Is Nederland toe aan een partneralimentatieregeling voor ex-samenwoners?
Door: Kicky van Bavel ANR: 361503 Vak: Personen- en familierecht Begeleiders: Prof. Mr. P. Vlaardingerbroek Mr. R. de Jong Afstudeerdatum: 26 augustus 2010
Voorwoord Drie jaar geleden kwam ik van de opleiding HBO-Rechten af en had nog niet het gevoel dat ik klaar was met studeren. Ik wilde verder. Dus ging ik een premaster en master volgen aan de Universiteit van Tilburg. Tijdens mijn HBO-Rechten opleiding was mijn interesse al gewekt voor het personen- en familierecht en deze interesse heeft zich verder ontwikkeld op de universiteit. Het idee voor het onderwerp is dan ook ontstaan tijdens de lessen relatierecht. Hierna ben ik me gaan verdiepen in het onderwerp. Het schrijven van deze scriptie heeft me af en toe de nodige stress en kopzorgen bezorgd maar het resultaat ligt nu voor u. Mede door de goede begeleiding van de heer Vlaardingerbroek is deze scriptie geworden zoals hij nu is. Ik wil hem daarvoor dan ook hartelijk bedanken. Verder wil ik mijn ouders en zusje bedanken voor de steun en het geduld dat zij met mij gehad hebben tijdens het schrijven van deze scriptie. En natuurlijk bedankt ik mijn lieve vriendinnen, voor de steun maar ook voor de nodige afleiding waarvoor ze gezorgd hebben. Met deze scriptie sluit ik nu het einde van mijn studententijd af. Mij rest nu niks meer dan u veel leesplezier wensen. Kicky van Bavel Augustus 2010
2
Inhoudsopgave
Voorwoord ............................................................................................................................. 2 Hoofdstuk 1 Inleiding........................................................................................................... 5 Hoofdstuk 2 Het recht op partneralimentatie na echtscheiding en buiten huwelijk ................ 7 2.1 Inleiding ....................................................................................................................... 7 2.2 Partneralimentatie na het huwelijk of geregistreerd partnerschap ................................ 7 2.2.1 Behoeftigheid ........................................................................................................ 7 2.2.2 Draagkracht ........................................................................................................... 8 2.2.3 Duur van de alimentatieverplichting ....................................................................... 8 2.2.4 Einde alimentatieverplichting ................................................................................. 9 2.2.5 Kritiek op het huidige stelsel van partneralimentatie na huwelijk of geregistreerd partnerschap .................................................................................................................10 2.3 Partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen ............................11 2.3.1. Het samenlevingscontract ...................................................................................11 2.4 Conclusie ....................................................................................................................12 Hoofdstuk 3 De literatuur en wetshistorie over de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen. .............................................................................................14 3.1 Inleiding ......................................................................................................................14 3.2. De literatuur ...............................................................................................................14 3.3. Wetshistorie ...............................................................................................................18 3.4 De rechtspraak ...........................................................................................................19 3.5 Conclusie ....................................................................................................................20 Hoofdstuk 4 de grens.
Het recht op partneralimentatie na ongehuwd samenwonen. Een kijkje over 21
4.1 Inleiding ......................................................................................................................21 4.2 Canada .......................................................................................................................21 4.2.1 Manitoba. .............................................................................................................22 4.2.2 Nova Scotia ..........................................................................................................22 4.2.3 Ontario .................................................................................................................22 4.2.4 Conclusie Canada ................................................................................................24 4.3 Australië ......................................................................................................................25 4.4 Zweden ......................................................................................................................25 4.5 De Nederlandse Antillen en Aruba ..............................................................................26 4.6 Conclusie ....................................................................................................................27 Hoofdstuk 5 Conclusie en aanbevelingen ..........................................................................28 3
5.1
Inleiding..................................................................................................................28
5.2
Conclusie ...............................................................................................................28
5.3 Aanbevelingen ............................................................................................................29 Literatuurlijst .........................................................................................................................33 Boeken .............................................................................................................................33 Tijdschriftartikelen .............................................................................................................34 Elektronische bronnen ......................................................................................................34 Kamerstukken ...................................................................................................................35 Jurisprudentie ...................................................................................................................35 Nederlandse jurisprudentie ............................................................................................35 Buitenlandse jurisprudentie ...........................................................................................35
4
Hoofdstuk 1
Inleiding
Tegenwoordig trouwen mensen niet meer zo vaak als vroeger. Vroeger was ongehuwd samenwonen geen optie, maar tegenwoordig is dit algemeen geaccepteerd. Mensen gaan dus ook steeds vaker ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen, soms als ‘proefdraaien’ voor het huwelijk, soms voor altijd. Er wordt duurzaam met elkaar samengeleefd en er worden kinderen geboren tijdens het ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen. Het ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen heeft dus erg veel weg van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Maar als een huwelijk of geregistreerd partnerschap wordt beëindigt heeft de financieel zwakkere partij in sommige gevallen recht op partneralimentatie. Bij ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen is dit niet het geval. Terwijl ook daar een van de partijen financieel zwakker kan zijn. Bijvoorbeeld doordat een van de partijen zijn of haar carrière op en laag pitje heeft gezet en voor de kinderen is gaan zorgen. In de Nederlandse wet is nog weinig geregeld op het gebied van partneralimentatie na beëindiging ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen. En dit terwijl toch jaarlijks ongeveer 70.000 ongehuwd en ongeregistreerd samenwonende paren hun relatie beëindigen.1 “Gegevens wijzen erop dat het ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen weliswaar geaccepteerd is, maar dat kennelijk velen het belang van een juridisch contract (nog) niet inzien.”2 Dit betekent dus dat velen geen samenlevingscontract of iets dergelijks afsluiten. Als deze stellen uit elkaar gaan is er in tegenstelling tot bij beëindiging van het huwelijk of geregistreerd partnerschap niets wettelijk geregeld op het gebied van partneralimentatie. Waarom is bij de ontbinding van een huwelijk of geregistreerd partnerschap wel partneralimentatie geregeld in de wet en bij de beëindiging van ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen niet? En hoe zit dit in het buitenland? Zijn er wellicht landen waar dit wel is geregeld en kunnen wij daar een voorbeeld aan nemen. Het doel van mijn onderzoek is om te onderzoeken of het recht op partneralimentatie in Nederland na de beëindiging van ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen verbeterd kan worden. Dit wil ik onderzoeken door middel van jurisprudentie over dit onderwerp te bekijken en rechtsvergelijking te doen met het buitenland om te kijken of er wellicht landen zijn waar het recht op partneralimentatie na beëindiging van ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen al wel wettelijk geregeld is en of we daar een voorbeeld aan kunnen nemen. De landen waarvan ik de wettelijke regelingen ga bekijken zijn Canada, de Nederlandse Antillen en Aruba, Australië en Zweden. 1 2
Forder & Verbeke, 2005 p. 86. Forder & Verbeke, 2005 p. 87.
5
Mijn centrale onderzoeksvraag luidt dan ook: Moet Nederland een voorbeeld nemen aan landen als Canada, de Nederlandse Antillen en Aruba, Australië en Zweden door een regeling voor het recht op partneralimentatie na beëindiging ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen in de wet opnemen. Ik begin in hoofdstuk twee met het bekijken hoe de partneralimentatie in Nederland is geregeld na een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Dit is belangrijk voor de latere rechtsvergelijking. Zonder te kijken naar hoe de partneralimentatie na het huwelijk of geregistreerd is geregeld kan ik geen goede aanbevelingen doen over hoe de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen moet worden geregeld in de wet. In hoofdstuk drie ga ik op zoek naar de wetshistorie over de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen. Ook bespreek ik in dit hoofdstuk de meningen van een aantal auteurs/wetenschappers over de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen. In hoofdstuk vier begin ik met de rechtsvergelijking. Zoals ik hierboven al vermeld heb ga ik de wettelijke regelingen van Canada, de Nederlandse Antillen en Aruba, Australië en Zweden bekijken. Ik heb voor deze landen gekozen omdat ik tijdens mijn literatuuronderzoek te weten ben gekomen dat ze in deze landen al regelingen hebben op het gebied van partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd partnerschap. In het laatste hoofdstuk trek ik mijn conclusies uit de voorgaande hoofdstukken en doe ik aanbevelingen of Nederland de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen ook in de wet moet opnemen.
6
Hoofdstuk 2
Het recht op partneralimentatie na echtscheiding en buiten huwelijk
2.1 Inleiding In dit hoofdstuk beschrijf ik hoe het recht op partneralimentatie op dit moment geregeld is in de wet. Hierin maak ik een onderscheid tussen het recht op partneralimentatie na huwelijk of geregistreerd partnerschap en het recht op partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen. Om een goede aanbeveling over het recht op partneralimentatie bij ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen te kunnen doen zal ook gekeken worden naar hoe het recht op partneralimentatie bij beëindiging van een huwelijk of geregistreerd partnerschap op dit moment is geregeld in Nederland. Daar ga ik eerst naar kijken. 2.2 Partneralimentatie na het huwelijk of geregistreerd partnerschap In Nederland is de rechtsgrond voor de alimentatieverplichting te vinden in de artikelen 1:81 en 1:84 BW. In art. 1:81 BW is de zorgplicht van echtgenoten naar elkaar geregeld, in art 1:84 BW staat dat echtgenoten de kosten van o.a. de huisvestiging, de verzorging en opvoeding van de kinderen gezamenlijk moet dragen. Deze zorgplicht eindigt niet bij een echtscheiding of het einde van een geregistreerd partnerschap. Partneralimentatie kan alleen worden toegekend door de rechter. Dit kan bij het uitspreken van de echtscheiding maar ook nog daarna. De rechter kent alleen alimentatie toe als daarom door een van de partijen verzocht wordt. Als de rechter zo’n verzoek om partneralimentatie krijgt kijkt hij naar twee voorwaarden, de behoeftigheid en de draagkracht. Pas als aan deze twee voorwaarden voldaan is, kent de rechter de partneralimentatie toe.3
2.2.1 Behoeftigheid De rechter kent pas partneralimentatie toe aan de verzoeker als blijkt dat deze behoeftig is. ‘De verzoeker is behoeftig indien hij niet voldoende inkomsten heeft (hetzij uit arbeid hetzij uit vermogen) en zich deze in redelijkheid niet kan verwerven.’4
3 4
Vlaardingerbroek 2008, p. 164-165. Vlaardingerbroek 2008, p. 164.
7
‘De Commissie Alimentatienormen heeft in 1978 een aantal omstandigheden genoemd die in redelijkheid aan het verwerven van inkomsten in de weg zouden kunnen staan: verzorging van de kinderen, leeftijd en gezondheidstoestand, de situatie op de arbeidsmarkt en achterstand in scholing en vakopleiding.’5 De commissie ging er in 1978 nog vanuit dat de verzoeker van partneralimentatie een vrouw was, maar dit is inmiddels achterhaald. Het kan ook zijn dat een man een verzoek doet om partneralimentatie, bijvoorbeeld omdat hij altijd thuis is gebleven om voor de kinderen te zorgen. De behoefte aan partneralimentatie kan verminderen of verdwijnen. Bijvoorbeeld bij samenwonen (art 1:160 BW). Bij inkomensvermindering kan de behoefte toenemen. Daarvoor moet de onderhoudsgerechtigde een gemotiveerd verzoek aan de rechter indienen. De rechter, die een beslissing over de wijziging moet nemen, moet deze beslissing wel motiveren.’6
2.2.2 Draagkracht Voor de hoogte van de alimentatie kijkt de rechter ook naar de draagkracht van de alimentatieplichtige. De rechter houdt met heel veel omstandigheden rekening bij de berekening van de draagkracht, zoals inkomen, vermogen (en dan niet alleen wat de alimentatieplichtige tot beschikking staat, maar ook wat hij zich redelijkerwijze kan verwerven), schulden, wettelijke onderhoudsplicht jegens derden (bijvoorbeeld nieuwe huwelijkspartner, geregistreerde partner, stiefkinderen), alimentatieverplichtingen jegens meer ex-echtgenoten en/of kinderen, de financiële positie van de nieuwe partner en het openvallen van een nalatenschap. Al deze omstandigheden kunnen de draagkracht van de alimentatieplichtige vergroten of verkleinen.7 In de praktijk wordt er door de rechter gewerkt met de zogenaamde Alimentatienormen om de draagkracht te berekenen. Deze alimentatienormen zijn vastgesteld door de werkgroep Alimentatie van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en worden jaarlijks aangepast.8
2.2.3 Duur van de alimentatieverplichting Voor 1 juli 1994 was er geen limitering op de alimentatieduur. De alimentatie kan toen nog levenslang doorgaan. Na het inwerking treden van de wet limitering alimentatie op 1 juli 1994 5
Vlaardingerbroek 2008, p. 165. Vlaardingerbroek 2008, p. 165. 7 Vlaardingerbroek 2008, p. 166. 8 < http://www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/sector-familie-enjeugdrecht/Pages/Werkgroep-Alimentatienormen.aspx>. 6
8
is de termijn van 12 jaren in de wet gekomen. Deze termijn is oorspronkelijk wel bedoeld als een definitieve termijn. Verlenging van deze termijn kan dan ook alleen in uitzonderingsgevallen.9 In beginsel is de duur van de alimentatieverplichting 12 jaren, tenzij er door de rechter een andere termijn is ingesteld, art 1:157 lid 4 BW. Hier is wel één uitzondering op. Indien de duur van het huwelijk niet meer bedraagt dan vijf jaren en uit dit huwelijk geen kinderen zijn geboren, eindigt de verplichting tot levensonderhoud van rechtswege na het verstrijken van een termijn die gelijk is aan de duur van het huwelijk, art 1:157 lid 6. De rechter kan een termijn voor de duur van de alimentatie instellen. Deze termijn mag echter niet langer zijn dan 12 jaren, art 1:157 lid 3 BW. Als hij dit doet mag hij daarbij niet bepalen dat deze termijn niet voor verlenging vatbaar is. De rechter is wel bevoegd de alimentatieverplichting gefaseerd te verminderen gedurende de termijn dat deze nog duurt.10 De termijn van 12 jaren, art 1:157 lid 4 BW is niet helemaal fataal. Indien de beëindiging van de uitkering ten gevolge van het verstrijken van de in art 1:157 lid 4 BW bedoelde termijn van zo ingrijpende aard is dat ongewijzigde handhaving van die termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van degene die tot de uitkering gerechtigd is niet kan worden gevergd, kan de rechter op diens verzoek alsnog een termijn vaststellen, art 1:157 lid 5 BW. Partijen kunnen zelf in een overeenkomst ook een termijn afspreken, art 1:158 BW. Deze termijn kan wel langer zijn dan 12 jaren. Deze overeenkomst kan voor of na de beschikking tot echtscheiding tot stand zijn gekomen. De alimentatieovereenkomst kan wegens wilsgebreken vernietigbaar zijn, art 3:44 Juncto 3:59 BW. Ook kan de alimentatieovereenkomst door de rechter worden gewijzigd of ingetrokken als zij door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen (art. 1:401 lid 1 BW) of als zij is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven (art 1:401 lid 5 BW). 2.2.4 Einde alimentatieverplichting Als eerste eindigt de alimentatieverlichting natuurlijk als de termijn van de alimentatieverplichting is verstreken. Maar de alimentatieverplichting eindigt ook als de exechtgenoot die de alimentatie ontvangt weer opnieuw in het huwelijk treedt of een geregistreerd partnerschap aangaat (art 1:160 BW). Opmerkelijker is dat ook wanneer de exechtgenoot opnieuw gaat samenleven met een ander als waren zij gehuwd of hadden zij hun partnerschap laten registreren de alimentatieverplichting vervalt. Dit is opmerkelijk omdat 9
Mens 2006, p. 16-19. Vlaardingerbroek 2008, p. 168.
10
9
wanneer samenwoners uit elkaar gaan er geen verplichting tot partneralimentatie is. Hieruit kun je afleiden dat er tussen samenwoners wettelijk geen zorgplicht bestaat. Maar ook al is er geen zorgplicht tussen samenwoners, toch vervalt de alimentatieverplichting tussen exechtgenoten als de alimentatiegerechtigde opnieuw gaat samenwonen als waren zij gehuwd of hadden zij een geregistreerd partnerschap. Dit is door de wetgever waarschijnlijk zo geregeld omdat men anders wellicht wacht met een eventueel huwelijk of geregistreerd partnerschap zodat men nog alimentatie van de ex kan ontvangen.11 Het samenwonen als ware zij gehuwd of geregistreerd kan lastig zijn te bewijzen. ‘Het uitgangspunt is dat de samenleving de kenmerken van een huwelijksverhouding moet dragen. Het gaat hierbij om lotsverbondenheid, samenwoning en wederzijdse verzorging, alsmede het vormen van een economische eenheid.’12 De beëindiging van de alimentatieverplichting op grond van artikel 1:160 BW is definitief. Dit wil zeggen dat deze niet meer kan herleven. Ook niet als de alimentatiegerechtigde niet meer samenwoont of het nieuwe huwelijk of geregistreerd partnerschap is stukgelopen. Partijen kunnen in hun alimentatieovereenkomst wel anders afspreken. ‘Was er sprake van alimentatievermindering of nihilstelling op grond van verminderde behoefte door een samenleving die niet kan worden aangemerkt als een relatie als bedoeld in art 1:160 BW (denk aan kostgangers of (tijdelijke) inwoning van een familielid), dan vervalt de aanspraak van de alimentatiegerechtigde niet definitief. Op grond van wijziging van omstandigheden kan deze later proberen herleving of vermeerdering van de onderhoudsuitkering te verkrijgen (art 1:401 BW).’13 Partijen mogen in een alimentatie-overeenkomst afwijken van het bepaalde in art 1:160 BW. Zo kunnen zij bepalen dat de alimentatieplicht niet zal eindigen bij samenleven door de gerechtigde met een ander als ware zij gehuwd. 2.2.5 Kritiek op het huidige stelsel van partneralimentatie na huwelijk of geregistreerd partnerschap Er is de laatste tijd nogal wat kritiek over het huidige stelsel van partneralimentatie, en dan vooral over de alimentatieduur. Er is al een burgerinitiatief ingesteld door Fred Breet, een man die zelf alimentatie betaalt en de huidige regeling niet meer van deze tijd vindt. 14 Ook
11
Groene serie Personen- en familierecht, art 60 aantekening 3. Vlaardingerbroek 2008, p. 173. 13 Vlaardingerbroek 2008, p. 174. 14 Het burgerinitiatief kan ondertekend worden op <www.referendumalimentatie.nl/>. 12
10
PvdA Kamerlid Anja Timmer is het eens met Fred Breet dat de huidige regeling veranderd moet worden. Zij wil dat het onderwerp zeker op de politieke agenda van 2010 komt.15 Ook op de alimentatienormen is kritiek. Fernhout geeft aan dat bij de meeste alimentatiebeschikkingen geen draagkrachtberekening wordt opgenomen. Partijen kunnen dan niet goed zien hoe de rechter tot het alimentatiebedrag is gekomen. Dit geeft niet veel vertrouwen in de rechtspraak. Ook de advocaat kan vaak niet achterhalen hoe de rechter op het alimentatiebedrag is gekomen.16 De Tremanormen voor alimentatie zijn ontstaan zodat er meer gelijkheid zou komen tussen de verschillende arrondissementen. Dit omdat de wet een leemte kende op het gebied van alimentatienormen. Maar Dijksterhuis geeft in haar artikel: ‘drie keer alimentatiewetgeving voorkomen met rechterlijke alternatieven’ aan dat de wetgever wel degelijk geprobeerd heeft om alimentatienormen op te nemen in de wet. Alleen de rechterlijke macht heeft zich er steeds tegen verzet. Zij hebben de Tremanormen steeds aangepast. De eerste Tremanormen waren alleen van toepassing als de alimentatiegerechtigde bijstand ontving, ze gingen uit van de behoefte van de alimentatiegerechtigde. Later zijn de normen ook uitgebreid voor hogere inkomens. Helaas zijn de huidige tremanormen erg complex geworden.17 In het ergste geval moeten er voor de draagkrachtberekening met 140 variabelen rekening worden gehouden.18
2.3 Partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen Op dit moment is er wettelijk nog niks geregeld voor partneralimentatie na ongehuwd of ongeregistreerd samenwonen, terwijl er steeds meer mensen ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen. Wat kunnen deze mensen doen om toch partneralimentatie na hun samenwonen te regelen? Zij kunnen een samenlevingscontract opstellen en in dit contract de partneralimentatie regelen voor als zij uit elkaar gaan. 2.3.1. Het samenlevingscontract Uit gegevens van het CBS blijkt dat steeds meer mensen een samenlevingscontract opstellen.19 Het samenlevingscontract is niet wettelijk geregeld. Het is een contract tussen
15
Van Reenen 2010
. 16 Fernhout 2007. 17 Dijksterhuis 2009, p. 20 t/m 25. 18 Fernhout 2007. 19 de Graaf 2010.
11
twee (of meer) personen.20 De meeste samenlevingscontracten worden bij een notaris opgesteld. Dit hoeft echter niet, men kan het ook zelf opstellen, zonder notaris. Als het samenlevingscontract is opgesteld door een notaris bij notariële akte verbindt de wet daar wel gevolgen aan. Wat kan er zoal in een samenlevingscontract worden opgenomen? Voorbeelden zijn: afspraken over de woning, verdeling van bezittingen, de verdeling van de financiële kosten van de huishouding enz. Ook kan er een regeling voor partneralimentatie in worden opgenomen. Dat de mogelijkheid bestaat om de partneralimentatie op te nemen in het samenlevingscontract betekent niet dat ook iedereen dit doet. Partijen staan er vrij in wat zij in hun samenlevingscontract regelen. De vraag is ook of mensen wel op de hoogte zijn dat zij de partneralimentatie in hun samenlevingscontract kunnen opnemen. Ik heb helaas geen gegevens kunnen vinden van hoeveel mensen de partneralimentatie daadwerkelijk in hun samenlevingscontract opnemen. Wel heb ik met een medewerker van een notariskantoor gesproken. Zij vertelde mij dat zij het nog maar één keer meegemaakt heeft dat partijen de partneralimentatie in hun samenlevingscontract vastlegden. Ook vroeg ik haar of notarissen partijen op de hoogte stelde van de mogelijkheid van het opnemen van een partneralimentatieregeling. Volgens haar is dit niet het geval. In het artikel Exsamenwonenden en het onderhoudsrecht schrijft mevrouw Duijvendijk-Brand dat de notaris de samenwoners hierover wel informeert.21 Of men goed geïnformeerd wordt over de partneralimentatie door notarissen is dus nog maar de vraag. Dit is natuurlijk geen goede zaak. 2.4 Conclusie Hierboven heb ik beschreven hoe de partneralimentatie in Nederland is geregeld na het huwelijk, het geregistreerd partnerschap en het ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen. De conclusie die we uit bovenstaande kunnen trekken is dat de partneralimentatie voor na het huwelijk of geregistreerd partnerschap bij wet duidelijk geregeld is. Al komt er uit de praktijk en de politiek wel wat kritiek op de 12 jaren termijn. Voor partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen is wettelijk nog niets geregeld. Partijen kunnen de partneralimentatie wel opnemen in hun samenlevingscontract, maar de keuze is aan partijen zelf om dit wel of niet te doen. De vraag is of partijen van deze mogelijkheid op de hoogte zijn en zo nee, of zij door de notaris die het samenlevingscontract opstelt van deze mogelijkheid op de hoogte worden gebracht. Volgens het artikel van 20 21
In 2005 werd er voor het eerst een samenlevingscontract opgesteld tussen drie personen. Duijvendijk-Brand 2007, p. 265-272.
12
mevrouw Duijvendijk-Brand geven notarissen wel de voorlichting, volgens de medewerker die ik gesproken heb gebeurt dat op haar kantoor niet. Of partijen goed worden voorgelicht is dus nog maar de vraag. Als partijen niet goed worden voorgelicht is dit natuurlijk erg kwalijk. Als partijen niet op de hoogte zijn van wat zij allemaal kunnen regelen in hun samenlevingscontract dan kunnen zij ook geen goede afweging maken wat erin opgenomen moet worden.
13
Hoofdstuk 3
De literatuur en wetshistorie over de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen.
3.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk heb ik beschreven hoe de partneralimentatie op dit moment geregeld is in Nederland. Zoals we zagen is de partneralimentatie na het huwelijk of geregistreerd partnerschap goed geregeld in de wet. De partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen is nog niet wettelijk geregeld. Wel is er de mogelijkheid om dit te regelen in een samenlevingscontract. Volgens Straver is het met twee maten meten (ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen erkennen wanneer het de overheid van pas komt, niet als dit van nut voor de betrokkenen zou kunnen zijn) te begrijpen vanuit de traditionele samenlevingsvisie.22 Dit heeft Straver in 1974 geschreven, maar het geldt mijns inziens nog steeds. Er zijn anno 2010 voldoende wettelijke regelingen waar het samenwonen wel erkend wordt. Als voorbeeld noem ik de Wet werk en bijstand. In art 3 lid 2 sub a WWB wordt de ongehuwde die samenwoont en met die ander een gezamenlijke huishouding voert gelijkgesteld met iemand die gehuwd is. Dit betekent dat er bij een bijstandsuitkering ook gekeken wordt naar het inkomen van de persoon met wie men samenwoont en een gezamenlijke huishouding voert. Er wordt dus nog steeds met twee maten gemeten, want hier komt het de overheid wel van pas om het ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen te erkennen. In dit hoofdstuk ga ik na wat er in de literatuur geschreven is over de partneralimentatie na ongehuwd samenwonen. Verder ga ik in op de wetshistorie over dit onderwerp, zodat ik een weloverwogen aanbeveling kan doen of partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen wel of niet moet worden opgenomen in de wet en zo ja, hoe het dan moet worden opgenomen. 3.2. De literatuur In deze paragraaf bespreek ik de ideeën van verschillende schrijvers over de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen. Een van de personen die voor het regelen van partneralimentatie na ongehuwd samenwonen is, is mevrouw Schrama. Dit komt naar voren in haar boek vermogensrecht 22
Beuckens-Vries 1974 p. 18.
14
voor ongehuwde samenlevers23 maar ook in haar artikel ‘Ongehuwd samenleven: het stiefkind van het familierecht’24 In dit artikel pleit zij voor een grondige herziening van het huidige familierecht om ook de ongehuwde (ex)samenwoners een sterkere positie te geven. Zij geeft in dit artikel geen oplossingen, maar zegt alleen maar dat er iets moet veranderen aan het huidige stelsel. Het is jammer dat mevrouw Schrama geen oplossing geeft want anders had ik die wellicht kunnen meenemen in mijn scriptie. Ook mevrouw van DuijvendijkBrand heeft een artikel geschreven over partneralimentatie na ongehuwd samenwonen.25 Zij komt in dit artikel tot de conclusie dat veel ongehuwde en ongeregistreerde samenwoners onwetend zijn over het feit dat er wettelijk niets geregeld is op het gebied van partneralimentatie. Zij weet niet precies hoe groot het probleem is, maar dat er onwetendheid is staat vast. In het artikel vraagt mevrouw Van Duijvendijk-Brand zich af of wettelijk ingrijpen de oplossing is en of dit niet op gespannen voet staat met de contractsvrijheid.26 Veel partijen kiezen er expres voor om geen huwelijk of geregistreerd partnerschap aan te gaan zodat er geen juridische gevolgen aan hun relatie worden verbonden. Door de partneralimentatie na het ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen toch vast te leggen in de wet hebben partijen die keuze niet meer. ‘Dat de keuze mogelijk in een aantal gevallen onvoldoende doordacht is, vormt naar de mening van mevrouw van Duijvendijk-Brand onvoldoende reden om de contractsvrijheid overboord te zetten’.27 Hier heeft mevrouw van Duijvendijk-Brand mijns inziens een goed punt. Er zijn genoeg stellen die er expliciet voor kiezen om geen huwelijk of geregistreerd partnerschap aan te gaan. Zij willen geen juridische gevolgen aan hun relatie verbinden. Als de wetgever ook regels gaat opstellen voor samenwoners is die keuze weg. Een oplossing zou kunnen zijn dat samenwoners kunnen kiezen of zij de regelingen voor samenwoners van toepassing willen verklaren op hun relatie of niet. Deze keuze kunnen samenwoners in Zweden ook maken.28 Op de Zweedse regeling kom ik in het volgende hoofdstuk nog uitvoerig terug. Iemand die wel een voorstander is van de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen is Dorn. Hij maakt het onderscheid tussen incidenteel en permanent samenwonen. Het incidenteel samenwonen wordt volgens Dorn veelal vooraf gegaan aan het permanent samenwonen. Pas als het permanent samenwonen wordt verbroken is er recht op partneralimentatie. Het permanent samenwonen moet dan aan dezelfde eisen voldoen als de eisen die de Hoge Raad stelt voor beëindiging van de
23
Schrama 2000, p. 181. Ars aequi 2006-10, p. 724-726. 25 Duijvendijk-Brand 2007, p. 265-272. 26 Duijvendijk-Brand 2007, p. 265-272. 27 Duijvendijk-Brand 2007, p. 265-272. 28 Brattström, 2009, p. 348. 24
15
alimentatieplicht bij samenwonen van een ex-gehuwde of ex-geregistereerd partner met een ander, dus een volledige tot lotsverbondenheid leidende levensgemeenschap, welke het kenmerk is van een normaal huwelijk. Voor een regeling van partneralimentatie na ongehuwd samenwonen is het van belang om te weten wanneer het samenwonen aanving. Dit is moeilijker te bewijzen dan bij een huwelijk. Dorn maakt ook nog het onderscheid tussen incidenteel en permanent samenwonen. Het lijkt mij lastig om aan te tonen wanneer het incidenteel samenwonen overgaat in permanent samenwonen en dus hoe lang de eventuele partneralimentatie moet duren. Als eenmaal vast komt te staan hoe lang het samenwonen geduurd heeft moet de regeling er volgens Dorn als volgt uitzien. De duur van het recht op partneralimentatie zou gelijk moeten zijn aan de periode dat de samenwoning heeft bestaan. Maar wel met een maximum. Dus analoog aan artikel 1:157 lid 3 en 4 en 6. Bij de aanwezigheid van een kind zou de termijn op het maximum moeten worden gesteld. Dorn vindt het verder van belang dat bepaald moet worden wat het niveau van de alimentatie moet zijn. Is een alimentatie die voldoende is om van te leven genoeg, of moet er worden gekeken naar het leefniveau ten tijde van de samenwoning en de alimentatie daarop aanpassen? De alimentatie zou in ieder geval op bijstandsniveau moeten zijn. Dit om (zo mogelijk) sociale diensten te ontlasten. “Dorn geeft ook aan dat het niet onredelijk zou zijn de alimentatie ten minste vast te stellen op het inkomen voor het begin van de samenleving. Dit zou moeten wanneer de samenleving heeft gedwongen het verwerven van dat inkomen prijs te geven en geen mogelijkheid bestaat die inkomensbron weer aan te boren, al geeft hij wel aan dat er bewijscomplicaties kunnen zijn.”29 Hiermee bedoelt Dorn dat wanneer de ene partner de carrière heeft opgegeven om voor het huishouden of de kinderen te zorgen de alimentatie vastgesteld zou moeten worden op het inkomen dat de partner verdiende voordat hij of zij stopte met werken. De partneralimentatienormen voor ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen die Dorn voorstelt zijn lager dan die na huwelijk of geregistreerd partnerschap. Bij de partneralimentatienormen na huwelijk of geregistreerd partnerschap wordt er namelijk gekeken naar de verdienste tijdens het huwelijk, Dorn kijkt naar voor het samenwonen of het bijstandsniveau. Het vraagstuk over de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen speelt al langere tijd. In 1983 schreef Minkenhof al over dit onderwerp.30 In eerste instantie vindt zij niet dat er recht op partneralimentatie moet zijn. ‘Er wordt toch al veel te veel beschermd’.31 Al zou het volgens haar bij uitzondering wel anders kunnen. Hiervoor heeft zij drie minimumeisen.
29
Forder & Verbeke 2005, p. 282-283. Henriquez & Breemhaar e.a. 1983 p 121. 31 Henriquez & Breemhaar e.a. 1983 p 121. 30
16
1. langdurige samenleving op de basis van huishoudelijke partij (ongehuwd samenwonen). Voor het langdurig samenleven is volgens Minkenhof een termijn van minimaal tien jaren vereist. En dan ligt het er nog aan hoe oud de persoon is als men uit elkaar gaat. Iemand van dertig kan namelijk nog wel aan de slag om geld te verdienen maar voor iemand die vijfenveertig is, is dit lastiger; 2. behoeftigheid; 3. causaal verband tussen de behoeftigheid en de positie van huishoudelijke partij (ongehuwd samenwonen). Minkenhof geeft aan dat het primair een zaak van eigen risico is. Men kan er vanuit gaan dat als men gaat samenwonen dit niet levenslang hoeft te duren. Toch geeft zij aan dat zij het niet volstrekt onredelijk zou vinden om bij langdurig samenleven een wettelijke verplichting te creëren voor de andere partij om enige bijdrage te leveren tot het onderhoud van de expartner, wanneer deze dat na beëindiging van de relatie nodig heeft, mits de ander het kan betalen. De rechter kan dan bepalen of de omstandigheden aanleiding zijn om alimentatie toe te kennen. De criteria waarna de rechter kan kijken zijn de duur van de samenwoning, de behoeftigheid en het causaal verband.32 Hierbij wil ik wel opmerken dat toen Minkenhof in 1983 dit schreef alleen het huwelijk tussen man en vrouw mogelijk was. Het geregistreerd partnerschap en het huwelijk tussen hetzelfde geslacht was nog niet ingevoerd. Wellicht dat Minkenhof het bovenstaande voorstel anno 2010 niet meer zou aanbevelen. Toch is het nuttig om naar haar voorstel te kijken. Vooral de drie minimumeisen die zij voorstelt zouden nu nog gebruikt kunnen worden. In 1982 schreef Van der Burght33 over de onderhoudsplicht en alimentatieplicht tussen samenwoners. Volgens hem kan men in tal van gevallen wel aannemen dat er een onderhoudsplicht is tussen samenwonende, ook al is dit niet wettelijk geregeld. Bijvoorbeeld als een van de partners zijn carrière stopzet om voor de kinderen te gaan zorgen. Partijen spreken dan onderling af dat de ene partner de andere ‘onderhoudt’. Van der Burght vindt dat indien een van de partijen door te gaan samenwonen voor zijn of haar onderhoud afhankelijk wordt van de andere partner, op die partner een zekere onderhoudsplicht komt te liggen. Tenzij partijen ander zijn overeengekomen. Hij vindt ook dat men uit bovenstaande kan concluderen dat partijen over de onderhoudsplicht een stilzwijgende afspraak hebben gemaakt. Volgens Van der Burght is het niet ondenkbaar dat de onderhoudsverplichting ook na het beëindigen van het samenwonen voor een bepaalde tijd zal voortbestaan. Bijvoorbeeld als een van de partners de carrière in de ijskast zet en voor de kinderen is gaan zorgen, deze partner heeft daardoor een carrièreachterstand opgelopen. 32
Henriquez & Breemhaar e.a. 1983 p. 123-124. Hidma e.a. 1982 p. 49-51.
33
17
Van der Burght wijst er wel op dat hij niet stelt: samenleven leidt tot alimentatieaanspraken. Hij betoogt dat men vaak kan vaststellen dat partijen een samenleving aanvangen in de verwachting c.q. in de veronderstelling, dat men elkaar of de een de ander zal onderhouden tijdens de relatie. “Leidt vervolgens deze verhouding daartoe, dat de onderhouden partner zodanig afhankelijk van de debiteur is geworden, dat eerstgenoemde na beëindiging niet zelfstandig in zijn onderhoud kan voorzien, dan kan op de partner-debiteur de verplichting rusten op enigerlei wijze zijn ex-partner bij te staan.”34 Van der Burght pleit er dus voor dat als uit de relatie een onderhoudsplicht is ontstaan, deze niet zomaar stopt als partijen uit elkaar gaan. Deze onderhoudsplicht kan nog doorlopen in de vorm van partneralimentatie. Hoe lang de onderhoudsplicht nog doorloopt laat hij in het midden. Ook Forder is een voorstander van partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen. Zij geeft in haar boek: “het informele huwelijk: de verbondenheid tussen mens, goed en schuld” aan dat “het Nederlands Burgerlijk Wetboek zou moeten voorzien in de bevoegdheid van de rechter om, ten laste van de ex-partner, alimentatie aan een ex samenwoner toe te kennen, indien er sprake is van economische afhankelijkheid die het gevolg is van de wijze waarop de partners aan hun relatie invulling hebben gegeven.”35 Verdere bespreking van haar boek: “het informele huwelijk: de verbondenheid tussen mens, goed en schuld” komt in het volgende hoofdstuk aan bod. Dit omdat er veel rechtsvergelijking bij komt kijken. 3.3. Wetshistorie In dit hoofdstuk was ik van plan om ook de wetshistorie van de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen te bespreken. Maar helaas heb ik hier eigenlijk niks over kunnen vinden. Ik heb naar Kamerstukken gezocht over het onderwerp maar heb niks kunnen vinden. Ik vind het best opmerkelijk dat er in al die jaren nog niet over dit onderwerp gesproken is in de Tweede Kamer, terwijl er in de literatuur door verschillende schrijvers al wel aandacht aan is besteed. Wel is er op 11 september 2008 een motie ingediend door Tweede Kamerlid de Wit van de SP. In deze motie geeft hij aan dat er niks geregeld is voor partners die een duurzame relatie hebben, ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen en geen samenlevingscontract hebben. Hij vindt dat voor deze groep een regeling moet komen omdat het nu soms tot onrechtvaardige situaties leidt. Hij geeft aan dat er in Hongarije en Zweden al regelingen zijn 34 35
Hidma e.a. 1982 p. 50. Forder 2000, p. 20.
18
voor als ongehuwde stellen uit elkaar gaan.36 In de motie geeft de Wit aan dat het vooral gaat om het vermogen dat men samen heeft opgebouwd en dat niet per se verdeeld hoeft te worden als men uit elkaar gaat. Als de vrouw jarenlang thuis is gebleven en de man carrière heeft kunnen maken kan dit tot een onrechtvaardige situatie leiden. De Wit noemt de partneralimentatie niet in zijn motie, hij geeft alleen maar aan dat er onderzocht moet worden wat de mogelijkheden voor een regeling zijn. Naar mijn mening zou de partneralimentatie wellicht een oplossing kunnen zijn voor de situatie die hierboven geschetst is. Of partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen daadwerkelijk moet worden ingevoerd in Nederland kan ik nu nog niet zeggen. Bij mijn aanbevelingen kom ik hierop terug. 3.4 De rechtspraak Ook de jurisprudentie heeft zich uitgesproken over de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenleven. Zo is bepaald dat ongehuwd samenwonenden in principe niet onderhoudspichtig jegens elkaar zijn, niet tijdens de relatie en ook niet na de beëindiging hiervan.37 Kijkend naar de wet is dit een logische uitspraak aangezien nergens in de wet geregeld is dat samenwonenden onderhoudsplichtig naar elkaar zijn. Maar als je naar de opmerkingen van Van der Burght kijkt is er ook wel wat voor te zeggen dat er wel een onderhoudsplicht bestaat tussen samenwoners. Het kan worden gezien als een soort ‘stilzwijgende’ afspraak tussen partijen. Recent heeft de Hoge Raad zich nogmaals uitgesproken over de partneralimentatie en het samenleven met een ander als waren zij gehuwd.38 In deze zaak ging het over een vrouw die partneralimentatie ontving maar terwijl ook samenwoonde met een andere man. Volgens art 1:160 BW eindigt de alimentatieplicht als men gaat samenwonen met een ander als waren zij gehuwd. De vrouw voerde aan dat er tussen haar en haar vriend geen financiële verwevenheid bestond maar aangezien zij dit niet kon bewijzen heeft de Hoge Raad in dit arrest nogmaals bevestigd dat als men samenwoont als waren zij gehuwd, de alimentatieplicht voor de ex-echtgenoot komt te vervallen. Een vereiste voor een samenwoning als waren zij gehuwd is dus financiële verwevenheid.
36
Kamerstukken II 2007-2008, 28 867, nr. 21. HR 22 februari 1985, NJ 1986, 82, HR 9 januari 1987, NJ 1987, 927 en Rb Groningen 9 januari 1979, NJ 1979, 351. 38 HR 18 juni 2010, LJN: BM1075. 37
19
3.5 Conclusie In het voorgaande zijn er verschillende meningen over de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen aan bod gekomen. Er is in de loop van de jaren al redelijk veel over dit onderwerp geschreven. Daarom is het naar mijn mening opmerkelijk dat er in de politiek nog geen aandacht aan besteed is. In ieder geval niet uitgebreid want ik heb er niks over kunnen vinden, niet in Kamerstukken en ook niet in de literatuur. In de literatuur is het onderwerp, partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen wel uitgebreid besproken. Over de vraag of er een wettelijke regeling moet komen zijn de meningen verdeeld. Maar als er een wettelijke regeling zou komen, zou dit niet zomaar ingevoerd kunnen worden. Als eerste is er de contractsvrijheid. Veel partners kiezen er voor om niet te trouwen en geen geregistreerd partnerschap aan te gaan. Zij maken bewust de keuze om geen juridische gevolgen aan hun relatie te verbinden. Het is maar de vraag of dit een verstandige keuze is en of de partners op de hoogte zijn van alle feiten. Er zijn natuurlijk ook genoeg partners die niet nadenken over de juridische gevolgen en gewoon onwetend zijn. De overheid zou deze stellen kunnen beschermen door regels voor ongehuwd en ongeregistreerde stellen op te stellen, zoals de partneralimentatie. Als er al besloten wordt om een regeling voor partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen in te voeren, dan is het nog de vraag hoe deze regeling moet gaan luiden. Het lijkt mij logisch dat men een aanzienlijke tijd moet hebben samengewoond voor er recht op partneralimentatie bestaat. Of er een wettelijke regeling moet komen en hoe deze dan moet luiden, daar ga ik in mijn laatste hoofdstuk bij de aanbevelingen dieper op in. In het volgende hoofdstuk bekijk ik de wettelijke regelingen voor de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen van een aantal landen die deze al wel hebben.
20
Hoofdstuk 4
Het recht op partneralimentatie na ongehuwd samenwonen. Een kijkje over de grens.
4.1 Inleiding Zoals we hebben gezien is er in Nederland nog niets geregeld op het gebied van partneralimentatie na ongehuwd of ongeregistreerd samenwonen. In verschillende andere landen zijn hier al wel regelingen voor getroffen of is er over gesproken. In dit hoofdstuk bekijk ik deze regelingen. De landen die ik ga bekijken zijn Canada, Australië, Zweden, en de Nederlandse Antillen en Aruba. Ik heb voor deze landen gekozen, omdat ik tijdens mijn literatuuronderzoek geconcludeerd heb dat deze landen al regelingen hebben voor exsamenwoners. Wellicht dat deze landen als inspiratiebron kunnen dienen voor Nederland als Nederland zelf ooit een regeling voor partneralimentatie na ongehuwd samenwonen wil invoeren. 4.2 Canada Canada is opgedeeld in verschillende provincies en territoria. De provincies in Canada hebben eigen regeringen en parlementen en dus ook eigen wettelijke regelingen. In de meeste Canadese provincies gelden wettelijke regelingen voor de partneralimentatie na het ongehuwd samenwonen. Deze regels gelden zowel voor paren van gelijk geslacht als voor heteroseksuele paren. Dit heeft de Supreme Court van Canada bepaald in M v H. Met deze uitspraak ging de Supreme Court in tegen een eerdere uitspraak van de Ontario Court in dezelfde zaak.39 Deze uitspraak van de Supreme Court werkt door in alle provincies en territoria van Canada. Quebec, een van de grootste provincies van Canada, heeft geen regeling voor partneralimentatie na ongehuwd samenwonen. Dit is opmerkelijk omdat deze provincie procentueel gezien de meeste samenwoners heeft. In Quebec hebben partners die ongehuwd samenwonen dus geen recht op alimentatie als ze uit elkaar gaan. Hieronder beschrijf ik de regelingen uit andere Canadese provincies die wel een regeling voor partneralimentatie voor ex-samenwoners hebben.
39
M v H. [1999] 2 SCR 3, [1999] SCJ 23.
21
4.2.1 Manitoba.
In Manitoba bestaat een alimentatieverplichting als een man en vrouw die niet met elkaar gehuwd zijn, ononderbroken gedurende een periode van minstens vijf jaren hebben samengewoond in een relatie waarin de verzoeker voor het levensonderhoud in belangrijke mate van de ander afhankelijk is geweest. Het alimentatieverzoek moet worden ingediend terwijl de man en de vrouw nog samenwonen of binnen een jaar na beëindiging van de samenwoning.40 4.2.2 Nova Scotia
Ook Nova Scotia kent een alimentatieverplichting na ongehuwd samenwonen. Deze provincie kent een alimentatieverplichting indien ‘ een man en een vrouw, niet met elkaar gehuwd zijnde, gedurende een jaar als man en vrouw samenwonen’.41 De regeling in Nova Scotia is naar mijn mening erg simpel. Er wordt niet gekeken of er gezamenlijke kinderen zijn en partijen hoeven maar een jaar te hebben samengewoond, wat ik erg kort vind. Na een jaar te hebben samengewoond is men financieel nog niet zo afhankelijk van elkaar lijkt mij. Om dan al een alimentatieverplichting aan een van de partijen op te leggen is naar mijn mening veels te snel. 4.2.3 Ontario
In Ontario is dezelfde onderhoudsverplichting die voor echtgenoten geldt ook van toepassing op samenwoners.42 Wel zijn er voorwaarden voor het samenwonen. Zo moeten de samenwoners: -
gedurende een ononderbroken periode van niet minder dan drie jaar samenwonen, of
-
in een relatie van enige bestendigheid samenwonen, indien zij de biologische of adoptieve ouders zijn van een kind.43
Hoe moet het begrip samenwonen worden geïnterpreteerd? In section 1(1) van de Ontario Family Law Act wordt het gedefinieerd als: samenwonen in een met het huwelijk op één lijn te stellen relatie. Op die twee punten, ‘samenwoning’ en ‘met het huwelijk op een lijn te stellen relatie’, zijn rechters in Ontario verschillende richtingen opgegaan.44 40
Family Maintenance Act R.S.M. 1987, c. F20, s. 4(1). Family Maintenance Act, s.2(1). Online. 42 Section 29 Ontario Family Law Act. 43 Section 14b Ontario Family Law Act. 44 Forder 2000, p. 16. 41
22
Sommige rechters kijken specifiek naar de economische verhoudingen tussen de partijen. In Stoikiewicz v Filas45 kan er volgens de rechter geen sprake zijn van samenwoning in de zin van section 29. In dit arrest woonden de partners wel samen in een appartement, maar hadden zij geen gemeenschappelijke slaapkamer. De vrouw verzorgde het huishouden, kookte en betaalde huur aan de man, die de eigenaar van het appartement was. Ook kocht de vrouw haar eigen boodschappen. Het kwam er dus op neer dat beide partners economisch zelfstandig waren en er volgens de rechter hierdoor geen sprake was van samenwoning als bedoeld in section 29. Veel andere rechters vonden deze zuiver economische benadering te beperkt. Bijvoorbeeld in Armstrong v Thompson. In deze casus is de economische afhankelijkheidstheorie van Stoikiewicz v Filas niet van toepassing volgens de rechter. De vrouw werkt in deze casus buitenshuis, heeft een eigen bankrekening en geeft haar eigen geld uit. Toch zijn dit volgens de rechter geen redenen om ervan uit te gaan dat zij niet net als een getrouwd koppel samenleven. Het enige verschil is dat zij niet daadwerkelijk getrouwd zijn.46 Er werd in dit geval dus partneralimentatie toegewezen. De rechters die niet alleen naar de economische verhoudingen kijken vinden dat onderzocht moet worden of de relatie in functioneel opzicht vergelijkbaar is met een huwelijk.47 Sommige rechters gebruiken hiervoor een checklist met allerlei mogelijke functies van het huwelijk, zoals te zien is in de zaken Molodowich v Pentinnen en Routley v Dimitrieff. Op deze checklist staan onder andere functies op het gebied van het onderdak, de seksuele en persoonlijke relatie, het verrichten van diensten, het sociale leven van de partners, de relatie tot de samenleving, het levensonderhoud, de eigendomssituatie en de kinderen.48 In Harris v Godkewitsch is bewezen dat er niet in alle situaties strikt onderscheid gemaakt kan worden tussen de economische verhoudingen tussen partijen en de andere functies van het samenwonen en dat de factoren ook kunnen samenvloeien.49 De rechter vond in deze casus dat er sprake was van samenwonen in de zin van section 29, omdat de vrouw economisch afhankelijk was van de man en deze afhankelijkheid bevorderd werd door de aard van de verhouding, die zich kenmerkte door liefde en gezelschap.50 Als eenmaal vastgesteld is door de rechter dat partijen samenwonen in de zin van section 29 van de Family Law Act wordt er niet meer zo zwaar gekeken naar de andere eisen van de bepaling. Bijvoorbeeld de eis van drie jaar samenwonen. In Feehan and Attwells is de vrouw een tijdje bij vrienden gaan wonen. Er was onenigheid over de duur van dit vertrek. Volgens 45
Stoikiewicz v Filas. (1978) 7 R.F.L. (sd) 366 (Ont. U.F. Ct). Armstrong v Thompson (1979) 23 O.R. (2d) 421 (S.Ct.). 47 Feehan and Attwells (1979) 23 O.R. (2d) 421 (S.C.T.). 48 Molodowich v Pentinnen (1980) 17 R.F.L. (2d) (Ont. Distr. Ct), Routley v Dimitrieff (1982) 36 O.R. (2d) 302 (Master). 49 Harris v Godkewitsch (1983) 41 O.R. (2d) 779 (Prov. Ct. Fam. Div). 50 Forder 2000, p. 16. 46
23
de vrouw was het ongeveer één week, de man zei dat het drie weken was. Volgens de rechter maakte de duur niet uit, want het gaat erom of partijen het apart wonen als definitief zagen of als iets tijdelijks. De voorwaarde is dus dat beide partners niet de intentie hadden om de relatie te beëindigen.51 Om achteraf te beoordelen of partijen de intentie hadden om de relatie te beëindigen is lastig. In Feehan and Attwells heeft de rechter partijen gehoord en daaruit zijn conclusie getrokken. Ik denk dat dit de beste manier is om achter de intentie van partijen te komen, een onafhankelijke derde in te schakelen om de intentie te beoordelen. Als de partijen samenwonen en een gezamenlijk kind hebben wordt al snel aangenomen dat er sprake is van een relatie met enige bestendigheid. Partijen hoeven dan ook niet aan de eis van drie jaar samenwonen te voldoen. Een uitzonderlijk voorbeeld hiervan is Labbe v McCullough. In deze casus hebben partijen in totaal slechts zes weken samengewoond. De rechter was echter van mening dat er wel sprake was van een relatie met enige bestendigheid. Dit omdat partijen van januari 1976 t/m augustus 1977 steeds elkaars verblijfplaats wisten (de man was een muzikant die rondreisde), de vrouw voor de man naar Toronto verhuisd was en toen de man z’n hand had gebroken hij naar de vrouw ging en bij haar introk (dat was een deel van de zes weken samenwonen). Maar ook vooral omdat partijen trouwplannen hadden.52 De rechter noemt voorgaande punten in het arrest om te concluderen dat er wel een relatie van enige bestendigheid is. voorgaande meewegend, en de komst van een kind acht de rechter dan ook voldoende om partneralimentatie toe te wijzen. 4.2.4 Conclusie Canada
Zoals u hierboven heeft kunnen lezen kent Canada verschillende regelingen op het gebied van partneralimentatie na samenwonen. Een belangrijke factor voor het toewijzen van partneralimentatie is de duur van de samenwoning. De regelingen uit Canada die ik beschreven heb, hebben allemaal een verschillende eis qua duur en variëren van één jaar tot vijf jaar. Één jaar is naar mijn mening wel een erg korte periode, vijf jaar vind ik beter. Na één jaar is het samenwonen in veel gevallen nog een ‘proef’ voor een eventueel huwelijk. Om dan meteen recht te hebben op partneralimentatie als het fout gaat lijkt mij overdreven. Er is dan naar mijn mening nog geen sprake van een economisch zwakkere partij. Die partij heeft namelijk een jaar daarvoor ook nog voor zijn of haar eigen inkomen moeten zorgen. Hij of zij kan dus gewoon weer instromen op de arbeidsmarkt, tenzij partijen gezamenlijk een kind hebben. In Ontario heeft men ook recht op partneralimentatie als men kinderen heeft,
51 52
Feehan and Attwells (1979) 23 ) O.R. (2d) 421 (S.C.T.). Labbe v McCullough 1979 (1979) 23 O.R. (2d) 536.
24
ongeacht hoe lang men al samenwoont. Ik vind het een goed uitgangspunt om eerder recht te hebben op partneralimentatie als er kinderen in het spel zijn. Vooral bij jonge kinderen is het toch vaak dat een van de ouders de carrière op een laag pitje zet en voor de kinderen gaat zorgen. Als het samenwonen dan wordt verbroken gaan de kinderen vaak bij die ouder wonen die al het meeste voor de kinderen zorgde. Deze ouder blijft dan nog steeds (gedeeltelijk) thuis voor de kinderen zorgen en heeft dus minder inkomsten. In zo’n situatie vind ik partneralimentatie geoorloofd, ongeacht de duur van de samenwoning. 4.3 Australië
Ook in Australië zijn regelingen op het gebied van partneralimentatie na ongehuwd samenwonen te vinden. Australië is opgedeeld in verschillende staten en territoria. De staat New South Wales en het federaal territorium Australian Capital Territory hebben een regeling voor partneralimentatie voor ex-samenwoners met kinderen.53 In New South Wales kan de rechter een onderhoudsvoorziening treffen ten behoeve van de partij die niet in staat is in de eigen levensbehoefte te voorzien, omdat hij of zij de zorg heeft van een uit de relatie met de wederpartij geboren kind of van een ander kind van de wederpartij. De maximale leeftijd die het kind mag hebben is twaalf jaar. Is het een gehandicapt kind, dan is de leeftijdgrens zestien jaar.54 Ook in de Australian Capital Territory is een regeling te vinden over partneralimentatie na ongehuwd samenwonen. Deze regeling houdt het volgende in. Er is een mogelijkheid tot een onderhoudsverplichting wanneer er sprake is van een relatie tussen twee volwassenen die niet getrouwd zijn, waarin men elkaar voorziet in persoonlijke of financiële inzet en steun van huishoudelijke aard ten behoeve van de ander.55
4.4 Zweden
In Zweden heeft men al sinds 1988 een wettelijke regeling voor samenwoners, de Sambolag. Hierin zijn verschillende zaken geregeld in geval samenwoners uit elkaar gaan. Deze regelingen dienen ervoor om de zwakkere partij te beschermen. De regelingen die in de Sambolag zijn opgenomen gaan voornamelijk over de verdeling van de goederen. Een regeling voor partneralimentatie na ongehuwd samenwonen is er niet in opgenomen. Volgens Forder is dit te verklaren doordat er in Zweden, maar in een zeer beperkt aantal
53
Forder 2000 p.18. Proprty Relationships Act 1984, No 147, section 27(1)(a). 55 Domestic Relation Act 1994, section 19. 54
25
gevallen partneralimentatie werd opgelegd. Een andere verklaring is dat er een goede regeling is voor de verdeling van de goederen. Hierdoor zal de ex-echtgenoot niet zo snel behoeftig zijn.56 Een regeling voor partneralimentatie na ongehuwd samenwonen acht men in Zweden dus niet nodig. Als de Zweedse samenwoners de regels van de Sambolag niet van toepassing willen verklaren op hun relatie kunnen partijen samen een overeenkomst opstellen waarin zij verklaren dat de regels van verdeling van de goederen niet op hun relatie van toepassing zijn.57 Ik vind dit wel een goede regeling. Zo beschermt men de personen die niet nadenken over de gevolgen van samenwonen en niet trouwen, maar de personen die bewust niet voor een huwelijk kiezen geeft men ook de keuze om helemaal geen wettelijke regels aan hun relatie te laten verbinden. 4.5 De Nederlandse Antillen en Aruba In de Nederlandse Antillen is bij de vernieuwing van het Burgerlijk Wetboek in 1997 ook gekeken naar de mogelijkheden van partneralimentatie na ongehuwd samenwonen. Hierdoor is art. 408b BW ontstaan. Art 408b BW luidt als volgt: Hebben twee personen langdurig samengeleefd als waren zij gehuwd en is aan deze samenleving anders dan door de dood een einde gekomen, dan kan de rechter, indien dat redelijk is, aan een van hen op diens verzoek ten laste van de ander een uitkering tot levensonderhoud toekennen. Het bepaalde omtrent een uitkering tot levensonderhoud aan een gewezen echtgenoot is van overeenkomstige toepassing.58 Forder59 heeft over deze bepaling geschreven toen deze nog niet was ingevoerd maar al wel ontworpen was. Zij geeft aan dat de bepaling vragen kan oproepen. Als eerste, hoe lang is langdurig samenleven? Dit kan tot veel discussies leiden. ‘Wanneer er sprake is van een langdurige relatie, maar de aard van de relatie en de bedoelingen van partners verzetten zich tegen een onderhoudsverplichting, dan heeft de Antilliaanse rechter de bevoegdheid een onderhoudsverplichting vast te stellen indien dat redelijk is’.60 De vraag is of deze bepaling niet te open is. In de Memorie van toelichting is deze bepaling ruimer uitgelegd. ‘Er staat dat de rechter moet letten op alle omstandigheden van het geval, waarbij te denken valt aan leeftijd, gezondheidstoestand en arbeidsverleden,
56
Forder 2000, p. 20. Brattström 2009, p. 348. 58 Art 408B Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen. 59 Forder 2000, p. 14. 60 Forder 2000, p. 14. 57
26
de tijdens de samenleving aangehouden rolverdeling, de duur van de samenleving, of er kinderen geboren zijn, de leeftijd van de kinderen, eventuele afspraken ter zake enz.’61 4.6 Conclusie Zoals in bovenstaande te lezen is hebben Canada, Australië en de Nederlandse Antillen en Aruba een regeling op het gebied van partneralimentatie na ongehuwd samenwonen. Zweden kent wel regelingen voor de verdeling van de goederen als samenwoners uit elkaar gaan maar heeft geen regeling op het gebied van partneralimentatie. Uit de Zweedse Sambolag kan Nederland dus op het gebied van partneralimentatie geen inspiratie opdoen. Wellicht wel op het gebied van de verdeling van de goederen na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen. Dit opperde de heer de Wit van de SP ook in zijn motie die ik in het vorige hoofdstuk besproken heb. De regels die in de Zweedse Sambolag zijn opgenomen vallen niet onder het onderwerp van mijn onderzoek en daarom laat ik deze verder onbesproken. Waar wel een voorbeeld aan genomen kan worden is het contract dat partijen kunnen opstellen zodat de regels van de Sambolag niet van toepassing zijn op hun relatie. Dit zou bij de partneralimentatie ook kunnen. Op die manier kunnen partijen die geen wettelijke regels aan hun relatie willen verbinden toch die mogelijkheid behouden, en worden partijen die niet over de gevolgen van hun samenwonen nadenken toch beschermd worden. Hierboven heb ik een schets gegeven van de verschillende regelingen voor partneralimentatie na ongehuwd samenwonen in het buitenland. De conclusie die we kunnen trekken is dat de landen verschillende regelingen hebben. Er zijn dus verschillende manieren om de partneralimentatie in te voeren. De een past wellicht beter bij Nederland dan de andere. Of Nederland (deels) een voorbeeld kan nemen aan (een van) deze regelingen komt in het volgende hoofdstuk bij de aanbevelingen aan bod.
61
Memorie van Toelichting burgerlijk wetboek van de Nederlandse Antillen en Aruba, afdeling 4.
27
Hoofdstuk 5 5.1
Conclusie en aanbevelingen
Inleiding
In dit hoofdstuk blik ik terug op de voorgaande hoofdstukken en trek hieruit mijn conclusies. Hierna volgen mijn aanbevelingen of Nederland het recht op partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen moet opnemen in de wet en zo ja, hoe deze regeling dan zou moeten luiden. 5.2
Conclusie
In Nederland is er nog geen regeling voor partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen in de wet opgenomen. Willen partijen dit toch regelen dan kunnen ze dit opnemen in een samenlevingscontract. Of partijen op de hoogte zijn van de mogelijkheid om partneralimentatie op te nemen in hun samenlevingscontract is nog maar de vraag. De notaris die het samenlevingscontract opstelt moet partijen op de hoogte brengen van alle mogelijkheden die het samenlevingscontract biedt, dus ook van de mogelijkheid van het opnemen van de partneralimentatie. Zoals ik in hoofdstuk twee al heb vermeld schrijft mevrouw van Duijvendijk-Brand in haar artikel62 dat notarissen deze informatie wel doorgeven aan hun cliënten. Maar de medewerker van een notariskantoor die ik heb gesproken vertelde mij dat de cliënten op haar kantoor niet standaard worden ingelicht over de mogelijkheid van het opnemen van partneralimentatie in een samenlevingscontract. Hieruit kan ik dus concluderen dat het niet zeker is dat iedereen die een samenlevingscontract opstelt op de hoogte is van de mogelijkheid van het opnemen van een partneralimentatieregeling. In hoofdstuk drie ben ik op zoek gegaan naar de wetshisorie van de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen. Helaas heb ik erg weinig wetshistorie over het onderwerp kunnen vinden. Het enige Kamerstuk dat ik gevonden heb is een motie van de heer de Wit63. Hij vind dat er onvoldoende geregeld is voor ongehuwd en ongeregistreerde stellen en wil hier verandering in zien. Dit omdat nu vaak een van de partijen er financieel flink op achteruitgaat als zij uit elkaar gaan. De Wit 64 noemt de partneralimentatie niet expliciet in zijn motie maar naar mijn mening zou het wel een middel kunnen zijn om ervoor
62
FJR 2007, p 115. Kamerstukken II 2007-2008, 28 867, nr. 21. 64 Kamerstukken II 2007-2008, 28 867, nr 21. 63
28
te zorgen dat een van de partijen na het uit elkaar gaan er financieel niet erg op achteruit gaat. In de literatuur is al wel veel geschreven over de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen. De meningen over het invoeren van de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen lopen uiteen. Mevrouw van Duijvendijk-Brand geeft aan dat zij het wettelijk regelen van de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen in strijd vindt met de contractsvrijheid van partijen. Zij is dus tegen het wettelijk regelen. Mevrouw Schrama65 is voor een grondige herziening van het huidige familierecht en wil ex samenwoners een sterkere positie geven. Zij is voor het wettelijk regelen van de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenleven, maar geeft geen voorstel hoe dit dan geregeld zou moeten worden. Dorn, Minkenhof en Forder zijn ook voor een wettelijke regeling van de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen. Minkenhof66 en Dorn67 geven ook een voorstel hoe dit dan geregeld zou kunnen worden. Deze voorstellen neem ik mee in mijn aanbevelingen. In hoofdstuk 4 heb ik de regelingen over partneralimentatie na ongehuwd samenwonen van Canada, Australie, Zweden en de Nederlandse Antillen beschreven. De regelingen verschillen per land. Bij mijn aanbevelingen kijk ik of Nederland een voorbeeld kan nemen aan één of meer van deze wettelijke regelingen. 5.3 Aanbevelingen
Naar mijn mening is er in Nederland behoefte aan een wettelijke regeling voor partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen. Tegenwoordig zijn er minder huwelijken en geregistreerd partnerschappen, maar kiezen mensen er steeds meer voor om samen te wonen. Een voordeel van het opnemen van zo’n regeling is dat er waarschijnlijk minder aan bijstandsuitkeringen moet worden uitbetaald door de overheid. De partner die anders op de bijstand is aangewezen door het uit elkaar gaan kan met de partneralimentatie wel rondkomen. Een nadeel zou kunnen zijn dat partijen niet zelf meer de keuze kunnen maken 65
Ars aequi 2006-10, p. 724-726. Henriquez & Breemhaar e.a. 1983 67 Forder & Verbeke 2005 66
29
of zij wettelijke consequenties aan hun relatie willen verbinden. Nu kunnen partijen nog kiezen om geen huwelijk of geregistreerd partnerschap aan te gaan en dus geen wettelijke regels van toepassing te laten zijn op hun relatie. Als dit niet meer kan dan is dit wellicht in strijd met de contractsvrijheid, maar Nederland zou een voorbeeld kunnen nemen aan Zweden. In Zweden kunnen partijen een contract opstellen om de regels van de Sambolag niet van toepassing te verklaren op hun relatie. In Nederland zou men ook zo’n regel kunnen instellen. Dan kunnen de partijen die de partneralimentatie niet van toepassing willen hebben op hun relatie dit ook uitsluiten. De mensen die dit wel willen en de mensen die er helemaal niet over nagedacht hebben blijven op die manier toch beschermd. Allereerst wil ik een onderscheid maken tussen partners met kinderen en partners zonder kinderen. Bij partners met kinderen is het vaak zo dat een van de partners thuisblijft om voor de kinderen te zorgen. Dit gaat natuurlijk gepaard met inkomstenverlies van de thuisblijvende partner. Zolang de samenwoning nog voortduurt maakt dit niet uit, de andere partner zorgt voor het inkomen. Maar als men uit elkaar gaat heeft de partner die voor de kinderen zorgt niets. Naar mijn mening moet er dan ook een recht op partneralimentatie zijn als de partners gezamenlijk kinderen hebben, net zoals in de Canadese provincie Ontario en in de Australische staten New South Wales en Australian Capital Territory. Wel moet er natuurlijk gekeken worden naar de behoeftigheid van de partner die de alimentatie ontvangt, net zoals bij partneralimentatie na huwelijk of geregistreerd partnerschap. Over de behoeftigheid van partneralimentatie na huwelijk of geregistreerd partnerschap heb ik in hoofdstuk een geschreven. De rechter gaat ervan uit dat de verzoeker behoeftig is indien hij niet voldoende inkomsten heeft (hetzij uit arbeid hetzij uit vermogen) en zich deze in redelijkheid niet kan verwerven.’68 Of er daadwerkelijk partneralimentatie betaald moet worden hangt natuurlijk ook af van de financiële situatie van degene die de partneralimentatie moet gaan betalen. Ik ben geen voorstander van het idee om de partneralimentatie op bijstandsniveau te zetten. Dit omdat het dan kan zijn dat de alimentatiegerechtigde er in een keer erg op achteruit gaat. Ook de kinderen zijn hier dan de dupe van. De partneralimentatie moet daarom gewoon naar draagkracht worden betaald. Ook hier kan dus weer een voorbeeld genomen worden aan de regeling van de partneralimentatie na huwelijk of geregistreerd partnerschap. Voor het bepalen van de draagkracht kunnen net zoals bij partneralimentatie na huwelijk of geregistreerd partnerschap de alimentatienormen gebruikt worden.69 Nu rest alleen nog de vraag hoe lang de duur van de alimentatie zou moeten zijn. Dit moet naar mijn mening niet gelijk getrokken worden met partneralimentatie na huwelijk of geregistreerd partnerschap. Voor de alimentatieduur na ongehuwd of ongeregistreerd 68 69
Vlaardingerbroek 2008, p. 164. De alimentatienormen zijn te vinden op www.rechtspraak.nl.
30
samenwonen kunnen we een voorbeeld nemen aan de regeling van de Australische provincie New South Wales. Hier stopt de partneralimentatie als het kind de leeftijd van twaalf jaren bereikt, bij een gehandicapt kind is dit 16 jaren. De gedachtegang hierachter is dat de kinderen de leeftijd hebben bereikt dat ze niet meer continu zorg nodig hebben en dat de verzorgende ouder dus best kan gaan werken. Met deze gedachte kan ik me wel vinden. Vooral ook omdat mijn uitgangspunt voor partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen de verzorging van de kinderen is. Ook de leeftijd van twaalf jaar vind ik een goed uitgangspunt. Dit vooral omdat de partneralimentatie dan nooit langer kan duren dan twaalf jaar, wat ook de maximale duur is bij partneralimentatie na huwelijk of geregistreerd partnerschap. Alleen de leeftijdsgrens bij een gehandicapt kind, daar kan ik me niet in vinden. Naar mijn mening moet de grens altijd twaalf jaar zijn. Bij uitzonderingen (zoals bijvoorbeeld een gehandicapt kind) kan de alimentatiegerechtigde een beroep doen op de rechter. Die kan dan bepalen in hoeverre moet worden afgeweken van de leeftijdgrens van twaalf jaar. Bovenstaande ging over de situatie met kinderen. Maar wat als partijen ongehuwd samengewoond hebben en uit elkaar gaan zonder dat er kinderen bij betrokken zijn? Is er dan ook recht op alimentatie. Ik vind dat er in deze gevallen heel terughoudend met het recht op partneralimentatie moet worden omgegaan. Ik denk ook niet dat er veel gevallen zijn waarin men ongehuwd samenwoont en niet beide werkt. Het thuisblijven voor het huishouden past meer bij het traditionele huwelijk van vroeger. Maar het kan natuurlijk zijn dat er gevallen zijn waarin wel een van de partners thuisblijft om voor het huishouden te zorgen terwijl de ander de kost verdiend. Als er echt behoeftigheid bestaat aan partneralimentatie dan kan het naar mijn mening wel worden toegewezen. Maar wel onder bepaalde voorwaarden. Allereerst vind ik dat men een aantal jaar moet hebben samengewoond voor men recht heeft op partneralimentatie. Dit omdat er ook veel stellen zijn die eerst gaan samenwonen als een soort ‘proefhuwelijk’ voordat zij daadwerkelijk gaan trouwen. In Ontario is er, als er geen kinderen zijn, recht op partneralimentatie als men drie jaren heeft samengewoond. Naar mijn mening zou vijf jaren beter zijn zoals in de Canadese provincie Manitoba. Dit omdat bij drie jaren het samenwonen nog een proef voor een eventueel huwelijk kan zijn, bij vijf jaren heb je daar minder kans op. De relatie is waarschijnlijk een serieuze relatie geweest waarbij langdurig is samengewoond en men op elkaar kon bouwen, ook financieel gezien. Om te bepalen of partijen vijf jaar of langer hebben samengewoond moet worden vastgesteld wanneer het samenwonen aanvangt. Mij lijkt het handigst om ervan uit te gaan dat de samenwoning aanvangt wanneer beide partijen in de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres staan ingeschreven. 31
De duur van de alimentatieverplichting na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen moet naar mijn mening erg kort zijn. De alimentatiegerechtigde moet zo snel mogelijk voor haar eigen inkomen gaan zorgen. Het is niet de bedoeling dat hij of zij jaren kan rondkomen van de alimentatie. Ik zie de partneralimentatie dan ook als een opstapje naar een zelfstandig inkomen. Partneralimentatie voor de duur van twee jaar lijkt mij voldoende. De alimentatiegerechtigde kan in die twee jaar zelf een baan zoeken en zo voor een eigen inkomen zorgen. Bij beide gevallen, ex-samenwoners met of zonder kinderen, moet er sprake zijn van behoeftigheid van de partner die de alimentatie ontvangt. Dit raadde Minkenhof in 1983 ook al aan.70 Hoe hoog moet de alimentatie zijn? Moet voor het bepalen van de behoeftigheid gekeken worden naar de levensstandaard van tijdens het leven of is de bijstandgrens voldoende? Vooral in het geval dat er kinderen zijn lijkt mij het niet eerlijk om de alimentatie op bijstandsniveau te zetten. De kinderen worden op die manier ook de dupe. Naar mijn mening moet er voor het berekenen van de behoeftigheid worden aangesloten bij de regels voor de partneralimentatie na huwelijk of geregistreerd partnerschap, deze heb ik in hoofdstuk twee besproken. Mijn aanbeveling is dus om een wettelijke regeling op te nemen voor de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen. Voorwaarde is wel dat partijen minimaal 5 jaren hebben samengewoond, tenzij zij een gezamenlijk kind hebben, en de verzoekende partij moet behoeftig zijn. De alimentatieduur is voor ex-samenwoners met kinderen zolang tot de kinderen de leeftijd van 12 jaar bereikt hebben. Voor ex-samenwoners zonder kinderen is de duur 2 jaar. Voorwaarde bij beide gevallen is wel dat er behoefte moet zijn. De hoogte van de partneralimentatie is afhankelijk van de behoeftigheid van de verzoekende partij en de draagkracht van de partij die de partneralimentatie moet betalen. Ook bij de partneralimentatie na ongehuwd en ongeregistreerd samenwonen geldt, net als bij partneralimentatie na huwelijk of geregistreerd partnerschap, dat het recht op partneralimentatie vervalt als de alimentatiegerechtigde zich huwt, een geregistreerd partnerschap aangaat of gaat samenwonen als ware zij gehuwd.
70
Henriquez & Breemhaar e.a. 1983 p. 123-124.
32
Literatuurlijst Boeken Beuckens-Vries 1974 M. Beuckens-Vries, C.J. Cramwinckel-Weeda, C.J. Straver e.a., Twee mensen en het recht, Zwolle: Tjeenk Willink 1974. Hidma e.a. 1982 T.R Hidma, Gr. Van der Burght, W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Wet en recht buiten echt: tweerelaties met en zonder kinderen, Deventer: Kluwer 1982. Henriquez & Breemhaar e.a. 1983 E.C. Henriquez & W. Breemhaar Samenleven samenwerken : opstellen aangeboden aan Prof. mr. E.C. Henriquez ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag, Deventer: Kluwer 1983. Forder 2000 C. Forder, Het informele huwelijk: de verbondenheid tussen mens goed en schuld, Deventer: Kluwer 2000. Schrama 2000 W.M. Schrama, Vermogensrecht voor ongehuwde samenlevers, Deventer: Kluwer 2000. Forder & Verbeke 2005 C. Forder & A. Verbeke, Gehuwd of niet: maakt het iets uit?, Groningen: Intersentia Uitgevers Antwerpen 2005. Koens 2008 M.J.C. Koens, A.P.M.J. Vonken, personen- en familierecht tekst en commentaar, Deventer: Kluwer 2008. Vlaardingerbroek 2008 P. Vlaardingerbroek, K Blankman e.a., Het hedendaagse personen en familierecht, Deventer: Kluwer 2008.
33
Verschraegen 2009 B. Verschraegen (ed), Family Finances, Wenen: Jan Sramek Verlag 2009. Wortmann 2010 S.F.M. Wortmann e.a., Groene serie Personen- en familierecht, Deventer: Kluwer 2010. Tijdschriftartikelen Mens 2006 B.M. Mens, ‘Limitering van alimentatie van rechtswege : definitief? : Art. 1:157 leden 4 en 5 BW’, EB 2006, p. 16. Schrama 2006 W.M. Schrama, ‘ongehuwd samenleven: het stiefkind van het familierecht’, Ars aequi 2006, p. 724. Fernhout 2007 F. Fernhout, ‘Over de motivering van alimentatiebeslissingen’, Nederlandsch juristenblad 2007, p. 2216. Van Duijvendijk-Brand 2007 J. van Dujivendijk-Brand, ‘Ex-samenwonenden en het onderhoudsrecht’, tijdschrift voor familie- en jeugdrecht 2007, p. 265. Dijksterhuis 2009 B.M. DIjksterhuis, ‘Drie keer alimentatiewetgeving voorkomen met rechterlijke alternatieven’, tijdschrift PFR 2009, p.19. Elektronische bronnen De alimentatienormen
Burgerinitiatief vermindering duur alimentatie <www.referendumalimentatie.nl/> 34
Van Reenen 2010 S. van Reenen, ‘regeling partneralimentatie moet herzien worden’, De Graaf 2010 A. de Graaf, ‘CBS: Steeds meer samenlevingscontracten’, webmagazine 2010, < Kamerstukken Kamerstukken II 2007-2008, 28 867, nr. 21. Jurisprudentie Nederlandse jurisprudentie
HR 22 februari 1985, NJ 1986, 82 HR 9 januari 1987, NJ 1987, 927 HR 18 juni 2010, LJN: BM1075 Rb Groningen 9 januari 1979, NJ 1979, 351 Buitenlandse jurisprudentie
Stoikiewicz v Filas. (1978) 7 R.F.L. (sd) 366 (Ont. U.F. Ct) Armstrong v Thompson (1979) 23 O.R. (2d) 421 (S.Ct.) Feehan and Attwells (1979) 23 O.R. (2d) 421 (S.C.T.) Labbe v McCullough 1979 (1979) 23 O.R. (2d) 536 Molodowich v Pentinnen (1980) 17 R.F.L. (2d) (Ont. Distr. Ct) Routley v Dimitrieff (1982) 36 O.R. (2d) 302 (Master) Harris v Godkewitsch (1983) 41 O.R. (2d) 779 (Prov. Ct. Fam. Div) M v H. [1999] 2 SCR 3, [1999] SCJ 23
35