Investeren en verbinden
Energieprogramma Provincie Limburg Continu winnen 2008 2011 2020
www.limburg.nl
Colofon Uitgave: Provincie Limburg Postbus 5700 6202 MA Maastricht Tel.: +31 (0)43 389 99 99 Fax: +31 (0)43 361 80 99 E-mail:
[email protected] Internet: www.limburg.nl Tekst: Provincie Limburg Afdeling Milieu en Duurzame Ontwikkeling
8324 november 2008
Energieprogramma Provincie Limburg Continu winnen 2008 2011 2020
Maastricht, december 2008
4
Energieprogramma Provincie Limburg
Inhoudsopgave SAMENVATTING
7
1
Inleiding
9
1.1 ENERGIEPROGRAMMA
9
1.2 HOOFDPUNTEN UIT CONCEPT ENERGIEPROGRAMMA
10
1.3 LEESWIJZER
11
2 Limburg energiek
13
2.1 WAAR STAAT DE PROVINCIE VOOR?
13
2.2 DE PROVINCIE IN DE ENERGIEWERELD VAN MORGEN
13
2.3 DE WEG NAAR DE ENERGIEWERELD VAN MORGEN
15
2.4 Economische potentie van de transitie naar de energiewereld van morgen
19
2.5 DE UITDAGING
20
3
Het energieprogramma
21
3.1 AMBITIEUZE DOELEN
21
3.2 KNELPUNTEN IN DE ENERGIETRANSITIE
22
3.3 ENERGIEBESPARING
24
3.4 VAN RESULTAAT NAAR GEWENST EFFECT
26
3.5 DE ENERGIETRANSITIE PROJECTEN EN HET ENERGIETRANSITIE PROCES 27
3.6 AANPASSINGEN OP VIGEREND BELEID
28
3.7 COMMUNICATIESTRATEGIE
29
3.8 LOBBY: ONDERWERPEN EN AANPAK
32
4
Energietransitie projecten
34
4.1 UITWERKING ENERGIETRANSITIE PROJECTEN
34
4.2 GEREALISEERDE INITIATIEVEN EN ONTWIKKELINGEN
35
5
Middelen
39
5.1 KOSTEN ENERGIEPROGRAMMA
39
5.2 VERDELING FINANCIËLE BIJDRAGEN PROVINCIE
40
6
Uitvoeringskader
45
6.1 Rol van de provincie
46
6.2 UITVOERINGSORGANISATIE
48
Continu winnen 2008 2011 2020
5
7
Operationeel plan
51
7.1 UITWERKING OPERATIONEEL PLAN
51
7.2 VOORTGANGSBEWAKING EN VERANTWOORDING
52
7.3 COMMUNICATIEPLAN
53
Bijlage 1 ENERGIETRANSITIE PROJECTEN (KWALITATIEVE ASPECTEN)
55
BIJLAGE 1.1 VOORBEELDGEDRAG PROVINCIE
56
BIJLAGE 1.2 LIMBURGSE ENERGIE SUBSIDIE
57
BIJLAGE 1.3 DUURZAME ENERGIECENTRALE LIMBURG
58
BIJLAGE 1.4 DUIZEND KLIMAATWONINGEN
59
BIJLAGE 1.5 ENERGIEKE BEDRIJFSTERREINEN
60
BIJLAGE 1.6 INSTALLATEUR ALS AMBASSADEUR
61
BIJLAGE 1.7 GROOTSCHALIG ZON-PV
62
BIJLAGE 1.8 KLIMAATAFSPRAKEN GEMEENTEN – PROVINCIE LIMBURG
63
BIJLAGE 1.9 OPAC
64
BIJLAGE 1.10 SOLAR ACADEMY
65
BIJLAGE 1.11 REVOLVING FUND WONINGBOUWCORPORATIES
66
Bijlage 2 FINANCIERINGSBRONNEN
67
Bijlage 3 BELEIDSKADER WARMTE EN KOUDE OPSLAG PROVINCIE LIMBURG
70
6
Energieprogramma Provincie Limburg
SAMENVATTING Het voorliggende Energieprogramma Provincie Limburg is een nadere uitwerking van het concept Energieprogramma dat uw College in april 2008 heeft vastgesteld. Het effect dat met dit energieprogramma wordt nagestreefd, is dat in Limburg in 2011 (t.o.v. 2005) 5% energie is bespaard, 5% duurzame energie wordt opgewekt en (t.o.v. 1990) 6% CO2 is gereduceerd. Tevens beoogt het Energieprogramma dat burgers, bedrijfsleven en overheden in Limburg meer zelfstandig de energietransitie oppakken. Het concept Energieprogramma is met diverse stakeholders besproken. Naast waardering over de visie en de kwalitatieve opzet van het programma, is duidelijk geworden dat de Provincie een actieve en regisserende rol zal moeten spelen om initiatiefnemers en investeerders te bewegen te investeren in duurzame energie en energiebesparing. In het Energieprogramma komt dit enerzijds tot uitdrukking in de uitwerking van elf aansprekende energietransitie projecten, die onder regie van de Provincie worden gerealiseerd. Anderzijds komt dit tot uitdrukking in de keuze dat de Provincie een duidelijke initiërende rol zal vervullen bij het energietransitie proces, ofwel bij alle overige ontwikkelingen en investeringen in toepassingen van duurzame energie en energiebesparing. De totale financiële bijdrage in de periode 2008-2011 van de Provincie wordt geraamd op € 39,5 miljoen. Dit is inclusief € 4 miljoen ten behoeve van de organisatie van de uitvoering. Hiervan wordt € 20 miljoen gealloceerd voor de energietransitie projecten (11 stuks) en ruim € 15,5 miljoen voor het energietransitie proces. De ambitie is met deze gelden de stakeholders te bewegen te investeren in toepassingen van duurzame energie en energiebesparing en die investeringen te koppelen aan de in de voorjaarsnota benoemde beeldbepalende ontwikkelingen. De Provincie wil haar financiële bijdrage van € 39,5 miljoen uitbreiden met fondsen afkomstig van banken en financieringsinstellingen, en daarmee een Klimaatfonds Limburg vormen. Het Klimaatfonds is momenteel nog niet volledig gevuld. Tijdens de uitvoeringsperiode van het Energieprogramma worden op basis van geconstateerde (financierings)behoeften en beschikbare middelen verschillende regelingen ontwikkeld en opgezet. Met behulp van dit Klimaatfonds kunnen de komende jaren projecten uit het Energieprogramma (gedeeltelijk) worden gefinancierd. Om aanspraak te kunnen maken op deze gelden wordt van de initiatiefnemers een substantiële eigen bijdrage verwacht. De regisserende rol van de Provincie krijgt, naast het financieel stimuleren van energietransitie projecten en het energietransitie proces, mede gestalte in een continue en effectieve communicatie en lobby naar initiatiefnemers, investeerders en financiers. Ook daarin voorziet het Energieprogramma. Het besef dat realisatie van de klimaatdoelen alleen door een gezamenlijke (maatschappelijke) inspanning mogelijk is, maakt communiceren met genoemde partijen, in deze fase van bewust worden en leren, gedurende de komende jaren van groot belang.
Continu winnen 2008 2011 2020
7
8
Energieprogramma Provincie Limburg
1 1.1
Inleiding ENERGIEPROGRAMMA
In april 2008 is het concept Energieprogramma door GS vastgesteld en aangeboden aan de Commissie voor het Fysieke Domein van Provinciale Staten. In het concept Energieprogramma is aangegeven dat de Provincie kiest voor een duurzaam en integraal energiebeleid. De visie en strategie zijn geformuleerd inclusief een globaal inzicht in de acties, instrumenten en financiële middelen die nodig zijn om de gestelde doelen te kunnen realiseren. In de volgende paragraaf zijn de hoofdpunten van het concept Energieprogramma weergegeven. Het concept Energieprogramma had een sonderend karakter. Nadere uitwerking van bepaalde onderwerpen zou plaatsvinden nadat de Commissie voor het Fysieke Domein had ingestemd met het conceptprogramma en advies was uitgebracht door de Provinciale Commissie voor Omgevingsvraagstukken. Beide Commissies hebben ingestemd met het programma en er is positief advies uitgebracht. Het concept Energieprogramma is vervolgens verder uitgewerkt in een ontwerp Energieprogramma. Het is vanzelfsprekend dat de vragen en opmerkingen van de Commissies zijn verwerkt in het ontwerp Energieprogramma. Het ontwerp Energieprogramma is ter goedkeuring aangeboden aan Provinciale Staten. Het (ontwerp) Energieprogramma is zodanig geschreven dat voor een goede oordeelsvorming kennisneming van de inhoud van het concept Energieprogramma niet strikt noodzakelijk is. De Provincie heeft gekozen voor een brede duurzame energiemix. In dit Energieprogramma is de keuze voor deze brede energiemix nader onderbouwd. Deze keuze bepaalt namelijk de strategie en het beleid van het Energieprogramma. Daarnaast worden onderwerpen als energiebesparing, de bouwstenen van het stimuleringsinstrumentarium en het uitvoeringsprogramma nader uitgewerkt. De daaraan gekoppelde financiële middelen hangen in grote mate samen met de toekomstige investeringen in de beeldbepalende ontwikkelingen. De filosofie van Provincie Limburg is forse investeringen te doen in die beeldbepalende ontwikkelingen waardoor de effectiviteit en rendement van haar inzet vergroot wordt. Deze in de voorjaarsnota benoemde beeldbepalende ontwikkelingen zijn dus richtinggevend voor de investeringen die de Provincie wil doen. Provinciale Staten hebben op 7 november 2008 ingestemd met het ontwerp Energieprogramma, waarmee het programma een definitieve status heeft gekregen. Het Energieprogramma is richtinggevend voor de huidige coalitieperiode. Gedurende de uitvoering van het Energieprogramma stellen Gedeputeerde Staten jaarlijks een operationeel plan op, te beginnen bij het concretiseren van de activiteiten en maatregelen voor het eerstkomende kalenderjaar (2009)..Dit operationeel plan waarin de doelen en financiële middelen zijn geformuleerd en tevens de samenhang met de beeldbepalende ontwikkelingen wordt geduid, dient tevens als basis voor de jaarlijks verantwoording aan Provinciale Staten.
Continu winnen 2008 2011 2020
9
1.2
HOOFDPUNTEN UIT CONCEPT ENERGIEPROGRAMMA
Het concept Energieprogramma Provincie Limburg is één van de actiepunten van het programma Bereikbaar en Duurzaam Limburg en geeft invulling aan Limburg Energiek (één van de pijlers binnen het Programma Bereikbaar en Duurzaam Limburg). Het Energieprogramma Provincie Limburg is een concrete uitwerking van de wijze waarop de Provincie Limburg haar bijdrage wil leveren aan de ambities voor CO2-reductie, duurzame energieopwekking en energiebesparing, zoals deze op nationaal en Europees niveau voor 2020 zijn vastgelegd. Bovendien wil de Provincie in 2011 aansprekende energietransitie projecten hebben gerealiseerd. Ambitie De Provincie wil tot de top behoren op het gebied van zonne-energie. Enerzijds vanwege de economische potentie en de kennis die in Limburg aanwezig zijn over zonne-energie. Anderzijds omdat de burger aan de toepassing van deze duurzame energiebron zelf een grote bijdrage kan leveren. Tevens is de ambitie om de door de Europese Commissie en het Rijk gestelde ´2020-doelen’ te realiseren. Dat betekent dat Limburg in 2020: haar CO2-uitstoot met 20% heeft verlaagd ten opzichte van 1990, 20% van haar energiebehoefte duurzaam opwekt en 20% energie heeft bespaard ten opzichte van 2005. Grote inspanningen Indien de Provincie deze klimaatdoelen wil realiseren dan is een maximale inspanning nodig. Zonder duidelijke regie wordt grootschalige energiebesparing en duurzame energie opwekking op korte termijn niet gerealiseerd. Binnen alle coalitieprogramma’s vinden dan ook activiteiten plaats die bijdragen aan het Energieprogramma. In het Energieprogramma wordt ingezet op energiebesparing en ligt de focus op de brede duurzame energiemix: zonne-energie, biomassa (tweede generatie), geothermie en warmte-koude opslag. De Provincie Limburg ziet in deze vormen van duurzame energie de meeste kansen. Op deze wijze is realisatie van de doelstellingen voor 2011 zo dicht mogelijk te benaderen. Aan windenergie en waterkracht worden niet direct grote mogelijkheden toegedicht (zie ook § 2.3). Energietransitie De transitie van een economie die vooral gebaseerd is op fossiele brandstoffen naar een economie waarin duurzame energie de overhand heeft, beslaat minimaal een periode van 50 tot 100 jaar. Daarom bevat het Energieprogramma verschillende fasen. Energiebesparing en efficiencyverhoging krijgen in het begin van de transitieperiode de meeste aandacht om de klimaatverandering tegen te gaan. In de tijd ziet de fasering er als volgt uit: Bewust worden en leren (2008 – 2011, de coalitieperiode): via aansprekende projecten het betrekken
van vooral initiatiefnemers, vernieuwers, ondernemers en investeerders, de zogeheten initiators and early adapters, om de pijlers van het Energieprogramma in beweging te brengen. Toepassen (2011 – 2015): duurzame energie wordt haalbaar voor de early majority, de groep mensen die
niet alleen financiële overwegingen hebben om duurzame energie op te wekken.
10
Energieprogramma Provincie Limburg
Versnellen (2016 – 2020): duurzame energie wordt grootschalig toegepast door de grote meerderheid en
de mensen die gewoonlijk afwachten (late majority en adapters). De rollen die de Provincie tijdens de transitie invult, kunnen per duurzame pijler1 en de fase waarin die pijler zich bevindt, verschillen. Deze rollen kunnen zijn laissez faire, sensibiliseren, faciliteren, stimuleren en regisseren. Om als Provincie Limburg mogelijke initiatiefnemers te bewegen te investeren in duurzame energie en energiebesparing, wordt een effectief stimuleringsinstrumentarium (onder de paraplu van Klimaatfonds Limburg) ontwikkeld. Voor het financiële stimuleringsinstrumentarium wordt de bijdrage van de Provincie geraamd op € 39,5 miljoen. Dit is ca 10% van het te investeren bedrag (na aftrek van Europese en nationale bijdragen). Uitgangspunt is dat door de inzet van financiële middelen van de Provincie Limburg een multiplier effect kan worden bereikt van een factor 9; iedere Euro van de Provincie Limburg leidt tot 9 Euro aan investeringen van particulieren, bedrijven, banken en non-gouvernementele organisaties. 1.3 LEESWIJZER In hoofdstuk 2 is aangegeven waarvoor de Provincie staat, welke rol ze inneemt in de transitie naar de energiewereld van morgen en de strategie die ze daarbij wenst te volgen. In hoofdstuk 3 is concreet uitgewerkt op welke wijze de Provincie deze strategie denkt te realiseren, met de inzet van energietransitie projecten en ondersteuning van het energietransitie proces. Dit hoofdstuk bevat de kern van het Energieprogramma. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de energietransitie projecten en zijn reeds gerealiseerde initiatieven op dit terrein alsmede de huidige ontwikkelingen beschreven. In hoofdstuk 5 zijn aard en omvang van de kosten beschreven die voortvloeien uit de realisatie van het energieprogramma en de verdeling van de financiële bijdrage van de Provincie over - de looptijd van - het programma. Daarnaast is aangegeven welke financieringsbronnen kunnen worden aangesproken. Tenslotte wordt in dit hoofdstuk de opzet en werking van het Klimaatfonds Limburg toegelicht. In hoofdstuk 6 is aangegeven hoe het uitvoeringskader van het Energieprogramma zal worden vormgegeven. Hierin wordt onder andere de rol van de Provincie beschreven alsmede de organisatie van de uitvoering van het programma. In hoofdstuk 7 tenslotte, wordt ingegaan op het operationeel plan dat ten grondslag ligt aan de uitvoering van het Energieprogramma.
1 In het concept energieprogramma zijn de volgende duurzame pijlers onderscheiden: energiebesparing, zon-pv, biomassa, geothermie, wind en kennisinstituut.
Continu winnen 2008 2011 2020
11
12
Energieprogramma Provincie Limburg
2
Limburg energiek
De Provincie heeft in het concept Energieprogramma een duidelijke ambitie uitgesproken voor het opwekken van duurzame energie, energiebesparing en daarmee ook voor het reduceren van CO2-emissie. In dit hoofdstuk is aangegeven waar de Provincie voor staat, welke rol ze neemt in de transitie naar de energiewereld van morgen en de strategie die ze daarbij volgt. 2.1
WAAR STAAT DE PROVINCIE VOOR?
De identiteit die de Provincie wil uitstralen en de waarden waaraan ze belang hecht, zijn verwoord in het coalitieakkoord 2007-2011. Een deel van deze identiteit en waarden zijn verwerkt in dit Energieprogramma: op eigen kracht belangrijke ontwikkelingen in gang zetten; oog hebben voor en gebruikmaken van de duurzame samenhang tussen de investeringen in mensen, in
de waarde van onze leefomgeving en in de transformatie naar een innovatieve economie; gericht op het leveren van toegevoegde waarde, een Provincie die in Europa een voorbeeldrol wil vervul-
len door binnen de Provinciegrenzen en daar overheen te inspireren, te initiëren en te organiseren; een zelfbewuste ‘Europese Provincie’.
Bij deze identiteit en waarden passen geen passieve houding en gemakkelijk te realiseren doelen. De Provincie heeft daarom de ambitie om een gelijkwaardige bijdrage te leveren aan de 2020 EU en Rijk klimaat-/ energiedoelen. Dat betekent dat Limburg in 2020 haar CO2-uitstoot met 20% heeft verlaagd t.o.v. 1990, 20% van haar energiebehoeften duurzaam opwekt en 20% energie heeft bespaard ten opzichte van 2005. De doelen die de Provincie in deze coalitieperiode tot en met 2011 wil realiseren, zijn de POL2 2006 doelen. Dat houdt in dat in 2011 de CO2-uitstoot met zes procent is verlaagd en vijf procent van het energieverbruik duurzaam wordt opgewekt. Voor energiebesparing is in de POL-2006 geen doel opgenomen. Dat doel wordt in het volgende hoofdstuk geformuleerd. De verwachting is met de doelen voor 2011 voldoende aanzet te hebben gegeven om de ambitieuze doelstellingen voor 2020 ook daadwerkelijk te kunnen realiseren. 2.2 DE PROVINCIE IN DE ENERGIEWERELD VAN MORGEN De energiewereld van vandaag ziet er niet rooskleurig uit. Door het gebruik van fossiele brandstoffen komen veel CO2 en andere broeikasgassen in de atmosfeer. Bovendien gaat de conversie van die brandstoffen naar elektriciteit met veel warmteverlies gepaard. Deze effecten dragen bij aan de opwarming van de aarde. Ook neemt de vraag naar energie exponentieel toe waardoor makkelijk winbare fossiele brandstoffen schaars worden. 2
Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006
Continu winnen 2008 2011 2020
13
Die schaarste leidt tot prijsstijgingen - al dan niet gedreven worden door speculatief gedrag - en leiden bovendien tot geopolitieke spanningen. Die spanningen uiten zich in dreiging van conflicten en oorlogen in gebieden die rijk zijn bedeeld met fossiele energiebronnen. De opwarming van de aarde en energieschaarste leiden er vooralsnog niet toe dat mensen hun energieverbruik veranderen door de consumptie te verminderen. De hoop is eerder gevestigd op duurzame energieopwekking en energie-efficiëntere apparaten en processen. De grootschalige aanschaf van duurzame alternatieven blijft echter uit, omdat op dit moment die alternatieven veelal nog economisch onrendabel zijn. Toch zijn er veel ontwikkelingen die het mogelijk maken om in de (nabije) toekomst, economisch rendabel, duurzaam energie op te wekken en energie te besparen. De Limburgse energiewereld van morgen krijgt vándaag vorm. De Provincie denkt dat de energiewereld van morgen er rond 2020 als volgt uitziet: In Limburg zijn duizenden klimaatwoningen gerealiseerd evenals meerdere duurzame wijken. Het betreft
zowel nieuwbouw als bestaande woningen die zijn aangepast. De prestatienormen voor deze woningen zijn in 2020: EPC=0 en EPL=103. De energiebesparing in deze woningen vindt plaats door het gebruik van zonneboilers, warmte-koude opslag (wko) al dan niet met warmtepomp, door extra isolatie en als de woningen nog op de gasinfrastructuur aangesloten zijn, met behulp van een HRe-ketel4. Bovendien zal in de bestaande bouw het aantal woningen met een EPA-label5 F en G ten opzichte van nu gehalveerd zijn en opgewaardeerd naar D en hoger. Elektriciteitsopwekking in woningen vindt plaats via zon-pv panelen. Omdat de zon-pv panelen een hoge efficiency hebben, zullen de woningen over voldoende oppervlakte aan zon-pv beschikken om zelfvoorzienend te zijn. Op deze manier besparen de Limburgse burgers energie en wekken ze die ook duurzaam op. Het bedrijfsleven en overheidsinstellingen hebben een deel van hun gebouwen aangepast analoog aan
hetgeen bovenstaand is beschreven. Productiebedrijven en de industrie besparen energie door efficiencyverbetering en de cascadering van restwarmte. Bij de inrichting van industrie en bedrijfsterreinen is energie een ordeningsprincipe geworden. Op basis van ontwikkelde algemeen toepasbare, duurzame inrichtingsprincipes, ontwerpstrategieën en ruimtelijke concepten (SREX)6 worden door functiemenging warmtevragers en warmte-opwekkers gecombineerd. De restwarmte die aanwezig is op bedrijfsterreinen is beter benut, al dan niet gekoppeld aan de warmtevraag van de omgeving. Er zijn meerdere, energieke duurzame bedrijfsterreinen over de provincie verspreid. De efficiencyverbeteringen zijn doorgezet door de verdere toepassing van wkk-installaties7, al dan niet met biomassa als energiebron.
3
4 5 6
7
EPL (Energie Prestatie op Locatie) is een maat, waarmee het berekende verbruik aan fossiele brandstoffen van een wijk wordt aangegeven in relatie tot een referentiegebruik. Een EPL-score van 10 geeft aan dat in een wijk netto geen fossiele brandstoffen worden gebruikt. EPC-waarde is een maat voor de energie-efficiëntie van een gebouw. Hoe lager het getal, hoe energiezuiniger het ontwerp Een HRe-ketel is een hoge rendementsketel waarmee tijdens het opwekken van warmte ook elektriciteit wordt opgewekt. Het verstookte gas wordt zodoende veel efficiënter benut . EPA (Energie Prestatie Advies) is een maat van het energiegebruik van de woning/gebouw. G betekent in deze maat dat het energieverbruik van de woning het hoogst is, A het laagst. SREX is een samenwerking tussen de Rijksuniversiteit Groningen, Wageningen Universiteit en Technische Universiteit Delft. De doelstelling van het onderzoeksprogramma is het stimuleren van synergie tussen ruimtelijke planning en energie op regionale schaal door het ontwikkelen van algemeen toepasbare, duurzame inrichtingsprincipes, ontwerpstrategieën en ruimtelijke concepten. Een ruwe schatting door de projectgroep SREX is dat in Limburg op deze wijze meer dan 10% aan energie te besparen valt. Wkk (warmte kracht koppeling) installatie is een installatie waar tijdens de opwekking van warmte elektriciteit wordt geproduceerd.
14
Energieprogramma Provincie Limburg
De (duurzame) energie opwekking door consumenten is onvoldoende om de 20% duurzame energie
opwekking doelstelling te realiseren. Er zullen daarom meerdere decentrale duurzame energiecentrales in Limburg gepositioneerd zijn. Deze centrales bestaan uit meerdere windturbines, grootschalige oppervlakte aan zon-pv, biomassa wkk installaties en daar waar mogelijk aardwarmteputten (geothermie) van ongeveer 5 km diep. De centrales leveren een gegarandeerde hoeveelheid continue stroom doordat ze gekoppeld zijn aan energieopslag. Op tijden dat er geen wind of zon is, zal opgeslagen opgewekte zonne- of windenergie vrijgegeven worden. De Limburgs elektriciteits- en warmte-infrastructuur zijn veranderd op basis van grootschalige decentrale
(duurzame) energie-opwekking en cascadering van restwarmte. Het elektriciteitsnetwerk is een tweeweg netwerk geworden. Dat betekent dat elektriciteit naar de gebruikers getransporteerd wordt en tegelijkertijd gebruikers grootschalig elektriciteit kunnen terugleveren zonder dat er zich problemen voordoen op het elektriciteitsnetwerk. De stabiliteit in het netwerk is onder andere verkregen door middel van grootschalige energieopslag van de opgewekte duurzame elektriciteit (OPAC8). De warmte-infrastructuur is ontwikkeld via samenwerkingsverbanden tussen overheden en exploitanten (PPS-constructies). De agrarische sector, veeteelt, glas en tuinbouw vergisten in biomassa wkk-installaties hun overschot
aan mest en/of groenafval. De restwarmte, de geproduceerde CO2 en het overgebleven digistaat dienen als grondstoffen voor de algenteelt die ze in eigen reactoren / open systemen kweken. Deze algen dienen als ‘feed for food’ en als biomassa voor onder andere de biomassa gestookte wkk-installaties. De Limburgse energiewereld van morgen is gevisualiseerd in figuur 1.
2.3 DE WEG NAAR DE ENERGIEWERELD VAN MORGEN Doortastend, daadkrachtig, volhardend en energiek zijn eigenschappen die zeker nodig zijn om de transitie in Limburg naar de nieuwe energiewereld te leiden en te coördineren. De wereld verandert en in een veranderende omgeving is altijd weerstand, onbegrip en ongeloof. Geheel Limburg dient in één woord energiek te zijn, om die veranderende omgeving in beweging te krijgen en te houden.
8
OPAC: Ondergrondse Pomp Accumulatie Centrale
Continu winnen 2008 2011 2020
15
Figuur 1 De Limburgse Energiewereld van Morgen
16
Energieprogramma Provincie Limburg
De Provincie zal daarom door middel van onder andere dit Energieprogramma de regio trachten te inspireren, te stimuleren, te faciliteren. Ze zal investeren en regisseren. Het uitgangspunt is dat de samenleving zelfstandig dient te functioneren. Daarom zal ze alleen daar waar het proces (nog) niet in beweging is, haar invloed inzetten en het proces op gang brengen. De Provincie Limburg richt zich, zoals in het concept Energieprogramma reeds is aangegeven, op de volgende pijlers: energiebesparing; zonne-energie; biomassa; geothermie en wko; kennisgeneratie.
Windenergie zal de Provincie niet actief stimuleren, omdat initiatieven voor het plaatsen van windmolens door de markt worden opgepakt. De Provincie laat de ontwikkeling van waterkracht aan anderen over. Ook zal de ontwikkeling van waterstof als een belangrijke energiedrager niet actief worden gestimuleerd worden omdat er op dit moment voor de huidige coalitieperiode geen zicht is op concrete, duurzame toepassingen. De Provincie stelt zich op het standpunt om stimulering van de ontwikkelingen over te laten aan de Rijksoverheid. In het coalitieakkoord ‘Investeren en Verbinden’ loopt duurzaam ontwikkelen als een rode draad door de uitvoeringsprogramma’s heen. Voor de ontwikkeling van duurzame energie is het van belang deze betaalbaar en toepasbaar te maken. Voor grootschalige energiebesparing is voornamelijk beïnvloeding van burgers en bedrijfsleven van belang. Voor de realisatie van het Energieprogramma is het belangrijk dat de verschillende programma’s, zoals door de coalitie voor de huidige periode zijn opgesteld, met elkaar verbonden zijn. Deze verbinding ontstaat door de verschillende aandachtsgebieden te koppelen tot een ketengedachte. Een keten die streeft naar betaalbare, duurzame oplossingen die toegepast kunnen worden in de eigen leefomgeving: Innoveren in Limburg: zorgen dat de duurzame techniek mogelijk en betaalbaar wordt; Investeren in Ruimte: zorgen dat de ontwikkeling toegewezen wordt aan een Limburgs gebied en dat
duurzame oplossingen in dat gebied kunnen / mogen worden toegepast; Investeren in Mensen: bevorderen van kennis over zonne-energie / duurzame energie, zodat het draag-
vlak wordt vergroot; Bereikbaar en Duurzaam Limburg: zorgen dat men de toepassing wil en kan aanschaffen / toepassen en
dat energie bespaard wordt; Investeren in Dorpen en Steden: zorgen dat de toepassing in de eigen omgeving wordt gebruikt.
In figuur 2 is de structuur van het Energieprogramma gevisualiseerd.
Continu winnen 2008 2011 2020
17
Figuur 2 Structuur Energieprogramma
18
Energieprogramma Provincie Limburg
2.4
Economische potentie van de transitie naar de energiewereld van morgen
Tot nu is in dit rapport alleen ingegaan op het realiseren van de klimaat-/energiedoelen. Het stimuleren van de innovatie-economie en van de werkgelegenheid is ook een doelstelling van de Provincie. Dat de beschreven energiewereld veel innovatieve elementen bevat, is overduidelijk. Het ontwikkelen van zonnecellen en zonnepanelen met hoge energierendementen en de daarvoor benodigde kennis, valt onder het coalitieprogramma Innoveren in Limburg. Het Energieprogramma stimuleert het investeren in de implementatie van toepassingen van duurzame energie en energiebesparingen. Enerzijds zullen voor de transitie veel fysieke aanpassingen nodig zijn aan woningen, gebouwen en infrastructuur. Voor de installatiebranche zijn er daarom tal van mogelijkheden evenals voor de bouwsector. Anderzijds leveren duurzame energiecentrales ook directe werkgelegenheid op. Tot slot ontstaan door de transitie ook kansen voor de installatiebouwers, denk aan de biomassa wkk installaties. 2.5 DE UITDAGING De transitie naar de Limburgse energiewereld van morgen, zal niet zonder hindernissen zijn. Onrendabele toepassingen voor het duurzaam opwekken van energie en de relatief hoge aanschafprijzen voor energiebesparende middelen werken belemmerend. Evenals het gebrek aan kennis daarover en het uitblijven van samenwerkingsverbanden. Daarnaast zijn er ook knelpunten in beleid en regelgeving. Daarom zal de Provincie in deze coalitieperiode een actieve rol op zich nemen teneinde deze belemmeringen zoveel mogelijk weg te (doen) nemen. Om zo de transitie in beweging te brengen en te coördineren, naar een omgeving waar vijf procent van de totale energie opwekking duurzaam plaatsvindt, vijf procent energie bespaard wordt ten opzichte van het verbruik in 2005 en zes procent CO2-emmisie wordt gereduceerd ten opzichte van 1990. Bovendien zal ze streven de daarbij aanwezige economische potentie om te zetten in werkgelegenheid en exportproducten. De missie, visie en strategie van de Provincie zijn duidelijk. De manier waarop ze de doelen zal realiseren, is in de volgende hoofdstukken verder uitgewerkt. De benodigde middelen zijn vastgesteld en de doelen zijn geprioriteerd. Bovendien zijn ontbrekende beleidsprincipes opgesteld en is op hoofdlijnen een planning toegevoegd.
Continu winnen 2008 2011 2020
19
20
Energieprogramma Provincie Limburg
3 3.1
Het energieprogramma AMBITIEUZE DOELEN
Het effect dat de Provincie Limburg met dit energieprogramma wil bereiken, is dat in 2011 de doelen gerealiseerd zijn en dat de transitie naar de Limburgse energiewereld van morgen autonoom wordt. Daarnaast dient een goede aanzet te worden gegeven voor de doelen voor 2020. De Provincie realiseert zich dat dit erg ambitieus is. Uit een berekening9 volgt dat voor 20% duurzaam energie opwekken in Limburg de volgende maatregelen nodig zijn: •
3.000 windturbines;
•
of 150 km2 aan zon-pv panelen;
•
of jaarlijks 630.000 eiken;
•
of 550 waterkrachtcentrales vergelijkbaar met de centrale in Linne.
In Limburg zijn momenteel in totaal ongeveer 3 windturbines geplaatst, is het oppervlakte aan zon-pv verwaarloosbaar en is het aantal waterkrachtcentrales naast die van Linne alleen in de vorm van plannen aanwezig. Wel werd er door de energiebedrijven in Limburg een aanzienlijk hoeveelheid biomassa bijgestookt. Echter door de discussie die is ontstaan rondom de eerste generatie biomassa en het gewijzigde subsidiebeleid is die hoeveelheid recent drastisch afgenomen. Uit deze getallen is af te leiden dat het gestelde doel voor duurzame energie-opwekking erg ambitieus is. Door 20% energie te besparen, kan het zijn dat 4% minder duurzame energie opgewekt hoeft te worden. Een rekenvoorbeeld: indien het energieverbruik momenteel 100% bedraagt, dan zal door besparing het verbruik nog maar 80% bedragen. Dan hoeft slechts 16% (20% x 80%) duurzaam te worden opgewekt.
9 In 2005 bedraagt het primair energieverbruik in Nederland 3300PJ. Ondanks het doel energie te besparen is de verwachting dat het primair energieverbruik in Nederland in 2020 3500PJ bedraagt. Indien Nederland daarvan 20% duurzaam wil opwekken dan is dat in 2020 700 PJ. Het Limburgs energieverbruik is ongeveer 9% van het Nederlands energieverbruik. Dat betekent dat Limburg 63 PJ duurzaam moet opwekken in 2020. (k = kilo = 1000; M = mega = 1.000.000 = 1 x 106; G = giga = 1 x 109; P= peta = 1x1015; met 4,18 kJ is 1 kg water, 1°C te verwarmen; dus met 1 PJ = 1x1015 J is 2,4 miljard m3 water 100°C te verwarmen of met 1PJ is 240 miljard m3 water 1°C op te warmen, uitgaande dat 1 m3 water ≈ 1000 kg is) Een windturbine van 3MWp levert per jaar, uitgaande van 2000 vollasturen, 3000*2000 = 6 miljoen kWh op, ofwel 6x106x3,6x106=21,6 GJ. Dus om 63 PJ op te wekken zijn 2917 ≈ 3000 windturbines nodig. (1 kWh = 3,6 MJ) Een zon-pv paneel levert jaarlijks per m2, 120 kWh bij 1.000 zonuren. In Limburg is het aantal zonuren ≈ 1.000 uur, dus is er 146 km2 aan zon-pv oppervlak nodig om 63 PJ op te wekken. Een eik weegt ongeveer 7000 kg en bij verbranding levert een eik ongeveer 100 GJ op. Dus voor 63 PJ zijn er 630.000 eiken nodig. De waterkrachtcentrale Linne levert jaarlijks 32 GWh aan elektriciteit, ofwel er zijn ongeveer 550 waterkrachtcentrales nodig voor het leveren van 63 PJ
Continu winnen 2008 2011 2020
21
Helaas gaat energie besparen in de huidige samenleving niet gepaard met een afname van het energieverbruik. Zo stijgt het jaarlijkse energieverbruik door bijvoorbeeld de aanschaf van meer apparatuur en het vergroten van de productie. Energie besparen is dan wel degelijk een uitdaging. En daarbij zal de besparing groter moeten zijn dan de toename van het energieverbruik. Het veranderen van het gedrag van de verbruiker zal dus het grootste effect hebben. Dit is de afgelopen 20 jaar helaas niet gelukt. Het bovenstaande is echter geen vrijbrief om geen energie te besparen en duurzame opwekking van energie niet te stimuleren. Zoals in de inleiding is aangegeven, wordt de hoeveelheid makkelijk winbare fossiele brandstoffen schaars en leidt dat bovendien tot geopolitieke spanningen en energietekorten. Bovendien draagt de verbranding van de conventionele brandstoffen bij aan de opwarming van de aarde. Kernenergie is geen alternatief omdat het vergelijkbare problemen met zich meebrengt, afgezien nog van de risico’s van het kernafval. Voor kernenergie is immers uranium nodig en daarvan is de wereldvoorraad ook beperkt. Bovendien komt bij de winning van uranium ook CO2 vrij die per opgewekte kWh elektriciteit in dezelfde orde van grootte ligt als een conventioneel opgewekte kWh elektriciteit. Op den duur is zonne-energie dé oplossing. Daarvan is voldoende voorradig en de energie is overal beschikbaar. Een hoger rendement van omzetting is echter nodig om het benodigd oppervlak te verminderen en de aanschafprijs te verlagen. Bovendien is voor grootschalige opwekking van energie via zon-pv grootschalige energieopslag nodig of zijn er alternatieven nodig om de discontinuïteit in opwekking te kunnen opvangen. De Provincie Limburg zet zich daarom in voor de ontwikkeling van de zonneketen en wil zo grootschalige opwekking van zonne-energie en de bijbehorende economische potentie verder ontwikkelen. 3.2 KNELPUNTEN IN DE ENERGIETRANSITIE Het zal nog decennia duren voordat zonne-energie de grootste energiebron is. Het rekenvoorbeeld in §3.1 geeft aan dat er geen tijd te verliezen is. Dit betekent dat de keuze voor de brede energiemix legitiem is. Om voldoende duurzame energie op te wekken, moeten bestaande knelpunten geslecht worden. De aanschafprijs van kristallijn zon-pv panelen is momenteel hoog, kristallijn zon-pv is schaars en grootschalige aanschaf van deze panelen wordt niet via de SDE10 regeling ondersteund. Hierdoor blijft de implementatie van zonne-energie voor het duurzaam opwekken van elektriciteit uit. Door de innovatie van deze cellen te stimuleren en trachten de productiecapaciteit te vergroten, zal de schaarste afnemen en daarmee ook de aanschafprijs. Dit is echter een traject dat naar verwachting nog vele jaren zal duren en daarom zijn alternatieve ontwikkelingen nodig om die periode te overbruggen. Biomassa is een pijler die een significante bijdrage kan leveren aan de benodigde hoeveelheid op te wekken duurzame energie. Limburg beschikt over reststromen uit de landbouw, veeteelt, glas- en tuinbouw, die goed inzetbaar zijn voor het opwekken van duurzame energie. Het potentieel aan reststoffen is nog niet in detail in kaart gebracht en het is nodig dat als eerste te doen om het potentieel aan op te wekken energie te duiden. Hiernaar wordt in 2009 een onderzoek uitgevoerd.
10 SDE (Stimulering Duurzame Energie): een subsidieregeling van het Ministerie van Economische Zaken.
22
Energieprogramma Provincie Limburg
In het concept energieprogramma is aangegeven dat de Provincie Limburg energie-opwekking uit de eerste generatie biomassa niet stimuleert. Uit gesprekken met de agrarische sector is naar voren gekomen dat een duidelijk beleid nodig is voor de transitie van de eerste generatie naar de tweede generatie biomassa. Bovendien is, zoals het er nu naar uit ziet, te weinig van de tweede generatie biomassa beschikbaar om aan de energievraag te voldoen. Ook voor energie-opwekking uit biomassa geldt dat de kostprijs hoger is dan die voor het opwekken van conventionele energie en dat daarom een goede subsidieregeling nodig is. Geothermie (aardwarmte) is een continue energiebron met een lage CO2-emissie tijdens de exploitatie. Volgens TNO is de potentie van geothermie in de diepe watervoerende lagen van Nederland 90.000 PJ. Geothermie lijkt daarom een ideale duurzame energiebron. Echter, de bodemlaag in Limburg bevat geen waterhoudende zandsteenlaag (aquifers) waaruit het hete water opgepompt kan worden en waarin het afgekoelde water weer kan worden teruggevoerd. De grondlaag in Noord Limburg bezit wel een kalksteenlaag die gelijk is aan een laag in Duitsland en België en waar wel via geothermie heet water uit de bodem kan worden opgepompt. Nader onderzoek is nodig om vast te stellen òf en waar in Limburg voldoende potentie aanwezig is. Marktpartijen geven aan dat ze het risico momenteel te groot vinden om in dit stadium boringen te verrichten. Een boring kost enkele miljoenen Euro’s. Voornoemde partijen hebben behoefte aan een waarborgfonds waaruit het risico van het boren in belangrijke mate kan worden afgedekt. Warmte en koude opslag bevat veel potentie, echter er zitten ook bezwaren aan wko. Wko beïnvloedt de waterhoudende bodem tot ongeveer 200 meter diepte. Vanwege milieuredenen is een wko-beleid nodig waarin aangegeven is waar wko wel en niet mag worden toegepast. Bovendien beïnvloeden naburige toepassingen van wko elkaar. Naarmate er meer wko’s op een klein gebied geplaatst worden, is de kans groter dat het positieve effect afneemt. Samenvattend zijn de knelpunten als volgt: zon-pv: hoge aanschafprijs en geen SDE regeling voor grootschalige toepassing; biomassa: de potentie voor biomassa in de provincie Limburg is onvoldoende duidelijk gemaakt; er is
onduidelijkheid over de transitie van de eerste generatie biomassa naar de tweede generatie, een overgangsfase is noodzakelijk; de huidige subsidieregeling is niet toereikend voor alle biomassa stromen; geothermie: de Limburgse grond bevat geen aquifers, wel bevindt er zich een kalksteen laag die in po-
tentie geschikt is voor geothermie. Verder onderzoek is nodig alsmede een waarborgfonds dat het risico van een misboring afdekt; wko: er is weinig bekend van de milieu-effecten rondom de toepassing van wko.
Uit deze knelpunten blijkt dat op sommige punten beleid en regelgeving moeten worden aangepast. Daarvoor zal een lobby worden opgestart. Bovendien is ook duidelijk dat stimulering van grootschalige duurzame energie opwekking nodig is. De Provincie zal daarom een project starten om daadwerkelijk grootschalige duurzame energieopwekking te realiseren en een project om grootschalige zon-pv te stimuleren. Vanwege het belang van grootschalige energieopslag is reeds een project gestart dat de haalbaarheid van OPAC onderzoekt.
Continu winnen 2008 2011 2020
23
Bij het stimuleren van grootschalige toepassingen van duurzame energie zal wind ook als energiebron worden meegenomen. Wind is een energiebron die in grootschalige projecten ingepast kan worden zodat de versnippering van windturbines over Limburg voorkomen kan worden. Door wind op te nemen in die grootschalige projecten kan Limburg ook voldoen aan het BLOW-convenant, waarin de Provincie zich voor 30 MW heeft gecommiteerd. 3.3
ENERGIEBESPARING
Energiebesparing kan op twee manieren plaatsvinden: minder verbruiken of efficiencyverhogende maatregelen doorvoeren. Efficiencyverhogende maatregelen doorvoeren betekent niet dat het energieverbruik afneemt. Als er meer geproduceerd wordt of als huishoudens allerlei nieuwe apparatuur of extra auto’s aanschaffen dan zal het verbruik toenemen. Het meest effectief is dus gedragsverandering door bewust minder energie te verbruiken. Dit programma voorziet niet in bewustwordingscampagnes die direct zijn gericht op die gedragsverandering. De Rijksoverheid en verschillende andere instanties hebben hiervoor al meerdere campagnes gevoerd. Het effect blijkt marginaal. In dit programma wordt wel bezien hoe efficiency verhogende maatregelen doorgevoerd kunnen worden. In de behandeling daarvan wordt onderscheid gemaakt tussen de kleinverbruikers (vooral huishoudens) en grootverbruikers (industrie en een groot deel van het bedrijfsleven). De kleinverbruikers nemen ongeveer 30%11 van het totale energieverbruik voor hun rekening, en de grootverbruikers 70%. 3.3.1 Kleinverbruikers Het primaire verbruik van de kleinverbruikers bestaat grofweg uit drie delen: Verwarming, warm water en gas voor koken, dit is 45% van het totaalverbruik; Mobiliteit (vooral auto), 35% van het totaalverbruik; Elektrische apparaten, 20% van het totaalverbruik.
Voor energiebesparing met betrekking tot mobiliteit en de aanschaf van elektrische apparatuur neemt de Provincie geen actieve rol in, omdat die besparing vooral te maken heeft met gedragsverandering. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het aanschaffen van zuinigere auto’s en elektrische apparaten alsmede het minder gebruiken ervan. De Provincie Limburg neemt alleen op het gebied van energiebesparing voor verwarmen en warm water een actieve rol in. Efficiency verhogende maatregelen die een huishouden kan ondernemen om te besparen op verwarmen en het verbruik van warmwater zijn de volgende: aanvullend isoleren (na-isolatie); aanschaffen van een zonneboiler al dan niet gecombineerd met CV ketel; gebruik maken van warmte-koude opslag.
11 Er circuleren meerdere niet eenduidige cijfers over energieverbruik in Nederland. Bovendien zijn geen specifieke cijfers over het Limburgse energieverbruik beschikbaar. In dit programma wordt daarom uitgegaan van globale cijfers.
24
Energieprogramma Provincie Limburg
Een maatregel die hieraan is gerelateerd, is het aanschaffen van de HRe-ketel. Deze aanschaf zal het gasverbruik niet verminderen. Echter door gebruik van de HRe-ketel zal elektriciteit geproduceerd worden en daarmee vindt een besparing plaats op het elektriciteitsverbruik. Het uitsluitend uitvoeren van deze maatregelen is onvoldoende. Wanneer jaarlijks 5% van de huishoudens (de grootste groep kleinverbruikers) hun gasverbruik met 20% verlaagt, dan zullen alle huishoudens tezamen jaarlijks 1% op het gasverbruik besparen. In Limburg zijn er ongeveer 500.000 huishoudens hetgeen betekent dat jaarlijks 25.000 huishoudens deze maatregelen moeten treffen. Dat is een hoog aantal. Bovendien omvat de warmtehuishouding niet het totale energieverbruik van een huishouding. Dus de totale energiebesparing zal dan maar 0,45% zijn. Ondanks dit relatief lage rendement echter is deze doelgroep belangrijk vanwege de ‘spin-off’ voor de fase ‘bewust worden en leren’ van het Energieprogramma. Aanvullende maatregelen zijn nodig voor het realiseren van het gestelde doel voor 2020, 20% energie besparen ten opzichte van 2005. Uitgaande van die doelstelling lijkt het gelegitimeerd om voor 2011 ook een ambitieus doel te stellen. Er zijn immers nog maar 12 jaar te gaan tot 2020. Het 2020-doel wordt gehaald als jaarlijks iets meer dan 1% energie wordt bespaard. Daarom lijkt het logisch voor 2011 een doel van 5% te stellen. Dit is echter zeer ambitieus en gedurende de uitvoering van het programma zal onderzocht worden of het toch niet mogelijk is om ook op het gebied van mobiliteit energie te besparen. De Provincie heeft voor bepaalde doelgroepen een stimuleringsregeling geïntroduceerd: Limburgse Energiesubsidie (LES). Hiermee wil ze een grote groep mensen bewegen te investeren in energie besparende maatregelen. De Provincie zal deze regeling evalueren en bezien of een vervolg nodig is en zo ja voor welke doelgroepen. In deze evaluatie wordt de rol die marktpartijen vervullen met financieringen en leaseconstructies gericht op energiebesparing meegenomen. Bovendien zal de Provincie trachten een grote groep mensen te bereiken om energie te besparen via de installateurs. Installateurs hebben tijdens hun werk contact met veel kleinverbruikers en kunnen via goed advies een relatief grote bijdrage leveren in het doorvoeren van efficiency verhogende maatregelen. Verder is ook het doorvoeren van energiebesparende maatregelen bij grote groepen woningen nodig. Ook op dit gebied wordt een project gestart, in de vorm van de duizend klimaatwoningen. 3.3.2
Grootverbruikers
Aan energiebedrijven en de industrie zijn via de ETS-afspraken en het meerjarenakkoord eisen opgelegd voor het reduceren van de CO2-emissie. Deze bedrijven nemen zelf al veel efficiencyverhogende maatregelen. De Provincie zal daarop geen additioneel beleid voeren. Bij bedrijven waarmee geen afspraken zijn gemaakt, kan wel stimulering plaatsvinden. Vooral door het gebruik van restwarmte, meer toepassen van (biomassa) wkk-installaties en wko kan er door deze bedrijven veel energie bespaard worden. In Limburg is veel restwarmte aanwezig. Indien bij de inrichting van industrieen bedrijfsterreinen rekening gehouden wordt met de benodigde energiehuishouding dan kan restwarmte geëxploiteerd worden. Dit zal naar verwachting niet zelfstandig opgepakt worden door de bedrijven op die bedrijfsterreinen. Daarom is de Provincie het project Energieke bedrijfsterreinen gestart. Dit project is bedoeld om inzicht te krijgen in mogelijkheden van energiebesparing op bedrijfsterreinen.
Continu winnen 2008 2011 2020
25
3.4
VAN RESULTAAT NAAR GEWENST EFFECT
De Provincie heeft gekozen voor een actieve opstelling, omdat de transitie naar de energiewereld van morgen momenteel moeizaam op gang komt. Met het programma kan zij zelf echter maar een kleine bijdrage leveren aan de realisatie van de doelstellingen. Zij beschikt over te weinig middelen en capaciteit om de gestelde duurzame opwekking, energiebesparing en vermeden CO2-emissie daadwerkelijk te realiseren. Het is de bedoeling burgers en bedrijfsleven te inspireren en te stimuleren, om zo de doelstellingen te realiseren. De Provincie verwacht dat langs die weg de transitie autonoom wordt en dat burgers en bedrijfsleven in Limburg de transitie zelfstandig oppakken en minder steun van de Provincie nodig hebben. Vanuit de strategie ‘bewust worden en leren’ is gekozen om via aansprekende projecten initiatiefnemers, vernieuwers, ondernemers en investeerders in beweging te brengen. Deze projecten leiden tot een bepaald resultaat. Het gezamenlijk resultaat draagt bij aan het verlagen van de CO2-emissie, energiebesparing en het vergroten van de duurzame energie-opwekking. De verwachting is dat via deze projecten, via het voorbeeldgedrag van de Provincie zelf en via de beschikbaar gestelde middelen en instrumenten een proces op gang komt, waarbij bedrijfsleven en burgers meer investeren in energiebesparing en duurzame energieopwekking. Zoals beschreven in het concept energieprogramma is de verwachting dat de inzet van middelen van de Provincie Limburg een hefboom of multiplier creëert (factor 9); iedere Euro van de Provincie leidt tot 9 Euro aan investeringen van particulieren, bedrijven, banken en non-gouvernementele organisaties. Het totaal aan beschikbaar gestelde middelen moet voldoende zijn om het gewenste effect, de gestelde duurzame opwekking, energiebesparing en vermeden CO2-emissie, daadwerkelijk te bereiken. De Provincie is met het energieprogramma verantwoordelijk voor het opleveren van het resultaat. Dit is afgebeeld in figuur 3. Op de lange termijn zal de rol van de Provincie kleiner worden. Dit is afhankelijk van de technologische ontwikkeling, de stijging van de energieprijs, de kosten voor de uitstoot van CO2 en de daarmee samenhangende bereidheid van bedrijfsleven en burgers om te investeren. Het streven is dus een autonoom proces te creëren, zodat de Provincie slechts hoeft te faciliteren, vooral via het verstrekken van vergunningen en het opstellen van beleid.
26
Energieprogramma Provincie Limburg
Visie: actieve rol in de Limburgse energiewereld van morgen
Strategie: richten op pijlers en tot en met 2011 via ‘bewust worden en leren’ richten op ‘early adaptors’
als nodig bijsturen
Energieplan: energietr ansitie projecten, voorbeeldgedrag, instrumenten en middelen
Energietransitie proces / project
Effect: toename investeringsbereidheid die leidt tot 5% duurzame opwekking en 6% vermeden CO2-emissie
Resultaat: o.a. toename energiebesparing, klimaatwoningen, duurzame wijken en energiecentrales,
Figuur 3 Het verwachte resultaat en effecten van het energieprogramma Figuur 3 Het verwachte resultaat effect van het energieprogramma
3.5 DE ENERGIETRANSITIE PROJECTEN EN HET ENERGIETRANSITIE PROCES De Provincie Limburg kiest bij het inzetten van haar middelen enerzijds voor ‘energietransitie projecten’, anderzijds voor het ‘energietransitie proces’. De rol die Provincie Limburg neemt in de energietransitie projecten is een initiërende en een regisserende. Ze kiest voor aansprekende projecten om de burgers en het bedrijfsleven te betrekken en te laten zien dat de transitie naar de Limburgse energiewereld van morgen haalbaar is. Uitgangspunt blijft het multiplier effect van een factor 9. Dat betekent dat de Provincie Limburg in het merendeel van de projecten niet de opdrachtgever zal zijn. In het energietransitie proces is het de bedoeling dat de Provincie Limburg via een uitvoeringsorganisatie (zie hoofdstuk 6) marktpartijen faciliteert en stimuleert projecten te starten en te investeren in toepassingen van duurzame energieopwekking en energiebesparing. In tabel 1 is het verschil tussen de rol van de Provincie en marktpartijen met betrekking tot de energietransitie projecten en het energietransitie proces weergegeven.
Continu winnen 2008 2011 2020
27
Rol
Energietransitie project
Energietransitie proces
Initiërend
Provincie Limburg
Marktpartijen
Stimulerend / Faciliterend
Provincie Limburg
Provincie Limburg
Marktpartijen
Marktpartijen
Investeren
Tabel 1 Rolverdeling in energietransitie project en energietransitie proces
In tabel 2 op pagina 30 en 31 zijn de energietransitie projecten benoemd. Tegelijkertijd is aangegeven wat het project inhoudt en waarom het project gekozen is. Ook is in de tabel aangegeven op welke pijler het project betrekking heeft en is de verbinding gelegd met de vijf coalitieprogramma´s. 3.6
AANPASSINGEN OP VIGEREND BELEID
Er zijn twee aanpassingen nodig op het huidig beleid. De eerste aanpassing betreft het beleid voor warmtekoude opslag (wko). Dit gaat wko stimuleren12. De tweede aanpassing betreft een aanpassing van de klimaaten energiedoelen in POL 2006. 3.6.1
WKO
Het toepassen van warmte en koude opslag kan een goede bijdrage leveren aan het behalen van de provinciale klimaatdoelstellingen. Het uitgangspunt van het provinciale wko-beleid is het zo breed mogelijk beschikbaar stellen van alle grondwaterpakketten voor de toepassing van wko, zodat het beschikbare potentieel aan energieopslag in de Limburgse bodem maximaal gebruikt kan worden. Alleen de grondwaterpakketten die van belang zijn voor de drinkwaterwinning worden uitgesloten voor de toepassing van wko-systemen, vanwege mogelijke risico’s voor de drinkwatervoorziening. Dit betekent dat de toepassing van wko-systemen in grondwaterbeschermingsgebieden, waterwingebieden en het bodembeschermingsgebied Mergelland deels verboden of beperkt wordt door het stellen van regels in de Provinciale milieuverordening. Verder zijn op basis van de landelijk geldende wetgeving, wko-systemen die effect kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden en systemen die gesitueerd worden in de Ecologische Hoofdstructuur, aan beperkingen onderhevig. Feitelijk betekenen deze restricties dat in vrijwel het gehele stedelijke gebied de toepassing van wko zal zijn toegestaan (zie bijlage 3). 3.6.2 Doelen pol in het POL-2006 is opgenomen dat de Provincie Limburg in 2011 5% duurzaam energie wil opwekken en dat ze 6% CO2-emissie heeft vermeden. Er is geen doel opgenomen voor energie besparen en bovendien zijn de lange termijn doelstellingen voor 2020: ‘20-20-20’ daarin niet opgenomen.
12 Rekening houdend met de grondwaterbescherming ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
28
Energieprogramma Provincie Limburg
Voorgesteld wordt zowel het gestelde doel voor energiebesparing (5% t.o.v. 2005) als de lange termijn doelstellingen 2020 ‘20-20-20’ op te nemen in het POL-2006. Om een doel voor energiebesparing op te nemen, is evident. De reden om de lange termijn doelstellingen ook in het POL-2006 op te nemen is, dat de lange termijn doelstellingen afwijken van de EU-directieven. De EU Commissie heeft in januari 2008 vastgesteld dat Nederland in 2020 14% duurzame energie moet opwekken. Dit is een aanpassing op de eerder gestelde doelstelling van 20%. Omdat het Rijk deze doelstelling 20% in haar programma ‘Schoon en Zuinig’ heeft opgenomen, heeft Limburg zich dat ook ten doel gesteld. Daarnaast heeft de EU Commissie vooralsnog een reductie van 20% CO2-emissie ten doel gesteld (=16% t.o.v. 2005). De Commissie geeft echter aan deze doelstelling op korte termijn te willen verhogen naar 30%. De Provincie Limburg stelt haar doel op 20%, omdat dit doel al als voldoende ambitieus wordt beschouwd. 3.7
COMMUNICATIESTRATEGIE
Communicatie speelt een essentiële rol in het Energieprogramma. Het Energieprogramma 2008-2011 markeert een nieuw tijdperk met de nadruk op ‘bewust worden en leren’. Daarmee wordt de weg voorbereid voor ‘toepassen’ (2015) en ‘versnellen’ (2020). Om duurzame energiealternatieven betaalbaar en toepasbaar te maken, zijn innovatie, investeringen en tijd nodig. Dat vraagt om anders denken en doen. Hierbij wordt een beroep gedaan op zowel burgers, bedrijven als overheden en zeker ook op de Provincie Limburg zelf. Communicatie is hierbij één van de kritieke succesfactoren. Cruciaal is ook te beseffen dat communicatie over het Energieprogramma een zaak is voor alle betrokkenen. Alle handelingen van en gesprekken over de onderwerpen uit het programma zijn immers communicatie. Communicatie helpt de missie (ambitie) van het Energieprogramma waar te maken. Een communicatiebeleid geeft antwoord op de vraag ‘wat wil je bereiken’ en een communicatiestrategie vult dat in met antwoorden op de vraag ‘hoe wil je dat bereiken’. De communicatiestrategie van het Energieprogramma is gericht op het aan elkaar verbinden van mensen, organisaties en partijen: de Provincie in de rol van regisseur. Door deze rol komen duurzame energieprojecten concreet van de grond en gaat de aandacht uit naar het voortdurend verbeteren van de uitvoeringsgerichtheid en focus op de te bereiken resultaten. De kernwaarden hierbij zijn: Gedrevenheid: projecten staan centraal. Laat zien waarom projecten innovatief of voorlopend zijn en
vooral hoe daarmee een verschil kan worden gemaakt. Enthousiasmeer mensen en partijen. Resultaatgerichtheid: communiceer resultaten van projecten en doe dat in duidelijke taal met waar mo-
gelijk concrete informatie. Durf: durven vanuit een open en oplossingsgerichte Provincie, die problemen adequaat oppakt en zorg-
draagt voor bewustwording. Daadkracht: doen met daadkracht, betrouwbaar, samenhangende en concrete acties, waarbij de Provin-
cie een voorbeeldfunctie heeft.
Continu winnen 2008 2011 2020
29
Energietransitie project
Wat houdt het in?
Waarom gekozen voor dit project?
1
Voorbeeldgedrag Provincie
• Investeren in een duurzame organisatie (C2C) • Eigen gebouwen energiezuinig maken evenals duurzaam energie opwekken
Goede voorbeeld geven en daarmee eigen verantwoordelijkheid nemen en mensen inspireren
2
Limburgse Energie Subsidie
Limburgse Gemeenten en de Provincie stellen geld beschikbaar voor energiebesparing bij bestaande woningen, basisscholen en sport verenigingen
Door energiebesparing hoeft er minder duurzaam opgewekt te worden en kan tegen de laagste kosten CO2-emissie vermeden worden
3
Duurzame energiecentrale Limburg (DECL)
Grootschalig duurzaam energie opwekken via een combinatie van zon, biomassa en wind op één locatie
Doelstelling van duurzaam opwekken wordt niet gerealiseerd zonder significant duurzaam energie opwekken. Doel is meer van deze centrales te realiseren en zo significant duurzame energie opwekken en CO2-emissie vermijden
4
1000 klimaat woningen
Realiseren van 1.000 woningen met deels een EPC=0,6 en deels 0,4 bij nieuwbouw en label A of B bij renovatie van bestaande woningen
Het realiseren van klimaat neutrale woningen maakt dit soort woningen blijvend betaalbaar voor burgers. De Provincie verwacht dat dit een beweging bij andere burgers teweeg brengt
5
Energieke bedrijfsterreinen
Stimulans geven aan op collectieve basis energie besparen en duurzaam energie opwekken op bedrijfsterreinen i.s.m. parkmanagers
Stimuleren van energiebesparing en duurzame energie opwekking door bedrijfsleven, door beter gebruik te maken van restwarmte (exergie) en energievoorziening te optimaliseren
6
Installateur als ambassadeur
De installateur geloof en vertrouwen laten krijgen in E.B. en D.E. alsmede via opleiding het uitrollen daarvan
De installateur bereikt een groot publiek en bepaalt mede met zijn advies, technische kennis en ervaring dat burgers, bedrijfsleven en overheden toepassingen van energiebesparing en duurzame energie aanschaffen (hefboomwerking)
7
Grootschalig zon-pv
Grootschalig installatie van zon-pv mogelijk maken door deel in onrendabele top weg te nemen
Limburg wil de zonneketen economisch verder ontwikkelen en laat hiermee zien dit serieus te nemen.
8
Klimaatafspraken Gemeenten – Provincie
Gemeenten en Provincie sluiten een akkoord om gezamenlijk op te trekken op het gebied van E.B., D.E. en CO2-emissie reductie
Door gezamenlijk op te trekken vergroten de Gemeenten en Provincie hun slagkracht, voorkomen ze inconsistenties
9
OPAC
Bedrijfsleven formuleert de haalbaarheidsstudie van dit project
Verhogen van de continuïteit van D.E. en inspelen op het gebrek van netwerkcapaciteit dat de D.E.-ontwikkeling belemmert
10
Solar Academy
Opleiding en scholing van personeel voor de zonne-energiesector
Voorkomen van tekort aan personeel en stimuleren van de zonne-energieketen
11
Revolving Fund woningbouwcorporaties
Onderzoek naar de behoefte van woningbouwcorporaties met betrekking tot financieringsmogelijkheden van energiebesparende maatregelen
De exploitatie van woningbouwcomplexen staat niet altijd investeringen in energiebesparende maatregelen toe.
Tabel 2 Overzicht energietransitie projecten Afkortingen: B=burger, BL=bedrijfsleven, O=overheid, EB=energie besparen, DE=duurzaam energie opwekken, KG=kennisgeneratie, IIL=innoveren in Limburg, IIR=investeren in ruimte, IIM=investeren in Mensen, BDL=bereikbaar en duurzaam Limburg, ISD=investeren
30
Energieprogramma Provincie Limburg
in steden en dorpen
Doelgroep B
O
X
X
X
Pijler BL
EB
DE
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
IIL
IIR
IIM
BDL
ISD
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
KG
X
X
X
Coalitieprogramma
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
X
Continu winnen 2008 2011 2020
X
31
3.8 LOBBY: ONDERWERPEN EN AANPAK In paragraaf 3.2 komt naar voren dat de energietransitie knelpunten kent, die veroorzaakt worden door beleidsmatige begrenzingen en door landelijke en Europese wet- en regelgeving. Die beperkingen en begrenzingen kan de Provincie niet alléén wegnemen. Zij zal daarvoor bij de landelijke, regionale en Europese politiek moeten lobbyen, alsmede bij de bijhorende ambtelijke organisaties. Daarbij is steun vanuit het bedrijfsleven, non-gouvernementele organisaties of belangenorganisaties onmisbaar. De volgende onderwerpen behoeven een lobbytraject: de transitie van de eerste generatie biomassa naar de tweede generatie; een extra stimuleringsregeling voor het uitrollen van grootschalige zon-pv; een waarborgfonds om het risico af te dekken voor het mislukken van boringen van geothermische
putten; het uitbreiden van de elektriciteitsinfrastructuur; het zorgen voor opslagcapaciteit voor duurzame elektriciteit.
De lobby zal plaatsvinden richting de landelijke en Europese overheid. De aanpak die de Provincie kiest voor het lobbytraject is als volgt: de Provincie geeft haar standpunt per onderwerp weer in afzonderlijke position papers; zij houdt daarbij
rekening met de opstelling van de overheden, het bedrijfsleven en belangenorganisaties; vervolgens zal ze met zowel de landelijke en/of Europese ambtelijke organisatie als met de landelijke en/
of Europese politiek in dialoog treden over haar standpunt, al dan niet in samenwerking met belangenorganisaties en het bedrijfsleven; daarna zal ze verschillen in inzicht verder uitwerken, in afstemming met de overheden, het bedrijfsleven
en de belangenorganisaties; tot slot zal ze in overleg met de ambtelijke organisaties en politiek het bestaande standpunt met de
nieuwe inzichten trachten aan te passen.
32
Energieprogramma Provincie Limburg
4 Energietransitie projecten Het Energieprogramma zet in op de energietransitie projecten en het energietransitie proces. De energietransitie projecten worden in paragraaf 4.1 verder uitgewerkt en toegelicht. In paragraaf 4.2 worden enkele gerealiseerde initiatieven en ontwikkelingen besproken met betrekking tot de energietransitie.
4.1
UITWERKING ENERGIETRANSITIE PROJECTEN
Het Energieprogramma beoogt eind 2011 zichtbare resultaten te hebben geboekt. Basis voor deze resultaten vormen de uitvoering en realisatie van tien energietransitie projecten. Deze energietransitie projecten zijn in figuur 4 afgebeeld.
Energieprogramma
Voorbeeldgedrag Provincie Limburg
Installateur als ambassadeur
Limburgse Energie Subsidie
Grootschalige zon-pv
DECL
Klimaatafspraken GemeentenProvincie
1000 Klimaatwoningen
OPAC
Energieke bedrijfsterreinen
Solar Academy
Revolving Fund woningbouwcorporaties
Figuur 4 Energietransitie projecten
Continu winnen 2008 2011 2020
33
Bij het definiëren van deze energietransitie projecten is met de volgende aspecten rekening gehouden: reeds binnen de Provincie Limburg lopende initiatieven en ontwikkelingen. Bij sommige projecten zijn
reeds commitments naar externe partijen afgegeven. In paragraaf 4.2 worden enkele van deze actuele intiatieven en ontwikkelingen besproken; de potentie van toepassingen van energiebesparing en duurzame energie om de komende jaren (uiterlijk
in 2011) concrete en zichtbare resultaten te boeken; de schaalgrootte van projecten en daarmee verbonden kosten. Het is relatief goedkoper en - voor het
realiseren van de klimaatdoelen - effectiever om grote/grootschalige projecten te realiseren; het bestaan van verschillende doelgroepen (burgers, bedrijven, overheden). Elke doelgroep heeft zijn ei-
gen energie-specifieke kenmerken waardoor andere eisen worden gesteld aan het realiseren van energiebesparing en het toepassen van duurzame energie; de uitstraling en voorbeeldwerking naar marktpartijen, potentiële investeerders, burgers, etc. Deze voor-
beeldwerking is belangrijk om deze partijen te stimuleren te investeren in toepassingen van energiebesparing en duurzame energie. Alleen zo kan en zal de op termijn noodzakelijke energietransitie vorm en inhoud krijgen. In bijlage 1 is voor elk energietransitie project een factsheet opgesteld. In deze factsheet wordt ingegaan op de volgende kwalitatieve aspecten: Waarom investeren in het energietransitie project? Wat zijn de risico’s? Wat is de aanpak? De volgende kwantitatieve aspecten zullen in het operationeel plan nader worden uitgewerkt: ––
Wat zijn de beoogde resultaten (2011)?
––
Welke zijn de betrokken partijen?
––
Wat is de omvang van de projectkosten?
––
Welke zijn de financieringsbronnen?
Deze kwalitatieve en kwantitatieve aspecten zullen als uitgangspunt worden gebruikt bij: het uitwerken van een stimuleringsregeling (bijv. voor grootschalige zon-pv, duurzame wijken); het formuleren van een investeringsproject (bijv. voor de duurzame energie projecten binnen de provin-
ciale gebouwen); het uitwerken van een business case (bijv. voor de duurzame energiecentrale); het communiceren met andere partners over te bereiken resultaten met betrekking tot één of meerdere
van de energietransitie projecten.
34
Energieprogramma Provincie Limburg
4.2
GEREALISEERDE INITIATIEVEN EN ONTWIKKELINGEN
Naast het vorm- en inhoud geven aan een ambitieus - maar haalbaar - Energieprogramma zijn, mede door (financiële) ondersteuning van de Provincie Limburg diverse initiatieven en ontwikkelingen op gang gekomen dan wel reeds gerealiseerd. Enkele van deze ontwikkelingen, waarbij de Provincie intensief samenwerkt met externe partijen, worden hieronder beschreven. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de energietransitie projecten en het energietransitie proces. Ontwikkelingen op het gebied van energietransitie projecten: De Provincie heeft, op basis van afspraken die in het kader van het klimaatakkoord zijn gemaakt, ge-
meenten ingeschakeld om inwoners en ondernemers te benaderen. Hiertoe worden energieloketten in het leven geroepen en energiecoördinatoren aangesteld om invulling te geven aan deze energieloketten alsmede aan het gemeentelijk klimaatbeleid. In samenwerking met enkele gemeenten en woningcorporaties is de Provincie momenteel bezig met de
ontwikkeling en realisatie van 1.000 klimaatwoningen. Beoogd wordt deze woningen klimaat-neutraal te maken. De Provincie is in overleg getreden met ondernemersorganisaties en parkmanagers om enkele (duur-
zaam) energieke bedrijfsterreinen te realiseren, met als doel tot een optimale energiebesparing te komen en één energietransitiepark (trapsgewijs benutten van energie, van hoog- naar laagwaardige energie) te realiseren. De Provincie Limburg maakt zich sterk voor de realisatie van grootschalige energieopslag in Zuid-Lim-
burg in de vorm van een Ondergrondse Pomp Accumulatie Centrale (OPAC). De Initiatiefgroep OPAC - een consortium van bedrijven - start binnenkort met het haalbaarheidsonderzoek voor OPAC. De Provincie ondersteunt deze studie met financiële middelen, kennis en lobbystrategie richting Den Haag (2e Kamer en Min. van Economische Zaken). Doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in de factoren die de realisatie van OPAC in Zuid-Limburg mogelijk maken, alsmede inzicht te krijgen op welke wijze deze factoren kunnen worden beïnvloed. Het haalbaarheidsonderzoek zal naar verwachting eind 2008 worden afgerond. De Provincie Limburg wil marktpartijen overtuigen een duurzame energiecentrale te realiseren om een
significante bijdrage te leveren aan het bereiken van de klimaat- en energiedoelen. Als eerste stap naar deze Duurzame Energie Centrale Limburg (DECL) is inmiddels een haalbaarheidsstudie uitgevoerd waaruit is gebleken dat een dergelijke centrale haalbaar is. De Provincie heeft drie nieuwe steunpunten gerealiseerd voor de districten provinciale wegen en heeft
één bestaand steunpunt gerenoveerd. Hierbij is rekening gehouden met de principes van duurzaamheid. Concreet betekent dat het volgende: een verantwoord materiaalgebruik, toepassingen die leiden tot een lager energie- en waterverbruik, toepassingen die leiden tot een gezond binnenklimaat, toepassing van wko, energiezuinige verlichting, laag temperatuur verwarming, warmteterugwinning uit ventilatielucht en een hoge isolatiegraad met onder andere een groen dak (sedum-dak).
Continu winnen 2008 2011 2020
35
Bij de uitbreiding van het Industrion te Kerkrade heeft de Provincie Limburg diverse energiebesparende
maatregelen toegepast, zoals wko, een zeer hoge isolatiewaarde van de buitenschil (vloer, dak, gevels), extra zon-werend-glas en zonnepanelen. Verder komt er een vaste expositie over toepassingen van energiebesparing en duurzame energie, zoals bijv. de werking en de gemeten energiebesparing van de in het Industrion geïnstalleerde wko. Verder staat de ‘Limburgse Dag voor de Duurzaamheid’ in 2009 op de agenda. Op het Gouvernement te Maastricht zijn thermische zonnepanelen geplaatst die zorgen voor de be-
reiding van het grootste deel van het warm tapwater. Verder heeft het Gouvernementsgebouw een beheerssysteem dat alle technische installaties aanstuurt. Dit systeem is zodanig geoptimaliseerd dat warmte-opwekking wordt gerealiseerd door slechts 2 HR-ketels. Alle maatregelen tezamen hebben inmiddels een significante energiebesparing van de verwarming van het gebouw opgeleverd, ca. 20% per jaar. Verder zijn technische voorbereidingen getroffen voor toepassing van duurzame energiebronnen, zoals bijvoorbeeld een micro wkk. Limburgse Energie Subsidie: van 1 september 2008 tot 1 oktober 2009 kunnen inwoners van Limburg,
Limburgse sportverenigingen en Limburgse basisscholen subsidie krijgen op energiebesparende maatregelen. De Provincie Limburg stelt hiertoe, samen met vrijwel alle Limburgse gemeenten, geld beschikbaar. De Provincie heeft diverse scholings- en educatieprojecten in Limburg (financieel) ondersteund. Zo zijn
bijvoorbeeld tientallen installateurs opgeleid op het gebied van waterzijdig inregelen van CV-installaties, keuren van woningen (veiligheid en energiezuinig) en het aanbrengen van duurzame energie-installaties. Verder is in samenwerking met enkele andere marktpartijen voorlichting gegeven aan architecten (duurzaam en energiezuinig bouwen). Ontwikkelingen op het gebied van energietransitie proces: Het Mijnwaterproject Heerlen heeft warm water in de oude mijnschachten aangeboord. Het water wordt
inmiddels gebruikt voor verwarming van enkele woonwijken in Heerlen. De Provincie Limburg is nauw betrokken geweest bij de realisatie van dit project, alsmede bij de verdere uitbreiding van de infrastructuur, zodat in de naaste toekomst ook andere (groot)verbruikers op het mijnwaterproject kunnen worden aangesloten. De Provincie is nauw betrokken geweest bij de realisatie van de vernieuwde biomassa centrale te Sit-
tard-Geleen (BES). Bijzonder is te noemen dat deze centrale uniek is in Europa, waarin laagwaardige biomassa stromen (tuin- en snoeiafval) worden verbrand. De opgewekte electriciteit wordt teruggeleverd aan het net. De warmte die door de centrale wordt geproduceerd, wordt geleverd aan een aangrenzende woonwijk en aan bedrijven. Momenteel wordt onderzocht of het warmtenet kan worden uitgebreid naar een wko-installatie. Met financiële ondersteuning van de Provincie zijn diverse haalbaarheidsstudies uitgevoerd met betrek-
king tot vergistingsinstallaties bij intensieve veehouderijen. Met ondersteuning van de Provincie is in Noord Limburg een energieboerderij opgezet. Centraal in het
project staat een verlaagde aanwending van energie en beperking van emissies door optimalisatie van de huidige én de ontwikkeling van nieuwe teeltmethoden.
36
Energieprogramma Provincie Limburg
Voor de verschillende ‘klimaat-gemeenten’ is een biomassa-scan uitgevoerd, waarbij het potentieel aan
biomassa stromen is geïnventariseerd en waar tevens een koppeling is gelegd met de diverse (regionale) ‘warmte-vragen’. Hieruit zijn inmiddels de eerste initiatieven voortgekomen voor het uiteindelijk opzetten van biomassa centrales. Conclusie Het voorgaande laat zien dat de Provincie actief is met het vormgeven van haar ambitie. Elf energietransitie projecten zijn geduid en deze bevinden zich in een initiële fase. Inmiddels zijn gesprekken met meerdere stakeholders gevoerd en zijn diverse werkgroepen gestart. Doel is om de haalbaarheid van deze energietransitie projecten te toetsen en vervolgens tot intentieverklaringen met de stakeholders te komen. In die intentieverklaringen spreken de stakeholders en de Provincie de intentie uit deze projecten daadwerkelijk te gaan realiseren. Wat betreft het energietransitie proces zijn ook al meerdere nieuwe initiatieven genomen. Welke initiatieven zullen worden ondersteund, zal per voorstel worden beoordeeld. Met name zullen initiatieven op het gebied van zon, biomassa en geothermie/wko worden gestimuleerd. Initiatiefnemers en investeerders kunnen een beroep doen op het Klimaatfonds (zie paragraaf 5.3), indien deze projecten voldoen aan de hiervoor geldende regelingen. Daarnaast zullen energiebesparingsinitiatieven worden uitgewerkt. Tevens is het van belang dat tools ten behoeve van monitoring worden ontwikkeld. Deze zijn nodig voor het verkrijgen van een actueel overzicht van de projecten en daarmee van de gerealiseerde energiebesparing en duurzaam opgewekte energie. Deze tools zijn tevens nodig om initiatieven en plannen op het gebied van duurzame energie en energiebesparing in kaart te brengen. Daarnaast kunnen deze tools ook inzicht geven in mogelijke kansen, zoals bijvoorbeeld de aanwezige biomassa stromen die al dan niet contractueel zijn vastgelegd.
Continu winnen 2008 2011 2020
37
38
Energieprogramma Provincie Limburg
5
Middelen
Om het Energieprogramma uit te voeren, zijn – naast personele middelen (zie hoofdstuk 6) – financiële middelen nodig. In dit hoofdstuk zullen de financiële middelen, de kosten en de financiering daarvan worden toegelicht. 5.1 KOSTEN ENERGIEPROGRAMMA Het Energieprogramma is erop gericht externe partijen ertoe aan te zetten anders te gaan denken en doen. Om dit bewustwordingsproces op gang te helpen, is een bijdrage vanuit de overheden noodzakelijk om partijen te winnen voor energiebesparing en het toepassen van duurzame energiemodaliteiten. De kosten van het totale Energieprogramma worden geraamd op € 440 miljoen, zie tabel 3. In de tabel zijn de bedragen opgenomen afkomstig van EU, nationale overheid, Provincie Limburg en overige partijen ter dekking/financiering van de benodigde middelen voor het Energieprogramma tot en met 2011. Investering
Energieprogramma
Financiering
EU
NL (nationaal)
Restant
2008 – 2011
€ 440 mln.
€ 7 mln.
€ 79 mln.
€ 354 mln.
Provincie Limburg (aan-
Overige partijen
name bijdrage 10%)
(restant 90%)
€ 35,5 mln (+ € 4 mln.
€ 318,5 mln.
programmamiddelen)
Tabel 3 Investeringen en financiering energieprogramma 2008-2011 De Provincie Limburg wil met een gemiddelde inzet van 10% van de kosten een financiële hefboom creëren. De opzet is gebaseerd op het ervaringsgegeven dat een investering van de zijde van de overheid een multiplier-effect heeft van 1 staat tot 9 voor alle provinciale middelen. Deze 10% wordt berekend over het restant te financieren bedrag, na aftrek van Europese en nationale bijdragen. De financiële middelen dienen in grote mate samen te hangen met de toekomstige investeringen in de in de voorjaarsnota benoemde beeldbepalende ontwikkelingen. De filosofie van Provincie Limburg is namelijk forse investeringen te doen in die beeldbepalende ontwikkelingen waardoor de effectiviteit en rendement van haar inzet vergroot wordt. De overige 90% (ofwel circa € 320 miljoen) van de financiële middelen dienen door de overige externe partijen te worden geïnvesteerd en zijn nodig om de in paragraaf 2.1 beschreven effecten (‘5-5-6’) te realiseren.
Continu winnen 2008 2011 2020
39
Groencertificering Om de kans van slagen op het mobiliseren van deze middelen te vergroten, is het aan te bevelen dat investeerders zo veel mogelijk projecten voordragen voor groencertificering. Op deze wijze kunnen de projecten in aanmerking komen voor financiering vanuit speciale groenfondsen. 5.2
VERDELING FINANCIËLE BIJDRAGEN PROVINCIE
De financiële bijdrage van de Provincie Limburg voor de periode 2008-2011 wordt geraamd op totaal € 35,5 mln (dit is exclusief € 4 mln ten behoeve van de organisatie van de uitvoering). Deze financiële middelen zullen als volgt worden verdeeld: Bijdrage van € 20 mln aan de energietransitie projecten; Bijdrage van € 15,5 mln aan het energietransitie proces; Bijdrage van € 4 mln aan de organisatie van de uitvoering.
De verdeling van deze bijdragen van de Provincie over de komende 3 jaar is in onderstaande tabel samengevat.
2009 benodigde middelen:
De organisatie van de uitvoering Energietransitie projecten Energietransitie proces in € mln
2010 benodigde middelen:
De organisatie van de uitvoering Energietransitie projecten Energietransitie proces in € mln
2011 benodigde middelen:
1,0 7,5 4,5 13,0
2,0 9,5 5,0 16,5
De organisatie van de uitvoering Energietransitie projecten Energietransitie proces in € mln
1,0 3,0 6,0 10,0
Totaal 2009 - 2011
39,5
Tabel 4 Geraamde bijdragen Provincie 2008-2011 Een nadere (detail) uitwerking van deze bedragen zal jaarlijks plaatsvinden bij het opstellen van het operationeel plan. Bij die uitwerking zal de koppeling met de voor de Provicnie richtinggevende beeldbepalende ontwikkelingen.
40
Energieprogramma Provincie Limburg
5.3
FINANCIERINGSBRONNEN
In de tabellen 1 t/m 4 (zie bijlage 2) zijn de bedragen die opgenomen zijn voor de nationale overheid en de EU en overige partijen zo veel mogelijk geconcretiseerd. In het algemeen geldt dat (een deel van) de middelen van de nationale overheid en EU ook voor Limburg beschikbaar zijn: ‘fair share’. Om deze middelen daadwerkelijk te verwerven, dient door Limburgse organisaties en projecten nog wel actie ondernomen te worden. Actie die gericht is op het aanvragen van de bijdragen die door de verschillende subsidieprogramma’s ter beschikking gesteld worden. Bij de tabellen 1 t/m 4 (zie bijlage 2) dient wel bedacht te worden dat momenteel op het gebied van energiebesparing en duurzame energie sprake is van een grote dynamiek. In de komende jaren worden bovenop de nu reeds bekende regelingen en fondsen naar verwachting nog substantieel meer financieringsmogelijkheden gecreëerd vanuit de nationale overheid en EU. Naast de middelen van de nationale overheid en de EU wordt voorgesteld dat de Provincie Limburg voor de periode 2008-2011 in totaal € 35,5 mln (exclusief € 4 mln ten behoeve van organisatie uitvoering) ter beschikking stelt. Deze middelen worden gebundeld in het Klimaatfonds Limburg (zie paragraaf 5.4) en dienen om het provinciaal aandeel in de projectkosten (gemiddeld 10%) te financieren. Conclusie Uit de tabellen 1 t/m 4 (bijlage 2) is af te leiden dat voor Limburg in totaal een (indicatief) ‘fair share’ bedrag van € 161 mln beschikbaar is. Vervolgens kan worden gesteld dat de geraamde bijdragen van EU (€ 7 miljoen) en nationale overheid (€ 79 miljoen) aan het Energieprogramma de komende jaren te realiseren zijn. Hiertoe zal de uitvoeringsorganisatie (zie hoofdstuk 6), die het Energieprogramma gaat realiseren, een forse inspanning moeten leveren op het gebied van het benaderen en overtuigen van de doelgroepen. Tevens zal ze deze doelgroepen moeten ondersteunen bij het verwerven van bijdragen van de EU en de nationale overheid. 5.4 KLIMAATFONDS LIMBURG De Provincie wil haar bijdragen gekoppeld met fondsen afkomstig van banken en financieringsinstellingen inzetten om te komen tot een Klimaatfonds Limburg. Met behulp van dit Klimaatfonds worden de projecten uit het Energieprogramma (gedeeltelijk) gefinancierd. Van de organisaties betrokken bij de projecten wordt daarnaast een substantiële eigen bijdrage verwacht. De banken en financiële instellingen kunnen voor deze projecten middelen uit speciale groenfondsen ter beschikking stellen aan het Klimaatfonds. Op deze wijze kan het Klimaatfonds substantieel worden vergroot. Voor zover bekend zijn in de Nederlandse groenfondsen op dit moment al enkele miljarden euro’s belegd en groeien deze fondsen snel. Groenfinanciering biedt daarnaast nog het voordeel van substantieel lagere rente (1 tot 2%-punten) die ten goede komt aan de projectfinanciering. Bij de jaarlijkse invulling van het operationeel programma en het daarop gebaseerde operationele plan zal de Provincie specifieke maatregelen formuleren om de gestelde jaardoelen te realiseren. Dat betekent dat het Klimaatfonds gaandeweg wordt gevuld. Het is de intentie om het Klimaatfonds ook na 2011 in te zetten, mede afhankelijk van de dan geldende ontwikkelingen en bestuurlijke prioriteringen.
Continu winnen 2008 2011 2020
41
Voor alle duidelijkheid Het Klimaatfonds is momenteel nog niet volledig gevuld. Tijdens de uitvoeringsperiode van het Energie programma worden op basis van geconstateerde (financierings)behoeften en beschikbare middelen verschillende regelingen ontwikkeld en opgezet. De aansturing en regie van het Klimaatfonds zal in gezamenlijkheid berusten bij het programma-management van de Provincie en andere partijen die mede hebben gezorgd voor (financiële) vulling van het Klimaatfonds. De besluitvorming over de aanwending geschiedt op basis van de beoordeling of het project beantwoordt aan de doelstellingen van het Energieprogramma. Hierin wordt een afwegingskader - waar aan de orde gehanteerd. Om een indruk te krijgen hoe dit Klimaatfonds er op termijn uit kan zien, is in figuur 5 een overzicht gemaakt van de verschillende (concept)regelingen. Revolving fund In deze fase van ‘bewust worden en leren’ (2008 – 2011) is het belangrijk dat investeringen daadwerkelijk van de grond komen. Voorgesteld wordt om de financiële bijdragen van de Provincie in deze coalitieperiode slechts bij uitzondering op een ‘revolving’13 basis beschikbaar te stellen. Dat heeft namelijk op dit moment duidelijk een belemmerende werking op de bereidheid van marktpartijen (banken, financiers) om de benodigde financiële middelen ter beschikking te stellen.
13 Revolving betekent dat de bijdrage van de Provincie uit het rendement van de investering (in termijnen) of op andere wijze wordt terugbetaald.
42
Energieprogramma Provincie Limburg
Energiebesparing Limburgse Energie Subsidie
Klimaatakkoord Gemeenten
Stimulering energieefficiency (label upgrading)
Stimulering energiekansenkaart bedrijfsterreinen
Stimulering EPC en DPL
WKO’s faciliteren
Investeringsfonds duurzame wijken
Investeringsfonds klimaatwoningen
Stimulering energiescans bedrijven
Duurzame Energie Participatie bij Duurzame Energie Centrale Limburg
Investeringsfonds grootschalig zon-pv
Stimulering onderzoek Energietransitie bedrijfsterrein
Stimulering haalbaarheidsonderzoek geothermie
DE-Vouchers Bedrijven (MKB)
Stimulering gebruik duurzame- en restwarmte
Stimuleringsfonds energie uit biomassa
Regeling certificering Installateurs
Ondersteuning capaciteit Energiecoördinatoren
Kennisontwikkeling Ondersteuning Solar Academy
Ondersteuning FEST
Figuur 5 Klimaatfonds Provincie Limburg
Continu winnen 2008 2011 2020
43
44
Energieprogramma Provincie Limburg
6
Uitvoeringskader
Op basis van het concept Energieprogramma (april 2008) zijn gesprekken gevoerd met diverse externe partijen. Zo zijn gesprekken gevoerd met onder andere woningbouwcorporaties, gemeenten, banken, projectontwikkelaars, ondernemers-organisaties en parkmanagers, energiebedrijven en grote industriële bedrijven. Door deze gesprekken zijn diverse inzichten verkregen. Deze inzichten zijn verwerkt in dit Energieprogramma 2008 -2011. Uitvoeringsorganisatie Voor het daadwerkelijk kunnen realiseren van de doelen van dit Energieprogramma wordt voorgesteld een uitvoeringsorganisatie op te richten. Deze uitvoeringsorganisatie, die is opgebouwd uit vier werkgebieden en wordt bemenst door 4 coördinatoren, wordt in paragraaf 6.2 nader uitgewerkt. De uitvoeringsorganisatie wordt (fysiek) dicht bij de doelgroepen, investeerders en overige externe partijen, gepositioneerd. Daardoor ontstaan korte communicatielijnen met investeerders en externe partijen. Dat maakt dat de uitvoeringsorganisatie deze partijen optimaal kan informeren, faciliteren, motiveren en uiteindelijk kan mobiliseren om daadwerkelijk investeringen te doen in energiebesparing en toepassingen van duurzame energie. Werkkader De uitvoeringsorganisatie voert haar werkzaamheden uit binnen een duidelijk werkkader, bestaande uit drie onderdelen. Deze onderdelen worden hieronder nader toegelicht. Het werkkader is zodanig van opzet dat de komende jaren enerzijds de koers van het Energieprogramma in acht wordt genomen en anderzijds (jaarlijks) optimaal wordt geanticipeerd op actuele ontwikkelingen en behoeften van (potentiële) investeerders. Energieprogramma (resultaten energiepijlers): het formuleren van heldere resultaten per pijler van het
Energieprogramma creëert het raamwerk voor alle acties en initiatieven voor de komende jaren. Rode draad voor alle activiteiten de komende jaren vormen tien energietransitie projecten, die in hoofdstuk 4 nader zijn toegelicht. Operationeel plan (jaardoelen): voor het borgen van voldoende daadkracht en focus in de te plannen
activiteiten stelt het programma-management jaarlijks prioriteiten en daarmee jaardoelen ten behoeve van de invulling en planning van het Energieprogramma. Tevens wordt aangegeven welke specifieke rol de Provincie hierin dient te vervullen. Uitvoering acties: elk jaar concretiseert het programma-management in samenwerking met de uitvoe-
ringsorganisatie het Energieprogramma in een operationeel plan. Het programma-management is in dit proces verantwoordelijk voor het borgen van de aansluiting tussen programma en plan. Afhankelijk van de gewenste rol van de Provincie bevat het operationeel plan de planning van alle noodzakelijk acties,
Continu winnen 2008 2011 2020
45
maatregelen en benodigde financiële middelen. Gedurende het jaar wordt de voortgang van het plan bewaakt met behulp van een effectieve indicatorenset. Halfjaarlijks en aan het einde van het jaar vindt bovendien een evaluatie plaats, op basis waarvan het volgende jaar mogelijk noodzakelijke bijsturende acties kunnen worden bepaald.
Figuur 6 Werkkader uitvoeringsorganisatie 6.1
ROL VAN DE PROVINCIE LIMBURG
De invulling van de rol van de Provincie kan plaatsvinden door te definiëren welke taken de Provincie op gebied van duurzame energie wél en welke ze niet kan of niet moet willen invullen. Dit hangt onder andere ook samen met de afspraken die de Provincie is aangegaan in de vorm van het BLOW-akkoord, het POL, het IPO - Rijk akkoord en het akkoord van de Provincie met de gemeenten.
46
Energieprogramma Provincie Limburg
Figuur 7 Rollen Provincie Toelichting figuur 7: Welke rol speelt de Provincie wel? Stimuleren en faciliteren duurzame energie projecten met accent op Zon PV, Biomassa, Geothermie. Initiëren van een aantal gedefinieerde beeldbepalende projecten; dit betekent dat de Provincie de rol
op zich neemt van makelaar, intermediair, initiator en mogelijk investeerder. Dit is afhankelijk van de situatie. De focus van de Provincie is wel altijd gericht op het realiseren van een project op het gebied van duurzame energie. De betrokkenheid van de Provincie per project op gebied van duurzame energie wordt duidelijk afgebakend. Gezamenlijk optrekken met gemeenten door het sluiten van een klimaatakkoord. Voorbeeldgedrag.
Welke rol speelt de Provincie niet: Geheel zelf ontwikkelen en uitvoeren van op duurzame energieproductie gerichte projecten en risicodra-
gend participeren. In dat geval zou de Provincie als opdrachtgever optreden. Dat is niet de intentie van de Provincie. Top down projecten gaan opzetten; binnen de Provincie zelfstandig projecten bedenken en deze ‘para-
chuteren’ in het werkveld.
Continu winnen 2008 2011 2020
47
6.2
UITVOERINGSORGANISATIE
Het programma-management zet met het Energieprogramma de kaders voor de komende jaren. Het Energieprogramma blijft een ‘dode letter’ als niet wordt voorzien in een efficiënte en binnen de beleidskaders passende uitvoeringsorganisatie. Een organisatie die, uitvoeringsgericht, in staat is om voor het einde van de coalitieperiode zichtbare resultaten te boeken. De opzet voor de uitvoeringsorganisatie bouwt tevens voort op het beleid zoals vastgelegd in de provinciale voorjaarsnota 2008 “Coalitie op koers, regio aan zet”. Voorgesteld wordt om de uitvoeringsorganisatie samen te stellen uit coördinatoren (4), een communicatiemedewerker en een eindverantwoordelijke uitvoeringsmanager. Het Energieprogramma kiest voor de inzet van een mix aan duurzame energiebronnen en energiebesparing. Op basis hiervan worden vier modules onderscheiden (zie figuur 8). Deze keuze is gebaseerd op de inschatting dat de invulling van de functies van de uitvoeringsorganisatie een hoogwaardig en specifiek kennisniveau vereist. Het aanbod van deskundigen die beschikken over een brede kennis en ervaring van duurzame energievormen en energiebesparingsmogelijkheden is beperkt. Vandaar dat geopteerd wordt voor een coördinator per duurzame energiebron en energiebesparing. Op basis van de focus van het Energieprogramma worden vier werkgebieden c.q. modules onderkend. Elke module heeft zijn eigen accenten: zon-pv, biomassa, energiebesparing en overig (waaronder duurzame energiecentrale, wind, bedrijfsterreinen). Voorgesteld wordt om per module een coördinator aan te stellen. De coördinator is operationeel verantwoordelijk voor uitvoering van de module en daarin geformuleerde acties en beheer van daarvoor ter beschikking gestelde financiële middelen. Elke coördinator heeft zo met verschillende doelgroepen en andere organisaties intensief contact en overleg. De coördinator rapporteert aan de manager van de uitvoeringsorganisatie, die op zijn beurt rapporteert aan de Provincie, i.c. de programmamanager. Initiatiefnemers c.q. investeerders die willen investeren in toepassingen van energiebesparing en duurzame energie kunnen hun projecten op hun merites laten beoordelen door één van de coördinatoren van de uitvoeringsorganisatie. Ten behoeve van de ‘1-loket-gedachte’ zijn alle disciplines (milieu, economie, landbouw en vergunningen) in elke module vertegenwoordigd. Bovendien kan zo een integrale belangenafweging worden gewaarborgd. Bij de beoordeling van de projecten worden deze op inhoudelijke en op economische aspecten beoordeeld.
48
Energieprogramma Provincie Limburg
Figuur 8 Opzet programma-management en uitvoeringsorganisatie
Continu winnen 2008 2011 2020
49
50
Energieprogramma Provincie Limburg
7
Operationeel plan
Per begrotingsjaar wordt door het programma-management een operationeel plan opgesteld. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de coördinatoren en de manager van de uitvoeringsorganisatie. Het operationeel plan is gebaseerd op het Energieprogramma, de informatie in evaluatierapporten over de voortgang van het Energieprogramma, de reeds bereikte resultaten, de nog openstaande doelstellingen en de beschikbare financiële middelen. 7.1
UITWERKING OPERATIONEEL PLAN
Format operationeel plan Een operationeel plan kan volgens het volgende format worden opgesteld: 1. Korte recapitulatie Energieprogramma; 2. Uitkomsten evaluatie voorgaande jaar (inhoudelijke resultaten en gang van zaken uitvoeringsorganisatie); 3. Recente trends en ontwikkelingen; 4. Bijstellingen Energieprogramma; 5. Doelstellingen, energietransitie projecten komende jaar (inclusief project-beoordelingscriteria en indicatoren om het Energieprogramma te monitoren); 6. Budgettaire opbouw; 7. Taken en verantwoordelijkheden. Invulling rol Provincie operationeel plan Het operationeel plan omvat de acties en planning van de verschillende energietransitie projecten en daarvoor benodigde financiële middelen. Bij de uitvoering van het operationeel plan is het belangrijk dat de rol van de betrokkenen en de Provincie helder is gedefinieerd. Alleen dan kan de inzet van de verschillende betrokkenen (bestuur, programma-management en uitvoeringsorganisatie), door een goede onderlinge afstemming, effectief zijn. Daartoe staan de Provincie verschillende instrumenten ter beschikking (informeren, afspraken maken, regels voorschrijven, samenwerken, inzetten personele capaciteit en kennis, inzetten financiële instrumenten). Bij de jaarlijkse uitwerking (per energietransitie project) van het operationeel plan worden de rollen van de Provincie, door de inzet van specifieke instrumenten, ingevuld. Voor het project grote oppervlakten zon-pv is deze ‘invulling’ als voorbeeld reeds gedaan (zie figuur 9).
Continu winnen 2008 2011 2020
51
management Programma
Zon-pv
Informeren
Afspraken maken
Regisseren
Potentie/techniek van zon-pv , financierings bronnen
Investerings Voorwaarden en bijdrage provincie
Faciliteren
Technische, financiële informatie ‘aanreiken’
Sensibiliseren
Investeerders en gebruikers
Regels voorschrijven
Samenwerken
Inzetten personele capaciteit en kennis
Inzetten financiële instrumenten
Heldere (lange termijn) subsidie voorwaarden
Producenten, LIOF, gemeenten (hele keten)
Waar in de keten te stimuleren
Vrijmaken voldoende financiële middelen
Ondersteuning gebruikers bij procedures
Tussen ketenpartners
Onderst. bij procedures, proces, fin. middelen, -constructiies
Innovatie, prijsverlaging essentieel
Potentie zon-pv lange termijn blijven benaderukken
m a g ro P
t e g n a m
Uitvoeringsorganisatie itvo U sa g rn e
Stimuleren
Beschikbaar stellen procesgeld projectmgt
Proces ondersteuning
Uitvoering/ Investerings fonds zon-pv
Figuur 9 Rollen versus instrumenten Energietransitie project grote oppervlakten zon-pv 7.2
VOORTGANGSBEWAKING EN VERANTWOORDING
Zowel de uitvoeringsorganisatie als het programma-management hebben ieder hun taken en verantwoordelijkheden gericht op het bereiken van de doelstellingen en resultaten van het Energieprogramma. De organisatie rond het aansturen en bewaken van het Energieprogramma wordt volgens een bepaald format vastgelegd (o.a. procesflows, procedures). In het kader van het Operationeel Plan stelt het programma-management aan het begin van ieder jaar vast welke doelstellingen en resultaten in het komende jaar bereikt dienen te worden. Deze doelstellingen en resultaten zijn afgeleid van het Energieprogramma. Met de uitvoeringsorganisatie worden de te bereiken doelstellingen en resultaten besproken. Tevens worden met de uitvoeringsorganisatie afspraken gemaakt over hun bijdrage aan het behalen van deze doelstellingen en resultaten. Naast rapportage en voortgangsbewaking van de projecten betekent dit dat de uitvoeringsorganisatie afgerekend wordt op het behalen van die doelstellingen en resultaten waarop hun functioneren invloed heeft. Per project dienen doelstellingen te worden geformuleerd die duidelijk maken op welke wijze het project een bijdrage levert aan het Energieprogramma. Ieder project dient daartoe aan te geven met behulp van welke indicatoren de bijdrage aan doelstellingen en resultaten wordt gemeten. Projecten rapporteren per kwartaal over de voortgang en de stand van de indicatoren. Deze informatie wordt in projectenvolgsysteem/database vastgelegd. Dit is een actueel systeem dat tevens de daadwerkelijk gerealiseerde duurzame energie-opwekking, energiebesparing en de reductie van CO2-emissie bewaakt. De uitvoeringsorganisatie dient tweemaal per jaar over de voortgang van de projecten te rapporteren aan het programma-management. Deze rapportage wordt gebaseerd op de informatie afkomstig uit de kwartaalrapporten van de projecten en de management-informatie die ze met betrekking tot het functioneren van de uitvoeringsorganisatie zelf verzamelen.
52
Energieprogramma Provincie Limburg
Bij tussentijdse problemen/calamiteiten neemt het management van de uitvoeringsorganisatie contact op met het programma-management. Het programma-management draagt zorg voor een uitgebreid evaluatierapport, tweemaal per jaar richting GS. 7.3
COMMUNICATIEPLAN
Om de communicatie te waarborgen, is een communicatiebeleidsplan (CBP) opgesteld. In dit plan wordt de overall communicatiestrategie (de rode draad) bepaald. Het communicatiebeleidsplan is de leidraad voor alle communicatieactiviteiten voor het hele project. Gekoppeld aan dit beleidsplan wordt jaarlijks een communicatieprogramma (CP) met operationele acties opgesteld. Het CP is gerelateerd aan de fase waarin het project zich bevindt. Jaarlijks vindt een evaluatie plaats en wordt zo nodig het beleid bijgesteld. In het beleidsplan en de communicatieprogramma’s is aandacht voor de verschillende vormen van communicatie: publiekscommunicatie, bestuurscommunicatie en procescommunicatie. Het CBP bevat achtereenvolgens: de afbakening van het project, de communicatiestrategie, de doelgroepen, de (communicatie)doelstellingen, de kernboodschappen, de communicatieactiviteiten en –middelen, de organisatie van de communicatie, de planning en het budget. Doelgroepen De communicatie richt zich op interne en externe doelgroepen. Hierbij zijn de drie eerder genoemde communicatievormen richtinggevend voor het in te zetten middel. Naast de interne doelgroepen - binnen de eigen organisatie - zijn er diverse externe doelgroepen te onderscheiden: overheden, bedrijven, onderzoeksinstellingen, branche- en belangenorganisaties, burgers, onderwijsinstellingen, zorginstellingen en media. Doelstellingen Een andere belangrijke rol van de Provincie Limburg bij de uitvoering van het Energieprogramma is sensibiliseren. Sensibiliseren is op meerdere momenten in het Energieprogramma voorzien. Naast het bevorderen van het bewustzijn van energiebesparing en duurzame energie bij de eindgebruikers (consumenten en bedrijven) moeten ook installateurs, aannemers, architecten, projectontwikkelaars en gemeenten doordrongen worden van de mogelijkheden en maatschappelijke noodzaak van energiebesparing en duurzame energie. De doelstellingen worden afgestemd op de diverse doelgroepen, zoals die zijn geformuleerd. In de communicatie met de verschillende doelgroepen staan de volgende kernboodschappen centraal: het Energieprogramma geeft een concrete uitwerking op welke wijze de Provincie Limburg haar bijdrage
levert aan de ambities voor de realisatie van duurzame energie en energiebesparing; het Energieprogramma is een initiatief van de Provincie Limburg; het Energieprogramma kan alleen slagen met medewerking van de betrokken partijen; het Energieprogramma creëert nieuwe kansen voor de Provincie Limburg
Denk hierbij aan een betere woon-, werk- en leefomgeving dankzij gebruik van duurzame energie en energiebesparing en aan meer banen (aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven).
Continu winnen 2008 2011 2020
53
Themagericht communiceren Communicatie kan themagericht plaatsvinden. Hierbij wordt aan de volgende items gedacht. Nut en noodzaak Energieprogramma Planning Specifieke thema’s: Energie (-besparing/-verbruik), Duurzaamheid, Economie, Woon- en leefmilieu en
Kennis (scholing) Middelen en activiteiten Om de juiste personen, partijen en betrokkenen te bereiken, worden diverse communicatiemiddelen en –activiteiten ingezet. Hierbij kan gedacht worden aan werkbezoeken/excursies, presentaties, websites, exposities, factsheets, promotiefilm, educatie etc. Vooral laatst genoemde activiteit verdient aandacht, want ‘wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’. Mediabeleid Goede mediacontacten dragen bij aan de beeldvorming over het Energieprogramma. Een proactief persbeleid maakt het mogelijk om zelf met nieuws naar buiten te komen. Een proactief persbeleid houdt echter niet alleen in dat de organisatie naar buiten treedt als er concreet nieuws is. De pers kan ook gezocht worden als projecten en mogelijkheden in ontwikkeling zijn (procescommunicatie). Maak inzichtelijk waarmee je als Provincie bezig bent. Organisatie communicatie De communicatie moet passen binnen het concernbrede communicatiebeleid van de Provincie Limburg. Voor de strategische planning, coördinatie, regie en uitvoering dient afstemming plaats te vinden met de communicatieadviseur(s) van het cluster Communicatie van de afdeling BSEB.
54
Energieprogramma Provincie Limburg
Bijlage 1
ENERGIETRANSITIE PROJECTEN (KWALITATIEVE ASPECTEN)
Bijlage 1.1 VOORBEELDGEDRAG PROVINCIE Bijlage 1.2 LIMBURGSE ENERGIE SUBSIDIE Bijlage 1.3 DUURZAME ENERGIECENTRALE LIMBURG Bijlage 1.4 DUIZEND KLIMAATWONINGEN Bijlage 1.5 ENERGIEKE BEDRIJFSTERREINEN Bijlage 1.6 INSTALLATEUR ALS AMBASSADEUR Bijlage 1.7 GROOTSCHALIG ZON-PV Bijlage 1.8 KLIMAATAFSPRAKEN GEMEENTEN – PROVINCIE LIMBURG Bijlage 1.9 OPAC Bijlage 1.10 SOLAR ACADEMY Bijlage 1.11 REVOLVING FUND WONINGBOUWCORPORATIES
Continu winnen 2008 2011 2020
55
BIJLAGE 1.1 VOORBEELDGEDRAG PROVINCIE
Waarom investeren in voorbeeld gedrag Provincie? Het opzetten van een energieprogramma, met als doel om externe partijen ertoe aan te zetten anders te denken en doen, brengt
verantwoordelijkheid met zich mee. De Provincie wil dan ook zelf het goede voorbeeld geven door op diverse manieren te investeren in een duurzame provinciale organisatie met een accent op energiebesparing en inzet van duurzame energiebronnen. Daarmee denkt ze anderen te kunnen inspireren dit goede voorbeeld te volgen. Een Provinciale Staten motie (PS, ingediend door PvdA op 25-1-2008) heeft Gedeputeerde Staten opgeroepen ervoor zorg te dragen dat het Gouvernement in 2011 klimaatneutraal is, en in 2015 alle andere provinciale gebouwen.
Wat zijn de risico’s? Beschikbaarheid financiële middelen: er zijn onvoldoende financiële middelen beschikbaar om de energievoorziening van de
Provincie ook daadwerkelijk te verduurzamen. Beschikbaarheid personele capaciteit: er wordt onvoldoende personele capaciteit (projectmanagement) vrijgemaakt.om de (nader
vast te stellen) projecten in het kader van het verduurzamen van de Provincie te realiseren.
Wat is de aanpak? Er zijn inmiddels diverse projecten gedefinieerd die als doel hebben de provinciale organisatie te verduurzamen, en in het bijzon-
der haar energievoorziening. Door deze projecten snel en voortvarend uit te voeren, en daarbij zoveel als mogelijk zichtbare en tastbare resultaten te realiseren, genereert de Provincie exposure voor haar Energieprogramma. Dat is van belang voor het verder uitdragen van de opzet, doelen en reikwijdte van de overige energietransitie projecten en de inzet van externe partijen hierin.
56
Energieprogramma Provincie Limburg
BIJLAGE 1.2 LIMBURGSE ENERGIE SUBSIDIE
Waarom investeren in een Limburgse Energie Subsidie? De Limburgse Energie Subsidie (LES), gebaseerd op het Essent Bespaarplan, is een instrument van de Provincie Limburg en 38 Limburgse gemeenten om de burgers van de provincie Limburg te stimuleren gebruik te maken van de huidige mogelijkheden tot energiebesparing en duurzame energie opwekking. Hiermee wordt een tweeledig doel nagestreefd: enerzijds een (rechtstreekse) bijdrage aan de energie(besparings)- en klimaatdoelstellingen van de Provincie en anderzijds de stimulering van de bewustwording van burgers van de mogelijkheden van duurzame energie opwekking.
Wat zijn de risico’s? Onbekendheid: de meeste Limburgse burgers/sportclubs/basisscholen (= doelgroepen LES) zijn niet bekend met de huidige mo-
gelijkheden van energiebesparing en de toepassing van duurzame energie opwekking. Initiële kosten/rendement: voorzover de genoemde doelgroepen bekend zijn met de mogelijkheden van energiebesparing en de
toepassing van duurzame energie, dan weerhouden de relatief hoge initiële kosten (investeringen) en lange terugverdientijd hen van het daadwerkelijk doen van deze investeringen.
Wat is de aanpak? De Provincie Limburg wil door middel van een heldere en toegankelijke subsidieregeling – in nauwe samenwerking (zowel op het
gebied van uitvoering als financiering) met de 38 Limburgse gemeenten – burgers bewegen tot investeringen in energiebesparende maatregelen over te gaan die (deels) gebruik maken van duurzame vormen van energie opwekking (zon-Pv en zonneboilers). Om zoveel mogelijk burgers te bereiken geldt de regeling zowel voor eigen woning bezitters, basisscholen als sportverenigingen. De regeling heeft bovendien een positieve insteek: de nadruk ligt op de voordelen (meer wooncomfort, stijging waarde woning en lagere energiekosten) die energiebesparing met zich meebrengt.
Continu winnen 2008 2011 2020
57
BIJLAGE 1.3 DUURZAME ENERGIECENTRALE LIMBURG
Waarom investeren in een Duurzame energiecentrale Limburg? Limburg wil een duurzame energiecentrale realiseren om een significante bijdrage te leveren aan de realisatie van de klimaat- en energiedoelen (in 2020: 20% vermeden CO2-emissiem, 20% energiebesparing en 20% duurzaam energie opwekken), de economische potentie van de ‘zonneketen’ in Limburg uit te bouwen en de Limburgse samenleving nieuwe energie te laten ‘ proeven en voelen’
Wat zijn de risico’s? Rendement: het (financieel) rendement van de DECL is (te) laag. De terugverdienperiode is met meer dan 15 jaar te lang voor
mogelijke investeerders. Dit wordt vooral veroorzaakt door het substantiële aandeel zon-pv in DECL. De drempel om te investeren is dus hoog. Beschikbare financiële middelen: de beschikbare financiële middelen van de Provincie voor de realisatie van de DECL zijn (te) gering gezien het totale bedrag aan investeringen dat noodzakelijk is (€ 50 - € 70 mln) om investeerders over de streek te trekken. Schaarste aan essentiële elementen bij de bouw van de centrale: a. schaarste aan geschikte locaties die voldoen aan gestelde criteria voor bouw en exploitatie DECL. b. schaarste aan technische middelen voor het opwekken van duurzame energie; er bestaat een reëel risico dat in de toekomst schaarste optreedt aan windmolens en eventueel zon-pv als gevolg van grote vraag in de wereld.
Wat is de aanpak? De Provincie creëert (rand)voorwaarden die investeerders ertoe aanzetten daadwerkelijk te investeren in de duurzame energie-
centrale. Zoeken naar geschikte ruimten/locaties, overleg voeren met eigenaren, mindset bij gemeenten positief beïnvloeden teneinde ver-
gunningsprocedure te versoepelen c.q. te versnellen. EU/Rijkssubsidie aanboren op basis van exposure en educatieve functie.
58
Energieprogramma Provincie Limburg
BIJLAGE 1.4 DUIZEND KLIMAATWONINGEN
Waarom investeren in 1000 klimaatwoningen? De Provincie Limburg wil haar burgers rechtstreeks kennis laten maken met mogelijkheden van energiebesparing en duurzame vormen van energie. Door het realiseren van 1000 klimaatwoningen (klimaatneutraal) wordt aangetoond op welke wijze iedereen energie kan besparen en duurzame energie kan toepassen in de gebouwde omgeving. Door dit project, dat in nauwe samenwerking met woningbouwcorporaties zal worden gerealiseerd, doet de Provincie ervaring op met het realiseren van klimaatneutrale woningen. Daarmee kunnen andere partijen adequaat worden geïnformeerd hoe klimaatneutrale woningen te bouwen.
Wat zijn de risico’s? Geen medewerking/draagvlak: woningbouwcorporaties hebben onvoldoende affiniteit met en kennis van duurzame energie en
energiebesparing en de toepassingsmogelijkheden ervan in hun eigen woningbestand. Rendement: voorzover woningbouwcorporaties wel affiniteit hebben met en kennis van toepassingen van duurzame energie en
energiebesparing, dan weerhouden de relatief hoge kosten hen van het doen van daadwerkelijke investeringen.
Wat is de aanpak? Wat is de oplossingsrichting? De Provincie Limburg wil, in samenwerking met woningcorporaties en gemeenten, deze klimaatwoningen realiseren. Voor de uit-
straling van duurzame energie, de voorbeeldwerking die daarvan uitgaat naar andere partijen en burgers en de ervaring die met een dergelijk project wordt opgedaan, is het belangrijk dat dit energietransitie project wordt gerealiseerd. De Provincie wil dan ook bijdragen in de relatief hoge kosten die investeerders (woningcorporaties en gemeenten) hiertoe moeten maken. Afspraken maken c.q. convenant opstellen met woningbouwcorporaties.
Continu winnen 2008 2011 2020
59
BIJLAGE 1.5 ENERGIEKE BEDRIJFSTERREINEN
Waarom investeren in Energieke Bedrijfsterreinen? Door een actieve benadering van drie bedrijfsterreinen met behulp van de inzet van parkmanagement, belangenorganisaties en de betreffende bedrijfsterreinvereniging wordt door dit project aangetoond wat de mogelijkheden van energiebesparing en de inzet van duurzame energie zijn voor de afzonderlijke bedrijven. Op collectieve basis worden mogelijkheden geïdentificeerd en projecten ontwikkeld om energiebesparing en inzet van duurzame energie tot stand te brengen. Doelstelling is op minimaal 2 bedrijfsterreinen tot optimale energiebesparing te komen en 1 energietransitiepark te realiseren.
Wat zijn de risico’s? Geen medewerking/draagvlak: bedrijven zijn niet bekend met de mogelijkheden op het gebied van energiebesparing en/of gebruik
van duurzame energiebronnen. Rendement: kosten/baten zijn onbekend, bedrijven geven duurzame energie en energiebesparing niet de hoogste (investerings)
prioriteit. Grondprijs: grondprijsverhogende werking van energiebesparende infrastructuur en duurzame energie-installaties leidt tot geringe
interesse voor bedrijfsterreinen waar infrastructuur en/of installaties al zijn gerealiseerd.
Wat is de aanpak? Wat is de oplossingsrichting? Informatie naar ze toe “brengen” via bestaande kanalen, zoals bijv. bedrijfsterreinverenigingen en belangenorganisaties. Dan wel
de bedrijven zelf te benaderen. Per afzonderlijk bedrijf, met behulp van energiescans, de mogelijkheden/opbengsten enerzijds en de kosten anderzijds inzichtelijk
maken. Selecteren van die (bestaande) bedrijfsterreinen waar ten aanzien van de inrichting van de energiehuishouding nog keuzemoge-
lijkheden zijn.
60
Energieprogramma Provincie Limburg
BIJLAGE 1.6 INSTALLATEUR ALS AMBASSADEUR
Waarom investeren in installateur als ambassadeur? Installateurs zitten dicht bij investeerders in duurzame energie en energiebesparing. Streefdoel is dat installateurs beschikken over
actuele kennis en ervaring met energiebesparingstechnieken en installaties op het gebied van duurzame energie. Op basis van deze kennis kunnen installateurs een belangrijke rol spelen in het verder verspreiden van energiebesparing en inzet van duurzame energie. Het energietransitie project heeft als doel de rol van de installateur te versterken via scholing en opleiding en door mede in te zetten op het goed kunnen communiceren van de mogelijkheden op de gebieden duurzame energie en energiebesparing. Economische spin-off: door te investeren in kennis, technische en commerciële mogelijkheden van duurzame energie, kunnen installateurs zich veel beter profileren als partner bij duurzame investeringsprojecten. Dat genereert ‘bijna automatisch’ werk en dus investeringen in duurzame energie.
Wat zijn de risico’s? Geen medewerking/draagvlak: slechts enkele gespecialiseerde installateurs zijn bekend met duurzame energietetechnieken en
verkopen en installeren deze technieken. De meeste installateurs hebben (nog) geen affiniteit met duurzame energietechnieken en bijgevolg geen diepgaande kennis van de toepassingsmogelijkheden ervan. Het ontbreken van kennis heeft een sterk belemmerende werking op het daadwerkelijk toepassen en verkopen van duurzame energietechnieken. Profilering: door hierboven genoemde onbekendheid hebben installateurs geen bijzondere profilering naar investeerders toe.
Wat is de aanpak? Wat is de oplossingsrichting? Installateurs ondersteunen bij het verkrijgen van de noodzakelijke kennis van de technische en commerciële mogelijkheden van
duurzame energie en energiebesparing. Alleen zo kunnen installateurs een volwaardige businesspartner worden voor investeerders in het bijzonder en een ambassadeur voor de duurzame energiebranche als geheel. Door gespecialiseerde installateurs te certificeren, kunnen installateurs zich onderscheiden van collega-installateurs. Dat vergroot tevens de herkenbaarheid naar investeerders toe. Stimuleren van een meer actieve rol van de branche-organisatie.
Continu winnen 2008 2011 2020
61
BIJLAGE 1.7 GROOTSCHALIG ZON-PV
Waarom investeren in grootschalig zon pv? Inzet van zonne-energie heeft de Provincie Limburg hoog op de agenda staan. Het gebruik van grootschalige zon-pv is op dit moment nog niet voldoende rendabel. De bestaande subsidieregelingen richten zich voornamelijk op kleinschalige zon-pv projecten. Door ondersteuning van grootschalige zon-pv ontstaat een uitstralingseffect en wordt tegelijkertijd een bijdrage geleverd aan de doelstellingen van het Energieprogramma.
Wat zijn de risico’s? Voorbeelden: er zijn geen/nauwelijks concrete voorbeelden van grote zon-PV projecten. Rendement: huidig rendement is laag. Terugverdienperiode is, met 20 jaar, bijzonder lang. Drempel tot investeren is dus hoog. Beschikbare financiële middelen: tot 2008 genoot zon-pv nauwelijks aandacht (overheid, politiek) en was als gevolg daarvan de
bijdrage in de dekking van de kosten laag. Locatie: onvoldoende geschikte locaties (vrije ruimte en/of bebouwde ruimten). Huidige locaties/infrastructuren (bijv. daken van
logistieke dienstverleners, industrie, etc) zijn niet berekend op zware zon-pv constructies.
Wat is de aanpak? Wat is de oplossingsrichting? Het is een ‘must’ te laten zien dat grootschalige zon-pv mogelijk is door potentiële investeerders (financieel) te ondersteunen bij
het ontwikkelen en implementeren van zon-pv projecten. Zoeken naar geschikte ruimten, overleg voeren met eigenaren, mindset bij gemeenten positief beïnvloeden teneinde vergunnings-
procedure te versoepelen c.q. te versnellen. Beschikbaar stellen van een Provinciale subsidieregeling door het ontbreken van een Rijks- en EU-subsidieregeling. Lobby richting Min. van Economische Zaken voor een dergelijke Rijkssubsidieregeling.
62
Energieprogramma Provincie Limburg
BIJLAGE 1.8 KLIMAATAFSPRAKEN GEMEENTEN – PROVINCIE LIMBURG
Waarom investeren in klimaatafspraken? De Provincie Limburg wil met de Limburgse gemeenten afspraken maken over hun haar bijdragen aan het realiseren van de klimaatdoelen van de Provincie, in navolging van het Rijk en EU. De doelen hebben betrekking op energiebesparing, inzet van duurzame energie en de reductie van CO2. De afspraken met de gemeenten worden vastgelegd in een klimaatakkoord. Om de gemeenten te helpen de doelstellingen te verwezenlijken stimuleert de Provincie de inzet en de kwaliteit van de energiecoördinatoren bij de gemeenten.
Wat zijn de risico’s? Geen medewerking/draagvlak: onvoldoende gemeenten nemen deel aan het klimaatakkoord met de Provincie SLOK (Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven): gemeenten dienen hun aanvraag bij het Rijk te laat in. Het gevolg is dat gemeenten
dan geen recht hebben op de SLOK bijdrage van de Provincie. Afspraken: gemeenten komen hun afspraken met de Provincie niet na.
Wat is de aanpak? Wat is de oplossingsrichting? De Provincie stelt aan gemeenten middelen ter beschikking, onder de voorwaarde dat gemeenten zorgdragen voor een tijdige
aanvraag SLOK bijdrage vanuit het Rijk. Provincie stelt een akkoord op waarin de doelstellingen en de prestaties van de gemeenten en de tegenprestatie van de Provincie
zijn verwoord. Akkoord en de daarin vastgelegde afspraken en doelstellingen fungeert als kader en legitimatie voor ambtelijke samenwerking
gemeenten en Provincie. Op basis van Energieprogramma kan – met enkele inhoudelijke aanvullingen - een aanvraag opgesteld worden.
Continu winnen 2008 2011 2020
63
BIJLAGE 1.9 OPAC
Waarom investeren in OPAC? Het project Ondergrondse Pomp Accumulatie Centrale is gericht op grootschalige opslag en productie van (duurzame) energie. Duurzame energie is discontinu en niet altijd beschikbaar op de gewenste momenten. OPAC kan dit probleem oplossen. OPAC is zo opgezet dat energieproductie snel te operationaliseren is in geval van piekbelasting. Het huidige electriciteitsproductievolume dient ook te worden uitgebreid. Dit project is in eerste instantie gericht op het uitvoeren van onderzoeken met betrekking tot een business case. Economische spin-off: het realiseren van OPAC genereert, naast milieutechnische voordelen, tevens positieve regionale sociaaleconomische effecten en heeft tevens een gunstige invloed op de regionale werkgelegenheid.
Wat zijn de risico’s? Uit de business case blijkt dat het realiseren van OPAC niet financieel haalbaar is.
Wat is de aanpak? Wat is de oplossingsrichting? Het zoeken en vinden van partners die mede bijdragen aan de realisatie van OPAC.
64
Energieprogramma Provincie Limburg
BIJLAGE 1.10 SOLAR ACADEMY
Waarom investeren in een Solar Academy? Zonne-energie is een pijler van het Energieprogramma. Het optimaal ontwikkelen van de mogelijkheden die voor de zonnecel industrie ontstaan, maakt daarvan deel uit. Dit project is gericht op het zorgen voor voldoende gekwalificeerd personeelsaanbod in de Provincie ten behoeve van de productie van zonnecellen.
De Provincie wil ECN ondersteunen bij het opzetten van een opleidingsinstituut voor de zonnecelindustrie.
Wat zijn de risico’s? Financiering: voor de opzet van de Solar Academy zijn onvoldoende financiële middelen beschikbaar. Organisatorische inbedding: initiatieven op het gebied van energie en opleiding en scholing in Limburg zijn onvoldoende op elkaar
afgestemd (Energy Academy, Energy Hills, FEST).
Wat is de aanpak? Wat is de oplossingsrichting? ECN neemt initiatief om te komen tot Solar Academy. ECN zorgt voor curriculum ontwikkeling en opzetten van organisatie. Om te komen tot sluitende financiering is de Provincie en de gemeente Heerlen verzocht voor Fase 1 een financiële bijdrage te
leveren. Samenwerking wordt door externe financiers als voorwaarde gesteld.
Continu winnen 2008 2011 2020
65
BIJLAGE 1.11 REVOLVING FUND WONINGBOUWCORPORATIES
Waarom investeren in een Revolving Fund Woningbouwcorporaties? De Provincie gaat onderzoeken of woningbouwcorporaties complexen beheren, waarbij vanuit exploitatie oogpunt financiering van energiebesparende maatregelen problemen oplevert. Met name kan hierbij gedacht worden aan complexen gericht op de lagere huurklasse (bijv. sociale woningbouw). De voorfinanciering door de Provincie kan (gedeeltelijk) terugbetaald worden uit een eventuele waardestijging die blijkt bij de verkoop van een complex of pand.
Wat zijn de risico’s? Er is geen of geringe behoefte aan voorfinanciering. Terugbetaling geschiedt mogelijk pas na een langdurige periode
Wat is de aanpak? Wat is de oplossingsrichting? De Provincie start in overleg met woningbouwcorporaties een onderzoek naar de noodzaak van het Revolving Fund, rekening
houdend met de vermogenspositie van de corporaties In onderling overleg worden eventuele criteria voor aflossing vastgesteld. Investeringsvoorstellen van woningbouwcorporaties moeten worden beoordeeld door de Provincie alvorens tot toekenning wordt
overgegaan.
66
Energieprogramma Provincie Limburg
Bijlage 2
FINANCIERINGSBRONNEN
Nationale middelen Regeling
Omschrijving
Landelijke budget
Belang Provincie Limburg Duurzame Energie
EIA
Fiscale regeling voor ondernemers die investeren in energiebesparing en Duurzame energie
€ 139 miljoen 2008
Fair share € 37,5 mln (niet alleen voor duurzame energie)
MIA
Stimuleringsregeling voor milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen voor ondernemers
€ 86 miljoen 2008
2 middelen op lijst gericht op DE, gering belang
Vamil
Stimuleren marktintroductie mileuvriendelijke bedrijfsmiddelen
€ 38 miljoen 2008
Zie MIA gering belang
ROB
Programma gericht op het verminderen van CO2 uitstoot
€ 1,25 miljoen 2008
Gering belang
SDE
Regeling ter ondersteuning van de exploitatie van projecten op gebied van duurzame energie (wind op land, zon pv, biomassa, afvalverbranding, groen gas)
Budget € 1.344 miljoen
Fair share komt neer op € 115 miljoen
Duurzame warmte
Regeling die voor particuliere woningen het gebruik van duurzame warmtebronnen bevordert
€ 61,5 miljoen 2008-2011
Fair share € 5,5 miljoen
SBIR: rest warmte industrie (WKO)
Regeling die oplossingen om restwarmte en koude uit industriële processen efficiënter in te zetten, of duurzame warmte/koude-opwekking breder toe te passen in de industrie ondersteunt.
€ 1,8 miljoen 2008
Limburgse organisaties en projecten kunnen beroep op deze middelen doen
FES
Innovatieagenda Energie heeft geleid tot het ter beschikking stellen van budget voor 7 thema’s
€ 210 miljoen
Procedure is nog niet bekend
WBSO
Fiscale regeling die ondernemers stimuleert om te innoveren (R&D)
€ 425 miljoen 2008
Limburgse ondernemers kunnen hier voor duurzame energieprojecten gericht op technologische vernieuwing beroep op doen
EOS
Dit programma richt zich op het stimuleren van het uitbreiden van de kennis over energie efficiency specifiek gericht op het traject van idee tot een marktintroductie
NEO: € 500.000 haalbaarheid en € 700.000 onderzoek en ontwikkeling KTO: € 6 miljoen onderzoek en ontwikkeling en € 1 miljoen haalbaarheid
Limburgse organisaties en projecten kunnen beroep op deze middelen doen
SLOK
Regeling gemeenten te stimuleren een bijdrage te leveren aan de klimaatdoelstellingen van het kabinet
€ 3.5 miljoen voor Provincies en € 31.5 miljoen voor gemeenten
Fair share is ruim € 3 miljoen voor gemeenten en ± € 300.000 voor Provincie
Tabel 1 Nationale middelen
Continu winnen 2008 2011 2020
67
EU Middelen Regeling
Omschrijving
Europees budget
Belang Provincie Limburg Duurzame Energie
OP Zuid
EFRO Uitvoeringsprogramma voor landsdeel Zuid prioriteit 1, Innovatie en high tech systems biedt mogelijkheden
Prioriteit 1: € 11 miljoen per jaar
Budget wordt verdeeld over ingediende projecten uit Noord Brabant, Zeeland en Limburg
INTERREG IV A
Uitvoeringsprogramma grensoverschrijdend samenwerkingsprogramma Maas Rijn mogelijkheden binnen Prioriteit 1 en 2
Prioriteit 2: € 12,9 miljoen voor 2007-2013
Budget wordt verdeeld over projecten ingediend door Duitse, Belgische en Nederlandse organisaties
INTERREG IV C
Programma gericht op het kapitaliseren van de samenwerking tussen sleutelpersonen om de territoriale issues in Noordwest Europa aan te pakken
Prioriteit 2 € 125 miljoen voor 2007-2013
Budget wordt over hele EU en Noorwegen en Zwitserland verdeeld.
Intelligent Energy Europe
In laatste tender bood IEE mogelijkheden voor ondersteuning te verwerven voor projecten die gericht zijn op: Methodiek ontwikkeling en verspreiding Ervaringsuitwisseling Policy input Bewustwordingsprojecten Opleiding en scholing Capacity building
Call gesloten (budget € 45 miljoen)
Afhankelijk van projecten
Call gesloten Budget voor de call bedraagt € 147 miljoen.
Limburgse organisaties en instellingen kunnen projectvoorstellen indienen als reactie op uitgeschreven tenders. Score ingediende Nederlandse projectvoorstellen is ± 20%.
Uitgesloten zijn hardwareprojecten, demonstratieprojecten.
7eKP Energy/ Concerto
Laatste call voor het thema Energy binnen het Zevende Kaderprogramma (KP7) gericht op grootschalige, industriële demonstratie-projecten. Centraal in deze call staat het technologisch én economisch haalbaar maken van nieuwe technologieën, die zich op kleine schaal al hebben bewezen. Alle belanghebbenden worden aangespoord in deze projecten deel te nemen, met name de partijen die de technologieën, processen en producten na afloop van het project gaan commercialiseren. Onderdeel van deze call is Concerto, het Europees initiatief gericht op het realiseren van een aanzienlijke energie-efficiëntie in steden.
Tabel 2 EU middelen
68
Energieprogramma Provincie Limburg
Overige Regeling
Omschrijving
Budget
Belang Provincie Limburg Duurzame Energie
Groen Financiering
Regeling maakt het mogelijk om projecten die groencertificaat bezitten in aanmerking te laten komen voor aantrekkelijke groenfinanciering (rentekorting 1 tot 2 % voor max. 10 jaar)
N.v.t.
Projecten voordragen voor groencertificering
Budget
Belang Provincie Limburg Duurzame Energie
Tabel 3 Overige middelen Regeling
Omschrijving Totaal beschikbare middelen (indicatief)
€ 161,3 mln
Tabel 4 Totaal beschikbare middelen
Continu winnen 2008 2011 2020
69
70
Energieprogramma Provincie Limburg
Bijlage 3
BELEIDSKADER WARMTE EN KOUDE OPSLAG PROVINCIE LIMBURG
1.
INLEIDING
In het POL 2006 is vastgelegd dat de Provincie Limburg warmte en koude opslag (WKO) actief zal stimuleren, rekening houdend met de belangen van grondwaterkwaliteit en grondwateronttrekkingen. In het Energieprogramma geven wij aan op welke wijze wij de toepassing van WKO zullen stimuleren. In deze bijlage wordt aangegeven op welke wijze de belangen van grondwater en grondwaterkwaliteit ten behoeve van de drinkwaterwinning en ten behoeve van de bescherming van natuurgebieden in Limburg worden behartigd. Het uitgangspunt van het provinciale WKO beleid is het zo breed mogelijk beschikbaar stellen van alle grondwaterpakketten voor de toepassing van WKO, zodat het beschikbare potentieel voor energieopslag in de bodem maximaal beschikbaar is. Alleen de grondwaterpakketten die van belang zijn voor de drinkwaterwinning worden uitgesloten voor de toepassing van WKO-systemen. Voorts zijn op basis van de landelijk geldende natuurbeschermingswetgeving WKO-systemen die effect kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden aan beperkingen onderhevig, en zijn toepassingen in de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) uitgesloten indien deze als een ‘ingreep’ worden aangemerkt. Voor de duidelijkheid worden deze landelijk vastgestelde regels uitgelegd en wordt aangegeven hoe daaraan door de Provincie Limburg uitvoering zal worden gegeven. Voor de effectuering van het WKO-beleid zal de provinciale milieuverordening worden gewijzigd door daaraan een aantal specifieke verbodsbepalingen en meldingsplichten toe te voegen. Voorts zal het POL 2006 op dit punt worden geactualiseerd. De noodzaak voor regelgeving ter bescherming van bodem en grondwater worden in deze bijlage nader toegelicht. 2.
REIKWIJDTE BELEIDSKADER
WKO systemen behoren samen met geothermiesystemen tot de zogenaamde bodemenergiesystemen. Bij de WKO systemen wordt de bodem gebruikt tot circa 250 meter beneden het maaiveld. Bij geothermiesystemen worden watervoerende lagen op een diepte van 500 tot 6.000 meter gebruikt. Deze liggen veel dieper dan de watervoerende pakketten die gereserveerd zijn voor de bereiding van water voor menselijke consumptie (drinkwaterreserves). Geothermiesystemen vallen buiten de reikwijdte van dit beleidskader, omdat deze systemen geen effect hebben op de drinkwaterwinning, noch op de voor natuurgebieden benodigde grondwaterstromingen. Bovendien is niet de Provincie, maar het Rijk bevoegd voor die grote diepte regels te stellen.
Continu winnen 2008 2011 2020
71
3.
WAAROM ENERGIE-OPSLAG?
Ondergrondse energieopslag is een techniek waarmee gebouwen en processen op een energiezuinige manier van koeling en verwarming kunnen worden voorzien. De grootste drijfveer om energieopslag toe te passen, zijn de optredende milieuvoordelen. De techniek van verwarming en koeling van een gebouw met WKO in combinatie met warmtepompen heeft namelijk een gunstiger energetisch rendement dan conventionele systemen. Er treedt een aanzienlijke besparing op van de hoeveelheid primaire (fossiele) energie, waarbij tevens de uitstoot van het broeikasgas CO2 en de verzurende en eutrofiërende gassen SO2 en NOx wordt beperkt. Hierdoor kan energieopslag een bijdrage leveren aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de Rijksoverheid en de Provincie Limburg. Over het algemeen leidt energieopslag tot een energiebesparing van maximaal 80% voor koelen en maximaal 30% voor het verwarmen van gebouwen. 4.
WARMTE EN KOUDE OPSLAGSYSTEMEN
Voor een goed begrip van het onderwerp WKO worden de twee toe te passen systemen kort toegelicht. WKO-systemen zijn onder te verdelen in open systemen en gesloten systemen. Open systemen onttrekken energie uit grondwater dat wordt opgepompt door middel van één of meerdere bronnen. Dit grondwater wordt vervolgens weer teruggepompt in de bodem. Per saldo wordt er dus geen water onttrokken. Er wordt enkel koude of warmte in de bodem opgeslagen en/of aan de bodem onttrokken. Gesloten systemen onttrekken of voegen warmte en koude toe door middel van lussen die in de bodem zijn geplaatst. Door deze lussen stroomt een vloeistof die naar behoefte warmte of koude uit de bodem opneemt. Deze warmte of koude wordt bovengronds met behulp van een warmtewisselaar en warmtepomp afgegeven aan gebouwen. Bij gesloten WKO-systemen wordt dus geen grondwater op- en teruggepompt. 5.
GRENZEN AAN DE TOEPASSING VAN WKO
Gezien de te verwachten groei van de vraag naar energieopslag in de bodem zal deze vorm van duurzame energie een steeds groter deel van de bodem in beslag nemen. In het Energieprogramma geeft de Provincie aan hoe ze haar klimaatdoelstellingen wil realiseren. Zeker is dat de toepassing van WKO in de gebouwde omgeving een bijdrage kan leveren aan het behalen van die doelstellingen. In het Energieprogramma is de wijze van stimulering van WKO in samenhang met andere door de Provincie gewenste ontwikkelingen nader uitgewerkt. Het WKO beleid is enerzijds gericht op het mogelijk maken van WKO-toepassing in Limburg en anderzijds gericht op het beschermen van de kwaliteit van de ondergrondse drinkwatervoorraad. In het provinciale beleid zullen restricties beperkt blijven tot locaties waar de kwaliteit van de ondergrondse drinkwaterreserves geborgd moet worden. Voorts gelden op basis van landelijk beleid en wetgeving restricties in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en in Natura 2000-gebieden indien die gebieden significant negatief beïnvloed kunnen worden door de toepassing van WKO-systemen.
72
Energieprogramma Provincie Limburg
Om een goede afweging te maken tussen de plicht tot het beschermen van de grondwaterkwaliteit ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening en ecologische kwaliteit van de EHS en Natura 2000-gebieden enerzijds en het toepassen van energieopslag in de bodem anderzijds, is kennis over (lange)termijneffecten van energieopslag noodzakelijk. Het gaat hierbij met name om de effecten op de grondwaterkwaliteit van zowel de open als de gesloten systemen. De belangrijkste risicofactoren met betrekking tot het toepassen van WKO systemen zijn:
het opwarmen van de bodem;
het lekken van koelvloeistof (anders dan leidingwater) uit gesloten systemen;
het doorboren van scheidende bodemlagen en het niet goed afdichten van boorgaten;
lokale verlaging van de grondwaterstand, bij open systemen.
Op dit moment is nog te weinig bekend over de langetermijneffecten van WKO-systemen op de grondwaterkwaliteit. Dit geldt tevens voor de mate waarin eventuele risico’s en langetermijneffecten beïnvloed worden door de opbouw van de bodem. Zolang de risico’s en de langetermijneffecten onvoldoende bekend zijn, zal de Provincie Limburg toepassing geven aan het voorzorgbeginsel en de kwaliteit van de waterpakketten, die gereserveerd zijn voor de openbare drinkwatervoorziening, beschermen door mogelijke risico’s zo veel mogelijk uit te sluiten. Het Ministerie van VROM heeft aangekondigd onderzoek te gaan verrichten naar de mogelijke risico’s en langetermijneffecten van WKO. De Provincie Limburg zal de landelijke ontwikkelingen op dit gebied nauwlettend volgen. 6.
GRONDWATERBESCHERMING
De bescherming van de kwaliteit van de grondwaterpakketten ten behoeve van de drinkwaterwinning betekent dat in de provinciale milieuverordening restricties zullen worden opgenomen ten aanzien van de toepassing van WKO-installaties in die gebieden. De volgende gebieden zullen op deze wijze worden beschermd:
waterwingebieden;
grondwaterbeschermingsgebieden;
het Bodembeschermingsgebied Mergelland;
het gebied van de Roerdalslenk;
het gebied van de Venloschol.
Door de bescherming van deze gebieden kan in een beperkt gedeelte van de Limburgse bodem geen WKO toegepast worden. Het betreft evenwel voornamelijk landelijk gebied waarin toch reeds zeer beperkt of in het geheel niet gebouwd mag worden. Voor de toepassing van WKO en de doelstellingen op het gebied van energiebesparing vormen de in de provinciale milieuverordening op te nemen restricties geen substantiële belemmering. Concreet betekent de bescherming van grondwaterpakketten ten behoeve van de drinkwaterwinning het volgende:
Continu winnen 2008 2011 2020
73
WKO-systemen worden niet toegestaan in waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, met uitzondering van de grondwaterbeschermingsgebieden Groote Heide, Califorinië en Hanik. In deze gebieden worden WKO-systemen (buiten de EHS) toegestaan in de freatische grondwaterpakketten die niet gebruikt worden voor openbare drinkwaterwinning.
Onder de beschermende kleilagen bevinden zich de grondwaterpakketten die wel gebruikt worden voor de (toekomstige) drinkwaterwinning. In deze grondwaterpakketten en de daarboven liggende kleilagen blijft de toepassing van WKO-systemen verboden.
7.
EHS EN NATURA 2000-GEBIEDEN
WKO-installaties die zijn gepland in gebieden die tot de EHS of tot de Natura 2000 gebieden behoren, zijn op grond van de natuurbeschermingswetgeving aan extra toetsing onderworpen. Volgens het rijksbeleid uit de Nota Ruimte en de POL-Herziening op onderdelen Ecologische Hoofdstructuur (EHS) zijn nieuwe plannen, projecten of handelingen niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het EHS-gebied significant aantasten. Alleen bij groot maatschappelijk belang en het ontbreken van reële alternatieven zal per geval beoordeeld worden of het belang van de activiteit opweegt tegen het belang van de te beschermen waarden. Daarnaast bepaalt de Natuurbeschermingswet 1998 dat er geen significante negatieve invloeden op de Natura 2000 gebieden uitgeoefend mogen worden. Dit betekent onder meer dat de mogelijkheden die in bestemmingsplannen worden geboden om WKO-installaties aan te leggen, getoetst worden aan het “nee, tenzij” beginsel, zoals dat is opgenomen in het POL (POL-Herziening op onderdelen Ecologische Hoofdstructuur). In het kader van de Natuurbeschermingswet (art. 19j) is het nieuwe WKO beleid onderworpen aan een plantoets. Hieruit blijkt dat WKO-installaties de volgende negatieve invloeden kunnen hebben op de kwetsbare ecologische gebieden:
lekken van koelmiddelen (gesloten systemen met koelmiddel anders dan leidingwater);
lokale verlaging van de grondwaterstand (open systemen);
wegsijpelen van kwelwater door gaten in de waterafscheidende lagen.
WKO systemen in de EHS kunnen niet worden toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken en waarden van het desbetreffende gebied significant aantasten. Systemen die buiten de EHS zijn gelegen, kunnen echter ook een negatieve invloed hebben op de ecologie in de EHS. De Provincie Limburg heeft echter geen wettelijke instrumenten om WKO-installaties die gesitueerd zijn buiten de EHS, maar wel een mogelijke negatieve invloed hebben, te weren. Uitzondering hierop zijn de invloedsgebieden rondom de Natura 2000 gebieden. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen, ter voorkoming van een negatieve invloed op Natura 2000 gebieden, voorgenomen WKO-installaties die binnen een zone van 500 meter rondom Natura 2000 gebieden gerealiseerd worden, getoetst te worden aan de instandhoudingsdoelstellingen van het desbetreffende gebied. Als uit deze ‘voortoets’ blijkt dat een WKO-installatie geen bedreiging vormt voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000 gebieden kan de WKO-installatie gerealiseerd worden en is het aanvragen van een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet niet vereist. Echter, waneer uit de toetsing blijkt dat er mogelijk wel negatieve gevolgen zijn, dient wel een vergunning aangevraagd te worden en dient een zogenoemde ‘passende beoordeling’ uitgevoerd te worden, zoals bedoeld
74
Energieprogramma Provincie Limburg
in artikel 19 f Natuurbeschermingswet 1998. Indien uit deze passende beoordeling blijkt dat met het nemen van mitigerende en of compenserende maatregelen negatieve gevolgen voorkomen kunnen worden, is het verlenen van een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet alsnog mogelijk, zonodig onder het stellen van voorschriften of beperkingen. Gezien de verplaatsingsnelheid van grondwater is gekozen voor een zone van 500 meter rondom een Natura 2000 gebied. Op grond van de 25-jaarszone rond de drinkwaterwinningen van de Waterleiding Maatschappij Limburg in het freatisch grondwaterpakket kan geconcludeerd worden dat grondwater een verplaatsingsnelheid heeft van maximaal 500 meter in circa 2 jaar. Door een zone van 500 meter aan te houden, wordt voorkomen dat de mogelijke optredende effecten als het lekken van koelmiddelen, van lokale verlaging van de grondwaterstand nabij onttrekkingsputten en van het wegsijpelen van grondwater door gaten in de waterafscheidende lagen significante negatieve effecten kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstelling van de Natura 2000 gebieden. De 500 meter zone sluit niet uit dat er binnen deze zone geen WKO systemen toegepast kunnen worden; er dient dan wel voor elk individueel geval aangetoond te worden dat het WKO systeem geen significante negatieve invloed op een Natura 2000 gebied heeft. Gesloten systemen in het eerste watervoerende pakket die alleen leidingwater als transportmedium in de bodemwisselaar gebruiken, worden niet als een mogelijke bedreiging voor de Natura 2000 gebieden beschouwd en kunnen dus zonder verdere toetsing aan de Natuurbeschermingwet 1998 toegepast worden. Gesloten systemen met koelmiddelen (anders dan water) en open systemen dienen wel getoetst te worden aan de Natuurbeschermingwet 1998. 8. DE VENLOSCHOL De Venloschol wordt gekenmerkt door een waterscheidende kleilaag: de Venloklei, die het bovenste grondwater scheidt van het diepere grondwater. De waterkwaliteit onder de Venloklei is desondanks nog van goede kwaliteit en geschikt voor de drinkwaterwinning. Gesloten systemen vormen een risico voor de kwaliteit van het grondwater onder de Venloklei. Gesloten systemen maken meestal gebruik van koelvloeistoffen die bij lekkage direct het diepere grondwater verontreinigen. Daarnaast bestaan gesloten systemen uit meerdere lussen in de bodem, waardoor het op grote schaal toepassen van gesloten WKO systemen leidt tot het veelvuldig doorboren van de Venloklei. Hierdoor wordt de beschermende werking van de Venloklei verder aangetast en daarmee de kans vergroot op verontreiniging van het diepere grondwater. Het veelvuldig doorboren van de Venloklei ten behoeve van gesloten WKO systemen is dan ook niet wenselijk. Vanuit het oogpunt van energie-efficiency is het in grote delen van de Venloschol mogelijk om voor het toepassen van (kleine) gesloten systemen, gebruik te maken van het waterpakket boven de Venloklei. Indien WKO vanwege de bescherming van grondwater en EHS niet toegestaan is, kunnen diverse ander duurzame alternatieven toegepast worden.
Continu winnen 2008 2011 2020
75
Open systemen hebben over het algemeen een grote capaciteit. In vergelijking met gesloten systemen zijn slechts weinig bronnen noodzakelijk (ter indicatie: voor een woonwijk zijn slechts enkele gaten noodzakelijk) en worden geen koelmiddelen toegepast. Het toepassen van open WKO systemen levert slechts een zeer beperkt extra risico op voor de waterkwaliteit van de diepere pakketten. Het energiebesparingspotentieel is daarentegen zeer groot. Open systemen worden in alle waterpakketten van de Venloklei toegestaan, met uitzondering van waterwinen grondwaterbeschermingsgebieden en de EHS. Tevens dienen open WKO systemen binnen een zone van 500 m rondom Natura 2000-gebieden voor realisatie getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet 1998. Om een goede scheiding van het freatische grondwater en de diepere waterpakketten te garanderen, wordt het vermengen van grondwater uit verschillende pakketten niet toegestaan. Voor het toepassen en in werking hebben van gesloten WKO systemen in of onder de Venloklei wordt in de provinciale milieuverordening een verbod opgenomen. Boven de Venloklei zijn gesloten systemen wel toegestaan, met uitzondering van waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden. Tevens dienen gesloten WKO systemen binnen een zone van 500 meter rondom Natura 2000-gebieden voor realisatie getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet 1998. 9. DE ROERDALSLENK In de Roerdalslenk bevindt zich in de ondergrond een goede waterscheidende kleilaag: de Brunssumklei. Onder deze kleilaag zit een grondwaterpakket dat van hoge kwaliteit is en bestemd is voor menselijke consumptie. Open systemen en gesloten systemen worden in de Roerdalslenk alleen boven de Brunssumklei toegestaan, met uitzondering van grondwaterbeschermingsgebieden en waterwingebieden waar een algeheel verbod geldt. Dit uitgangspunt is reeds in het POL 2006 vastgelegd en wordt niet gewijzigd. Op dit moment is in de provinciale milieuverordening een verbod opgenomen voor diepe boringen in de Roerdalslenk. Daartoe is de Roerdalslenk verdeeld in drie gebieden, waarbij de diepte van het boorverbod per gebied varieert. De boorverboden zijn vastgesteld om de beschermende werking van de Brunssumklei tegen verontreinigingen van bovenaf zoveel mogelijk in stand te houden. Gedeputeerde Staten kunnen echter ontheffing verlenen als de scheidende werking van de Brunssumklei bij het aanbrengen van leidingen door de kleilaag gegarandeerd wordt. In de provinciale milieuverordening wordt een specifiek verbod opgenomen tegen het oprichten en in werking hebben van WKO-systemen in en onder de Brunssumklei in het gebied van de Roerdalslenk. Voor zowel open als gesloten systemen zal een meldingsplicht worden ingesteld voor WKO-installaties in de gevallen waarin het boorverbod niet geldt, zodat bekend zal zijn op welke locaties zich WKO-installaties bevinden. Het betreft de gebieden die zijn aangeduid in de provinciale milieuverordening:
een boring dieper dan 20 meter, die niet in of door de Brunssumklei gaat in het gebied rondom EchtSusteren;
76
Energieprogramma Provincie Limburg
een boring dieper dan 30 meter, die niet in of door de Brunssumklei gaat in het gebied ten oosten van de Maas en ten zuiden van de Roer, deelgebied 1 uitgezonderd;
een boring dieper dan 80 meter, die niet in of door de Brunssumklei gaat in het gebied ten noorden van de Roer en ten westen van de Maas.
Gelet op de diepte van de Brunssumklei biedt het bovenste waterpakket in grote delen van de Roerdalslenk voldoende potentieel voor het toepassen van WKO. 10.
HET BODEMBESCHERMINGSGEBIED MERGELLAND
Gesloten systemen zijn in het Bodembeschermingsgebied Mergelland toegestaan, met uitzondering van grondwaterbeschermingsgebieden en waterwingebieden. Open systemen worden in alle watervoerende pakketten van het Bodembeschermingsgebied Mergelland toegestaan, met uitzondering van grondwaterbeschermingsgebieden, waterwingebieden en de EHS. Tevens dienen open WKO-systemen binnen een zone van 500 meter rondom Natura 2000-gebieden voor realisatie getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet 1998.
Continu winnen 2008 2011 2020
77
78
Energieprogramma Provincie Limburg
Investeren en verbinden
Energieprogramma Provincie Limburg Continu winnen 2008 2011 2020
www.limburg.nl