Openbare versie boetebesluit
[………………] / [……………………….] Multi Risk Verzekeringen B.V. t.a.v. de heer [A] Vaartweg 72 1217 SW HILVERSUM
Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 1 van 25
E-mail
[…………………]@afm.nl
Betreft
Besluit tot boeteoplegging aan Multi Risk Verzekeringen B.V.
Datum Ons kenmerk
Geachte heer [A], Inzake bovengenoemd onderwerp bericht de Autoriteit Financiële Markten (AFM) u als volgt. 1.
Inleiding
De AFM heeft besloten aan Multi Risk Verzekeringen B.V. (MRV) een bestuurlijke boete van € 13.950,- op te leggen voor overtreding van artikel 2:80, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De boete wordt opgelegd omdat MRV in de periode van 1 juli 2008 tot en met september 2009 werkzaamheden heeft verricht, gericht op het tot stand brengen van een verzekerings- of kredietovereenkomst en werkzaamheden heeft verricht die kwalificeren als het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een dergelijke overeenkomst, zonder te beschikken over de vereiste vergunning. Daarmee heeft MRV artikel 2:80, eerste lid, Wft overtreden. Hieronder wordt het besluit verder uitgewerkt. Paragraaf 2 bevat een weergave van de feiten die ten grondslag liggen aan het besluit. In paragraaf 3 vindt een beoordeling van de feiten plaats, waarbij ook de zienswijze van MRV wordt besproken. Paragraaf 4 bevat het besluit. De rechtsgangverwijzing is opgenomen in paragraaf 5. Het relevante wettelijke kader is opgenomen in bijlage 1 bij deze brief. De openbare versie van het besluit treft u aan in bijlage 2. 2.
Feiten
2.1
Verloop van het boeteproces
Op 16 juli 2010 heeft de AFM een voornemen tot boeteoplegging, met kenmerk [………………….], aangetekend verstuurd aan MRV.
Stichting Autoriteit Financiële Markten Kamer van Koophandel Amsterdam, nr. 41207759 Kenmerk van deze brief: [……………………………………]
Bezoekadres Vijzelgracht 50 Postbus 11723 • 1001 GS Amsterdam Telefoon 020 - 797 20 00 • Fax 020 - 797 38 00 • www.afm.nl
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 2 van 25
Op 9 augustus 2010 is telefonisch contact opgenomen met de heer [A], bestuurder van MRV, om te informeren of MRV gebruik zal maken van de mogelijkheid tot het geven van een mondelinge zienswijze. De heer [A] gaf aan het voornemen tot boeteoplegging nimmer te hebben ontvangen. Per e-mail van 9 augustus 2010 is nogmaals het voornemen tot boeteoplegging verstuurd aan MRV. MRV wordt in de gelegenheid gesteld om schriftelijk vóór 25 augustus 2010 dan wel mondeling op 25 augustus 2010 haar zienswijze naar voren te brengen. Per brief van 9 augustus 2010 informeert MRV de AFM over de opgestarte klachtenprocedure bij de AFM. Naar aanleiding van het aanhangig zijn van deze klachtenprocedure is het naar het oordeel van MRV niet goed mogelijk om een volledige inhoudelijke reactie te geven op het voornemen tot boeteoplegging voordat er een uitspraak is gedaan in de klachtenprocedure. De AFM heeft per brief van 13 augustus 2010, met kenmerk […………………..], MRV laten weten geen verder uitstel te verlenen voor het geven van de zienswijze. MRV heeft naar aanleiding van het telefonisch onderhoud op 23 augustus 2010 per e-mail van 23 augustus 2010 aangegeven geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid tot het geven van een mondelinge zienswijze. Verzocht is om een kopie van het inzagedossier. Per e-mail van 24 augustus 2010 heeft de AFM aan MRV bevestigd dat die dag het inzagedossier per koerier wordt aangeboden op het adres, zoals vermeld in de Kamer van Koophandel (Vaartweg 72 te Hilversum). Diezelfde middag heeft de AFM bericht ontvangen van de koerier dat het inzagedossier niet is afgegeven, aangezien niemand op het adres aanwezig was. Per e-mail van 25 augustus 2010 heeft MRV naar aanleiding van het telefonisch onderhoud met de AFM op 24 augustus 2010 aangegeven dat de heer [B] het inzagedossier die middag komt ophalen bij de AFM. De AFM heeft per e-mail aangegeven dat de heer [B] bij het ophalen van het inzagedossier een geldig legitimatiebewijs dient te laten zien. Wanneer de heer [B] op kantoor langskomt, blijkt dat hij geen geldig legitimatiebewijs bij zich heeft. Het inzagedossier is derhalve niet meegegeven aan de heer [B]. De heer [B] heeft wel de schriftelijke zienswijze van MRV afgegeven. Met de heer [B] is afgesproken dat het inzagedossier de volgende dag per koerier zal worden aangeboden op het adres in Zaandam (kantoor [….]), waar de heer [A] aanwezig zal zijn om het dossier in ontvangst te nemen. Dit is tevens per e-mail van 25 augustus 2010 bevestigd aan de heer [A]. Per e-mail van 26 augustus 2010 is door de koerier bevestigd dat het inzagedossier is afgeleverd bij de heer [A]. 2.2
Feiten ten aanzien van de overtreding
Bij brief van 14 september 2009, met kenmerk [………………………], heeft de AFM een informatieverzoek aan […………………………………………………………] (…………………) verzonden.
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 3 van 25
Bij brief van 14 september 2009, met kenmerk […………………….], heeft de AFM een informatieverzoek aan [……………………………] (……….) verzonden. Bij brief van 22 september 2009 heeft [………………..] gereageerd op het informatieverzoek van 14 september 2009. Bij de stukken ontvangen van [………………] heeft de AFM een brief van 12 september 2008 aangetroffen inhoudende een intermediairwijziging. Het briefhoofd is voorzien van het logo [……………………………………] [….]. Onderaan de brief worden de volgende contactgegevens vermeld: “Vaartweg 72, 1217 SW Hilversum telefoon [………….]. KvK nummer: […………].” Op de brief is een sticker geplakt met daarop de volgende tekst: “Let op! Gewijzigd rekeningnummer […………….] [……………] t.n.v. Multi Risk Verzekeringen te Hilversum.” Bij brief van 22 september 2009 heeft [……..] gereageerd op het informatieverzoek van 14 september 2009. In de brief is onder meer het volgende opgenomen: “Aanstellingen betroffen onderstaande periodes: a. [………………] 01-05-2005 t/m 26-03-2007 b. […………………….} 20-03-2007 t/m 15-06-2007 c. [……………………….] 19-07-2007 t/m 30-08-2008 d. [………………………………….] 18-03-1998 t/m 27-04-2009 e. Multi Risk Verzekeringen 18-03-1998 t/m 27-04-2009 Niet alle aanstellingen zijn beëindigd, aangezien er sprake is van portefeuillerecht. De voorgenomen beëindiging van de verschillende aanstellingen is gelegen in het feit dat [………] geen zaken wenst te doen met de heer [B], in welke hoedanigheid dan ook. De heer [B] staat voor een wijze van zaken doen die niet bij [………] past, zowel op het gebied van advisering rondom uitvaartverzekeringen, maar ook qua stijl van zaken doen. (…) Uiteindelijk heeft onenigheid over de opzegging van de samenwerkingsovereenkomst tussen [………] en [….] geleid tot een rechtszaak.” Per e-mail van 15 oktober 2009 heeft [……..] onder meer een brief van [……………………………………..] (………………..) verstrekt, gericht aan […….] en ondertekend door de heer [C] (de heer [C]). De brief is gedateerd op 7 juli 2008. In de brief is onder meer het volgende opgenomen: “Door een interne reorganisatie waarbij wij een duidelijke scheidingslijn aan willen brengen van binnen onze activiteiten verzoeken wij u een en ander te wijzigen. Wij verzoeken u dan ook ons agentschap (…) te wijzigen van [……………….] (statutaire naam [……………………………………………]) KvK nummer: [………..] te wijzigen naar [……………………………………………….] (statutaire naam Multi Risk Verzekeringen B.V.) KvK nummer: 32065139. Mogelijk dat een en ander onduidelijk is voor u daar de namen in uw systeem anders zeggen, de wijziging betreft eigenlijk een wijziging van het KvK nummer van het agentschap. Het AFM nummer is ongewijzigd. Bijgaand doen wij u het zoals bij de AFM ingezonden formulier “aanmelden van aangesloten instelling”. Bij de brief is een ingevuld, op 7 juli 2008 gedateerd en door de heer [C] ondertekend formulier voor het aanmelden van aangesloten instellingen gevoegd (toevoeging AFM: dit formulier is nooit door de AFM ontvangen.). Op 16 oktober 2009 heeft de AFM aangekondigd om op diezelfde dag onderzoek te verrichten bij MRV. Aangezien niemand aanwezig was in het pand aan de Vaartweg 72 te Hilversum, waar MRV volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) is gevestigd, was het onmogelijk dit pand te betreden. De
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 4 van 25
bestuurder, de heer [C], heeft op verzoek van de AFM toestemming gegeven tot betreding van het pand aan de Vaartweg 72 met gebruikmaking van een sleutel welke de heer [B] aan de AFM had verstrekt. De heer [B] is via [……………………] (…………………) 100% middellijk aandeelhouder van MRV. Op 19 oktober 2009 heeft de AFM alsnog onderzoek verricht bij MRV. In het pand werd (een deel van) de administratie van MRV aangetroffen alsmede verschillende computers. De AFM heeft ter plekke kopieën gemaakt van relevant geachte aangetroffen stukken. Deze kopieën zijn aan het dossier van MRV toegevoegd en betreffen onder andere: - een ‘Boekingsnota Premie’ afgegeven door [……………………………] afdeling [………………….] [………………………] van 30 oktober 2008 aan [………………………………….] op naam van [………] […]. Reden afgifte: ‘Nieuwe post’. Mutatiedatum; 02-10-2008; - een ‘Boekingsnota Premie’ afgegeven door …………………………… afdeling …… ..…………… ……………………… van 1 december 2008 aan [………………………………………….] op naam van […] [……..]. Reden afgifte: ‘Nieuwe post’. Mutatiedatum; 21-10-2008; - een ‘polisblad verzekeringspakket’ van ………….…………………, datum 05-06-2009 op naam …………… wijzigingsdatum 01-07-2009 verzonden aan MRV; - een ‘Rekening-courant Overzicht’ van …………………… van 5-11-2008. Totale boekingen deze periode € [……..]; - een ‘Transactie- en portefeuilleoverzicht’ van 17 november 2008. „De provisie aan u verschuldigd bedraagt: € […..]‟; - een aanvraagformulier van [….….] op naam van […………..] ondertekend op 26-9-2008 te [………..]. Achter dit aanvraagformulier is een blanco wijzigingsformulier opgenomen dat al is getekend door de aanvrager. Per gefaxte brief van 22 oktober 2009, met kenmerk [………………..], heeft de AFM [………………………] verzocht haar informatie te verstrekken met betrekking tot het rekeningnummer […………] ten name van MRV. Bij brief van 2 november 2009 heeft de [………………………] de AFM de verzochte informatie verstrekt. Bij brief van 24 november 2009, met kenmerk [………………………], heeft de AFM aan [………………….] […..] (…..) verzocht om overlegging van stukken. Bij brief van 9 december 2009 heeft de heer [B], bestuurder bij [….], onder meer de volgende stukken overgelegd: - een overeenkomst genaamd ‘Overdracht van aandelen’ gesloten op 15 juli 2008 tussen de heren [C] en [B] waarbij onder punt 14 onder meer het volgende is opgenomen: “Doorschuiven doorlopende provisie Verkoper en comparant in privé dragen zorg voor een zodanige overdracht van zaken dat de maatschappijen waar de vennootschap en verkoper zaken mee doen geen schade berokkenen aan de door de vennootschap gedreven onderneming. Dit betekent in ieder geval dat het doorschuiven van de doorlopende provisie van de verkoper naar de vennootschap geschied zonder dat verzekeringsmaatschappijen bezwaar maken of op andere wijze belemmeringen opwerpen door bijvoorbeeld het intrekken van het agentschap.
Datum Ons kenmerk Pagina
-
-
-
19 oktober 2010 […………………..] 5 van 25
Begeleiden overname De comparant sub 1 in privé zal voor maximaal een periode van zes maanden aanblijven als feitelijk leider voor de Autoriteit Financiële Markten en tevens ter beschikking staan van koper om deze, na onderling overleg, gedurende voormelde periode bij te staan voor maximaal één bezoek per lopende cliënt. Koper zal zich inspannen om zo spoedig mogelijk een nieuwe feitelijk leider voor de Autoriteit Financiële Markten aan te stellen. (…) Relatiebeding Koper en comparant sub 1 in privé zijn overeengekomen dat het de comparant sub 1 noch in privé noch middels een door hem gecontroleerde rechtspersoon is toegestaan gedurende een periode eindigende op een januari tweeduizend achttien of zoveel eerder als de vennoot ophoudt te bemiddelen in het tot stand komen van verzekeringen, bestaande en oude relaties van de vennootschap te benaderen of te doen benaderen met betrekking tot het bemiddelen in het tot stand komen van verzekeringen. Dit beding heeft specifiek tot doel de comparant sub 1 in privé en de door hem gecontroleerde rechtspersonen te beletten bestaande en oude relaties van Multi Risk (verzekeringen) over te nemen casu quo aan te nemen als cliënt op het gebied van verzekeringen.”; een brief van 11 september 2008 voorzien van [….] logo en het adres van [….], getekend door de heer [B] (i.o.) gericht aan de heer [C]. In deze brief schrijft de heer [B] onder meer: “Ik heb samen met jou een overeenkomst gesloten voor de overdracht van [……………………………………] in de vorm van Multi Risk Verzekeringen BV. Wij zijn een aantal zaken overeengekomen. Twee punten uit die zaken die wij zijn overeengekomen zijn: Dat Multi Risk Verzekeringen BV de aanstellingen zou overnemen van […………………………………] en dat de verzekeringsmaatschappij hiermee akkoord zouden gaan (punt doorschuiven doorlopende provisie notariële akte) Dat er een zelfstandige AFM vergunning zou zijn op Multi Risk Verzekeringen BV waarbij er geen bezwaren, nog (sic) aanschrijvingen van de AFM naar Multi Risk Verzekeringen zouden zijn. (punt Begeleiding overname notariële akte). Echter constateer ik ruim 2 maanden na overname dat deze twee zaken niet naar behoren zijn geregeld. Ten eerste heeft Multi Risk Verzekeringen BV geen eigen vergunning, deze draait namelijk nog op een oude bestaande vergunning van [………………………………………..]. Waaruit voortvloeit dat er door verzekeringsmaatschappijen geen akkoord verklaringen zijn afgegeven dat zij akkoord zijn met de portefeuille overdracht naar Multi Risk Verzekeringen BV en de uiteindelijke overname door mij. (…) Om de schade te beperken wil ik je schriftelijk zoals ik ook telefonisch heb gedaan verzoeken een AFM vergunning aan te vragen op Multi Risk Verzekeringen BV met jou als directeur en vergunningaanvrager, waarna wij vervolgens de diverse verzekeringsmaatschappijen kunnen verzoeken bestaande aanstellingen over te schrijven naar Multi Risk Verzekeringen BV.”; een brief van 17 oktober 2008 voorzien van [….] logo en het adres van […] gericht aan de heer [C] en getekend door de heer [B], waarin onder meer het volgende is opgenomen: “Ten vierde heb ik ook nog geen persoonlijke inschrijving mogen zien bij de AFM door uw persoon op de vergunning van Multi Risk Verzekeringen BV zoals wij met elkaar hadden afgesproken.”; een brief van [……….] van 23 februari 2009 gericht aan MRV ter attentie van de heer [C]. De brief bevat onder meer het volgende: “Hiermee komen wij terug op uw aanvraag voor een beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Wij moeten u meedelen dat wij niet zullen overgaan tot het uitbrengen van een offerte. Het is ons gebleken dat het aanvraagformulier niet volledig is ingevuld nu daarin het strafrechtelijke verleden van de heer [B] niet is vermeld. Aangezien de heer [B] enig
Datum Ons kenmerk Pagina
-
-
-
-
19 oktober 2010 […………………..] 6 van 25
aandeelhouder is van […………………..] en laatstgenoemde B.V. enig aandeelhouder is van [………….] […………………...] had dat wel gemoeten. Verder speelt in onze besluitvorming mee dat [……….] eerder een polis wegens wanbetaling heeft geroyeerd. (…)”; een brief van […………………………….], advocaat van […………..….], van 25 maart 2009 gericht aan [……………….], advocaat van […………….] en de heer [C], waarin onder meer het volgende wordt aangegeven: “Één van de vorderingen op uw cliënten [………………………………………….] en de heer [C] betreft de niet doorgeboekte provisie. Recent namen cliënten kennis van een jaaropgave 2008 van [………] gericht aan […………………………………………….], waaruit blijkt dat een totaalbedrag aan provisie van € […………] is gerealiseerd. De heer [C] deed nagenoeg geen zaken met [……..]. Het gaat hier dan ook om productie die na de overname van de aandelen is gerealiseerd en Multi Risk Verzekeringen toekomt. (…)”; een brief van 22 april 2009 van [………………..] gericht aan […………………………..] waarin onder meer het volgende wordt vermeld: “Verkoper heeft – onaangenaam verrast door de inhoud van uw schrijven (aangezien zij in 2008 helemaal geen zaken heeft gedaan met [………]) – contact opgenomen met [………]. Gebleken is dat uw cliënt uit naam van de Verkoper verzekeringen heeft afgesloten. (…) Uw cliënt heeft ook – uiteraard zelfs(!) – dit recht niet. (…)”; een brief van 23 april 2009 van [………………..] gericht aan …………………………. waarin onder meer het volgende wordt vermeld: “Onder verwijzing naar pagina 4 van de akte levering aandelen onder „BEGELEIDEN OVERNAME‟, bericht ik u hierbij – voor de goede orde – dat de heer [C] niet langer zal optreden als feitelijk leider van Multi Risk Verzekeringen B.V. voor de Autoriteit Financiële Markten. De overeengekomen periode van zes maanden is verstreken. Cliënt(e) behoudt zich nadrukkelijk al zijn/haar rechten voor in verband met (i) het feit dat [………………………] zich in strijd met de overeenkomst niet – althans niet voldoende – heeft ingespannen om zo spoedig mogelijk een nieuwe feitelijk leider voor de Autoriteit Financiële Markten aan te stellen en (ii) het bewust verzwijgen door de heer [B] van zijn strafrechtelijke verleden, hetgeen een belemmering vormde voor de verkrijging van een AFM vergunning (was de heer [C] hiervan op de hoogte geweest dan was hij nooit aangebleven als feitelijk leider van Multi Risk Verzekeringen B.V.).”; een akte overlegging producties en vermeerdering van eis in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie van 28 mei 2009. Onder punt 3.3. van dit stuk is ondermeer het volgende opgenomen: “Met uitzondering van [………………………………] is nog geen enkele aanstelling overgedragen op Multi Risk Verzekeringen.”.
Op 19 januari 2010 heeft […………………………...] een brief verstuurd aan de AFM, onder meer inhoudende: “Bij ons bekende gegevens: [………………………………………….], Vaartweg 72 te Hilversum, Bankrekeningnummer [……………]. Op 21 juli 2008 heeft [……………..] van Multi Risk ons schriftelijk verzocht het bankrekeningnummer per 1 juli 2008 te wijzigen in bovenvermeld nummer. Vanaf januari 2008 tot heden heeft Multi Risk 9 pakket- en 16 monopolissen afgesloten. (bijlagen 4.1. en 4.2.).” Na 1 juli 2008 zijn drie pakketpolissen afgesloten en zeven monopolissen. Tevens zijn provisieoverzichten toegevoegd. Bij brief van 26 januari 2010, met kenmerk [………………………], heeft de AFM een informatieverzoek aan [……………………………………………………….] ([………….]) verstuurd.
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 7 van 25
Bij brief van 27 januari 2010, met kenmerk [………………………], heeft de AFM een informatieverzoek aan MRV verzonden. Een kopie van deze brief is verstuurd aan de nieuwe bestuurder van MRV, de heer [A]. Bij brief van 28 januari 2010, met kenmerk [……………………..], heeft de AFM een informatieverzoek aan [……………..] gestuurd in haar hoedanigheid als oud-bestuurder van MRV. Bij brief van 1 februari 2010 heeft de heer [A] schriftelijk op het informatieverzoek van de AFM aan MRV gereageerd. De heer [A] heeft onder meer het volgende aangegeven: “Uit dit vonnis [toevoeging AFM: de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 december 2009] heeft de aandeelhouder van MRV opgemaakt dat zij louter alleen een recht heeft op doorbetaling van provisie van verzekeringsmaatschappijen maar de samenwerkingsovereenkomsten niet heeft overgenomen, waardoor zijzelf niet bemiddeld in verzekeringen en dus ook niet heeft bemiddeld in verzekeringen vanaf 1 januari 2008.” Bij brief van 8 februari 2010 heeft […………] schriftelijk op het informatieverzoek van de AFM gereageerd. In de brief verklaart […..…….] onder meer het volgende: “Vanaf januari 2008 zijn 19 verzekeringen aangevraagd. (…) De overige 11 zijn inmiddels geroyeerd. De aanvragen zijn ingediend door [……….] (eenmaal, schriftelijk) en […………..] (digitale aanvragen ingediend via extranet met autorisatie op basis van digitaal paspoort). (…) Vanaf 1 januari 2008 heeft MRV 11 mutaties ingediend. Van die mutaties dateert de laatste van 1-10-2009. Deze is doorgevoerd door dhr. […………]. (…) Vanaf 1 januari 2008 heeft [……………………………] aan MRV in totaal een bedrag van € [……….] aan provisie uitbetaald. (…) Wij hebben MRV op 17 juni 2009 laten weten dat wij geen nieuwe verzekeringen meer zouden accepteren. De reden hiervoor was de slechte bereikbaarheid van dit kantoor en het feit dat de directie regelmatig afwezig was in verband met verblijf in het buitenland.” In bijlage 4 bij de brief is een brief opgenomen van [……………..], gericht aan [------------] en ondertekend door de heer [C]. De brief is gedateerd op 7 juli 2008. Het betreft dezelfde brief als ook naar [--------] is verstuurd. Bij de brief is een ingevuld, op 7 juli 2008 gedateerd en door de heer [C] ondertekend formulier voor het aanmelden van aangesloten instellingen gevoegd (toevoeging AFM: dit formulier is nooit door de AFM ontvangen). In bijlage 5 bij de brief is een portefeuille overzicht opgenomen. Als bijlage 6 zijn kopieën gevoegd van de aanvragen ingediend door MRV na 1 januari 2008. Op 10 februari 2010 heeft de AFM telefonisch contact opgenomen met [---------------] op het in de Kamer van Koophandel vermelde telefoonnummer met de vraag of de verzochte informatie binnen de gestelde termijn zou worden verstrekt. De telefoon werd beantwoord door de heer [………] die telefonisch aangaf werkzaam te zijn bij [………………….] maar ook werkzaamheden te verrichten voor [……………..] aangezien de Officemanager onlangs het bedrijf heeft verlaten en er geen andere werknemers waren die haar taken konden overnemen. De heer [………….] gaf aan dat [……………..] de brief van 28 januari 2010 had ontvangen, maar dat zij deze ter kennisgeving had aangenomen. Aangegeven is dat de in de brief gestelde vragen voor 12 februari 2010 door [……………….] beantwoord moesten worden. Bij brief van 11 februari 2010 heeft […………….] schriftelijk op het informatieverzoek van de AFM gereageerd. [……………] heeft onder meer het volgende naar voren gebracht: “(…) 3. De interne organisatie en dagelijkse bedrijfsvoering was in handen van [………………]. Deze onderneming werd/wordt bestuurd door [B],
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 8 van 25
welke zich liet bijstaan door [………………………]. Beide heren gaven rechtstreeks leiding aan [……………..]. [……….] heeft zich contractueel verbonden om gedurende een beperkte periode als feitelijk leider voor de AFM aan te blijven. Daarvoor werd afgesproken dat alle AFM plichtige activiteiten, na goedkeuring door de feitelijk leider, werden ondernomen. (…) 6. De advisering en bemiddeling in financiële producten zou door MRV gedaan worden na het tot stand komen van de vergunning van de AFM. In de periode tussen 1 juli 2008 en het moment van aftreden van de feitelijk leider voor de AFM (zie KvK) zijn er geen adviezen door MRV uitgebracht. (…) 8. Er was geen portefeuille bij MRV gedurende de tijd dat [……….] bestuurder was. (…) 9. Afgesproken werd dat, gedurende de periode dat [………..] als feitelijk leider voor de AFM zou fungeren, de contacten door of in overleg met haar onderhouden zouden worden. (…) 11. De betreffende intermediairswijzigingen zijn zonder medeweten van [………..] en in opdracht van de heren [B] en [………..] door [………………] verzonden. Laatstgenoemde had uitdrukkelijke instructies gekregen om [……….] hiervan niet op de hoogte te stellen. Nadat een van de betrokken verzekeringnemers zich meldde bij [………………...] heeft deze verzekeraar contact opgenomen met [……………….] en aangegeven dat de verzekeringnemer niet op de hoogte was en geen toestemming gegeven had voor een wijziging van intermediair. Tegelijkertijd meldde zich een collega-tussenpersoon met de mededeling dat een klant van hem een intermediair gewijzigde AOV polis had ontvangen en hier nimmer toestemming voor gegeven had. [………………] stelde direct [……….] op de hoogte en [……….] stelde een onderzoek in (klanten telefonisch benaderd en handtekening vergeleken adhv legitimatie). Toen bleek dat er valse handtekeningen geplaatst waren onder de intermediairswijzigingen en uit verder onderzoek bleek dat er meer van dit soort activiteiten ondernomen werden door de heren [B] en [………….] heeft [……….] zich teruggetrokken als feitelijk leider voor de AFM. 12. De wijziging m.b.t. de kamer van koophandelnummers was vooruitlopend op de AFM vergunning van MRV. Zodra de vergunning door de AFM afgegeven zou worden zouden de agentschappen immers van [………..] aan MRV overgedragen worden. Uiteindelijk bleek de vergunning niet rond te maken omdat de aandeelhouder, de heer [B], geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering kon aangaan i.v.m. zijn strafrechtelijk verleden. 13. In de koopovereenkomst „Overdracht van Aandelen‟ is afgesproken dat de gelden m.b.t. doorlopende provisie doorgeschoven zouden worden naar MRV. De wijziging van rekeningnummer was een praktische oplossing om ervoor te zorgen dat de betreffende gelden direct op de rekening van MRV zouden verschijnen.” Bij brief van 11 februari 2010, met kenmerk […………………..], heeft de AFM een informatieverzoek aan [……..] verzonden. Bij brief van 19 februari 2010 heeft de AFM een overzicht ontvangen van […………………………] inhoudende een overzicht van de kredietaanvragen ingediend bij [……………………………..]. Uit dit overzicht blijkt het volgende: - op 11 augustus 2008 is een aanvraag ingediend op naam van [……………..]; - op 14 augustus 2008 is een aanvraag ingediend op naam van [……..]; - op 5 september 2008 is een aanvraag ingediend op naam van [………]; - op 9 september 2008 is een aanvraag ingediend op naam van [……………………………………]; - op 29 juni 2009 is een aanvraag ingediend op naam van [………………]; - op 30 juni 2009 is een aanvraag ingediend op naam van [………]; - op 3 juli 2009 is een aanvraag ingediend op naam van […………]; - op 24 september 2009 is een aanvraag ingediend op naam van [………..].
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 9 van 25
Daarnaast is een overzicht verstrekt van het relatieprofiel behorende bij de relatie waaraan door […………….] [………….] provisie wordt betaald. Het huidige relatieprofiel van IB Relatienummer [………………] staat op naam van [……………..]. Bij de stukken bevindt zich: - een brief van 21 juli 2008 ondertekend door mevrouw […………] namens [……………….], inhoudende een verzoek het rekeningnummer te wijzigen per 1 juli 2008. “Het nieuwe rekeningnummer is: […………..] [….] […….] t.n.v. Multi Risk Verzekeringen te Hilversum. Ons agentschapnummer is […………………]”; - een brief van 2 november 2009 ondertekend door de heer [C] namens [……………….] B.V. “Hierbij verzoeken wij u om het bankrekeningnummer te wijzigen voor uitbetaling van de provisie naar […………….] t.n.v. [………………..] B.V. te Hilversum. Relatienummer [……………….] t.n.v. […………………………….] […………….]. Bij brief van 3 maart 2010 heeft [……….] schriftelijk op het informatieverzoek van de AFM gereageerd. Hierin is onder meer opgenomen: “MRV is bij [………..] geregistreerd onder 2 nummers, te weten [……] en [……..]. Dit laatste nummer heeft geen portefeuille bij [……..]. Tussenpersoonnummer [……..]: [………………………………………], Vaartweg 72 te Hilversum. (…) Op 21 juli 2008 hebben wij een verzoek ontvangen op de rekeningnummers van beide TP nummers te wijzigen van [………..] naar […………..] dit verzoek is per brief binnengekomen en ondertekend door mevrouw […………]. Er zijn 29 aanvragen gedaan. (…) De volgende betalingen zijn aan betreffende tussenpersonen gedaan: […….]: [……….] 3 september 2008 [……….] 4 november 2008 […….]:
[……]
5 februari 2009
Een bedrag van EURO[…………….] aan provisie is niet uitbetaald op 2 oktober 2008, en stond gereserveerd bij [………..]. Dit bedrag is inmiddels verrekend met royement uit de portefeuille.” 3.
Beoordeling
Deze paragraaf kent de volgende indeling. In paragraaf 3.1 wordt een korte schets gegeven van het wettelijk kader. In paragraaf 3.2 wordt de zienswijze van MRV behandeld. In paragraaf 3.3 wordt vervolgens ingegaan op overtreding van artikel 2:80, eerste lid, Wft en de reactie van de AFM op de zienswijze van MRV. 3.1
Wettelijk kader
Op grond van artikel 2:80, eerste lid, Wft is het verboden in Nederland zonder een daartoe door de AFM verleende vergunning te bemiddelen. In artikel 1:1 Wft is het begrip ‘bemiddelen’ onder meer gedefinieerd als: “[…]
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 10 van 25
b. alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake krediet tussen een consument en een aanbieder of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een dergelijke overeenkomst; of c. alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een verzekering tussen een cliënt en een verzekeraar of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een verzekering;”. Uit de memorie van toelichting van 23 april 2004 blijkt dat onder het bemiddelen in financiële producten ook wordt verstaan het assisteren bij het beheer en uitvoering van de overeenkomst: "Het tweede deel van de definitie van bemiddelen betreffende het «assisteren bij het beheer en de uitvoering van overeenkomsten inzake verzekeringen », is gebaseerd op artikel 2 derde lid, van de richtlijn Verzekeringsbemiddeling. Bij het assisteren bij het beheer kan onder meer gedacht worden aan het innen van premies ten behoeve van een aanbieder of het bijstaan van de consument wanneer deze jegens de aanbieder een beroep doet op de overeenkomst (bijvoorbeeld een schade claimt). Dit op de richtlijn Verzekeringsbemiddeling gebaseerde tweede deel van de definitie van bemiddelen is uitgebreid naar overeenkomsten inzake krediet zodat de bij securitisatie van krediet betrokken «servicer», die assisteert bij het beheer en de uitvoering van kredietovereenkomsten, onder dit wetsvoorstel komt te vallen en vergunningplichtig wordt als bemiddelaar in overeenkomsten inzake krediet.”1 Op grond van artikel IV van de Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht is bij oplegging van een bestuurlijke sanctie wegens een overtreding die plaatsvond vóór 1 juli 2009, het recht van toepassing zoals dat gold voor dat tijdstip. Op grond van artikel XII van de Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving blijft ter zake van overtredingen die hebben plaatsgevonden of zijn aangevangen vóór 1 augustus 2009, het recht van toepassing zoals dat gold voor dat tijdstip. De AFM merkt op dat met inwerkingtreding van de Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving niet een voor MRV gunstiger boeteregime is gaan gelden, zodat bij de beoordeling uit is gegaan van het ten tijde van de relevante feiten geldende boeteregime. Artikelverwijzingen betreffen derhalve verwijzingen naar de destijds geldende bepalingen. 3.2
Zienswijze MRV
MRV heeft op 24 augustus 2010 haar schriftelijke zienswijze overhandigd ten kantore van de AFM. Samengevat heeft MRV de volgende punten aangevoerd: 1. MRV is niet op haar recht gewezen niet verplicht te zijn processtukken te overleggen, waardoor de informatie die ten grondslag ligt aan het onderzoeksrapport onrechtmatig is verkregen; 2. er is geen sprake geweest van een onafhankelijk onderzoek, derhalve is het voornemen tot boeteoplegging ongegrond. MRV verwijt de medewerkers van de afdeling [………..] naar aanleiding van signalen uit de markt al een conclusie te hebben geformuleerd, waardoor in het onderzoek naar deze conclusie is toegewerkt, zonder hoor en wederhoor toe te passen. Het zoeken naar feiten en het verdraaien van de verhoren zodanig om de
1
Kamerstukken II 2003/04, 29 507, nr. 3, blz. 68-69.
Datum Ons kenmerk Pagina
3.
4.
5.
6.
3.3
19 oktober 2010 […………………..] 11 van 25
‘signalen’ te kunnen onderbouwen is in ogen van MRV geen fair onderzoek om de integriteit en handelwijze van MRV te onderzoeken. MRV heeft hiervoor ook een klachtenprocedure opgestart bij de AFM; [……………] en [……………] zijn op 15 juli 2008 overeengekomen dat de aandelen van MRV zouden worden overgedragen door [……………] op basis van een going concern met AFM vergunning, aanstellingen met verzekeringsmaatschappijen en een doorlopende provisieportefeuille van € [………….]. Bij de overdracht bij notaris [……………………] werd duidelijk dat er geen AFM vergunning aanwezig was, derhalve zijn aanvullende voorwaarden opgesteld teneinde te bewerkstelligen dat er geen handelingen in strijd met de wet konden ontstaan. Op dit moment is ook afgesproken dat eventuele nieuwe productie begeleid zou worden en ondergebracht zou worden door en bij [……………..]. Nu MRV geen AFM vergunning heeft verkregen vallen de na de overname van MRV gesloten posten volgens afspraak onder de AFM vergunning van [……………..]; overeengekomen is dat de heer [C], directeur-grootaandeelhouder van […………………], zou aanblijven als feitelijk leidinggevende voor een termijn van zes maanden om te bewerkstelligen dat er door de AFM alsnog een vergunning zou worden afgegeven, alsmede te bewerkstelligen dat overdracht van de aanstellingen met verzekeringsmaatschappijen zou plaatsvinden. Alle werkzaamheden die kwalificeren als bemiddelen hebben derhalve, zoals afgesproken, onder [………………] plaatsgevonden. Er is geen sprake geweest van onrechtmatig handelen aangezien MRV geen enkele aanstelling heeft gehad en nog steeds niet heeft met een verzekeringsmaatschappij, maar deze in het bezit zijn van [……………….]. Aangezien MRV geen aanstellingen met verzekeringsmaatschappijen heeft kan zij niet verantwoordelijk worden gehouden voor enige productie bij verzekeringsmaatschappijen; MRV bestrijd hetgeen is vermeld bij punt 6 “de betreffende intermediairwijzigingen zijn zonder medeweten van […………] en in opdracht van de heren [B] en [……….] door [………………..] verzonden”. Deze posten zijn namelijk ter nakoming van de overeengekomen doorlopende provisie door [……………….] ingevoerd en vallen dan ook onder verantwoordelijkheid van [……………..]; naar het oordeel van MRV is de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 december 2009 duidelijk over de werkzaamheden en de overeenkomst tussen MRV en […………….]. [………………….] heeft MRV gekocht waarin in MRV alleen het recht op doorbetaling provisie van verzekeringsmaatschappijen zit alsmede een kantoorinventaris en handelsnaam. Beheer van, alsmede eigendom van cliënten en mutaties vallen onder de verantwoordelijkheid van […………….]. MRV is derhalve, naar haar oordeel, niet vergunningplichtig voor het ontvangen van provisies welke worden bijgeschreven op haar bankrekening, welke door MRV zijn gekocht conform de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 december 2009. Overtreding van artikel 2:80, eerste lid, Wft
De AFM is van oordeel dat MRV gedurende de periode van 1 juli 2008 tot en met september 2009 het bepaalde in artikel 2:80, eerste lid, Wft heeft overtreden, doordat zij werkzaamheden heeft verricht gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een verzekerings- of een kredietovereenkomst en werkzaamheden heeft verricht die kwalificeren als het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een dergelijke overeenkomst. Aan dit oordeel liggen de volgende overwegingen ten grondslag. Werkzaamheden gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een verzekerings- of een kredietovereenkomst
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 12 van 25
Op 15 juli 2008 heeft [……………….] de aandelen in MRV gekocht van […………….]. Vanaf dit moment is MRV de handelsnaam van een vergunninghoudende instantie, namelijk [………………………………..], gaan hanteren en is de handelsnaam van [……………..] [……………….] geworden. De correspondentie naar aanbieders vindt plaats via het (Kamer van Koophandel)adres van MRV, namelijk Vaartweg 72, 1217 SW te Hilversum. Daarnaast wordt het telefoonnummer van MRV vermeld. Tevens is in correspondentie aan verschillende aanbieders verzocht het rekeningnummer van [……………..] in hun administratie aan te passen. Het nieuwe rekeningnummer […………...] bij de [………………………] staat op naam van MRV. Bovenstaande blijkt onder meer uit een brief van 12 september 2008 van MRV aan [………………...]: - het briefhoofd is voorzien van het logo [………………………………………..]. Onderaan de brief worden de volgende contactgegevens vermeld: “Vaartweg 72, 1217 SW Hilversum telefoon [……………]. KvK nummer: [………...].” Op de brief is een sticker geplakt met daarop de volgende tekst: “Let op! Gewijzigd rekeningnummer [……………] [……………] t.n.v. Multi Risk Verzekeringen te Hilversum.”. Voorts is ook getracht het Kamer van Koophandel nummer in de administratie van de aanbieders te wijzigen. De heer [C], bestuurder van [……………….], verwoordt een en ander als volgt in een brief naar een aanbieder: “Door een interne reorganisatie waarbij wij een duidelijke scheidingslijn aan willen brengen van binnen onze activiteiten verzoeken wij u een en ander te wijzigen. Wij verzoeken u dan ook ons agentschap (…) te wijzigen van […………………] (statutaire naam […………………………………………….]) KvK nummer: [………….] te wijzigen naar [………………………………………………] (statutaire naam Multi Risk Verzekeringen B.V.) KvK nummer: 32065139. Mogelijk dat een en ander onduidelijk is voor u daar de namen in uw systeem anders zeggen, de wijziging betreft eigenlijk een wijziging van het KvK nummer van het agentschap. Het AFM nummer is ongewijzigd. Bijgaand doen wij u het zoals bij de AFM ingezonden formulier “aanmelden van aangesloten instelling”. Met het formulier ‘aanmelden van een aangesloten instelling’ zou worden bereikt dat MRV als aangesloten onderneming activiteiten mocht verrichten onder de collectieve vergunning van […………..]. Zij hoeft in dit geval zelf geen vergunning aan te vragen. De AFM heeft echter nimmer het bovenvermelde formulier ontvangen, waardoor MRV nooit is aangemeld als aangesloten instelling en derhalve geen vergunningplichtige activiteiten mag verrichten onder de vergunning van [……………..]. Door het hanteren van een handelsnaam die gelijk is aan de statutaire naam van een vergunninghoudende instelling is door MRV en door de heer [B] getracht aanbieders te misleiden, zodat aanstellingen zouden worden omgezet naar MRV, terwijl MRV niet beschikte over een vergunning. MRV heeft zich, via haar handelsnaam Multi Risk & Management Groep, naar buiten toe gepresenteerd als tussenpersoon. Een en ander blijkt ook uit de afgesloten overeenkomsten bij aanbieders en de ontvangen provisie op rekening van MRV. Enkele voorbeelden hiervan zijn: - de gegevens van […………] bevatten verschillende boekingsnota’s premie. Het betreffen hier allemaal nieuwe posten. Daarnaast zijn er diverse intermediairnota’s waarop de ontvangen (provisie)bedragen staan vermeld; - een formulier van […………..] meldt bijvoorbeeld: “assurantieadviseur: Multi Risk Verzekeringen”. Uit de gegevens blijkt dat MRV een aanstelling heeft bij [………..]. Uit de informatie van […………..] van 8 februari
Datum Ons kenmerk Pagina
-
19 oktober 2010 […………………..] 13 van 25
2010 blijkt voorts dat door MRV vanaf 1 januari 2008 19 verzekeringen zijn aangevraagd, waarvan er nog 8 lopend zijn: “Vanaf januari 2008 zijn 19 verzekeringen aangevraagd. (…) De overige 11 zijn inmiddels geroyeerd. De aanvragen zijn ingediend door […….] (eenmaal, schriftelijk) en [………….] (digitale aanvragen ingediend via extranet met autorisatie op basis van digitaal paspoort). Vanaf 1 januari 2008 heeft MRV 11 mutaties ingediend. Van die mutaties dateert de laatste van 1-10-2009. Deze is doorgevoerd door [………………..]. (…) Vanaf 1 januari 2008 heeft [………………………….] aan MRV in totaal een bedrag van € […………] aan provisie uitbetaald. (…) Wij hebben MRV op 17 juni 2009 laten weten dat wij geen nieuwe verzekeringen meer zouden accepteren. De reden hiervoor was de slechte bereikbaarheid van dit kantoor en het feit dat de directie regelmatig afwezig was in verband met verblijf in het buitenland.”; uit de informatie van [………….] van 3 maart 2010 blijkt dat MRV totaal 29 aanvragen heeft gedaan: “MRV is bij [……….] geregistreerd onder 2 nummers, te weten [……….] en [……..]. Dit laatste nummer heeft geen portefeuille bij [……….]. Tussenpersoonnummer [……..]: [………………………………….], Vaartweg 72 te Hilversum. (…) Op 21 juli 2008 hebben wij een verzoek ontvangen op de rekeningnummers van beide TP nummers te wijzigen van […………………] naar […………….] dit verzoek is per brief binnengekomen en ondertekend door mevrouw […………….]. Er zijn 29 aanvragen gedaan (…) De volgende betalingen zijn aan betreffende tussenpersonen gedaan: […….]:
[………..] [………..]
3 september 2008 4 november 2008
[……..]:
[…….]
5 februari 2009
Een bedrag van EURO [………..] aan provisie is niet uitbetaald op 2 oktober 2008, en stond gereserveerd bij [……….]. Dit bedrag is inmiddels verrekend met royement uit de portefeuille.”. MRV heeft in haar zienswijze naar voren gebracht dat haar activiteiten niet kwalificeren als bemiddelen. De civiele rechter is naar het oordeel van MRV in haar uitspraak van 9 december 2009 duidelijk geweest over de werkzaamheden van MRV en de uitleg van de overeenkomst van 15 juli 2008 tussen MRV en […………….]. [……………….] heeft enkel het recht op doorbetaling van provisie van verzekeringsmaatschappijen verkregen, alsmede de kantoorinventaris en de handelsnaam overgenomen. Beheer van, alsmede eigendom van cliënten en mutaties vallen onder de verantwoordelijkheid van [……………]. Dit verweer kan naar het oordeel van de AFM niet slagen. MRV presenteert zich naar buiten toe als tussenpersoon en hanteert in correspondentie naar aanbieders alle contactgegevens van MRV. Tevens is het rekeningnummer van de aanstellingen bij aanbieders veranderd in het rekeningnummer van MRV. Op deze rekening vinden alle provisiebetalingen plaats. Voorts blijkt uit de overgelegde stukken in het dossier dat door MRV zelf verscheidene aanvragen zijn gedaan. Er zijn onder andere aanvragen gedaan bij [………..], [………], [………..] en [……….]. Op basis van voornoemde informatie blijkt derhalve dat MRV wel degelijk zelf activiteiten heeft verricht die kwalificeren als bemiddelen. MRV heeft namelijk als tussenpersoon activiteiten verricht gericht op het tot stand komen van verzekerings- en kredietovereenkomsten. Haar werkzaamheden waren derhalve niet beperkt tot het enkel passief ontvangen van provisie.
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 14 van 25
In aanvulling op het bovenstaande stelt MRV in haar zienswijze dat zij geen enkele aanstelling heeft bij aanbieders en dat zij om deze reden niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor enige productie bij aanbieders. De AFM is van oordeel dat deze stelling onjuist is. Uit de verstrekte gegevens van […………] blijkt dat MRV wel degelijk zelf een aanstelling heeft bij […………]. Een en ander volgt onder meer uit een passage van de brief van 8 februari 2010 van [……….] zoals hierboven is geciteerd. Tevens is door […………..] informatie overgelegd voor welke klanten verzekeringen zijn aangevraagd (onder andere inboedel-, woonhuis- en autoverzekeringen) en de provisie die is uitbetaald aan MRV. Met betrekking tot de overige aanstellingen2 wil de AFM benadrukken dat MRV haar bedrijfsactiviteiten zodanig heeft vormgegeven dat bewust onduidelijkheid is gecreëerd bij aanbieders met wie zij zaken deed. Gelet op het feit dat alle correspondentie vanuit MRV werd verstuurd, het adres van MRV en het rekeningnummer van MRV werd gehanteerd en ook getracht is de Kamer van Koophandel nummers in de administratie van verzekeraars te wijzigen kan de productie die tot stand is gekomen bij aanbieders worden toegeschreven aan MRV. […………] had immers geen contacten meer met de aanbieders. Dit blijkt ook uit de correspondentie tussen [……………] […………….], advocaat van […………………], en […………………], advocaat van […………..] en de heer [C]. Deze correspondentie zag onder meer op het juridisch geschil tussen […………….] en [……………]. In een brief van [………………………..] van 25 maart 2009 gericht aan […………………..] wordt onder meer het volgende aangegeven: “Één van de vorderingen op uw cliënten [………………………………….] en de heer [C] betreft de niet doorgeboekte provisie. Recent namen cliënten kennis van een jaaropgave 2008 van […….] gericht aan […………. […………..………………], waaruit blijkt dat een totaalbedrag aan provisie van € [………….] is gerealiseerd. De heer [C] deed nagenoeg geen zaken met […………]. Het gaat hier dan ook om productie die na de overname van de aandelen is gerealiseerd en Multi Risk Verzekeringen toekomt. (…)” In een brief van 22 april 2009 van [……………….] gericht aan […………………………….] wordt onder meer het volgende vermeld: “Verkoper heeft – onaangenaam verrast door de inhoud van uw schrijven (aangezien zij in 2008 helemaal geen zaken heeft gedaan met [……….]) – contact opgenomen met [……..]. Gebleken is dat uw cliënt uit naam van de Verkoper verzekeringen heeft afgesloten. (…) Uw cliënt heeft ook – uiteraard zelfs(!) – dit recht niet. Ik verzoek – en zo nodig sommeer ik – uw cliënt om niet langer op wat voor manier dan ook uit naam van Verkoper op te treden. (…)” Uit bovenstaande correspondentie blijkt dat [……………….] zelf geen verzekeringen heeft afgesloten bij aanbieders. Op grond van het voorgaande is de AFM derhalve van oordeel dat de activiteiten zijn verricht door MRV zonder dat zij beschikte over een daartoe vereiste vergunning. Uit de correspondentie valt af te leiden dat ‘[…………….] ook niet op de hoogte was van de activiteiten van MRV en het afkeurt dat MRV haar naam gebruikt bij het verrichten van activiteiten. MRV heeft bij het vormgeven van haar activiteiten bewust onduidelijkheid gecreëerd bij aanbieders over haar identiteit. Op deze manier heeft zij getracht via de vergunning 2
Dit betreft onder andere de aanstellingen bij [……………], […………………………], [………], [……] en [……………………].
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 15 van 25
van een andere instantie ([……………..]) aanstellingen bij aanbieders te verkrijgen. Dit acht de AFM zeer kwalijk en verwijtbaar. De AFM neemt hierbij ook in ogenschouw dat MRV en de heer [B] op de hoogte waren van de vergunningplicht. Er was immers al eerder een vergunning aangevraagd voor MRV. Daarnaast beschikt de heer [B] met zijn andere onderneming, [….], over een vergunning van de AFM. De activiteiten van MRV zijn onder verwijzing naar het voorgaande op geraffineerde wijze vormgegeven, zodat voor aanbieders niet gelijk duidelijk zou zijn dat zij handelden met een illegale partij. In aanvulling hierop merkt de AFM op dat met de overeenkomt van 15 juli 2008 tussen [………………] en […………….] beoogd is de activiteiten die [………………] voorheen verrichtte voor het bemiddelen in verzekeringen te laten doorzakken naar MRV. In de overeenkomst is een relatiebeding opgenomen. [………..] [….] mocht na overdracht van de aandelen geen werkzaamheden meer verrichten die zagen op het bemiddelen in verzekeringen. Uit de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 december 2009 volgt dat zij dit ook heeft nageleefd, in rechtsoverweging 4.14 van voornoemde uitspraak stelt de rechter dat onvoldoende door [……] [……….] is aangetoond dat [………………..] activiteiten heeft ontplooid op het gebied van verzekeringen. Dit draagt bij aan de veronderstelling dat MRV zelf activiteiten heeft verricht gericht op het tot stand brengen van verzekeringsovereenkomsten. Hierbij zijn ook de verweren van MRV relevant waarin zij stelt dat alle nieuwe productie zou worden ondergebracht en begeleid door [………………], omdat er bij overdracht nog geen AFM vergunning aanwezig was. Hiervoor zijn bij de desbetreffende transactie destijds een aantal waarborgen ingebouwd, waardoor naar het oordeel van MRV niet in strijd met de Wft zou worden gehandeld. Een van deze waarborgen was dat [….. ……….] zou aanblijven als feitelijk leidinggevende voor de AFM, zodat een vergunning kon worden verkregen. Voorts zouden vergunningplichtige activiteiten slechts na goedkeuring van […………….] plaatsvinden. Deze verweren slagen naar het oordeel van de AFM niet. Zoals hierboven vermeld heeft MRV zelf activiteiten verricht gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een verzekerings- of een kredietovereenkomst. Dit blijkt ook uit de informatie ontvangen van […………………………..] van 19 februari 2010. Uit het ontvangen overzicht blijkt dat MRV acht kredietaanvragen heeft ingediend bij […………………………..]. Ten overvloede merkt de AFM op dat MRV zich naar buiten toe heeft gepresenteerd als contractspartij met de handelsnaam Multi Risk & Management Groep. […………….] is hier nimmer aan te pas gekomen. Het feit dat […………….] zou aanblijven als feitelijk leidinggevende met een vergunning van de AFM doet niet af aan het feit dat MRV zelf dient te beschikken over een vergunning nu zij zelf activiteiten heeft verricht die kwalificeren als bemiddelen. Zelfs indien de bestuurder van MRV beschikte over een AFM vergunning, dan nog zou MRV geen vergunningplichtige activiteiten mogen verrichten. Een vergunning is immers persoonlijk en niet overdraagbaar.3 MRV zou slechts dan vergunningplichtige activiteiten mogen verrichten indien [……………] haar had aangemeld als aangesloten onderneming op grond van artikel 2:105 Wft, hetgeen [………………] heeft nagelaten.
3
Artikel 2:1 Wft.
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 16 van 25
Uit het voorgaande blijkt dat MRV activiteiten heeft verricht die gericht waren op het als tussenpersoon tot stand brengen van een verzekerings- of kredietovereenkomst. Werkzaamheden die kwalificeren als het assisteren bij het beheer en uitvoering van de overeenkomst De AFM is ook van oordeel dat MRV activiteiten heeft verricht die kwalificeren als het assisteren bij het beheer en uitvoering van een overeenkomst. Bij het assisteren bij het beheer en uitvoering van de overeenkomst kan onder meer worden gedacht aan het innen van premies ten behoeve van een verzekeraar of het bijstaan van een cliënt wanneer deze jegens de verzekeraar een beroep doet op de overeenkomst (bijvoorbeeld als de cliënt een schade claimt).4 Uit de verstrekte gegevens blijkt dat MRV tenminste eenmaal betrokken is geweest bij schadeafhandeling.5 Daarnaast heeft MRV diverse malen intermediairwijzigingen (al dan niet met toestemming van polishouders) verstuurd aan verschillende aanbieders met het verzoek de klant over te schrijven naar de verzekeringsportefeuille van MRV. MRV bestrijdt in haar zienswijze hetgeen de AFM heeft gemeld betreffende de intermediairwijzigingen. Naar het oordeel van MRV zijn deze niet zonder medeweten van [………………] en niet in opdracht van de heren [B] en […………….] door [……………..] verzonden. Deze posten zijn naar het oordeel van MRV ter nakoming van de overeengekomen doorlopende provisie door [………………] ingevoerd en vallen dan ook onder verantwoordelijkheid van […………..]. Dit verweer kan naar het oordeel van de AFM niet slagen. Uit de ontvangen stukken van onder meer [……………] en [……………] blijkt dat mevrouw [………], werkzaam voor de heer [B]6, verschillende verzoeken tot intermediairwijzigingen heeft verstuurd aan aanbieders. Uit deze stukken blijkt tevens dat deze verzoeken niet altijd zijn gedaan met toestemming van de polishouder: - een e-mail verzonden op dinsdag 16 december 2008 van [………..], afdeling […………………………..] […] [………….], aan [………….]@multirisk.nl onder meer inhoudende: “Verzekerde geeft aan dat hij nimmer een intermediairswijzigingverzoek heeft ondertekend en dat hij niet weet wie Multi Risk is. Ik heb het dossier opgevraagd en de handtekening van verzekerde komt inderdaad niet over één”; - een brief gericht aan [……………….], gedateerd 26 maart 2009, ondertekend met […………….] onder meer met de volgende tekst: “Bij deze verzoek ik u de bovengenoemde polis ongewijzigd via het agentschap van [………………………..] voort te zetten. (…) De door u, in december 2008, ontvangen intermediairwijziging is niet door mij ondertekend en ik was er dan ook niet van op de hoogte dat mijn tussenpersoon gewijzigd werd.”. 4
Kamerstukken II 29507, nr. 3, pag. 69. Op 3 september 2009 is een bedrag van € […….] uitgekeerd aan klant [……..] met het kenmerk ‘eerste deel schadeuitkering’. 6 Uit de correspondentie komt niet eenduidig naar voren of mevrouw […….] in loondienst is bij MRV of bij [….] […………….], een andere onderneming van de heer [B]. De AFM is echter van mening dat de werkzaamheden van mevrouw [……..] wel zijn verricht voor MRV. Mevrouw [……..] verricht namelijk haar werkzaamheden vanuit het kantoor van MRV te Hilversum, gebruikt in haar correspondentie de adresgegevens van MRV en gebruikt tevens het emailadres van MRV ([……………]@multirisk.nl). Al deze factoren dragen bij aan de veronderstelling dat mevrouw [………] de werkzaamheden heeft verricht voor MRV. 5
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 17 van 25
Dat ook [……………] niet op de hoogte was van de intermediairwijzigingen blijkt uit de brief van 11 februari 2010 van [……………..], die onder meer het volgende bevat: “11. De betreffende intermediairswijzigingen zijn zonder medeweten van [……….] en in opdracht van de heren [B] en [………] door [………………..] verzonden. Laatstgenoemde had uitdrukkelijke instructies gekregen om [………..] hiervan niet op de hoogte te stellen. Nadat een van de betrokken verzekeringnemers zich meldde bij [……………………] heeft deze verzekeraar contact opgenomen met [………..…….] en aangegeven dat de verzekeringnemer niet op de hoogte was en geen toestemming gegeven had voor een wijziging van intermediair. Tegelijkertijd meldde zich een collega-tussenpersoon met de mededeling dat een klant van hem een intermediair gewijzigde AOV polis had ontvangen en hier nimmer toestemming voor gegeven had. […………] stelde direct [………] op de hoogte en [……….] stelde een onderzoek in (klanten telefonisch benaderd en handtekening vergeleken adhv legitimatie). Toen bleek dat er valse handtekeningen geplaatst waren onder de intermediairswijzigingen en uit verder onderzoek bleek dat er meer van dit soort activiteiten ondernomen werden door de heren [B] en [………..] heeft [………] zich teruggetrokken als feitelijk leider voor de AFM”. Uit het voorgaande blijkt dat MRV werkzaamheden heeft verricht die kwalificeren als het assisteren bij het beheer en uitvoering van de overeenkomst. Ten aanzien van de overige punten in de zienswijze van MRV 1. Onrechtmatig verkregen informatie MRV stelt in haar zienswijze dat zij bij het onderzoek door de afdeling [………] van de AFM niet op haar recht is gewezen om niet verplicht te zijn gerechtelijke stukken te overleggen, waardoor de informatie die ten grondslag ligt aan het onderzoeksrapport onrechtmatig is verkregen. Dit verweer kan naar het oordeel van de AFM niet slagen. De toezichthouders van de AFM kunnen op grond van artikel 1:72 Wft juncto artikel 5:16 Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten behoeve van het toezicht op de naleving van de Wft van een ieder inlichtingen vorderen. Om deze bevoegdheid ook daadwerkelijk te kunnen effectueren bestaat er op grond van artikel 5:20 Awb een medewerkingsplicht. Op grond van dit artikel is een ieder verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. De medewerkingsplicht impliceert een plicht tot het verstrekken van inlichtingen en tot het geven van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden.7 De Klachtencoördinator heeft in haar afdoeningsbrief van de klacht van MRV van 2 februari 2010 vastgesteld dat de toezichthouders van de AFM aan MRV en de heer [B] geen informatieverzoeken hebben gedaan die niet toegestaan zijn of niet gepast zouden zijn.8 Voorts heeft de heer [B] de informatie waar MRV naar verwijst, namelijk de informatie van 9 december 2009 inzake de lopende civiele procedure, naar aanleiding van een schriftelijk informatieverzoek zelf opgestuurd naar de AFM. Uit de afdoeningsbrief van de klacht blijkt dat de heer [B] aan toezichthouders van de AFM heeft verklaard dat de betreffende stukken zijn gelijk in de civiele procedure 7 8
MvT, kamerstukken II 23 700 nr. 3, pag. 147. Brief van 27 september 2010 met kenmerk [……………………………….].
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 18 van 25
zouden bewijzen. Gelet op het feit dat de heer [B] zelf deze stukken heeft overgelegd is de AFM dan ook van oordeel dat de stukken niet onrechtmatig zijn verkregen. Voorts kan MRV ook niet met succes een beroep doen op het zwijgrecht. Op grond van artikel 1:82, eerste lid, Wft is degene die wordt verhoord met het oog op het aan hem opleggen van een bestuurlijke boete niet verplicht ten behoeve daarvan verklaringen af te leggen.9 Op grond van artikel 1:82, tweede lid, Wft dient de AFM aan de betreffende persoon mede te delen dat hij niet verplicht is tot antwoorden, de zogenaamde cautie. Het beroep van MRV op haar zwijgrecht kan niet slagen, omdat de inlichtingen waar MRV naar verwijst in het kader van de normale uitoefening van het toezicht zijn gevorderd. Op dit moment was er nog geen sprake van een ‘criminal charge’, zodat MRV zich niet kan beroepen op het zwijgrecht. Hierbij zij ten overvloede opgemerkt dat verstrekte informatie ter onderbouwing van een punitieve sanctie in ieder geval wel mag worden meegenomen indien het gaat om informatie die de toezichthouder in handen krijgt op basis van eigen handelen. Het gaat dan om informatie die onafhankelijk van de wil van betrokkene bestaat, hetgeen in onderhavige situatie het geval was. 2. Er is geen sprake geweest van een onafhankelijk onderzoek MRV stelt in haar zienswijze dat medewerkers van de afdeling […………] van de AFM het onderzoek bij MRV niet onafhankelijk hebben uitgevoerd. Op basis van signalen uit de markt is al een conclusie getrokken, waardoor in het onderzoek naar deze conclusie is toegewerkt zonder hoor en wederhoor toe te passen. Dit maakt het onderzoek van de AFM onrechtmatig. MRV heeft hiervoor ook een klachtenprocedure opgestart bij de AFM. De AFM kan MRV niet volgen in haar stelling dat het onderzoek niet onafhankelijk heeft plaatsgevonden en om deze reden onrechtmatig is. De AFM houdt risicogestuurd toezicht. Dit houdt in dat de AFM, gelet op haar beperkte capaciteiten, daar toezicht houdt waar het noodzakelijk is. In onderhavige situatie zijn meldingen uit de markt wegens het mogelijk illegaal bemiddelen van MRV aanleiding geweest om een onderzoek te starten bij MRV. De AFM heeft onderzoek uitgevoerd ten kantore van MRV, maar heeft ook informatie opgevraagd bij andere partijen. Op basis van de bevindingen uit dit onderzoek is besloten het dossier over te dragen voor een bestuurlijke boete. MRV heeft in het boeteproces de mogelijkheid gekregen om haar zienswijze te geven op de bevindingen in het onderzoeksrapport en het voornemen tot boeteoplegging. In dit kader is hoor en wederhoor toegepast. 4.
Besluit
Op grond van het vorenstaande besluit de AFM uit hoofde van artikel 1:80 Wft aan MRV een bestuurlijke boete op te leggen wegens overtreding van artikel 2:80, eerste lid, Wft in de periode van 1 juli 2008 tot en met september 2009. Het bedrag van deze bestuurlijke boete wordt vastgesteld met inachtneming van artikel 1:80 Wft juncto artikel 1:81 Wft juncto de artikelen 2 en 3 van het Besluit boetes Wft. In artikel 3 Besluit boetes Wft juncto artikel 2 Besluit boetes Wft is bepaald dat het bedrag van de boete voor overtreding van artikel 2:80, eerste lid, Wft € 96.000,- (tariefnummer 5) bedraagt. Op grond van artikel 6, eerste lid, Besluit boetes Wft is de hoogte van een boete die wordt opgelegd aan een persoon die behoort tot één van de in dat artikellid genoemde categorieën, 9
Deze bepaling is bij invoering van de Vierde tranche Awb komen te vervallen. Het zwijgrecht en de cautie zijn nu geregeld in artikel 5:10a Awb.
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 19 van 25
mede afhankelijk van diens draagkracht. MRV is aan te merken als persoon bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a, Besluit boetes Wft. Artikel 6, tweede lid, Besluit boetes Wft bepaalt dat de draagkracht in de hoogte van de boete tot uiting komt door het boetebedrag, zoals bepaald op grond van artikel 3 Besluit boetes Wft, te vermenigvuldigen met de op grond van artikel 7 Besluit boetes Wft toepasselijke draagkrachtfactor (1 – 5). Uit de door MRV verstrekte gegevens blijkt dat bij MRV thans geen personen werkzaam zijn die zich rechtstreeks bezighouden met financiële dienstverlening. Op grond van artikel 7, aanhef en onder a, onder 5°, Besluit boetes Wft is in dat geval draagkrachtfactor 1 van toepassing. De boete voor overtreding van artikel 2:80, eerste lid, Wft bedraagt op grond van het vorenstaande € 96.000,-. De AFM ziet aanleiding om de boete te matigen […………….][…………………….]. [……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………… Derhalve heeft de AFM de boete vastgesteld op € 13.950,-. Het bedrag van de boete ad € 13.950,- dient, onder vermelding van ‘factuurnummer [………]’, te worden betaald aan de AFM door overschrijving op bankrekeningnummer [……………], bij [………………………………….] te [……………]. Voor dit bedrag zal geen afzonderlijke factuur worden verzonden. Op grond van artikel 1:85, eerste lid, Wft dient de boete te worden betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van deze beschikking. De beschikking treedt op grond van artikel 3:40 Awb juncto artikel 3:41 Awb in werking op de dag van toezending daarvan. Artikel 1:85, tweede lid, Wft kent opschortende werking toe aan een daartegen ingesteld bezwaar of beroep. Ongeacht een ingesteld bezwaar of beroep wordt de wettelijke rente berekend vanaf de dag na het verstrijken van de termijn genoemd in artikel 1:85, eerste lid, Wft. 4.1
Beslissing tot publicatie
Artikel 1:98 Wft verplicht de AFM ertoe om een besluit tot het opleggen van een boete te openbaren nadat dit besluit rechtens onaantastbaar is geworden. Daarenboven verplicht artikel 1:97, eerste lid onder a, Wft om dit besluit tot oplegging van een boete ook openbaar te maken nadat dit aan MRV is toegezonden. Op grond van het bepaalde in artikel 1:97, tweede lid, Wft geschiedt openbaarmaking van het besluit niet eerder dan nadat vijf werkdagen zijn verstreken na de dag waarop het besluit aan de betrokken persoon bekend is gemaakt.
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 20 van 25
Met de verplichting tot openbaarmaking van bestuurlijke boetes door de AFM beoogt de wetgever de deelnemers op de financiële markten te waarschuwen in het belang van de ordelijke en transparante financiëlemarktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en de zorgvuldige behandeling van cliënten (vergelijk PG 29 708, nr. 19, pag. 301-303, pag. 420-421, nr. 30, pag. 30 en nr. 39, pag. 8-10). Dit is in lijn met de doelen die de inmiddels vervallen sectorale toezichtwetten beoogden te dienen. De AFM kan slechts van openbaarmaking afzien indien op grond van artikel 1:98 Wft, respectievelijk artikel 1:97, vierde lid, Wft openbaarmaking van het besluit in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het door de AFM uit te oefenen toezicht op de naleving van deze wet. Van dat laatste is naar het oordeel van de AFM geen sprake, zodat niet van openbaarmaking kan worden afgezien. Het belang van MRV kan in dit verband niet tot een andere uitkomst leiden. Immers, dat argument heeft geen betrekking op de vraag of openbaarmaking van het besluit in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het door de AFM uit te oefenen toezicht op de naleving van de Wft. Bijlage 2 bij dit besluit bevat de volledige tekst van het besluit dat op de website van de AFM openbaar zal worden gemaakt, geschoond van vertrouwelijke informatie. Mocht u van mening zijn dat er desondanks vertrouwelijke tekst in staat die geschoond zou moeten worden, dan verneemt de AFM dat graag binnen 3 dagen na bekendmaking van dit besluit. De openbaarmaking van de boete zal plaatsvinden door publicatie van het onderhavige besluit – geschoond van vertrouwelijke informatie – op de website van de AFM en door middel van een persbericht en/of advertentie. De basis van de tekst die in het te publiceren persbericht en/of advertentie zal worden opgenomen, is de volgende: “AFM legt een boete op aan Multi Risk Verzekeringen voor illegale bemiddeling De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft op 19 oktober 2010 een bestuurlijke boete van € 13.950,- opgelegd aan Multi Risk Verzekeringen B.V., tevens handelend onder de naam Multi Risk & Management Groep, gevestigd te Hilversum. Naar aanleiding van signalen uit de markt is de AFM in september 2009 een onderzoek gestart bij Multi Risk Verzekeringen B.V. De AFM heeft vastgesteld dat Multi Risk Verzekeringen B.V. in de periode van 1 juli 2008 tot en met september 2009 heeft bemiddeld in verzekeringen en kredieten zonder te beschikken over de verplichte vergunning van de AFM. Dit is een overtreding van de verbodsbepaling die stelt dat het verboden is in Nederland te bemiddelen zonder vergunning (artikel 2:80, eerste lid, Wft). De boete is gematigd van € 96.000,- tot € 13.950,-. Het besluit van de AFM kan door belanghebbende(n) ter toetsing aan de rechter worden voorgelegd. Het volledige besluit is te vinden op www.afm.nl
. Bij vragen of klachten kunt u contact opnemen met het Meldpunt Financiële Markten van de AFM: 0900-5400 540 (0,05 euro per minuut).
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 21 van 25
De AFM bevordert eerlijke en transparante financiële markten. Wij zijn de onafhankelijke gedragstoezichthouder op de markten van sparen, lenen, beleggen en verzekeren. De AFM bevordert zorgvuldige financiële dienstverlening aan consumenten en ziet toe op een eerlijke en efficiënte werking van kapitaalmarkten. Ons streven is het vertrouwen van consumenten en bedrijven in de financiële markten te versterken, ook internationaal. Op deze manier draagt de AFM bij aan de welvaart en de economische reputatie van Nederland.” Let op: de AFM kan, al naar gelang van de omstandigheden op het moment van publicatie, bovengenoemde publicatietekst wijzigen of aanvullen. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb), wordt op grond van het bepaalde in artikel 1:97, derde lid, Wft de openbaarmaking van het besluit opgeschort totdat er een uitspraak is van de voorzieningenrechter. Indien MRV een verzoek om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 Awb heeft gedaan verzoekt de AFM MRV dit aan de AFM per e-mail ([…………….]@afm.nl) door te geven. Bij gebreke daarvan zal de AFM de boete openbaar maken op de wijze als bovengenoemd. Tevens vraagt de AFM MRV in dat geval het verzoek om de voorlopige voorziening per fax aan de AFM toe te sturen (faxnummer [………………]). 5.
Rechtsgangverwijzing
Iedere belanghebbende kan tegen deze beschikking bezwaar maken door binnen zes weken na bekendmaking daarvan een bezwaarschrift in te dienen bij de AFM, t.a.v. Juridische Zaken, Postbus 11723, 1001 GS, Amsterdam. Een bezwaarschrift kan ook per fax (alleen naar faxnummer 020-797 3835), per e-mail (alleen naar emailadres [email protected]) of door middel van het formulier op de website van de AFM (www.afm.nl/bezwaar) worden ingediend. Aan deze elektronische wijze van verzending stelt de AFM nadere eisen die op haar website worden toegelicht. Dat een bezwaarschrift niet aan andere AFM faxnummers of AFM emailadressen wordt verzonden dan de hier genoemde, is één van die eisen. De AFM zal het bezwaarschrift alleen inhoudelijk in behandeling nemen als aan bedoelde eisen is voldaan.
Hoogachtend, Autoriteit Financiële Markten
Was getekend Assistent boetefunctionaris Bijlage 1: Wettelijk kader Bijlage 2: Geschoonde versie boetebesluit
Was getekend Plaatsvervangend boetefunctionaris
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 22 van 25
Bijlage 1 Wettelijk kader In artikel 1:1 Wft is – voor zover relevant – bepaald: bemiddelaar: diegene die bemiddelt; (…) bemiddelen: (…) b. alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake krediet tussen een consument en een aanbieder of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een dergelijke overeenkomst; of c. alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een verzekering tussen een cliënt en een verzekeraar of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een verzekering; (…) financieel product: g. een verzekering die geen herverzekering is; (…) financiële dienst: (…) c. bemiddelen; (…) financiëledienstverlener: degene die een ander financieel product dan een financieel instrument aanbiedt, die adviseert over een ander financieel product dan een financieel instrument of die bemiddelt, herverzekeringsbemiddelt, optreedt als gevolmachtigd agent of optreedt als ondergevolmachtigde agent; (…) financiële onderneming: (…) f. een financiëledienstverlener; (…) toezichthouder: de Nederlandsche Bank of de Autoriteit Financiële Markten, ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht overeenkomstig artikel 1:24 onderscheidenlijk artikel 1:25; (…) verzekering: (…) b. levensverzekering; c. natura-uitvaartverzekering; of d. schadeverzekering; In artikel 1:25 van de Wft is – voor zover relevant – bepaald: 1. Gedragstoezicht is gericht op ordelijke en transparante financiëlemarktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten.
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 23 van 25
In artikel 1:80 van de Wft is – voor zover relevant – bepaald: 1. De toezichthouder kan een bestuurlijke boete opleggen terzake van overtreding van voorschriften, gesteld ingevolge de in de bijlage bij dit artikel genoemde artikelen […] In artikel 1:81 van de Wft is bepaald: 1. Het bedrag van de bestuurlijke boete wordt bepaald bij algemene maatregel van bestuur, met dien verstande dat de boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste € 900.000 bedraagt. 2. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen bestuurlijke boete. 3. De toezichthouder kan het bedrag van de bestuurlijke boete lager stellen dan in de algemene maatregel van bestuur is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval onevenredig hoog is. In artikel 1:83 van de Wft is bepaald: 1. Indien de toezichthouder voornemens is een bestuurlijke boete op te leggen, geeft hij de betrokkene daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust. 2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt de toezichthouder de betrokkene in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de bestuurlijke boete wordt opgelegd. In artikel 1:84 van de Wft is bepaald: 1. De toezichthouder legt de bestuurlijke boete op bij beschikking. 2. De beschikking vermeldt in elk geval: a. het feit terzake waarvan de bestuurlijke boete wordt opgelegd, alsmede het overtreden voorschrift; b. het bedrag van de boete en de gegevens op basis waarvan dit bedrag is bepaald; en c. de termijn, bedoeld in artikel 1:85, eerste lid, waarbinnen de boete moet worden betaald. In artikel 1:85 van de Wft is bepaald: 1. De bestuurlijke boete wordt betaald binnen zes weken na de inwerkingtreding van de beschikking waarbij zij is opgelegd. 2. Indien tegen het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete bezwaar of beroep wordt aangetekend, schorst dit de verplichting tot betaling van de boete totdat de beroepstermijn is verstreken of indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. 3. Indien de bestuurlijke boete niet is betaald binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, wordt zij vermeerderd met de wettelijke rente. De wettelijke rente wordt berekend vanaf de dag na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn. 4. Indien de bestuurlijke boete niet tijdig is betaald, stuurt de toezichthouder schriftelijk een aanmaning om binnen twee weken de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging dat de boete, voorzover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het vijfde lid zal worden ingevorderd. 5. Bij gebreke van tijdige betaling kan de toezichthouder de bestuurlijke boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.
Datum Ons kenmerk Pagina
19 oktober 2010 […………………..] 24 van 25
6. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. 7. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de toezichthouder die de bestuurlijke boete heeft opgelegd. 8. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de voorzieningenrechter van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist. 9. Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de bestuurlijke boete ten onrechte of op een te hoog bedrag is vastgesteld. In artikel 1:97 van de Wft is – voor zover relevant – bepaald: 1. De toezichthouder maakt een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete ingevolge deze wet na bekendmaking openbaar, indien de bestuurlijke boete is opgelegd terzake overtreding van: a. een verbodsbepaling uit deze wet of ingevolge artikel 1:58, tweede lid, 1:58a, tweede lid, 1:58b, tweede lid, 1:58c, derde lid, 1:59, tweede lid, 1:67, eerste lid, 1:77, eerste lid, derde volzin, 4:4, eerste lid, of 4:4a; b. een overige bepaling die in de algemene maatregel van bestuur op basis van artikel 1:81, eerste lid, beboetbaar is gesteld met tariefnummer 4 of 5; (…) 2. De openbaarmaking van het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete geschiedt niet eerder dan nadat vijf werkdagen zijn verstreken na de dag waarop het besluit aan de betrokken persoon bekend is gemaakt. 3. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de openbaarmaking van het besluit opgeschort totdat er een uitspraak is van de voorzieningenrechter. 4. Indien de openbaarmaking van het besluit in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het door de toezichthouder uit te oefenen toezicht op de naleving van deze wet blijft deze achterwege. In artikel 1:98 van de Wft is bepaald: Onverminderd artikel 1:97 maakt de toezichthouder een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete ingevolge deze wet openbaar, nadat het rechtens onaantastbaar is geworden, tenzij de openbaarmaking van het besluit in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het door de toezichthouder uit te oefenen toezicht op de naleving van deze wet. In artikel 2:80 van de Wft is – voor zover relevant – bepaald: 1. Het is verboden in Nederland zonder een daartoe door de Autoriteit Financiele Markten verleende vergunning te bemiddelen. (…) Besluit boetes Wft In artikel 2 van het Besluit boetes Wft is – voor zover relevant – bepaald: Voor de tariefnummers, behorend bij de in artikel 3, 4 en 5 genoemde overtredingen, zijn de boetebijdragen als volgt samengesteld:
Datum Ons kenmerk Pagina
Tariefnummer (…) 5
19 oktober 2010 […………………..] 25 van 25
Boete € 96.000
In artikel 3 van het Besluit boetes Wft is – voor zover relevant – bepaald: Wet op het financieel toezicht Tariefnummer (…) (…) 2:80, eerste lid 5 In artikel 6 van het Besluit boetes Wft is – voor zover relevant – bepaald: 1. Indien een boete wordt opgelegd aan een persoon die behoort tot een van de hierna genoemde categorieën, is de hoogte van de boete mede afhankelijk van diens draagkracht: a. financiële ondernemingen; (…) 2. De draagkracht komt in de hoogte van de boete tot uiting door het boetebedrag, zoals bepaald op grond van artikel 3, 4 en 5, te vermenigvuldigen met de op grond van artikel 7 toepasselijke draagkrachtfactor. In artikel 7 van het Besluit boetes Wft is – voor zover relevant – bepaald: De in artikel 6, tweede lid, bedoelde draagkrachtfactoren zijn: a draagkrachtfactor één: (…) 5° financielëdienstverleners, niet zijnde financiële ondernemingen als bedoeld onder 1° tot en met 4°, waarvan het aantal werknemers, gemeten naar voltijdsequivalent, dat zich rechtstreeks bezighoudt met financiële dienstverlening minder dan 15 bedraagt; (…) Algemene wet bestuursrecht (Awb) In artikel 3:40 Awb is bepaald: Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. In artikel 3:41 Awb is - voor zover relevant - bepaald: 1. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. In artikel 8:81 Awb is – voor zover relevant – bepaald: 1. Indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.