Aquacare Europe B.V. Arbeidsinspectie Regio Midden Imtech Maintenance Carrier Holland Heating BV Rijksgebouwendienst, CFZ Excellent Ozone Systems & Consultants BV Rienks Advitek Polacel BV ISSO Van Pelt Consultancy Imtech Arbodienst Rijksgebouwendienst Directie Advies & Architecten GGD Rotterdam en omstreken Wolter & Dros GTI Klimaatkontrakt Raadg. Techn. Bur. Van Heugten BV Kon. Verhulst Luchtbehandeling BV Uneto-VNI ULC Technisch Beheer BV Wolter & Dros
IS S O - pr oje c t gr o ep 19 8 H er ziening NE N 513 8 “War m t e t er ugwinning wo ningen” De NEN 5138 “ Warmteterugwinning in woningen Bepalingsmethoden voor energetisch rendement van warmteterugwinapparaten voor individuele ventilatiesystemen” behoeft een aantal aanpassingen. De toleranties bij het uitvoeren van de metingen moeten worden aangescherpt zodat het rendement nauwkeu-
riger bepaald kan worden. Ook is er behoefte aan een goede methodiek voor het vaststellen van het jaarrendement tbv de NEN 5128 (EPC-woningen) waarbij vorstbeveiliging goed is meegenomen. De herziene NEN 5138 is begin 2005 verschenen.
S am e n s t e lling I S S O - p r oj e c t gr o e p 19 8 ir. G.J. Afink (rapporteur) L. van Bohemen A. de Graaff ir. L.J.A.M. Hendriksen ir. A. de Jong ir. L.J.G. Moonen ir. P.Th.J. Overman R. Rooyendijk ir. A.M. van Weele (secretaris)
TNO-MEP., Apeldoorn Itho, Schiedam J.E. Stork Air, Zwolle TNO-MEP, Apeldoorn NEN, Delft Senter/Novem, Sittard Agpo, Breda Brink Climate Systems, Staphorst ISSO, Rotterdam
ISSO jaarboek
24
ISSO jaarboek
IS S O - pr oje c t gr o ep 3 0 1 O n t wer p van e en s o f t war e t o ol vo o r IS S O - public at ies 61 en 6 2 t en b eho eve van o pdr ach t gever s De publicaties 61 en 62 zijn opgezet voor gebruik door zowel architecten, installateurs, installatieadviseurs, opdrachtgevers etc. Deze verschillende gebruikersgroepen zullen verschillende delen van de publicatie gebruiken. Een mogelijk knelpunt is echter dat de gedrukte versies van beide publicaties wellicht moeilijk toegankelijk zijn voor (niet ervaren) gebruikers. Om de publicatie voor elk van deze doelgroepen te ontsluiten zijn er hulpmiddelen nodig. Voor opdrachtgevers is een selectie wenselijk van de onderdelen waarover zij beslissen of adviseren. Voor installatiedeskundigen kan een leidraad door de publi-
catie een snellere gewenning aan de MKK-structuur mogelijk maken. Door middel van een softwaretool kan de opdrachtgever eenvoudiger een selectie maken van de te gebruiken onderdelen van de publicatie. De tool kan zodanig worden opgezet dat na gemaakte keuzen in het proces, alleen nog de informatie verschijnt die op die gekozen situatie van toepassing is. Dit vermindert de informatiestroom en vergemakkelijkt daarmee het gebruik voor de opdrachtgever. De gemaakte keuzen worden vervolgens verwerkt tot (deels) ingevulde vraag-specificatiebladen uit ISSO-publicaties 61 en 62.
S am e n s t e lling I S S O - p r oj e c t gr o e p 3 0 1 B. van Luin ir. L.J.G. Moonen ing. E.J.A. Roijen (rapporteur) R. Slemmer ir. E.J. Wagenaar (voorzitter) ir. A.M. van Weele (secretaris)
Handelmij. Bergschenhoek BV, Bergschenhoek Senter/Novem, Sittard Cauberg Huygen, Raadgevende Ingenieurs B.V.,Maastricht Brink Climate Systems, Staphorst UNETO-VNI, Zoetermeer ISSO, Rotterdam
IS S O - pr oje c t gr o ep 3 41 K lein t je IS S O war m t everlies b er ekening In 2001 is de warmteverliesberekening voor woningen en woongebouwen ISSO-publicatie 51 uitgekomen. Een warmteverliesberekening conform ISSO-publicatie 51 wordt door GIW en opdrachtgevers geëist. De warmteverliesberekeningsmethodiek zoals beschreven is wordt vooral door de grote- en middelgrote installatiebedrijven gebruikt. De kleine installateur heeft geen tijd om het warmteverlies te berekenen conform ISSO-
publicatie 51. Toch is het belangrijk dat ook deze groep een eenvoudige maar betrouwbare warmteverliesberekeningsmethodiek heeft. Op basis van ISSO-publicatie 51 zal ISSO een ‘Kleintje warmteverlies’ ontwikkelen, waarmee de kleine installateur met beperkte ingave van de woning toch een betrouwbare warmteverliesberekening krijgt. Kleintje Warmteverlies is verschenen in 2005
S am e n s t e lling I S S O - p r oj e c t gr o e p 3 41 E. Koster R.L. Hoekstra Ir. J.W.M. Hooijschuur F.A. Vos M. Staal ing. C.A.M. Arkesteijn (auteur en secretaris)
E.Koster Installatietechniek, Veendam Mampaey Installatietechniek, Dordrecht Senter/Novem, Sittard Uneto-VNI, Zoetermeer Wolter & Dros Aquatherm, Groningen ISSO, Rotterdam
2004 - 2005 2005 - 2006
25
IS S O - pr oje c t gr o ep 3 61 IS S O - Handb o ek O n t wer p en S anit air e Ins t allat ies
ISSO heeft besloten om voor het ontwerpen van sanitaire installaties een afzonderlijk handboek te gaan ontwikkelen. Het handboek moet een naslagwerk worden voor de professional, aankomend professional en studerenden op het gebied van het ontwerpen van sanitaire installaties voor bouwwerken zoals genoemd in het Bouwbesluit en watervoerende brandblusinstallaties voor bouwwerken zoals genoemd in het Bouwbesluit.
Naast ontwerpaspecten komen aspecten m.b.t. realisatie en beheer aan de orde. De nadruk ligt echter op het ontwerp. De omvang zal circa 500 pagina’s zijn en de stijl vergelijkbaar met het huidige ISSO-handboek Installatietechniek. Daarnaast zullen er praktijksituaties en berekeningsvoorbeelden worden opgenomen. De oplevering wordt verwacht in december 2006
IS S O - pr oje c t gr o ep 3 6 9 Keur en cv-ins t allat ies oud er dan 15 jaar In de Energie Prestatie Richtlijn wordt gesteld dat verwarmingsinstallaties ouder dan 15 jaar moeten worden gekeurd op functioneren en energierende-
ment. Een door de installatieontwerpers opgestelde keuringsprocedure haakt hier tijdig op in.
IS S O - pr oje c t gr o ep 3 7 0 Keur en cv-ins t allat ies gr o t er dan 10 0 k W In de Energie Prestatie Richtlijn wordt gesteld dat ketelinstallaties met een vermogen groter dan 100 kW periodiek moeten worden gekeurd. Deze ISSO-publicatie
dient aan te sluiten op de huidige CSIOS regeling waar in het kader van de wet milieubeheer de emissie van de verbrandingsgassen wordt gecontroleerd.
IS S O - pr oje c t gr o ep 3 7 1 Keur en ko elins t allat ies gr o t er dan 12 k W In de Energie Prestatie Richtlijn wordt gesteld dat koelinstallaties met een vermogen groter dan 12 kW periodiek moeten worden gekeurd op functioneren en
energierendement. Een door de installatieontwerpers opgestelde keuringsprocedure haakt hier vroegtijdig op in.
IS S O - pr oje c t gr o ep 3 7 2 U it br eiding IS S O -31 M e e t pun t en en m e e t m e t hod en In het kader van opleveren, periodiek keuren van verwarmingsinstallaties en het stimuleren van het monitoren van installaties dienen in een klimaatinstallatie vol-
doende meetpunten aanwezig te zijn en de juiste meetmethoden te worden toegepast. Met ISSO-publicatie 31 wordt hiervoor een standaard vastgesteld.
ISSO jaarboek
26
ISSO jaarboek
IS S O - Pr oje c t gr o ep 3 8 6 O n t wer p en t uinb ou wkas sys t em en Voor het realiseren van een goede kwaliteit van tuinbouwkassen en de bijbehorende installaties is het niet voldoende om goede gecertificeerde onderdelen/installatiecomponenten toe te passen. De verschillende onderdelen/componenten moeten bovendien goed kunnen samenwerken en op elkaar aansluiten en het geheel moet goed gedimensioneerd en ingeregeld worden. Hier zit het probleem bij de tuinbouwkassystemen: omdat er voor de installaties geen normen en erkende berekeningsmethodieken aanwezig zijn, maakt ieder gebruik van fysische wetten en basistechnieken uit de warmteleer en past die, veelal vermengd met ervaringsgegevens, toe. Teneinde een goede kwaliteit van kassen en installaties te kunnen realiseren is een afgesproken werkwijze noodzakelijk. Hierbij moet aangeloten worden bij zaken als ongeschreven wetten, andere afspraken (bijv. MJA’s
en convenanten) en randvoorwaarden/geldigheidsgebieden. Bij kassen en installaties hebben we het over een omvangrijk project waarin meerdere disciplines betrokken zijn. Daarom wordt het project, dat ISSO samen met AVAG (Platform Toeleveranciers Glastuinbouw) uitvoert, opgedeeld in een aantal stappen/deel-onderwerpen. die ieder vastgelegd worden in een eigen ISSO-AVAG-publicatie die als basis kan dienen voor een BRL. Het proces van het bouwen van kassen en het aanbrengen/ontwerpen van de installaties is voor dit project opgedeeld in de volgende hoofdonderdelen: - ontwerpen/bouwen van de kas; - verwarmen/koelen van de kas; - waterhuishouding;
IS S O - pr oje c t gr o ep 3 8 7 Rich t lijn t h er mis ch e en er gie o pslag Het doel van dit project is de ontwikkeling van een richtlijn die het mogelijk maakt om in een haalbaarheidsonderzoek of in een vroege ontwerpfase (pre-VO), ‘gebouw’ en ‘warmte-/koudevoorziening met energieopslag’ gezamenlijk te beschouwen op energie-efficiency. Op basis daarvan dienen met de richtlijn randvoorwaarden te kunnen worden vastgesteld voor het gebouwontwerp en het optimale systeemconcept met energieopslag. Het achterliggende doel is dat vroegtijdig betere keuzes worden gemaakt, zodat: - de energie-effiency van systemen met energieopslag verbetert (COP van 12 naar 20); - rendabele keuzes sneller geïdentificeerd kunnen worden, met name ook in renovatieprojecten; - de energiebalans van opslagprojecten in de praktijk beter aansluit bij het ontwerp.
combinatie met warmtepompen - aan het toenemen. Met de EPN wordt de toepassing (vanwege hun goede energie-efficiency) gestimuleerd. De energie-efficiency van de energieopslag is vanuit de EPN echter niet gegarandeerd. Zo wordt in de EPN gerekend met een gemiddelde energie-efficiency (COP) van 12. In de praktijk kan deze energie-efficiency variëren tussen de 6 tot 20. In tegenstelling tot veel andere energieopwekkers wordt de energie-efficiency van een energieopslagsysteem voor een groot deel bepaald door de energetische eigenschappen van het gebouw, de daarin gehuisveste organisatie, het type activiteiten, de bedrijfstijden enzovoort. Een goed uitgebalanceerd gebouw betreffende warmte- en koudevraag zal resulteren in een goed uitgebalanceerde energieopslag en daarmee een hoge energie-efficiency van deze duurzame energie opwekker. Omgekeerd kan het koudeen warmtevraagprofiel van een (groep) gebouw(en) worden gebruikt om een systeem met energieopslag zo te ontwerpen dat het energetisch in balans blijft.
Mede door de invoering van de EnergiePrestatieNorm voor utiliteitsgebouwen (NEN 2916) is het aantal toepassingen van energieopslag in de bodem – vaak in
2004 - 2005 2005 - 2006
27
IS S O - pr oje c t gr o ep 3 9 0 Eur op es e Rich t lijn “En er gie pr es t at ie in geb ou wen” ( E P BD ) De implementatie van de EPBD in de Nederlandse regelgeving zal per 4-1-2006 starten. ISSO speelt een productieve rol, zowel in Europees als nationaal verband bij de ontwikkelingen van de normen, richtlijnen en certificatieschema’s die de implementatie mogelijk moeten maken. De Energieprestatiecertificaten worden opgesteld door BRL 9500 gecertificeerde bedrijven. Voor de bepalingsmethode wordt verwezen naar EPNwoningbouw (NEN 5128), de EPN-U- bouw (NEN 2916)
en voor de bestaande bouw naar de ISSO 82 (EPAwoningbouw) en ISSO-75 (EPA- U-Bouw). Voor de verplichte installatie-energieprestatie keuringen conform BRL 6000-19/20/21 (in ontwikkeling) zal worden verwezen naar de onderliggende (ook in ontwikkeling zijnde) ISSO-richtlijnen en Europese normen. Ook voor de duurzame energiecheck voor (nieuwe) gebouwen meer dan 1000 m2 wordt een dergelijke aanpak ontwikkeld.
IS S O - pr oje c t gr o ep 3 9 4 O n t wik keling V laam s e rich t lijn war m t ep o mp en Het project heeft ten doel het opstellen van een code van goede praktijk voor de installatie van warmtepompsystemen. Deze technische voorlichting moet, in functie van de verschillende bestaande warmtepompconcepten, een gedetailleerd inzicht geven in de technische eisen ten aanzien van de verschillende systeemonderdelen, de installatie, de montage, de opstart en het gebruik en onderhoud van het warmtepompsysteem.
De code is bedoeld tegemoet te komen aan het gebrek aan kennis bij de gebouwbeheerder/opdrachtgever enerzijds en het ontbreken aan voldoende know how bij de installateur anderzijds. De bedoeling is de code op te maken voor toepassing van warmtepompen in gebouwen als verwarming. De klemtoon ligt op toepassingen in de woningbouw, maar andere segmenten kunnen eveneens worden behandeld.
IS S O - pr oje c t gr o ep 3 9 6 N ed erland s plat f o r m war m t ep o mp en In de Energie Prestatie Directive voor gebouwen staat vermeld dat bij nieuwbouwprojecten en grote renovaties moet worden beoordeeld of de toepassing van warmtepompen technisch en economisch haalbaar is. Met dit project wordt hiervoor een instrument ontwikkeld. Het instrument wordt dusdanig opgezet dat
opdrachtgevers en architecten in staat zijn op basis van beperkte informatie deze beoordeling op verantwoorde wijze uit te voeren. De resultaten van de beoordeling worden vastgelegd op een standaardinvulformulier dat aan het instrument is toegevoegd.
IS S O - pr oje c t gr o ep 3 9 8 Br and veilige d o o r vo er en Als vervolg op het project sanitaire doorvoeren wordt ook voor de disciplines klimaattechniek en elektrotech-
niek kennis ontwikkeld. In het eerste halfjaar van 2006 wordt de publicatie verwacht.
ISSO jaarboek
28
ISSO jaarboek
IS S O - pr oje c t gr o ep 416 Ta xer en t e chnis ch e ins t allat ies in wo ningen Installatiekosten (met inbegrip van de elektrotechnische kosten) vormen een steeds belangrijker deel van de totale bouwkosten. In de zeventiger jaren was slechts een zeer klein deel van de totale kosten van een woning voor installaties(< 1%). Sinds de invoering van het Bouwbesluit en de daaraan gekoppelde energieprestatienormering is het deel van de kosten voor installaties in veel gevallen gestegen tot 10% van de totale kosten. In 2005 worden de eisen verder aangescherpt zodat een woning nog energie-efficiënter moet worden. Dit kan niet meer door bouwkundige maatregelen en zal dus vooral moeten komen uit installatietechnische voorzieningen waardoor installaties een nog groter deel van de totale kosten gaan uitmaken. Bijzondere installatieconcepten zoals warmtepompen, zonne-energie en domotica zullen steeds algemener worden. Daarnaast speelt er nog een ander aspect een rol: door de steeds verder gaande isolatie en luchtdichtheid van woningen wordt de warmte die zich in woningen bevindt steeds beter vastgehouden. Dit
betekent enerzijds dat in de winter minder verwarmd hoeft te worden anderzijds dat de binnentemperatuur in de zomer hoger kan oplopen en dat er steeds meer (beperkte) koeling in woningen geïnstalleerd gaat worden. Verwachting is dat het aandeel installatietechniek in ‘normale’ woningen aankomende jaren zal stijgen naar zo’n 25%. Installaties zo luidt de conclusie bepalen eigenlijk steeds meer de waarde van woningen/woon-gebouwen (en appartementen). Makelaar-taxateurs hebben veelal niet de kennis en inzicht in de kosten van gebouwgebonden gegevens, de relatie tussen installatieconcept en bijv. arbeidsproductiviteit. Analyse van vastgoed-advertenties leert dat veelal wel zaken worden genoemd ‘als de gordijnen blijven achter’ maar dat er met geen woord gerept wordt over het aanwezige installatieconcept.
IS S O - pr oje c t gr o ep 417 HOI “H er s t r u c t ur ering O nd er wijs mat eriaal Ins t allat ie t e chniek” In het nieuwe schooljaar 2005/2006 gaat op 4 ROC ’s voor de MBO opleiding Installatietechniek een pilot van start. Hierin worden de nieuwe leermiddelen getest die zijn ontwikkeld in het kader van het project HOI.
De nieuw ontwikkelde leermiddelen hebben betrekking op het thema “Ontwerpen van een cv-installatie”. De opzet is zodanig dat de MBO-student vrijwel zelfstandig de gestelde leerdoelen kan bereiken. Hierbij heeft de docent een meer begeleidende rol. De student wordt geconfronteerd met een probleemstelling. Hierbij is een comfortklacht van bewoners van een recent opgeleverde luxe woning: de woonkamer wordt in de winterperiode onvoldoende warm. Vanuit de themawijzer wordt de student naar verschillende deelopdrachten gestuurd, zodat hij/zij uiteindelijk zelf het gestelde probleem kan oplossen. Het ‘leren door doen’ vormt hierbij de basis. De student maakt daarbij gebruik van: - instructiemateriaal, waarin de ISSO-publicaties vereenvoudigd worden uitgelegd; - kennisboeken van Kenteq; - gedigitaliseerde ISSO-publicaties die via www.issodigitaal.nl zijn te raadplegen; - softwaretools van ISSO; - websites van organisaties, zoals GIW, Stabu, VABI, Bink, etc.
Doel van het project HOI (Herstructurering Onderwijsmateriaal Installatietechniek) is thematisch onderwijsmateriaal te ontwikkelen dat: - is gerelateerd aan normstellende ISSO-publicaties; - flexibel aansluit bij de beroepspraktijk; - past bij het competentiegerichte leren. Het project wordt in belangrijke mate wordt gefinancierd door OTIB en bestaat uit een samenwerkingsverband van: - ROC’s (Zadkine te Rotterdam, ROC Eindhoven, ROC Midden Nederland te Amersfoort, Deltion College, Zwolle) - Wolter & Dros, Amersfoort - Uneto-VNI - BvE-Raad kennisplatform installatietechniek - Kenteq - ISSO
2004 - 2005 2005 - 2006
29
Het thema wordt afgesloten met een eindopdracht, waarbij de student zelf in de praktijk bij een bedrijf een cv-installatie ontwerpt.
Na het testen en zonodig bijstellen van het onderwijsmateriaal is het definitieve materiaal beschikbaar vanaf schooljaar 2006/2007
IS S O - Pr oje c t gr o ep 4 2 8 Ta xer en t e chnis ch e ins t allat ies in kan t o o r geb ou wen Makelaar-taxateurs hebben veelal niet de kennis en inzicht in de kosten van gebouwgebonden gegevens, de relatie tussen installatieconcept en bijv. arbeidsproductiviteit. Analyse van vastgoed-advertenties leert dat er veelal met geen woord gerept wordt over het aanwezige installatieconcept.
a) Visueel herkennen en classificeren van het type klimaatinstallatie. Het gaat hier om praktische kennis ondersteund met veel visueel materiaal, om de taxateur snel inzicht te geven in de kwaliteit van de type installatie, duurzaamheid, gevolgen voor binnenklimaat en gezondheid; b) Voor- en nadelen van een bepaald installatieconcept; c) De belangrijkste installatieconcepten worden vertaald naar kosten per BVO of per component. Via internetapplicaties van de Taxateuracademie kunnen de installatietechnische kosten gesommeerd worden en wordt er gecorrigeerd voor levensduur. ISSO houdt de data in de applicatie actueel.
Deze cursus Technische installaties in kantoren voorziet in dit hiaat. De cursus behandelt de meest voorkomende installatieconcepten. Na het volgen van de cursus kan men:
IS S O - pr oje c t gr o ep 5 0 8 Kennis over dr ach t s c o mmis sie IO P EM V T A c h t e r gr o n d
De e ln am e
Vanaf juli 2002 zijn een aantal onderzoeksprojecten gestart in het kader van het Innovatiegericht OnderzoeksProgramma Elektromagnetische Vermogenstechniek (IOP EMVT, een programma van Senter/ Novem. In 2004 is een 2e tender geweest, waaruit een zestal nieuwe projecten zijn gestart.
Namens UNETO-VNI, TVVL en ISSO participeert ir. G.G. van Dijk in de kennisoverdrachtscommissie van het IOP EMVT zodat ook de de installatiesector zijn voordeel kan doen met dit programma. Vooral het thema EMC, met daarin de projecten Optimale bekabeling in gebouwen en installaties en Draadloze energieoverdracht in huis en kantoor, biedt interessante aanknopingspunten.
IS S O - pr oje c t gr o ep 5 0 9 M e e t ins t r um en t en Al enige tijd is een discussie gaande over wat nu goede instrumenten zijn om bepaalde elektrotechnische metingen uit te voeren en wie bepaalt welke instrumenten op zo’n lijst staan. In de vakpers zijn er al de nodige
artikelen en uitspraken aan gewijd, maar vooralsnog is van duidelijkheid geen sprake. Het project moet leiden tot een indeling van instrumenten in klassen.
ISSO jaarboek
30
ISSO jaarboek
IS S O - pr oje c t gr o ep 5 3 0.1 N o od s t r o o mvo o r ziening in wo ningen Toenemende afhankelijkheid van elektrische energie in samenhang met groter wordende leveringsonzekerheid doet vermoeden dat er behoefte zou kunnen zijn aan noodstroomvoorzieningen in woningen. Is noodstroomvoorziening in de woning realistisch? Hoe zou dit vorm kunnen krijgen? Waar zitten knel-
punten? Welke voorzieningen verdienen prioriteit bij gebruik van de noodstroomvoorziening (preferente groepen)? Hoeveel uur moet de woning kunnen functioneren? Welke mogelijkheden liggen er voor de installatiesector en andere partijen? Hoe kan de behoefte bij de consument geactiveerd worden?
IS S O - pr oje c t gr o ep 5 3 2 Power Q ualit y In 2004 is in opdracht van UNETO-VNI een notitie geschreven over knelpunten en kansen rond Power
Quality. Dit project wordt nu vervolgd door een uitwerking van enkele van de aanbevelingen.
IS S O - pr oje c t gr o ep 5 61. 2 L evenslo o pb es t endig Wo n en ver volg Binnen dit project worden verschillende activiteiten opgepakt in aansluiting op het verschijnen van ISSO-
publicatie 77 ‘’Installaties voor Levensloopbestendig Wonen’’. O.a. de realisatie van een website.
IS S O - pr oje c t gr o ep 5 61.3 L evenslo o pb es t endig Renover en In aansluiting op ISSO-publicatie 77 ‘’Installaties voor Levensloopbestendig Wonen’’ dat vooral bedoeld is voor nieuwbouw, zal in dit project aandacht zijn voor levensloopbestendig installeren in renovatieprojecten. De bestaande woningvoorraad is veel groter dan de nieuw te bouwen woningen. Regelmatig vinden grootschalige en minder grootschalige renovaties en verbouwingen plaats. Hoe kunnen in zulke gevallen de instal-
laties optimaal aangepakt worden, zodat ze bijdragen aan de verbetering van de woontechnische kwaliteit? Concreet: Het verbeteren van de eigenschappen van woningen tot een standaardniveau, voor de huidige doelgroep(en) en voor de nieuwe doelgroep(en)? Keuzevrijheid consument?
IS S O - pr oje c t gr o ep 5 6 2 Rich t lijn Verlich t ing Een reguliere lichtinstallatie dient op een eenvoudige manier ontworpen en geïnstalleerd te kunnen worden, waarbij gelet wordt op visueel comfort, kosten en energiebesparing.
Doel van het project is een goede basisbeschrijving van ontwerp en installatie van een lichtinstallatie, zodat een ‘gemiddelde installateur’ een reguliere installatie zelf kan doen, zonder (veel) extern advies.
2004 - 2005 2005 - 2006
31
IS S O - pr oje c t gr o ep 6 0 2 GI W/ IS S O - public at ie In de woningbouw heeft de koper geen enkele invloed op de keuze van materialen en/of installaties waardoor het aantal klachten hoog ligt. Installaties worden steeds geavanceerder/gecompliceerder; een juiste afstemming van de diverse installaties en installatieonderdelen is daarom van groot belang. Doelstelling van deze publicatie is het vaststellen van minimum eisen waar-
aan installaties moeten voldoen. De publicatie bevat de wettelijke en aanvullende eisen die de Stichting GIW heeft opgesteld. Tevens zal de publicatie adviezen opnemen om de kwaliteit van installaties te waarborgen en klachten zoveel mogelijk te beperken.
IS S O - pr oje c t gr o ep 6 0 5 IS S O - public at ie m e e t pun t en en m e e t m e t hod en vo o r cv en ko eling In het kader van opleveren, periodiek keuren van installaties en het stimuleren van monitoren van installaties dienen in een klimaatinstallatie voldoende meetpunten
aanwezig te zijn en de juiste meetmethoden te worden toegepast. Met de te realiseren ISSO-publicatie wordt hiervoor een standaard vastgesteld.
IS S O - pr oje c t gr o ep 613 E-lear ning modulen ISSO heeft van OTIB opdracht gekregen om rond de ISSO-publicaties E-learning modulen te ontwikkelen. In samenspraak met OTIB heeft ISSO gekozen om te starten met de ontwikkeling van E-learning modulen rondom ISSO-publicatie 60 het berekenen van Rc en U-waarden van constructies en rondom ISSO-publicatie 72 ‘Individuele kleine elektrische warmtepompsystemen’ • E-learning module Rc en U-waarden van constructies In deze e-learning module wordt de deelnemers op interactieve wijze uitgelegd hoe men de Rc- en Uwaarden van een constructie berekend. De deelnemers kunnen in de e-learning module verschillende opdrachten maken en daarmee aantonen dat zij de verschillende onderdelen van ISSO-publicatie 60 begrepen hebben. • Warmtepompen in woningbouw conform ISSOpublicatie 72 In deze e-learning module wordt de deelnemers op interactieve wijze uitgelegd hoe men warmtepompsystemen voor woningen moet ontwerpen. In deze module komen zowel de warmtepompboiler de warmtepomp voor ruimteverwarming en combiwarmtepomp aan de orde. De deelnemers kunnen in de e-learning module ver-
schillende opdrachten maken en daarmee aantonen dat zij de verschillende onderdelen van ISSO-publicatie 72 hebben begrepen. Na de ontwikkeling en evaluatie van deze twee E-learning modulen zal in samenspraak met OTIB een volgende E-learning module worden ontwikkeld. Deze E-learning modulen zijn bedoeld om de installatiesector stap voor stap de kennis en methodieken die beschreven staan in de ISSO-publicaties bij te brengen. Het doorlopen van een bepaalde e-learningmodule kan thuis of op kantoor op elk gewenst moment plaatsvinden. De gebruikers van de e-learning module kunnen dan ook nog kiezen of zij deel willen nemen aan een bijeenkomst waarin de deelnemer vragen kan stellen aan een deskundige. De deelnemers kunnen dan indien gewenst vanuit de e-learning module doorlinken naar de desbetreffende digitale ISSO-publicatie. Ook een combinatie met de berekeningsprogramma’s ligt voor de hand. De deelnemer krijgt op deze wijze inzicht waarom bepaalde gegevens uit de ISSO-publicatie in de computer-programma’s ingevuld moeten worden en wat de consequenties van bepaalde keuzes zijn.
ISSO jaarboek
32
ISSO jaarboek
IS S O - pr oje c t gr o ep 614 L egio n ellav r aagbaak 2 0 0 5 In 2001 is, in opdracht van het ministerie van VROM en in samenwerking met Uneto-Vni, de website www.legionellavraagbaak.nl tot stand gebracht. In het afgelopen jaar werd de legionellavraagbaak meer dan 30.000 keer bezocht. Vanaf 2005 wordt de website echter niet meer extern gefinancierd. Gezien de nog steeds bestaande informatiebehoefte en het enorme draagvlak vanuit de installatiesector heeft ISSO besloten om de legionellavraagbaak nog een aantal jaren te continueren.
van de website. Met ingang van 2005 is er in navolging van de database met installateurs ook een database met adviseurs die legionellapreventie-diensten aanbieden toegevoegd. Tevens is het onderdeel ‘leveranciers’ geïntroduceerd op de website. De mogelijkheid om vragen te stellen is gehandhaafd, de beantwoording zal nu echter kosten met zich meebrengen. In de FAQ zijn nu al ruim 600 vragen met antwoorden terug te vinden. Op korte termijn zullen er op de website toevoegingen komen op basis van de te realiseren ISSO-publicatie 55.3 ‘Legionellapreventie in luchtbehandelinginstallaties’.
Dit project geeft uitvoering aan de activiteiten om dit te realiseren. Belangrijke zaken die daarbij een rol spelen zijn het onderhoud en de voortdurende actualisering
2004 - 2005 2005 - 2006
33
IS S O C ont ac t en In het kader van overleg tussen de verschillende branches zijn er naast het overleg met de in ISSO deelnemende organisaties ook contacten met: CINI – Stichting Isolatie voor de Industrie LUKA – Nederlandse Vereniging van luchtkanalenfabrikanten NVvK – Nederlandse Vereniging voor Koude STABU – Bestekssystematiek voor de woning- en utiliteitbouw Bouwend Nederland DODIB – Directeurenoverleg Dienstverlenende Instanties Bouwnijverheid PSIB – Platform Proces Innovatie Bouw PCR – Programma Coördinatie Raad SBR – Stichting Bouwresearch CUR – Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research en regelgeving CROW – Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond, Water en Wegenbouw en de Verkeerstechniek GIW – Garantie Instituut Woningbouw OTIB – Opleiding- en Ontwikkelingsfonds voor het Technisch Installatiebedrijf
Vertegenwoordiging in NEN commissies vindt plaats in goede afstemming met UNETO-VNI, TVVL, ONRI e.a. Inzet van ISSO is vooral als inbrenger van de binnen de installatiesector reeds bestaande normatieve methoden zoals deze zijn opgenomen in ISSO publicaties. Echter ook als representant van deze sector en ter afstemming van ISSO projecten op NEN-normen. De samenwerking met NEN leidt soms tot het uitbrengen van gezamenlijke producten zoals bijv. de NTR3216. NEN NC 351.074.0001 NC 351.074.0002 NC 351.074.0004 NC 351.074.0006 NC 351.074.0007 NC 351.074.02 NC 351.074.07 NC 351.074.15 NC 351.074.16 NC 353.033 NC 351.074 NC 351.047.008 NC 351.074.18
FME brancheorganisaties zoals: Vereniging Huis en Klimaat NVKL – Nederlandse Vereniging van ondernemingen op het gebied van de Koudetechniek en Luchtbehandeling VLA – Vereniging Fabrieken van Luchttechnische Apparatuur VDL – Vereniging van fabrikanten en importeurs van Directgestookte Luchtverwarmers.
Begeleidingscommissie van CEN TC 89 Begeleidingscommissie van CEN TC 195 Begeleidingscommissie internationale contacten Begeleidingscommissie van CEN TC 228 Begeleidingscommissie van CEN TC 247 Luchtdichtheid van woningen Ventilatie van gebouwen Energieprestatie woningbouw Energieprestatie utiliteitsbouw Thermische isolatie materialen Klimaat beheersing gebouwen Begeleidingcommissie EPBD Warmteterugwinning
• in de bouwsector COPI’s (CROW, CUR, ISSO, SBR) Hierbij gaat het vooral om bouwbrede activiteiten waarin de installatiesector participeert. - Afstemming van de informatietechnische infrastructuur binnen de bouw, zorgen voor een transparante structuur, UNETO-VNI en VABI nemen eveneens deel aan onderdelen van dit overleg. - Inbrengen van ideeën binnen bouwbreed overleg en ervoor zorgen dar de installatie sector eventueel ook gebruik zal kunnen maken van subsidies die bouwbreed beschikbaar kunnen komen.
Behalve de eerder genoemde contacten vertegenwoordigt ISSO de installatiesector in nationale overlegverbanden: - bij de overheid (VROM, EZ, SZW, VWS, etc) Er vindt overleg plaats, met deze partijen in relatie tot lopende en mogelijke nieuwe projecten. Tevens participeert ISSO bij regelmaat in overleg, workshops e.d. welke door of in opdracht van de overheid worden georganiseerd om namens de installatiesector het belang van deze sector uit te dragen en de weg voor mogelijk nieuwe activiteiten te effenen. - Binnen de installatiesector zelf, zoals de TR-TVVL, werkgroepen van TVVL, VABI, ROI’s, etc. - bij nationale normalisatie -NEN
ISSO jaarboek
34
ISSO jaarboek
bestaande KOMO merk, voor de installatiesector is gekozen voor KOMO INSTAL, als woord-en beeldmerk.
K BI ( S t i c h t ing Kwali t ei t s b o r ging I n s t allat i e s e c t o r)
Een certificatie-instelling controleert tenminste één keer per jaar of het gecertificeerde bedrijf en de door dit bedrijf geleverde product voldoet aan de eisen van de certificatieregeling.
Stichting KBI (KBI) werd op initiatief van Uneto-Vni in december 2000 opgericht. De belangrijkste taak van KBI is het beheer en de instandhouding van certificatieregelingen voor de installatiesector. Het feitelijke beheer van de certificatieregelingen wordt uitgevoerd door het Centraal College van Deskundigen Installatiesector (CCvDI). In dit college hebben vertegenwoordigers zitting van belanghebbenden bij en deskundigen op het gebied van de installatietechniek.
Op de website van KBI (www.stichtingkbi.nl ) staat een actueel overzicht van alle bedrijven die voor één of meer van de door het CCvDI beheerde certificatieregelingen zijn gecertificeerd. Bovendien vindt u op de website uitvoerige informatie over alle certificatieregelingen en een overzicht van de betrokken certificatieinstellingen. Er is ook een mogelijkheid om vragen te stellen.
Door het CCvDI wordt op dit moment omstreeks 20 certificatieregelingen beheerd. De belangrijkste daarvan zijn BRL6000: ontwerpen, installeren en onderhouden van gas-, water, en elektriciteitsinstallaties en BRL9500: energieprestatiesadvisering. Maar het CCvDI beheert ook certificatieregelingen op het gebied van bliksembeveiliging. Diverse nieuw certificatieregelingen zijn in ontwikkeling
De r o l van I S S O bij h e t o p s t e ll e n van c e r t i f i c a t i e r e g e lin g vo o r d e in s t alla t i e s e c t o r
Reeds bij de oprichting van KBI werd vastgesteld dat het voor het installatiebedrijf van groot belang is om aan te kunnen tonen dat de geleverde installaties voldoen aan alle relevante eisen van de wet- en regelgeving. Het door een certificatie-instelling afgegeven certificaat betekent dat er een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de door het bedrijf onder certicaat geleverde werk voldoet aan de eisen zoals deze in de de certificatieregeling, waaronder het Bouwbesluit zijn vastgelegd. Het certificaat doet dus een uitspraak over de kwaliteit van het geleverde product of dienst. Deze keuze betekent dat gebruik kan worden gemaakt van de uitstraling en de betekenis van het reeds lang
Een nieuw op te stellen certificatieregeling is steeds gebaseerd op beschikbare normatieve documenten. Deze documenten bevatten de objectief meetbare en vast te stellen prestatie-eisen waaraan de betreffende installatie of onderdelen daarvan moeten voldoen.
Stichting KBI en dan vooral het CCvDI, houdt zich uitsluitend bezig met het beheer en het onderhoud van certificatieregelingen. Het is Stichting KBI op grond van haar statuten niet toegestaan zelfstandig certificatieregelingen op te stellen.
ISSO is bij uitstek de organisatie die kan bogen op grote kennis en ervaring met het opstellen van prestatiegerichte (normatieve)documenten ten behoeve van de installatiesector. Het ligt dan ook in de lijn ISSO te belasten met het opstellen van nieuwe certificatieregelingen, mede gebaseerd op de richtlijnen van ISSO.
2004 - 2005 2005 - 2006
35
IS S O -Int er nat io naal C o n t ac t e n m e t ve r wan t e o r gani s at i e s in E u r o pa :
ISSO participeert in de volgende CEN-Technical Committees: CEN TC 89: Thermische eigenschappen van gebouwen, CEN TC 156: Ventilatiesystemen woongebouwen, CEN TC 228: Verwarming voor gebouwen. Deze TC’s zijn systeemgeoriënteerde TC’s die tot doel hebben om normen voor te bereiden die de berekening, het ontwerp en de prestatie van gebouw en installatie beschrijven.
België
- Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB) Engeland - Building Services Research and Information Association (BSRIA) Duitsland - Verein Deutscher Ingenieure (VDI-TGA) Finland - FIMET Frankrijk - Comité Scientifique et Technique des Industries Climatic (CoSTIC) Italië - Assistal Spanje - Associación Técnica Española de Climatización y Refrigeración (Atecyr) en IDAE (Instituto para la Diversificatión y Ahorro de la Energia)
Bovengenoemde CEN TC’s werken met werkgroepen die specifieke normen voor bereiden: ISSO is hier vertegenwoordigd in de volgende werkgroepen: CEN TC 89 WG4: Energieberekening en -prestatie van gebouwen. Deze werkgroep bereidt o.a. de Europese equivalent van de energieprestatienormering voor. CEN TC 89 WG6: Temperatuur- en koellastberekening voor gebouwen. Deze werkgroep bereidt o.a. normen voor betreffende: • Temperatuurberekening in gebouwen met en zonder koeling voor zomeromstandigheden. • Koellastberekening voor gebouwen. • Energieberekening voor gebouwen met koeling. CEN TC 89 WG 9: Klimaatgegevens t.b.v. berekeningen. Deze werkgroep bereidt de methoden voor die de diverse werkgroepen die gebruik maken van klimaatgegevens t.b.v. dimensionerende berekeningen (warmteverlies, koellastberekening etc.) of gegevens voor gemiddelde energiegebuiksberekeningen (graaddagen e.d.) CEN TC 156 WG1: Begrippen en definities betreffende ventilatiesystemen in gebouwen. Deze werkgroep bereidt een Europese norm voor betreffende alle definities op dit gebied, ISSO leidt deze werkgroep. CEN TC 156 WG4: Luchttechnische apparaten en appendages. Deze werkgroep specificeert de prestatie van luchttechnische apparaten en appendages. ISSO leidt een subwerkgroep die zich bezig houdt met klimaatplafonds en koelplafonds. CEN TC 156 WG12: Eisen betreffende binnenklimaat CEN TC 156 WG7: Prestatiebeschrijving van luchtbehandelingssystemen. Deze werkgroep beschrijft de prestatie van luchtbehandelingssystemen.
L id maat s c hap van o. a . American Society of Heating Refrigerating and Air-conditioning Engineers, (ASHRAE) Hierbij is ISSO o.a. betrokken bij de volgende werkgroepen: SSPC 55 Binnenklimaatcondities: TC 4.1 Koellastberekening, TC 6.5 Stralingsverwarming en -koeling. International Councel for research and Innovation in Building and Construction (CIB) Hierbij is ISSO o.a. betrokken bij de volgende werkgroepen: W62 Sanitaire techniek en binnenriolering; (in september 1998 organiseerde ISSO een internationaal symposium in Rotterdam), W77 Binnenklimaat en comfort in gebouwen. International Solar Energy Society (ISES) International Society of Indoor Air Quality and Climate (ISIAQ)
E u r o p e s e N o r mali s at i e ac t i v i t ei t e n De participatie van ISSO in het CEN-werk heeft tot doel de visie en werkwijze zoals deze in Nederland geldt onder de aandacht van de normcommissies te brengen met als doel dat de uiteindelijk tot stand te brengen Europese normen zo efficiënt mogelijk in de Nederlandse installatiepraktijk kunnen worden toegepast. ISSO vertegenwoordigt het Nederlandse vakgebied in een aantal CEN-TC’s. CEN (de Europese vereniging van normalisatie instituten) organiseert de totstandkoming van Europese normen.
ISSO jaarboek
36
ISSO jaarboek
CEN TC 156 WG7
Subgroep “Load en energy calculations” Subgroep “Ventilatieberekeningen” CEN TC 156 WG10: Inspectie AC-installaties CEN TC 156 WG11: Inspectie ventilatiesystemen CEN TC 228 WG1: Ontwerptechnische kwaliteitseisen voor verwarmingsinstallaties. CEN TC 228 WG2: Installatietechnische kwaliteitseisen. CEN TC 228 WG 4: Dimensionering (warmteverliesberekening) en energieprestatieberekening voor verwarmingsinstallaties. JWG: CEN TC 89 Joint Working Group van de CEN TC 89, 156 en 228. ISSO levert de voorzitter voor deze werkgroep (ir. J. Hogeling). Deze werkgroep coördineert het Europese (CEN) werk met betrekking tot alle berekeningen voor energie, temperatuur en vermogen (koellast/warmteverlies). Voorts worden de werkzaamheden van verschillende andere CEN en ISO (International Standard Organisation) voor zover mogelijk gevolgd. Het betreft hier o.a CEN TC’s op het gebied van: - CEN TC 130 ‘Warmteafgifte radiatoren/convectoren’ - CEN TC 195 Luchtfilters voor comfortdoeleinden - CEN TC 247 ‘Gebouwbeheer, automatisering en regeling’ - CEN TC 164 en CEN TC 165 ‘Sanitaire techniek en binnenriolering’ - ISO TC 163 ‘Thermische eigenschappen gebouwen’ - ISO TC 122 ‘Ergonomie’ - ISO TC 205 ‘Gebouw en installatie prestatiebeschrijving’
E PDB ISSO participeert actief in het Europese overleg over de implementatie van de EPBD. Dhr. Hogeling is voorzitter van de stuurgroep CEN BTWG173 EPBD die de werkzaamheden van het door de Europese commissie gemandateerde CEN programma coördineert. Vanuit deze positie wordt eveneens geparticipeerd in het overleg met de EDM werkgroep van de Europese commissie. 2004 - 2005 2005 - 2006
37
3. IS S O Diens t en en pr oduc t en
IS S O To ezend s er vic e
IS S O T h emaTe ch
Op verzoek van een aantal relaties is ISSO enkele jaren geleden gestart met een automatische toezendservice. Inmiddels maken al een paar honderd installatiebedrijven, adviesbureaus, overheden e.d. gebruik van deze dienst. De toezendservice is bedoeld om ISSO relaties op de hoogte te houden van de nieuwe ISSO publicaties. De toezendservice werkt als volgt; De ISSO publicaties zijn te verdelen in de volgende vakgebieden;
De technische brochure, ISSO ThemaTech, verschijnt 3 keer per jaar en heeft tot doel om snel en eenvoudig toegankelijk actuele technische informatie over te brengen. Steeds vaker zorgen nieuwe technische ontwikkelingen ervoor dat er plotseling behoefte ontstaat aan actuele technische kennis. Eind 2004 en begin 2005 zijn de onderstaande nummers verschenen;
T h e m aTe c h 3 Wa t e r z ijdig I n r e g e l e n (september 2004)
Verwarming
De door het Europese parlement uitgegeven richtlijn geeft regels en eisen ten aanzien van de energieprestatie van gebouwen. Alle aangesloten landen moeten aan deze Europese richtlijn gaan voldoen. Een van de meest effectieve manieren om energie te besparen blijkt daarbij het goed inregelen van verwarmingsinstallaties. De derde editie van de ISSO-ThemaTech staat geheel in het teken staat van het onderwerp ’’Waterzijdig Inregelen’’.
Luchtbehandeling
Water en Gas
Energie en Milieu
Elektro & ICT De abonnementhouder kan naar keuze één of meerdere gewenste vakgebieden opgeven waar zijn/haar bedrijfsvoering voordeel van heeft. Na verschijning van een publicatie in één van de vakgebieden zal deze nieuwe uitgave als eerste aan de abonneehouder worden toegezonden. De publicatie wordt vervolgens met 15% korting aangeschaft. Bij inschrijving van 3 of meer vakgebieden dan ontvangt de abonneehouder maar liefst 30% korting op de aankoopprijs. De korting geldt ook voor de reguliere bestellingen bij ISSO. Met het oog op, onder andere, certificering hebben de meeste abonnees gekozen voor toezending van alle nieuwe ISSO publicaties, zo weten ze zeker dat hun technische bibliotheek altijd up to date is. Er verschijnen gemiddeld 4 tot 5 publicaties per jaar. Meer informatie over deze service is te vinden op onze website; www.isso.nl
ISSO jaarboek
38
ISSO jaarboek
T h e maTe c h 4 L egi o n e llap r eve n t i e ( f e b r u ar i 2 0 0 5 ) De vierde uitgave van de ISSO ThemaTech staat in het teken van legionellapreventie. De nieuwe wetgeving rond legionellapreventie, de praktische ervaringen opgedaan tijdens de tijdelijke regeling en de nog steeds binnenkomende informatieverzoeken via de digitale “Legionellavraagbaak” wijzen ons nog steeds op onbeantwoorde vragen met betrekking tot legionellapreventie. Met deze 4e ThemaTech attenderen wij, door beschrijving van een aantal specifieke situaties, de lezers op mogelijke problemen en de daarbij passende oplossingen.
T h e maTe c h 5 Du u r z am e E n e r gi e ( m ei 2 0 0 5 ) Het begrip ‘duurzaam’ is van toepassing op twee pijlers: één is het gebruik van duurzame materialen, de tweede pijler is duurzame energie. ISSO het kennis instituut van, voor en door de installatiesector houdt zich vooral bezig met duurzame energie. Door verlaging van de Energieprestatiecoëfficiënt(EPC) voor woningen per 2006 en de invoering van de Europese richtlijn Energy Performance Building Directive (EPBD) in 2006, krijgt duurzame energie een nieuwe impuls. Reden voor ISSO om deze ThemaTech te wijden aan Duurzame Energie. ISSO maakt al meer dan 30 jaar kwalitatief goede publicaties die een breed draagvlak hebben. De toepassing van deze ISSO-publicaties leidt tot de juiste toepassing van duurzame energie en tot energiebesparing. Willen we de toepassing van duurzame energie tot een succes maken dan dienen wij in de installatietechniek hier zorgvuldig mee om te gaan.
T h e maTe c h ab o n n e m e n t De ISSO-ThemaTech verschijnt 3 keer per jaar en staat telkens in het teken van een actueel thema. De derde ThemaTech van 2005 zal in het najaar verschijnen. Deze zal ik het teken staan van Binnenmilieu. De ThemaTech is op abonnementsbasis verkrijgbaar voor € 18,00 (inclusief verzendkosten) per jaar. Op www.isso.nl vindt u meer informatie over de ThemaTech en het abonnement.
2004 - 2005 2005 - 2006
39
IS S O -Digit aal ISSO-Digitaal is de digitale bibliotheek waarin de publicaties die ISSO uitgeeft meteen online beschikbaar zijn. Geen gezoek meer in de boekenkast, de publicatie is met één druk op de knop beschikbaar. Met ISSO-Digitaal heeft u de meest recente versie van de publicatie tot uw beschikking, waarin eventuele aanvullingen of aanpassingen continu worden verwerkt. Tevens kunt u, via kernwoorden, gemakkelijk in meerdere ISSO publicaties tegelijk zoeken. Ook kunt u interactief andere documenten, zoals het Bouwbesluit of NEN-normen, raadplegen. Deze documenten worden geleverd via BrisWarenhuis. Voor de prijzen van 2005 verwijzen wij u graag naar nevenstaande tabel. Tevens hebben gebruikers van de rekenprogramma’s van Bink en VABI de mogelijkheid de kennis in ISSO-Digitaal als naslagsysteem benutten.
ervan. U kunt er voor kiezen om de ISSO-publicatie voor één gebruiker (single-user) aan te schaffen, maar ook, voor multi-users waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen maximaal 5, maximaal 10 of meer gebruikers. Vooral grote organisaties, met meerdere vestigingen in het land, kunnen op een voordelige wijze al hun afdelingen toegang geven tot de online publicaties. Tevens is het mogelijk ISSO-Digitaal via een Intranet toepassing te raadplegen, voor meer informatie kunt u contact met ons opnemen.
Ve l e m o g e lijk h e d e n m e t h e t I S S O - Digi t aal lid maat s c hap
I n t e r ac t i e f m e t X M L De digitale ISSO-publicaties, normen en bouwbesluit zijn nadrukkelijk geen Pdf-bestanden, maar volledig opgemaakt in de HTML. In verband met de MKK structuur, dat in steeds meer publicaties de leidraad vormt, gaat ISSO in de nabije toekomst over naar XML. Deze structuur zorgt dat ISSO veel meer extra informatie aan de teksten kan koppelen en het biedt ook meer mogelijkheden voor wat betreft interactiviteit.
Een lidmaatschap bestaat uit twee componenten. Allereerst sluit u een basislidmaatschap af. Dit kost slechts € 100,00 per jaar, vervolgens kunt u de digitale publicaties aanschaffen. Het ISSO-Digitaal basislidmaatschap biedt u de volgende mogelijkheden; • Gratis gebruik van de ISSO Toolshop; • Gratis abonnement nieuwsbulletin ISSO Info; • Gratis abonnement op technische brochure ISSO ThemaTech; • Gratis gebruik van de helpdesk ISSO-Digitaal;
Vr ijblij ve n d ke n ni s m ake n Om u kennis te laten maken met ISSO-Digitaal is het mogelijk om voor een bepaalde periode vrijblijvend een proeflicentie aan te vragen. Met een wachtwoord krijgt u toegang tot ISSO-Digitaal. Op ISSO-Digitaal is het dan mogelijk om enkele publicaties te bekijken en de Toolshop te raadplegen. Tevens krijgt u een beeld van de interactiviteit van de publicaties en is het mogelijk om vanuit de ISSO-publicatie door te linken naar bijv. artikelen van het Bouwbesluit waarnaar deze publicatie verwijst. Via www.isso.nl kunt u een proeflicentie aanvragen.
Reke n e n was n o o i t zo mak ke lijk De ISSO Toolshop bevat een aantal verschillende hulpmiddelen. Zo zullen er in de Toolshop diverse tabellen en rekenprogramma’s aanwezig zijn die aansluiten bij informatie uit de ISSO-publicaties of die gewoon praktisch zijn bij het dagelijkse werk van ontwerpers en installateurs. Andere zaken in de Toolshop zijn bijvoorbeeld de informatiesheet die een belangrijke handreiking biedt bij het verzorgen van opnames tijdens een APK-keuring van gebouwen en installaties of om een opname van een LTV-installatie te verzorgen.
Meer Informatie Na het afsluiten van een basislidmaatschap kunt u digitale ISSO publicaties bestellen. ISSO-Digitaal is volop in ontwikkeling, regelmatig vindt er uitbreiding plaats. Voor de laatste stand van zaken kunt u de site www. isso.nl raadplegen. Mocht u geïnteresseerd zijn in een digitale ISSO publicatie die nu nog niet beschikbaar is, laat het ons weten. We zullen u dan op de hoogte brengen van de mogelijkheden.
I S S O - Digi t aal o o k vo o r u w c o ll ega’s Een ieder die een basislidmaatschap heeft afgesloten, kan naar behoeve gebruik maken van ISSO-Digitaal. Om toegang tot de publicaties te krijgen, betaalt u een eenmalige toegangsprijs en een jaarlijks, relatief laag bedrag voor het gebruik en onderhoud
ISSO jaarboek
40
ISSO jaarboek
Prijzen ISSO-digitaal
Single user
Multi users tot 5 Multi users tot 10
Toegangs Onder- Toegangs prijs
houd
prijs
per jaar
Onder- Toegangs houd
prijs
per jaar
Onderhoud per jaar
I S S O - P u bli c at i e s PUB 8
Berekening van thermisch gedrag van gebouwen bij zomerontwerpcondities PUB 17 Luchtkanaaalberekening PUB 18 Leidingnetberekening PUB 30 Leidingwaterinstallaties in woningen PUB 44 Het ontwerp van hydraulische schakelingen voor verwarmen PUB 46 Ontwerp van individuele hydraulische schakelingen voor verwarmen van eengezinswoningen PUB 49 Vloer-/ wandverwarming + Vloer- /wandkoeling PUB 51 Warmteverliesberekening voor woningen en woongebouwen PUB 53 Warmteverliesberekening voor utiliteitsgebouwen met vertrekhoogte tot 5 meter PUB 55.1 Handleiding Legionellapreventie in Leidingwater PUB 55.2 Handleiding Legionellapreventie Zorgplicht PUB 56 Inregelen ontwerpvolumestromen verw. Woningen PUB 57 Warmteverliesberek. voor ruimten hoger dan 5m PUB 58 Luchtverwarming woningbouw PUB 60 U- en R-waarden van bouwkundige constructies PUB 62 Gebalanceerde ventilatie en wtw in woningen PUB 66 Vermogen van radiatoren en convectoren in praktijksituaties. PUB 74 Thermische behaaglijkheid – eisen voor de binnentemperatuur in gebouwen PUB 75 Handleiding Energie Prestatie Advies Utiliteitsgebouwen (EPA-U) PUB 77 Levensloopbestendig Wonen; functie, ontwerp en uitvoering PUB 79 Inspectie en onderhoud van Noodverlichtingsinstallaties NTR3216 Binnenriolering richtlijn voor ontwerp en uitvoering (inclusief aanvulling)
• • • •
11
41
19
80
36
43 34 50 41
19 15 22 18
71 56 83 68
33 26 39 32
138 109 160 131
62 49 72 59
20
9
34
16
65
29
61 32
27 14
101 53
47 25
196 102
88 46
32
14
53
25
102
46
34 20 32
15 9 14
56 34 53
26 16 25
109 65 102
49 29 46
32 68 16 68 20
14 30 7 30 9
53 113 26 113 34
25 53 12 53 16
102 218 51 218 65
46 98 23 98 29
27
12
45
21
87
39
54
24
90
42
174
78
26
11
43
20
83
37
11
5
19
9
36
16
59
26
98
46
189
85
De aanschafprijs betaalt u eenmalig, hiermee krijgt u toegang tot de door u bestelde digitale publicatie; Het jaarlijks onderhoud betaalt u in het eerste jaar pro rata, in de opvolgende jaren betaalt u het gehele onderhoudsbedrag; Verkoop- en onderhoudsprijzen zijn vermeld in euro’s(excl. BTW) en geldig tot 31 december 2005; Prijs voor gebruik via intranet en meer users op aanvraag.
2004 - 2005 2005 - 2006
25
41
4 . IS S O Publicat ies Opdrachtgevers eisen steeds vaker dat ontwerpers van installaties gebruik maken van normen en richtlijnen. Het gebruik ervan is een waarborg voor de kwaliteit van de installaties. ISSO levert voor de installatietechniek de normstellende publicaties. De ISSO-publicaties
betreffen innovatieve installatie- en sanitaire systemen. De normstellende ISSO-publicaties komen tot stand in samenwerking met deskundigen uit het vakgebied en zijn breed geaccepteerd in de installatiesector.
De nor mat ieve waar d e van IS S O public at ies Zowel in de sanitaire, elektrotechnische als werktuigkundige installatietechniek volgen de technologische ontwikkelingen elkaar in een steeds hoger tempo op. Morgen en daaropvolgende dagen dezelfde kwaliteit leveren als gisteren veroorzaakt al snel achteruitgang door stilstand. Adviseurs en installateurs die met hun specialistische diensten de belangen van opdrachtgevers goed willen dienen, kunnen zich niet veroorloven stil te staan en zullen zich procesmatig inspanningen moeten getroosten om technische expertise bij de tijd te houden.
betrokken marktpartijen afspraken worden gemaakt over een redelijkerwijs aanvaardbare kwaliteit en de daarbij aan te houden private regels en eisen. Uiteraard worden in de ISSO publicaties ook methoden en technieken opgenomen om opdrachtgevers die meer vragen dan een integrale basiskwaliteit van dienst te kunnen zijn. Naast de ondersteuning van bedrijfsprocessen waardoor de geleverde kwaliteit positief wordt beïnvloed, wordt door de ISSO publicaties ook de door de markt gevraagde kwaliteit in gunstige zin veranderd. Het kwaliteitsbeeld, de perceptie van kwaliteit, verandert door in de publicaties kwaliteit zichtbaar te maken. Mede daardoor is de autoriteit van de publicaties de afgelopen jaren verder toegenomen en worden ze meer en meer gebruikt als referentie in programma’s van eisen, bestekken en publieke regelgeving.
Echter, wat bijna dertig jaar geleden bij de oprichting van ISSO gold, geldt vandaag in nog sterkere mate. Individuele bedrijven zijn nauwelijks of niet in de gelegenheid de van belang zijnde technologische ontwikkelingen te traceren, laat staan rechtstreeks te absorberen in de bedrijfsvoering. In het proces tussen technologische ontwikkeling en toepassing in de dagelijkse praktijk van de installatietechniek speelt ISSO een hoofdrol. ISSO dient adviesbureaus en installatiebedrijven te voorzien van praktisch toepasbare kennis waarmee het voortbrengingsproces van installaties wordt ondersteund. Dit zijn niet alleen rekenmethoden en ontwerpinstrumenten, maar ook wordt in de omvangrijke reeks ISSO publicaties aandacht besteed aan montagetechnische en materiaaltechnische kwaliteitseisen, praktische ontwerpoplossingen en voorbeelden.
Teneinde de normatieve waarde van de ISSO publicaties verder te versterken worden de daarvoor in aanmerking komende publicaties geschreven in de structuur van het Model Kwaliteitsbeheersing Klimaatinstallaties (MKK). Dat vereenvoudigt niet alleen de absorptie in de bedrijfsvoering van een (gecertificeerd) bedrijf maar maakt de publicatie ook geschikt om te dienen als referentie voor een Nationale BeoordelingsRichtLijn (BRL). De ISSO publicatie geeft aan wat onder integrale kwaliteit moet worden verstaan. Een gecertificeerd bedrijf zal moeten beschikken over en handelen naar de ISSO publicaties. Een niet gecertificeerd bedrijf heeft zich daartoe niet verbonden, maar zal er rekening mee moeten houden dat bij procedures over installatiedefecten wordt gerefereerd aan een ISSO publicatie. Niet zo vreemd want die publicatie beschrijft de met marktpartijen overeengekomen redelijkerwijs aanvaardbare kwaliteit.
Alleen voldoen aan de publieke regelgeving is niet altijd voldoende om tot goede installaties te komen. In aanvulling op de wettelijke eisen moeten private eisen en regels worden overeengekomen. Daarom komt iedere ISSO publicatie tot stand onder begeleiding van een kontaktgroep die is samengesteld uit belanghebbende partijen. Zodoende kunnen met
ISSO jaarboek
42
ISSO jaarboek
ISSO vervult als vooruitgeschoven post van de installatiewereld een belangrijke functie. De installatiewereld en de installatietechniek zijn in beweging. Op dit
moment is ISSO doende haar werkwijze en producten te evalueren en zonodig bij te stellen om een ‘bewegende’ doelgroep optimaal te kunnen blijven bedienen.
Tot s t andkoming pr odu c t en Nadat de Raad van Begeleiding positief geadviseerd heeft ten aanzien van een project en het bestuur ingestemd heeft met de begroting, wordt onder begeleiding van een breed samengestelde ISSOkontaktgroep het project tot uitvoering gebracht. De ISSO-kontaktgroep, die door de Raad van Begeleiding benoemd wordt, bestaat uit deskundigen die representatief worden geacht voor het onderwerp. In ISSO-kontaktgroepen wordt het contact tussen praktijk en onderzoek gelegd. Daar wordt vastgesteld in welke vorm antwoord op de kennisvraag dient te worden gegeven. De brede samenstelling en de aanwezigheid van deskundigen afkomstig uit de praktijk staan borg voor een goede afstemming van het te ontwikkelen kennisproduct op de uitvoeringspraktijk. Op grond van adviezen van de ISSO-kontaktgroep en de Raad van Begeleiding ontwikkelt ISSO, al dan niet in samenwerking met andere organisaties, aanvullende initiatieven om de ISSO-publicatie in de praktijk te introduceren. Hierbij kan worden gedacht aan symposia, lezingenmiddagen, workshops, perspublicaties, introductiebijeenkomsten, e.d.
normen. Omdat het nationale normalisatiewerk zich grotendeels verplaatst heeft naar het Europese vlak, is de laatste jaren de nadruk meer komen te liggen op het voorzien in een Nederlandse inbreng in CEN-commissies. De samenwerking met SBR leidt bij regelmaat tot gezamenlijke projecten, die de uitgave van ISSOSBR-publicaties tot doel hebben. Deze publicaties beogen vooral informatie en hulpmiddelen te verstrekken aan installatie-ontwerpers, architecten en opdrachtgevers opdat een gezamenlijke oplossen en voorkomen van knelpunten mogelijk wordt. Op het themaveld ‘Gezonde Gebouwen’ wordt intensief met SBR samengewerkt. Dit leidde tot onder andere het gezamenlijk realiseren van het ‘Praktijkboek Gezonde Gebouwen’. De technische richtlijnen die zijn vastgelegd in ISSOpublicaties worden algemeen toegepast in het bedrijfsleven. Zij dienen als referentiepunt voor kwaliteit van installatietechniek. Ze zijn de referentie voor standaard besteksteksten (STABU), standaard rekenprogramma’s (VABI) en procescertificatiesystemen, KOMOINSTAL (o.a. BRL 6001 en de BRL- en EPA-W en EPA-U) evenals voor bepaalde voorwaarden binnen het Garantie Instituut Woningbouw.
ISSO werkt ook samen met het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN). ISSO-kontaktgroepen verkregen de status van normcommissies en realiseerden naast ISSO-publicaties ook door het NEN uitgegeven NEN-
2004 - 2005 2005 - 2006
43
IS S O Public at ies P u bli c at i e 2 Z o n t o e t r e ding s f ac t o r e n
drie componenten: directe straling, diffuse hemelstraling en - vaak niet te verwaarlozen - die straling welke door nabij gelegen grondoppervlakken, gebouwen e.d. wordt gereflecteerd.
Voor het berekenen van de hoeveelheid zonnewarmte, die via de glasvlakken en de zonwering een vertrek binnenkomt, dienen bekend te zijn: − de hoeveelheid zonnestraling die op de betreffende gevel valt − het verhoudingsgetal dat uitdrukt welk deel van de opvallende (kortgolvige) zonnestraling totaal binnen komt in de vorm van doorgelaten zonnestraling, warmtestraling en convectiewarmte. De opvallende kortgolvige zonnestraling bestaat uit drie componenten: directe straling, diffuse hemelstraling en - vaak niet te verwaarlozen - die straling, die door nabij gelegen grondoppervlakken, gebouwen e.d. wordt gereflecteerd. De opvallende zonnestraling, alsmede de verhouding tussen de drie genoemde componenten, is afhankelijk van de breedtegraad, de geveloriëntatie, de datum, het tijdstip op de dag en de atmosferische troebeling en - voor wat betreft de door de omgeving gereflecteerde straling - van de aard en ligging van de reflecterende oppervlakken. Voor de waarden van de opvallende zonnestraling, afhankelijk van de genoemde factoren, wordt verwezen naar ISSO-publicatie nr 3 Zonstralingstabellen”.
De opvallende zonstraling, alsmede de verhouding tussen de drie genoemde componenten, is afhankelijk van de breedtegraad, de geveloriëntatie, de datum, het tijdstip op de dag en de atmosferische troebeling en - voor wat betreft de door de omgeving gereflecteerde straling - van de aard en de ligging van de reflecterende oppervlakken. De hierna volgende zonstralingstabellen zijn berekend voor midden Nederland (breedtegraad 52° NB en lengtegraad 5° OL) voor alle maanden van het jaar, voor alle uren van de dag, voor horizontale vlakken en voor 8 verticale geveloriëntaties, en voor een voor Nederland representatief te achten graad van atmosferische troebeling. De drie hier voor genoemde componenten zijn in deze tabellen zowel afzonderlijk als gezamenlijk opgenomen. In de praktijk kunnen de tabellen worden gebruikt voor geheel Nederland. De hoeveelheid zonnewarmte die via de glasvlakken en de zonwering een vertrek binnenkomt, kan berekend worden met behulp van een verhoudingsgetal, de absolute zontoetredingsfactor ZTA, die voor de verschillende zonweringconstructies kan worden ontleend aan ISSO-publicatie nr. 2 “Zontoetredingsfactoren”.
Er zijn voor de beoordeling van de verschillende beglazingen en zonweringen drie grootheden ingevoerd: − de (absolute) zontoetredingsfactor ZTA, die gebruikt wordt voor de bepaling van de totale binnenkomende hoeveelheid zonnewarmte, − de convectiefactor CF, die aangeeft welk deel van de totaal binnenkomende hoeveelheid zonnewarmte onmiddellijk (zonder vertraging door accumulatie) convectief aan de vertreklucht wordt afgegeven, − de lichttoetredingsfactor LTA, die dient om de lichttechnische eigenschappen van de diverse zonweringen te kunnen vergelijken.
De zonstralingstabellen zijn opgesteld ten behoeve van de berekening van de maximale koellast van gebouwen. Dit betekent dat deze gelden voor helder weer en de minimale atmosferische troebeling, die in Nederland mag worden verwacht. Voor exploitatieberekeningen zijn deze zonstralingstabellen niet bruikbaar, omdat daarvoor de gemiddelde situatie maatgevend is, zowel voor wat betreft de zonneschijnduur en aard van de bewolking, als ten aanzien van de atmosferische troebeling.
P u bli c at i e 3 Z o n s t r aling s t ab e ll e n Voor het berekenen van de hoeveelheid zonnewarmte die via de glasvlakken en de zonwering, resp. via de buitenmuren een vertrek binnenkomt, dient onder andere bekend te zijn de hoeveelheid zonstraling die op de betreffende gevel (of dak) valt.
P u bli c a t i e 4 (ve r van g e n d o o r I S S O - p u bli c a t i e 51, I S S O p u bli c a t i e 5 3 e n I S S O - p u bli c a t i e 5 7 )
De opvallende (kortgolvige) zonstraling bestaat uit ISSO jaarboek
44
ISSO jaarboek
P u bli c at i e 5 M o n t ag e - e n mat e r iaal t e c h ni s c h e k wali t ei t s ei s e n vo o r war mwat e r ve r war ming s in s t allat i e s .
het van belang dat men op de hoogte is van de achtergronden. De aan de normberekeningsmethode ten grondslag liggende studies en uitgangspunten zijn in dit deel samengevat. Bovendien worden de in de normberekening ingevoerde vereenvoudigingen behandeld. • Een verkorte globale berekeningsmethode om een snelle indicatie over de grootte van de koellast te verkrijgen. • Een benaderingsmethode voor het berekenen van de temperatuurstijging in een vertrek indien een mechanische koelinstallatie met slechts beperkte capaciteit of alleen een inrichting voor ventilatie met buitenlucht aanwezig is. In de bijlagen zijn berekeningsformulieren opgenomen met behulp waarvan de berekeningsgang eenvoudig kan worden gevolgd. In de laatste bijlage is een volledig uitgewerkt voorbeeld gegeven.
De 2e uitgave van ISSO-publicatie 5 omvat de herziening en actualisering van de 1e uitgave van ISSO-publicatie 5 uit 1978 ‘Montage- en materiaaltechnische kwaliteitseisen voor warmwaterverwarmingsinstallaties’. ISSO-publicatie 5 doet dienst als verwijzing in bestekken of technische omschrijvingen. ISSO-publicatie 5 is een richtlijn voor te stellen eisen aan een warmwaterverwarmingsinstallatie. Begrippen en benamingen zijn zoveel mogelijk aangehouden volgens de STABUStandaard Technische Bepalingen 1990.
P u bli c at i e 6 U - e n R-waar d e n van b o u w ku n dig e constructies. De publicatie bevat alle gegevens over de vocht- en warmte-technische eigenschappen van bouwconstructies, bouwmaterialen en isolatiematerialen. Van nagenoeg alle in Nederland voorkomende constructies zijn tabellen met U- en R-waarden opgenomen. De fabrikant-/ merkgegevens zijn bijgewerkt tot april 1987. Aldus is het mogelijk zonder enig rekenwerk onmiddellijk de U(vroeger k-) waarde of de R- of Rc-waarde van een constructie af te lezen. Deze publicatie is vervangen door ISSO-publicatie 60 in combinatie met ISSO-Digitaal.
P u bli c a t i e 9 L u c h t ve r war m in g in wo nin g e n (ve r van g e n d o o r I S S O - p u bli c a t i e 5 8 ) P u bli c a t i e 9 a (1e aanv ullin g ) L u c h t ve r war m in g in wo nin g e n ( Ve r van g e n d o o r I S S O - p u bli c a t i e 5 8 )
P u bli c a t i e 10 (ve r van g e n d o o r I S S O - p u bli c a t i e 4 9 )
P u bli c at i e 7 G r o n dl eiding e n vo o r war m t e t r an s p o r t .
P u bli c a t i e 11 War m t e t e r u g w in nin g
In deze publicatie worden de noodzakelijke voorwaarden en richtlijnen voor een betrouwbare aanleg gegeven. Tevens worden een aantal mogelijke uitvoeringswijzen, constructies en isolatiesystemen behandeld. Deze publicatie beperkt zich in hoofdzaak tot de toepassing van metalen grondleidingen voor warmtetransport en het daarbij optredende gevaar van corrosie aan de buitenzijde. Voor informatie over het optreden van corrosie aan de binnenzijde van metalen leidingen wordt verwezen naar ISSO-publicatie 13.
De publicatie behandelt: − procestechnische principes van warmteterugwinningsapparatuur (WTA); − installatietechnische aanbevelingen bij de toepassing van WTA; − vochtoverdracht bij roterende WTA; − gecombineerde warmteterugwinning uit ventilatielucht en verbrandingsgassen van aardgasgestookte toestellen; − een methode voor de bepaling van de te verwachten jaarlijkse energiebesparing bij toepassing van WTA (besparing in kJ of kW.h voor verwarming en eventueel bevochtiging); − een algemeen bruikbare kosten-baten analysemethode op basis van de Netto Contante Waarde methode. Een en ander wordt geïllustreerd aan de hand van vier praktijkvoorbeelden voor de in Nederland meest toe-
P u bli c at i e 8 B e r eke ning van h e t t h e r mi s c h e g e d r ag van g e b o u we n bij zo m e r - o n t we r p c o n di t i e s . Deze publicatie bestaat uit de volgende drie secties: • Toelichting op NEN 5067 'Koellastberekening voor gebouwen'. Bij het gebruik van de normberekening is 2004 - 2005 2005 - 2006
45
gepaste WTA’s voor ventilatie- en/of luchtbehandelingssystemen. Hierbij is zowel aandacht besteed aan de woningbouw (kleine installaties) alsook aan de utiliteitsbouw (grotere installaties). De gegeven berekeningsmethode voor de bepaling van de energiebesparing is goed toegankelijk en hanteerbaar gemaakt door het opnemen van grafieken, waaruit rechtstreeks de jaarlijkse energiebesparing is af te lezen. In de bijlagen bij de hoofdstukken energiebesparingsberekening en kosten-baten analyse zijn de achtergronden van de gevolgde berekeningsmethode uitvoerig toegelicht.
− zonnecollectorinstallaties; − heetwaterverwarmingsinstallaties; − lage-drukstoominstallaties; − luchtbevochtigings- en koeltoreninstallaties. In de bijlage worden veiligheidsaanwijzingen gegeven met betrekking tot de in de publicatie genoemde chemicaliën. Ook het kalkkoolzuurevenwicht wordt behandeld.
P u bli c a t i e 14 Z o n n e b o il e r s , o n t we r p, ui t vo e r in g e n ad v i s e r in g. De nieuwe ISSO-publicatie 14 behandelt per hoofdstuk de volgende onderwerpen: 1. ‘Inleiding zonneboilertechniek’ - beschrijft in algemene termen de mogelijkheden om zonne-energie toe te passen voor de bereiding van warmtapwater. 2. ‘Zonneboilerconcepten’ - beschrijft reële zonneboilerconcepten, waarbij met name de afwegingsmogelijkheden tussen verschillende concepten en relaties naar het toepassingsgebied behandeld worden. 3. ‘Installatietechniek en montage’ - gaat ervan uit dat een installateur een complete zonneboilerinstallatie (inclusief installatievoorschrift) aanschaft en geeft tevens bouwkundige aspecten en adviezen. 4. ‘Gebruiksaspecten’ - bevat aspecten die verband houden met het gebruik van de zonneboiler, alsmede een lijst van storingen. 5. ‘Ontwerpen en dimensioneren’ - geeft hulpmiddelen bij het ontwerpen en dimensioneren van zonneboilers, waarbij ook onderdelen gedetailleerd worden besproken.
P u bli c at i e 12 Verkor t r e f er ent iejaar voor buit encondit ies . De publicatie is een toelichting bij de norm NEN 5060 ‘Verkort referentiejaar voor buitencondities’ (VRJ). Ingegaan wordt op de verschillende toepassingsmogelijkheden van het VRJ en de hierbij te verwachten nauwkeurigheid. De toepassingen zijn: − berekening van de jaarlijkse gemiddelde energiebehoefte voor klimatisering van gebouwen; − temperatuuroverschrijdingsberekeningen; − berekeningen van de jaarlijkse gemiddelde opbrengst van zonne-energiesystemen. Het VRJ is eveneens op diskette beschikbaar. De splitsingsmethode van de globale zonnestraling in directe en diffuse zonnestraling wordt behandeld. Ingegaan wordt op de (on)mogelijkheid van toepassing van het VRJ bij: • bepalen installatiegrootte; • bepalen graaddagen/graaduren; • energieberekeningen met daglichtafhankelijk geschakelde verlichting.
De publicatie gaat voornamelijk in op zonneboilers voor individuele woonhuistoepassing.
P u bli c a t i e 16 De jaar lijk s e war m t e b e h o e f t e van wo nin g e n ; e n e r gi e g e b r uik s b e r e ke nin g p e r ve r t r e k e n t o t aal.
P u bli c at i e 13 A an b eve ling e n t e r vo o r ko ming van c o r r o s i e e n ke t e l s t e e nvo r ming in wat e r vo e r e n d e in s t allat i e s .
In deze publicatie wordt een beschrijving gegeven van een eenvoudige rekenmethode ter bepaling van de jaarlijkse warmtebehoefte van een woning of woningontwerp. De berekeningsmethode is gedetailleerder dan die gegeven in de NVN 5125. De methode is tevens bedoeld om inzicht te geven in de effecten van bepaalde ontwerpbeslissingen. Het energiegebruik wordt per vertrek berekend. De publicatie is voorzien van een uitgebreid werkpakket
De publicatie behandelt aanbevelingen ter voorkoming van corrosie en ketelsteenvorming in watervoerende installaties. Na een inleiding waarin het corrosieproces wordt uitgelegd, worden de aanwijzingen per installatietype geformuleerd. Onderscheiden worden: − warmwaterverwarmingsinstallaties; − gekoeldwaterinstallaties;
ISSO jaarboek
46
ISSO jaarboek
met invulstaten en tabellen waarin alle benodigde informatie wordt gegeven. Afzonderlijk wordt de zomersituatie besproken. In de publicatie zijn enkele berekeningsvoorbeelden opgenomen. De publicatie is gericht op het ondersteunen van de ontwerper die een energiezuinige woning wil ontwerpen.
te kunnen doen over de betrouwbaarheid van de computerprogramma’s voor drukverliesberekeningen van luchtkanalen is een uitgewerkt voorbeeld opgenomen. Tevens worden de berekeningen voor het economisch optimaal kanaalontwerp, thermische- en akoestische berekeningen (volgens ISSO-publicatie 24) aan de orde gesteld.
P u bli c at i e 17 Ri c h t lijn e n vo o r o n t we r p, ui t vo e r ing, o n d e r h o u d e n b e h e e r van lu c h t k anaal sy s t e m e n .
P u bli c a t i e 18 L e idin gn e t b e r e ke nin g. De publicatie gaat in op de berekeningsgrondslagen en geeft aan hoe de drukverliesberekening moet worden uitgevoerd. De publicatie bevat weerstandsfactoren voor een groot aantal hulpstukken. Alle weerstandsfactoren van hulpstukken zijn in formulevorm gegeven. Om een verantwoorde uitspraak te kunnen doen over de betrouwbaarheid van de computerprogramma’s voor drukverliesberekeningen van leidingnetten zijn toetsingscriteria opgesteld waaraan programma’s moeten voldoen. Voor controle is een met de hand uitgewerkt voorbeeld opgenomen. Tenslotte worden in deze publicatie methoden besproken die leiden tot een optimaal leidingnetwerk waarvan de jaarlijkse exploitatiekosten minimaal zijn.
Deze publicatie is een onmisbare referentie voor opdrachtgevers, adviseurs en installateurs die daadwerkelijk een technische invulling geven aan het begrip kwaliteit. De publicatie dient daarom als uitgangspunt in bestekken te worden gehanteerd.
P u bli c a t i e 19 T h e r m i s c h bin n e nk lim aa t , aan b eve lin g e n . De thermische behaaglijkheid wordt bepaald door: − omgevingsfactoren: luchttemperatuur, gemiddelde stralingstemperatuur, luchtvochtigheid en gemiddelde luchtsnelheid; − persoonsgebonden factoren: kleding, activiteit etc. Kort wordt ingegaan op het bepalen/meten van bovengenoemde factoren. In deze publicatie wordt gebruik gemaakt van de (stationaire) theorie-/rekenmodellen van P.O. Fanger (zie ook NEN-ISO 7730). Om directe toepassing in de praktijk te vereenvoudigen worden tabellen met aanbevolen binnenluchttemperaturen gegeven. Ook aan het voorkomen van lokaal discomfort wordt aandacht besteed en wordt kort ingegaan op de beoordeling van klachten.
Kwaliteitseisen voor metalen luchtkanalen, thermische en akoestische isolatiesystemen. Naast de kwaliteit van het ontwerp van het luchtkanaalsysteem wordt aandacht besteed aan kwaliteitseisen voor de gebruikersmaterialen en isolatiesystemen (akoestisch en thermisch). De genoemde kwaliteitseisen, die aansluiten op het gehele realisatieproject van fabricage, ontwerp, uitvoering, onderhoud en beheer, sluiten zoveel mogelijk aan bij de momenteel in Europees verband in ontwikkeling zijnde normen. Luchtkanalen, drukverlies-, thermische en akoestische berekeningen. In dit deel worden de uitgangspunten en ontwerpprocedures voor luchtkanalen gegeven. Hierbij zijn, waar mogelijk, de bij het ontwerp benodigde gegevens vermeld. De weerstandfactoren voor hulpstukken zijn in formulevorm gegeven. Om een verantwoorde uitspraak
P u bli c a t i e 2 0 E n e r gi e g e b r uik in k an t o o r g e b o u we n . Een berekeningsmethode ter vaststelling van het energiegebruik voor verwarming en ventilatie van kantoor-
2004 - 2005 2005 - 2006
47
Raamgroot te en raamsysteem
gebouwen of daarmee vergelijkbare utiliteitsgebouwen. De publicatie is bedoeld om na te gaan welk energiegebruik voor een bepaald gebouw als redelijk mag worden verondersteld. Tevens kan men met behulp van deze methode onderzoeken hoeveel energiebesparing bepaalde maatregelen kunnen opleveren. In de publicatie is een richtwaardentabel opgenomen waarmede zonder veel rekenwerk het energiegebruik snel kan worden bepaald.
Ook is aandacht besteed aan de beheersing van het binnenklimaat in de zomer indien geen mechanische koeling wordt toegepast, dus in het geval van de categorieën 1 en 2. Hiervoor zijn methoden gegeven om raamsystemen en de grootte van het raam te selecteren, respectievelijk te dimensioneren. In bijlage C wordt een overzicht gegeven van de bekendste centrale klimaatregelinstallaties, onderscheiden naar de drie genoemde categorieën 1, 2 en 3. Hierbij wordt onder andere ingegaan op de principewerking, ontwerpuitgangspunten, eigenschappen en toepassingen. Bijlage D geeft een overzicht van de beschikbare energie-adviseringsgereedschappen voor gebouwen en bijlage E gaat in op de Nederlandse Energieprestatienorm voor Utiliteitsgebouwen NEN 2916.
P u bli c at i e 2 1 B e r eke ning van h e t e n e r gi eg e b r uik vo o r k limat i s e r ing e n ve r li c h t ing van k an t o o r g e b o u we n . In deze publicatie worden rekenmethoden gegeven waarmee het energiegebruik voor klimatisering en verlichting van kantoorgebouwen kan worden bepaald. Ter verhoging van het gebruikersgemak zijn de rekenmethoden voorzien van invulschema’s en zijn, waar mogelijk, tabellen gegeven met richtwaarden voor de invoergegevens. De rekenmethoden met richtwaarden worden gebruikt als gereedschap voor: − ontwerp van gebouw en installatie; − energiebesparing en advisering; − energiegebruik gebouw met of zonder installatie; − controle of het energiegebruik van gebouw en installatie als redelijk kan worden verondersteld.
P u bli c a t i e 2 2 E n e r gi e g e b r uik in s c h o o lg e b o u we n . Deze publicatie bevat een berekeningsmethode ter vaststelling van het energiegebruik voor de verwarming van schoolgebouwen. De publicatie is bedoeld voor adviseurs, installateurs en gebouwbeheerders die willen nagaan welk energiegebruik voor een bepaald schoolgebouw als redelijk mag worden verondersteld. Tevens kan men onderzoeken hoeveel energiebesparing bepaalde maatregelen kunnen opleveren. In de publicatie zijn een aantal richtwaardentabellen opgenomen waarmee men zonder veel rekenwerk het energiegebruik snel kan bepalen.
De rekenmethoden, die ook eenvoudig te programmeren zijn voor een kleine computer, zijn afhankelijk van gebouwtype en klimaatregelingsinstallatie. Er worden globaal drie categorieën onderscheiden:
P u bli c a t i e 2 3 C o r r e c t i e p r o c e d u r e r e f e r e n t i ejaar n aar ac t u e e l jaar.
Categorie 1 Gebouwen met centrale verwarming door middel van warmwaterradiatoren of convectors. Alleen natuurlijke ventilatie door openen van ramen en deuren tijdens kantoortijd. Geen mechanische koeling door middel van een koelmachine. Categorie 2 Gebouwen met centrale verwarming met radiatoren of convectors. Mechanische ventilatie door middel van een centraalmechanisch luchtsysteem, eventueel bevochtiging in de winter, geen koeling door middel van koelmachines. Categorie 3
Het energiegebruik van een gebouw of installatie is onder andere afhankelijk van het buitenklimaat. Veel energieberekeningen worden uitgevoerd met klimaatgegevens van een (verkort) referentiejaar volgens NEN 5060 (zie ook ISSO-publicatie 12). Deze berekeningen geven dan een resultaat dat gemiddeld over een langere periode juist is. Wil men nu het met een (verkort) referentiejaar berekende energiegebruik vergelijken met het gemeten energiegebruik in een bepaald jaar, dan is dit niet zonder meer mogelijk omdat het klimaat van geen enkel jaar gelijk is aan dat van de voorgaande jaren. Om toch het energiegebruik van een gebouw of de opbrengst van een zonneboilerinstallatie te kunnen
Gebouwen met volledige regeling van de luchttemperatuur en luchtvochtigheid tijdens kantoortijd in de winter en de zomer.
ISSO jaarboek
48
ISSO jaarboek
vergelijken met de berekende waarde is een correctie nodig. In deze publicatie wordt hiervoor een correctieprocedure gegeven.
aanbevelingen gedaan die betrekking hebben op het voorkomen en bestrijden van corrosie.
P u bli c a t i e 2 7 L u c h t f il t e r s vo o r c o m f o r t in s t alla t i e s .
P u bli c at i e 2 4 I n s t allat i eg e luid .
De publicatie is een informatiebron voor hen die zich bezighouden met het ontwerpen, installeren en gebruiken van luchtfilters in luchtbehandelingsinstallaties. Een overzicht wordt gegeven van de factoren die een rol spelen bij het selecteren van filters. De publicatie behandelt in hoofdzaak mechanische filters, doch veel zaken gelden voor filters in het algemeen. Ook aan exploitatiekosten wordt ruim aandacht besteed.
Deze publicatie is een hulpmiddel bij het maken van geluidsberekeningen. Behandeld wordt het geluid veroorzaakt of overgedragen door technische installaties in het algemeen en luchttechnische systemen in het bijzonder. Enerzijds wordt uitvoerig ingegaan op de theorie en de achtergronden van het rekenen aan geluid. Anderzijds wordt veel aandacht besteed aan de benodigde praktische gegevens voor geluidsberekeningen. In een apart hoofdstuk wordt ook aandacht besteed aan trillingsisolatie van opgestelde installaties. Verder wordt aandacht geschonken aan normen, geldend voor installatiegeluid binnen en buiten gebouwen. Als toelichting op de gegeven methoden voor geluidsberekeningen zijn een aantal uitgebreide rekenvoorbeelden opgenomen.
P u bli c a t i e 2 8 G e balan c e e r d e ve n t ila t i e in wo nin g e n ( aan b eve lin g e n vo o r o n t we r p e n ui t vo e r in g van ve n t ila t i e sy s t e m e n m e t war m t e t e r u g w in nin g ) . ( Dez e p u bli c a t i e i s ve r van g e n d o o r I S S O - p u bli c a t i e 6 2 . )
P u bli c at i e 2 5 O p t imal e l eidingi s o lat i e.
P u bli c a t i e 2 9 S t r alin g sve r war m in g in h o g e r uim t e n ; in dir e c t sy s t e e m .
Deel 1 bevat een tabellenboek met een groot aantal tabellen, zodat de optimale isolatiedikte c.q. de benodigde isolatiedikte om condensatie te voorkomen voor de meeste in de praktijk voorkomende gevallen snel kan worden afgelezen.
De publicatie geeft richtlijnen voor het ontwerpen van stralingsverwarming in hoge ruimten (min. 4 m). Deze stralingsverwarming bestaat uit stralingspanelen, die met een verwarmingsmedium doorstroomd worden (indirect systeem). Voor praktisch gebruik is een handberekeningsmethode afgeleid, waarmee op basis van gebouweigenschappen en behaaglijkheidswensen op betrouwbare wijze een installatie kan worden ontworpen. De methode sluit aan bij de in ISSO-publicatie 4 gevolgde werkwijze. De berekening van het oppervlak van de stralingspanelen wordt gegeven, daar de bedrijfswijze een grote invloed heeft op de benodigde opwarmtoeslag.
Deel 2 bevat een handberekeningsmethode voor het bepalen van de economisch optimale isolatiedikte en een handberekeningsmethode voor het bepalen van de benodigde isolatie om condensatie te voorkomen. Beide methoden zijn, waar mogelijk, voorzien van tabellen en grafieken met informatie over de in te voeren gegevens. In de bijlagen zijn de fysische achtergronden van beide berekeningsmethoden uiteengezet.
P u bli c at i e 2 6 U i t we n dig e c o r r o s i e b e s t r ijding.
P u bli c a t i e 3 0 Tapwa t e r in s t alla t i e s in wo nin g e n .
Deze publicatie bevat aanbevelingen om uitwendige corrosie van verwarmings- en luchtbehandelingsinstallaties te voorkomen of uit te stellen (ter voorkoming van inwendige corrosie wordt verwezen naar publicatie 13). Na een omschrijving van de belangrijkste achtergronden van corrosie en corrosiebestrijding worden
Deze publicatie behandelt de drinkwaterinstallaties in woningen en gaat in op het water- en energiegebruik en de hieruit voortvloeiende consequenties voor het ontwerp.
2004 - 2005 2005 - 2006
49
Aanbevelingen en kwaliteitseisen worden gegeven voor het ontwerp en de uitvoering van tapwaterinstallaties. Met behulp van deze publicatie is de ontwerper in staat tapwaterinstallaties te realiseren welke voldoen aan de door de samenleving gestelde eisen en aan de thans geldende voorschriften en normen ten aanzien van uitvoering, water- en energiegebruik, geluidsoverlast en comfort.
het geven van schakelwaarden voor bijvoorbeeld verlichting en zonwering en de simulatie van gebruikersgedrag. Ook wordt het gebruik van verschillende klimaatbestanden in de praktijk nader toegelicht.
P u bli c a t i e 3 3 K e n g e t all e n e n v ui s t r e g e l s - h ulp m id d e l bij h e t o n t we r p van g e b o u we n . Veelal moet reeds in een zeer vroeg stadium van het bouwproces een raming gemaakt worden van ruimtebehoefte, ontwerpparameters, capaciteiten en kosten van installaties en installatiedelen. Deze publicatie bevat een verzameling kengetallen voor vuistregels bij de ondersteuning van het ontwerp van werktuigkundige en elektrotechnische gebouwinstallaties. Als onderlegger is de Engelse BSRIApublicatie ‘Rules of Thumb’ gebruikt. Deze is bewerkt en uitgebreid voor de Nederlandse ontwerppraktijk. Hierbij is gebruik gemaakt van bestaande publicaties op het gebied van kengetallen en de kennisinbreng van de ISSO-kontaktgroep. Kosten kengetallen zijn in deze publicatie niet opgenomen. De vermelde kengetallen hebben betrekking op specifieke situaties: • vaststellen van benodigde ruimte; • uitgangspunten voor het ontwerp; • vaststellen warmtelast, koellast en elektrische last; • dimensioneren van elektrische installaties; • dimensioneren van werktuigkundige installaties.
P u bli c at i e 31 M e e t p u n t e n e n m e e t m e t h o d e n vo o r k limaat in s t allat i e s . Het aantal meetpunten in een klimaatregelinginstallatie is vaak te gering om op behoorlijke wijze, volgens het ontwerp, volumestromen in te stellen of om te controleren of een installatie of onderdelen hiervan op de juiste wijze functioneren. In het geval van storing is het vaak noodzakelijk via de meetpunten informatie te verkrijgen, opdat de storing op doelmatige wijze kan worden opgelost. De publicatie geeft niet alleen aan waar meetpunten in een installatie moeten worden opgenomen, maar ook welke meetmethoden hierbij dienen te worden gehanteerd, opdat een betrouwbaar meetresultaat wordt verkregen. Met deze publicatie is niet alleen bereikt dat de ontwerper/installateur een praktisch gereedschap heeft bij de realisatie en het beheer van de installaties maar ook dat tijdens het overleg tussen opdrachtgever, ontwerper en installateur een referentiedocument voorhanden is betreffende het benodigd aantal meetpunten en de te hanteren meetmethoden bij de realisatie en het beheer van de installatie.
Hoewel de kengetallen gemakkelijk te hanteren zijn, is een waarschuwing op zijn plaats. Ondeskundige interpretatie gebaseerd op foutieve inschattingen door onervaren gebruikers van deze publicatie kan tot onzinnige uitkomsten leiden. De kengetallen dienen derhalve niet door onervaren ontwerpers gebruikt te worden.
P u bli c at i e 3 2 Te m p e r at u u r s im ulat i e p r o gr am ma’s ; ui t gang s p u n t e n . Temperatuursimulatieprogramma’s worden o.a. gebruikt voor energieberekeningen of bepaling van het aantal uren met een te hoge binnentemperatuur. De resultaten van deze programma’s hangen sterk af van de gebruikte invoergegevens. Deze publicatie gaat nader in op de belangrijkste invoerparameters voor temperatuursimulatieberekeningen. De publicatie geeft een standaardbeschrijving voor de invoergrootheden voor deze berekeningen. Door de in deze publicatie aanbevolen standaard van toepassing te verklaren, hebben de betrokken partijen (ontwerpers en opdrachtgevers) zekerheid dat de ontwerpberekeningen op dezelfde invoergegevens zijn gebaseerd. Deze standaardisatie betreft het gebruik van definities,
P u bli c a t i e 3 4 S t r alin g sve r war m in g in h o g e r uim t e n ( dir e c t sy s t e e m ) . Deze publicatie geeft richtlijnen voor het ontwerpen van stralingsverwarming in hoge ruimten (min. hoogte 4 m). Deze stralingsverwarming bestaat uit direct met aardgas gestookte stralingstoestellen (direct gestookt). Als voorbeelden van hoge ruimten kunnen sportzalen, werkplaatsen, magazijnen en hangars worden genoemd. Als karakterisering van ‘hoge ruimten’ geldt dat deze veelal groot van afmetingen en vrijstaand zijn. ISSO jaarboek
50
ISSO jaarboek
Voor praktisch gebruik is een eenvoudige handberekeningsmethode afgeleid, waarmee op basis van de gebouw eigenschappen en behaaglijkheidwensen op betrouwbare wijze een installatie kan worden ontworpen.
Door de meegeleverde diskette: – kan een selectie worden gemaakt van welke lijsten voor dit project van belang zijn; – kunnen de lijsten voor het doel worden aangepast; – kunnen afspraken efficiënt worden vastgelegd en worden verspreid.
Bij het berekenen van de capaciteit van de stralingspanelen speelt behalve het transmissie- en ventilatiewarmteverlies ook de gewenste opwarmtoeslag, afhankelijk van de bedrijfswijze en de vloerafwerking, een belangrijke rol.
De vraagspecificatie kan in elke fase van het project worden gebruikt. Door de meegeleverde diskette: – kan een selectie worden gemaakt van welke lijsten voor dit project van belang zijn; – kunnen de lijsten voor het doel worden aangepast; – kunnen afspraken efficiënt worden vastgelegd en worden verspreid.
Omdat het energiegebruik van stralingsverwarming niet uitsluitend wordt bepaald door stationaire warmteverliezen, maar in belangrijke mate door het dynamisch gedrag van de vloerconstructie zijn hiervoor richtlijnen gegeven. De gepresenteerde waarden voor energiegebruiken zijn gebaseerd op een voorbeeldgebouw en moeten derhalve uitsluitend als richtwaarden worden gezien.
De vraagspecificatie kan in elke fase van het project worden gebruikt.
P u bli c a t i e 3 7 E n e r gi ew ijz e r k an t o o r g e b o u we n .
P u bli c at i e 3 5 Van au t o mat i s e r ing naar g e b o u w b e h e e r.
Door wetgeving en wensen van een opdrachtgever speelt een doelstelling voor het energiegebruik bij aanvang van het ontwerp een steeds belangrijkere rol.
(een overzicht van de stand van zaken) Deze publicatie geeft informatie over de technische en technisch-organisatorische aspecten rond het beheer van gebouwtechnische installaties. Het betreft een overzicht van de stand van zaken. In de publicatie komen aan de orde: − managementinformatie; − software; − datacollection; − communicatie en koppeling; − begrippenlijst gebouwbeheersystemen.
Om een beoogde energiedoelstelling te realiseren vergt het ontwerp van gebouw en klimaatinstallaties steeds nadrukkelijker een integrale aanpak van de ontwerpende partijen. Met de publicatie ‘Energiewijzer kantoorgebouwen’ kan de invloed van ontwerpbeslissingen op het energiegebruik van klimaatinstallaties reeds in de voorontwerpfase (VO) snel zichtbaar worden gemaakt. Indien het energiegebruik hoger is dan de doelstelling kunnen met de Energiewijzer tijdens het VO de vereiste aanpassingen weloverwogen worden gemaakt. Achteraf zijn deze zowel technisch als financieel vaak niet meer mogelijk. Deze publicatie dient dan ook bij uitstek als communicatiemiddel tussen de ontwerpende partijen bij het tot stand brengen van een energetisch goede basis in het VO. De bepaling van het energiegebruik kan eenvoudig aan de hand van tabellen handmatig worden uitgevoerd. De ‘wijzer’ functie komt tot uitdrukking doordat door kleuring is aangegeven of uitgangspunten naar verwachting tot een energiezuinig ontwerp zullen leiden.
P u bli c at i e 3 6 S t an d aar d v r aag s p e ci f i c at i e vo o r in s t allat i e s in g e b o u we n . De standaardvraagspecificatie bestaat uit nalooplijsten met behulp waarvan het overleg met de opdrachtgever en overige bouwpartners kan worden gestructureerd. Het gaat hierbij om het vastleggen van alle afspraken of aandachtspunten die voor de installateurs of andere partners van belang zijn. Men kan de lijsten gebruiken voor externe maar ook voor interne besprekingen. Door het laatste kan bepaald worden welke vragen extern gesteld dienen te worden. Tenslotte gaat invulling van de vraagspecificatie uit van de eigen deskundigheid.
De delen van het VO-proces kunnen worden doorlopen aan de hand van een energiedoelstelling. Tevens is het
2004 - 2005 2005 - 2006
51
mogelijk elk deel afzonderlijk te beschouwen. In VO-deel 1 wordt eenvoudig het verband weergegeven tussen de belangrijkste bouwfysische en installatietechnische ontwerpuitgangspunten en de interne warmtelast in relatie tot de thermische behaaglijkheid en het energiegebruik. In VO-deel 2 wordt per klimaatsysteem de energiebehoefte (exclusief opwekking!) bepaald. Deze energiebehoefte is onderverdeeld in verwarming, bevochtiging, koeling en transport. Tenslotte wordt in VO-deel 3 een keuze gemaakt voor de opwekkingsinstallaties aan de hand van de rendementen van (combinaties van) opwekkers van warmte en koude. Daarnaast komen de energiegebruiken voor verlichting, apparatuur en warmtapwater globaal aan de orde, zodat een totaalbeeld van het energiegebruik ontstaat.
− Gebruik (beheer en onderhoud); − Sloop. De diepgang van de informatie is afgestemd op dat wat in de beschouwde fase nodig en beschikbaar is. Belangrijke hulpmiddelen zijn daarbij beslisbomen, kengetallen en procedures, waarmee snel inzichtelijk wordt welk proces doorlopen moet worden, op welke wijze dat het beste kan gebeuren en welke invoergegevens daarbij nodig zijn. Hoewel veel informatie is toegespitst op ontwerpende, installerende en beherende partijen, bevat het handboek ook voor de samensteller van het programma van eisen belangrijke informatie. In diverse bijlagen zijn verder hulpmiddelen en richtwaarden opgenomen voor het uitvoeren van haalbaarheidsstudies, energieberekeningen, bepaling van de efficiëntie, het rapporteren van energiegebruiken en onderhoud en dergelijke. Daar-naast zijn enkele praktijkvoorbeelden opgenomen.
Tenslotte wordt ten behoeve van de DO- (definitief ontwerp) fase checklisten gegeven van te overwegen extra energiebesparende maatregelen met de daarbij behorende besparingseffecten.
P u bli c a t i e 3 9 L an g e t e r m ijnko u d e o p s lag in d e b o d e m .
P u bli c at i e 3 8 H an d b o ek War m t e p o m p e n .
Langetermijnkoudeopslag in de bodem of kortweg LTK is uitgegroeid tot een technisch betrouwbare en milieuvriendelijke manier van koelen. De methode kan ook economisch interessant zijn als aan een aantal randvoorwaarden qua schaalgrootte en temperatuurstrajecten is voldaan. Deze publicatie beschrijft de verschillende onderdelen van een koudeopslaginstallatie. Daarnaast biedt deze publicatie inzicht in het eerste deel van het realisatietraject, het haalbaarheidsonderzoek. Het haalbaarheidsonderzoek bestaat uit een quickscan, het formuleren van het Programma van Eisen, het selecteren van relevante installatieconcepten, het opstellen van het voorontwerp en het beoordelen van de haalbaarheid ervan. In de publicatie wordt ook ruim aandacht besteed aan de benodigde vergunningen en de benodigde tijd voor de verschillende fasen in het onderzoek c.q. de realisering. De publicatie is bedoeld voor de professionele opdrachtgever, de ontwerper, de adviseur en de ontwerpende installateur.
In dit ISSO-handboek zijn de praktische kennis en ervaring met betrekking tot het toepassen van warmtepompen in de gebouwde omgeving gebundeld. Het handboek is een gereedschap om verantwoorde en succesvolle toepassingen te realiseren toegespitst op de Nederlandse situatie. Onderscheid wordt gemaakt in mechanische- en thermische warmtepompen. De mechanische warmtepomp wordt weer onderscheiden in het elektromotor- en gasmotorgedreven type. Bij de thermische warmtepomp wordt het gasgestookte absorptietype behandeld. Voor een succesvolle toepassing is het van belang dat voordelen, randvoorwaarden en gevolgen voor het ontwerp en gebruik in een vroeg stadium overzien kunnen worden. Met het handboek wordt daarom de gehele ‘levensloop’ van een warmtepomp in beschouwing genomen.
In deze levensloop wordt onderscheid gemaakt in de fasen: − Programma van eisen (initiatief, haalbaarheid en projectdefinitie); − Ontwerp (structuur-, voorlopig- en definitief ontwerp); − Uitwerking (bestek en prijsvorming); − Realisatie (werkvoorbereiding, uitvoering en oplevering);
P u bli c a t i e 4 0 We r k pl e k k lim a t i s e r in g d o o r ve r d r in gin g sve n t ila t i e. De publicatie behandelt verdringingsventilatie in de kantooromgeving. Het betreft een ventilatiesysteem ISSO jaarboek
52
ISSO jaarboek
waarbij lucht met een temperatuur die een paar graden onder vertrekluchttemperatuur ligt wordt toegevoerd. Ingegaan is op de systeemkenmerken en de werking in zowel het zomer- als het winterseizoen. Aangegeven wordt ook wat het toepassingsgebied is. In een apart hoofdstuk worden ontwerprichtlijnen geformuleerd.
De publicatie is een instrument, waarmee de keuze (voorselectie) van het toe te passen installatieconcept evenwichtiger, eenvoudiger, meer onderbouwd en beter overdraagbaar tot stand zal komen. Specifieke kennis en ervaring van de ontwerper van klimaatinstallaties blijft echter onontbeerlijk om een optimale keuze te maken en de installatie in al zijn facetten in het desbetreffende project in te passen.
ISSO-publicatie 40 is vervangen door het ISSO/Rehvarapport 900 ‘Verdringingsventilatie voor niet industriële toepassingen’.
De keuzemethode is samengevat in ‘werkbladen’, die zo zijn opgezet dat zij in principe zonder toelichtende tekst kunnen worden gebruikt. Zij dienen als referentiebladen tijdens het doorlopen van het selectieproces.
P u bli c at i e 41 E n e r gi ew ijz e r wo ning e n .
P u bli c a t i e 4 4 O n t we r p van hyd r auli s c h e s c h ake lin g e n vo o r ve r war m e n .
De Energiewijzer voor woningen maakt de invloed en samenhang van de verschillende energiebesparingmogelijkheden op het totale energiegebruik van een woning inzichtelijk. De Energiewijzer is een gereedschap waarmee de ontwerpers al in een vroeg stadium van het ontwerp (voorontwerp) op een eenvoudige wijze een afweging kunnen maken tussen de verschillende in te zetten middelen bij het realiseren van een energiedoelstelling. De in het Bouwbesluit gestelde eisen en wensen van een opdrachtgever maken het hanteren van een energiedoelstelling noodzakelijk.
Deze ISSO-publicatie geeft een methode voor het ontwerp van hydraulische schakelingen voor verwarmen. De ontwerpmethode omvat zowel de vollastsituatie als de deellastsituaties van een hydraulische schakeling. Rekening houden met deellastsituaties is en wordt binnen het ontwerp steeds belangrijker in verband met de eisen die worden gesteld aan het binnenklimaat en energiegebruik. De ontwerpmethode gaat uit van gestandaardiseerde hydraulische subschakelingen (modulen). Van deze modulen wordt ook gebruik gemaakt in ISSO-publicaties 31 en 42 ‘Meetpunten en meetmethoden’. De gestandaardiseerde modulen zijn geschikt voor alle soorten installaties met hoge, lage of verschillende temperatuurniveaus. Het ontwerp van hydraulische schakelingen hangt nauw samen met de overige ontwerpactiviteiten. In deze publicatie wordt daarom aangegeven welke gegevens nodig zijn uit voorliggende ontwerpactiviteiten en welke gegevens nodig zijn na het ontwerp van de hydraulische schakeling. De in deze publicatie gepresenteerde ontwerpmethode is een basismethode waarmee in principe een goed functionerende hydraulische schakeling voor verwarmen kan worden gerealiseerd. De ontwerper kan en mag van deze basismethode afwijken als het gaat om een creatieve oplossing voor een hydraulische schakeling die met of zonder de standaardmodules kan worden gerealiseerd. Men dient in dit geval wel voldoende kennis te hebben van het gedrag van een hydraulische schakeling en niet in strijd handelen met de in deze publicatie vermelde ontwerpeisen en ontwerpregels, zoals genoemd bij het samenstellen van de modulen.
Het werken met de Energiewijzer gebeurt in drie stappen. In de eerste stap wordt de energiedoelstelling bepaald. In de tweede stap worden, afhankelijk van het type woning, de energiebehoefte (vraagkant) en de wijze van energieopwekking vastgesteld. In de laatste stap wordt het verwachte energiegebruik van de woning uitgedrukt in primaire energie (m3aeq), waarbij de relatie met de wettelijk geëiste EPC conform NEN 5128 (energieprestatiecoëfficiënt) wordt gelegd.
P u bli c at i e 4 3 C o n c e p t e n vo o r k limaat in s t allat i e s . Deze publicatie geeft een overzicht van mogelijke installatieconcepten ten behoeve van de klimatisering van utiliteitsgebouwen. Om alle mogelijke installatieconcepten en installatievarianten in beeld te brengen is op een systematische wijze een compleet overzicht van de mogelijkheden gegenereerd, waarbij de systemen eenduidig zijn geclassificeerd en benoemd. De publicatie bevat een keuzemethode met behulp waarvan het ontwerpteam (opdrachtgever, architect, ontwerper van klimaatinstallaties) tot een juiste installatieconceptkeuze zal komen. 2004 - 2005 2005 - 2006
53
P u bli c at i e 4 5 M e t h o d e n vo o r e n e r gi e b e s par ing s b e r eke ning e n . O n d e r b o u w ing s m e t h o d e E n e r gi e B e s par ing s F o n d s ( E BF ) .
bij modulen met naregeling worden toegepast, is in het geval van condensatie zelfs onmogelijk. De reden hiervoor is dat de rekentechniek zo complex is dat het iteratieproces, dat nodig is om de natte warmteoverdracht te kunnen berekenen, vaak niet tot een einde komt. In de gevallen waar het wel tot een einde komt kan men alleen inzichtelijk maken hoe de schakeling omgaat met het ontvochtigen.
Het EnergieBesparingsFonds (EBF) geeft financieringsmogelijkheden voor niet-huishoudelijke klanten van de energiedistributiebedrijven (uitgezonderd woningbouwverenigingen, kamerverhuurbedrijven en dergelijke). De terugverdientijd van de meer-investering dient minimaal 1 en maximaal 7 jaar te bedragen. Indien de terugverdientijd groter is dan 3 jaar kan de klant om een kredietkorting van 20% verzoeken.
In dit rapport is alle theoretische kennis vermeld die voorhanden is bij de analyse en realisatie van hydraulische schakelingen voor koelen, waar ontwerpers van deze installaties gebruik van moeten maken. Het is sterk aan te bevelen deze informatie via een kennisoverdrachttraject op dezelfde wijze te presenteren als in ISSO-publicatie 44. Tevens dienen in dit traject de combinaties voor warmte- en koudeopwekking nader te worden uitgewerkt in verband met het hiermee te bereiken hoge energiebesparingspotentieel van 10 tot 30 % ten opzichte van gescheiden warmte- en koudeopwekking.
De onderbouwingsmethode energieberekeningen voor het EBF bevat rekenbladen waarmee op eenvoudige doch betrouwbare wijze van een groot aantal energiebesparende opties de terugverdientijd kan worden vastgesteld. De meer-investering dient door de klant/ aannemer/installateur te worden bepaald. De energiebesparende opties hebben betrekking op de volgende aspecten: − bouwkunde; − verlichting; − warmtapwater; − klimaatinstallatie; − combinaties van bovengenoemde aspecten. In de publicatie is een rekenvoorbeeld opgenomen.
P u bli c a t i e 47 O n t we r p van hyd r auli s c h e s c h ake lin g e n vo o r ko e l e n Bij het ontwerpen van een klimaatinstallatie zal eerst aan de hand van het programma van eisen een keuze gemaakt worden van het toe te passen concept (ISSO43). Als het concept van de klimaatinstallatie bekend is, is het dus ook bekend welke apparaten (koelmachine, koelbatterij, etc.) in het concept toegepast worden. De vraag is dan hoe deze apparaten in een hydraulische schakeling ingepast worden en hoe de hydraulische schakeling ontworpen wordt. De voorliggende ISSO-publicatie heeft als doel deze vragen te beantwoorden. Uitgangspunt hierbij is dat de keuze van het concept van de klimaatinstallatie met bijbehorende temperatuurniveaus etc. gemaakt is.
P u bli c at i e 4 6 O n t we r p van in di v id u e l e hyd r auli s c h e s c hake ling e n vo o r ve r war m e n van e e ng ez in swo ning e n Dit rapport geeft een overzicht van de rekenmethoden die zijn ontwikkeld om hydraulische modulen voor koelen te kunnen berekenen. Hierbij wordt ruim aandacht geschonken aan de warmteoverdracht in warmtewisselaars, waarbij condensatie kan optreden. Theoretisch gezien bestaat er weinig verschil tussen hydraulische modulen voor koelen en hydraulische modulen voor verwarmen. Het verschil zit in de warmteoverdracht, waardoor eisen en ontwerpregels voor hydraulische modulen voor koelen anders zijn dan die voor hydraulische modulen voor verwarmen, zoals weergegeven in ISSO-publicatie 44.
De vraag is dus hoe de apparaten die onderdeel uitmaken van het concept van de klimaatinstallatie in een hydraulische schakeling ingepast worden. Om deze vraag te kunnen beantwoorden worden eerst in hoofdstuk 2 de kenmerken van verschillende hydraulische (sub)schakelingen beschreven. In deze publicatie wordt een hydraulische schakeling onderverdeeld in subschakelingen voor opwekking, distributie en gebruikers. Deze subschakelingen worden modulen genoemd. De modulen worden onderverdeeld in passieve en actieve modulen. Op basis van dit kenmerk kunnen modulen
In situaties waarbij sprake is van natte warmteoverdracht (condensatie) is slechts een beperkt aantal gebruikermodulen te berekenen. Het berekenen, waar-
ISSO jaarboek
54
ISSO jaarboek
samengesteld worden. Een actieve opwekkermoduul en een passieve gebruikermoduul worden bijvoorbeeld met elkaar verbonden door een passieve distributiemoduul. Met deze methodiek is het mogelijk om op een juiste manier hydraulische subschakelingen (modulen) samen te stellen tot één geheel. Met de beschrijving van de modulen in hoofdstuk 2 is nog niet de vraag beantwoord wanneer nu deze modulen toegepast dienen te worden. Hoofdstuk 3 geeft daarom aanwijzingen hiervoor. In dit hoofdstuk wordt beschreven dat een moduul geselecteerd kan worden op basis van:
en in tabelvorm vergeleken, zodat snel een overzicht van de relevante aspecten kan worden verkregen. Normen, voorschriften en beoordelingsmethoden met betrekking tot comfort en capaciteit worden beschreven ten behoeve van ontwikkeling, ontwerp, uitvoering en oplevering. Het ontwerpproces wordt in twee stappen beschreven. Eerst wordt ingegaan op de vele relevante ontwerpaspecten. Vervolgens wordt een rekenhandleiding verstrekt waarbij de installatie eerst op ruimteniveau en daarna op gebouwniveau wordt gedimensioneerd. De specifieke aspecten van klimaatplafonds en koelconvectoren in de organisatie van het bouwproces worden compact besproken, waarbij in een groot aantal bijlagen checklists worden aangereikt voor de diverse fasen van het ontwerp- en bouwproces. Tenslotte wordt ingegaan op de gebruiksfase.
eigenschappen van het apparaat dat toegepast wordt; - noodzakelijke beveiligingen; - afstemming tussen gebruiker en opwekker; - praktische overwegingen.
P u bli c a t i e 4 9 V l o e r ve r war m in g / wan d ve r war m in g e n v l o e r - / wan dko e lin g. ( h e r z i e nin g I S S O - p u bli c a t i e 10 )
Aan de hand van een aantal voorbeelden wordt in hoofdstuk 5 van deze publicatie toegelicht hoe een hydraulische schakeling samengesteld kan worden. Bij de voorbeelden wordt aandacht besteed aan geïntegreerde energiesystemen waarbij omschakeling van verwarmen naar koelen (dus eigenlijk gebruikers die ook toegepast worden als opwekkers) aan de orde komt. In de bijlagen van deze publicatie wordt nader ingegaan op ontwerpaspecten die in deze publicatie worden toegepast. In bijlage A wordt ingegaan op de eigenschappen van apparaten met betrekking tot hun inpassing in de hydraulische schakeling. In bijlage B wordt ingegaan op het dimensioneren van een buffer. Bijlage C gaat uitvoeriger in op de eigenschappen van hydraulische gebruikermodulen en geeft hierbij richtwaarden voor ontwerpgegevens, zoals de Autoriteit van een regelafsluiter. In bijlage D wordt een overzicht gegeven voor het samenstellen van de modulen tot een hydraulische schakeling en bijlage E geeft achtergrondinformatie over pompen.
P u bli c at i e 4 8 Ko e lplaf o n d s / ko e l c o nve c t o r e n . Ri c h t lijn vo o r o n t we r p e n ui t vo e r ing.
Deze publicatie is een herziening van de ISSO-publicatie 10 ‘’Vloerverwarming’. Deze publicatie behandelt niet alleen vloerverwarming maar ook wandverwarming. Het betreft vooral verwarming voor woningen/ woongebouwen en utiliteitsbouw. Industriële toepassingen krijgt beperkte aandacht besteed. De publicatie gaat eerst in het kort in op de voordelen van laag temperatuur verwarming (LTV) systemen en behandelt vervolgende de verschillende typen vloer-
Indien bij het ontwerpproces van comfortinstallaties de mogelijke toepassing van klimaatplafonds of koelconvectoren wordt overwogen, biedt voorliggende ISSO publicatie de ontwerper een aantal gereedschappen om tot een juiste afweging te komen. Gedetailleerd worden de diverse klimaatplafond- en koelconvectorprincipes en -systemen beschreven en geanalyseerd 2004 - 2005 2005 - 2006
55
P u bli c a t i e 51 War m t eve r li e s b e r e ke nin g vo o r wo nin g e n e n wo o n g e b o u we n
en wandverwarming. Daarna komen de dimensionering en projectering van de systemen aan bod. De dimensionering is in overeenstemming met de Europese norm NEN-EN 1264 deel 1 t/m 4. De ingebruikname en beproeving worden eveneens behandeld. Naast verwarmen wordt ook aandacht besteed aan vloer- en wandkoeling.
Deze publicatie bevat de berekeningsmethode voor het bepalen van het per vertrek te installeren vermogen en gaat nader in op het aansluitvermogen c.q. de bijdrage aan een collectieve bron. In de berekeningsmethode wordt onderscheid gemaakt in woningen/woongebouwen die voldoen aan de (nieuwbouw) eisen van het Bouwbesluit en woningen/woongebouwen die er niet aan voldoen. Voor beide typen woningen/woongebouwen zijn de volgende berekeningsmethoden opgenomen: een verkorte methode voor het bepalen van het aansluitvermogen op basis van het schilverlies; een methode voor het bepalen van het per vertrek op te stellen vermogen; een methode voor de bepaling van het aansluitvermogen c.q. de bijdrage aan een collectieve bron. Het in een vertrek op te stellen vermogen bestaat uit een drietal bijdragen: het transmissiewarmteverlies; het ventilatiewarmteverlies; de toe te rekenen opwarmtoeslag voor opwarming na eventuele nachtverlaging of bedrijfsbeperking. De methode sluit aan bij de in ontwikkeling zijnde Europese norm EN 12831. In de nieuwe methode wordt rekening gehouden met LTV-systemen. Qua terminologie en maatvoering wordt aangesloten bij het Bouwbesluit. E.e.a. wordt toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden.
P u bli c at i e 5 0 Kwali t ei t s ei s e n ve r war ming s in s t allat i e s wo ning e n Deze publicatie geeft een eenduidig pakket van ontwerptechnische kwaliteitseisen voor goed functionerende warmwaterverwarmingsinstallaties in woningen en woongebouwen. Het pakket is van toepassing voor verwarmingsinstallaties die op hoge ontwerptemperatuur of op lage ontwerptemperatuur functioneren. Aan de hand van een globaal ontwerp- en relatieschema wordt duidelijk aangegeven waar keuzen moeten worden gemaakt, welke factoren daarbij een rol spelen en deze elkaar beïnvloeden. Tevens wordt in het schema door verwijzing naar specificatiebladen naar specifieke informatie verwezen. De in de vorm van specificatiebladen uitgewerkte ontwerptechnische kwaliteitseisen en richtlijnen zijn gepresenteerd in de structuur van het Model Kwaliteitsbeheersing Klimaatinstallaties (MKK), zodat in iedere fase van het voortbrengingsproces van een verwarmingsinstallatie duidelijk is aan welke specificaties moet worden voldaan en welke informatie beschikbaar moet zijn om het voortbrengingsproces de doorlopen.
P u bli c a t i e 5 3 War m t eve r li e s b e r e ke nin g vo o r u t ili t e i t s g e b o u we n
Voor het voortbrengingsproces van ventilatie-installaties is eveneens in de structuur volgens MKK ISSOpublicatie 61 ontwikkeld. Daar waar de onderwerpen op de specificatiebladen van ISSO-publicatie 50 en 61 elkaar overlappen zijn de nummering van de specificatiebladen en de inhoud op elkaar afgestemd. Tevens wordt vanuit de specificatiebladen in ISSO-publicatie 50 voor bepaalde onderdelen verwezen naar ISSOpublicatie 61.
Deze publicatie bevat de berekeningsmethode voor utiliteitsgebouwen met vertrekhoogten van 5 meter en lager. De berekeningsmethode bevat gegevens voor het bepalen van het per vertrek te installeren vermogen en gaat nader in op het aansluitvermogen c.q. de bijdrage aan een collectieve bron. In de berekeningsmethode wordt onderscheid gemaakt in utiliteitsgebouwen die voldoen aan de (nieuwbouw) eisen van het Bouwbesluit en (utiliteits)gebouwen die er niet aan voldoen. Voor beide typen utiliteitsgebouwen zijn de volgende berekeningsmethoden opgenomen: een verkorte methode voor het bepalen van het aansluitvermogen op basis van het schilverlies; een methode voor het bepalen van het per vertrek op te stellen vermogen; een methode voor de bepaling van het aansluitvermo-
ISSO-publicatie 50 digitaal
ISSO-publicatie 50 is ook beschikbaar als CD-Rom. Deze CD-Rom geeft de gebruiker ondersteuning bij het werken conform ISSO-publicatie 50 en het vastleggen van alle stappen binnen het MKK bij het ontwerp en het specificeren van verwarmingsinstallaties in woningen.
ISSO jaarboek
56
ISSO jaarboek
voor deze rekenmethoden vast te kunnen stellen: - het toepassingsgebied; - de minimaal in rekening te brengen energiestromen voor een bepaalde toepassing; - de betrouwbaarheid van de berekeningsresultaten. Het toepassingsgebied kan vastgesteld worden door het invullen van een matrix. De minimaal in rekening te brengen energiestromen zijn bedoeld om een minimum aantal energiebesparende opties tot hun recht te laten komen. Met een testprocedure wordt de betrouwbaarheid vastgesteld. Deze procedure bevat daartoe cases die uitgevoerd moeten worden en criteria waaraan de uitkomsten moeten voldoen. De onderdelen van EDR kunnen afzonderlijk en op zichzelf staand gebruikt worden. Ook kan EDR ingezet worden voor het verkrijgen van een attest op één of meer delen van een methode. Dit attest vormt een kwaliteitsgarantie voor de geteste toepassing. In een BRL (Beoordelingsrichtlijn) zijn de prestatie-eisen (waaronder de minimaal benodigde energiestromen en de vereiste betrouwbaarheid) van een bepaalde toepassing van een rekenmethode dan vastgelegd. Het voorliggende EDR voor horecagebouwen is ingericht naar de huidige stand van kennis en inzichten. Nieuwe ontwikkelingen en inzichten zullen uitbreiding in de toekomst noodzakelijk maken. Bij de opzet van EDR is hiermee rekening gehouden.
gen c.q. de bijdrage aan een collectieve bron. Het in een vertrek op te stellen vermogen bestaat uit een drietal bijdragen: • het transmissiewarmteverlies; • het ventilatiewarmteverlies; • de toe te rekenen opwarmtoeslag voor opwarming na eventuele nachtverlaging of bedrijfsbeperking. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de opwarming na een meerdaagse bedrijfsbeperking en een dagelijkse bedrijfsbeperking. De methode sluit aan bij de in ontwikkeling zijnde Europese norm EN 12831. In de nieuwe methode wordt rekening gehouden met LTV-systemen. Qua terminologie en maatvoering wordt aangesloten bij het Bouwbesluit. E.e.a. wordt toegelicht aan de hand van een voorbeeld. Woningen en woongebouwen worden behandeld in ISSO-publicatie 51. Het bepalen van de warmtebehoefte van industriegebouwen of ruimten hoger dan 5 m geschiedt in ISSO-publicatie 57.
P u bli c a t i e 5 5 Tapwa t e r in s t alla t i e s in wo o n - e n u t ili t e i t s g e b o u we n De realisatie van grote tapwaterinstallaties is een complex proces. Vanaf het inventariseren van de wensen van de opdrachtgever tot het veilig en kosten-effectief beheer van een grote tapwaterinstallatie krijgen opdrachtgevers, ontwerpers en realisatoren te maken met een grote verscheidenheid aan randvoorwaarden. ISSO-publicatie 55 ‘Tapwaterinstallaties in woon- en utiliteitsgebouwen’ biedt een leidraad en een inhoudelijk naslagwerk voor het gehele proces van de realisatie van een grote tapwaterinstallatie. Daarbij komen aan de orde: • het verzamelen van informatie ten behoeve van het ontwerp van de tapwaterinstallatie (het programma van eisen); • het ontwerp van de diverse onderdelen van de tapwaterinstallatie (leidingsysteem, warmtapwaterbereiding, drukverhoging en circulatiesystemen);
P u bli c at i e 5 4 E n e r gi e Diagn o s e Re f e r e n t i e ( E DR ) Bij energieadvisering in gebouwen worden inzichten en vermoedens ondersteund met berekeningen. Voor deze berekeningen kan gebruik gemaakt worden van rekenmethoden, variërend van eenvoudig tot complex en gedetailleerd. Het doel van EDR (Energie Diagnose Referentie) is om 2004 - 2005 2005 - 2006
57
• de realisatie van de tapwaterinstallatie; • het beheer van de tapwaterinstallatie.
collectieve leidingwaterinstallaties die buiten de reikwijdte van de Regeling voor legionellapreventie van het Waterleidingbesluit vallen. Het doel van deze handleiding is om hen op een eenvoudige, toegankelijke en overzichtelijke manier te adviseren over de invulling van de zorgplicht voor het beschikbaar stellen van deugdelijk drinkwater die zij hebben op basis van de Waterleidingwet en het Waterleidingbesluit. De handleiding richt zich daarbij uitsluitend op de zorgplicht met betrekking tot het aspect Legionella.
Met rekenvoorbeelden, stappenplannen en invultabellen is het ontwerpproces inzichtelijk en toegankelijk gemaakt. Toolshop In de ISSO toolshop is software opgenomen waarmee tapwaterinstallaties conform ISSO-publicatie 55 kunnen worden berekenend.
P u bli c at i e 5 5.1 ( h e r z i e n e ve r s i e 2 0 0 5 ) P r ak t ijk han dl eiding ‘L egi o n e llap r eve n t i e in l eiding wat e r ’
In deze Handleiding is de volgende werkwijze gepresenteerd: A. Inventarisatie tappunten met behulp van een beperkte risicoanalyse. Het doel hiervan is vast te stellen of en aan hoeveel tappunten relevante hoeveelheden aërosolen kunnen vrijkomen. Deze inventarisatie kan in principe door de eigenaar van de installatie zelf worden uitgevoerd en richt zich uitsluitend op de tappunten. B. Vervolgens zijn er drie mogelijkheden: 1. Als er geen tappunten zijn waar relevante hoeveelheden aërosolen (RHIA) kunnen vrijkomen, dan is men klaar. 2. Als aan een relatief beperkt aantal tappunten aërosolvorming optreedt, kan een aanpak worden gevolgd die zich uitsluitend richt op die tappunten. 3. Als aan een relatief groot aantal tappunten aërosolvorming optreedt, is het uitvoeren van een risicoanalyse voor de gehele installatie gewenst. C. Ten slotte kunnen de uitgevoerde risicoanalyse en eventueel te nemen beheersmaatregelen worden vastgelegd in een beheersinstructie.
ISSO-publicatie 55.1 Handleiding Legionellapreventie in leidingwater is geheel herzien ten opzichte van de eerste versie. Zij geeft een uitwerking voor de risicoanalyse van collectieve leidingwaterinstallaties die vallen onder de specifieke Legionella-wetgeving. Daarnaast geeft de publicatie voorstellen voor installatieaanpassingen en regels voor het opstellen van een beheersplan. Door de wijziging van het Waterleidingbesluit en daarnaast de nieuwe inzichten en kennis die de afgelopen vier jaar zijn opgedaan, was een algehele herziening van de handleiding noodzakelijk. De punten waarop de publicatie is herzien en aangevuld zijn onder meer: - de nieuwe wetgeving; - grote installaties met een beperkt aantal aërosolvormende tappunten; - componenten, als drukverhoginginstallaties, brandslanghaspels, nooddouches, warmtapwatervoorzieningen; - monstername; - informatie over automatisering van beheersmaatregelen; - alternatieve beheersmaatregelen en detectietechnieken; - rapportage van de beheersmaatregelen; - model-werkvoorschriften inclusief beproeven van keerkleppen.
P u bli c a t i e 5 6 I n r e g e l e n van o n t we r pvo lu m e s t r o m e n in in di v id u e l e ve r war m in g s in s t alla t i e s in wo nin g e n ISSO-publicatie 56 geeft in een logische opeenvolging van handelingen weer hoe individuele warmwaterverwarmingssystemen in woningen worden ingeregeld. De gangbare voorinstelmethode, ook behandeld in ISSO-publicatie 31, wordt aangevuld met de temperatuurmethode. In de meeste gevallen volstaat de voorinstelmethode voor systemen waarvan alle informatie over de hydraulische schakeling aanwezig is en dus een drukverliesberekening kan worden gemaakt. Het in deze publicatie behandelde inregelen met behulp
P u bli c at i e 5 5. 2 H an dl eiding Z o r gpli c h t L egi o n e llap r eve n t i e C o ll e c t i eve L eiding wat e r in s t allat i e s ISSO-55.2 Handleiding Zorgplicht Legionellapreventie Collectieve Leidingwaterinstallaties richt zich op beheerders (eigenaren, adviseurs en installateurs) van
ISSO jaarboek
58
ISSO jaarboek
van de temperatuurmethode wordt toegepast als er geen of onvoldoende gegevens over de hydraulische schakeling aanwezig zijn, bijvoorbeeld bij renovatie, en er geen drukverliesberekening kan worden gemaakt. De temperatuurmethode is een ingewikkelde, tijdrovende methode en wordt alleen in uiterste situatie toegepast.
lijkse bedrijfsbeperking De methode sluit aan bij de in ontwikkeling zijnde Europese norm EN 12831. In de nieuwe methode wordt rekening gehouden met LTVsystemen. Qua terminologie en maatvoering wordt aangesloten bij het Bouwbesluit. E.e.a. wordt toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden. Woningen en woongebouwen worden behandeld in ISSO-publicatie 51. Het bepalen van de warmtebehoefte van utiliteitsgebouwen met ruimten lager dan 5 m geschiedt in ISSOpublicatie 53.
De inregelmethoden in deze publicatie zijn vastgelegd in een aantal een aantal specificatiebladen. Deze specificatiebladen zijn onderdeel van het MKK (Model Kwaliteitsbeheersing Klimaatinstallaties). In het MKK wordt door middel van projectfasen, die aansluiten bij de gangbare praktijk, het voortbrengingsproces van een klimaatinstallatie beschreven.
P u bli c a t i e 5 8 Kwali t e i t s e i s e n vo o r lu c h t ve r war m in g s in s t alla t i e s in wo nin g e n
Door het in deze publicatie gegeven inregelproces te volgen wordt bereikt dat ontwerpvolumestromen in de verwarmingsinstallatie voldoende nauwkeurig worden ingesteld, waardoor het in het programma van eisen gespecificeerde verwarmingscomfort wordt gerealiseerd bij een zo laag mogelijk energiegebruik.
P u bli c at i e 5 7 War m t eve r li e s b e r eke ning vo o r r uim t e n h o g e r d an 5 m . w a r m t e v e r l i e s b e r e ke n i n g v o o r i n d u s t r i e g e b o u w e n en vides en atria
Deze publicatie bevat de berekeningsmethode voor ruimten met vertrekhoogten hoger dan 5 meter . De berekeningsmethode bevat gegevens voor het bepalen van het per vertrek te installeren vermogen en gaat nader in op het aansluitvermogen c.q. de bijdrage aan een collectieve bron. In de berekeningsmethode wordt onderscheid gemaakt in gebouwen die voldoen aan de (nieuwbouw) eisen van het Bouwbesluit en gebouwen die er niet aan voldoen. Voor beide typen gebouwen zijn de volgende berekeningsmethoden opgenomen: • een methode voor het bepalen van het per vertrek op te stellen vermogen; • een methode voor de bepaling van het aansluitvermogen c.q. de bijdrage aan een collectieve bron. Het in een vertrek op te stellen vermogen bestaat uit een drietal bijdragen: • het transmissiewarmteverlies; • het ventilatiewarmteverlies; • de toe te rekenen opwarmtoeslag voor opwarming na eventuele nachtverlaging of bedrijfsbeperking. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de opwarming na een meerdaagse bedrijfsbeperking en een dage-
Deze publicatie geeft een eenduidig pakket van ontwerptechnische regels en kwaliteitseisen voor goed functionerende luchtverwarmingsinstallaties in woningen en woongebouwen. De methodiek kan gebruikt worden voor zowel conventionele systemen als LTVsystemen. Aan de hand van een globaal ontwerp- en relatieschema wordt duidelijk aangegeven waar keuzen moeten worden gemaakt, welke factoren daarbij een rol spelen en hoe deze elkaar beïnvloeden. Tevens wordt in het schema door verwijzing naar specificatiebladen naar specifieke informatie verwezen.
2004 - 2005 2005 - 2006
59
De in de vorm van specificatiebladen uitgewerkte ontwerptechnische kwaliteitseisen en richtlijnen zijn gepresenteerd in de structuur van het Model Kwaliteitsbeheersing Klimaatinstallatie (MKK), zodat in iedere fase van het voortbrengingsproces van een verwarmingsinstallatie duidelijk is aan welke specificaties moet worden voldaan en welke informatie beschikbaar moet zijn om het voortbrengingsproces te doorlopen.
voor. Er is echter steeds meer aandacht voor integratie in schuine daken en gevels. Grote zonneboilers zijn geen standaard systemen: de warmtevraag bepaalt de grootte van het systeem, terwijl in groot aantal randvoorwaarden van invloed zijn op de systeemconfiguratie en op het aantal opslagvaten en warmtewisselaars. Nederlandse zonneboilers betreffen terugloopsystemen. Mits goed ontworpen en geïnstalleerd biedt het terugloopprincipe een uitstekende bescherming tegen oververhitting en bevriezing. In deze publicatie is de ervaring samengevat, die de afgelopen twintig jaar met ontwerp en realisatie van grote zonneboilers is opgedaan. Nieuw zijn resultaten van recent onderzoek naar optimale systeemdimensionering voor de vier meest voorkomende zonneboilerconcepten. De qua kosten en baten optimale grootte van collectoren, warmteopslag en warmtewisselaar(s) is bepaald bij specifieke waarden van de besparingsfractie van de zonneboiler. De combinatie van theoretische kennis en praktijkervaring in gerealiseerde projecten heeft geleid tot een systematische beschrijving van de hele levensloop van een groot zonneboilersysteem. Essentiële aspecten zijn: − het vroegtijdig vaststellen van de bouwkundige, technische en financiële randvoorwaarden; een nauwkeurige bepaling van de warmwatervraag; − eenduidige presentatie van de systeemopbouw, energieopbrengst en kosten, met name voor vergelijkbaarheid van offertes; − de combinatie van de zonneboiler met de naverwarming; de gedetailleerde uitwerking van het ontwerp in een bestek met tekeningen; richtlijnen voor montage van de diverse componenten en materialen; aanwijzingen voor beheer en onderhoud van het zonneboilersysteem.
Voor het voortbrengingsproces van ventilatie-installaties zijn, eveneens in de MKK-structuur, ISSO-publicatie 61 en 62 ontwikkeld. In aparte stappen zijn de programmafase, ontwerpfase, uitvoeringsfase en beheersfase beschreven. Voorts zijn er een aantal bijlagen toegevoegd, zoals een opleveringsprotocol, een meetprotocol en de proportionele inregelprocedure.
P u bli c at i e 5 9 G r o t e zo n n e b o il e r s - o n t we r p, ui t vo e r in g e n ad v i s e r ing De publicatie ‘Grote zonneboilersystemen - ontwerp, uitvoering en advisering’ is een praktisch handboek voor installatieadviseurs en installateurs die betrokken zijn bij de toepassing van grote zonneboilersystemen in Nederland. Ook de opdrachtgever en beheerder zullen hierin nuttige informatie vinden. Een zonneboiler wordt groot genoemd bij collectoroppervlakten tussen 6 en 500 m2. Relevante methodieken en aspecten voor de meest voorkomende systemen zijn vanaf het initiatief tot en met beheer en onderhoud vastgelegd. Een praktijkvoorbeeld van een grote zonneboiler voor een camping, dat als rode lijn door de publicatie heen loopt, vergroot de toegankelijkheid van de informatie. Grote zonneboilersystemen in Nederland
In Nederland worden grote zonne-energiesystemen voornamelijk gebruikt voor voorverwarming van tapwater. Ruimteverwarming met dergelijke installaties komt veel minder voor. Toepassing van deze grote zonneboilers is met name interessant bij een warmwatervraag die weinig variatie over het jaar vertoont of een afnamepiek in de zomer heeft. Grote zonneboilersystemen worden dan ook toegepast in woon- en logiesgebouwen, restaurants, verzorgingstehuizen,- sportaccommodaties, campings en zwembaden. De spectraal selectieve enkelglas collector is het meest toegepaste type zonnecollector. Bij zwembaden wordt vaak ook de onafgedekte kunststof collector gebruikt; voor suppletiewaterverwarming geeft dit de beste investering. Montage op platte daken komt het meest
P u bli c a t i e 6 1 Kwali t e i t s e i s e n ve n t ila t i e sy s t e m e n wo nin g e n Deze publicatie geeft een eenduidig pakket van ontwerptechnische kwaliteitseisen voor goed functionerende ventilatiesystemen voor woningen en woongebouwen. Met behulp van deze publicatie kan een systeemkeuze worden gemaakt. Aan de hand van een globaal ontwerp- en relatieschema wordt duidelijk gemaakt welke keuzen moeten worden gemaakt, welke factoren daarbij een rol spelen en hoe deze elkaar onderling beïnvloeden. Tevens wordt in dit schema verwezen naar de in deze publicatie opgenoISSO jaarboek
60
ISSO jaarboek
men specificatiebladen. De ontwerptechnische kwaliteitseisen en richtlijnen voor goede uitvoering (installatie en montage), beheer en onderhoud zijn uitgewerkt in de vorm van duidelijke specificatiebladen. Deze richtlijnen zijn gepresenteerd binnen de structuur van het Model Kwaliteitsbeheersing Klimaatinstallaties (MKK). Dit betekent dat in iedere fase van het voortbrengingsproces duidelijk is aangegeven aan welke eisen moet worden voldaan en welke informatie daartoe beschikbaar dient te zijn. In aparte stappen zijn de programmafase, ontwerpfase, uitvoeringsfase en beheersfase beschreven. Voorts zijn er een aantal bijlagen toegevoegd, zoals voorbeeldbestekken en in totaal 16 in detail uitgewerkte voorbeelden van zowel natuurlijke ventilatiesystemen (systeem A), systemen met mechanische afzuiging (systeem C) en systemen met gebalanceerde ventilatie (systeem D).
Deze nieuwe publicatie sluit aan op de reeds eerder uitgegeven ISSO-publicatie 61 ‘Kwaliteitseisen ventilatiesystemen woningen’. Tevens is publicatie 62 een volledig herziene uitgave van ISSO-publicatie 28 ‘Warmteterugwinsystemen voor de woningbouw’. De nieuwe publicatie 62 voorziet in een grote behoefte omdat de toepassing van gebalanceerde ventilatie in nieuwbouwwoningen praktisch onontkoombaar is. Het Bouwbesluit stelt zodanige eisen aan een laag energiegebruik en een goed binnenmilieu, dat een geavanceerd ventilatiesysteem noodzaak is. En in woningen is het dan bijna altijd gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning (wtw). Uitgebalanceerd
Om het comfort in woningen te waarborgen, moeten ontwerpers en installateurs ervoor zorgen dat er geen tocht of geluidhinder kan ontstaan. Hiermee voorkomt men dat bewoners ventilatiekleppen of -roosters sluiten of, nog erger, zij de ventilatie uitschakelen. Daarnaast zal het ventilatiesysteem er ook voor moeten zorgen dat warmteverliezen ten gevolge van ventilatie zo gering mogelijk zijn. Kortom, beide aspecten vereisen de creatie van een uitgebalanceerd geheel.
P u bli c at i e 6 2 Kwali t ei t s ei s e n vo o r g e balan c e e r d e ve n t ilat i e m e t war m t e t e r ug w in ning in wo ning e n .
Regelbaarheid
Door toepassing van gebalanceerde ventilatie wordt die balans bereikt. Dit systeem zorgt namelijk voor een goede regelbaarheid van de volumestromen. Daarnaast zorgt een warmteterugwinunit ervoor dat men warmte kan terugwinnen uit de af te voeren binnenlucht. De energie die nodig is om de toevoerlucht voldoende te verwarmen, komt uit de afvoerlucht. Op die manier is een tochtvrije toevoer van verse ventilatielucht altijd gegarandeerd.
P u bli c a t i e 6 4 Kwali t e i t s e i s e n I s o l e r e n Specificaties voor materiaal en montage van thermische isolatie van installaties in de utiliteitsbouw
De ISSO-publicatie Kwaliteitseisen isoleren voor de Utiliteitsbouw’’ is bedoeld als referentie voor materiaalkeuze en montage ten behoeve van opdrachtgevers, ontwerpers, installateurs en isoleerders. Het geeft door middel van specificatiebladen de minimaal te hanteren eisen voor isolatiesystemen (isolatiemateriaal + afwerking) en montagetechnieken. De in de ISSO-publicatie genoemde producten zijn materialen die zich in de praktijk hebben bewezen. De systematiek van de publicatie is zodanig dat in de toe-
Deze publicatie verstrekt alle informatie die nodig is bij het formuleren van het programma van eisen, het ontwerp, de uitvoering, het gebruik en het onderhoud van gebalanceerde ventilatiesystemen. De belangrijkste doelgroep vormen installateurs, woningbeheerders, architecten, opdrachtgevers, toezichthouders en toeleveranciers in de ventilatie-industrie. 2004 - 2005 2005 - 2006
61
komst hieraan nieuwe materialen kunnen worden toegevoegd. Hieraan is invulling gegeven door lege hoofdstukken als reserve op te nemen. Het temperatuurgebied van de getransporteerde media ligt tussen 4 °C en 120 °C. De publicatie beperkt zich tot vrijhangende leidingen en kanalen in gebouwen. Voor de afwerking van leidingen of kanalen buiten het gebouw wordt verwezen naar het CINI Handboek ‘Isolatie voor de industrie’. De in de specificatiebladen genoemde normen en standaards sluiten aan bij de dagelijkse praktijk van deze tijd. Het is alom bekend dat deze momenteel niet eenduidig en consequent worden gehanteerd. Successievelijk zullen deze nationale normen vervangen worden door Europese normen. Hiermee zal in de volgende uitgaven van de ISSO-publicatie worden aangevangen. Voor bepaling van de benodigde isolatiedikte wordt verwezen naar de hiervoor van toepassing zijnde ISSOpublicaties (7, 17 en 25. De in dit handboek genoemde isolatiedikten van de vermelde isolatieproducten betreffen de voorhanden zijnde minimale isolatiedikten. Om een effectieve samenwerking tussen de ontwerper, installateur en isoleerder te bevorderen is in TAB 7 van deze ISSO-publicatie ‘Kwaliteitseisen isoleren’ een hoofdstuk gewijd aan het ontwerp en de uitvoering van een installatie, afgestemd op de aspecten die verband houden met het isoleren daarvan. Tevens is een toelichting gegeven op de relevante onderdelen van het Bouwbesluit fase 2.
nieuwbouwinstallaties en renovatieprojecten. Bij renovatieprojecten moeten soms inregelafsluiters worden aangebracht om het inregelen mogelijk te maken. Inregelen van de ontwerpvolumestromen is noodzakelijk om de benodigde ontwerpvermogens in de te verwarmen vertrekken te realiseren en om de installatie volgens het ontwerp te laten functioneren. Met inregelen wordt het comfort verhoogd en het energieverbruik verminderd. Deze ISSO-publicatie is opgebouwd uit twee delen. In deel 1 worden de inregelmethoden behandeld. Hierbij ligt de nadruk op hoe de inregelmethoden moeten worden toegepast en uit welke onderdelen ze zijn opgebouwd. In deel 2 worden de inregelmethoden ingebed in het realisatieproces van een klimaatinstallatie volgens het Model Kwaliteitssysteem Klimaatinstallaties (MKK). Hierbij ligt de nadruk op de activiteiten met betrekking tot het inregelen in de verschillende projectfasen, wie hiervoor verantwoordelijk is en welke documenten moeten worden overlegd. Deel 2 kan door bedrijven worden gebruikt om hun kwaliteitssysteem aan te vullen.
Deze ISSO-publicatie is tot stand gekomen door middel van een samenwerking tussen CINI en ISSO. De technische uitwerking van het Handboek heeft plaatsgevonden in de ISSO-kontaktgroep 54. Om het Handboek actueel te houden zullen ISSO en CINI overleggen, wanneer een aanvulling of wijziging gewenst is. Het vakgebied zal hiervan door middel van persberichten en de ISSO-internetsite op de hoogte worden gehouden. De huidige specificatiebladen in deze publicatie zijn gedateerd als 2001-09-11.
P u bli c at i e 6 5 I n r eg e l e n van o n t we r pvo lu m e s t r o m e n in w ar mwat e r ve r war ming s in s t allat i e s
P u bli c a t i e 6 6 Ve r m o g e n van r adia t o r e n e n c o nve c t o r e n in p r ak t ijk s i t u a t i e s .
Deze publicatie geeft methoden voor het inregelen van de ontwerpvolumestromen van warmwaterverwarmingsinstallaties in woongebouwen en utiliteitsgebouwen. De inregelmethoden kunnen worden toegepast bij
Fabrikanten van radiatoren en convectoren testen verwarmingslichamen onder genormeerde condities zoals vastgelegd in de NEN EN 442. De testresultaten worden ISSO jaarboek
62
ISSO jaarboek
vastgelegd in tabellen. In de praktijk echter worden radiatoren en convectoren niet altijd onder genormeerde condities toegepast. De vermogenscijfers uit de tabellen zijn dan niet van toepassing. ISSO-publicatie 66 bevat een richtlijn om het warmteafgevend vermogen van verwarmingslichamen voor niet genormeerde toepassingen te berekenen. Nadat beschreven is wat onder genormeerde toepassing wordt verstaan, worden voor radiatoren en convectoren in wand- en putopstelling, de niet-genormeerde toepassingen behandeld. Voor elke niet-genormeerde toepassing wordt vervolgens een correctiefactor gegeven. Deze correctiefactoren zijn gebaseerd op de vorige ISSOpublicatie 1 ‘Vermogen van radiatoren en convectoren bij niet genormeerde opstelling’ (1986), markt- en literatuuronderzoek. Ten aanzien van de correctie van het vermogen wordt aangesloten bij de door ISSO uitgegeven radiatorgrafiek. Omdat het warmteafgevende vermogen van een radiator of convector niet alleen bepaald wordt door wateren luchttemperaturen, type en grootte, massastroom van het water maar ook door de positie van het verwarmingslichaam in het vertrek, zijn in een bijlage hiervoor aanwijzingen opgenomen. De publicatie is te gebruiken voor utiliteitsbouw en woningen, zowel nieuwbouw als bestaande voorraad.
worden. Praktijkervaring heeft geleerd dat hiermee verregaande energiebesparing bereikt kan worden (tot ca. 30%). Het instrument is geschikt voor de in de praktijk (nieuwbouw en bestaande bouw) meest voorkomende installatieconcepten en kan toegepast worden in zowel de ontwerpfase (nieuwbouw, renovaties) als bestaande bouw (beheerfase). Voor de minder veel voorkomende installatieconcepten zijn er ook aanwijzingen in de publicatie te vinden.
P u bli c a t i e 6 9 M o d e l vo o r d e b e s c h r ij v in g van d e we r k in g van e e n k lim aa t in s t alla t i e In deze ISSO-publicatie wordt een model gegeven voor het systematisch beschrijven van de werking van een klimaatinstallatie met betrekking tot het automatisch functioneren van deze klimaatinstallatie. De volgens het model vastgelegde informatie over de werking van de klimaatinstallatie wordt functioneel ontwerp genoemd. Het model wordt model voor het functionele ontwerp genoemd. Het functionele ontwerp wordt gedurende het realisatieproces van de klimaatinstallatie door de werktuigbouwkundige ontwerper in overleg met andere disciplines ingevuld, er ontstaat dus een groeidocument!.
P u bli c at i e 6 8 E n e r g e t i s c h o p t imal e s t o o k- e n ko e llijn e n vo o r k limaat in s t allat i e s in k an t o o r g e b o u we n .
P u bli c a t i e 7 0.1 H e m e l wa t e r bin n e n d e p e r c e e lgr e nz e n De ontwerprichtlijn “Hemelwater binnen de perceelgrenzen” behandelt een tweetal manieren om anders om te gaan met hemelwater binnen de perceelgrens als alternatief voor het lozen van hemelwater op het riool: (1) het gebruik van hemelwater voor huishoudelijke toepassingen en (2) infiltratie van hemelwater in de bodem. De ontwerprichtlijn heeft alleen betrekking op de woning- en utiliteitsbouw (met name in nieuwbouwsituaties) en niet op hemelwatertoepassingen in de land- en tuinbouw.
De bestaande utiliteitsbouw is verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van het energiegebruik in de gebouwde omgeving. Introductie van energiebesparende maatregelen vergt in deze sector grote financiële investeringen en verstoort veelal de bedrijfsprocessen in de kantoorgebouwen. In de praktijk is implementatie van deze maatregelen daarom alleen kansrijk bij onderhouds- of vervangingsactiviteiten. Met ISSO-publicatie 68 ‘Energetisch optimale stook- en koellijnen’ is een instrument ontwikkeld waarbij deze belemmerende factoren geen rol spelen om toch een omvangrijke energiebesparing te realiseren. Bovendien behoeft voor toepassing van dit instrument geen extra investering gedaan te worden, bijvoorbeeld om het installatieconcept aan te passen voordat de energiebesparende maatregelen toegepast kunnen worden. Het instrument bestaat uit een methode waarmee stapsgewijs tot een optimale instelling van de verwarmings- en koellijnen gekomen kan
De opzet van de richtlijn is zodanig dat diverse disciplines ervan gebruik kunnen maken, vanaf de beslissing om anders om te gaan met hemelwater tot en met de realisatie en het beheer van een hemelwatersysteem of infiltratievoorziening. Centraal staan de keuze voor een bepaald principe of een bepaald systeem en het ontwerp van hemelwatersystemen of infiltratietechnieken. Dit handboek is gericht op alle partijen die zijn betrok-
2004 - 2005 2005 - 2006
63
P u bli c a t i e 7 0. 3 G r ij swa t e r bin n e n d e p e r c e e lgr e n s
ken bij de totstandkoming van een hemelwatersysteem of een infiltratie-voorziening. Voor degenen die alleen betrokken zijn bij de keuze voor een bepaald systeem is het eerste deel van de publicatie (uitwerking van het initiatief) van belang. Voor degenen die betrokken zijn bij de verdere totstandkoming van een hemelwater-systeem of infiltratievoorziening, biedt het tweede deel van de publicatie gedetailleerde informatie die van belang is voor het ontwerp van een hemelwatersysteem of infiltratievoorziening.
ISSO-rapport 70.3 beschrijft die aspecten die voor een verantwoord ontwerp en uitvoering van grijswatergebruik binnen de perceelgrens van belang zijn. Daar waar relevant wordt verwezen naar de reeds verschenen publicaties 70.1 en 70.2, zodat er geen sprake is van onnodige doublures. De samenhang tussen de publicaties van het drieluik blijkt uit het feit dat er sprake is van een individuele zuivering en het feit dat suppletie met hemelwater mogelijk is. De nieuwe aspecten van rapport 70.3 betreffen de opslag en het hergebruik van het door een IBG gezuiverde douche-, bad-, wastafel- en wasmachinewater en de suppletievoorziening. Met name de risico’s voor de volksgezondheid en algemene kwaliteitsrisico’s zijn aandachtspunten van deze publicatie.
In deze publicatie is de huidige stand der techniek op het gebied van hemelwatersystemen en infiltratievoorzieningen binnen de perceelgrens behandeld.
P u bli c at i e 7 0. 2 A anl eg van I BA- sy s t e m e n ISSO-publicatie 70.2 is een werkboek voor de aanleg van systemen voor de Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA) met een capaciteit tot 200 inwonerequivalent. IBA-systemen worden voornamelijk gebruikt om huishoudelijk afvalwater te behandelen. In enkele gevallen wordt bedrijfsafvalwater in dezelfde IBA behandeld als het huishoudelijke afvalwater. Deze situatie doet zich voor met melkspoelwater bij veehouderijbedrijven. Het werkboek bestaat uit twee delen. Deel 1 handelt over de toepassing van IBA-systemen waarin aan de orde komen de wet en regelgeving, de theorie over afvalwater en bemonstering en de beschrijving van de systemen. Deel 2 handelt over de aanleg van IBA-systemen. De hoofdstukken in deel 2 van het werkboek hebben betrekking op de volgende fasen in het voortbrengingsproces: programmafase, ontwerp- en uitwerkingsfase, realisatiefase en de beheerfase. De installateur die voldoet aan de in dit werkboek beschreven werkwijze, voldoet ook aan de eisen die een procescertificatie-regeling voor de aanleg van IBA-systemen stelt. Dit werkboek is afgestemd op de stand der techniek en regelgeving voor IBA-systemen per 1 februari 2000.
P u bli c a t i e 7 1 S e l e c t i e van e n e r g e t i s c h o p t im al e war m t e o pwe k k in g s in s t alla t i e s vo o r k an t o o r g e b o u we n . ISSO-publicatie 71 geeft inzicht in de energetische prestatie van verschillende hydraulische schakelingen voor ruimteverwarming voor kantoorgebouwen. Hierbij is per hydraulische schakeling variatie aangebracht in de typen warmteopwekkers, hun opgestelde vermogen en in de afgiftesystemen. Op basis van dit inzicht kan een keuze gemaakt worden voor een energetisch optimale warmteopwekkingsinstallatie. Naast de energetische prestatie, die uitgedrukt is in het warmteopwekkingskengetal (WOK), wordt ingegaan op systeemeigenschappen, regeling en aanpassingen aan de hydraulische inpassing. Aan de hand van deze gegevens en de opgenomen principeschema’s is de basis gelegd voor het ontwerp van een energetisch optimale warmteopwekkingsinstallatie. De ontwerper kan zelf aan de hand van de resultaten bepalen hoe de vermogensverdeling van de warmteopwekkers gaat worden.
Ter completering van het thema “Waterhuishouding binnen de perceelgrens” is ISSO-rapport 70.3 “Grijswater binnen de perceelgrens” gepubliceerd. Het thema is een aandachtspunt van de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4).
Uit de resultaten komt bijvoorbeeld naar voren dat: • Warmtepompen, energetisch gezien, het beste in serie gezet kunnen worden (vergelijk specificatieblad nummer 13 met 11 en 12). • Bij toepassing van parallel geschakelde warmtepompen, waarbij de positie van de verdeler links van de warmte-opwekkers is en van de warmtegebruikers rechts moet de eerste warmteopwekker een uittredetemperatuur realiseren die gelijk is aan de ISSO jaarboek
64
ISSO jaarboek
P u bli c a t i e 7 3 O n t we r p e n ui t vo e r in g van ve r t i c al e b o d e mwar m t ew i s s e laar s ISSO-publicatie 73 geeft een eenduidig pakket aan ontwerptechnische kwaliteitseisen en uitvoeringsrichtlijnen voor verticale bodemwarmtewisselaarsystemen. De publicatie sluit onder andere aan op ISSO-publicatie 72 ‘Ontwerpen van individuele en kleine warmtpompsystemen’. Het ontwerp van een warmtepompsysteem wordt in ISSO-publicatie 72 besproken. Het voortbrengingsproces van een verticaal bodemwarmtewisselaarsysteem wordt in deze ISSO-publicatie besproken. Het bodemwarmtewisselaarsysteem eindigt bij de aansluiting op de warmtepomp en/of het gebouwsysteem voor de klimatisering. Het bodemwarmtewisselaarsysteem bestaat dus uit de verticaal gesloten bodemwarmtewisselaars, de horizontale verbindingsleidingen in de grond, de gevel en/ of vloerdoorvoeringen, interne transportleiding, verdelers en verzamelaars. In het eerste deel van deze publicatie wordt de methodiek voor het dimensioneren van verticale bodemwarmtewisselaars gegeven. In het tweede deel van de publicatie wordt de MKKstructuur gevolgd.
gewenste aanvoertemperatuur. • bij toepassing van een combinatie van een HR en VR ketel het, energetisch gezien, niet uit maakt hoe deze hydraulisch geschakeld worden. • De verhouding tussen voorverwarmers en naverwarmers nauwelijks invloed heeft op het rendement van ketels en warmtekracht-units; bij warmtepompen heeft deze verhouding (afhankelijk van de hydraulische inpassing) wel invloed. De berekeningen zijn voor een geheel stookseizoen gemaakt. Hierbij is per 15 minuten bepaald wat de warmtevraag van een kantoorgebouw is. Daarna is bekeken wat de beschikbare capaciteit van de installatie is en hoeveel energie er in het gebouw afgegeven kan worden. Deze hoeveelheid wordt teruggekoppeld naar het gebouw, waarna er weer een nieuwe warmtevraag bepaald kan worden. Hierdoor geeft het WOK een goed beeld over alle voorkomende situaties (vollast, maar met name deellast). In deze publicatie wordt niet ingegaan op aspecten als koeling, bevochtiging, ruimtebeslag, geluidsniveaus, investeringskosten en invloed op de EPC. Tevens zijn, door de gekozen uitgangspunten (toepassing van stooklijn enz.), energetisch minder goed presterende warmteopwekkingsinstallaties niet in deze publicatie vermeld.
In de ontwerpfase wordt voor het dimensioneren van de verticale bodemwarmtewisselaar verwezen naar het eerste deel van de publicatie waar de dimensioneringsmethodiek wordt behandeld.Per hoofdfase worden de verschillende aspecten van het MKK-model behandeld, waarbij alleen de relevante onderdelen zijn ingevuld. De richtlijnen in deze publicatie zijn geldig voor Nederland bij toepassing van verticale bodemwarmtewisselaars voor de woningbouw en kantoren (kleine gebouwen tot 100 kW verwarmingsvermogen).
P u bli c a t i e 74 T h e r m i s c h e b e h aaglijk h e id - e i s e n vo o r d e bin n e n t e m p e r a t u u r in g e b o u we n In deze publicatie worden nieuwe richtlijnen gepresenteerd voor het thermische binnenklimaat in gebouwen, met name kantoren. Deze richtlijnen, ATG (Adaptieve TemperatuurGrenswaarden) genoemd, vormen de basis voor zowel hulpmiddelen bij het ontwerpen van nieuwe gebouwen of renovatieprojecten, als voor de beoordeling van bestaande situaties. In Nederland bestaat er al een lange traditie van richtlijnen voor het thermische binnenklimaat, die begint in de jaren ’70. Rijksgebouwendienst (Rgd) en de toenmalige
2004 - 2005 2005 - 2006
65
Rijks Bedrijfsgezondheidsdienst en Bedrijfsveiligheids dienst (RBB) waren daarin de belangrijkste spelers. Eind jaren ’80 vond de eerste ontwikkeling van richtlijnen een afronding in de “gewogen PMV-overschrijdingsuren”. Een methode waarmee adviseurs goed uit de voeten kunnen, maar die zijn beperkingen kent waar het communicatie met gebouwgebruikers betreft. Ook voor het beoordelen van bestaande situaties is de methode niet zonder meer geschikt. Deze methode en de daaraan voorafgaande temperatuuroverschrijdingscriteria zijn gebaseerd op de behaaglijkheidstudies van Fanger en de door hem ontwikkelde Predicted Mean Vote (PMV) met het daaraan gekoppelde Predicted Percentage of Dissatisfied (PPD). Het werk van Fanger stoelt op klimaatkameronderzoek met proefpersonen en is van oorsprong bedoeld voor gebouwen met centraal geregelde klimaatbeheersing. Eind jaren ’90 ontstonden via door De Dear en Brager bij elkaar gebrachte resultaten van veldonderzoek nieuwe inzichten ten aanzien van de binnentemperatuur en de comfortbeleving van gebouwgebruikers. Met name in gebouwen met te openen ramen en een grote invloed van de individuele gebruiker op het thermisch binnenklimaat blijkt de acceptatie van bijvoorbeeld hogere binnentemperaturen veel sterker afhankelijk te zijn van de buitentemperatuur dan eerder werd aangenomen. Zij maken aannemelijk dat sprake is van een psychologische adaptatie. Met name de recente voorgeschiedenis ten aanzien van de heersende buitentemperatuur blijkt van invloed op de temperatuur die gebouwgebruikers als comfortabel aangeven. In een periode van hogere buitentemperaturen bijvoorbeeld, wordt ook een hogere binnentemperatuur dan op basis van Fanger’s PMV wordt verwacht als comfortabel aangemerkt. Voor met name kantoren en daarmee vergelijkbare situaties is op basis van de onderzoeksresultaten van De Dear en Brager een nieuwe indicator voor het thermisch binnenklimaat ontwikkeld, inclusief de bijbehorende criteria en een classificering van de kwaliteit van het thermisch binnenklimaat. Via eenvoudige rekenregels kan ook voor andere situaties dan die van kantoren een indicatie worden gegeven. Omdat de waardering van gebouwgebruikers in geheel gesloten gebouwen met centrale regeling van het binnenklimaat sterk afwijkt van gebouwen met te openen ramen en goede mogelijkheden voor individuele beïnvloeding van het thermische binnenklimaat, zijn keuzeschema’s ontwikkeld waarmee kan worden bepaald
van welk gebouw/klimaattype sprake is. Omdat vele factoren meespelen en geen enkele naam echt recht doet aan de bedoelde situatie wordt met een abstracte aanduiding gesproken over gebouw/klimaattype Apha en Bèta. Het rapport geeft naast een concrete beschrijving van de nieuwe richtlijnen een uitgebreide beschouwing over de achtergronden van thermische behaaglijkheid: het thermo-regulatiesysteem van de mens, thermosfysiologisch mensmodellen van Fanger en anderen en uiteraard de nieuwe inzichten over adaptieve thermische behaaglijkheid van De Dear en Brager. Verder komt de ontwikkeling van richtlijnen voor thermische behaaglijkheid binnen Nederland vanaf de jaren ’70 aan de orde en wordt besproken waaraan goede prestatie-eisen moeten voldoen. De publicatie eindigt met een handreiking tot het werken met de nieuwe richtlijnen in de praktijk.
P u bli c a t i e 7 5 H an dl e idin g E n e r gi e P r e s t a t i e Ad v i e s U t ili t e i t s b o u w ( E PA- U ) Het energieprestatieadvies (EPA) is één van de instrumenten waarmee de overheid haar klimaatdoelstellingen wil realiseren. De EPA-methodiek voor de utiliteitsbouw (EPA-U) maakt inzichtelijk met welk maatregelpakket men het energiegebruik in een utiliteitsgebouw op efficiënte wijze kan reduceren. Op basis van het EPA-U advies kan de klant een investeringsISSO jaarboek
66
ISSO jaarboek
beslissing nemen, eventueel nadat op specifieke punten aanvullend onderzoek is verricht. Deze publicatie vormt de toelichting bij de EPA-U-methodiek. De methodiek bestaat uit twee onderdelen: een energieberekeningsmethode, vertaald in een softwarepakket, en deze handleiding. Tevens is een opleidingstraject voor EPA-U-adviseurs ontwikkeld. Het softwarepakket biedt de mogelijkheid de energiehuishouding van een gebouw door te rekenen op basis van gebouw-, installatie- en gebruiksgegevens zodat men een energetisch en financieël optimaal energiebesparingpakket samen kan stellen. Het handboek EPA-U beschrijft het gehele adviesproces nauwkeurig en biedt daarnaast aanvullende achtergrondinformatie voor de EPA-U-adviseur. Voor meer detailinformatie met betrekking tot bouwkundige- en installatietechnische aspecten wordt in het handboek verwezen naar de desbetreffend richtlijnen en publicaties. De EPA-U-methodiek is in opdracht van VROM, Novem en Uneto-VNI ontwikkeld door EBM-consult, CEA, TNO-bouw, ISSO en Vabi. Een brede vertegenwoordiging van aanbiedende en vragende marktpartijen staat borg voor een breed te accepteren methodiek en het gebruik van de methodiek. De programmatuur is met positief resultaat getest aan de EDR (Energie Diagnose Referentie, ISSO-publicatie 54). De testprocedure is vormgegeven in een officiële beoordelingsrichtlijn, de BRL 9501. De EPA-U-methodiek is afgestemd op de BRL 9503 ‘Energieprestatieadvisering voor utiliteitsgebouwen’. Deze procescertificeringsregeling omschrijft de energieprestatieadvisering van een adviseur conform dit handboek waarbij men het EPA-U-energieberekeningsprogramma gebruikt. Met deze methodiek kan de EPA-U-adviseur een klant op een overzichtelijke en transparante wijze adviseren over de energetische kwaliteit van het gebouw en de te treffen energiebesparende en duurzame energiemaatregelen of maatregelpakketten. Daarbij wordt een koppeling gelegd met interne bedrijfsprocessen als onderhoud, arbo en comfort en klantprocessen om de follow-up van de maatregelen te kunnen bewerkstelligen. De methodiek sluit aan op de wensen van het bevoegd gezag van de Wet Milieubeheer. Deze publicatie begint met een korte beschrijving van de verschillende elementen van de EPA-U-methodiek. De beschrijving bevat een overzicht van het gehele adviestraject dat een EPA-U-adviseur met een klant doorloopt. Vervolgens worden de hulpmiddelen beschreven die voor dit adviestraject beschikbaar zijn. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de rol van de over-
heid en de markt. Daarna volgt een beschrijving van de omgeving en achtergronden van de EPA-U, de sectoren en gebouwfuncties, een klantgroeptypering en de klantprocessen op gebouwniveau. Hoofdstuk 5 en verder behandelt vervolgens de verschillende stappen in het adviesproces. Het gaat daarbij om de juiste intake en de gegevens te kunnen verzamelen en te herkennen, energiebesparende maatregelen en duurzame energie, technische en economische energiebesparingsberekeningen en de rapportage. Aan de hand hiervan kan de EPA-U-adviseur het adviestraject met de klant doorlopen. Waar nodig verwijst dit deel naar relevante achtergrondinformatie uit het eerste deel van het handboek. Gedetailleerde achtergrondinformatie, bijvoorbeeld met betrekking tot kostenkengetallen en klimaatgegevens, is opgenomen in de bijlagen.
P u bli c a t i e 7 7 L eve n s l o o p B e s t e n dig Wo n e n Een woning is levensloopbestendig als de technische installatie is aan te passen aan de zich wijzigende levensomstandigheden en de daarbij behorende wensen en behoeften van bewoners. Ook kan de installatie eenvoudig gewijzigd of uitgebreid worden volgens de laatste stand der techniek. De publicatie ‘Levensloopbestendig wonen’ gaat in op functie, ontwerp en uitvoering van een levensloopbestendige woning. De publicatie is gericht op de gehele bouwkolom en is tevens bestemd voor de technisch onderlegde consument die kritisch de aangeboden installaties in zijn woning wil beschouwen. De publicatie heeft primair betrekking op nieuwbouwwoningen en grootschalige renovatie. In het eerste hoofdstuk wordt ingegaan op de realisatie van een levensloopbestendige installatie. Onderwerpen die aan de orde komen zijn: het bouwproces, aanboden vraaggestuurd bouwen, de rollen van de verschillende partijen en de consequenties voor het bouwproces. Om tot een levensloopbestendige installatie te komen is het belangrijk dat vroegtijdig (reeds tijdens het ontwerpproces) een deskundige systeemintegrator in het proces wordt betrokken om tot overwogen, definitieve keuzes te komen van fabrikaten en systemen. Een goede systeemintegrator heeft de expertise in huis om de functionele wensen van de klant in kaart te brengen (vraaggestuurd) en te vertalen naar passende technische installaties.
2004 - 2005 2005 - 2006
67
Indien niet wordt ingespeeld op huidige of toekomstige wensen van de bewoner, loopt deze vroeger of later tegen forse meerkosten aan. De praktijk leert dat deze circa viermaal zo hoog zijn dan wanneer hier wel rekening mee was gehouden. De omschrijving van verschillende gebruikersfuncties van een woning komt aan de orde in het tweede hoofdstuk. De verschillende functies zijn:
G e b r u i ke r s f u n c t i e s Wo o n f u n c t i e s
- verwarmen, koelen & ventileren - persoonlijk verzorgen - wassen & drogen - koken & opslag - verlichten & verduisteren - schoonmaken & onderhouden - communiceren
Vrijetijdsfuncties
- tuin - amusement - hobby - ontspanning
Zorgfuncties
- kinderen - senioren - mensen met een beperking
Vanuit de functies wordt een relatie gelegd met de installatietechnische voorzieningen, zoals het wettelijk minimum dat voorschrijft of zoals gebruikelijk is. Hieruit blijkt dat de installaties vaak minimaal worden uitgevoerd en niet worden toegespitst op de gebruikersfuncties. Voor de elektrische installatie zijn de minimumeisen uit NEN 1010 geworden tot een vrijwel algemeen geaccepteerd maximum. Verder is er weinig aandacht voor besturings- en ICT-toepassingen in de woonomgeving. Op klimaattechnisch gebied ontbreken vooral voorzieningen voor individuele ruimteregeling, terwijl dit in Duitsland al wettelijk is voorgeschreven. Ook qua sanitair wordt vaak gekozen voor een minimale standaardoplossing. Er zijn vele mogelijkheden om te komen tot installaties die beter aansluiten op de wensen en behoeften van de gebruikers.
T h u i s w e r k-
Algemene
functies
gebruiksfuncties
- kantoor - faciliteiten
- comfort & luxe - energiebesparing - extra veiligheid - onderhoud en beheer
een andere ruimte geeft mogelijkheden om een kleinere meterruimte te creëren en op een andere plaats een grotere ruimte voor apparatuur te situeren. Helaas is de grootte van de meterkast nu nog gebonden aan de in de norm NEN 2768 voorgeschreven minimum afmetingen. Voor de elektrische installatie is een opsplitsing gemaakt in een energiedistributienet (EDN) en een ICTen besturingsnet (IBN). Het IBN is bedoeld voor communicatie-, meet- en besturingsignalen (zoals de temperatuursensor en de aansturing van de verwarming) alsook de aansluiting van telematica-installaties (zoals internet, CAI en telefonie) en de integratie van diverse installatiefuncties door middel van woonhuisautomatisering. Voor de uitvoering van het EDN bestaan twee concepten: conventionele bedrading met buizen en dozen en, als alternatief, bedrading met behulp van plint- en kanaalsystemen. Ook het IBN kan bedraad worden uitgevoerd. Daarnaast zijn er echter ook andere oplossingen, zoals de integratie van het IBN met het EDN door middel van Powerlinecommunicatie. Hierbij wordt het EDN benut voor energiedistributie en signaaluitwisseling. Ook met draadloze technologieën kan een
Het derde hoofdstuk beschrijft globaal de technische uitvoeringsconcepten van de verschillende installatieonderdelen. Een belangrijk multidisciplinair onderdeel hierin is de meterkast en/of technische ruimte. Naast de meterkast kan ook de opstelplaats van de verwarming en koeling of de keuken plaats bieden aan andere technische voorzieningen. Het verplaatsen van een aantal voorzieningen en het onderbrengen hiervan in
ISSO jaarboek
68
ISSO jaarboek
(virtueel) IBN gerealiseerd worden. De klimaattechnische installatie kan op vele manier gerealiseerd worden. Voor de toekomst is van belang dat duurzame energiebronnen met koelfuncties en individuele ruimteregeling meegewogen worden als serieuze alternatieven in een woning. Ook voor de sanitaire installatie is het van belang de alternatieven te kennen en af te wegen. Woonhuisautomatisering kan in veel gevallen een rol spelen. Zowel uit oogpunt van comfort en luxe als ook vanuit diverse zorgfuncties. Voorbeelden zijn: een centrale ‘aan-uit-knop’ van de woning, verlichtingsscenario’s, bewaking leidingwaterkwaliteit, personenactiviteitbewaking en alarmering. Dit alles kan worden gerealiseerd door tijdens de ontwerpfase met de toekomstig gebruiker de diverse functionaliteiten te bespreken en de woninginstallaties hier op af te stemmen.
De publicatie bevat verder uitvoerige bijlagen met achtergrondinformatie, gebruikte en aanvullende literatuur, een organisatieoverzicht en een tweetal modellen voor een levensloopbestendige woning en een levensloopbestendig appartement. Naast de publicatie is een website ingericht (www. levensloopbestendiginstalleren.nl) met aanvullende en actuele informatie, checklisten en mogelijk aanpassingen op deze publicatie.
P u bli c a t i e 7 9 I n s p e c t i e e n O n d e r h o u d van N o o d ve r li c h t in g s in s t alla t i e s Noodverlichting is essentieel om de veiligheid bij calamiteit of stroomuitval te waarborgen. ISSO-publicatie 79 gaat in op het uitvoeren van inspectie en onderhoud aan noodverlichtingsinstallaties. Door het toepassen van deze richtlijn worden inspectie en onderhoud gestructureerd en uniform uitgevoerd. In het eerste hoofdstuk komen het referentiekader, profiel van de inspecteur en de contractuele aspecten aan de orde. De basis voor inspectie en onderhoud van de noodverlichtingsinstallatie is een stroomschema uit hoofdstuk twee dat in het verloop van de publicatie verder wordt toegelicht. Bij een eerste inspectie wordt nagegaan of de installatie volgens een goedgekeurd plan is gerealiseerd. Met behulp van een checklist is dit eenvoudig na te gaan. Er is onderscheid gemaakt tussen decentraal en centraal gevoede systemen, waarbij aandacht is voor de van toepassing zijnde normen, omgevingsfactoren, (automatisch) testen van armaturen en het bijhouden van de toestand van de installatie in een logboek. De publicatie is bedoeld voor organisaties en personen die verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van medewerkers en degenen die daar uitvoering aan geven.
Tenslotte komt in het vierde hoofdstuk aan de orde welke voorzieningen minimaal in een woning aanwezig zouden moeten zijn om deze het predikaat ‘Levensloopbestendig’ te geven. Dit model met criteria voor ontwerp is een aanzet voor de gedachtenvorming. In de praktijk is het van belang dat klant en systeemintegrator in goed overleg tot een maatwerkoplossing komen. De woning heeft voorzieningen die het inspelen op toekomstige wensen van de bewoners vereenvoudigen. Verder wordt expliciet aandacht gevraagd voor de overdracht en het onderhoud van de installaties.
P u bli c a t i e 9 0 0 Ve r d r in gin g sve n t ila t i e in ni e t- in d u s t r i e l e t o e pas s in g e n Deze publicatie vervangt publicatie 40 Verdringingsventilatie wordt al geruimte tijd toegepast. De noodzakelijke kennis voor een goed ontwerp is slechts beperkt aanwezig. Deze handleiding is bedoeld voor ontwerpende installateurs en adviseurs. Het is een uitgebreide en eenvoudig te begrijpen ontwerprichtlijn die gebaseerd is op praktische ervaringen en research en geeft onder andere antwoord op de volgende vragen:
2004 - 2005 2005 - 2006
69
• wat zijn de voordelen van verdringingsventilatie in niet-industriële toepassingen; • wat zijn de beperkingen; • wanneer zou verdringingsventilatie moeten worden toegepast en wanneer niet. Het boek bevat ook de laatste ontwikkelingen op het gebied van verdringningsventilatie; uitgezonderd de in de vloer opgenomen toevoerroosters. Ontwerpvoorbeelden voor veel voorkomende gebouwtypen zijn opgenomen. Deze handleiding heeft als doel ontwerpers te voorzien van een nieuw, overzichtelijk hulpmiddel bij het ontwerpen van verdringingsventilatie. Verdringingsventilatie wordt al honderden jaren toegepast en werd voor het eerst wetenschappelijk onderzocht door Baturin in 1940. Deze ventilatiemethode is verder ontwikkeld en wordt vooral in de Scandinavische landen toegepast. In de zeventiger jaren werd verdringingsventilatie vooral in de industrie toegepast. In de tachtiger jaren werd verdringingsventilatie in toenemende mate ook in de utiliteitsbouw toegepast. Buiten het Scandinavische gebied is nog weinig praktische ervaring met verdringingsventilatie opgedaan.
Verdringingsventilatie heeft twee grote voordelen wanneer het vergeleken wordt met de traditionele mengende ventilatie. Ten eerste wordt de luchtkwaliteit in de leefzone hoger dan bij mengende systemen en wordt met verdringingsventilatie boven uit het vertrek meer verontreiniging afgevoerd dan met conventionele systemen waar schone en verontreinigde lucht continu gemengd worden. Ten tweede wordt, door de thermische gelaagdheid, lucht afgevoerd met een temperatuur die hoger is dan die in de leefzone. Hierdoor kan, bij een gelijkblijvend koelvermogen, lucht met een hogere temperatuur toegevoerd worden waardoor het systeem energie-efficiënter werkt.
Doel van deze handleiding is het verbeteren en vereenvoudigen van de praktische ontwerpprocedure. Aanverwante onderwerpen met bekende sleutelwoorden als: vrije convectieve stroming, stratificatie en concentratie-, temperatuur- en snelheidsverdeling in de leefzone worden ook behandeld.
ISSO jaarboek
70
ISSO jaarboek
IS S O/ SBR P U BLICAT IE S : I S S O / S BR- p u bli c at i e 2 13 O n t we r p e n van e n e r gi e - e f f i ci ë n t e k an t o o r g e b o u we n ; in t egr at i e van g e b o u w e n in s t allat i e.
nen, verlichting en apparatuur. Er zijn berekeningen gemaakt voor vier verschillende installatietypen: • natuurlijke ventilatie en radiatorverwarming; • mechanisch luchttoe- en afvoersysteem, aanvullende natuurlijke ventilatie en radiatorverwarming; • mechanisch luchttoe- en afvoersysteem, beperkte koeling en radiatorverwarming; • volledige airconditioning.
Deze, gezamenlijk met de SBR gerealiseerde, publicatie is een hulpmiddel bij het ontwerpen van energiezuinige kantoorgebouwen. In de publicatie worden aan de hand van het totstandkomingsproces, dus van initiatieffase tot beheer, de energierelevante keuzen behandeld. De publicatie is een ideaal hulpmiddel bij het overleg tussen architect en installatieontwerper. Voor beide partijen wordt inzichtelijk aangegeven wat de energetische consequenties van de ontwerpbeslissingen zijn. De herziene uitgave van 1994 geeft aanwijzingen hoe op de nieuwe Energieprestatienormering (NEN 2916) kan worden aangesloten.
In de tabellen voor het energiegebruik zijn het energiegebruik voor verwarming, koeling, transport en verlichting apart weergegeven. In deze publicatie zijn de variabelen en de berekeningsresultaten op een zo eenvoudig mogelijke wijze gepresenteerd. De uitgangspunten zijn slechts summier behandeld om deze publicatie zo compact mogelijk te houden. Voor de presentatie van de getalwaarden is gebruik gemaakt van overzichtelijke grafieken en tabellen. In het ISSO-researchrapport 'Energie-efficiënte kantoorgebouwen, binnenklimaat en energiegebruik’ is gedetailleerd ingegaan op de uitgangspunten en gebruikte formules.
I S S O / S BR- p u bli c at i e 3 0 0 E n e r gi e - e f f i ci ë n t e k an t o o r g e b o u we n , bin n e nk limaat e n e n e r gi eg e b r uik . Bij het zoeken naar andere huisvesting voor een organisatie of het ontwerpen van een nieuw kantoorgebouw spelen een goed thermisch binnenklimaat en energieefficiëntie een belangrijke rol.
I S S O / S BR- p u bli c a t i e 3 47 M o d e l k wali t e i t s b e h e e r s in g k lim aa t in s t alla t i e s ( M K K ) .
De publicatie ‘Energie-efficiënte kantoorgebouwen, binnenklimaat en energiegebruik’ is een hulpmiddel om zowel bij bestaande als nieuw te bouwen kantoorgebouwen het thermisch binnenklimaat en het energiegebruik te beoordelen. Bovendien dient het als communicatiemiddel tussen architecten, gebouwbeheerders, adviesbureaus en installatieontwerpers. Bij het beoordelen van bestaande huisvesting of in de verschillende fasen van het ontwerp van een nieuwe huisvesting kan deze publicatie gebruikt worden om goede beslissingen te kunnen nemen.
Het MKK is een instrument voor het beheersen van het voortbrengingsproces van klimaatinstallaties. Het voorkomen van problemen inzake deze prestaties van klimaatinstallaties, die zich onder meer in klachten over het binnenmilieu kunnen manifesteren, vormt de achterliggende gedachte. Met deze publicatie wordt een aanzet gegeven voor de invulling die aan kwaliteitsbeheersing van klimaatinstallaties in Nederland kan worden gegeven. Het MKK sluit met structuur en inhoud aan op het Kader MKS. Op basis van die gemeenschappelijke visie op het bouwproces worden aanwijzingen gegeven voor de verdeling en afstemming van taken en verantwoordelijkheden van de bouwpartners bij de voortbrenging van klimaatinstallaties.
In tabellen zijn de resultaten van berekeningen van het thermisch binnenklimaat (het aantal gewogen temperatuuroverschrijdingsuren) en jaarlijks energiegebruik gegeven, die verkregen zijn door de belangrijkste bouwkundige- en installatietechnische aspecten in een simulatiemodel te variëren. Gevarieerd zijn glaspercentage, opbouw gevelwand, R-waarde gevelwand, de specifiek werkzame vertrekmassa en de vertrekafmetingen, evenals de interne warmtelast door perso-
Aan de hand van de gebruikelijke fasering van het voortbrengingsproces in de vijf fasen: programma, ontwerp, uitwerking, realisatie en beheer, worden de pro-
2004 - 2005 2005 - 2006
71
grammaontwikkeling en planontwikkeling beschreven. Uiteindelijk ontstaat er een MKK-matrixstructuur van 10 x 13 velden, waarin per voortbrenging (sub)fase de kwaliteitsbeheersaspecten zijn beschreven.
• 'goed'; • 'minder goed'; • 'goed tot zeer goed'. De huisvesting van de kantoorwerker dient goede randvoorwaarden te bieden voor het uitvoeren van het proces (lees: werkzaamheden). Dit betekent dat de keuze voor een bepaald prestatieniveau dient te worden afgestemd op de (geplande) activiteiten. Afhankelijk van het gewenste kwaliteitsniveau en mede op budgettaire gronden, kan men per binnenmilieuparameter kiezen voor een niveau 'goed', 'minder goed' of 'goed' tot 'zeer goed'. Aan wettelijke eisen moet men te allen tijde voldoen.
Het mkk is daarmee een leidraad op basis waarvan de precieze invulling en verdeling van taken en verantwoordelijkheden, toegesneden op een specifiek project, kunnen worden uitgewerkt.
I S S O / S BR- p u bli c at i e 3 5 4 Bin n e n mili e u f ac t o r e n vo o r k an t o r e n . Deze publicatie richt zich tot de opdrachtgever, projectontwikkelaar, bouwcoördinator, architect, klimaatadviseur, installatieontwerper, gebouwbeheerder/facility manager, bedienend en onderhoudsper-soneel, huisvestingscoördinator, leden van ondernemingsraden, dienstcommissies of medezeggenschapscommissies, arbodeskundige en ‘last but not least’ de kantoorbewoner zelf die allen hun eigen verantwoordelijkheid voor het tot stand brengen en in stand houden van een goed binnenmilieu hebben. Naast een goed binnenmilieu en een goed werkende klimaatinstallatie zijn voor het welbevinden in kantoorgebouwen van belang items als privacy, de intermenselijke contacten en verhoudingen, de huisvesting van de medewerkers en de betrokkenheid van het management (met betrekking tot het creëren van goede arbeidsomstandigheden).
I S S O / S BR- p u bli c a t i e 3 7 5 F l ex i s , c o m m u ni c a t i e ove r e n b e o o r d e lin g van f l ex ibili t e i t t u s s e n in s t alla t i e s e n k an t o o r g e b o u we n . Een methode voor de beoordeling van de mate van veranderbaarheid van een gebouw en zijn installatie. Het kunnen beoordelen wat de flexibiliteitskwaliteit van een gebouw en installatie is (bestaand of in ontwerpfase) is van groot belang voor zowel de gebouweigenaar als beheerder en gebruiker. Van belang gezien de duurzaamheid (milieu!), de mate waarin het gebouw en de installatie een gezonde werkplek voor haar gebruikers kan blijven realiseren (een gezond gebouw) en ter voorkoming van kapitaalvernietiging indien een gebrek aan flexibiliteit leidt tot sloop.
Deze publicatie behandelt de volgende binnenmilieufactoren: thermisch binnenklimaat, luchtkwaliteit, licht en geluid. Deze vier hoofdgroepen worden nader onderscheiden in een twintigtal gekwantificeerde binnenmilieuparameters. De bovengenoemde sociaalpsychologische factoren, die mede een rol spelen bij het welbevinden in gebouwen, blijven hier buiten beschouwing.
In deze publicatie wordt de Flexismethodiek beschreven. Hiermee kunnen verschillende partijen die betrokken zijn bij de totstandkoming van een gebouw communiceren over de flexibiliteit tussen deze gebouwen en hun installaties. Aan de hand hiervan wordt de flexibiliteit van installaties of onderdelen daarvan bespreekbaar tussen installatieadviseurs en ontwerpers enerzijds en opdrachtgevende en beherende partijen anderzijds. Met de Flexismethodiek kan het aanbod van bestaande gebouwen en hun installaties beoordeeld worden op hun flexibiliteitskwaliteiten.
In principe is de opdrachtgever verantwoordelijk voor het definiëren van de gewenste kwaliteit van het binnenmilieu voor een bepaald project. De opdrachtgever moet dan wel beschikken over de gewenste informatie. De wettelijke eisen die de overheid stelt aan de eerder genoemde binnenmilieufactoren of zoals ze in de praktijk veelal worden aangehouden, leiden niet altijd tot de bovengenoemde gewenste kwaliteit. Daarom worden in deze publicatie drie prestatieniveaus van binnenmilieufactoren voorgesteld:
Met behulp van Flexis kan ook de vraag naar flexibele installaties geformuleerd worden voor de realisatie van nieuwe gebouwen. Hiermee is Flexis een communicatiemiddel voor zowel de vraag- als aanbodzijde van de bouwmarkt.
ISSO jaarboek
72
ISSO jaarboek
Algemeen uitgangspunt is de realisatie van flexibele installaties in flexibele gebouwen. De flexibiliteit van gebouwen is bij de verdere uitwerking van Flexis grotendeels buiten beschouwing gelaten. Alle aandacht is hier gegaan naar de flexibiliteit van de installaties.
Het Praktijkboek Gezonde Gebouwen is ontstaan om een brede doelgroep te informeren over gezondheid, comfort en de productiviteit van gebouwgebruikers, voorzover die het gevolg zijn van het binnenmilieu. In de markt heeft het boek een goede bekendheid. Het Praktijkboek Gezonde Gebouwen is een naslagwerk dat is verdeeld in losse cahiers Die cahiers behandelen steeds één onderwerp. Daarmee beantwoorden de samenstellers aan de behoefte van grote doelgroepen die niet in alle informatie geïnteresseerd zijn. De tekst zelf is compact. Er wordt ruim gebruik gemaakt van checklists, tabellen en verhelderende illustraties.
Met Flexis kunnen vraag en aanbod met betrekking tot flexibele installaties op elkaar afgestemd worden. Flexis is een hulpmiddel waarmee de vraagspecificaties van flexibele installaties geformuleerd kan worden. Hiermee kan tijdens de verschillende voorbereidingsfasen, maar vooral ook tijdens de exploitatie- en beheerfase van een project, beter ingespeeld worden op een veranderende functie van het gebouw en de installaties.
Cahiers
I S S O / S BR- p u bli c at i e 8 0 0 S t u r ing s in s t r u m e n t vo o r bin n e nk limaa t ( G T O ) e n e n e r gi e p r e s t at i e ( E P C ) in K an t o o r g e b o u we n . Met het van kracht worden van de NEN 2916 is er bij de bouwpartners behoefte ontstaan aan een instrument waarmee in de initiatieffase van een bouwproject op basis van globale gegevens informatie wordt verkregen over het binnenklimaat (GTO) en de energieprestatie (EP waarde). De nieuwe situatie van het Bouwbesluit kweekt informatiebehoefte naar het te realiseren EP getal naast de hieraan gerelateerde behaaglijkheid conform de Arbo wetgeving. Overschrijding van de in het Bouwbesluit gegeven grenswaarde voor EP betekent dat geen bouwvergunning wordt verleend, waardoor eerder gemaakte beslissingen moeten worden herzien. Omgekeerd leidt het alleen rekening houden met de EP waarde tot situaties waar niet voldaan wordt aan een gewenst binnenklimaat, waardoor eveneens eerder genomen beslissingen moeten worden herzien. De publicatie zal in de initiatieffase van een bouwproject op een eenvoudige en snelle wijze de benodigde informatie verstrekken.
Productiviteit
2 - Binnenmilieu (Cahier R 2)
Prestatie-eisen
en
Ziekteverzuim
Kantoorgebouwen
3 - Luchtkwaliteit Woningbouw (Cahier T 1) 4 - Thermisch Binnenklimaat Utiliteitsbouw (Cahier T 4) 5 - ISIAQ richtlijn onderzoek luchtkwaliteit klachten (Cahier O 2) 6 - Allergeenarme Gebouwen (Cahier V 1) 7 - Gezonde, duurzame kantoorgebouwen (Cahier V2) 8 - Eisen voor gezonde mechanische ventilatiesystemen (Cahier P1) 9 - Basiswerk Binnenmilieu (Cahier A1) 10 - Gezond beheer van utiliteitsgebouwen (Cahier B1) 11 - Binnenmilieu in basisscholen (Cahier T2) 12 - Technische maatregelen tegen tabaksrookoverlast (Cahier U1)
I S S O / S BR- p u bli c at i e 8 0 1 P r ak t ijk b o ek G ezo n d e G e b o u we n Het Praktijkboek Gezonde Gebouwen van SBR/ISSO is het standaardwerk over gezondheid, comfort en productiviteit van gebouwgebruikers. Het Praktijkboek is praktisch geschreven, overzichtelijk en behandelt onderwerpen per thema in losse cahiers. Meer en meer ontwikkelt het Praktijkboek zich bovendien tot kennisplatform, met de introductie van een internetsite, een e-mailnieuwsbrief en abonneebijeenkomsten.
I S S O / S BR- p u bli c a t i e 8 0 2 H an dl e idin g g ezo n d b e h e r e n van k an t o r e n . De kwaliteit van de werkomgeving kan een belangrijke oorzaak zijn van klachten over gezondheid, comfort en welzijn van de gebruikers van een gebouw. Dit kan leiden tot aanzienlijke directe en indirecte kosten, zoals een lagere arbeidsproductiviteit en ziekteverzuim. De
2004 - 2005 2005 - 2006
1 - Binnenmilieu, (Cahier A 3)
73
kwaliteit van de werkomgeving wordt zowel bepaald door het ontwerp van gebouw en installatie als door het beheer van een gebouw. ISSO en SBR hebben daarom een handleiding ‘Gezond beheren van kantoorgebouwen’ samengesteld, die facilitymanagers en gebouwbeheerders een hulpmiddel geeft bij het creëren van een gezonde werkomgeving.
Verder wordt ingegaan op de noodzaak van ventilatie (de toevoer van zuurstof en schone lucht en de afvoer van vervuilde lucht) en de aandachtpunten om het energiegebruik te verminderen. Daaropvolgend worden ventilatiesystemen voor woningen behandeld. Dat zijn: natuurlijke ventilatie, mechanische afzuiging en natuurlijke toevoer en gebalanceerde ventilatie. Het Bouwbesluit, de normen NEN 2686, NEN 2690, NEN 1087, de Nederlandse Praktijk Richtlijn NPR 1088 en andere normen en voorschriften, zoals NEN 2757 en NEN 1078 (GAVO), worden toegelicht. De energieprestatienormering wordt bezien in relatie tot ventilatie. In het hoofdstuk ‘Ventilatie en (buiten)geluid’ wordt een methode gegeven waarmee een keuze kan worden gemaakt voor een bepaald ventilatiesysteem in combinatie met bepaalde akoestische voorzieningen. Hoe groot de investeringskosten, de onderhoudskosten en de energiekosten van de verschillende systemen zijn en zich met elkaar verhouden onder verschillende omstandigheden en voorwaarden, wordt eveneens aangegeven. Tenslotte zijn nog twee bijlagen toegevoegd: Beslissingsmatrices buitengeluid en ventilatie en een literatuurlijst. ISSO/SBR-publicatie 804 is vooral bedoeld voor de gezamenlijke doelgroep van ISSO en SBR. Daarnaast geeft ISSO-publicatie 61 de vooral voor de installatiedeskundige gewenste informatie.
De handleiding geeft tips en richtlijnen voor het uitvoeren van beheeractiviteiten, het sturen van beheerprocessen en het opstellen van beheercontracten. Daarnaast gaat de handleiding in op gezond beheer als managementinstrument en de communicatie daarover. De handleiding bestaat uit twee delen: 1. Processen en Communicatie. Dit deel is geschreven voor het facilitair management en behandelt strategie, beleid en implementatie van gezond beheren. In dit deel worden handreikingen gegeven voor sturing van de beheerprocessen, de methode van werken en de communicatie met de gebouwgebruikers. 2. Aandachtspunten beheeractiviteiten Dit deel bevat aandachtspunten voor de verschillende beheeractiviteiten die van belang zijn voor een gezonde kwaliteit van de huisvesting en geeft praktische informatie op basis waarvan de beheeractiviteiten op een gezonde wijze procesmatig kunnen worden geselecteerd, uitgevoerd en gecontroleerd. Het bevat checklisten en omschrijvingen van taken en verantwoordelijkheden en is geschreven voor uitvoerenden van beheeractiviteiten.
I S S O / S BR p u bli c a t i e 8 0 5 H an d b o e k Vo c h t e n Ve n t ila t i e De doelstelling van de publicatie is de aanwezige kennis over vocht en ventilatie te bundelen en eenvoudig toegankelijk te maken voor de betrokkenen bij het ontwerp, het bouwen en het beheer van woningen. Daarnaast is de informatie van belang voor de advisering bij vocht- en ventilatieproblemen in woningen. Om de kennis over vocht en ventilatie toegankelijk te maken voor de betreffende doelgroep sluit dit boek in zijn opzet enerzijds aan bij het bouwproces en anderzijds kan het als naslagwerk in het beheer gebruikt worden.
I S S O / S BR- p u bli c at i e 8 0 3 N aar e e n b e t e r e at m o s f e e r. H o e ve r b e t e r e n we d e k wali t ei t van d e bin n e nlu c h t in o nz e s c h o o l. ( U i t ve r ko c h t )
I S S O / S BR- p u bli c at i e 8 0 4 E n e r gi e - e f f i ci ë n t ve n t il e r e n In deze handleiding worden beknopt de achtergronden en gegevens van woningventilatie weergegeven, die voor de (technisch) ontwerper of projectleider bij een woningbouwproject noodzakelijk zijn. Het belang van ventilatie, zowel voor het binnenmilieu als het energiegebruik (10% van het energiegebruik in Nederland is voor woningventilatie) wordt aangegeven, alsmede de samenhang met andere SBR/ISSO producten.
I S S O / S BR- p u bli c a t i e 8 0 6 H e m e l wa t e r bin n e n d e p e r c e e lgr e nz e n Zie ISSO-publicatie 70.1
ISSO jaarboek
74
ISSO jaarboek
I S S O / S BR- p u bli c at i e 8 0 7 Dagli c h t sy s t e m e n e n v i s u e e l c o m f o r t
status en storingssignalen van componenten) geven inzicht in het functioneren van het systeem maar het succes van een concept wordt pas bewaarheid door het uitblijven van klachten van gebruikers. Klachten over binnencondities worden veroorzaakt door onmogelijkheden in het ontwerp (bijvoorbeeld door het ontbreken van decentrale instellingen en regelingen), of door storen/slecht functioneren van de installaties. De handreiking heeft een drieledig karakter: - zij geeft aan de hand van een rubricering van de gerealiseerde projecten in concepten, een beeld van de richtingen waarin het ontwerpteam kan denken. - voor een aantal van deze concepten worden voorbeeldprojecten gepresenteerd. De ervaringen opgedaan bij het realiseren van deze projecten, zowel wat betreft techniek, energie, gebruikersbeoordeling als proces, komen in het middendeel van de handreiking aan de orde. Tot slot is een handreiking voor ontwerpteams opgenomen. Hierin worden de rol en de mogelijkheden van de opdrachtgever in dit proces omschreven en wordt helder gemaakt hoe de keuzes van een ontwerpteamlid in een bepaalde fase van het ontwerpproces andere onderdelen van het ontwerp beïnvloeden. Deze handreiking kan worden gezien als een leidraad en communicatiemiddel bij het geïntegreerd ontwerpen, dat nog steeds geen gemeengoed is. Beslisbomen en checklists kunnen echter nooit alle aspecten omvatten en tot een eenduidige oplossing leiden. Ontwerpen blijft een creatief proces.
Deze publicatie biedt diverse methoden die door de bouwfysicus, de bouwkundige ingenieur, de architect en de verlichtingsadviseur gebruikt kunnen worden om het visuele comfort en het energiegebruik voor de kunstverlichting in dagverlichte ruimten te bepalen. De publicatie spitst zich weliswaar toe op kantoorvertrekken, maar deze methoden kunnen ook in andere dagverlichte situaties ingezet worden.
I S S O / S BR- p u bli c at i e 8 0 8 ‘I n n ovat i eve e n d u u r z am e g e b o u w- e n in s t allat i e c o n c e p t e n - e e n in t egr al e aan pak - H an d r eik ing vo o r o n t we r p t e am s’ Deze handreiking voor ontwerpteams gaat uit van een integrale aanpak voor het huisvestingsbeleid (gebaseerd op het Programma van Eisen PvE), het ontwerpen realisatieproces en het beheer van gebouwen. Het accent ligt op het integreren van gebouw en installatie in een vroeg stadium van het ontwerp. Bij een aantal voorbeeldgebouwen is gebleken dat deze, terwijl het extreem energiezuinige gebouwen zijn, gunstiger scoren dan het gemiddelde Nederlandse kantoorgebouw. Bovendien is er sprake van een hoog ambitieniveau, bijvoorbeeld het realiseren van een zeer lage EPC. Daarbij is uitgegaan van twee specifieke thema’s: milieu- en mensvriendelijk ontwerpen en duurzaam bouwen. Adviseurs, regeltechnische bedrijven en installateurs streven naar installaties die goed (blijven) functioneren. Opdrachtgevers en architecten vinden esthetica, functies en duurzaamheid van het bouwkundige deel belangrijk. Tussen gebouw en installatie bestaat een wisselwerking . Daarom is een integrale benadering noodzakelijk. De publicatie biedt ontwerpteams een handvat om te komen tot creatieve duurzame oplossingen. Het accent ligt op het integreren van gebouw en installaties vanaf een vroeg stadium van het ontwerp. dan al worden vaak onbewust - belangrijke beslissingen genomen. Vroegtijdige integratie bespaart kosten en waarborgt zorg voor het milieu. De voorwaarden voor het energiezuinig en kwalitatief goed functioneren van installaties worden echter niet alleen geschapen in het voortraject maar ook in de realisatie, oplevering, beheer en onderhoud van de installaties. Monitoringresultaten (van energiestromen, luchten watertemperaturen, drukverschillen, toerentallen,
I S S O / V N I - r i c h t lijn 4 .1 War m t eve r li e s b e r e ke nin g vo o r wo nin g e n e n wo o n g e b o u we n - blad e n t e n b e h o eve van e e n h an d b e r e ke nin g. Deze publicatie is inmiddels vervangen door ISSOpublicatie 51.
I S S O / V N I - r i c h t lijn 3 0.1 Var ian t e n b o e k Tapwa t e r in s t alla t i e s in wo nin g e n Opgenomen in ISSO Publicatie 30
I S S O / V N I - r i c h t lijn 3 0. 2 Praktijkrichtlijn Tapwaterinstallaties in wo nin g e n Opgenomen in ISSO Publicatie 30
2004 - 2005 2005 - 2006
75
I S S O -V NI b r o c h u r e 3 0. 3 Wat e r s lag in t apwat e r in s t allat i e s .
I S S O - H an d b o e k I n s t alla t i e t e c h ni e k ( 2 e ve r s i e )
Geluidsoverlast is een groot maatschappelijk probleem. Geluiden afkomstig van sanitaire installaties scoren hoog als het gaat om overlast. Een van de mogelijke vormen van geluid van sanitaire installaties wordt veroorzaakt door waterslag. Waterslag treedt op wanneer door een leiding stromend water plotseling wordt stilgezet door het sluiten van een kraan. Hierbij ontstaat een drukverhoging die zich door het leidingsysteem voortplant. Waterslag treedt met name op bij relatief snel sluitende afsluiters zoals magneetventielen en eenhendel(meng)kranen. Deze kranen worden in de huidige woningbouw meer- en meer toegepast waardoor ook de geluidsoverlast ten gevolge van waterslag toeneemt. In opdracht van de Vereniging van Nederlandse Installatiebedrijven (VNI) en met medefinanciering van TVVL, Vewin en Novem, is door Adviesbureau Peutz & Associes B.V. een onderzoek uitgevoerd naar het optreden en oplossen van waterslag in huishoudelijke installaties. ISSO heeft een bijdrage geleverd in het beschikbaar stellen van tijd en kosten voor de secretariaatswerkzaamheden. Op basis van dit onderzoek is de brochure opgesteld. Hieruit blijkt enerzijds dat waterslag een complex verschijnsel is waarbij drukverloop niet altijd eenvoudig verklaard kan worden maar anderzijds dat op basis van een zorgvuldige analyse gerichte oplossingen mogelijk zijn.
De tweede editie van het tweedelige Handboek Installatietechniek telt 1400 bladzijden en bevat een onmisbare schat aan informatie. In het Handboek Installatietechniek is alles erop gericht het zoeken eenvoudig en efficiënt te maken. Het bijzonder uitgebreide register is daarbij een geweldig hulpmiddel. De vele tekeningen en illustraties spreken voor zich zodat de visueel ingestelde technicus snel naar het antwoord op zijn vraag wordt geleid. Bovendien verwijst het Handboek voor verder studiemateriaal of het opzoeken van belangwekkende details naar andere publicaties, wetenschappelijke bronnen of websites. Het Handboek Installatietechniek speelt nadrukkelijk in op alle actuele ontwikkelingen in de sector. Zo zijn het Bouwbesluit en de Energieprestatienormen belangrijke nieuwe ontwikkelingen waarvan de consequenties voor het installatievak in het naslagwerk zijn beschreven. Maar ook technische noviteiten zoals moderne regelen besturingstechnieken en duurzame installatietechnieken, zoals bijvoorbeeld warmtepompen, komen uitgebreid aan de orde.
Ook zijn er constructieve verbeteringen mogelijk aan kranen en magneetafsluiters zodat problemen met waterslag in de toekomst wellicht geheel voorkomen kunnen worden.
FAQ L e gi o n e llap r eve n t i e ; v r ag e n e n an t wo o r d e n ui t d e p r ak t ijk
Het Handboek is samengesteld door een uitgebreide redactie van auteurs met jarenlange praktijkervaring. Elke van de schrijvers is een specialist op zijn vakgebied. Bovendien is de complete tekst beoordeeld en zijn de afzonderlijke bijdragen op elkaar afgestemd en geredigeerd door een vakbekwame eindredactie.
Veel bezoekers van de website www.legionellavraagbaak.nl hebben verzocht om een totaaloverzicht van alle vragen en antwoorden in de database per categorie. Met deze uitgave worden deze verzoeken gehonoreerd. Deze uitgave is een selectie van de meest interessante en representatieve vragen en bijbehorende antwoorden over de periode september 2001 tot augustus 2002 op het gebied van Legionellapreventie in leidingwater die via de website zijn gesteld. (www.legionellavraagbaak.nl) De vragen en antwoorden bevatten veel aanvullende praktische informatie ten opzichte van ISSO-publicatie 55.1 en de Tijdelijke Regeling Legionellapreventie. De website is in opdracht van VROM door ISSO ontwikkeld en is sinds de ingebruikstelling in september 2001 jaarlijks meer dan 30.000 keer geraadpleegd.
I S S O -Z ak b o ek j e In s t allat i e t e c h ni ek . In 1994 bestond de Stichting ISSO 20 jaar. Ter gelegenheid hiervan heeft ISSO opdracht gegeven om een zakboekje samen te stellen, waarin een groot aantal tabellen, grafieken en formules, ontleend aan ISSOpublicaties, zijn opgenomen. In het zakboekje (11 x 17 x 1) vindt men veel gegevens uit bijna alle ISSO-publicaties tot 1994.
ISSO jaarboek
76
ISSO jaarboek
De antwoorden zijn, als ze niet direct op basis van ISSO-publicatie 55.1* en/of de Tijdelijke Regeling Legionellapreventie** waren te beantwoorden, voorgelegd aan materie-deskundigen van KIWA, TNO-MEP of UNETO-VNI. De vragen zijn gerubriceerd naar de hoofdcategorieën: • Wetgeving • Microbiologie • Techniek • Overig. Wil men verfijnder zoeken naar vragen over bepaalde onderwerpen, dan blijft daarvoor de beste manier om de website te raadplegen en een trefwoord in te voeren.
NTR 3216 behandelt de volgende zaken: • het bepalen van de maatgevende afvoer; • het toepassen van ontwerpmiddellijnen; • het leidingbeloop; • de dimensionering van systemen; • de aanleg van systemen; • het onderhoud en de inspectie van systemen.
Kw a l i t e i t s b o r g i n g e n L e g i o n e l l a p r e v e n t i e
Veel opdrachtgevers, eigenaren en beheerders van collectieve tapwaterinstallaties vinden het van groot belang dat de kwaliteit van het installatiebedrijf dat zorgdraagt voor het uitvoeren van de risicoanalyse, de eventuele installatieaanpassingen en het opstellen van het beheersplan gewaarborgd is. Voor de installatiesector is inmiddels een certificatiesysteem ontwikkeld. Indien het installatiebedrijf is gecertificeerd volgens de BRL 6001, deelgebied 2 (KOMO-INSTAL Watertechnisch Groot, bestaat er een gerechtvaardigd vertrouwen dat het opstellen van beheersplannen en uitvoering van de maatregelen conform de wetgeving plaatsvindt. Voor verdere informatie zie www.stichtingkbi.nl
In NTR 3216 zijn bovendien zaken uit Bouwbesluit 2003, de (Model)Bouwverordening en de Wet milieubeheer opgenomen die van invloed zijn op het ontwerp van binnenriolering zoals: - lozingsvoorschriften; - opvang, gebruik en infiltratie van hemelwater binnen de perceelsgrens; - individuele behandeling van afvalwater (IBA); - grijswatersystemen binnen de perceelgrens; - beperking geluid, brandvoortplanting en rookontwikkeling;
N T R 3 2 16 (vo ll e dig h e r z i e n e ve r s i e ) Bin n e n r i o l e r ing ; r i c h t lijn vo o r o n t we r p e n ui t vo e r ing. Deze, geheel herziene, publicatie is bedoeld als hulpmiddel voor het ontwerp, uitvoering en beheer van binnenriolering in bouwwerken. Zij vormt onder meer een toelichting op NEN 3215 Binnenriolering – Eisen en bepalingsmethoden, uitgave 2002 en geeft aanvullende informatie over methoden, toe te passen materialen en/of producten. NTR 3216 geeft uitleg over hoe NEN 3215 het best kan worden geïnterpreteerd en bevat aanvullende prenormatieve onderwerpen die bij gebleken functioneren in een volgende herziening van de norm zullen worden opgenomen. Daarnaast zijn ook aanwijzingen opgenomen omtrent ontwerp, uitvoering en beheer van de buitenriolering tot aan de perceelgrens.
Tevens is informatie opgenomen over: - materiaalkeuze; - condensatie; - UV-hemelwaterafvoersystemen; - noodafvoeren; - ontlastputten; - vuilwater- en rioolwaterpompinstallaties; - zuiveringstechnische en controlevoorzieningen. De normsubcommissie 351 165 21 “Binnenriolering en waterkringlopen binnen perceelsgrenzen” heeft vastge-
2004 - 2005 2005 - 2006
77
K L E I N TJ E G AVO
steld dat bij een correcte toepassing van deze publicatie en de daarin opgenomen richtlijnen en aanwijzingen die betrekking hebben op NEN 3215 (middels verwijzingen aangegeven), is voldaan aan NEN 3215-2002.
Het Kleintje GAVO is al jaren een begrip bij het ontwerp, de aanleg en de inspectie van aardgasinstallaties in Nederland. Net als Kleintje Water is Kleintje GAVO een handzaam zakboekje. In Kleintje GAVO worden alle aspecten van gasinstallaties tot een belasting van 130 kW op een praktische wijze behandeld. Hierbij wordt gebruik gemaakt van tabellen, praktijkvoorbeelden en driedimensionale schema’s. Het nieuwe Kleintje GAVO-2004 is ontwikkeld door Uneto-VNI en Gastec. ISSO is uitgever en verzorgt de verkoop aan Uneto-VNI-leden.
N T R 3 2 16 B e p e r k ing van G e luid s hin d e r ( s u p pl e m e n t ) Naar aanleiding van de vele vragen uit de installatiepraktijk met betrekking tot geluidshinder ten gevolge van standleidingen in gebouwen en vragen over de invloed van de schachtwandconstructie heeft UnetoVNI een onderzoek geïnitieerd naar de invloeden van diverse maatregelen op de geluidsafstraling van standleidingen. Er was behoefte aan meer inzicht in de maatregelen om geluidshinder te verminderen en dan vooral in hun onderlinge samenhang. Een aantal zaken was al globaal bekend en opgenomen in paragraaf 4.6 van NTR3216, 2003. De exacte invloed van geluidsgedempte buismaterialen, bevestigingsbeugels, richtingsveranderingen, de invloed van de schachtwand, de vorm ervan en de invloed van geluidsabsorberend materiaal was nog onvoldoende bekend. De veelheid van parameters maakte een computerberekeningsmodel noodzakelijk, waarmee op eenvoudige wijze het totale geluidsniveau buiten de leidingschacht kon worden voorspeld.
K L E I N TJ E I N R EG E L E N Het zakboekje “Kleintje inregelen” is een handleiding voor het inregelen van de ontwerpvolumestromen van individuele verwarmingsinstallaties in woningen. Het kleintje inregelen is bedoeld voor de installatieontwerper en de installatiemonteur. In het zakboekje wordt aangegeven wat wordt bedoeld met ontwerpvolumestromen, waar in een cv-installatie inregelafsluiters horen te zitten en wat voor typen inregelafsluiters gewenst zijn. Met twee inregelmethoden de voorinstelmethode en de temperatuurmethode wordt aangegeven op welke wijze de inregelafsluiters in de juiste standen worden gezet. Inregelen van de volumestromen op de ontwerpwaarden is noodzakelijk om het gewenste comfort te realiseren en het energiegebruik van de installatie aan te laten sluiten bij het ontwerp. Deze twee aspecten worden ook in het zakboekje behandeld. Hierbij wordt ingegaan op de gevolgen van niet inregelen op het comfort en energiegebruik. Bij bestaande installaties zijn vaak klachten die een gevolg zijn van het niet ingeregeld zijn van de installatie. In het zakboekje wordt ingegaan op deze situaties en worden oplossingen aangeboden. Bij het uitbreiden van bestaande installaties met bijvoorbeeld een radiator op zolder geeft het zakboekje aan wat de gevolgen zijn als niet wordt ingeregeld. Het zakboekje is gebaseerd op ISSO-publicatie 56 “ Inregelen van ontwerpvolumestromen in individuele verwarmingsinstallaties in woningen” en is aangevuld met gegevens van inregelafsluiters van fabrikanten/leveranciers.
ISSO fungeerde bij het onderzoeksproject “Geluid standleidingen in leidingschachten” als projectcoördinator en kreeg de handen op elkaar voor participatie van Uneto-VNI, de Nederlandse Branchevereniging Gips (NBVG) en de fabrikanten/leveranciers van leidingen en beugels, waaronder Dyka, Geberit, Wavin, Walraven en IZEG. Het definitieve onderzoeksrapport van adviesbureau Peutz en het bijbehorend computerberekeningsmodel “Soundspotsim” zijn beschikbaar gekomen in maart 2005. Beide zijn benut om de inhoud van paragraaf 4.6 in de NTR 3216, uitgave 2003 om te vormen tot een supplement van NTR 3216 met als titel “Beperking van geluidshinder”. Dit supplement kan worden gezien als een herziening en uitbreiding van deze paragraaf. Te zijner tijd zal de inhoud van dit supplement in een toekomstig gewijzigde druk van NTR 3216 integraal worden opgenomen.
K L E I N TJ E WA R M T E V E R L I E S Kleintje warmteverlies bevat een betrouwbare methode om op basis van een beperkt aantal kenmerken van de woning het benodigd vermogen van de woning of de ISSO jaarboek
78
ISSO jaarboek
Waar gaat het over? Kleintje Water heeft betrekking op het aanpassen en uitbreiden van leidingwaterinstallaties in woningen, bijvoorbeeld als gevolg van het aanbrengen van een nieuwe of extra badruimte, een andere keukeninrichting en/of een andere warmtapwaterbereider. Het is zelden zo dat bij een verbouwing of renovatie alleen de leidingwaterinstallatie moet worden aangepast. Daarom wordt ook zijdelings aandacht besteed aan andere disciplines, zoals: bouwkunde, riolering, verwarming en ventilatie. Met name elektrotechnische aspecten, zoals voeding, veiligheid, potentiaalvereffening en aarding komen uitgebreid aan de orde.
te verwarmen ruimte te bepalen. Het betreft hier eengezinswoningen en woningen in woongebouwen met een individuele installatie. Verwarmde garages worden niet behandeld, deze moeten met ISSO-publicatie 51 worden berekend. Warmteterugwinning wordt slechts globaal meegenomen, ook voor WTW wordt naar ISSO-publicatie 51 verwezen. In de vereenvoudigde methode wordt geen onderscheid gemaakt in de verschillende verwarmingssystemen. De methode kan gebruikt worden voor woningen waarvan de bouwvergunning voor 1 oktober 1992 is afgegeven en voor woningen waarvan de bouwvergunning na 1 oktober 1992 (Bouwbesluit) is afgegeven. De methode kan voor de volgende doeleinden gebruikt worden: - in het offerte stadium op een eenvoudige en betrouwbare wijze het benodigd vermogen bepalen; - de installateur die nog niet voor elke situatie rekende met ISSO-publicatie 51, heeft nu gereedschap om op een eenvoudige en betrouwbare wijze het benodigd vermogen te bepalen; - als hulp bij het (opnieuw) inregelen na aanpassing van de installatie; - in het kader van artikel 8 uit de EPBD ‘keuring van CV-ketels’.
Voor leidingwaterinstallaties in nieuwbouw- en renovatiewoningen wordt verwezen naar ISSO-publicatie 30, voor grotere collectieve installaties naar ISSO-publicatie 55. Hoe is het kleintje water opgezet Er wordt vanuit gegaan dat de plaats van de sanitaire toestellen en de keukenapparatuur die op de leidingwaterinstallatie worden aangesloten bekend is bij de klant en dat de installateur en monteur op de hoogte zijn van normen (o.a. NEN 1006) en algemeen geldende installatie- en montagevoorschriften betreffende leidingwaterinstallaties in woningen.
K L E I N TJ E WAT E R FAQ N O O DV E R L I C H T I NG
Kleintje Water is een handleiding voor de installateur en (hoofd)monteur die badruimte-, keuken-, en toiletinrichtingen in bestaande woningen installeert. Daarbij gaat het om het gehele traject vanaf het adviseren van de klant tot en met het opleveren en het onderhoud van de installatie. Het zakboekje geeft op een bondige en praktische wijze richtlijnen over: - (warm)watervoorziening en energiebesparing; - voorkomen van geluidshinder, waterslag, en lange wachttijden; - leidingdimensionering, tapdrempel en materiaalkeuze - vervanging of uitbereiding van de warmtapwatervoorziening - Legionellapreventie (voorkomen van ongewenste opwarming); - elektriciteit en veiligheid (met name in de badruimte); - overige voorzieningen in relatie met de sanitaire installatie; - onderhoud en gebruik van de leidingwaterinstallatie.
Brochure met antwoorden op de meest gestelde vragen rondom het onderwerp noodverlichting. Deze brochure is tot stand gekomen door samenwerking tussen ISSO, Uneto-VNI vakgroep Beheer & Inspectie en de NVFN.
2004 - 2005 2005 - 2006
79
IS S O RE SE A RCHR A P P O R T E N : Re s ear c h r ap p o r t 1 O n d e r zo ek naar minim u m ve r s e lu c h t t o evo e r.
aandacht besteed wordt aan de achterliggende oorzaken van veel klachten. Dit rapport is een basisdocument voor iedereen die mee wil kunnen praten over het thermisch binnenklimaat en de klachten hierover.
Als de hoeveelheid ventilatielucht per persoon zou kunnen worden verkleind, is minder energie nodig voor het verwarmen of koelen van de lucht. Onderzocht is welke minimum verse luchttoevoer per persoon nodig is om geurhinder door onfris ruiken van de lucht in kantoren en daarmee vergelijkbare gebouwen te voorkomen. Het onderzoek werd onder praktijkomstandigheden verricht in verschillende gebouwen en verschillende vertrekken van uiteenlopende grootten onder verschillende omstandigheden.
Re s e ar c h r ap p o r t 6 O pwar m t o e s lag. In de norm NEN 5066 en ISSO-publicatie 4 is de de methode gegeven voor het berekenen van de stationaire warmteverliezen van een vertrek. Het is niet voldoende om met een verwarmingsinstallatie alleen deze warmteverliezen te compenseren, daar bij bedrijfsbeperking van de installatie (bijvoorbeeld nacht- of weekendverlaging) het gebouw bij opwarmen in dat geval niet snel genoeg of helemaal niet op de gewenste temperatuur komt. Er is een toeslag op het verwarmingsvermogen nodig om het opwarmen snel genoeg te laten verlopen. In dit researchrapport is toegelicht hoe de toeslagen zijn vastgelegd die op grond van computerberekeningen aan woningen en op grond van praktijkmetingen zijn bepaald. Hierbij zijn verschillende soorten verwarmingssystemen beschouwd.
Bepaald werden de luchttoevoer in het vertrek, de bezettingsdichtheid, het CO2-concentratieverloop, bij roken het aantal brandende sigaretten, de geurconcentratie (een objectief gegeven) en door middel van enquêtes de mate van geurhinder (een subjectief gegeven) ondervonden door bewoners en bezoekers. Het rapport bevat tenslotte conclusies ten aanzien van de gewenste verse luchttoevoer per persoon. Sinds het verschijnen van dit rapport bevestigt het op internationale schaal uitgevoerde onderzoek de juistheid van deze getallen.
Re s e ar c h r ap p o r t 7 B e r e ke nin g d agli c h t bijd r ag e bij u u r lijk s e e n e r gi e b e r e ke nin g e n .
Re s ear c h r ap p o r t 5 O n t we r p bin n e n c o n di t i e s e n t h e r mi s c h e b e haaglijk h eid in g e b o u we n .
Deze publicatie is een ontwerptechnische richtlijn en geeft concrete aanbevelingen en methodieken voor: • de berekening van de verlichtingssterkte in vertrekken van een bepaalde vorm ten gevolge van daglichttoetreding; • de meting van de daglichttoetreding voor het schakelen van kunstlicht; • inregeling en ontwerp van een daglichtafhankelijke regeling. Dit rapport is beschikbaar voor ontwerpers van gebouwinstallaties die rekening wensen te houden met de energiebesparingsmogelijkheden door betere benutting van het daglicht.
Dit researchrapport behandelt de behaaglijkheidstheorie in het algemeen en de rekenmodellen zoals die door P.O. Fanger ontwikkeld zijn. Voor veel voorkomende situaties worden praktische tabellen met aan te houden binnentemperaturen gegeven (NEN-ISO 7730). Ruime aandacht wordt besteed aan het voorkomen van klachten ten gevolge van lokaal discomfort, door bijvoorbeeld tocht of stralingsasymmetrie. Meetmethoden en vereiste nauwkeurigheden van meetapparatuur voor de omgevingsafhankelijke parameters (luchttemperatuur, stralingstemperatuur, luchtsnelheid en vochtigheid) uit de behaaglijkheidsvergelijking worden gegeven. Voor de persoonsafhankelijke parameters, metabolisme en clo-waarde, worden een aantal berekeningsen meetmethoden gegeven. Over klachtenbehandeling wordt een algemene beschouwing gegeven, waarbij
Re s e ar c h r ap p o r t 9 E n e r gi e b ew u s t o n t we r p e n van c o m f o r t ko e lin s t alla t i e s De voorstudie ‘Energiebewust ontwerpen van comfortkoelinstallaties’ richt zich op de mogelijkheden tot ISSO jaarboek
80
ISSO jaarboek
energiebesparing bij basiskoeling en airconditioning, met name op het gebied van koude opwekking, transport en distributie.
is gedetailleerd ingegaan op de uitgangspunten en de gebruikte formules, die ten grondslag liggen aan de in de ISSO/SBR-publicatie 300 gepresenteerde tabellen. Dit rapport is vooral bedoeld voor instaltatiedeskundigen en intensieve gebruikers van ISSO/SBR-publicatie 300, die goed op de hoogte willen zijn van de uitgangspunten en de beperkingen bij de toepassing van ISSO/ SBR-publicatie 300.
De studie richt zich op het energiebewust ontwerpen van de comfortkoelinstallatie. Ook in de voorafgaande fasen (haalbaarheidsstudie, programma van eisen en gebouwontwerp) dient aandacht besteed te worden aan het energiegebruik van het gebouw.
Re s e ar c h r ap p o r t 11 B e palin g s m e t h o d e sy s t e e m r e n d e m e n t e n t e n b e h o eve van E P N U - b o u w ( n e n 2 9 16 )
Aan de hand van twee ‘referentiesystemen’ (een Variabel Volume systeem en een Vierpijpsinductiesysteem) worden de besparingsmogelijkheden behandeld. Deze twee referentiesystemen zijn gekozen, omdat het momenteel de meest voorkomende systemen zijn. Bovendien kunnen de mogelijkheden tot besparing bij deze systemen veelal meer algemeen toegepast worden bij all-air systemen (VAV referentiesysteem) en lucht-water systemen (Vierpijpsinductiesysteem).
Onderbouwing en afleiding van getalswaarden. Dit researchrapport beschrijft de werkzaamheden die zijn uitgevoerd met betrekking tot de herziening van het onderdeel systeemrendement van de NEN 2916 ‘Energieprestatienormering U-bouw’. De energieprestatie van een gebouw wordt bepaald door onder andere het energiegebruik voor verwarming en koeling van de ruimten. Dit energiegebruik wordt in eerste instantie bepaald door de behoefte van verwarming en koeling van het gebouw. Uiteindelijk zal een klimaatinstallatie deze verwarming en koeling moeten leveren. Het energiegebruik wordt mede bepaald door het opwekkingsrendement van de klimaatinstallatie (bijvoorbeeld verwarmingsketel, koelmachine) en de energieverliezen die optreden in de klimaatinstallatie. De energieverliezen die optreden in de klimaatinstallatie worden uitgedrukt in een systeemrendement. Dit systeemrendement geeft aan in hoeverre de opgewekte warmte c.q. koude ook effectief in de te klimatiseren ruimten komt.
Energiebesparingen zijn gekwantificeerd. De besparingspercentages zijn berekend voor de referentiesystemen en geven ook een eerste indruk van het belang van de besparingsmogelijkheden in andere situaties. Tenslotte komt de keuze ‘centraal of decentraal systeem’ aan de orde. Qua energiegebruik ontlopen de keuzemogelijkheden elkaar niet veel. De keuze zal daarom meer bepaald worden door de gestelde comforteisen (geen luchtvochtigheidsregulering bij decentrale systemen) en de investeringskosten. Voor een gering aantal te klimatiseren vertrekken zal de keuze daarom veelal neerkomen op toepassing van decentrale units; bij een groter aantal vertrekken op centrale installaties.
Uitgangspunt bij de ontwikkeling van de bepalingsmethode is dat alle in het onderzoek betrokken klimaatsystemen op een correcte wijze gedimensioneerd en geïnstalleerd worden. De rendementsgetallen zullen een afspiegeling moeten zijn van de wijze waarop de verschillende systemen met energie omgaan. De verliezen die intrinsiek eigen zijn aan het gekozen installatieconcept komen daarbij tot uitdrukking.
Zowel bij centrale als decentrale systemen kan een gebrek aan informatie met betrekking tot energiegebruik worden geconstateerd. Voor centrale systemen gaat het daarbij met name om (de afwezigheid van) deellastprestaties van waterkoelaggregaten. Voor lokale airconditioninginstallaties is het wenselijk het gebruiksrendement van verschillende apparatuur op een vergelijkbare basis weer te geven (labelling).
Gelijkwaardigheid
Het rapport kan gebruikt worden als basis voor het opstellen van een gelijkwaardigheidsverklaring voor installatieprincipes of -concepten die niet in de NEN 2916 worden genoemd of die een aantoonbaar beter rendement hebben dan de in de NEN 2916 (1999) gegeven waarden.
Re s ear c h r ap p o r t 10 E n e r gi e - e f f i ci ë n t e k an t o o r g e b o u we n , bin n e nk limaat e n e n e r gi eg e b r uik . In dit ISSO-researchrapport no. 10 ‘Energie-efficiënte kantoorgebouwen, binnenklimaat en energiegebruik’ 2004 - 2005 2005 - 2006
81
Re s ear c h r ap p o r t 12 Wat e r s lag in t apwat e r in s t allat i e s .
ren van lekken. De toepasbaarheid voor (niet-gerede) sanitaire installaties is nagegaan. Op grond van deze bevindingen zijn enkele meestbelovende methoden gekozen. De voorwaarden voor een goede toepassing bij sanitaire installaties zijn waar nodig aangepast. Vervolgens zijn tests uitgevoerd aan een proefinstallatie en in de praktijk. Dit heeft geleid tot een uiteindelijke keuze.
Geluidsoverlast is een groot maatschappelijk probleem. Geluiden afkomstig van sanitaire installaties scoren hoog als het gaat om overlast. Eén van de mogelijke vormen van geluid van sanitaire installaties wordt veroorzaakt door waterslag. Waterslag treedt op wanneer door een leiding stromend water plotseling wordt stilgezet door het sluiten van een kraan. Hierbij ontstaat een drukverhoging die zich door het leidingsysteem voortplant.
Voor het kwantificeren van lekken wordt als normatieve methode een drukvaltest bij een overdruk van 4000 Pa voorgesteld. Voor het lokaliseren van lekken wordt als aanbevolen, doch facultatieve methoden een tracergas detectietest voorgesteld. Voor zowel de aangepaste drukvaltest als de tracergastest wordt de uitvoeringswijze en benodigde apparatuur beschreven.
Waterslag treedt met name op bij relatief snel sluitende afsluiters zoals magneetventielen en éénhendel(meng)kranen. Deze kranen worden in de huidige woningbouw meer en meer toegepast, waardoor ook de geluidsoverlast ten gevolge van waterslag toeneemt.
Het onderzoek heeft aangetoond dat de drukvaltest goed uitvoerbaar is. Dit geldt echter niet zonder meer voor de tracer-detectietest.
Dit rapport bevat behalve de in de ISSO/VNI-brochure 30.3 opgenomen oplossingsrichtingen eveneens de beschrijving van het achterliggende onderzoek. Hieruit blijkt enerzijds dat waterslag een complex verschijnsel is waarbij drukverloop niet altijd eenvoudig verklaard kan worden maar anderzijds dat op basis van een zorgvuldige analyse gerichte oplossingen mogelijk zijn. Ook zijn er constructieve verbeteringen mogelijk aan kranen en magneetafsluiters, zodat problemen met waterslag in de toekomst wellicht geheel voorkomen kunnen worden.
Tenslotte heeft het onderzoek aan de proefinstallatie laten zien dat de meeste lekken optraden in standaard componenten en dus niet in de verbindingen die tijdens de montage werden gemaakt. Derhalve wordt een verbetering van de keur van componenten ‘af fabriek’ aanbevolen.
Re s e ar c h r ap p o r t 14 Ve r m o g e n s b e palin g m e t r adia t o r gr a f i e ke n
Re s ear c h r ap p o r t 13 B e o o r d e l e n e n o p s p o r e n van l ek ke n in ni e t- g e r e d e bin n e n r i o l e r ing
Re s e ar c h r ap p o r t 15 S p e c i f i c a t i e vo o r lu c h t t o evo e r r o o s t e r s in wo nin g e n
Voor de lucht- en waterdichtheid van gerede sanitaire installaties bestaan eisen en een testmethode. Er is behoefte ontstaan de dichtheidstest uit te breiden naar niet-gerede sanitaire installaties. Tevens bestaat bij gebleken lek behoefte aan een goede wijze van opsporing van de lekkage(s). Verantwoordelijk voor deze ontwikkelingen zijn: • verbeterde kwaliteitszorg • gewenste duidelijkheid ten aanzien van aansprakelijkheid • toenemende toepassing van duurzame, gefaseerde en aanpasbare bouw.
Bij gebalanceerde ventilatiesystemen en luchtverwarming worden vervuiling van wand/plafond en geluidsoverlast vaak als punten van kritiek genoemd. Bij gebalanceerde ventilatie komen soms ook tochtklachten voor. Genoemde klachten worden voor een deel veroorzaakt door een verkeerde roosterkeuze. Dit researchrapport geeft inzicht in de factoren die van invloed zijn op een roosterselectie. Hierbij wordt niet alleen aandacht besteed aan de eisen bij het selecteren van toevoerroosters bij het ontwerpen van een gebalanceerd ventilatiesysteem of luchtverwarmingssysteem maar ook zaken als montage, inregeling, oplevering en onderhoud cq reinigbaarheid
Er is geïnventariseerd welke methoden her en der worden toegepast voor het kwantificeren en lokalise-
ISSO jaarboek
82
ISSO jaarboek
komen uitgebreid aan de orde. Onderscheid wordt gemaakt in wettelijke eisen, kwaliteitseisen en aanvullende kwaliteitseisen. De tekst kan gebruikt worden als basis voor een BRL Voorliggende rapportage richt zich primair op luchttoevoerroosters voor gebalanceerde ventilatie al dan niet voorzien van met warmteterugwinning en luchtverwarming in woningen. Voor gebalanceerde ventilatie zijn in
bijlage 2 een aantal specifieke ontwerprichtlijnen gegeven als specificatiebladen voor ISSO-publicatie 62. Voor luchtverwarming zijn in bijlage 1 een aantal specifieke ontwerprichtlijnen gegeven als specificatiebladen voor ISSO-publicatie 58. Voor luchtverwarming zijn in bijlage 1 een aantal specifieke ontwerprichtlijnen gegeven als specificatiebladen voor ISSO-publicatie 58.
IS S O - r appo r t en ISSO beschikt tevens over de volgende rapporten: ISSO-rapport 8.01. WTW in woningen. ISSO-rapport 8.02. Rendementsbepaling WTW-apparatuur op een proefstand. ISSO-rapport 12.01. Beschrijving van netwerken ter berekening van warmteoverdracht en zontoetreding bij raamsystemen (voorstudie). ISSO-rapport 16.1 Systeemsimulatie. ISSO-rapport 20.2 Meetpunten en meetmethoden voor klimaatinstallaties ISSO-rapport 20.3 Meetpunten en meetmethoden voor grote installaties met koeling ISSO-rapport 22.1 Voorstudie luchtverwarming en ventilatie in hoge ruimten. ISSO-rapport 30.1 Energieadvisering; kansen en condities (voorstudie). ISSO-rapport 30.6 DH-factoren van warmtapwaterleidingen ISSO-rapport 32.1 Milieubelasting door comfortinstallaties in woningen. Pilot-studie bruikbaarheid LCAmethode. ISSO-rapport 32.2 Milieubelasting door comfortinstallaties in woningen – interimrapportage ISSO-rapport 32.3 Milieubelasting door comfortinstallaties in woningen, fase 3; De ontwikkeling van Eco-Instal’ – interimrapportage ISSO-rapport 33 Toestandsafhankelijk onderhoud van technische installaties ISSO-rapport 41 Keurmerk temperatuursimulatieprogrammatuur ISSO-rapport 41.2 Ontwerptechnische kwaliteitseisen warmwaterverwarmings-installaties utiliteitsgebouwen ISSO-rapport 42.1 Achtergronden bij bepaling warmteverliesberekening (ISSO-51) ISSO-rapport 53 Innovatieve gebouw- en installatiesystemen – verkenning voor een publicatiereeks ISSO-rapport 70.3 Grijswater binnen de perceelgrens ISSO-rapport 71 Artikelen over modellen voor gebouw- en installatiesimulatie ISSO-rapport 3217 Brandveilige doorvoeren in de sanitaire techniek
Engels t alige uit gaven F l o o r H eat ing an d C o o ling S y s t e m s ; A p pli c at i o n s o f L ow Te m p e r at u r e H ea t in g an d High Te m p e r at u r e C o o ling Climat i c C eiling s ; Te c h ni c al N o t e : De s ign C al c ulat i o n s A p pli c at i o n s o f l ow t e m p e r at u r e h eat in g an d high t e m p e r at u r e c o o ling ; Clima t i c c eiling s an d c hill e d b eam s 2004 - 2005 2005 - 2006
83
BEOORDE LING S RICH T LIJ NE N ( ZIE OO K W W W.S T ICH T ING K BI.NL) BR L 12 0 1 O n t we r p e n , l eve r e n e n in s t all e r e n van blik s e m b eveiliging s - in s t allat i e s
doende bewijs dat de aangelegde installaties voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit.
De beoordelingsrichtlijn heeft betrekking op het ontwerpen en leveren van installaties voor bliksembeveiliging. De beoordelingsrichtlijn bestrijkt het hele traject van aanvraag voor een bliksembeveiligingsinstallatie via opname, ontwerp en uitvoering tot oplevering van de installatie De beoordelingsrichtlijn heeft tevens betrekking op uitbreiding van een bestaande installatie. De inspectie van bestaande installaties valt buiten de reikwijdte van dit certificaat.
BR L 9 5 0 1 N a t i o n al e BR L vo o r h e t KO M O -a t t e s t vo o r e n e r gi e g e b r uik b e r e ke nin g s m e t h o d e n Op initiatief van: - ONRI: Organisatie van advies- en ingenieursbureaus - UNETO-VNI (Ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel) en in samenwerking met Novem is de Nationale Beoordelingsrichtlijn BRL 9501 “Methoden voor het berekenen van het energiegebruik van gebouwen” opgesteld.
Bij nieuwbouw is het niet ongebruikelijk dat er, na de oplevering van een installatie, een flinke tijd voorbijgaat voordag het gebouw en daarmee de installatie in gebruik wordt genomen. Pas dan, als alle apparatuur aanwezig is en op de juiste plaats staat, kan er worden gecontroleerd of het ontwerp en de daarbij gehanteerde uitgangspunten nog steeds geldig zijn. Deze controle valt buiten de reikwijdte van dit certificaat. De installateur dient de opdrachtgever hierop te wijzen en afspraken te maken over de wijze waarop aan de controle na ingebruikname vorm wordt gegeven. Er wordt onderscheid gemaakt tussen installaties voor uitwendige bliksembeveiliging (BAI) en installaties voor inwendige bliksembeveiliging (OBI). Een installateur kan desgewenst voor het deelgebied uitwendige bliksembeveiliging (BAI) een op zichzelf staand certificaat verkrijgen. Een certificaat voor inwendige bliksembeveiliging (OBI) houdt ook uitwendige bliksembeveiliging (BAI) in.
Deze BRL is per 15 april 2000 door de Harmonisatie Commissie Bouw aanvaard en kan nu worden ingezet om KOMO-attesten te verlenen voor energieberekeningsmethoden voor eengezinswoningen en kantoorgebouwen. De BRL 9501 verwijst voor het instrument ter bepaling van de kwaliteit van de berekeningsmethode naar de ISSO-publicatie 54 ‘Energie Diagnose Referentie (EDR) - eengezinswoningen en kantoorgebouwen’. Het door de certificatie-instelling te verlenen KOMOattest voor een energieberekeningsmethode erkent deze methode onder vermelding van de naam van de berekeningsmethode en het deelgebied waarop deze methode betrekking heeft. Subsidieverstrekkers en opdrachtgevers voor energiebesparende voorzieningen zullen terzake het daarbij behorende energieadvies veelal verwijzen naar de conform BRL 9501 geattesteerde bepalingsmethoden.
BR L 6 0 0 1 N at i o nal e BR L vo o r h e t KO M O - in s t al p r o c e s c e r t i f i c aat gas , wat e r e n e l ek t r a
BR L 9 5 0 2 N a t i o n al e BR L vo o r E n e r gi e p r e s t a t i e ad v i s e r in g vo o r wo nin g e n
Op initiatief van UNETO-VNI (Ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel) is een beoordelingsrichtlijn opgesteld voor het certificeren van installateurs. De beoordelingsrichtlijn is definitief vastgesteld. Per 31 juli 2000 is de BRL 6001 “Installeren van gas-, water- en elektriciteitsinstallaties” door de Harmonisatie Commissie Bouw aanvaard als Nationale BeoordelingsRichtlijn. Installatiebedrijven kunnen nu op basis van deze BRL het procescertificaat KOMOINSTAL verwerven. Dit certificaat geldt als vol-
Ter bevordering van de kwaliteit van energieprestatieadvisering, is in 2001 op initiatief van marktpartijen besloten om een procescertificatieregeling op te zetten voor energieprestatie-advisering voor woningen. Deze regeling voorziet in een certificaat waarin, onder andere, wordt verklaard dat de door de gecertificeerde EPA-adviseur gehanteerde werkwijze, volgens de ‘Basismethode EPA’ of volgens een andere methode, voldoet aan het ‘programma van eisen’ bedoeld in artiISSO jaarboek
84
ISSO jaarboek
kel 1 van de ‘Regeling EnergiePrestatieAdvies 2002’. Deze procescertificatieregeling is vastgelegd in de BRL. Zij sluit aan bij de in de bouwsector bestaande regelingen voor certificatie.
Deskundigen die ingesteld is door de Stichting Bouwkwaliteit en aanvaard is door de Harmonisatie Commissie Bouw. De BRL 9502 valt derhalve onder de afspraken die in de bouw-/installatiesector zijn gemaakt inzake afstemming en harmonisatie van certificatiesystemen. Een bedrijf dat het EPA-W procescertificaat wordt verleend is gerechtigd bij zijn EPA-advies het KOMO kwaliteitskeurmerk te voeren.
Voor de overheid (Ministerie van VROM) betekent de introductie van dit kwaliteits-keurmerk meer zekerheid dat de ten behoeve van het advies en de uitvoering van de energiebesparende maatregelen te verstrekken subsidiegelden daadwerkelijk aanleiding zullen geven tot een energiebesparing en de daarmee samenhangende CO2-reductie. BRL 9502 is opgesteld door een Commissie van
Te ver wacht en IS S O public at ies Opdrachtgevers eisen steeds vaker dat ontwerpers van installaties gebruik maken van normen en richtlijnen. Het gebruik ervan is een waarborg voor de kwaliteit van de installaties. ISSO levert voor de installatietechniek deze normstellende publicaties. De ISSO-publicaties
betreffen innovatieve installatie- en sanitaire systemen. De normstellende ISSO-publicaties komen tot stand in samenwerking met deskundigen uit het vakgebied en zijn breed geaccepteerd in de installatiesector.
Naar verwachting zullen in 2005/2006 de volgende publicaties verschijnen: N r.
Vo o r l o p i g e t i t e l
42 47 49 50 (herzien) 55.1 55.2 55.3 60 67 72 73 76 78 80 81 KL KL KL GIW/ISSO NTR 3216 Rapport 3217 BRL 6010
Meetpunten en meetmethoden voor installaties Hydraulische schakelingen U-bouw met koeling (verschenen in april) Vloer-/wandverwarming; vloer-/wandkoeling (verschenen in januari) Ontwerptechnische kwaliteitseisen verwarmingsinstallaties woningen Handleiding legionellapreventie in leidingwater (herziene versie) (verschenen in maart) Zorgplicht in bouwbesluit en legionella (verschenen in aprill) Modelvoorschriften legionellapreventie in koeltorens en luchtbehandelingsinstallaties U- en R-waarden (verschenen in februari) Uitgangspunten Temperatuursimulatieberekeningen Kleine collectieve warmtepompsystemen Bodemwarmtewisselaars Montage- en materiaaltechnische kwaliteitseisen warmwaterverwarmingsinstallaties Warmtepompinstallaties klein collectief Handboek integraal ontwerpen van collectieve warmtepompinstallaties Handboek integraal ontwerpen van warmtepompinstallaties voor utiliteitsgebouwen Kleintje Zontoetreding Kleintje Warmteverlies (verschenen in mei) Kleintje Binnenklimaat Installatie-eisen nieuwbouw eengezinswoningen en appartementen Supplement Geluidshinder (verschenen in april) Brandveilige doorvoeren in de sanitaire techniek (verschenen in mei) Advisering legionellapreventie
Voor meer en actuele informatie kunt u kijken op www.isso.nl 2004 - 2005 2005 - 2006
85
Prijslijs t IS S O Pr odu c t en nr
titel
Prijs (incl. BTW)
2 3 5 6 7 8 9 11 12 13 14 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Zontoetredingsfactoren (1975) Zonstralingstabellen (1976) Montage- en materiaaltechnische kwaliteitseisen voor warmwaterverwarmingsinstallaties (1996H) U- en R-waarden voor bouwkundige constructies (1987H) Grondleidingen voor warmtetransport (1979) Berekening van het thermische gedrag van gebouwen bij zomerontwerpcondities (1985) Luchtverwarming in woningen (1980 + 1986) (vervallen zie ISSO 58) Warmteterugwinning (1982) Verkort referentiejaar voor buitencondities (1986H) Aanbevelingen ter voorkoming van ketelsteenvorming in watervoerende installaties (1983) Zonneboilers; ontwerp, uitvoering en advisering (1992H) De jaarlijkse warmtebehoefte van woningen, energiegebruikberekening per vertrek en totaal (1987) Luchtkanaalberekening (1993H) Leidingnetberekening (1987) Thermisch binnenklimaat, aanbevelingen (1991) Energiegebruik in kantoorgebouwen (1987) Berekening van het energiegebruik voor klimatisering en verlichting van kantoorgebouwen (1994) Energiegebruik in schoolgebouwen (1987) Correctieprocedure referentiejaar naar actueel jaar (1988) Installatiegeluid, ontwerpaanbevelingen en grondslagen voor geluidstechnische berekeningen aan installaties (1990) 25 Leidingisolatie – berekening van de economisch optimale dikte en dikte ter voorkoming van condensatie (1991) 26 Uitwendige corrosie: aanbevelingen ter voorkoming van uitwendige corrosie in verwarmingsen luchttechnische installatie (1990) 27 Luchtfilters in comfortinstallaties (1991) 28 Warmteterugwinning in woningen (1993) 29 Stralingsverwarming in hoge ruimten, indirect systeem (1992) 30 Leidingwaterinstallaties in woningen (2004) 30.3 ISSO/VNI Richtlijn Waterslag in tapwaterinstallaties (1998) 30.4 ISSO/VNI Richtlijn Warmteterugwinning uit douchewater (2003) 30.5 ISSO/VNI Richtlijn LegionellaCode Woninginstallaties (2003) 31 Meetpunten en meetmethoden voor klimaatinstallaties (1995) 32 Uitgangspunten temperatuursimulatieberekeningen (1994) 33 Kengetallen en vuistregels (1996) 34 Stralingsverwarming in hoge ruimten, direct systeem (1994) 35 Van automatisering naar gebouwbeheer – Een overzicht van de stand van zaken (1994) 36 Standaard vraagspecificatie voor installaties in gebouwen (1995) 37 Energiewijzer kantoren (1995) 38 Handboek warmtepompen voor de gebouwde omgeving (1996) 39 Langetermijnkoudeopslag in de bodem (1997) 40 Werkplekklimatisering door verdringingsventilatie in een kantooromgeving (1994) (vervangen door ISSO 900) 41 Energiewijzer woningen (1995) 43 Concepten voor klimaatinstallaties (1998) 44 Het ontwerp van hydraulische schakelingen voor verwarmen (1998)
€ 15 € 15 € 25 € 100 € 20 € 55 € 50 € 40 € 40 € 35 € 85 € 50 € 95 € 75 € 35 € 55 € 70 € 55 € 40 € 50 €
90
€
25
€ € € € € € € € € € € € € € € € €
40 80 60 110 30 30 35 75 50 25 55 45 70 45 80 50 30
€ € €
30 115 90 ISSO jaarboek
86
ISSO jaarboek
nr
titel
Prijs (incl. BTW)
45
Methoden voor energiebesparingberekeningen – Onderbouwingmethode Energiebesparingfonds (EBF) (1997) 46 Ontwerp van individuele hydraulische schakelingen voor verwarmen van eengezinswoningen (2000) 47 Ontwerp van hydraulische schakelingen voor koelen (2005) 48 Klimaatplafonds/Koelconvectoren: richtlijnen voor ontwerp en uitvoering (1998) 49 Kwaliteitseisen vloer-/wandverwarming en vloer-/wandkoeling (vervangt ISSO-10) (2004) 50 Ontwerptechnische kwaliteitseisen voor warmwaterverwarmingsinstallaties in woningen en woongebouwen (1999) 51 Warmteverliesberekening voor woningen en woongebouwen (2000) 53 Warmteverliesberekening voor utiliteitsgebouwen met vertrekhoogten tot 5 meter (2003) 54 Energie Diagnose Referentie (EDR) (losbladig) (2003) 55 Tapwaterinstallaties in woon- en utiliteitsgebouwen (2001) 55.1 Handleiding legionellapreventie in leidingwater (2005) 55.2 Handleiding legionellapreventie zorgplicht (2005) 56 Inregelen van ontwerpvolumestromen in individuele verwarmingsinstallaties in woningen (2002) 57 Warmteverliesberekening voor industriegebouwen (2003) 58 Luchtverwarming woningbouw (2004) 59 Grote zonneboilers (2001) 60 U- en R- Waarden (2004) 61 Kwaliteitseisen ventilatiesystemen woningen (2001) 62 Gebalanceerde ventilatie en warmteterugwinning in woningen (2003) 64 Kwaliteitseisen isoleren (2002) 65 Inregelen van ontwerpvolumestromen in warmwaterinstallaties (2004) 66 Vermogen van radiatoren en convectoren in praktijksituaties (2001) (Herziening ISSO 1) 68 Energetisch optimale stook- en koellijnen (2002) 69 Model voor de beschrijving van de werking van een klimaatinstallatie (2002) 70.1 Hemelwater binnen de perceelgrens (2000) 70.2 Individuele behandeling van afvalwater (IBA) (2000) 70.3 Grijswater binnen de perceelgrens (2002) 71 Optimale warmte opwekkingsinstallaties (2003) 72 Ontwerpen van individuele en klein elektrische warmtepompsystemen (2005) 73 Ontwerp en uitvoering van verticale bodemwarmtewisselaars (2005) 74 Thermisch behaaglijkheid - eisen voor de binnen temperatuur in gebouwen (2004) 75 Handboek EPA-U (2004) 77 Levensloop bestendig wonen (2004) 79 Inspectie en onderhoud van noodverlichtingsinstallaties (2004) 900 Rehva verdringingsventilatie Handboek Handboek Installatietechniek (2002) Zakboekje Zakboekje installatietechniek, basisgegevens voor ontwerp (1994) NTR 3216 Binnenriolering richtlijn voor ontwerp en uitvoering (2002) inclusief supplement geluidshinder (2005) (te bestellen via NEN-Delft) NTR 3216 Supplement geluidshinder (2005) Aanvulling ISSO 62 (2004) Aanvulling ISSO 58 (2004)
2004 - 2005 2005 - 2006
87
€
25
€ 45 € 70 € 70 € 135 € 70 € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
70 70 220 100 75 45 70 70 150 85 35 115 150 75 70 45 65 70 65 60 30 60 110 125 60 120 57 25 50 245 40 130
€ € €
30 20 20
nr
titel
Prijs (incl. BTW)
ISSO/SBR-PUBLICATIES ISSO/SBR 213 ISSO/SBR 300 ISSO/SBR 347 ISSO/SBR 354 ISSO/SBR 375 ISSO/SBR 800 ISSO/SBR 801 ISSO/SBR 802 ISSO/SBR 804 ISSO/SBR 805 ISSO/SBR 806 ISSO/SBR 807 ISSO/SBR 808
Ontwerpen van energie-efficiënte kantoren (1994H) Energie-efficiënte kantoorgebouwen, binnenklimaat en energiegebruik (1994) Model kwaliteitsbeheersing klimaatinstallaties (1995) Binnenmilieufactoren voor kantoren (1995) Flexis, communicatie over en beoordeling van flexibiliteit tussen gebouwen en installaties (1996) Sturingsinstrument voor energie (EPC) en binnenklimaat (GTO) in kantoorgebouwen (1997) Praktijkboek Gezonde Gebouwen (te bestellen bij SBR, tel. 010-4114111) (Prijs excl. BTW) Handleiding voor gezond beheren van kantoorgebouwen (1999) Energie-efficiënt ventileren (1999) Handboek vocht en ventilatie (2000) Hemelwater binnen de perceelgrens (2000) (= ISSO 70.1) Daglichtsystemen en visueel comfort (2001) Innovatieve en duurzame gebouw- en installatieconcepten - een integrale aanpak (2003)
€ € € € €
45 50 45 25 30
€
35
€ 180 € 50 € 25 € 60 € 65 € 55 € 110
RESEARCHRAPPORTEN RR 1 RR 5 RR 6 RR 7 RR 9 RR 10 RR 11 RR 12 RR 13 RR 14 RR 15
Onderzoek naar minimum verse luchttoevoer (1981) Ontwerpbinnencondities en thermische behaaglijkheid in gebouwen (1990) Bepaling opwarmcapaciteit van woningen en kantoren (1992) Berekening daglichtbijdrage bij uurlijkse energiegebruikberekeningen in gebouwen (1990) Energiebewust ontwerpen van comfortinstallaties (1993) Energie-efficiënte kantoorgebouwen, binnenklimaat en energiegebruik (1994) Bepalingsmethode systeemrendementen voor NEN 2916 (1998) Onderzoek naar waterslag in tapwaterinstallaties; oorzaken en aanbevelingen (1998) Beoordelen en opsporen van lekken in niet-gerede binnenriolering (2000) Vermogensbepaling met radiatorgrafieken (2000) Roosterspecificatie voor luchttoevoerroosters in woningen (2004)
€ € € €
40 40 55 30
€ € € € € € €
50 50 50 50 30 30 85
€ € €
30 30 55
€ € € € € € €
20 70 45 30 50 60
€ €
60 60
RAPPORTEN RAP 8.01 RAP 8.02 RAP 12.1 RAP 16.1 RAP 20.2 RAP 20.3 RAP 22.1 RAP 30.1 RAP 30.6 RAP 32.1 RAP 32.2 RAP 32.3
WTW in woningen (1992) Rendementbepaling WTW-apparatuur op een proefstand (1991) Beschrijving van netwerken ter berekening van warmteoverdracht en zontoetreding bij raamsystemen (1993) System simulation (1990) Meetpunten en meetmethoden voor klimaatinstallaties (1999) Meetpunten en meetmethoden voor grote installaties met koeling ( 2003) Voorstudie luchtverwarming en ventilatie in hoge ruimten (1992) Energieadvisering: kansen en condities (1993) DH-factoren van warmtapwaterleidingen Milieubelasting door comfortinstallaties in woningen – Pilotstudy bruikbaarheid LCA-methode (1994) Milieubelasting door comfortinstallaties in woningen interim-rapportage (1996) Milieubelasting door comfortinstallaties in woningen, fase 3; De ontwikkeling van Eco-Instal – interim-rapportage (1998)
ISSO jaarboek
88
ISSO jaarboek
nr
titel
Prijs (incl. BTW)
RAP 3217 RAP 33 RAP 41 RAP 41.2 RAP 42.1 RAP 53 RAP 71
Brandveilige Doorvoeren in de Sanitaire techniek (2005) € Toestandsafhankelijk onderhoud (TAO) van technische installaties in gebouwen (1998) € Keurmerk temperatuursimulatieprogrammatuur (2000) € Ontwerptechnische kwaliteitseisen warmwaterverwarmingsinstallaties utiliteitsgebouwen (2002) € Achtergronden bij bepaling warmteverliesberekening (1998) € Verkenning voor een publicatiereeks innovatieve gebouw- en installatiesystemen (1999) € Artikelen over Modellen voor Gebouw- en Installatiesimulatie (1999) €
145 30 35 35 35 40 30
BEOORDELINGSRICHTLIJNEN BRL 1201 BRL 6001 BRL 9501 BRL 9502
Nationale BRL voor het ontwerpen, leveren en installeren van bliksemveilige installaties (2003) Nationale BRL voor het KOMO-INSTAL procescertificaat gas, water en elektra (2000) Nationale BRL voor het KOMO-attest voor energiegebruikberekeningsmethoden (2000) Nationale BRL voor het KOMO-procescertificaat EPA voor woningen (2000)
€
25
€ € €
25 25 25
€ € € € € € € € (ex.BTW) € € € € € € €
25 15 20 18 15 0 25 12 22 35 35 35 17 17 15
DIVERSEN Grafieken Checklist Band Themamap Invulblok Jaarboek FAQ Legionella kaart Handleiding Handleiding Handleiding Handleiding NVFN NVFN FAQ
Radiatorgrafieken (berekeningblok à 50 stuks) (2000) Checklist voor toepassing van LTV cv-installaties (set van 10) (2000) ISSO 4-ringsverzamelband voor ISSO-publicaties opbergcassettes per vakgebied Berekeningsformulieren ISSO 8 (1985) Jaarboek 2005/2006 Handboek (brochure) Vragen en antwoorden legionella ( 2003) Gebruiksinstructie kaart (10 stuks) (2003) Kleintje GAVO (2004) Kleintje Water (2003) Kleintje Inregelen (2004) Kleintje Warmteverlies voor Woningen (2005) Ontwerpgids Noodverlichting (2003) CD-ROM Checklist voor een goede Noodverlichting, incl. 50 flyers (2003) Vragen en antwoorden Noodverlichting (2005)
2004 - 2005 2005 - 2006
89
5. A lgem e en
IS S O, h e t kennisins t it uu t van d e ins t allat ies e c t o r ISSO is opgericht om te voorzien in de technische kennisbehoefte van de installatiesector. ISSO doet dit door de kennisvragen vanuit de sector te identificeren en het ontsluiten en toegankelijk maken van deze kennis in de vorm van praktische ISSO publicaties, instructiebijeenkomsten, digitale producten en overige diensten.
Samengevat kan men de activiteiten van ISSO als volgt omschrijven: — kennisidentificatie, — kennisontwikkeling en — kennisoverdracht.
IS S O do els t elling en mis sie Doelstelling
Missie
ISSO stelt zich ten doel om de installatietechniek in de bouwkolom te versterken, de eenduidigheid te bevorderen en via normatieve richtlijnen de kwaliteit van installaties inzichtelijk te maken. Zij zorgt voor de daarvoor benodigde kennisontwikkeling- en verzameling en het draagvlak voor de richtlijnen en het technische kader voor certificatiesystemen.
ISSO is het onafhankelijk breed gedragen kennisinstituut van de Nederlandse Installatiesector. Wij leggen technische kennis en normen eenduidig vast en maken ze toegankelijk voor de hele bouwkolom.
Voor wie werk t IS S O ISSO richt zich op verschillende doelgroepen binnen de installatiesector: • de ontwerpende en uitvoerende disciplines zoals adviseurs, installateurs en overige ontwerpers; • de toeleverende industrie zoals leveranciers, fabrikanten en importeurs;
• •
de opdrachtgevers en gebouwbeheerders; kennisoverdragende disciplines zoals opleidingsen nascholingsinstituten en het reguliere onderwijs.
IS S O Func t ies ISSO richt zich vooral op de installatiedisciplines; werktuigkunde, sanitair en elektrotechniek en ICT. Naast deze disciplines onderscheidt ISSO een aantal thema’s; Veiligheid en gezondheid, milieu en energie, kwaliteit en klantgerichtheid. Binnen deze disciplines en thema’s vervult ISSO de volgende functies: – Kennismakelaar Opsporen en beschikbaar maken van relevante kennis en kennisbronnen voor de installatiesector – Kennisontwikkelaar Ontwikkeling van relevante kennisproducten – Kennisvraagbaak
–
–
–
Het beantwoorden van specifieke vragen Kennisexporteur Instructiebijeenkomsten, voorzien van cursusgericht onderwijs van praktische en relevante kennis, verbetering school- en werksituatie Observator Verbanden traceren tussen technische en maatschappelijke ontwikkelingen, het creëren van kansen en markten Vertegenwoordiger Diensten vervullen op beleidsterreinen die aan installatietechniek zijn gerelateerd, vergroten bewustwording van sectorrelevante onderwerpen ISSO jaarboek
90
ISSO jaarboek
IS S O werk wijze De deelnemende organisaties zijn vertegenwoordigd in het ISSO-Bestuur. Het Bestuur wordt geadviseerd door een Raad van Begeleiding, onder wiens verantwoordelijkheid de onderzoeksprogrammering en kennisoverdracht resultaten tot stand worden gebracht. Ten behoeve van de begeleiding van de onderzoeken worden ISSO-kontaktgroepen ingesteld die de bepaalde studies en publicatievoorbereidingen daadwerkelijk begeleiden. Het bureau ISSO coördineert al deze werkzaamheden en realiseert de uitgave van de ISSO-publicaties, rapporten en dergelijke.
De PCR voert regelmatig overleg met de Adviesraad Technologie Bouwnijverheid (ARTB). ISSO participanten
Sinds haar oprichting heeft ISSO een aantal vaste participanten (brancheorganisaties). Zij spelen al die jaren een belangrijke rol in de realisatie van onze werkzaamheden. De participanten zijn:
UNETO-VNI, Ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel CBVI, Centraal Bureau Verwarmings Industrie VABI, Vereniging voor Automatisering in de Bouw en Installatietechniek b.v. TVVL, Nederlandse Technische Vereniging voor Installaties in gebouwen ONRI, Organisatie van Nederlandse Raadgevende Ingenieursbureaus
Onderzoeksprogrammering
Hierbij speelt de Raad van Begeleiding (RVB) van ISSO en belangrijke rol. Deze bestaat uit deskundigen, die alle geledingen van het vakgebied vertegenwoordigen. De Raad van Begeleiding werkt met een lijst van te behandelen onderwerpen, die regelmatig wordt geactualiseerd. Dit gebeurt op grond van signalen uit de markt en eigen ervaringen van Raad van Begeleiding leden. Het begrip ‘signalen uit de markt’ dient breed te worden opgevat. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de - periodieke - contacten met: — Uneto-Vni — Technische Raad TVVL — PCR en ARTB (Programma Coördinatie Raad en AdviesRaad Technologie Bouw — Technische universiteiten — Technologische instituten — Ministeries VROM, SZW, EZ etc. — Senter/Novem — Stichting MM (MarktMonitor) — Diverse brancheorganisaties Zo overlegt ISSO op basis van de resultaten van de Markt Monitor Installatietechniek met diverse organisaties onder de koepel van de Commissie Technologie Kenteq over de programmering van onderzoek en kennisverspreiding binnen de installatiesector. Als Collectief Onderzoek Programmerende Instelling (COPI) werkt ISSO nauw samen met de drie andere COPI’s uit de bouwwereld: SBR, CUR en C.R.O.W. Die samenwerking vindt plaats binnen de Programma Coördinatie Raad (PCR) van de COPI’s. In de PCR wordt onderzoek op themaniveau afgestemd. Het gaat om thema’s als duurzaam bouwen, milieu en informatietechnologie. De PCR besteedt aldus aandacht aan de afstemming van deze organisatie overschrijdende gemeenschappelijke thema’s.
ISSO opdrachtgevers
Naast de werkzaamheden voor de participanten voert ISSO ook projecten uit voor de toeleverende industrie, ministeries EZ en VROM, Senter/Novem, OTIB, onderwijsinstellingen etc.
2004 - 2005 2005 - 2006
91
Beguns t iger s Recent onderzoek bevestigde nog eens dat ISSO algemeen wordt erkend als onafhankelijk en breed gedragen kennisinstituut van de Nederlandse installatiesector. Met het eenduidig vast leggen van de technische kennis en normen en toegankelijk maken draagt ISSO bij aan de versterking van de installatietechniek in de bouwkolom. Met de bevordering van de eenduidigheid en realisatie van normatieve richtlijnen wordt bovendien de kwaliteit van installaties inzichtelijk en bespreekbaar gemaakt. ISSO zorgt voor de daarvoor benodigde kennisontwikkeling en kennisverzameling en voor het draagvlak van de richtlijnen en het technische kader voor certificatiesystemen.
• • •
Wa a r o m b e g u n s t i g e r s
Jaarlijks een gratis advertentiepagina in een nieuw te verschijnen ISSO-publicatie; Gratis één exemplaar van alle nieuw uitgebrachte ISSO-publicaties; Bij aanschaf van meerdere en eerder verschenen publicaties (indien voor eigen gebruik) een korting van 30% op de bruto verkoopprijs; Jaarlijks één gratis toegangsbewijs voor een door de ISSO georganiseerd seminar, instructiedag of dergelijke.
Jaarlijks ontvangt ISSO van de in haar deelnemende organisaties structurele financiering voor onder andere de financiering van de algemene technische belangenbehartiging, zoals bij voorbeeld bij de realisatie van de Nederlandse en Europese regelgeving. Om die algemene activiteiten zo compleet mogelijk te kunnen blijven doen kent ISSO ook bijdragen van begunstigers. ISSO doet via die begunstigersregeling een beroep op marktpartijen, die zich kunnen identificeren met het algemeen belang van een ISSO voor de installatiesector, om ISSO financieel te ondersteunen.
•
Wa t k u n n e n w i j b e g u n s t i g e r s b i e d e n
Wa n n e e r b e n t u b e g u n s t i g e r
Vanzelfsprekend is er een wederzijds en gemeenschappelijk belang. Zo zijn de voordelen voor de begunstiger: • Ter profilering van het imago verkrijgt men het recht van het gebruik van het “ISSO-Begunstigers logo”; • Vermelding in het nieuwsbulletin; de ISSO-Info; • Opname in de begunstigersbanner op de ISSO website; • Gratis ISSO-basisabonnement (toegang tot ISSOtoolshop, gratis gebruik helpdesk van ISSO-digitaal, de mogelijkheid tot het gebruik maken van ISSO-digitaal etc.); • Gratis abonnement op de technische brochures ThemaTech; • Gratis abonnement op het nieuwsbulletin ISSOInfo; • De mogelijkheid voor onderzoeken en studies die relevant zijn voor de begunstiger, als corresponderend of actief lid te participeren in een begeleidende contactgroep;
• •
Wie kunnen begunstiger zijn
• • • • •
toeleverende industrie groothandels installatietechniek brancheorganisaties van toeleverende bedrijven dienstverlenende organisaties installatiesector zoals softwarehuizen e.d. overig
Minimale jaarbijdrage later vast te stellen Een overeenkomst voor minimaal 3 jaar
Met de ondersteuning van ISSO draagt u bij aan een kennisverbreding en -verdieping van de installatiesector, elementen die de kwaliteit van de installaties en installatieprocessen zeker ten goede zal komen.
ISSO jaarboek
92
ISSO jaarboek
6. Kennisover dr acht
IS S O Ins t r u c t iebije enko m s t en In het kader van kennisoverdracht organiseert ISSO regelmatig instructiebijeenkomsten. Tijdens deze instructies wordt uitgelegd hoe de installatie technische systemen, zoals beschreven in de betreffende ISSO-publicaties, zijn opgebouwd en hoe men deze moet gebruiken. Praktijk opdrachten zorgen ervoor dat de deelnemers met het geleerde praktische ervaring op kunnen doen.
ISSO levert voor de installatiesector normstellende publicaties. ISSO-publicatie 56 ‘Inregelen van ontwerpvolumestromen in individuele verwarmingsinstallaties in woningen’ geeft aan hoe individuele warmwaterinstallaties in woningen moeten worden ingeregeld, zowel voor nieuwbouw als bestaande bouw. Om snel en op de juiste wijze te leren werken met ISSO-publicatie 56 organiseert ISSO in samenwerking met UnetoVNI en de Vereniging Huis en Klimaat op een aantal locaties in Nederland een instructiebijeenkomst.
I n s t r u c t i e ‘’O n t we r p e n e n ui t vo e r e n van ve r t i c al e B o d e mwar m t ew i s s e laar s’’ Opdrachtgevers eisen steeds vaker dat ontwerpers van klimaatinstallaties gebruik maken van normen en richtlijnen. Het gebruik van normen en richtlijnen is een waarborg voor de kwaliteit van de installaties. ISSO levert voor de installatiesector deze normstellende publicaties. Zo ook voor het ontwerpen en uitvoeren van verticale bodemwarmtewisselaars waar de warmtepomp op is aangesloten. Om de kennis uit te dragen, organiseert ISSO in samenwerking met Uneto-VNI op basis van ISSO-publicatie 73 een vijftal instructiebijeenkomsten.
ISSO verzorgt de onderstaande bijeenkomsten:
I n s t r u c t i e ‘H e r z i e n e V E W I N we r k blad e n’ De geheel herziene versie van de VEWIN-werkbladen is in 2004 verschenen. ISSO en KIWA organiseren in samenwerking met Uneto-VNI en VEWIN instructiebijeenkomsten om de wijzigingen te behandelen. Deze instructiebijeenkomsten geven de gebruiker beter inzicht in het toepassen van de werkbladen in de praktijk. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de nieuwe rol van de waterleidingbedrijven bij het toezicht op het beheer van leidingwaterinstallaties.
I n s t r u c t i e ‘’L e gi o n e llap r eve n t i e’’ Op 28 december 2004 zijn de nieuwe regels met betrekking tot Legionellapreventie in leidingwater van kracht geworden. Om de gevolgen voor het verrichten van Legionellapreventiediensten te verduidelijken organiseren ISSO en Uneto-VNI een serie regionale instructiebijeenkomsten. De reikwijdte van de Legionellawetgeving is ingeperkt tot collectieve installaties vallend onder de midden/ hoog risicocategorie. De overige collectieve installaties vallen onder de zorgplicht in het kader van het Waterleidingbesluit.
I n s t r u c t i e ‘ Wat e r z ijdig in r eg e l e n van ve r war ming s in s t allat i e s in wo ning e n’ Voor het goed functioneren van een verwarmingsinstallatie is het inregelen van de installaties van essentieel belang. Veel klachten van gebruikers over het comfort zijn het gevolg van het niet waterzijdig inregelen van een installatie. Naast het comfort biedt het inregelen nog meer voordelen: energiebesparing door een geringere ‘overshoot’ van de ruimtetemperatuur en lagere retourtemperaturen, wat meer condensatie van rookgassen in een HR-ketel betekent en dus een hoger ketelrendement.
I n s t r u c t i e ‘H yd r auli s c h e s c h ake lin g e n vo o r ko e l e n’ ISSO-publicatie 47 ‘Ontwerp van hydraulische schakelingen voor koelen’ verschijnt in 2006. Deze publicatie geeft een methodiek voor het ontwerpen van hydraulische schakelingen voor koelinstallaties, die voorkomt
2004 - 2005 2005 - 2006
93
Vo l o p ke u z e
dat er teveel pompen in de schakeling worden opgenomen of dat de eindgebruikers onvoldoende kunnen worden geregeld.
U kunt ondermeereen keuze maken uit de onderstaande trainingen • VEWIN werkbladen • Legionellapreventie • Bodemwarmtewisselaars • Warmteverliesberekeningen • Inregelen • Leidingwaterinstallaties in woningen • Individuele en klein collectieve warmtepompen voor woningen • Hydraulica
I n s t r u c t i e ‘H e r z i e n e V E W I N we r k blad e n’ De geheel herziene versie van de VEWIN-werkbladen is in 2004 verschenen. ISSO en KIWA organiseren in samenwerking met Uneto-VNI en VEWIN instructiebijeenkomsten om de wijzigingen te behandelen. Deze instructiebijeenkomsten geven de gebruiker beter inzicht in het toepassen van de werkbladen in de praktijk. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de nieuwe rol van de waterleidingbedrijven bij het toezicht op het beheer van leidingwaterinstallaties.
M e e r in f o r m a t i e Onder het motto samen sterk: organiseert ISSO de instructiebijeenkomsten dikwijls met andere belangrijke partijen uit de installatiesector. Voor meer informatie en data van de instructiebijeenkomsten kunt u terecht op de ISSO-site: www.isso.nl
I n - C o m pany t r aining e n Voor bedrijven die met een groep van 6 of meer collega’s op maat willen leren verzorgt ISSO In-Company trainingen. Afhankelijk van uw wensen en van de kennis en ervaring van uw groep stellen we in overleg een programma samen.
S y mposia /c o ngr es s en S e minar L egi o n e llap r eve n t i e gr o o t s u c c e s !
S e m in ar ‘’E e n s t ev ig o n d e r h o u d ove r n o o d ve r li c h t in g’’
Installatiesector neemt Legionella serieus
Op 8 maart 2005 vond in de Doelen te Rotterdam het seminar “Nieuwe regels voor Legionellapreventie” plaats. Met het verschijnen van twee nieuwe handleidingen is in Nederland een nieuwe werkfase ingegaan voor legionellapreventie. Aanleiding daartoe is de sinds 28 december 2004 van kracht geworden wettelijke regeling voor legionellapreventie in leidingwater. Voorafgaand aan het door ISSO en het vakblad Intech georganiseerde seminar over de nieuwe wettelijke regels, ontving staatssecretaris Pieter van Geel (VROM) het eerste exemplaar van de herziene handleiding ISSO 55.1. Deze publicatie is een hulpmiddel voor de uitvoering van de nieuwe wettelijke regels. De subtitel van het seminar ‘Antwoord op uw zorgplicht’ bleek voor de circa 450 deelnemers in het Congrescentrum De Doelen in Rotterdam de grote trekpleister. Alom waardering was er voor het initiatief van Uneto-VNI en TVVL om voor de locaties waarvoor in het Waterleidingbesluit geen specifieke regels zijn opgenomen, maar wel de zorgplicht, een aparte handleiding uit te brengen. Het ministerie van VROM en de VROM-Inspectie hebben ingestemd met dit particuliere initiatief van een ISSO handleiding 55.2.
Op 17 november 2004 organiseerde Uneto-VNI, NVFN en ISSO het seminar ‘Een stevig onderhoud over noodverlichting’. Meer dan driehonderd mensen kwamen op 17 november in Lunteren bijeen om dit seminar bij te wonen. Tijdens de opening konden mensen enkele seconden ervaren wat het is om echt in het donker te zitten. De heer Boer van TNO HM liet vanuit diverse experimenten zien hoe mensen reageren in panieksituaties. Volgens de heer Coppes, van C+B advies en realisatie BV, is gebrekkige regelgeving geen excuus voor slechte noodverlichting of slecht onderhoud. Door de veiligheid voorop te zetten en goed nadenken is er altijd een juiste oplossing te realiseren, zo betoogde hij. In het najaar 2005/begin 2006 zullen de onderstaande symposia plaatsvinden • ISSO Najaarsoverleg, 4 oktober • Studiedag luchtfilters voor comfortinstallaties, 6 oktober • Symposium ‘Thermische behaaglijkheid –eisen voor de binnentemperatuur in gebouwen’, 10 november • ISSO/TVVL dag, voorjaar 2006
ISSO jaarboek
94
ISSO jaarboek
Vak b eur zen I S S O - d e e lnam e aan d e In s t allat i e Vak b e u r s H ar d e n b e r g
Bouw & ICT beurs Van 23 t/m 25 februari heeft ISSO, samen met BRIS warenhuis, deelgenomen aan de Bouw & ICT beurs in de Jaarbeurs te Utrecht.
Van 14 t/m 16 september 2004 heeft ISSO deelgenomen aan het opleidingsplein op de Installatie Vakbeurs te Hardenberg.
Vak b e u r z e n 2 0 0 5
I n s t allat i e & S ani t air vak b e u r s
ISSO zal in het najaar 2005, begin 2006 nog deelnemen aan de onderstaande beurzen • Installatievakbeurs Hardenberg, 13 t/m 15 september • Vakbeurs Elektrotechniek, Jaarbeurs Utrecht, 6 t/m 30 september • VSK beurs, Jaarbeurs Utrecht, 30 januari t/m 2 februari
ISSO heeft van 24 t/m 26 mei 2005 deelgenomen aan de Installatie & Sanitair vakbeurs te Den Bosch. Met circa 6.500 bezoekers in 3 middagen/avonden was de organisatie tevreden.
IS S O en publicit eit I n t e r n e t : w w w.i s s o. nl
Per 1 juni 2005 zijn er enkele onderdelen toegevoegd aan de website. In navolging van de database met installateurs is er een database met adviseurs die legionellapreventie-diensten aanbieden toegevoegd. Tevens is het onderdeel ‘leveranciers’ geïntroduceerd op de website. In dit onderdeel hebben leveranciers van legionellapreventie-producten de gelegenheid om hun producten te presenteren.
Internet en informatietechnologie in het algemeen speelt als instrument een belangrijke rol bij kennisoverdracht. Een belangrijk communicatiemiddel met de markt is de ISSO-internetsite, die onder andere de volgende informatie bevat: • details over de door ISSO uitgebracht publicaties. • een zoekfaciliteit om uw weg te vinden tussen de vele titels. • de toolshop om handige programma's en andere hulpmiddelen te kunnen 'downloaden'.
In het afgelopen jaar werd de legionella vraagbaak meer dan 30.000 keer bezocht. Gezien het feit dat er op termijn toevoegingen zullen komen op het gebied van proces-, koelwater- en overige installaties zal het aantal bezoekers zeker toenemen.
De site wordt zeer veel bezocht (enkele honderden hits per dag) en ook het aantal bestellingen per e-mail neemt fors toe. In het najaar 2005 zal de nieuwe website de ‘lucht’ ingaan.
Vanaf 2005 wordt de website helaas niet meer extern gefinancierd. Gezien de nog steeds bestaande informatiebehoefte en het enorme draagvlak vanuit de installatiesector heeft ISSO onderzocht of voortzetting op een andere basis mogelijk was. De uitkomst van het onderzoek was positief en daarom is er besloten om de vraagbaak in de lucht te houden.
w w w.l egi o n e llav r aagbaak . nl Enkele jaren geleden heeft ISSO, in opdracht van het ministerie van VROM en Senter/Novem, de website www.legionellavraagbaak.nl ontwikkeld. De website is bedoeld als centraal informatiepunt over legionella. Op de website is onder meer een bestand opgenomen met daarin de meest gestelde vragen over legionella. Daarnaast is er de mogelijkheid om per e-mail vragen te stellen, vindt u er het laatste nieuws, relevante downloads en kunt u zoeken naar installateurs die legionellapreventie-diensten aanbieden.
Bedrijven kunnen in het vervolg tegen een redelijke vergoeding worden vermeld op de website. Er zijn drie categorieën, te weten: Adviseurs / adviesbedrijven die legionellapreventiediensten aanbieden Installateurs / installatiebedrijven die legionellapreventie-diensten aanbieden Leveranciers van legionellapreventie-producten
2004 - 2005 2005 - 2006
95
Daarnaast kunnen bedrijven ook als sponsor worden vermeld op de vraagbaak.
durende stroom van nieuwe ISSO-publicaties en ontwikkelingen. Opname van deze informatie biedt ISSO extra publiciteit. Op www.isso.nl zijn alle persberichten, verschenen in 2005, terug te vinden. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Anneli Pijpers,
[email protected]
Fr e e p u bli ci t y Via de ISSO-persberichten worden de diverse informatieleveranciers op de hoogte gebracht van de voort-
IS S O Inf o Drie keer per kalenderjaar verschijnt het nieuwsbulletin de ISSO Info. Dit nieuwsbulletin houdt u op de hoogte van de laatste stand van zaken aangaande de ISSO organisatie, nieuwe ISSO publicaties en projecten, instructiebijeenkomsten en overige zaken. Onderstaand vindt u een korte inhoudsopgave van de verschenen Info bulletins in eind 2003, begin 2004. Deze bulletins zijn te downloaden via www.isso.nl
I S S O In f o 2 6 Verschijningsdatum: november 2004 Inhoud: • Digitaal onderwijs materiaal met ISSO publicaties • Nieuwe ISSO voorzitter; dhr. C. van Laarhoven • Kennismakingsavonden EPA-U • Onderzoek verspreiding SARS
I S S O In f o 2 7 Verschijningsdatum: februari 2005 Inhoud: • E-learning • Project zonnestroom • Internetapplicatie ISSO 61 en 62 • Seminar Noodverlichting • Aankondiging ISSO 55.3 en BRL 6010
I S S O In f o 2 8 Verschenen: juni 2005 Inhoud: • Kleintje Warmteverlies • Pilot project HOI • OTIB wil e-learning rondom ISSO-publicaties • TU steekt van wal met ISSO • Kwaliteit woningventilatie ter discussie • Legionellavraagbaak op eigen benen
ISSO jaarboek
96
ISSO jaarboek
7. O r ganis at ies t r uc t uur
IS S O - b es t uur ( s am ens t elling p er 1 juli 2 0 0 5 ) Naam
Organisatie
Namens
ir. J.J.N.M. Hogeling ir. C.A.J. van Laarhoven (voorzitter)
ISSO - Rotterdam Imtech Technology bv - ‘s Hertogenbosch Smits van Burgst BV - Zoetermeer UNETO-VNI - Zoetermeer Ponsioen Installatietechniek BV - Alphen a/d Rijn AVR - Rotterdam Technisch Installatiebureau Nederland - Maarsbergen Grontmij Technical Management ™ - Amersfoort Adviesbureau - Amstelveen Adviesbureau - Zoetermeer
ISSO (directeur) CBVI
ir. J.G. Mast (vice-voorzitter) drs. H.H.F.M. van den Oever ir. W.C.M. Ponsioen (penningmeester) ing. D.L. Tuinema ir. W.M.F. de Vries ir. M.G. de Wildt ir. J.M.M. de Wit (secretaris) ir. E.J. Wagenaar
TVVL UNETO-VNI UNETO-VNI UNETO-VNI TVVL ONRI TVVL voorzitter Raad van Begeleiding
Raad van Begeleiding IS S O ( s am ens t elling p er 1 juli 2 0 0 5 ) Naam
Organisatie
Namens
ing. H. Besselink mw. dr.ir. P.M. Bluyssen ir. P.R. van Dam ir. J.J.N.M. Hogeling ing. W.F.G. Hooijkaas H.M.A. Janssen Groesbeek prof.ir. P.H.H. Leijendeckers dr.ir. A.H.C. van Paassen ir. W.G. Ram W.J.H. Scheffer ir. W. Schuringa ing. R. Steine ir. P.A.L. Stoelinga ing. A.A.L. Traversari MBA ir. E.J. Wagenaar ir. T.M.E. Zaal prof.ir. W. Zeiler
Royal Haskoning Adviesgroep TNO Bouw en Ondergrond - Delft VABI – Delft ISSO – Rotterdam MarktMonitor – Woerden GA Consult – Woerden
TVVL Techn. Wetenschappelijk onderzoek VABI ISSO (secretaris) Deskundige TVVL Deskundige Techn. Wetenschappelijk onderwijs UNETO-VNI Deskundige ONRI TVVL TVVL Techn. Wetenschappelijk onderzoek Voorzitter Techn. Wetenschappelijk onderwijs Techn. Wetenschappelijk onderwijs
TU Delft HVL – Eindhoven Uneto-VNI - Zoetermeer Schuringa Consultancy - Hoevelaken Kontek Engineering BV – Oestgeest Deerns – Rijswijk TNO-MEP - Apeldoorn Adviesbureau – Zoetermeer Hogeschool – Utrecht TU Eindhoven
2004 - 2005 2005 - 2006
97
S am ens t elling IS S O Bur eau Naam
Functie
We r k v e l d
ing. J.C. Aerts ing. C.A.M. Arkesteijn mw. H.T.H. Bouman mw. C.W.L. van Dijk ir. G.G. van Dijk ir. J.J.N.M. Hogeling ing. E. Horstman P.P.H. ‘t Lam mw. W. van der Linden ing. O.W.W. Nuijten mw. S.M.C. van Ooijen mw. A.B. Pijpers mw. S. Suvaal ir. A.M. van Weele
Projectcoördinator Projectcoördinator Projectassistente Projectassistente Projectcoördinator Directeur Projectcoördinator Bureau-manager Directie secretaresse Projectcoördinator Fin. Adm. Medewerker Marketing Verkoop Projectcoördinator
Verwarming Energie & Milieu
Elektro & ICT Elektro & ICT
Water & Gas
Luchtbehandeling
Voor speciale projecten ir. A.C. Boerstra H. Joosten ir. C.B. Maliepaard
Binnenmilieu Certificering/Kwaliteitszorg Bouwfysica
ISSO jaarboek
98
ISSO jaarboek
Lijs t van afkor t ingen
ASHREA BSRIA CEN CIB COPI COSTIC CUR C.R.O.W. MKK NEN OTIB ONRI PCR SBR TNO TU TVVL UNETO-VNI VABI WTCB
Air Society of Heating, Refrigerating and Air-Conditioning Engineers Building Services Research and Information Association Comité Europeen de Normalisation Conseil International du Bâtiment pour la recherche, l’étude et la documentation Collectief Onderzoek Programmerende Instelling Comité Scientifique et Technique des Industries Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research en Regelgeving Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond, Water en Wegenbouw en de Verkeerstechniek Model Kwaliteitssysteem Klimaatinstallaties Nederlands Normalisatie Instituut Opleiding- en Ontwikkelingsfonds voor het Technisch Installatiebedrijf Organisatie van onafhankelijke advies- en ingenieursbureaus Programma Coördinatie Raad Stichting Bouwresearch Nederlandse organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek Technische Universiteit Nederlandse Technische Vereniging voor Installaties in Gebouwen Ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel Vereniging voor Automatisering in de Bouw- en Installatietechniek b.v. Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf
2004 - 2005 2005 - 2006
99
Ad ver t e er derindex
ISSO jaarboek
100
ISSO jaarboek