Inventarisatie van de conflictregels over het huwelijksvermogensrecht in Europa Mr. Brigitte F.P. Lhoëst 1
Een van de grote thema’s van het onlangs in Warschau gehouden congres van de CNUE (Conseil des Notaires de l’Union Européenne) was de komst van de Europese ‘çitoyen nomade’. Bedoeld werd de Europese burger, die in de loop van zijn leven woont, werkt, bezittingen en relaties heeft in meerdere landen van de Europese Unie (EU). Door de toegenomen mobiliteit wonen er nu ongeveer 8 miljoen EU-burgers buiten hun geboorteland in een ander Europees land, om daar te studeren, te werken, bij hun echtgenoot te wonen of van hun pensioen te genieten. Dit heeft belangrijke consequenties; van de 2.2 miljoen huwelijken die per jaar in de EU worden gesloten betreffen 350.000 internationale huwelijken en dit aantal groeit alleen maar. Onder de 900.000 echtscheidingen die per jaar in de EU uitgesproken worden hebben er zo’n 170.000 een internationale dimensie en helaas ook dit aantal neemt steeds meer toe. Daarnaast moeten wij ons ervan bewust zijn dat gehuwden zo’n 2.5 miljoen registergoederen in eigendom hebben binnen de EU in een ander EU-land dan waar zij hun woonplaats hebben.2 Als mensen van verschillende nationaliteiten met elkaar gehuwd zijn, of indien echtgenoten van gelijke nationaliteit vermogen hebben in een ander land is het antwoord op de vraag welk huwelijksvermogensrecht van toepassing is niet meer vanzelfsprekend. Er kan niet zomaar van uitgegaan worden dat het recht van het land waar zij wonen van toepassing is. Om te weten welk huwelijksvermogensrecht van toepassing is, moet allereerst worden gekeken in welk land of in welke landen het vermogen van het echtpaar ligt en dan moet aan de hand van het internationaal privaatrecht van het desbetreffende land worden vastgesteld welk recht geldt. Een voorbeeld toont de complexiteit die het gevolg is van het feit dat alle EU-landen eigen conflictregels hebben met betrekking tot het huwelijksvermogensrecht.
Een Roemeense vrouw, die in 2001 in Nederland komt werken, trouwt met een Nederlander, zij blijven daarna vier jaar in Nederland wonen, waarna echtgenoten besluiten hun kansen in Engeland te beproeven, alwaar zij nu nog wonen. De echtgenoten zijn van plan zich binnen twee jaar weer in Nederland te vestigen. Het resultaat is dat de echtgenoten uiteindelijk zowel in Nederland, Roemenië als Engeland vermogen bezitten, bestaande uit lokale bankrekeningen en registergoederen. Welk huwelijksvermogensrecht geldt dan? Kort gezegd komt het erop neer dat naar Nederlands internationaal privaatrecht het Nederlandse recht van toepassing is,3 gemeenschap van goederen. Naar Roemeens internationaal privaatrecht4 is echter vanaf het moment dat de echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Engeland hebben, het Engelse huwelijksvermogensrecht van toepassing (uitsluiting van iedere gemeenschap). Naar Engels internationaal privaatrecht is ten aanzien van onroerend goed in Engeland het Engelse recht van toepassing en ten aanzien van hun roerende vermogen in Engeland is het Nederlandse huwelijksvermogensrecht van toepassing. Deze complexiteit is voer voor juristen maar niet in het belang van de echtgenoten zelf, die waarschijnlijk graag op eenvoudige wijze willen weten welk huwelijksvermogensrecht voor hen geldt in alle landen van de EU. De Europese Commissie wil, nu de fysieke grenzen voor burgers binnen de EU zijn weggevallen, ook de juridische barrières laten verdwijnen. Om de mobiliteit van burgers te vergroten wil zij daarom een conceptverordening indienen bij het Europese Parlement voor een eenvormig Europees privaatrecht ten aanzien van het huwelijksvermogensrecht. Om haar gedachtevorming te bepalen heeft de Europese Commissie al in 2006 een Groenboek Huwelijksvermogensrecht laten circuleren, waarin de verschillende Europese landen evenals belangenorganisaties zoals de CNUE zijn geconsulteerd over hun opvattingen over
Medewerkster Notarieel Juridisch Bureau/KNB.
1
Cijfers afkomstig uit de voordracht van J. Barrot, Vicevoorzitter van de Europese Commissie ter gelegenheid van het congres van de CNUE te Warschau op 11 oktober 2008.
2
3
Zie art. 4 lid 1 HHV.
Zie art. 20 Roemeense Wet op het internationaal Privaatrecht van 1992, inwerkingtreding 1 december 1992. 4
November/December 2008 | Estate Planner Digitaal
1
de invulling van een dergelijk voorstel.5 De antwoorden op het Groenboek zijn al geruime tijd binnen, de voortgang stagneert echter. Een belangrijk vraagpunt dat eerst opgelost moet worden voor er verdere stappen gezet kunnen worden is de erkenning en executie van authentieke akten in de context van het huwelijksvermogensrecht. Het jaar 2009 is nu uitgetrokken om daar helderheid over te verkrijgen. Met het oog hierop verwacht de Europese Commissie niet eerder dan 2010 met een voorstel te komen. Omdat het dus nog wel even zal duren voor er eenvormige huwelijksvermogensrechtelijke regels binnen Europa zijn, wordt in deze bijdrage geïnventariseerd welke conflictregels momenteel in de verschillende Europese landen gelden,6 en een plan van aanpak voor de praktijk gegeven. Daartoe bespreek ik in paragraaf 1 de twee verdragen over de conflictregels met betrekking tot het huwelijksvermogensrecht die gelden binnen een beperkte groep landen binnen de EU, te weten het Haags huwelijksvermogensverdrag 1978 (voortaan afgekort als HHV) en de Noorse Konventie betreffende huwelijk, adoptie en voogdij uit 1931. In paragraaf 2 komt het conflictenrecht aan de orde van EU-landen die zich niet hebben aangesloten bij één van bovenstaande verdragen. In paragraaf 3 bespreek ik de vragen die in ieder geval gesteld moeten worden om te kunnen vaststellen wat het toepasselijke huwelijksvermogensrecht is. Tot slot geef ik in paragraaf 4 aan welke richting ik het nieuwe Europese conflictenrecht idealiter zie gaan.
Landen
Haags huwelijks- Noorse vermogensverdrag Konventie 1931 1978
Nederland X Frankrijk X Luxemburg X Denemarken Finland IJsland Noorwegen Zweden
X X X X X
den vermogen hebben in één van deze verdragstaten, past die staat het verdrag toe. Artikel 2 van het verdrag bepaalt dat het verdrag toepassing vindt zelfs indien de nationaliteit of de gewone verblijfplaats van de echtgenoten niet die is van een verdragsluitende staat dan wel indien het recht dat op grond van de objectieve verwijzingsregels van het verdrag van toepassing is, niet het recht is van een verdragsluitende staat. Het basisbeginsel van het HHV is dat de (toekomstige) echtgenoten keuzevrijheid hebben ten aanzien van het recht dat van toepassing is op hun huwelijksvermogensregime. In huwelijkse voorwaarden kan zowel vóór als staande huwelijk het toepasselijke huwelijksvermogensrecht worden aangewezen.10 De (toekomstige)11 echtgenoten kunnen daarbij kiezen voor hetzij het recht van de nationaliteit van een van hen, hetzij het recht van de gewone verblijfplaats van één van hen, op het tijdstip van de aanwijzing.
De antwoorden op het Groenboek zijn te vinden op http:// ec.europa.eu/justice_home/ news/consulting_public/matrimonial_property/news_contributions_matrimonial_property_en.htm.
5
Ter wille van de eenvoud wordt ervan uitgegaan dat het huwelijk op of na 1 januari 2008 is gesloten. Recente overzichten zijn te vinden in Süss, Eherecht in Europa, 2006, en de losbladige serie, Rieck, Ausländisches familienrecht, eine Auswahl von Länderndarstellungen (Uitgeverij C.H. Beck).
6
7 Officieel geldt het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1905 nog in Italië, Portugal en Roemenië. In de praktijk wordt het verdrag van 1905 in geen van deze landen meer toegepast. Zij hebben alle drie een eigen wetgeving ingevoerd waarin de nu gehanteerde verwijzingsregels van het toepasselijke huwelijksvermogensrecht staan.
Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime; ’s-Gravenhage, 14 maart 1978, Trb.1988 130, 1992 123.
8
Tekst van de Noorse Konventie 1931, ontleend aan de League of Nations Treaty Series, no. 2877.
9
1. Het Haags huwelijksvermogensverdrag Indien zij geen rechtskeuze hebben uitgebracht, gel1978 en de Noorse Konventie betreffende den de objectieve verwijzingsregels van het verdrag.12 Uit die regels blijkt duidelijk dat het HHV een comprohuwelijk, adoptie en voogdij uit 1931 Binnen de Europese Unie spelen twee internationale verdragen7 aangaande het conflictenrecht ten aanzien van het toepasselijke huwelijksvermogensrecht een rol, te weten het Haags huwelijksvermogensverdrag 19788 en de Noorse Konventie betreffende huwelijk, adoptie en voogdij uit 1931.9 Uit het schema in de rechterkolom blijkt voor welke landen deze verdragen gelden. 1.1. Het Haags huwelijksvermogensverdrag 1978 Het HHV is op 1 september 1992 voor Nederland, Frankrijk en Luxemburg in werking getreden. Zodra gehuw-
2
November/December 2008 | Estate Planner Digitaal
mis is tussen het woonplaatsbeginsel en het nationaliteitsbeginsel. Landen die het woonplaatsbeginsel aanhangen, schrijven voor dat in beginsel het recht van de woonplaats dan wel de gewone verblijfplaats van de betrokkenen wordt toegepast. Landen die het nationaliteitsbeginsel huldigen, schrijven voor dat in beginsel het recht van de nationaliteit van de betrokkenen wordt toegepast. Het niet kiezen door de verdragsopstellers voor één van beide beginselen maakt dat het verdrag in zijn toepassing vrij ingewikkeld is13 als de echtgenoten zowel een gemeenschappelijke nationaliteit14 als een
10
Zie de art. 3 en 6 HHV.
Daarnaast kunnen de echtgenoten vóór de huwelijkssluiting ook kiezen voor het recht van de eerste staat waar een van hen zich vestigt na de huwelijkssluiting.
11
12
Zie art. 4 HHV.
Zie het schema primaire aanknopingspunten; landen waarbij het eerste aanknopingspunt de (gemeenschappelijke) nationaliteit betreft zijn nationaliteitslanden, landen waarbij het eerste aanknopingspunt de (gemeenschappelijke) gewone verblijfplaats betreft zijn woonplaatslanden.
13
14 Hierbij wordt er van uitgegaan dat de echtgenoten niet meer dan één gemeenschappelijke nationaliteit hebben.
gemeenschappelijke eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk hebben.15 Indien de echtgenoten én een gemeenschappelijke nationaliteit ten tijde van de huwelijkssluiting hebben én een gemeenschappelijke gewone verblijfplaats na het huwelijk, geldt voor onderdanen van woonplaatslanden (ongeacht of het verdragstaten betreft) altijd het recht van het land van hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk. Voor onderdanen van een nationaliteitsverdragstaat geldt het recht van het land van hun gemeenschappelijke nationaliteit, tenzij de echtgenoten beiden langer dan vijf jaren voor hun huwelijk hun gewone verblijfplaats hadden in een woonplaatsland. In dat geval is het recht van het land waar hun eerste gewone verblijfplaats is gelegen van toepassing. Nederland is de enige verdragsstaat die het nationaliteitsbeginsel aanhangt.16 Frankrijk en Luxemburg zijn woonplaatslanden.17 Indien onderdanen van niet-verdragstaten waar het nationaliteitsbeginsel geldt, zich vestigen in een nationaliteitsland geldt hun nationale recht. Indien onderdanen van niet-verdragstaten zich in een woonplaatsland vestigen geldt voor hen het recht van hun eerste gewone verblijfplaats. Als er geen gemeenschappelijke nationaliteit is, geldt altijd het recht van het land waar de echtgenoten hun gemeenschappelijke eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk vestigen.18 Is er wel een gemeenschappelijke nationaliteit, maar ontbreekt een gemeenschappelijke eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk, dan geldt altijd het recht van het land van de gemeenschappelijke nationaliteit.19 Indien de echtgenoten noch een gemeenschappelijke eerste gewone verblijfplaats hebben gevestigd, noch ten tijde van de huwelijkssluiting een gemeenschappelijke nationaliteit hebben, is het nauwst verbonden recht van toepassing. Indien bij de toepassing van de objectieve verwijzingsregels de uitkomst is dat er buitenlands recht van toepassing is, wordt daarmee gedoeld op het interne buitenlandse recht. Onder het HHV wordt renvoi niet geaccepteerd. Waar echter wel rekening mee moet worden gehouden is dat onder omstandigheden een automatische wijziging van het huwelijksvermogensrecht kan optreden.20
Indien de echtgenoten noch het toepasselijke recht hebben aangewezen, noch huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt, wordt in plaats van het recht waaraan hun huwelijksvermogensregime tevoren was onderworpen het interne recht van de staat waar de echtgenoten beiden hun gewone verblijfplaats hebben, toepasselijk21 - vanaf het tijdstip waarop zij daar hun gewone verblijfplaats vestigen, indien de nationaliteit van die staat hun gemeenschappelijke nationaliteit is; dan wel - vanaf het tijdstip waarop zij die nationaliteit verkrijgen; of - wanneer zij na het huwelijk gedurende meer dan tien jaar daar hun gewone verblijfplaats hebben gehad; of - vanaf het tijdstip waarop zij daar hun gewone verblijfplaats vestigen, indien hun huwelijksver mogensregime, uitsluitend omdat partijen na het huwelijk hun eerste gewone verblijfplaats niet in dezelfde staat hadden maar wel een gemeenschap pelijke nationaliteit hadden, was onderworpen aan het recht van de staat van hun gemeenschappelijke nationaliteit. Een groot goed van het HHV is dat het de keuzevrijheid van de echtgenoten voorop stelt. Dit geeft de burgers die hiervan gebruik hebben gemaakt binnen de verdragstaten zekerheid omtrent het toepasselijke huwelijksvermogensrecht. Ook het feit dat, indien de objectieve conflictregels verwijzen naar buitenlands recht, deze verwijzing alleen het interne buitenlandse recht omvat, is erg praktisch. Belangrijke minpunten van het verdrag zijn de ingewikkeldheid van de objectieve verwijzingsregels indien partijen een gemeenschappelijke nationaliteit en een gemeenschappelijke gewone verblijfplaats hebben en de automatische verandering van het toepasselijke huwelijksvermogensrecht. Het is niet verwonderlijk dat in de praktijk vele Europese burgers die vermogen hebben in een van de verdragstaten, (onaangenaam) verrast worden door het huwelijksvermogensrecht dat uiteindelijk van toepassing blijkt te zijn.
Voor de toepassing van art. 4 HHV wordt met ‘gemeenschappelijke nationaliteit’ gedoeld op een gemeenschappelijke nationaliteit ten tijde van de huwelijkssluiting. Om te kunnen spreken over een ‘eerste gewone verblijfplaats’, mag deze niet al te lang na de huwelijkssluiting gevestigd worden. Onder omstandigheden kan er nog binnen de termijn van 1 jaar na de huwelijkssluiting een eerste gewone verblijfplaats gevestigd worden.
15
Nederland is een nationaliteitsland wat onder meer blijkt uit het feit dat het de in art. 5 HHV bedoelde verklaring heeft afgelegd.
16
17 Voor echtparen met een Franse dan wel Luxemburgse gemeenschappelijke nationaliteit geldt dus het recht van hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk.
Tussen de huwelijkssluiting en de vestiging van een eerste gewone verblijfplaats in de zin van art. 4 lid 1 HHV mag niet een te groot tijdsverloop zitten. Zie hierover o.a. Hof ’s-Hertogenbosch 27 september 2000, NIPR 2001, no. 1, p. 65 en Rechtbank Maastricht 6 april 2005, LJN-nr. AT3587, JPFR 2005/8, nr. 129. Zie ook Schmidt, De vestiging van een eerste huwelijksdomicilie, NIPR 2000, no.1, p. 33 e.v.
18
19
Art. 4 lid 2 sub 3 HHV.
20
Zie art. 7 HHV.
Deze verandering werkt slechts voor de toekomst, er treedt een zogenaamd ‘wagonstelsel’ in werking. Zie hierover, Reinhartz, Tekst en Commentaar, Personenen familierecht, Bijlage 30 Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime, 2006, p. 1774.
21
1.2. De Noorse Konventie De werking van dit verdrag is zeer beperkt, het verdrag geldt alleen ten aanzien van huwelijken tussen onderdanen onderling van landen die zijn aangesloten bij de Noorse Konventie, waartoe Denemarken, Finland,
November/December 2008 | Estate Planner Digitaal
3
IJsland Noorwegen en Zweden behoren.22 In haar uitvoering is dit verdrag redelijk eenvoudig. Ook in de Noorse Konventie staat de keuzevrijheid voorop. De (aanstaande) echtgenoten kunnen zowel vóór als tijdens het huwelijk een rechtskeuze uitbrengen voor het recht van de nationaliteit dan wel het recht van de gewone verblijfplaats van één van de echtgenoten.23 Deze rechtskeuze dient in ieder geval schriftelijk te worden uitgebracht. Bij gebreke van een rechtskeuze geldt het huwelijksvermogensrecht van de staat waar de echtgenoten na de huwelijkssluiting zijn gaan wonen. Dit recht is echter veranderlijk; indien de echtgenoten later naar een andere verdragsstaat verhuizen geldt vanaf dat moment het recht van die andere verdragsstaat. Indien onderdanen van verdragstaten trouwen met onderdanen van niet-verdragstaten gelden voor hen de bepalingen die vastgesteld zijn in de internationaal privaatrechtregelingen van het land waar hun vermogen is gelegen. Pluspunt van dit verdrag is dat de keuzevrijheid van de echtgenoten voorop staat en het in zijn toepassing vrij eenvoudig is; indien er geen rechtskeuze is uitgebracht geldt het recht van de staat waar de echtgenoten na de huwelijkssluiting zijn gaan wonen. Evenals bij het HHV kan echter het feit dat het toepasselijke huwelijksvermogensrecht veranderlijk is tot onaangename verrassingen leiden. Een ander belangrijk manco is dat het verdrag geen antwoord geeft op de vraag welk recht van toepassing is indien de onderdanen van een verdragstaat in verschillende verdragstaten wonen.
2. Het internationaal privaatrecht van de niet-verdragstaten24 Om niet helemaal te verdwalen in de conflictregels ten aanzien van het toepasselijke huwelijksvermogensrecht in de niet-verdragstaten ga ik uit van vier kernvragen: 1. Hebben de echtgenoten een rechtskeuzemogelijkheid? In een aantal EU-landen staat de rechtskeuzevrijheid van de echtgenoten centraal. Dit is een subjectieve verwijzingsregel, de aanwijzing van het toepasselijke recht wordt aan de echtgenoten zelf overgelaten. In andere EU-landen is slechts onder specifieke omstandigheden een rechtskeuze mogelijk of helemaal niet. 2. Hoe luiden de objectieve conflictregels? De objectieve conflictregels zijn de verwijzingsre-
4
November/December 2008 | Estate Planner Digitaal
gels die gelden als er geen rechtskeuze gedaan is of er geen rechtskeuze mogelijk is. In het ene land wordt primair aangeknoopt bij het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit, in het andere land bij het recht van de gemeenschappelijke gewone verblijfplaats25 of bij het eigen nationale recht. 3. Wordt een splitsing gemaakt tussen roerend en onroerend goed? In de landen binnen de EU waarvan het rechtsstelsel gebaseerd is op het Angelsaksische recht, wordt in de conflictregels ten aanzien van het toepasselijke huwelijksvermogensrecht een onderscheid gemaakt tussen roerend en onroerend goed. 4. Is er sprake van renvoi? Indien landen in hun objectieve verwijzingsregels verwijzen naar buitenlands recht omvat die verwijzing vaak niet alleen een verwijzing naar het nationale materiële recht maar ook naar het internationaal privaatrecht van het desbetreffende buitenland. Het internationaal privaatrecht van het desbetreffende buitenland kan vervolgens verwijzen naar hetzij haar eigen interne recht, hetzij terugverwijzen, hetzij verwijzen naar het recht van weer een derde land 2.1. De rechtskeuze In België, Duitsland, Finland, Italië, Luxemburg, Litouwen, Malta, Oostenrijk en Zweden kan een rechtskeuze uitgebracht worden voor het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime. Voor deze landen geldt dat de rechtskeuze veelal beperkt is tot het recht van de nationaliteit van één van de echtgenoten of het recht van de gewone verblijfplaats van één van de echtgenoten. In België bestaat daarnaast de mogelijkheid om te kiezen voor het recht van de staat op wiens grondgebied echtgenoten na voltrekking van het huwelijk hun eerste gewone verblijfplaats vestigen. In Duitsland kan ten aanzien van onroerend goed gekozen worden voor het recht van de staat waar het onroerend goed gelegen is. In Litouwen kan ook voor het recht van de staat waar de huwelijkssluiting heeft plaatsgehad worden gekozen. De echtgenoten kunnen zowel vóór als staande huwelijk een rechtskeuze uitbrengen in België, Italië, Duitsland, Finland, Oostenrijk en Zweden. In Malta is alleen een rechtskeuze vóór de huwelijkssluiting toegestaan. De vormvereisten waaraan een rechtskeuze dient te voldoen verschillen, veelal dienen de vormvoorschriften
Noorse Konventie, 6 december 1931, laatstelijk gewijzigd per 28 december 2002.
22
23
Zie art. 3 Noorse Konventie.
Het recht van Denemarken, Finland, Noorwegen en Zweden wordt hier besproken ten aanzien van alle huwelijken die niet onder de Noorse Konventie 1931 vallen. 24
25 De lezer moet bij het lezen van dit artikel zich er van bewust zijn dat de termen ‘gewone verblijfplaats’ en ‘woonplaats’ naar het internationaal privaatrecht van ieder land anders ingevuld worden. In het bestek van dit artikel wordt hier echter niet nader op ingegaan.
te zijn nageleefd van of het op het huwelijksvermogen toepasselijke recht, of het recht van de staat op wiens grondgebied de rechtskeuze is gedaan. Minimumvereiste in alle landen is dat de rechtskeuze dient te geschieden in een door beide echtgenoten ondertekend geschrift. In Spanje bestaat alleen een rechtskeuzemogelijkheid indien de echtgenoten bij de huwelijkssluiting geen gemeenschappelijke nationaliteit hebben. Vóór de huwelijkssluiting kunnen zij dan een rechtskeuze uitbrengen voor het recht van de nationaliteit of de gewone verblijfplaats van één van de echtgenoten ten tijde van de huwelijkssluiting. De rechtskeuze dient in een door beide echtgenoten ondertekend geschrift te worden uitgebracht. Na de huwelijkssluiting is een rechtskeuze niet meer mogelijk. Bulgarije, Tsjechië, Slowakije en Slovenië vormen een aparte groep. In beginsel is een rechtskeuze naar het internationaal privaatrecht van deze landen niet toegestaan. Wanneer echter volgens de objectieve verwijzingsregels van één van deze landen buitenlands recht van toepassing is en het internationaal privaatrecht van het desbetreffende buitenland staat de rechtskeuze toe, dan wordt deze rechtskeuze geaccepteerd. Roemenië kent een variatie hierop. Indien het nationale recht van ieder der echtgenoten een rechtskeuze Landen België Bulgarije Cyprus26 Denemarken Duitsland Estland Finland Frankrijk Griekenland
Rechtskeuze Natio- Gewone naliteit verblijf. JA JA NEE TENZIJ NEE TENZIJ
NEE JA NEE JA JA NEE
NEE JA NEE JA JA NEE
Landen Hongarije Ierland Italië Letland Litouwen Luxemburg Malta Nederland Oostenrijk
echtgenoten ten tijde van de rechtskeuze in Portugal woonachtig is. In alle landen die een rechtskeuze toestaan blijft deze rechtskeuze gedurende het bestaan van het huwelijk van kracht, ongeacht of de echtgenoten gedurende het huwelijk van gewone verblijfplaats of nationaliteit wisselen. In België, Italië, Duitsland, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk en Zweden kan de rechtskeuze gedurende het huwelijk gewijzigd worden, mits deze keuze naar de vorm in overeenstemming is met ofwel het op het huwelijksvermogen toepasselijke recht ofwel met het recht van de staat op wiens grondgebied zij is gedaan. In Malta en Spanje is het niet mogelijk een eenmaal gedane rechtskeuze te wijzigen. Voor zover Bulgarije, Tsjechië, Slowakije en Slovenië een rechtskeuze accepteren, zullen zij ook een wijziging van het toepasselijke huwelijksvermogensrecht accepteren. Ook Roemenië staat een wijziging van de rechtskeuze staande huwelijk toe indien deze volgens het nationale recht van ieder der echtgenoten geaccepteerd wordt. In het onderstaande schema wordt aangegeven of er een rechtskeuzemogelijkheid is voor het recht van de nationaliteit of de gewone verblijfplaats van één van de echtgenoten.
Rechtskeuze Natio- Gewone naliteit verblijf. NEE NEE JA MAAR JA MAAR JA JA NEE NEE JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA
toestaat, wordt deze in Roemenië geaccepteerd, hoewel in beginsel ook naar Roemeens internationaal privaatrecht een rechtskeuze niet is toegestaan. In Portugal wordt een rechtskeuze niet geaccepteerd tenzij er gekozen is voor Portugees recht en één van de
Landen Polen Portugal Roemenië Slovenië Slowakije Spanje Tsjechië Engeland Zweden
Rechtskeuze Natio- Gewone naliteit verblijf. NEE NEE NEE NEE NEE TENZIJ NEE TENZIJ NEE TENZIJ NEE TENZIJ NEE TENZIJ NEE TENZIJ
JA MITS
JA MITS
NEE TENZIJ NEE TENZIJ
JA MAAR JA MAAR JA JA
2.2. De objectieve verwijzingsregels Bij gebreke van een rechtskeuze of indien de rechtskeuze niet is toegestaan gelden de objectieve verwijzingsregels. Ten aanzien van het toepasselijke huwelijksvermogensrecht is vaak sprake van getrapt
De gegevens over het Cypriotische recht zijn zo schaars dat ik hier geen gegevens over kan verstrekken.
26
November/December 2008 | Estate Planner Digitaal
5
samengestelde aanknopingsfactoren. Dit betekent dat de in de conflictregel gebruikte aanknopingspunten in een dwingende volgorde het toepasselijke recht aanwijzen. Pas als het ene aanknopingspunt niet leidt tot aanwijzing van een toepasselijk rechtsstelsel mag worden overgestapt naar een volgend aanknopingspunt, de volgende trede op de verwijzingsladder.27 In alle EU-landen, behalve Letland, is de gemeenschappelijke nationaliteit of de gewone verblijfplaats van de echtgenoten het primaire aanknopingspunt om het toepasselijke huwelijksvermogensrecht vast te stellen. Indien er noch een gemeenschappelijke nationaliteit is noch een gemeenschappelijke gewone verblijfplaats wordt veelal aangeknoopt bij het nauwst verbonden recht. In Duitsland, Spanje en Portugal wordt allereerst aangeknoopt aan het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit van de echtgenoten ten tijde van of direct na de de huwelijkssluiting. zijn. Er is echter ook een groep landen die primair aanknoopt bij het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit van de echtgenoten op het moment dat de vraag zich voordoet: Bulgarije, Griekenland, Hongarije, Italië, Tsjechië, Oostenrijk,28 Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije.29 In Tsjechië en Slowakije wordt indien er geen gemeenschappelijke nationaliteit is direct aangeknoopt bij het Tsjechische, respectievelijk het Slowaakse recht. Bij de meeste overige landen wordt, indien er geen gemeenschappelijke nationaliteit is, aangeknoopt bij het recht van de gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van de echtgenoten en indien hier ook geen sprake van is bij het recht van het land waar het huwelijk het nauwst mee is verbonden. Naar Oostenrijks internationaal privaatrecht wordt echter in dat geval aangeknoopt bij het Oostenrijkse recht tenzij het huwelijk aantoonbaar nauwer verbonden is met het recht van een ander land. In Hongarije wordt, indien er noch een gemeenschappelijke nationaliteit is, noch een gemeenschappelijke laatste gewone verblijfplaats, verwezen naar de lex fori. In Polen wordt indien er noch een gemeenschappelijke nationaliteit is noch een gemeenschappelijke gewone verblijfplaats, aangeknoopt bij het Poolse recht. België, Finland, Portugal, en Zweden knopen in beginsel aan bij het recht van de gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van de echtgenoten bij of direct
6
November/December 2008 | Estate Planner Digitaal
na de huwelijkssluiting. Bij Zweden moet echter de kanttekening worden gemaakt dat, als de echtgenoten hun woonplaats vestigen in een nieuw land en zij daar minimaal twee jaar hebben gewoond, vanaf dat moment het recht van hun nieuwe gewone verblijfplaats van toepassing is.30 Voor Finland geldt hetzelfde maar daar treedt in beginsel de veranderlijkheid op na een termijn van vijf jaar.31 Indien er geen gemeenschappelijke gewone verblijfplaats is geldt in Zweden en Finland het recht van de staat waar het huwelijk alle omstandigheden in aanmerking genomen het nauwst mee is verbonden. In Litouwen geldt primair het recht van de staat van de gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van de echtgenoten op het moment van beoordeling. Indien er geen gemeenschappelijke gewone verblijfplaats is, wordt aangeknoopt bij het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit van de echtgenoten. Indien er noch een gemeenschappelijke nationaliteit noch een gemeenschappelijke gewone verblijfplaats is geldt het recht van de laatste gemeenschappelijke verblijfplaats. Indien er nooit een gemeenschappelijke gewone verblijfplaats geweest is, wordt verwezen naar het recht van de staat waar het huwelijk gesloten is. Denemarken is bijzonder in die zin dat aangeknoopt wordt bij het recht van het land, waar de man zijn gewone verblijfplaats heeft. Verandering van de gewone verblijfplaats wordt aangenomen bij vestiging in een ander land voor altijd of vooralsnog onbepaalde tijd. Heeft de man echter de duidelijke bedoeling toch na enige tijd weer terug te keren naar Denemarken, dan wijzigt de gewone verblijfplaats niet. Is dit wat minder duidelijk, dan wordt toch tamelijk snel aangenomen dat een nieuwe gewone verblijfplaats is verkregen en is in het vervolg het recht van de staat van de nieuwe gewone verblijfplaats van toepassing. Letland neemt in dit geheel een aparte positie in indien echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Letland hebben is hun vermogensregime onderworpen aan het Letse recht. Echter ook indien de echtgenoten geen gewone verblijfplaats in Letland hebben, maar er is vermogen in Letland, zal ten aanzien van dit vermogen het Letse recht worden toegepast.
Zie hierover Strikwerda, Inleiding tot het Nederlandse internationaal privaatrecht, 3e druk, 2005, p. 33 e.v.
27
Mits in ieder geval één van de echtgenoten op het moment van beoordeling nog deze nationaliteit bezit.
28
29 Ten aanzien van de verwijzingsregels in Tsjechië en Slowakije is de heersende mening in de literatuur dat ten aanzien van het huwelijksvermogensrecht aangeknoopt wordt bij het gemeenschappelijke nationale recht, zie Rieck en Süss, a.w. in noot 5. Practici in Tsjechië verzekeren echter dat aangeknoopt wordt bij het Tsjechische respectievelijk Slowaakse recht indien de echtelieden in een van deze landen hun gewone verblijfplaats hebben.
30 De termijn van twee jaar vervalt indien de echtgenoten al eerder samen in het nieuwe land hun gewone verblijfplaats hebben gehad.
31 Het recht van deze staat is echter onmiddellijk toe te passen indien partijen eerder tijdens hun huwelijk hun woonplaats in deze staat hebben gehad of wanneer beide partijen de nationaliteit van deze staat hebben.
Landen Objectieve verwijzingsregel Primaire aanknopingspunt Nationaliteit Gewone Eigen verblijf- recht plaats België M+V Bulgarije M+V Cyprus ? ? Denemarken M Duitsland M+V Estland Roerend vermogen M+V Finland M+V Frankrijk M+V MITS Griekenland M+V Hongarije M+V Ierland Roerend vermogen Matrimonial domicile Italië M+V Letland NEE NEE JA Litouwen M+V
Landen Objectieve verwijzingsregel Primaire aanknopingspunt Nationaliteit Gewone Eigen verblijf- recht plaats Luxemburg M+V MITS Malta Roerend vermogen Matrimonial domicile Nederland M+V MITS Oostenrijk M+V Polen M+V Portugal M+V Roemenië M+V Slovenië M+V Slowakije M+V MAAR32 Spanje M+V Tsjechië M+V MAAR33 Engeland Roerend vermogen Matrimonial domicile Zweden M+V
Verklaring tekens: M = man, V = vrouw
In het bovenstaande schema komt naar voren welke het primaire aanknopingspunt is indien er geen rechtskeuze is uitgebracht, het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit van de echtgenoten, het recht van de gewone verblijfplaats, of het recht van het land waar het vermogen is gelegen. 2.3. Splitsingstelsel Engeland, Ierland en Malta zijn landen waarvan het conflictenrecht met betrekking tot het toepasselijke huwelijksvermogensrecht gebaseerd is op het Angelsaksische recht. In dit recht wordt een onderscheid in de conflictregels gemaakt tussen roerend en onroerend goed. Deze splitsing is in de Engelse, Ierse en Maltese literatuur aan groeiende kritiek onderhevig, maar aangenomen mag worden dat het tot op dit moment nog steeds de heersende leer is. Ten aanzien van onroerend goed is in beginsel het huwelijksvermogensrecht van de staat waarin het onroerend goed is gelegen van toepassing, de lex rei sitae. Zowel in Engeland als in Ierland geldt ten aanzien van roerend vermogen het huwelijksvermogensrecht van de staat waarin de matrimonial domicile van de echtgenoten direct na de huwelijkssluiting is gelegen. Naar Maltees recht wordt de matrimonial domicile in eerste instantie verondersteld te zijn in het land waar de man zijn domicile heeft. Het begrip domicile is een ambigu begrip. Iedereen heeft
naar Angelsaksisch recht in een domicile of origin, dat gelegen is in het land waar de vader zijn woonplaats had ten tijde van geboorte van de betrokkene. Gedurende iemands leven kan echter deze domicile of origin losgelaten worden doordat er een domicile of choice wordt gevestigd. Deze domicile of choice wordt verkregen doordat de betrokkene met de intentie zich definitief in een ander land te vestigen het land van zijn domicile of origin verlaat en in een ander land een vaste verblijfplaats verkrijgt. Veranderen de echtgenoten gedurende hun huwelijk hun domicile dan heeft dit geen gevolg voor het toepasselijke huwelijksvermogensrecht. Indien er geen matrimonial domicile kan worden vastgesteld, wordt in beginsel aangeknoopt bij het recht van de staat waarmee de beide echtgenoten gedurende het huwelijk de nauwste band hebben gehad.34 Naar Angelsaksisch recht is het mogelijk een rechtskeuze uit te brengen ten aanzien van het toepasselijke huwelijksvermogensrecht. Dit kan impliciet gebeuren in huwelijkse voorwaarden. Huwelijkse voorwaarden worden in het Angelsaksische recht gezien als een overeenkomst, waarvoor in beginsel de algemene regels van internationaal privaatrecht ter zake van overeenkomsten gelden. Uitgangspunt daarbij is de proper law of the contract, waarvoor bij de huwelijksvoorwaarden als eerste aanknopingspunt de matrimonial domicile
32
Zie noot 29.
33
Zie noot 29.
Standaardwerken ten aanzien van het Engelse internationaal privaatrecht; Dicey&Morris, The Conflict of Laws, 14e druk, 2006, supp. 2007; Morris/McClean, The Conflict of Laws, 2005.
34
November/December 2008 | Estate Planner Digitaal
7
geldt. De echtgenoten kunnen echter een ander recht kiezen, wat impliciet dan wel expliciet in het contract (wij zouden zeggen in de huwelijkse voorwaarden) moet worden opgenomen. Met betrekking tot onroerend goed is het onduidelijk of partijen een rechtskeuze kunnen uitbrengen en of de contractsvrijheid van partijen prevaleert dan wel het lex rei sitae beginsel. De betekenis van huwelijkse voorwaarden en rechtskeuze is hoe dan ook betrekkelijk; de Angelsaksische rechter heeft een grote bevoegdheid om de getroffen regeling te wijzigen, door huwelijkse voorwaarden heen te breken en zelfs een rechtskeuze voor buitenlands recht terzijde stellen. Hoewel niet gebaseerd op het Engelse recht kent ook Estland een splitsingstelsel. Ten aanzien van onroerend vermogen geldt de lex rei sitae. Bij roerend wordt
Landen België Bulgarije Cyprus Denemarken Duitsland Estland Finland Frankrijk Griekenland
Renvoi Eigen recht NEE JA ? NEE JA JA NEE NEE NEE
Derde land NEE JA ? NEE JA NEE NEE NEE NEE
Landen Hongarije Ierland Italië Letland Litouwen Luxemburg Malta Nederland Oostenrijk
Renvoi Eigen recht JA NEE JA NEE NEE NEE NEE NEE JA
in beginsel aangeknoopt bij het recht van de gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van de echtgenoten ten tijde van de beoordeling. Is er geen gemeenschappelijke gewone verblijfplaats dan geldt het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit. Is hier ook geen sprake van dan wordt verwezen naar het recht van de laatste gemeenschappelijk gewone verblijfplaats. Ontbreekt deze dan geldt het recht van de staat waar het huwelijk is gesloten. 2.4. Renvoi Helaas is het niet zo dat als volgens de objectieve verwijzingsregels van een bepaald land eenmaal is vastgesteld welk recht van toepassing is, daarmee in alle gevallen de speurtocht ophoudt. Indien volgens de objectieve verwijzingsregels is vastgesteld dat buiten-
8
November/December 2008 | Estate Planner Digitaal
lands recht van toepassing is, rijst altijd de vraag of daarmee slechts verwezen wordt naar het interne buitenlandse recht, of dat de verwijzing mede het internationaal privaatrecht van het desbetreffende buitenland omvat. Er is een aantal landen dat geen renvoi accepteert, maar waar de verwijzing altijd het interne buitenlandse recht betreft. Daaronder vallen België, Griekenland, Engeland, Ierland, Finland, Litouwen, Luxemburg, Malta en Zweden. Landen die onder omstandigheden renvoi accepteren indien het toepasselijke buitenlandse internationaal privaatrecht terugverwijst naar hun eigen recht zijn; Hongarije, Estland,35 Portugal, Roemenië en Spanje. Landen die in beginsel zowel terugverwijzing als een verwijzing naar het recht van een derde land accepteren zijn; Bulgarije, Italië, Duitsland, Tsjechië, Polen, Oostenrijk, Slovenië en Slowakije (zie onderstaande tabellen).
Derde land NEE NEE JA NEE NEE NEE NEE NEE JA
Landen Polen Portugal Roemenië Slovenië Slowakije Spanje Tsjechië Engeland Zweden
Renvoi Eigen recht JA JA JA JA JA JA JA NEE NEE
Derde land JA NEE NEE JA JA JA JA NEE NEE
3. Plan van aanpak De rechtspracticus zal niet met deze inventarisatie kunnen volstaan om een antwoord te geven op de vraag welk huwelijksvermogensrecht van toepassing is. Hij of zij moet iedere keer weer, in ieder afzonderlijk land onderzoek doen naar de exacte toepassing van de conflictregels, die nog veel meer haken en ogen hebben dan hier naar voren is gekomen. Het is daarom aan te raden in voorkomende gevallen een deskundige te raadplegen.36 Wil deze met succes onderzoek kunnen doen dan moet een aantal gegevens in ieder geval boven water komen: 1. Waar ligt het vermogen van de echtgenoten? Hierbij moet direct gekeken worden of het alleen
Indien het buitenlandse recht verwijst naar het recht van een derde staat wordt er Ests recht toegepast.
35
Deskundig op het gebied van het internationaal privaatrecht zijn onder andere het Notarieel Juridisch Bureau van de KNB (
[email protected]) en het Internationaal Juridisch Instituut (
[email protected]).
36
roerende goederen of ook onroerende goederen betreft. De vraag of er sprake is van roerend of onroerend goed moet worden beantwoord naar het recht van het land waar het desbetreffende vermogen zich bevindt. 2. Welke nationaliteit hebben de echtgenoten? Daarbij is zowel de nationaliteit ten tijde van de huwelijkssluiting als de nationaliteit op het moment van de beantwoording van de rechtsvraag van belang.37 Onderzocht moet worden of de echtgenoten op voornoemde tijdstippen één op meerdere gemeenschappelijke nationaliteiten hadden. In een aantal EU-landen is het zo dat als er meerdere gemeenschappelijke nationaliteiten zijn de waaronder die van het EU-land waar het vermogen ligt, dat dan alleen de gemeenschappelijke nationaliteit van dat EU-land in aanmerking wordt genomen. In weer andere landen wordt in het geval er een dubbele gemeenschappelijke nationaliteit is, de nationaliteit als aanknopingspunt buiten beschouwing gelaten.
3. Welke gewone verblijfplaats hebben de echtgenoten? Ook hier moet gekeken worden naar zowel het tijdstip van de huwelijkssluiting als het tijdstip waarop de vraag zich voordoet. Het begrip gewone verblijfplaats moet uitgelegd worden naar het internationaal privaatrecht van het land waar het vermogen is gelegen. Ieder land hanteert zijn eigen definitie. 4. Is er een rechtskeuze ten aanzien van het toepasselijke huwelijksvermogensrecht uitgebracht? Daarbij moet bedacht worden dat om te spreken van een rechtsgeldige rechtskeuze er niet altijd sprake van hoeft te zijn dat deze rechtskeuze is uitgebracht in een aparte notariële akte van huwelijksvoorwaarden. In veel landen is een geschrift ondertekend door beide echtgenoten voldoende. Er kan ook sprake van zijn dat in de huwelijksakte zelf een rechtskeuze is uitgebracht; veel echtgenoten zijn zich hier niet van bewust.38 De rechtskeuze hoeft evenmin altijd expliciet te zijn uitgebracht, ook het
37 Indien het HHV van toepassing is, is – in verband met een eventuele automatische verandering ex art. 7 HHV – ook van belang of de echtgenoten gedurende het huwelijk een andere nationaliteit dan wel gewone verblijfplaats hebben verworven.
Zie bijvoorbeeld art. 162 van het Italiaanse Burgerlijk Wetboek.
38
November/December 2008 | Estate Planner Digitaal
9
noemen van wetsartikelen van een bepaald land kan voldoende zijn om een impliciete rechtskeuze aan te nemen. Eerst als al deze gegevens er zijn kan een begin worden gemaakt met het antwoord op de vraag welk huwelijksvermogensrecht van toepassing is.
4. Slotopmerking Uit het bovenstaande moge duidelijk zijn geworden dat het voor de Europese burgers met vermogen in meerdere EU landen niet eenvoudig is en in sommige gevallen ook onmogelijk is om hun huwelijksvermogensrecht sluitend te regelen. Het is daarom te hopen dat de Europese Commissie vaart zet achter het voornemen voor een eenvormig Europees conflictenrecht. Hierin zou allereerst de weg voor de Europese burgers moeten worden geopend om ten aanzien van het toepasselijke huwelijksvermogensrecht een rechtskeuze uit te brengen voor hetzij het recht van de nationaliteit van één van de echtgenoten, hetzij het recht van de gewone verblijfplaats van één van de echtgenoten. Deze rechtskeuze zou zowel voor als staande huwelijk mogelijk moeten zijn. Indien er geen rechtskeuze uitgebracht is lijkt het mij wenselijk aan te knopen bij de eerste gemeenschap-
10
November/December 2008 | Estate Planner Digitaal
pelijke gewone verblijfplaats van de echtgenoten na het huwelijk. Mocht er geen gemeenschappelijke gewone verblijfplaats zijn dan stel ik voor om aan te knopen bij het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit ten tijde van de huwelijkssluiting. Indien er noch een gemeenschappelijke nationaliteit is noch een gemeenschappelijke gewone verblijfplaats dan lijkt mij de Belgische oplossing bij uitstek praktisch. Dat wil zeggen dat er in een dergelijk geval aangeknoopt wordt bij het recht van de staat waar de huwelijkssluiting heeft plaatsgevonden. Dat laatste is in ieder geval traceerbaar. Tijdens het huwelijk verdient het mijns inziens de voorkeur dat het toepasselijke huwelijksvermogensrecht onveranderlijk is, behoudens andersluidende expliciete rechtskeuze door de echtgenoten. Dit gelet op het feit dat de ‘automatische’ veranderlijkheid van het toepasselijke recht in geval van wijziging van de aanknopingsfactoren in de praktijk onverwachte en veelal ongewenste gevolgen heeft. Daarnaast zou ik voor invoering van het eenheidsstelsel in alle landen van de EU willen pleiten. Dat wil zeggen dat er géén onderscheid wordt gemaakt tussen het recht dat van toepassing is voor roerend en onroerend vermogen. Tot slot zou, indien volgens de objectieve conflictregels verwezen wordt naar buitenlands recht, dit een verwijzing naar het buitenlandse interne recht moeten betreffen; het toepassen van renvoi leidt in de praktijk tot grote complicaties.