Inventarisatie opbouw en toetsing master jaar 3 Inleiding In het laatste jaar van de opleiding staan de semi-arts stage/oudste co-schap en de wetenschappelijke stage op het programma. Tijdens de semi-arts stage/oudste co-schap krijgt de student meer taken dan bij eerdere co-schappen en is het de bedoeling te leren (bijna) zelfstandig te functioneren. Bij de wetenschappelijke stage wordt kennis en vaardigheden vergaard voor het doen van onderzoek. Het varieert per faculteit hoe en wanneer deze stages worden verdeeld.
Doel Met deze inventarisatie wil het LOCA in kaart brengen hoe de regelingen er uit zien rondom de verdeling van zowel de semi-arts stage/oudste co-schap als de wetenschappelijke stage op de verschillende faculteiten. Daarnaast wordt ook geïnventariseerd hoe het zit met de beoordelingen van deze stages
Methode De vragen worden door middel van een online enquête via Google Forms beantwoord door de vertegenwoordigers van de co-raad van iedere faculteit.
Vragen 1. Welke faculteit vertegenwoordig je? 2. Hoe en wanneer worden de stageplekken van de semi-arts stage/oudste co-schap verdeeld/geregeld? (denk hierbij aan zaken als de duur, eventuele wachttijden, toelating en de mogelijkheden om deze stage in het buitenland / aan een andere faculteit te volgen) a. Hoe vaak komen er klachten binnen over de verdeling van deze stage? 3. Hoe wordt de semi-arts stage/oudste co-schap beoordeeld? Is dit anders dan de rest van de coschappen? a. Heeft de co-assistent tijdens de semi-arts stage/oudste co-schap één vaste begeleider/persoon die de co-assistent beoordeelt? 4. Moet er tijdens semi-arts stage/oudste co-schap een portfolio worden bijgehouden? 5. Hoe en wanneer worden de stageplekken van de wetenschappelijke stage verdeeld/geregeld? 6. Hoe wordt de wetenschappelijke stage beoordeeld? 7. Op welke manier zou het verdelen en beoordelen van de stages verbeterd kunnen worden?
Resultaten De enquête is door alle faculteiten behalve Utrecht ingevuld. (Overal waar verder semi-artsstage staat, kan ook oudste co-schap worden gelezen) Semi-artsstage: De manier waarop en wanneer de semi-artsstage wordt verdeeld, verschilt per faculteit. Hieronder een overzicht: Rotterdam: De co-assistent moet zelf het oudste co-schap regelen. Op Blackboard is een lijst met beschikbare ziekenhuizen en afdelingen binnen de regio. Vaak wordt aansluitend op een co-schap de stage geregeld. Een stage in het buitenland moet ook zelf worden geregeld. Hierbij kan ondersteuning gekregen worden vanuit bureau internationalisering. UVA: Aan het begin van de co-schappen krijgen studenten een vast pakket met daarbij een vaste startdatum van de semi-artsstage. Er is een vast aanbod van stageplekken waaruit gekozen kan worden d.m.v. een voorkeurenformulier. Hierop wordt 20 weken voor het starten van de stage 3 voorkeuren voor specialisaties opgegeven. Als er meerdere studenten voor dezelfde specialisme kiezen wordt er geloot. De uitgelote studenten krijgen dan hun 2e voorkeur of eventueel 3e voorkeur. Als er niets meer beschikbaar is van hun voorkeuren wordt er een afspraak gepland om te kijken wat er verder geregeld kan worden. Maastricht: De verdeling van de stage vindt plaats d.m.v. van een sollicitatieprocedure die iedere 6 maanden wordt gehouden. Het aanbod van stageplekken staat vast (buitenland of andere faculteit is niet mogelijk) Er wordt online voor maximaal 3 stages gesolliciteerd. De co-assistenten worden geselecteerd d.m.v. van een sollicitatiebrief en -gesprek. De stage wordt 6-12 maanden van te voren geregeld. Er zijn vaste programma’s om de stage in het buitenland te volgen. Ook is het mogelijk om op andere faculteit de stage te volgen, maar dit erg lastig te regelen. Er zijn momenteel geen wachttijden Nijmegen: Drie maanden voor de start van de semi-artsstage begint de verdeling. Via een computerprogramma moeten studenten zijn of haar voorkeuren opgeven. Er is geen sollicitatie. VUmc: De verdeling van de stage vindt 20 weken voor de startdatum plaats. De co-assistent krijgt een aanmeldingsformulier met beschikbare plaatsen waarop 2 voorkeuren van disciplines mogen worden aangegeven. Het lukt 80% van de studenten bij de eerste voorkeur te plaatsen. Daarnaast kunnen coassistenten 6 maanden van te voren een stageplaats op een afdeling reserveren wat vervolgens moet worden aangegeven op het aanmeldformulier. In deze gevallen hoeft de VU dan geen stageplaats te regelen voor de co-assistent. Er zijn een bepaald aantal stageplaats vastgesteld die door co-assistenten gereserveerd kunnen worden waardoor er altijd nog een vastaanbod is. Deze regeling heeft tot gevolg dat co-assistenten die eerder een keuze hebben gemaakt en een plek hebben gereserveerd, een grotere kans hebben op een plek naar wens. Er zijn enkele stageplaatsen die naast de huidige regeling ook een sollicitatieprocedure hebben. Voor de mogelijkheid om de semi-arts stage in het buitenland te doen is genoeg ruimte. Groningen: De co-assistenten kunnen de semi-artsstage zelf regelen of kiezen uit het aanbod van UMCG en e de affiliaties. Dit worden meestal geregeld in het 5 jaar. De aanvraag voor de stage moet 6 weken voor de start worden ingediend. De stage aan een andere faculteiten volgen is alleen mogelijk met goede motivatie, en indien de desbetreffende stage niet mogelijk is in een van de affiliatieziekenhuizen van Groningen. De semi-artsstage of een deel daarvan kan in het buitenland worden gedaan. Het aanvragen van zo'n stage gaat op dezelfde manier als een binnenlandse stage. Wachttijden kunnen variëren, voor de populaire plekken zoals kindergeneeskunde en chirurgie staat vaak een langere wachttijd. Leiden: Officieel mag de semi-artsstage pas geregeld worden na het co-schap kindergeneeskunde dat aan het e eind van het 5 jaar wordt gelopen. Desondanks worden er vaak al eerder mondelinge afspraken gemaakt en dat betekend dat die studenten de plaatsen voor de co-assistenten die hun semi-artsstage wel netjes regelen aan het eind van het vijfde jaar bezet houden. De wachttijden wisselen per specialisme en per plaats. De semi-artsstage kan ook in een ziekenhuis worden gelopen dat gerelateerd is aan een andere faculteit volgen. Over het algemeen komen er zelden klachten binnen over de verdeling van de semi-artsstage, melden Rotterdam en Maastricht. Bij de UVA is het systeem van de verdelingen nieuw waardoor er op het moment veel klachten en vragen zijn of zijn geweest, vooral over onduidelijkheden van het kiezen en het niet krijgen van de voorkeur. VUmc merkt dat co-assistenten wel klagen, maar officiële klachten blijven uit. In Leiden in er onvrede over het systeem welke tot oneerlijke verdeling lijdt, maar de co-raad krijgt weinig tot geen klachten binnen.
Bij Groningen komen er klachten binnen over dat er bij de verdeling niet altijd aan de richtlijn wordt gehouden, door zowel student als ziekenhuis. In de praktijk blijkt dat veel studenten al mondeling een stageplek regelen tijdens het eerste jaar van de master. Hierdoor zijn veel stageplekken al snel bezet en ontstaat er snel een wachttijd voor populaire semi-arts stages zoals Chirurgie en Kindergeneeskunde. Anderzijds wordt het door sommige studenten wel als erg positief ervaren dat ze op deze manier zelf de mogelijkheid hebben om te kiezen bij welke afdeling en ook welk ziekenhuis ze hun semi-arts stage willen lopen. De studenten die pas aan het eind van master jaar 2 een keuze weten te maken zijn hierdoor wel in de minderheid, aangezien het moeilijker is om dan alsnog een plekje te krijgen op de gewilde afdeling. Hierdoor kiezen veel studenten in de het eerste jaar er al voor om een stage plek vast te leggen bij een afdeling waar ze eventueel wel interesse hebben, omdat ze anders bang zijn ze geen stageplek zullen vinden. De beoordeling van semi-artsstage wisselt ook per faculteit, wederom een overzicht: Rotterdam: Van te voren wordt er een leerplan opgesteld en het ziekenhuis heeft vaak ook een aantal vaste leerdoelen. Op basis van de leerdoelen, het algemeen functioneren aan de hand van CanMeds wordt de beoordeling gebaseerd. Als eindresultaat krijgt de co-assistent een cijfer, dit is ook zo bij andere co-schappen. UVA: De beoordelingen worden gedaan aan de hand van een boekje waarbij wordt gekeken naar bepaalde KPB’s (klinische praktijk beoordelingen). Dit is ook de gang van zaken bij eerdere co-schappen, alleen bij de semi-artsstage krijgt de co-assistent geen cijfer maar een voldaan/niet-voldaan. Maastricht: In september 2013 is er een nieuwe master gestart waarin bij alle co-schappen gebruikt wordt gemaakt van een portfolio. Bij dit portfolio worden verschillende 360 graden formulieren worden ingevuld, in combinatie met KPB’s en sterkte-zwakte analyses. Daarnaast vindt er elke 4 weken beoordelingsmoment plaats met je beoordelaar. Bij andere co-schappen is op dit moment nog niet de huidige gang van zaken, maar ze zijn er mee bezig dit systeem ook voor de rest van de co-schappen in te stellen. Nijmegen: De beoordeling tijdens de semi-artsstage verloopt anders dan tijdens de rest van de co-schappen. Normaal bestaat de beoordeling uit 1/3 functioneren en 2/3 kennis. Bij de semi-artsstage is het 2/3 functioneren en 1/3 kennis. De kennistoets is altijd in het radboud (bij de rest van de coschappen niet). VUmc: Aan de hand van KPB’s, farmacolologie opdrachten, een klinische les en een persoonlijk ontwikkel plan verslag komt een beoordeling tot stand. Er is één tussenbeoordeling en daarnaast de eindbeoordeling. Het verschil met gewone co-schappen is de hoeveelheid KPB’s. Groningen: De beoordeling van de stage bestaat uit twee componenten: het portfolio (met 360 graden feedback, praktijkbeoordelingen en de klinische les) en alle zeven bekwaamheden van de algemene eindtermen op integraal niveau welke in meer concrete leerdoelen worden vertaald. Leiden: De co-assistenten begeleider beoordeeld de co-assistenten. Dit gebeurt op basis van KKB’s en vaak ook vooropgestelde leerdoelen. Bij alle faculteiten is het de bedoeling dat de co-assistent door een vaste persoon wordt gesuperviseerd en krijgt daarvan ook zijn/haar tussen- en eindbeoordelingen. Kleine praktijk beoordelingen tussendoor kunnen door andere artsen/medewerkers gegeven worden. De wetenschappelijke stage: Het verschilt per faculteit wanneer de wetenschapstage in het curriculum is ingebouwd. In Rotterdam begint een deel eerst aan de wetenschappelijke stage en daarna aan de co-schappen of andersom. Maastricht maakt juist weer een tweedeling tussen of eerst wetenschapsstage, of eerst semi-artsstage; waarvoor studenten willekeurig worden ingedeeld. Op andere faculteiten (Groningen en VUmc) lijkt het niet uit te maken en is de keus aan de co-assistent zelf. Bij de UVA is het de bedoeling eerst te starten met de co-schappen, maar ze maken een uitzondering voor studenten die een lange wachttijd hebben. Bij het VUmc, UVA en Rotterdam is er op een Blackboard een pagina waar verschillende stage mogelijkheden staan weergegeven met daarbij de contactgegevens. De stage moet zelf door de student geregeld worden. Nijmeegse studenten moeten de wetenschappelijke stages zelf regelen. In Groningen gaat het er bijna gelijkmatig aan toe. De onderzoeksprojecten kunnen daar worden gevonden op de website van de JSM (Junior Scientific Masterclass), ook mag de student zelf een onderzoeksproject zoeken, in zowel Nederland als in het buitenland. Via GIPS-M (Groningen International Program of Science in Medicine) krijgen talentvolle studenten de mogelijkheid om hun stage wetenschap bij een top instituut in het buitenland te doen. Hiervoor moet worden gesolliciteerd. Voor het starten van de wetenschappelijke stage moet een aanvraag worden ingediend welke moet worden goedgekeurd. De voorkeur startdatum van de stage dient minimaal 20 werkdagen na het akkoord van de facultair begeleider te liggen. Pas wanneer de aanvraag en het akkoord van de facultair begeleider ontvangen zijn, is de aanvraag volledig en wordt de
aanvraag beoordeeld door een beoordelaar van de commissie Omgaan Met Wetenschap (OMW). Indien deze goedgekeurd wordt, mag de student beginnen op de afgesproken startdatum. Bij Maastricht is de procedure van verdeling van de wetenschappelijke stage gelijk aan die van de semiartsstage Voor maximaal 3 wetenschappelijke stages mag worden gesolliciteerd d.m.v. van een brief, waarna er eventueel een gesprek volgt. Leiden: In leiden kan de wetenschapsstage voor of na de coschappen worden gevolgd. Op Blackboard worden plaatsen aangegeven. Vaak regelen studenten de stage ook zelf door laagdrempelig contact te zoeken met artsen of afdelingen waarin zij interesse hebben. Op Blackboard staan tips weergegeven om de studenten daarbij te helpen. Bij bijna alle faculteiten is er de mogelijkheid de wetenschapsstage in het buitenland te volgen. De beoordeling van de wetenschappelijke stage verschilt per faculteit. Maastricht maakt wederom gebruik van een portfolio ter beoordeling. Bij het merendeel (UVA, VUmc, Nijmegen, Leiden en Groningen) bestaat het uit een beoordeling van zijn of haar begeleider en wordt daarnaast het verslag/artikel nogmaals door één of meerdere onafhankelijke beoordelaar(s) bekeken. De regel bij Nijmegen is dat als er meer dan twee punten verschil zit tussen deze twee cijfers, moet het verslag langs de examencommissie. Groningen vermeld nog dat de beoordeling door de eigen begeleider ook wordt gebaseerd op werkhouding, inzicht en kwaliteit van werk van de student, naast het verslag zelf. De beoordeling bij Rotterdam is opgebouwd uit verschillende onderdelen die percentueel meewegen (plan van aanpak, het artikel, presentatie artikel, algemeen functioneren en aanwezigheid). In Leiden is een beoordelingsformulier waarin de richtlijnen voor de beoordeling staan gegeven. Na afloop van de stage dient de stagebegeleider dit in te vullen bij in te leveren bij de studentenadministratie tezamen met twee kopieën van het verslag. Na deze procedure wordt het nog door een onafhankelijke commissie beoordeelt zoals boven ook al staat beschreven.
Suggesties: Bij de vraag wat voor suggesties de faculteiten hebben voor een betere verdeling en beoordeling van de twee stages, werden de volgende aspecten benoemd: - Wetenschapsstage verslag door onafhankelijk iemand beoordeeld worden op de inhoud; - UVA: met de nieuwe regeling moet er vooral meer duidelijkheid komen over de verdeling van de semiartsstage omdat er veel onrust heerst; - Op Blackboard moet de informatie duidelijker en gestructureerder worden; - Meer keuzevrijheid om co-schap zelf te mogen regelen.
Conclusie Uit deze inventarisatie komt naar voren de faculteiten een eigen systeem hebben voor de verdeling van de semi-artsstages, met hier en daar wat overeenkomsten. De faculteiten hebben vaste stage plekken waar studenten terecht kunnen en dit staat meestal op Blackboard vermeld. Het lijkt erop dat alles goed georganiseerd is en zijn weinig klachten bekend. Bij 3 van de 6 faculteiten wordt er reeds gebruikt gemaakt van een portfolio ter beoordeling en er wordt steeds meer één lijn getrokken in beoordeling van de semiartsstage en de rest van de coschappen. Bij de wetenschapsstage kan op meerdere momenten tijdens het curriculum worden gestart. Het verschilt per faculteit wat hier precies de regels voor zijn. Ook zijn er vaste plekken waar de stage gelopen kan worden, daarbij lijkt het (deels) volgen van in de stage in het buitenland ook tot de mogelijkheden te behoren. Het artikel wordt door meerdere, waaronder onafhankelijke, begeleiders beoordeeld. De portfolio is bij Maastricht wederom de manier van beoordelen bij deze stage. Bij de suggesties voor een betere gang van zaken komt naar voren dat er meer keuzevrijheid voor de student om de stages zelf te regelen zou moeten komen en daarnaast dat de bestaande regels en mogelijkheden duidelijk op Blackboard vermeld moeten staan.
Aanbeveling - keuzevrijheid voor stages vergroten, kanttekening: dit kan ook nadelig effect voor de student hebben als er geen stage geregeld kan worden. - Op bepaalde faculteiten heeft een eerlijker verdelingssysteem de voorkeur. Zodat de studenten die pas later de keuze kunnen maken over waar ze de semi-arst stage zouden willen lopen, niet buiten de boot vallen.