Collegevoorstel
Openbaar Onderwerp
Vaststellen Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet en IOAW/IOAZ 2015 Programma
BW-nummer
Inkomen & Armoedebestrijding
-
Portefeuillehouder
T. Tankir Samenvatting
Dit voorstel regelt de vaststelling van de ‘Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet en IOAW/IOAZ 2015’. De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 november 2014 een uitspraak gedaan over de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving en het op deze wet gebaseerde Boetebesluit sociale zekerheidswetten. De minister reageert op deze uitspraak en stelt dat aanpassing van de weten regelgeving noodzakelijk is. De uitspraak van de CRvB zal vanaf 24 november 2014 tot het moment van ingaan van de nieuwe wet- en regelgeving gelden. Als gevolg hiervan moeten we de beleidsregels maatwerk bestuurlijke boete in het kader van de Wet werk en bijstand aanpassen. Voor een beter begrip van de wijzigingen hebben we een bijlage ‘Wijzigingen beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet en IOAW/IOAZ 2015’ toegevoegd.
Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr.
MO10, Zohra Homayouni, 3463 Datum ambtelijk voorstel
10 maart 2015 Registratienummer
15.0000548
Ter besluitvorming door het college
1. De ‘Beleidsregels maatwerk bestuurlijke boete Wet werk en bijstand 2013’, gepubliceerd onder nr. GB2013-035, in te trekken op het moment van in werking treden van de beleidsregels in beslispunt 2. 2. De ‘Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet en IOAW/IOAZ 2015’ vast te stellen. Deze beleidsregels in werking te laten treden ingaande de dag na publicatie in het gemeenteblad.
Paraaf akkoord
Datum
Paraaf akkoord
Datum
Steller Zohra Homayouni
Alleen ter besluitvorming door het College Besluit B&W d.d. 17 maart 2015
X Conform advies Aanhouden Anders, nl.
nummer: 3.8
Bestuursagenda
Portefeuillehouder
Collegevoorstel boetebeleid maart 2015
Collegevoorstel
1
Probleemstelling
Met ingang van 1 januari 2013 trad de ‘Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZWwetgeving’ (Fraudewet) in werking. De Fraudewet (her)introduceert de bestuurlijke boete bij schending van de inlichtingenplicht. In geval van schending inlichtingenplicht mogen wij niet meer, zoals voorheen, op basis van een gemeentelijke verordening afstemmen, maar schrijft de wet voor dat wij, naast de terugvordering van het benadelingsbedrag, (in principe) een bestuurlijke boete ter hoogte van 100% van het ten onrechte verstrekte bedrag moeten opleggen. Deze boete moeten wij verreken met de uitkering. Hierbij houden wij rekening met de beslagvrije voet (=90% van de uitkeringsnorm). Op 24 november 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) een uitspraak gedaan in het kader van toepassing van de Fraudewet en het op deze wet gebaseerde Boetebesluit 1 sociale zekerheidswetten (Boetebesluit). De belangrijkste aspecten uit deze uitspraak worden hieronder besproken. Recent heeft ook de Nationale ombudsman een rapport 2 uitgebracht over de Fraudewet. Zowel in de uitspraak als het rapport komt naar voren dat de toepassing van de Fraudewet toch vaak zijn doel voorbij schiet. De boetes zijn onevenredig zwaar en de opgelegde boetes worden ten onrechte niet altijd individueel afgestemd. Naar aanleiding van voornoemde uitspraak van de CRvB en het verschenen rapport van de Nationale ombudsman heeft de minister aangegeven in de zomer van 2016 met nieuwe 3 wetgeving te komen. De aanpassingen betreffen primair het overgangsrecht en het boeteregime. Daarnaast worden de waarschuwingsmogelijkheid en de criteria van verminderde verwijtbaarheid uitgebreid. Totdat de aanpassingen van wet- en regelgeving in werking treden, blijven we gehouden het boeteregime zoals neergelegd door de uitspraak van de CRvB toe te passen. Ons college stelt met dit voorstel de benodigde wijzigingen in de beleidsregel vast. 2
Juridische aspecten
Het vaststellen van beleidsregels is een bevoegdheid van ons college. Het juridisch kader voor dit voorstel wordt hoofdzakelijk ingegeven door de in januari 2013 aangenomen Fraudewet en door de Participatiewet 2015. De daaronder liggende beleidsregels zijn aan het college om vast te stellen. Daarnaast zijn de artikelen 5:40 t/m 5:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. 3
Doelstelling
Dit voorstel heeft ten doel de oude beleidsregels met betrekking tot de bestuurlijke boete in te trekken en de nieuwe beleidsregels in overeenstemming met de uitspraak van de CRvB van 24 november 2014 vast te stellen. 4
Argumenten
De uitspraak van de CRvB van 24 november 2014 raakt de kern van de wet en heeft direct vergaande gevolgen voor de wet en de uitvoering. Middels het vaststellen van de nieuwe beleidsregels brengen we de regels in lijn met de nieuwe juridische werkelijkheid en creëren we meer ruimte voor de uitvoering om situaties van de inwoners individueel te beoordelen.
1
ECLI:NL:CRVB:2014:3754. Rapport Nationale Ombudsman, ‘Geen fraudeur, toch boete’, nr. 2014/159. 3 Kamerstukken II 2014/15, 17 050, nr. 495. 2
Collegevoorstel
Vervolgvel
2
Hierdoor zien wij mogelijkheden om meer gebruik te maken van de mogelijkheid om de boete te matigen. De belangrijkste wijzigingen worden hieronder benoemd. Evenredigheid
Het niet tijdig voldoen aan de inlichtingenplicht blijft een overtreding die met een boete kan worden gesanctioneerd. Hierin verandert de uitspraak niets maar gemeenten moeten de overtredingen van de inlichtingenplicht voortaan wel indringend toetsen aan het evenredigheidsbeginsel van artikel 5:46 lid 2 Awb. Dat betekent dat we de overtredingen van de inlichtingenplicht individueel moeten beoordelen op de mate van verwijtbaarheid, de ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder de schending heeft plaatsgevonden. Het automatisch opleggen van een 100% boete is daarmee niet langer aan de orde. In deze beleidsregels houden we rekening met een variatie in verwijtbaarheid. Er wordt alleen nog een boete van 100% van het gefraudeerde bedrag opgelegd als er met opzet is gefraudeerd. Is er geen sprake van opzet, maar wel van grove schuld bij overtreders, dan is de verwijtbaarheid minder groot en is een boete van 75% van het benadelingsbedrag een passend uitgangspunt. In de overige gevallen bedraagt de boete 50% van het gefraudeerde bedrag. Is de schending van de inlichtingenplicht niet (geheel) verwijtbaar, dan mag geen of slechts een lagere boete worden opgelegd. De boete wordt verlaagd tot 25% als sprake is van verminderde verwijtbaarheid. In het Boetebesluit worden criteria genoemd die in ieder geval aanleiding geven voor verminderde verwijtbaarheid. Naast de vastgelegde criteria voor verminderde verwijtbaarheid, hebben we ook de mogelijkheid om de boete te matigen wanneer de omstandigheden daarom vragen. Hiervoor vindt een individuele beoordeling plaats met toepassing van het maatwerk-principe. Daar waar de criteria voor verminderde verwijtbaarheid toezien op de situatie ten tijde van de overtreding, kijken we bij de bijzondere omstandigheden naar de gevolgen voor de persoonlijke levenssfeer van klant, die een boete gaat krijgen. Het gaat er met name om dat de op te leggen boete geen onevenredige gevolgen mag hebben voor de klant (huisuitzetting, schuldsanering). We mogen in ieder geval geen hogere boetes opleggen dan de boetes die de rechter kan opleggen bij strafrechtelijke vervolging. Waarschuwing
De hoogte van de minimale boete is vastgelegd in het Boetebesluit en bedraagt €150, -. Dat betekent dat zowel in gevallen waarin er geen sprake is van een benadelingsbedrag, als wanneer het benadelingsbedrag lager ligt dan €150, -, toch een boete van €150, - wordt opgelegd. Deze minimale boete is met de uitspraak van de CRvB komen te vervallen, aangezien de boete niet in evenredige verhouding staat tot de overtreding. Wanneer klanten de inlichtingenplicht niet goed naleven, hoeft dit niet altijd te leiden tot een fraudevordering. Het college heeft de bevoegdheid om bij een eerste overtreding van de inlichtingenplicht zonder benadelingsbedrag af te zien van een boete en te volstaan met een schriftelijke waarschuwing. Om de kwalijke (maatschappelijke) gevolgen van boetes zoveel mogelijk te beperken gaat het college gebruik maken van deze bevoegdheid. Het geven van een waarschuwing is bedoeld voor situaties waarin het opleggen van een boete disproportioneel wordt gevonden, bijvoorbeeld wanneer een overtreding van de inlichtingenplicht geen gevolgen heeft voor de hoogte van de uitkering. Het betreft hier onder andere zaken waarbij klanten hun inkomstenformulier of statusformulier te laat inleveren of bij de zogenaamde zelfmelders.
Collegevoorstel
Vervolgvel
3
Voorwaarde voor het geven van een schriftelijke waarschuwing is dat de klant binnen een periode van twee jaar niet eerder een waarschuwing heeft gehad. Herhaalt de klant eenzelfde gedrag binnen een periode van twee jaar, dan legt het college een boete op ter hoogte van 5% van de toepasselijke bijstandsnorm (afhankelijk van de soort uitkering tussen de €40 en €68). Hiermee willen wij bij klanten het besef vergroten dat een tijdige en correcte informatieverstrekking essentieel is. Overgangsregeling
De uitspraak van de CRvB heeft ook consequenties voor het overgangsrecht. Alleen overtredingen van de inlichtingenplicht die zijn begaan op of na 1 januari 2013 kunnen leiden tot een bestuurlijke boete. Ten aanzien van overtredingen die zijn begaan voor 1 januari 2013 blijft het oude recht van toepassing. Deze worden dus gesanctioneerd met een maatregel. 5
Financiën
De financiële consequenties inzake dit voorstel zijn nihil. De aanpassingen inzake boetebedragen zullen vergelijkbaar zijn in andere gemeenten. Dit verlaagt de terugvorderingen i.c. boetes. Omdat dit overal in het land wordt aangepast, zal dit ook de macro uitgaven landelijk licht verhogen (de netto Buig lasten). Omdat het Rijk jaarlijks BUIG budget beschikbaar stelt gebaseerd op de te verwachten netto buig lasten in de gemeenten, zullen deze lagere terugvorderingen dus worden gecompenseerd met lichte verhoging van het te ontvangen Rijksbudget Buig. 6
Participatie en Communicatie
Participatie De voorliggende beleidsregels en voorstel zijn besproken in het Klantgroepenoverleg (KGO) van 26 februari. Het KGO steunt de lijn die in het onderhavige voorstel is neergezet en heeft aangegeven dat het voorliggende voorstel een goede invulling is van de beleidsruimte. Communicatie Gezien de wijzigingen financiële gevolgen hebben voor burgers, vinden wij het van belang dat klanten weten wat hun rechten en plichten zijn. Zo worden klanten middels de klantbrief geïnformeerd over de wijzigingen in de huidige regelgeving en wordt via de gemeentelijke website publiciteit gegeven over de nieuwe regelgeving. Daarnaast zal ook in de persoonlijke gesprekken met burgers bij het begin van hun uitkeringsafhankelijkheid en bij wijziging van hun situatie bijzondere aandacht worden besteed aan duidelijke informatieverschaffing over de consequenties van de nieuwe regelgeving. Over dit besluit wordt op de gebruikelijke manier gecommuniceerd. De ‘Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet en IOAW/IOAZ 2015’ worden na vaststelling in het gemeenteblad gepubliceerd en zullen de dag na publicatie in werking treden. 7
Uitvoering en evaluatie
In de eerste helft van 2015 monitoren we nauwgezet het nieuwe beleid en stellen, indien noodzakelijk, de regels bij.
Collegevoorstel
Vervolgvel
4
8
Risico
Dit collegevoorstel kent in principe geen risico’s. We zullen echter de ontwikkelingen in de gaten houden en indien nodig tijdig ingrijpen.
Bijlage(n):
- Wijzigingen beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet en IOAW/IOAZ 2015 - Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet en IOAW/IOAZ 2015
Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet en IOAW/IOAZ 2015 Burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen;
Achtergrond Artikel 18a van de Participatiewet en artikel 20a van de IOAW/IOAZ en het Boetebesluit sociale zekerheidswetten geven een aantal bepalingen over het opleggen van boetes bij het niet, niet tijdig, of onvolledig nakomen van de inlichtingenplicht ingevolge artikel 17 van de Participatiewet en artikel 13 IOAW/IOAZ. Deze bepalingen zijn dwingendrechtelijk. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 24 november 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3754) een uitspraak gedaan waarbij het zonder meer volgen van deze wettelijke bepalingen onder meer in strijd wordt geacht met het evenredigheidsbeginsel. Naar aanleiding van deze uitspraak en een eerder verschenen rapport met aanbevelingen, van de Nationale ombudsman over de uitvoering van de handhavingswetgeving in de sociale zekerheid heeft de minister in een schrijven van 16 december 2014 (ref nr. 2014-0000185932) aan de Tweede Kamer laten weten dat de regelgeving aangepast zal gaan worden. Het ministerie van SZW heeft de verzamelbrief van 22 december 2014 (ref. nr. 0000187277) aan de gemeenten laten weten dat vooruitlopend op die gewijzigde regelgeving de uitvoering van de handhavingswetgeving in de lijn van de uitspraak van de CRvB zal moeten plaatsvinden. In deze beleidsregel legt het college regels vast over de uitvoering van de handhavingswetgeving die in de lijn van de uitspraak zijn. Evenredigheidsbeginsel De CRvB heeft bepaald dat bij het opleggen van boetes in het kader van het sociaal zekerheidsrecht een indringende toets aan het evenredigheidsbeginsel van de Algemene wet bestuursrecht ( artikel 5:46 tweede lid) zal moeten plaatsvinden. Het college voldoet aan deze eis door in deze beleidsregel regels op te nemen over hoe bij de beoordeling van een op te leggen boete gekeken moet worden, hoe die (hoogte van) op te leggen boete zich verhoudt tot: de aard van de boetewaardige gedraging; het al dan niet met opzet plegen van de boetewaardige gedraging; de persoon van de belanghebbende en de omstandigheden waarin hij verkeert; de mate van verwijtbaarheid van de boetewaardige gedraging. Opzet Opzet is het willens en wetens handelen of nalaten. Onder opzet wordt mede verstaan voorwaardelijk opzet. Onder voorwaardelijk opzet wordt verstaan het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een handelen of nalaten tot gevolg heeft dat de beboetbare gedraging wordt begaan. Bij opzet of voorwaardelijke opzet wordt een boete van 100% van het benadelingsbedrag opgelegd. Grove schuld Grove schuld is een in laakbaarheid, aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid. Daarbij kan gedacht worden aan laakbare slordigheid of ernstige nalatigheid zoals het bijvoorbeeld niet meer reageren op oproepen van het college. Bij grove schuld had belanghebbende redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat zijn gedrag tot gevolg kon hebben dat een te hoog bedrag aan bijstand zou kunnen worden toegekend. Bij grove schuld wordt een boete van 75% van het benadelingsbedrag opgelegd. Verwijtbaarheid Op grond van artikel 18a lid 7 van de Participatiewet en artikel 20a lid 7 van de IOAW/IOAZ is het college bevoegd, de bestuurlijke boete te verlagen als er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, of af te zien van de oplegging van een boete als daarvoor dringende redenen bestaan. Artikel 2a van het Boetebesluit sociale zekerheidswetten geeft een aantal criteria van verminderde verwijtbaarheid welke criteria het college in deze beleidsregel heeft opgenomen.
1
Het bepalen van de mate van verwijtbaarheid De mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden verweten wordt beoordeeld naar de situatie op het moment waarop de belanghebbende zijn verplichting had moeten nakomen. Hierbij hanteert het college de volgende regels. Geen sprake van opzet of grove schuld Voor het bepalen van de hoogte van de boete hanteert het college onderstaande uitgangspunten om te bepalen of er sprake is van volledige verwijtbaarheid: het college deelt bij de toekenning van een uitkering aan de belanghebbende mee welke feiten en omstandigheden van belang voor het vaststellen van het recht op en de hoogte van de bijstand hij spontaan of desgevraagd aan het college moet melden. Het college gaat er dan ook, tenzij bijzondere omstandigheden op het tegendeel wijzen, steeds van uit dat het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat deze feiten en omstandigheden van invloed kunnen zijn op de uitkering; van een belanghebbende kan een redelijke inspanning worden gevergd om op de hoogte te raken van feiten en omstandigheden bij anderen die van invloed kunnen zijn op zijn uitkering (bijvoorbeeld omstandigheden van een inwonend kind). Het enkele feit dat die ander de belanghebbende niet spontaan van een relevante omstandigheid op de hoogte heeft gesteld, impliceert niet dat het niet melden daarvan niet of slechts in verminderde mate aan de belanghebbende kan worden verweten. Het boetebedrag wordt bij het ontbreken van opzet of grove schuld gesteld op 50% van het benadelingsbedrag. Verminderde verwijtbaarheid Het college acht in ieder geval in de volgende gevallen verminderde verwijtbaarheid aanwezig: de belanghebbende verkeerde op het moment dat hij aan zijn verplichting moest voldoen in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren, en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan zijn verplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de informatie niet tijdig of volledig aan het college is verstrekt. Te denken valt aan een onvoorziene korte periode van een crisissituatie in een gezin zoals een echtscheiding of plotselinge opname in een ziekenhuis van één van de gezinsleden; er is sprake van een samenstel van omstandigheden die elk op zich niet, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot het oordeel dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Het boetebedrag wordt, bij verminderde verwijtbaarheid, gesteld op 25% van het benadelingsbedrag Dit geldt zowel voor het boetebedrag van de eerste boete als voor het bedrag van een eventuele recidiveboete Geen verwijtbaarheid Het college acht in ieder geval in de volgende situaties geen verwijtbaarheid aanwezig: als een belanghebbende onjuiste of onvolledige informatie verstrekt of een wijziging van omstandigheden niet onverwijld meldt, maar uit eigen beweging alsnog de juiste informatie verstrekt voordat het college de overtreding constateert is er geen sprake van verwijtbaarheid. Meldt de belanghebbende de wijziging van omstandigheden in het kader van een controle van het college, dan is géén sprake van het ontbreken van verwijtbaarheid; als er bij een belanghebbende sprake is van een zodanige psychische stoornis dat hij niet(op tijd) aan de inlichtingenplicht kan voldoen, of hij door zijn geestelijke vermogens feitelijk handelingsonbekwaam is en er (nog) geen sprake is van een adequate begeleidingen/of hulpverlening; als er zich bij een belanghebbende een onvoorziene omstandigheid heeft voorgedaan waardoor hij niet in staat was om te voldoen aan de inlichtingenplicht, zoals bijvoorbeeld bij een alleenstaande belanghebbende door een plotselinge ziekenhuisopname, of in een gezinssituatie als er gedurende een korte periode sprake is van huiselijk geweld. Bij het ontbreken van verwijtbaarheid wordt geen boete opgelegd.
2
Geen sprake van verminderde of ontbreken van verwijtbaarheid Er is in ieder geval geen sprake van verminderde of ontbreken van verwijtbaarheid in de volgende gevallen: een belanghebbende begrijpt de inhoud van de correspondentie van het college niet, bijvoorbeeld omdat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Van de belanghebbende mag worden verwacht dat hij zich laat informeren over de betekenis hiervan; een belanghebbende is langere tijd niet in staat zijn belangen te behartigen. Van de belanghebbende mag worden gevergd dat hij ervoor zorgt dat een ander zijn zaken regelt. Laat hij dit na, dan is er geen sprake van verminderde verwijtbaarheid. Dringende redenen Het college ziet af van het opleggen van een boete bij dringende redenen. Van een dringende reden kan sprake zijn, als het opleggen van een boete, in het individuele geval, vanwege zeer uitzonderlijke, bijzondere omstandigheden onaanvaardbare consequenties zou hebben. Waarschuwing Op grond van artikel 18a lid 4 van de Participatiewet en artikel 20a lid 4 van de IOAW/IOAZ is het college bevoegd, af te zien van het opleggen van een bestuurlijke boete en te volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing in gevallen zoals vastgelegd in artikel 18a lid 3 van de Participatiewet en artikel 20 a lid 3 van de IOAW/IOAZ (nulfraude). Van deze bevoegdheid maakt het college gebruik door bij de eerste keer nulfraude belanghebbenden een waarschuwing te geven. Onder nulfraude wordt ook verstaan de belanghebbenden die niet voldoen aan de, in het kader van een toegekende uitkering ingevolge het Bijstandsbesluit zelfstandigen (Bbz) opgelegde verplichting, om binnen 6 maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening en de kopie van de aangifte inkomstenbelasting in te sturen. Recidive Artikel 18 a lid 5 van de Participatiewet en artikel 20a lid 5 van de IOAW/IOAZ bepalen dat bij recidive een boete van ten hoogste 150% van het benadelingsbedrag wordt opgelegd. In het geval er sprake is van recidive, moet het volledige toetsingskader, zoals in deze beleidsregel vastgelegd, worden gehanteerd. Overgangsrecht invoering Fraudewet Voor het berekenen van op te leggen boetes voor boetewaardige gedragingen die zich hebben voorgedaan voor 1 januari 2013 gelden de volgende regels: Indien de belanghebbende de inlichtingenplicht, zoals bedoeld in artikel 17 van de Participatiewet en artikel 13 van de IOAW/IOAZ, niet of niet behoorlijk is nagekomen door geen, onjuiste of onvolledige mededelingen te doen, legt het college een boete op. De boete wordt, vastgesteld op: a. tien procent van de bijstandsnorm van een maand bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,-; b. twintig procent van de bijstandsnorm van een maand bij een benadelingsbedrag van € 1.000,- tot € 2.000,-; c. twintig procent van de bijstandsnorm van twee maanden bij een benadelingsbedrag van € 2.000,- tot € 4.000,-; d. twintig procent van de bijstandsnorm van drie maanden bij een benadelingsbedrag van € 4.000,- tot € 6.000,-; e. twintig procent van de bijstandsnorm van vier maanden bij een benadelingsbedrag van € 6.000,- tot € 10.000,-; f. twintig procent van de bijstandsnorm van een periode van vier maanden plus een maand voor elke € 6.000,- waarmee het benadelingsbedrag boven € 10.000,- uitstijgt. De op te leggen boete wordt berekend over de bijstandsnorm van de maand waarin het boetebesluit genomen wordt en wordt afgerond naar beneden op hele euro’s.
3
Maximale boetes De CRvB heeft ook uitgesproken dat voor wat betreft de maximale op te leggen boetes in het kader van het sociale zekerheidsrecht aansluiting moet worden gezocht bij de maximale boetes die op grond van artikel 23 vierde lid van het Wetboek van Strafrecht door een strafrechter kan worden opgelegd. Dit betekent dat wanneer er sprake is van opzet de maximale boete € 81.000,- bedraagt en in alle overige gevallen is de maximale boete € 8.100,- Deze maximale bedragen gelden vanaf 1 januari 2014, voor zover deze bedragen in de toekomst worden geïndexeerd zijn ze terug te vinden op de normenkaart. Minimale boete bij recidive na een waarschuwing Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de Participatiewet en artikel 13 van de IOAW/IOAZ niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet voor de door het college vastgestelde datum en -indien van toepassing- de door het college gestelde nadere termijn, te verstrekken of indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de Participatiewet en artikel 13 van de IOAW/IOAZ niet nakomt, zonder dat dit een benadelingsbedrag tot gevolg heeft, wordt na een waarschuwing en bij een recidive een boete opgelegd ter hoogte van vijf procent van de voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm afgerond naar beneden op hele euro’s. Waar in deze beleidsregel gesproken wordt over een percentage van de bijstandsnorm geldt voor de IOAW/IOAZ een percentage van de grondslag ingevolge artikel 5 van de IOAW/IOAZ.
4
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking. Deze beleidsregels vervangen de ‘Beleidsregels maatwerk bestuurlijke boete Wet werk en bijstand 2013’, gepubliceerd onder nr. GB2013-035. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet en IOAW/IOAZ 2015’. Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders in de vergadering van 17 maart 2015. College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
5
Bijlage I: Wijzigingen beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet en IOAW/IOAZ 2015
Financieel effect
Hoogte van boetes De hoogte van de boete bedraagt: - ingeval van fraude: 100% van het fraudebedrag; - ingeval van herhaalde fraude (recidive): 150% van het fraudebedrag; - ingeval van verminderde verwijtbaarheid (artikel 2a Boetebesluit): 50% van het fraudebedrag. De hoogte van de boete bedraagt: - als opzet aantoonbaar is: 100% van het fraudebedrag; - als grove schuld (ernstige verwijtbaarheid) aantoonbaar is: 75% van het fraudebedrag; - bij verwijtbaarheid (artikel 2a Boetebesluit): 50% van het fraudebedrag; - bij verminderde verwijtbaarheid: 25% van het fraudebedrag. Dit nieuwe beleidskader vraagt veel van het beoordelingsvermogen van de uitvoerend medewerkers. Zij moeten onderscheid kunnen maken tussen opzet en grove schuld en inzicht hebben in de mate van verwijtbaarheid. De werkinstructies zullen hierop worden aangepast. Geen.
Ingangsdatum
Per direct.
Huidige regelgeving
Minimumboete De boete bedraagt minimaal €150,-, ook wanneer er sprake is van geen of een geringe benadelingsbedrag (artikel 2 Boetebesluit).
Huidige regelgeving
Nieuwe regelgeving
Effect op uitvoering
Nieuwe regelgeving
Effect op uitvoering
De minimale boete van 150,- verdwijnt. We gaan voortaan bij een eerste overtreding van de inlichtingenplicht zonder benadelingsbedrag (=nulfraude) over tot het geven van een schriftelijke waarschuwing (mits er in de laatste twee jaar geen waarschuwing is geweest). Geen.
Financieel effect
Geen.
Ingangsdatum
Per direct.
Huidige regelgeving
Maximumboetes Geen maximale boetes.
Nieuwe regelgeving
Effect op uitvoering
De CRvB heeft in haar uitspraak bepaald dat boetes niet hoger mogen zijn dan de boetes voor soortgelijke feiten in het strafrecht (artikel 23 lid 4 Wetboek van Strafrecht). Bij aangetoonde opzet kan de boete maximaal €81.000,- bedragen (geldboete 5e categorie). In alle overige gevallen bedraagt de maximale boete €8.100,- (geldboete 3e categorie). Deze bedragen gelden ook bij recidive. Geen.
Financieel effect
Nauwelijks.
Ingangsdatum
Per direct.
Effect op uitvoering
Gedragingen van vóór 1 januari 2013 Artikel XXV Fraudewet: - bij schending van de inlichtingenplicht vóór 1 januari 2013 geldt het oude sanctieregime (een maatregel van 10% van het benadelingsbedrag); - bij schending van de inlichtingenplicht na 1 januari 2013 gelden de nieuwe boeteregels; - bij schending van de inlichtingenplicht vóór 1 januari 2013 maar die doorgaan na 1 januari 2013, vallen allen onder de nieuwe boeteregels. De uitspraak van de CRvB betekent voor de huidige praktijkuitvoering: - bij schending van de inlichtingenplicht vóór 1 januari 2013 geldt het oude sanctieregime (een maatregel van 10% van het benadelingsbedrag); - bij schending van de inlichtingenplicht na 1 januari 2013 gelden de nieuwe boeteregels; - bij doorlopende overtredingen van voor en na 1 januari 2013 dient voor de hoogte van de boete een knip te worden tussen de periode voor en na 1 januari 2013. Voor het deel van de overtreding dat heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 2013 geldt het oude sanctieregime en voor het deel van de overtreding dat heeft plaatsgevonden na 1 januari 2013 gelden de nieuwe boeteregels. Geen.
Financieel effect
Geen.
Ingangsdatum
Per direct.
Huidige regelgeving
Nieuwe regelgeving