Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug.
Tijdschrift - toelating gesloten verpakking
Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X
2099 Antwerpen X n° BC 6379
erkenning: p303221
PB-nr. B-4883
2 8 me i 2 0 14 | nr 9 | 2 5 s t e j a a r g a ng | w w w. k ul e u v e n . be / c k /
t i jdschrif t va n de k u l eu v en
“Een huwelijk is geen Hollywoodfilm” le ven na Leuven: seksuologe en rel atiebemiddel a ar rik a ponnet [14]
Top aan de tap Miniconcert met Sarah en Gert
(© Filip Van Loock)
Het Kinderziekenhuis van UZ Leuven kreeg op vrijdag 16 mei Sarah en Gert Bettens van K’s Choice op bezoek. Ze musiceerden en zongen samen met de patiënten, zoals hier met Lien Claeys, die hun nummer Quiet Little Place op piano bracht. ’s Avonds speelden broer en zus Bettens nog een akoestisch concert in het Centraal Auditorium van Gasthuisberg, ten voordele van het Fonds Kunst voor het Kinderziekenhuis. www.kuleuven.be/kunstkinderziekenhuis
Intimiteit op leeftijd is nog groot taboe “Ik vind seksualiteit bij ouderen geen probleem, zolang het maar niet over mijn eigen moeder gaat!” Zo citeert Lieselot Mahieu een zorgverlener. Mahieu bevroeg 1.166 van hen, uit 43 Vlaamse woonzorgcentra, over intimiteit en seksualiteit bij oudere bewoners. Haar conclusie: de kennis is ontoereikend en er is nood aan meer visie. Ilse Frederickx
Sexy oldie of aseksueel oudje?
“Met de vergrijzing krijgen we steeds meer hulpbehoevende ouderen en dementerenden in woonzorgcentra. Daar wordt seks iets publieks. Dat roept vragen op bij de ouderen zelf, maar ook bij hun familie en zorgverleners”, zegt Lieselot Mahieu, die doctoreert aan het Centrum voor Biomedische Ethiek en Recht onder leiding van medisch ethicus Chris Gastmans en ethicus Luc Anckaert. Ze focust haar onderzoek op personen met dementie die in een woonzorgcentrum verblijven. “Ouderenseksualiteit op zich – los van dementie – is al een taboe-onderwerp, en tot nu toe werd er weinig onderzoek besteed aan de ethische vragen die het oproept. Laat staan dat er richtlijnen zouden zijn voor zorgverleners.”
Twee ouderen met dementie die elkaar knuffelen en strelen: dat vinden we nog schattig. Maar wat als een verpleegkundige hen aantreft met de broek op de knieën? In onze maatschappij bestaan er twee tendensen om met seksueel gedrag bij ouderen om te gaan, legt Mahieu uit. “Je hebt het oude taboe, de mythe van de aseksuele oudere: alleen jonge en gezonde mensen hebben behoefte aan seksualiteit. Seksueel actief zijn op leeftijd hoort niet. Een nieuwere tendens staat daar lijnrecht tegenover: de mythe van de sexy oldie. Zolang je gezond bent, hoor je seksueel actief te zijn: het wordt ‘van moetens’. En als het niet lukt, is dat een probleem dat je kunt aanpakken – dat leidt dan weer tot de medicalisering van ouderenseksualiteit.”
Verschijningsdata Campuskrant 2014
“Beide mythes geven de oudere weinig ruimte om zichzelf te zijn. Seksualiteit is van belang gedurende het hele leven van een mens. Maar hoe je die uitdrukt, verandert doorheen de jaren en is ook voor elk individu anders.” Ook zorgverleners balanceren tussen die twee tendensen. “Hoe verzorgers reageren op seksualiteit bij oudere bewoners, bepaalt wat mogelijk is in een woonzorgcentrum. Als ze iemand masturberend betrappen, kunnen ze het bijvoorbeeld weglachen of de oudere een omfloerst standje geven. Zorgverleners stroomlijnen het gedrag. Maar tegelijk voelen ze er zich heel ongemakkelijk bij en zijn ze zelf vragende partij voor meer opleiding over dit thema.”
nr. 10 – 25 jun 2014
pagina 4
nr. 1 – 24 sep 2014
masterstudente geneeskunde wint wereldk ampioenschap bier tappen [3]
Evolueren als een raket DNA-onderzoek werpt nieuw licht op kolonisatie door e xotische pl anten [8]
“Loslaten hoort bij leiderschap” ererector vervenne me t emerita at [10]
Kleine filosofie van het filerijden hoe strak zit de verkeersknoop? [13]
Brief aan een rare snoeshaan rector rik torfs krijgt post van nrchoofdredacteur pe ter vandermeersch [16] nr. 2 – 22 okt 2014
nr. 3 – 19 nov 2014
nr. 4 – 17 dec 2014
2 Nieuws
campuskrant
Column: luc van doorslaer
colofon Maandelijks tijdschrift van de KU Leuven – een realisatie van de Nieuwsdienst
hoofdRedactie Sigrid Somers Reiner Van Hove
(© VRT | Bart Musschoot)
Campuskrant
Academische poppoll
Redactie Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen
medewerkers Tine Danschutter, Jack McMartin, Julia Nienaber, Sarah Somers, Anke Vander Elst, Inge Verbruggen
Redactieadres Naamsestraat 22 – bus 5002 3000 Leuven T 016 32 40 13
[email protected]
Adreswijzigingen Alumni Lovanienses Naamsestraat 63 – bus 5601 3000 Leuven
[email protected]
Grafisch ontwerp Catapult, Antwerpen
Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen
Fotografie Rob Stevens, Michael De Lausnay, Filip Van Loock
Cartoons Joris Snaet
Reclameregie Inge Verbruggen T 016 32 40 15
[email protected]
Op het moment dat u dit leest, is de Moeder aller Campagnes achter de rug. Over cijfers en fetisjen, ideologieën en ideetjes, strategieën en weetjes. Meer dan ooit is de sérieux van de universiteiten door de media ingezet als autoriteitsargument. Nooit vlogen de cijfers ons zo om de oren als tijdens deze campagne. Maar de politici pasten zich wonderwel aan de nieuwe cijferzeden aan. In debatten werd er zozeer met miljoenen en miljarden heen en weer geargumenteerd en gegoocheld, dat de gemiddelde kijker of luisteraar er lichtjes beneveld door raakte. Ook rekenen maakt high. Programma’s werden gedetailleerd becijferd, de campagne werd hogelijk vercijferd. Hoe dan ook, ‘Rekening 14’ is naast een getal nu ook een begrip geworden. Oorspronkelijk werden de drie organiserende media en de KU Leuven er nog vaak bij vermeld. Maar de verwijzing werd steeds summierder. VRT-journalist Tim Pauwels bereikte enkele dagen voor 25 mei het linguïstische eindstadium, toen hij zei: “Leuven heeft berekend dat …” En daarbij dacht niemand aan de Leuvense stadsdiensten of de administratie van Louis Tobback. Het is de natte droom van elke marketinggoeroe: één herkenbare naam, één woord in de plaats van een lange feitelijke omschrijving. Het lemma Leuven had geen KU meer nodig, het was zelf uitgegroeid tot de nieuwe Standaard en als het ware Tijd-loos geworden. De ultieme vervolmaking van provinciestad tot universeel verkiezingsbegrip. En het was een uppercut voor de andere U’s. Want laten we wel wezen: verkiezingen zijn een democratische poll voor politici, maar de campagne in de media is ook een poppolletje tussen universiteiten. Niks ivoren toren, maar tussen de mensen. Of alvast tussen de journalisten. Het is academische kopjes en affiliaties tellen. De financiële crisis was een jarenlange Werdegang van de economiecollega’s: zij
Oplage 29.500 ex.
Drukwerk Eco Print Center, Lokeren
Kant tekening Huiscartoonist Joris Snaet zet de universitaire actualiteit naar zijn hand.
Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie.
Verantwoordelijke uitgever Jos Vaesen Naamsestraat 22 – bus 5000 3000 Leuven
Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming. ‘Typisch Vlaamse’ fenomenen worden gefileerd in het boek Kleine Vlaamse Mythologieën. Lees het interview met auteur Jan Baetens op pagina 12.
passeerden in groten getale de revue, soms was de analyse juist, soms er glad naast. Maar in een campagne veranderen de talking en analyzing heads. De Standaard publiceerde bijvoorbeeld een arti-
“De ongeschreven mediawet van de pax academica werkt zoals in het dagelijkse sociale leven. Leuven en laten Leuven.” kelenreeks ‘Het oog van de politicoloog’. Mocht u zich afvragen waarom de twee termen naast elkaar bestaan: een politicoloog is een politoloog met een iets hoger ic-gehalte. Uiteraard is zo’n reeks een hall of fame voor de betrokken collega’s. In academische termen ook genoemd: maatschappelijke dienstverlening. En dat is goed zo. Zoals de media angstvallig moeten toekijken op politieke evenwichten, zo is ook de academische balans precair. Indien hier een portie Devos en Bouteca, dan daar graag wat Van Hecke en Maddens. Voornamelijk Gentse en Leuvense basisbestanddelen, met af en toe een snuifje Antwerpen of Brussel. De ongeschreven mediawet van de pax academica. En die werkt zoals in het dagelijkse sociale leven. Leuven en laten Leuven. Luc van Doorslaer is onderzoeker in de vertaalwetenschap aan de Faculteit Letteren. Hij werkt ook al vele jaren als tv-journalist.
28 mei 2014
Nieuws 3
“We hebben al zo veel materiële welvaart dat we onze kicks halen uit dingen beleven. Zoals en masse door een Kennedytunnel of Wetstraat lopen. En hoe meer mensen meedoen, hoe groter de sociale druk wordt om het ook te gaan doen.”
Marjolein toont hoe je de perfecte pint tapt, voor de gelegenheid bij de buren en collega’s van café In Den Vetten Os.
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Bewegingspsycholoog Filip Boen over de hype van het hobbylopen: ook na de werkuren voelen we de druk om te presteren. (De Morgen, 20.5.2014)
Studente geneeskunde wint wereldkampioenschap bier tappen
“Voor mij is tappen pure ontpanning” Masterstudente geneeskunde Marjolein Geuens (24) tapt de beste pintjes ter wereld, aldus de jury van de Stella Artois World Draught Masters. “Voor mij is het belangrijkste dat een pint met enthousiasme wordt geserveerd. En met een dikke schuimkraag.” Ine Van Houdenhove En zeggen dat ze vroeger niet eens van bier hield. “Ik heb mijn bachelor in Diepenbeek gedaan en pas toen ik drie jaar geleden hier kwam studeren, kreeg ik de smaak te pakken. In Leuven heerst toch een echte biercultuur, wat natuurlijk veel te maken heeft met de aanwezigheid van de brouwerij. Ik heb intussen zoveel soorten ontdekt en ik ben ook wel echt in de ban geraakt van de geschiedenis van Leuven als bierstad.” Marjolein tapte al wel vaker in haar studentenclub, maar heeft haar techniek geperfectioneerd in danscafé ‘t Archief, waar ze sinds het begin van het academiejaar als barvrouw aan de slag is. “Het was ook mijn baas daar die me aanspoorde om me in te schrijven voor de preselecties voor het Belgische kampioenschap. De wereldkampioen van vorig jaar heeft ook nog bij hem gewerkt.” Het gevolg is bekend: Marjolein kwam, tapte en overwon, eerst op Leuvens en vervolgens op nationaal niveau. Zo verzekerde ze zich van een ticket
voor het wereldkampioenschap in Cannes, dat werd gehouden tijdens het Filmfestival. Daar moest ze het opnemen tegen tweeëntwintig medekandidaten uit de hele wereld. “Elke ochtend hadden we training, drie dagen lang, en kregen we tips om onze taptechniek nog te verbeteren. Tijdens de eerste ronde van de eigenlijke wedstrijd voelde ik wat zenuwen. Gelukkig had ik geen last van trillende handen –
dens het finale duel zat ik helemaal in een roes. Wie de winnende pint heeft opgedronken? Dat is me in de commotie helemaal ontgaan (lacht).”
Twee vingers Wat maakt een pint tot een perfect getapte pint? “Wat vaak wordt vergeten, is dat het glas brandschoon moet zijn – zelfs als het uit de kast komt, moet je het nog even afwassen. Anders kunnen er
“Gelukkig had ik geen last van trillende handen. Maar goed ook, want ik wil misschien chirurg worden.” maar goed ook, want ik zou misschien wel chirurg willen worden (lacht). Maar voor ik mijn pint afschuimde – wat in tappersjargon de onthoofding heet – moest ik toch eens diep ademhalen. Tij-
bubbeltjes in het bier komen. Je moet het glas bij het tappen ook net onder de kraan houden, onder een hoek van 45 graden. En je mag het pas helemaal op het eind laten zakken.”
“Als ik zelf op café ga, zal ik niet snel commentaar geven, maar ik let wel op de manier waarop mijn pint is getapt. Een dikke schuimlaag – twee vingers – is gewoon lekkerder. Maar het belangrijkste vind ik eigenlijk nog dat een pint met enthousiasme geserveerd wordt.” Ook achter de tap blijft Marjolein een dokter in spe: “Ik ben echt doordrongen van het belang van op een verantwoorde manier omgaan met alcohol. Een klant die duidelijk genoeg op heeft, zal ik geen bier meer geven. Dat wordt niet altijd meteen geapprecieerd, maar die verantwoordelijkheid heb je als barman of barvrouw nu eenmaal. Ik hou klanten die te veel gedronken hebben ook wat in het oog, zorg dat ze niet alleen vertrekken en zo.” Als ‘wereldkampioen’ mag ze een jaar optreden als ambassadeur van Stella Artois: “Hoe we dat precies gaan invullen moeten we nog bekijken, maar waarschijnlijk mag ik Stella gaan promoten in het buitenland.” Daarnaast blijft ze tappen: “Voor mij is dat niet werken, maar pure ontspanning, vooral vanwege het sociale aspect, ik ontmoet graag nieuwe mensen.” Maar de komende weken wordt er niet getapt. “De media-aandacht is een beetje gaan liggen – dit is mijn laatste interview – en nu moet ik me echt op de examens concentreren. Als ik in ‘t Archief ga werken, zijn dat lange dagen of, beter, nachten. Dat kan ik me nu niet veroorloven.”
“Veel landen beschouwen ons als betweterig. Vooral het Europees Parlement heeft de gewoonte hard te roepen, bijvoorbeeld als Rusland, in onze ogen, conservatieve homowetten goedkeurt. We beseffen te weinig dat het vermanende vingertje een averechts effect kan hebben.” Professor Stephan Keukeleire, coauteur van ‘The Foreign Policy of the EU’, over het imagoprobleem van Europa (De Standaard, 21.5.2014)
4 Nieuws
campuskrant
Thuis in Leuven Volgend seizoen verruilen Olivia (Moora Vander Veken), Lowie (Mathias Vergels) en Jana (Joy Anna Thielemans) hun Thuis voor Leuven, om er te studeren. De crew van de Eén-soap maakte op 15 mei alvast een aantal opnames op de Campus Arenberg in Heverlee, onder het toeziend oog van studenten-figuranten en -passanten. Leuven is sowieso vertrouwd terrein voor het Thuisteam. Zo worden veel van de “anonieme” straatopnames in het Leuvense gefilmd.
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Intimiteit op leeftijd is nog groot taboe pagina 1
Eigen familie Mahieu bevroeg 1.166 zorgverleners uit 43 Vlaamse woonzorgcentra over hun kennis van en attitude tegenover intimiteit en seksualiteit bij oudere bewoners. “De kennisvragen gingen bijvoorbeeld over de invloed van medicijnen of tabak op seksueel verlangen of seksuele stoornissen. Verzorgers beantwoorden gemiddeld slechts de helft van de vragen correct. Maar ondanks het taboe is hun attitude tegenover ouderenseksualiteit gemiddeld eerder positief. Opvallend: jongere zorgverleners houden er een meer conservatieve houding op na, en ze beschikken ook over minder kennis.” Al blijft het oppassen met de interpretatie van de resultaten, waarschuwt Mahieu: “Bij zulke vragenlijsten willen mensen graag tolerant overkomen. Bij de
bepaald worden door het beleid binnen een woonzorgcentrum. Dit is nog maar een eerste onderzoek, dat vooral het taboe doorbreekt: het moet dieper uitgespit worden, niet alleen bij zorgverleners, maar ook bij de ouderen zelf en bij hun familie.” Als het over personen met dementie gaat, wordt het trouwens nog complexer: “Wat als een getrouwde man of vrouw met dementie een seksuele relatie aangaat met een medebewoner en eigenlijk overspel pleegt tegenover een nog thuiswonende partner? Moet je een oudere met dementie beschermen tegen misbruik als de thuiswonende partner duidelijk seksuele noden heeft en de resident in kwestie niet? En wat als het gedrag van een oudere totaal verandert tijdens het dementieproces, zoals een kloosterzuster die aan dementie lijdt en plots toenadering zoekt tot mannen?”
Rationeel Mahieu probeert in een filosofisch-ethisch deel van haar doctoraat waarden over seksualiteit en dementie samen te brengen. “De
“Heeft het zin om aan een dochter te vertellen hoe vaak haar vader die aan dementie lijdt seksuele avances maakt?” vragen die over eigen familieleden gaan, zien we duidelijk dat de houding dan toch minder positief kan worden. Hoe men echt reageert in een concrete situatie, weten we niet. Dat kan ook mee
waarde die het meest naar voren wordt geschoven om te bepalen wat toelaatbaar is op seksueel vlak, is rationaliteit: respect voor autonomie, geïnformeerde toestemming door beide partners,
begrip van alle risico’s enzovoort. doordachte visie te ontwikkelen dan een houvast, want zij staan Dat is al een heel hoge standaard en hier openlijk over te commu- vaak tussen twee vuren: de bewovoor eender wie. Iemand met niceren. Zorgverleners hebben ner en de familie.” dementie – wiens verstandelijk vermogen in verval is – dreigt volgens dat criterium uitgesloten te worden van seksualiteit.” Advertentie Waarmee moeten zorgverleners dan wel rekening houden? “Eerst en vooral moet je kijken naar de NIEUW BIJ UNIVERSITAIRE PERS LEUVEN ouderen zelf: is kleren uittrekken voor hen een seksuele handeling of hebben ze het gewoon warm? Beseffen ze nog dat je soms beter de deur sluit? In tweede instantie kan je de partners erbij betrekken en ten slotte familieleden en andere zorgverleners. Je vertrekt dan steeds vanuit de vraag: welke informatie is relevant voor wie? Heeft het zin om aan een dochter te vertellen hoe vaak haar vader die aan dementie lijdt seksuele avances maakt?” “Om op een ethische manier € 49,50 - ISBN 9789058679871 € 49,50 - ISBN 9789058679642 paperback |352 p. paperback | 416 p. met ouderenseksualiteit om te gaan, is het ook nodig dat woonwww.upl.be zorgcentra de pompiersethiek – er
[email protected] pas over nadenken als er zich een +32 (0)16 32 53 45 probleem stelt – verlaten: het is aangewezen om een eigen wel-
28 mei 2014
Nieuws 5
Kiekjes uit het lab Een microscoop levert soms fraaiere kunstwerkjes op dan verf, penseel en doek. Dat bewijzen de winnende inzendingen van de wetenschappelijke fotowedstrijd SPIEKULographic, voor de vierde keer georganiseerd door SPIE KU Leuven Student Chapter, een vereniging van onderzoekers die zich met licht en optica bezighouden. Deze drie intrigerende beelden haalden het podium. Ilse Frederickx
1
Fluorescent bloementuiltje
Fotograaf: Alex van Vliet
Een familie van cellen van een muis onder de fluorescentiemicroscoop: de celkernen die het DNA huisvesten zijn in het blauw weergegeven. De groene slierten zijn actine, een eiwit dat deel uitmaakt van het skelet van een cel en dat uitlopers naar andere cellen ondersteunt. Doctorandus Alex van Vliet van het Laboratorium voor Celdoodonderzoek & Therapie bestudeert het rode gebied dat strategisch rond de celkern ligt: “Dat is het endoplasmatisch reticulum: het fabriekje van de cel dat eiwitten assembleert. Als het daar misloopt, kan dat leiden tot celdood en ziektes, zoals diabetes. Ik maakte deze foto omdat het redelijk zeldzaam is een groepje cellen te zien die vermoedelijk afkomstig zijn van dezelfde moedercel. En waarschijnlijk staan de cellen op het punt opnieuw te delen. De groene actine loopt normaal gezien kriskras door de cellen heen, maar bij celdeling vormt ze een soort ring, zoals hier dus gebeurd is.”
2
3
Computergame of wetenschap? Fotograaf: Tsveta Ivanova
Nanometergrote eilandjes van goud, organische moleculen, en kobaltatomen, bekeken door een tunnelmicroscoop, een instrument dat het mogelijk maakt om individuele atomen te zien. Op de goudeilandjes – groen in het midden – worden driehoekige organische moleculen neergezet die normaal gezien een regelmatig netwerk van zeshoeken vormen. In de gaatjes van de zeshoeken kunnen vervolgens kobaltatomen geplaatst worden. Aangezien die magnetisch zijn, kan dat interessant zijn voor toepassingen zoals sensoren en geheugenchips. De experimenten lopen helaas niet steeds zoals gepland, zegt doctoraatsstudente Tsveta Ivanova van het Laboratorium voor Vastestoffysica en Magnetisme. “In dit geval werd het organisch netwerk onstabiel zodra we kobalt toevoegden. Maar het leverde wel een mooi beeld op!”
Kandinsky revisited Fotograaf: Bas Brouwers
Een stukje pancreas of alvleesklier van een muis dat werd gescand onder de microscoop en vervolgens met software geanalyseerd. Het gaat hem om de eilandjes van Langerhans, vertelt Bas Brouwers, die doctoreert in de biomedische wetenschappen. “Die eilandjes produceren hormonen, zoals insuline. Bij diabetespatiënten is die productie verstoord. Als we een stukje pancreas onder de microscoop bekijken, laten we bepaalde eiwitten kleuren om de eilandjes te vinden. De kleine ronde of ovale bolletjes, die je goed ziet in het paarse vlak, zijn eilandjes.” De kleurtjes zijn toevallig: “De software deelt het stukje pancreas in verschillende gebieden en kleuren in, om de grootte van de eilandjes van Langerhans te berekenen.”
6 Nieuws
campuskrant
KU Leuven vestigt zich in Hof Bladelin in Brugge Het Hof Bladelin in de Naaldenstraat geldt als één van de parels van de Brugse binnenstad. Het stadspaleis werd gebouwd door Pieter Bladelin, een vooraanstaande Bruggeling uit de 15de eeuw. Voortaan wappert er de vlag van de KU Leuven.
Jos Vaesen: “Het Hof Bladelin is een gebouw dat ons tastbare aansluiting geeft met een aantal topmomenten uit de Europese geschiedenis.” (© ingezonden)
Ludo Meyvis Pieter Bladelin was raadgever van Filips de Goede, schatbewaarder van de Orde van het Gulden Vlies, hofmeester van Karel de Stoute, diplomaat, én steenrijk. Hij bouwde niet alleen een riant
verblijf in Brugge, maar stichtte ook zijn eigen ‘stad’: Middelburg – in het Meetjesland, niet te verwarren met het Zeeuwse Middelburg. Na zijn dood in 1472 werd het Hof Bladelin verkocht aan Lorenzo de’ Medici, die er zijn bankier Tommaso Portinari naartoe
stuurde om een Brugs filiaal uit te bouwen. In 1819 stichtte E.H. Leon de Foere er de Congregatie van Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart. Hij versierde de kapel met beeldhouwwerk uit de vroegere kapel van het paleis van Karel van Lorreinen in Brussel. De zusters bouwden er onder meer een kantschool uit. Na de Tweede Wereldoorlog werd er ook het Rusthuis O.L.V.-Hemelvaart ondergebracht, intussen vervangen door moderne serviceflats. “Er zijn nog maar drie zusters die in het Hof Bladelin verblijven”, vertelt Jos Vaesen, directeur-generaal van de Rectorale Diensten en van nabij betrokken bij de meest recente fase in de geschiedenis van het hof. “De Congregatie van O.L.V.-Hemelvaart is intussen opgegaan in de Congregatie van de Zusters van OnzeLieve-Vrouw van Zeven Weeën, uit Ruiselede. En zij zochten een nieuwe bestemming voor hun kapitale pand in het hartje van Brugge. Voor de zusters was het van groot belang dat de doelstellingen van hun orde, waaronder maatschappelijke dienstverlening en onderwijs, in een christelijk kader, voortzetting konden
vinden. Op basis van enkele persoonlijke contacten hebben de zusters en de KU Leuven elkaar gevonden, heel snel eigenlijk.” “De KU Leuven is op 22 mei toegetreden tot de vzw die de eigendomsrechten op het Hof Bladelin heeft. De bestaande functies van het complex blijven onverminderd bestaan. In het historische Hof kan de KU Leuven voortaan educatieve en culturele activiteiten organiseren, zoals voordrachten, concerten en tentoonstellingen. Ook initiatieven van postacademische vorming kunnen er terecht. Voor de alumni uit de West-Vlaamse regio bieden de gebouwen eveneens prima perspectieven.”
Bijzondere troef “Het is een schitterend pand, dat is meteen duidelijk. Het is vrij groot, ongeveer een halve hectare, wat in het centrum van Brugge niet min is. Het historische gedeelte brengt je door alle fasen van de kunstgeschiedenis tot de 19de eeuw. In het oudste deel, gebouwd door Pieter Bladelin zelf, vind je bijvoorbeeld grote doeken geschilderd door Giulio Romano. Dat was de man die de fresco’s
van niemand minder dan Rafaël in het Vaticaan heeft afgewerkt na diens overlijden. Die werken horen vandaag bij dé pronkstukken van de Vaticaanse musea. De doeken in het Hof Bladelin zijn kopieën van deze fresco’s, gemaakt door de man die de originelen dus zelf heeft afgewerkt. Het Hof Bladelin is een gebouw dat ons tastbare aansluiting geeft met een aantal topmomenten uit de Europese geschiedenis.” “Ik vind dat de zusters en de KU Leuven een prachtige overeenkomst gesloten hebben. De zusters hechtten duidelijk veel belang aan de geestelijke verwantschap met onze universiteit, wier opdrachtverklaring hen zeer aanspreekt. En voor de KU Leuven is het natuurlijk een schitterende mogelijkheid om haar aanwezigheid in Brugge uit te breiden. Ook de bouwwerken aan het station, waar een nieuwe campus voor industriële ingenieurswetenschappen en kinesitherapie opgetrokken wordt, dragen daartoe bij. Maar het Hof Bladelin, in de historische binnenstad van Brugge, is een wel heel bijzondere troef voor de uitstraling van de KU Leuven in West-Vlaanderen.”
Voedsel voor de geest Tijdens de blok en de examens is leercentrum Agora nog meer dan anders een magneet voor studenten. Wie ’s morgens aanschuift om een goed plekje te veroveren, kan alvast wat voedsel voor de geest achter de kiezen steken. Alma voorziet in deze periode een ontbijtstandje waar studenten een croissant, een broodje of cornflakes met een brikje melk kunnen kopen. ’s Middags en ’s avonds kunnen ze in de cafetaria corner terecht voor een snelle hap, zoals een wrap, een pastabeker of een vers stuk fruit. Tot en met 27 juni maakt de KU Leuven ook weer extra plaats voor blokkende studenten: Agora en tien bibliotheken breiden hun openingstijden uit, wat resulteert in ruim 3.200 werkplekken. Meer info op blokkeninleuven.be en op www.alma.be (© Filip Van Loock)
28 mei 2014
Portret 7
Doctorandus doet gooi naar titel Mister Gay Vlaanderen
“Misschien kan ik ooit de aftrap geven van een voetbalmatch” Nog tot de finaleshow eind juni strijden twaalf knappe binken om de titel van Mister Gay Vlaanderen 2014. Onder hen ook doctorandus Willem Joris (28): “Ik denk niet dat ik mijn academische sérieux verlies door een acte de présence op de Erobeurs.” Ine Van Houdenhove ‘Iets in de media’ heeft een andere lading voor Willem dan voor de doorsnee deelnemer aan een miss- of misterverkiezing. Als doctoraatsbursaal bij het Instituut voor Mediastudies doet hij onderzoek naar de manier waarop Vlaamse en Nederlandse kranten berichten over de eurocrisis: “De metaforen die daarbij worden gebruikt, verwijzen voor het overgrote deel naar oorlog, ziekte, een natuurramp, constructie of spel. Mijn onderzoek maakt deel uit van een project waar tien landen aan meewerken. Uiteindelijk willen we achterhalen of de gehanteerde metaforen een invloed hebben op hoe het lezerspubliek denkt over de eurocrisis, en over wie daarvoor verantwoordelijk is: maakt het uit of je spreekt over een ‘tsunami’ – iets wat je overkomt – of over ‘de slechte fundamenten van de euro’ – iets waar de Europese leiders mee schuld aan hebben?”
Haarlak In de gangen van Sociale Wetenschappen roepen affiches en flyers op om voor Willem te stemmen. “Mijn collega’s zijn als een campagneteam. Ze steunen me waar ze kunnen, en tijdens de grote liveshow op 28 juni – met Bart De Wever als juryvoorzitter – zullen er opvallend veel doctorandi in de zaal zitten (lacht).” De meeste van Willems medekandidaten outten zich als homo op hun zestiende of zeventiende. Zelf was hij al vierentwintig toen er een lichtje ging branden: “Toen
Willem Joris tijdens een catwalktraining met de andere finalisten: “Als je een défilé in boxershort hebt gedaan, kan je álles aan (lacht).”
ik voor het eerst een jongen had gekust, heb ik dat onmiddellijk aan iedereen verteld en bleek dat ikzelf de laatste was die door had dat ik homo was – misschien had ik het toch wel onbewust verdrongen. Mijn omgeving reageerde positief en ik heb gelukkig nog nooit last gehad van onverdraagzaamheid. Maar vrijwel al mijn medekandidaten hebben al te maken gehad met pestgedrag of zelfs geweld.” Met zijn deelname aan Mister Gay Vlaanderen wil Willem vooral ijveren voor een grotere openheid rond homoseksualiteit in teamsporten. “Het is zo belangrijk dat je overal jezelf kan zijn. In het tenniswereldje bijvoorbeeld zijn er een aantal bekende rolmodellen: Navratilova, Mauresmo ... Maar voor een voetballer is het allesbehalve evident om uit de kast te komen. Als ik Mister Gay word, zou ik graag de aftrap geven van een voetbalwedstrijd. Dat zou een mooi signaal zijn.” Zelf speelt hij geen voetbal,
maar wel tennis, op een niet onverdienstelijk niveau: “Vorig jaar heb ik een gouden medaille behaald tijdens de World Outgames
“Mijn collega’s zijn als een campagneteam. Tijdens de grote liveshow zullen er opvallend veel doctorandi in de zaal zitten ...” in Antwerpen, de Olympische Spelen voor holebi’s. Maar op dit moment heb ik geen tijd om aan tornooien mee te doen, ik heb
(© KU Leuven | RS)
is uiteindelijk een openminded publiek, al zaten er ook macho hetero’s tussen. Maar zo bereiken we weer een heel andere doelgroep met onze boodschap.” “Mensen kijken soms raar op als ze horen dat een doctorandus meedoet aan een misterverkiezing, maar ik heb altijd interesse gehad voor de showbizz en ik vind het net leuk om zoveel mogelijk uiteenlopende ervaringen op te doen. Mijn wereld zal niet instorten als ik niet Mister Gay Vlaanderen 2014 word, maar ik wil toch wel héél graag winnen. Ik hoop vooral ook het gevoel te hebben dat ik gedaan heb wat ik kon om samen met de andere finalisten een mooie liveshow neer te zetten. Daarom oefen ik mijn dansDanspasjes pasjes goed in. En ik hoop dat ik Tijdens de Body & Erobeurs in op 28 juni niet zo nerveus zal zijn Antwerpen verkochten Willem dat ik zelfs mijn eigen naam niet en zijn medekandidaten pralines meer weet (lacht).” tegen gaybashing en hielden ze een défilé: “In ondergoed. Als je Je kan Willem steunen via dat hebt gedaan, kan je álles aan www.gay.eu (lacht). Ach, het viel nog mee, dat www.mistergayvlaanderen.be al mijn vrije dagen nodig om de verkiezing voor te bereiden. We hebben sinds de preselecties in november een druk programma af te werken: actes de présence, workshops, mediatraining, fotoshoots ... Overal leer je wel iéts van. Bijvoorbeeld dat je haarlak moet gebruiken als je niet wil dat je kuif instort voor het feest voorbij is (lacht). Maar ook hoe je poseert voor een foto of op een catwalk loopt.” Al benadrukt hij dat het bij Mister Gay Vlaanderen om méér gaat dan er goed uitzien in boxershort: “Heel belangrijk is ook dat je kan uitleggen waar je voor staat – als je wint, ben je een jaar lang ambassadeur van de holebigemeenschap.”
Ontdek ons volledig aanbod: University Shop, Universiteitshal, Naamsestraat 22.
8 Onderzoek
campuskrant
Evolutie met raketsnelheid Exotische planten kunnen zich verrassend snel genetisch aanpassen aan een nieuwe omgeving en zich daardoor met succes verspreiden. Een team Belgische biologen onder leiding van de KU Leuven levert daarvoor het eerste genetische bewijs. Met exemplaren uit oude herbaria en DNA-analyse reconstrueerden ze de evolutie van de Pyrenese raket, een exoot die op korte tijd het Maasbekken inpalmde.
Ilse Frederickx De Pyrenese raket of Maasraket is een plant die voorkomt in de gebergten van Zuid-Europa, vooral de Pyreneeën. De soort werd in onze contreien opgemerkt vanaf de eerste helft van de 19de eeuw. Waarschijnlijk kwamen er zaden mee met woltransport uit de
Pyreneeën naar de regio van de wolindustrie rond Verviers. De Pyrenese raket wist zich te vestigen aan de oevers van de Vesder bij Verviers en kon zich later verspreiden door het Maasbekken, richting Nederland. De kolonisatiegeschiedenis van de Pyrenese raket is goed gedocumenteerd, zegt postdoctoraal onderzoeker Katrien Vandepitte van de Onderzoeksgroep Plantconservatie en -populatiebiologie: “We vonden gedroogde exemplaren van de Pyrenese raket in herbaria uit de 19de en 20ste eeuw. Uit die exemplaren hebben we DNA kunnen isoleren. Dat konden we vergelijken met het genetische profiel van de huidige planten hier en in de Pyreneeën. Zo hadden we een unieke kans om te reconstrueren wanneer en hoe een exotische plantensoort zich genetisch aanpast aan de nieuwe omgeving.”
Ware plaag
De Belgische variant van de Pyrenese raket bloeit later dan de originele planten in de gebergten van Zuid-Europa. Die aanpassing verhoogt de overlevingskansen. (© ingezonden)
“Als we de genetische evolutie van de Pyrenese raket bekijken, vinden we de grootste verschillen in een set genen die het bloeitijdstip reguleren. En dat
is van groot belang voor de overlevingskansen van de plant. Als je de huidige planten van hier en uit de Pyreneeën onder Belgische omstandigheden vergelijkt, bloeit de Belgische variant later.” “Uit onze DNA-analyse blijkt dat die Belgische variant zich genetisch snel heeft aangepast – in ongeveer twintig generaties. Dat hielp de plant om zich hier te handhaven en verspreiden. Die bevinding is belangrijk, omdat er tot nu toe geen hard bewijs was dat exotische plantensoorten zich snel kunnen verspreiden na een periode van genetische aanpassing.” De resultaten betekenen ook dat we moeten oppassen met ‘latente’ exotische soorten die jarenlang aanwezig zijn zonder zich te verspreiden. “Tijdens die periode kunnen ze zich genetisch aanpassen: daarna weten ze zich niet alleen te handhaven, maar kunnen ze zich ook verspreiden. De Pyrenese raket is een onschuldig plantje, maar sommige exoten worden een ware plaag. Dat kan dus ook nog na een periode waarin ze geen probleem vormen.”
Hiv-deeltje omgetoverd tot proefbuisje om geneesmiddelen te testen Een interdisciplinaire groep wetenschappers van de KU Leuven heeft van één enkel hiv-deeltje een minuscuul proefbuisje gemaakt waarmee ze het virus in detail kunnen bestuderen én potentiële hiv-remmers sneller en efficiënter kunnen screenen. De techniek kan bovendien ook worden toegepast in onderzoek naar andere ziektes. Ilse Frederickx Om het humaan immunodeficientievirus (hiv) te bestrijden, is het cruciaal te begrijpen hoe het virus zich voortplant. Als hiv in het bloed geraakt, kaapt elk hiv-
partikel een immuuncel: het virusdeeltje bindt zich aan de immuuncel en dringt binnen. Dan verandert het hiv-partikel het genetisch materiaal van de immuuncel zodanig dat die nieuwe hiv-deeltjes aanmaakt. Om zich
voort te planten schakelt hiv dus de lijfwachten in ons bloed uit en vormt ze om tot kweekmachines voor het virus. Bij dat hele proces speelt integrase een sleutelrol: “Dat is het hiv-eiwit dat ervoor zorgt dat
Advertentie
STARTERSWONINGEN
HUURWONINGEN IN DE LATTEN I VAARTKOM FLEXIBEL HUREN, MET EEN SPAARPOTJE! De stad Leuven en het AGSL bieden 12 nieuwe, goed geïsoleerde appartementen met terras in de Vaartkom te huur aan. De huurprijzen zijn vergelijkbaar met de prijzen op de private markt. Een fijn extra is dat je een deel van je huur kan recupereren als je nadien een woning in Leuven koopt. Zo wil de stad jongeren die in Leuven een woning kopen, een duwtje in de rug geven. Je geniet bovendien van een flexibel huurcontract. Kandidaten worden via een puntensysteem in een rangorde geplaatst.
www.agsl.be I
[email protected] Meer info krijg je www.leuven.be/vaartkom tijdens de infovergadering of daarna op www.agsl.be.
het genetisch materiaal van hiv onlosmakelijk verbonden wordt met dat van de gekaapte cel. Het eiwit zorgt ervoor dat de menselijke cel geherprogrammeerd wordt. In ons onderzoek wilden we integrase volgen tijdens de verschillende stappen van besmetting”, legt postdoctoraal onderzoeker Jelle Hendrix van het Departement Chemie uit. De uitdaging is om dat op het niveau van één virusdeeltje te doen: “Hiv is een virus dat verschillende manieren heeft om iets te doen, zoals een cel binnendringen. Het is dus zeker nuttig om te kijken wat individuele hiv-deeltjes doen.” Om dat te bereiken, gebruikten de onderzoekers fluorescentiebeeldvorming op het niveau van één enkel deeltje, ook wel ‘single-molecule’ fluorescentie genoemd: een hiv-deeltje werd genetisch gewijzigd zodat het wel kan besmetten, maar zich niet kan voortplanten. Het werd zo geprogrammeerd dat het een fluorescente vorm van integrase produceert. “Zo kunnen we de interactie tussen de deeltjes van dat lichtgevende integrase bestuderen onder de lichtmicroscoop. En dat zowel in vitro in één enkel hiv-partikel, als in een menselijke cel die besmet is met dat hiv-deeltje. We hebben vervolgens zowel klinisch goedgekeurde als nieuw ontwikkelde hiv-remmers bestudeerd in virusdeeltjes. Van sommige werd verondersteld dat zij de interactie tussen integrasedeeltjes beïnvloeden, een effect dat
wij inderdaad konden vaststellen met onze nieuwe techniek.”
Breed bruikbaar “Er bestaan al een paar tientallen medicijnen voor hiv, maar toch is verder onderzoek belangrijk. Telkens als hiv zich vermenigvuldigt door een immuuncel te kapen, is er kans op een mutatie. Er is geen garantie dat een hiv-medicijn ook de mutatie weet aan te pakken. Een medicijn werkt niet noodzakelijk levenslang bij een patiënt. Bovendien zijn de huidige hiv-geneesmiddelen zeer duur. Vandaar het belang om hiv-geneesmiddelen snel en efficiënt te testen.” Het goede nieuws is dat deze nieuwe techniek breed bruikbaar is: “Het lijkt verrassend, maar in de genetisch gewijzigde versie van een gevaarlijk virus kunnen we andere ziekteverwekkers onder de loep nemen. Eigenlijk hebben we van een hiv-partikeltje een nano-proefbuis gemaakt, waarin je de interacties tussen eiwitten kan bestuderen. We kunnen in principe eender welke eiwitten – van hiv, een andere ziekte en van een menselijke cel – fluorescent maken. Hoe eiwitten op elkaar reageren, werd al bestudeerd. Maar het kon nog niet op het niveau van één minuscuul virusdeeltje. Nu kan je met zeer weinig materiaal veel moleculen – en dus kandidaat-geneesmiddelen – snel testen voor vele ziektes. Wij zullen dan ook verder onderzoek doen naar de integrase-eiwitten van andere virussen.”
28 mei 2014
Onderzoek 9
Beeldige wetenschap Witte sponsjes in zee? Spaghettibolletjes? Fotograaf: Kevin Verstrepen We zien hoopjes van miljoenen gistcellen: in dit geval gaat het om biergist van een speciaalbier van hoge gisting. Elk ‘spaghettibolletje’ stelt een kolonie voor, in werkelijkheid ongeveer een centimeter groot. Gistcellen produceren kleverige eiwitten aan hun celoppervlak en klitten zo samen in vreemde structuren, vertelt professor Kevin Verstrepen. Hij is hoofd van het Laboratorium voor Genetica en Genomica binnen het Centrum voor Microbiële en Plantengenetica en is ook verbonden aan het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB). “Mijn team ontwikkelt betere gisten voor de industrie, meer bepaald voor bier, wijn, chocolade en bio-ethanol. Daarnaast bestuderen we ook de genetische processen
die bepalen waar en wanneer die kleverige eiwitten geproduceerd worden. Dat doen we met het oog op medische toepassingen: sommige gisten zijn ziekteverwekkend. Doordat ze die eiwitten aanmaken, vormen ze een biofilm – een slijmerig laagje – dat zich kan vastzetten op menselijk weefsel of op een implantaat, zoals een hartklep. Zo’n biofilm is ongrijpbaar voor ons immuunsysteem. Gistcellen lijken bovendien veel op menselijke cellen. Dat maakt het moeilijk om een medicijn te ontwikkelen dat alleen de gistcellen bestrijdt.” Maar als onschuldige gistsoorten samenklitten, kan dat net een goede zaak zijn. “Biergisten vormen vlokken en bezinken: zo verdwijnen ze uit het bier.” Ilse Frederickx
Bestaande medicijnen remmen MERS-virus in lab Leuvense onderzoekers hebben samen met Nederlandse collega’s aangetoond dat vier bestaande medicijnen in staat zijn om het MERS-coronavirus in celkweken te remmen. Voor het MERS-virus, dat ernstige en vaak dodelijke luchtweginfecties veroorzaakt, zijn tot op heden geen medicijnen of vaccins beschikbaar.
De onderzoekers van de KU Leuven, het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en het Erasmus MC in Rotterdam publiceerden hun bevindingen in het tijdschrift Antimicrobial Agents and Chemotherapy. Onder leiding van de Leidse professor Eric Snijder en de Leuvense professor Johan Neyts testten ze 348 medicijnen voor andere aandoeningen op hun werkzaamheid in cellen die geïnfecteerd zijn met het MERScoronavirus. De wetenschappers bepaalden bij welke dosis de medicijnen het virus remden, hoe sterk dat remmende effect was en hoeveel schade het medicijn toebracht aan de cellen zelf. De vier stoffen met de meeste potentie waren het malariamedicijn Chloroquine, het antipsychoticum Chlorpromazine, het antidiarreemiddel Loperamide en de hiv-remmer Lopinavir. Deze vier medicijnen bleken het best in staat om bij relatief lage concentraties het MERS-virus te remmen, terwijl ze de cellen zelf geen of relatief weinig schade toebrachten. Ze bleken ook werkzaam tegen het aan het MERS-virus verwante SARS-coronavirus en het humane coronavirus 229E.
Snellere toepassing Een microscopisch beeld van MERS-virusdeeltjes. Om nog onduidelijke redenen is het aantal besmettingen de voorbije maanden snel toegenomen. (© ingezonden)
Hoe de medicijnen in staat zijn om het virus te remmen, is nog niet helemaal duidelijk. Ook is nog niet getest of de medicijnen bij dieren of mensen hetzelfde
effect hebben en hoe hoog de dosis daarvoor moet zijn. Dat zullen de onderzoekers nu verder nagaan. De meeste aandacht zal daarbij gaan naar Chloroquine en Chlorpromazine omdat een Amerikaanse studie gepubliceerd in hetzelfde tijdschrift deze twee medicijnen identificeert als remmers van het MERS-virus. Dat de onderzochte medicijnen al langer op de markt zijn, kan leiden tot een aanzienlijk snellere toepassing bij MERS-patiënten. “De ontwikkeling van een volledig nieuw geneesmiddel kan meer dan tien jaar in beslag nemen. Voor een virus dat plots de kop opsteekt en mogelijk op korte termijn een bedreiging vormt voor de volksgezondheid moet het uiteraard sneller gaan. Het inzetten van bestaande geneesmiddelen kan dan een oplossing bieden”, licht professor Johan Neyts toe. Hij hoopt dat een combinatie van de verschillende medicijnen de remmende werking kan versterken. “Waarschijnlijk is het zelfs niet eens nodig om het virus voor 100% te remmen. Zelfs een onvolledige remming kan ervoor zorgen dat de infectie minder agressief verloopt, zodat het afweersysteem voldoende tijd krijgt om het virus zelf op te ruimen. Daarnaast kan de behandeling ervoor zorgen dat een patiënt minder virus produceert en dus ook minder besmettelijk is voor zijn of haar omgeving.”
Virus in opkomst Het ‘Middle East Respiratory Syndrome-coronavirus’ (MERS-CoV) werd in 2012 voor het eerst ontdekt. In de twee jaar daarna werden ongeveer 200 nieuwe gevallen geregistreerd, maar in de afgelopen twee maanden nam dat aantal om nog onduidelijke redenen snel toe, tot meer dan 600. De meeste MERS-besmettingen vinden plaats in het Midden-Oosten, waaraan het virus zijn naam ook dankt. Twee Nederlanders liepen het virus onlangs op tijdens een reis naar Saudi-Arabië. Zij worden streng geïsoleerd verpleegd. Het MERS-coronavirus kan ernstige ziekteverschijnselen veroorzaken, vooral bij mensen met andere gezondheidsproblemen. Zij krijgen last van koorts, hoesten, kortademigheid en ademhalingsmoeilijkheden. Ongeveer 30% van de geregistreerde MERS-patiënten overlijdt. Hoe het virus precies op de mens wordt overgedragen, is nog niet helemaal duidelijk. Mensen lijken besmet te worden door dromedarissen, maar de betrokkenheid van andere dierlijke bronnen is niet uit te sluiten. Besmetting van mens op mens is ook mogelijk gebleken, maar alleen bij intensief contact.
10 Interview
campuskrant
Ererector Marc Vervenne gaat met emeritaat
(© KU Leuven | Rob Stevens)
“Ik heb alles gegeven en heel veel gekregen” “Er zijn moeilijke momenten geweest, maar vooral heel erg mooie. Die zitten onder mijn vel!” Terugkijken op zijn carrière doet ererector Marc Vervenne met een mix van onthechting en tevredenheid. In de aanloop naar zijn emeritaat en de viering daarvan op 6 en 7 juni blikt hij ook enthousiast vooruit naar een nieuw leven, mét een beheersbare agenda. Een gesprek onder het geklingel van de Begijnhoftoren. Ludo Meyvis Het interview kan niet meteen beginnen: hij belt net met zijn moeder. “Ze is ver in de negentig. We bellen elke dag twee keer met elkaar, kort. Gezin en familie zijn belangrijk. Zij zijn er áltijd.” Hij moet niet lang nadenken als we hem vragen naar het hoogtepunt in zijn loopbaan. “Mijn vier jaar als rector, zowel persoonlijk als professioneel. Je voelt je zo rijk op die plaats, je staat midden in een prachtige gemeenschap die vooruit wil, en daar kan je substantieel toe bijdragen. Het is een complexe baan, en het loopt niet altijd zoals je wilt, maar het was een buitengewone tijd, waar ik nog steeds energie en inspiratie uit put.”
Vrijheid van denken en doen Maar eerst even naar de beginjaren. U hebt een wat ongewone opstap naar het academische leven gekend. Heeft die u getekend? “Ik wilde priester worden en ben de opleiding begonnen in 1967, in het seminarie van Brugge. Na de filosofie volgden legerdienst en twee jaar theologie. Vervolgens heb ik meer dan twee jaar gewerkt als arbeider in de industrie en daarna in de bouw. Pas dáárna, toen ik 26 was, ben ik naar de universiteit gegaan. Ik zou het
meteen op die manier overdoen. In de acht jaar tussen de humaniora en mijn opstap naar Leuven ben ik geconfronteerd met mijn grenzen, mijn kleinheid. Je wordt ontledigd, ontdaan van wat overbodig is. Ik besefte gaandeweg dat het priesterschap niet voor mij was, maar ik heb in die jaren wel een stevige persoonlijke en intellectuele vorming gekregen. Het belangrijkste resultaat daarvan? Mijn vrijheid van denken en doen. Die heb je nodig in de we-
opnieuw kandidaat te zijn, hoe graag ik het ook deed en hoeveel steun ik ook kreeg.” Maar aan die beslissing ging wel wat vooraf. Het was een bijzonder bewogen periode. “Dat kan je wel zeggen. Ik heb afgezien! Een hel? Ja, die term mag je gebruiken.” “Het nieuwe reglement, gelukkig na één keer toepassen weer afgeschaft, bepaalde dat op het einde van de eerste ambtsperiode van de rector een evaluatie plaatsvond.
“Ik heb afgezien van het tumult op het einde van mijn rectorschap. Een hel? Ja, die term mag je gebruiken.” tenschap, maar ook in het leven zonder meer, in de liefde, in het bestuurlijke engagement. Ik heb dat meegekregen vanaf mijn prilste jeugd.” “Mij aanbieden voor het rectorschap was ook een vrije beslissing: ik wilde mij engageren. En na vier jaar was het evengoed een weloverwogen besluit om niet
Bij een positieve uitkomst zou ik aan een tweede termijn beginnen. Maar niemand, en alleszins ikzelf en mijn team niet, had verwacht dat die evaluatie anders zou uitdraaien. Het tumult van toen hoef ik niet in herinnering te brengen. Het blijft me bij dat mensen van binnen en buiten de universiteit hun ontzetting uitdrukten en hun
solidariteit uitten. Tot vandaag houd ik daar veel positieve herinneringen aan over.” “Zijn er dingen ondergronds gebeurd waar niemand op de duur nog vat op had? Jazeker. Voor mezelf heb ik dat al uitgeklaard, maar sans rancune. Om gelukkig te zijn en vrij te leven moet je vooruit kijken, niet achterom.” “Het ging op de duur ook niet meer om mijn persoon, maar om de openheid en het democratisch gehalte van de universiteit – denk aan de petitie over de evaluatie en het reglement, door duizenden ondertekend. Hoe dan ook, als je je in het midden van zo’n storm bevindt, vreet dat natuurlijk aan je. Maar ik heb me onmiddellijk herpakt en met mijn team het werk verder gezet, tot aan het einde van ons mandaat.” “Ik heb het rectorschap nooit beschouwd als mijn ‘eigendom’, maar als een prachtige opdracht, die ik zo volledig mogelijk heb proberen uit te voeren. Opdrachten lopen af. Je bent niet de bezitter van de functie. Dat besef helpt om negativisme snel te overstijgen. Kunnen loslaten is een element van leiderschap, misschien wel één van de belangrijkste. De kern van een universiteit zijn de mensen die haar gemeenschap uitmaken, niet haar bestuurders. Ik heb mijn taak afgerond, met pijn,
zonder gevoelens van wrok, maar vooral met vernieuwde kracht.”
Het goede spoor Wat vind u de belangrijkste verwezenlijkingen uit uw rectoraat? “Als rector had ik het geluk een sterk bestuursteam rond mij te hebben, waarin niemand op z’n eentje bezig was. We hebben samen mooie dingen mogen opzetten én afwerken, en voor andere aanzetten kunnen geven.” “Ik hechtte veel belang aan rust brengen. Verandering is nodig, maar ze moet beheersbaar zijn. Tot vandaag ben ik in de ban van de menselijke en intellectuele rijkdom in onze universiteit, op alle niveaus. Als mensen zich gewaardeerd weten, als je hen aanmoedigt, dan volgen daaruit mooie resultaten én voldoening. Dat betekent niet dat je alles op zijn beloop laat. Er moet een stevige bedrijfsvoering zijn en we hebben daar hoog op ingezet. Als je dat combineert met aandacht voor mensen, ontwikkel je een dynamiek in de hele universiteit.” “De deelname van alle geledingen aan het bestuur vond ik belangrijk. Al snel hebben we twee student-bestuurders opgenomen in de Raad van Bestuur, met succes.” “Het open debat over de opbouw van de Associatie in de
28 mei 2014
Interview 11 Marc Vervenne: een carrière in beeld
universiteit was nog zo’n prioriteit. Hoe breng je een diversiteit aan instellingen, opleidingen, mensen en mentaliteit samen, met respect voor elkaars eigenheid? Dat heeft veel voorbereidend werk en discussies gevergd, maar ik denk dat we het goede spoor hebben uitgezet, waarop na mij is voortgebouwd.” “We hebben ook een centrale plaats gegeven aan kunst en cultuur, onder meer door het aantrekken van Musicians in Residence. Die benadering is bij uitstek de exponent van het vrije denken dat het wezen van de universiteit en de wetenschapsbeoefening uitmaakt.” En wat had u anders willen doen? “Ik heb niet genoeg tijd gehad om alles te realiseren wat ik voor ogen had. Maar tijd of geen tijd: ik had verder willen staan met de beheersing van de administratieve belasting. Ik
talen dwingen je anders te denken. Je daarin als wetenschapper mogen verdiepen is een ontmaskering, een oefening in het deconstrueren van opvattingen zonder grond, zoals het creationisme, met zijn idee van een ‘intelligent design’. In een samenleving die zich al te licht laat meeslepen door goedkope waanbeelden, is dat soort wetenschap broodnodig.” “Verder heb ik de afgelopen jaren veel gereisd, onder andere voor opdrachten in het Midden-Oosten en in Afrika. Ik ben actief in de universitaire ontwikkelingssamenwerking, vooral binnen LUMOS UZ Leuven. Dan is er nog mijn opdracht voor het beheer van het Groot Begijnhof, een fantastische plek waar een wisselende internationale gemeenschap woont. Ik ben daar de ‘burgemeester’, of ‘president’,
Persaandacht voor rector-elect Marc Vervenne, vlak na zijn verkiezing in 2005
(© KU Leuven | RS)
“Kunnen loslaten is een element van leiderschap, misschien wel één van de belangrijkste.” had meer willen realiseren voor de ontwikkeling van een evenwichtig diversiteitsbeleid. Anderzijds ben ik gerustgesteld dat die thema’s na mij versterkt zijn opgenomen.” “Ook de werking van de groepsstructuren heeft me onbevredigd gelaten. Ik verdraag geen muren. Het afbreken van oude muren en beletten dat nieuwe worden opgetrokken, had ik in een tweede ambtsperiode nog meer aandacht willen geven.” U hebt als rector ongetwijfeld ook veel mensen ontmoet die u bijgebleven zijn? “Ja, vaak ook in hun privé-omgeving. Ik denk dan bijvoorbeeld aan onze eredoctores, zoals acteur en filmmaker Roberto Benigni, schrijver Umberto Eco, de grote Israëlische auteur David Grossman en de Palestijnse filosoof en rector Sari Nusseibeh. Prachtige mensen! Dat zijn ontmoetingen die de schellen van je ogen doen vallen. Het zijn intellectuelen pur sang, maar met twee voeten in de samenleving, die ze een geweten proberen te schoppen. Als ik bij hen ben, hang ik aan hun lippen. Nooit vergeet ik het eerste telefoongesprek met David Grossman, waarin ik hem vroeg of hij een eredoctoraat van onze universiteit wou aanvaarden. We spraken over zijn zoon Uri, die enkele maanden voordien gesneuveld was in het zuiden van Libanon. In enkele seconden was er een nabijheid die nooit meer is vervaagd.”
Burgemeester Vervenne Hoe hebt u de afgelopen jaren ingevuld? “Het mooie is dat ik mijn rectorschap nadien ten nutte heb kunnen maken in een waaier aan activiteiten, binnen en buiten de universiteit. De tijd om me weer met mijn vakgebied bezig te houden moet ik stelen, maar ik geniet er wel volop van. Als wetenschapper ben ik met literatuur en taal bezig. Ik zie mezelf als ‘ingenieur van de theologie’, die zich richt op de materialen en de mechanismen van religie die vervat zitten in de oude Bijbelteksten. Het Hebreeuws en verwante
zoals dat officieel heet. Kortom, ik ben dankbaar dat ik met zoveel verschillende zaken bezig mag zijn en mijn ervaring en relaties daarvoor kan inbrengen.” “Wat ik nu doe, zal ik graag vanaf mijn emeritaat verder ter harte nemen, in de mate waarin het zich aandient. Ik ben sterk verweven met het werk dat veel van onze professoren en medewerkers in Afrika verrichten, zoals in Congo, Rwanda, Kameroen en Ethiopië. Onlangs heb ik mij geëngageerd als voorzitter van de Stichting Hubi & Vinciane, die actief is in Benin en samenwerking opbouwt met LUMOS. Verder is er het werk in auditcommissies van de NederlandsVlaamse Accreditatieorganisatie, die kwaliteitstoetsingen van instellingen voor hoger onderwijs uitvoert. Als voorzitter van de Vlaamse Unesco in België ben ik actief in een wereldwijd netwerk rond thema’s als onderwijs, wetenschap, cultuur en communicatie. En ik ben lid van enkele raden van bestuur, zoals het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie, en het Beschermcomité voor het herdenkingsproject ‘100 jaar Groote Oorlog’. Dat is een taak die me nauw aan het hart ligt, want ik ben geboren en getogen in de ‘Ypres Salient’ en mijn grootvader aan vaderszijde heeft vier jaar aan het front doorgebracht. Hij is kort na de oorlog ten gevolge van zijn verwondingen gestorven.” En het haast spreekwoordelijke “meer tijd voor mijn privéleven”? “Jazeker! Christine en ik hebben intussen vijf schattige kleinkinderen, waarvan er binnenkort drie naar Bretagne verhuizen. Ik voorzie dus geregeld uitstappen. En ik wil nog meer lezen, romans en poëzie vooral. Als ik iéts gemist heb, is het wel de tijd die je daarvoor nodig hebt.” “Eigenlijk verlang ik er vooral naar meer zelf te kunnen kiézen. In een boeiend beroepsleven zoals het mijne kan je over veel je zeg doen, behalve over je agenda. Maar wat achter me ligt, is erg mooi geweest. Ik heb alles van mezelf gegeven en ik heb heel veel gekregen. Dan mag ik toch tevreden zijn, vind je niet?”
Rector Vervenne reikte in 2007 een eredoctoraat uit aan acteur en filmmaker Roberto Benigni. “Dat zijn ontmoetingen die de schellen van je ogen doen vallen.” (© KU Leuven | Rob Stevens)
Rector Vervenne verdiept in de lectuur van Campuskrant, samen met zijn Ethiopische collega Mitiku Haile van de Universiteit van Mekelle. Vervenne was er in oktober 2008 te gast in het kader van een Institutioneel Universitair Samenwerkingsproject. (© ingezonden)
Onder het goedkeurend oog van zijn kleinzoon Jef, en met opvolger Mark Waer naast zich, ondertekent ererector Vervenne in juni 2013 de oprichtingsdocumenten van het Marc Vervenne Fonds. Dat steunt talentvolle wetenschappers uit de armste landen in Afrika bij doctoraatsonderzoek dat de lokale gemeenschappen ten goede komt. (© KU Leuven | Rob Stevens)
12 Maatschappij
campuskrant
Vlaanderen onder de mythemicroscoop Hoe typisch Vlaams is ‘typisch Vlaams’? In Kleine Vlaamse Mythologieën trekt een bonte stoet van kleine Vlaamse (on)hebbelijkheden voorbij. Soms de bekende clichés: verkaveld Vlaanderen, de Vlaming en zijn heilige ‘pelouse’. Maar passeren even goed: het Latijn van Bart De Wever, de Vlaamse fascinatie voor het backstage-gebeuren, of de hype van het waterflesje. Jan Baetens fileert de mythes die we graag voor waar houden. Wouter Verbeylen “We verzuipen in de mythes, ze doordrenken onze manier van spreken en doen”, vertelt professor Jan Baetens, docent culturele studies en dichter. Samen met theaterwetenschapper Karel Vanhaesebrouck schreef hij Kleine Vlaamse Mythologieën, naar het voorbeeld van Mythologies van de Franse cultuurwetenschapper Roland Barthes. “Daarin gebruikt Barthes de mythe-kritiek als een instrument om de eigen tijd te begrijpen. Het gaat niet over ‘grote’ mythes à la de Guldensporenslag. Het gaat om kleine dingen: voorwerpen, gebruiken, manieren van spreken, die we al dan niet bewust hanteren. Door hun alomtegenwoordigheid krijgen ze zo’n natuurlijk en evident karakter dat ze op den duur niet meer in vraag worden gesteld. Neem een klassieker als de mythe van de hardwerkende Vlaming. Als je al drie jaar op zoek bent naar een job, stel je je daar wel vragen bij.”
De netheid van de tuin is de spiegel van zijn eigenaar. Een Vlaming heeft zijn tuin en dus ook zijn gazon graag proper. Ziedaar het betekenisvolle verschil tussen gras en een ‘pelouse’. (‘Il faut cultiver sa pelouse’)
Kleine Vlaamse Mythologieën bevat een dertigtal mini-essays over erg uiteenlopende onderwerpen, geflankeerd door prachtige foto’s van Brecht Van Maele. Het hadden er makkelijk driehonderd kunnen zijn, zegt Baetens. “Maar het moest fris blijven, geen overdadige wafelenbak à la Nero, gewoon een eye-opener: we hopen dat de lezer, als hij het boek uitheeft, zelf anders, kritischer én zelfkritischer naar de wereld kijkt. Dat hij gemakkelijke evi-
denties in vraag stelt. Wie te makkelijk meegaat in mythes, verliest zijn zin voor zelfspot en relativering.” “Elke tijd heeft zijn eigen mythes. Eentje uit mijn jeugd was: ‘Gelijk welke Vlaming is in staat op drie weken tijd gelijk welke taal te leren.’ Dat zal je vandaag niet meer horen beweren.” Wel hoor je nog met de regelmaat van de klok ‘dat de Vlaming zijn talen kent’. “Klopt, en ook dat is natuurlijk een mythe. Als ik in mijn les paniek wil zaaien, is er één toverformule: zeggen dat we ook teksten in het Frans zullen lezen. Wie mijn vak niet als plichtvak heeft, is dan na de pauze verdwenen.”
De moderne Vlaming begeeft zich niet meer buiten zonder zijn draadloze baxter: zijn fles water. (‘Aan de fles’)
(© Brecht Van Maele)
“Ik ben zelf een regelmatig zwemmer, en zelfs rond het zwembad zie je week na week meer mensen met een flesje mineraalwater verschijnen. Sommigen liggen al zwemmend te drinken: de absurditeit voorbij! Zo’n flesje dient dan als vertrekpunt om een kanttekening te plaatsen bij de hedendaagse gezondheidsindustrie, die draait om de afwijzing van het meest natuurlijke van het menselijk leven: het sterven. De mytholoog probeert ons weer met de voeten op de grond te zetten. Want die mist van verhalen belet ons met een gezonde zin voor realiteit in het leven te staan.” Die flesjeshype is toch niet typisch Vlaams? Baetens: “Nee, klopt, het boek beschrijft mythes die ‘vandaag in Vlaanderen voorkomen’. Het is een mengeling van mythes die door en door Vlaams zijn – de Vlaming en zijn ‘pelouse’ – en fenomenen die typisch zijn voor de hedendaagse massamens. Maar dat is net één van de punten die we willen maken: we zijn nogal snel geneigd iets als ‘typisch Vlaams’ te bestempelen, terwijl het eerder ‘typisch nu’ is. Dat toont aan op hoe weinig die Vlaamse ‘eigenheid’ gebaseerd is. Dé Vlaming bestaat niet, of toch niet in zijn eenvoudige vorm. Het is complexer dan dat. De gehechtheid aan je geboortegrond bijvoorbeeld is universeel, maar je kan ook niet ontkennen dat die in Vlaanderen extreme vormen aanneemt. Wat betekent dat dan?”
Het Latijn van De Wever is een gemakkelijkheidsoplossing voor wie moeilijk wil doen. (‘De taal is gans het volk’)
Heeft Kleine Vlaamse Mythologieën een politieke boodschap? “Mythe-kritiek is niet neutraal of vrijblijvend. Maar het politieke discours is zo’n zwaar, massief blok, en dat is ook al vaak tegen de lamp gehouden. Wij willen net blootleggen wat normaal onder de radar blijft. Maar ik ontken niet dat ik aan stukjes zoals dat
(© Brecht Van Maele)
over het Latijn van Bart De Wever veel plezier heb beleefd. Het is goed dat er in onze samenleving plaats is voor Latijn, voor het ‘minder direct nuttige’. Maar als je dan ziet hoe dat dan politiek wordt ingezet …” Er is ook veel ruimte voor nostalgie, misschien nog het best geillustreerd in een stukje over het verdwijnen van ‘Berichten voor duivenliefhebbers’. Vroeger was het beter? “Ja, er is wel wat nostalgie ingeslopen”, geeft Baetens toe. “Karel, mijn coauteur, is wat jonger dan ik, en hij moest soms voor mij op de rem gaan staan. Nostalgie is een privémythe. Daarom had het schrijven van dit boekje ook iets zelfreinigends: door de mythes van anderen te beschrijven, stoot je ook op je eigen mythes.”
Het schrappen van het weerbericht voor duivenliefhebbers is, platweg maar helaas, het bewijs dat niemand in Vlaanderen nog waarde hecht aan de muziek van het woord. (‘Renseignements pour les colombophiles’)
“Voor alle duidelijkheid: ik wil niet zeggen dat mythes op zich slecht zijn. Een leven zonder mythes zou maar vervelend zijn. Maar we mogen ons er wel aan ergeren als sommigen al te kritiekloos meelopen in verhalen die onterecht voor waar worden aangezien.”
Jan Baetens en Karel Vanhaesebrouck, ‘Kleine Vlaamse Mythologieën.’ Met foto’s van Brecht Van Maele. Aalst: Uitgeverij Het Balanseer, 2014, 160 p.
28 mei 2014
Maatschappij 13
DE RAAD een actueel vraagstuk belicht vanuit drie expertises
Kleine filosofie van het filerijden
Chris Tampère Verkeer en Infrastructuur “Mag de autogebruiker boos zijn op de overheid? Ja. De manier waarop we in België het verkeer afwikkelen, is op zijn zachtst gezegd ‘onhandig’. Minstens dertig procent van de tijd die we vandaag verliezen in de file, kunnen we vermijden door goed verkeersmanagement. Files ontstaan op knelpunten waar te veel wagens door moeten. Het probleem met verkeersstromen is dat die – in tegenstelling tot water, dat sneller stroomt onder druk – het slechtst presteren als ze onder grote druk staan. Gevolg: bij 10 procent teveel wagens kan er gemakkelijk tot 30 procent capaciteitsverlies zijn. Je mag dus nooit méér wagens naar zo’n knelpunt brengen dan het aankan: bij de minste overschrijding klapt het verkeer als een harmonica in elkaar en heb je ellenlange files.”
“ Het voelt contra-intuïtief, maar Je moet afremmen vóór het filepunt” “De oplossing lijkt simpel: je moet op tijd afremmen, voor dat inklappunt bereikt wordt: is de bovengrens op een knelpunt 10.000 wagens, en komen er in de spits twee stromen van 6.000 wagens op uit, dan moet je die voor dat punt tegenhouden. Toegegeven: dat voelt voor een autobestuurder enorm contra-intuïtief aan: je moet op een plaats stoppen waar géén file te zien is, én even verderop, op de plek die zo ontlast wordt, is ook geen pro-
“Sommigen beweren: we mogen zoiets drastisch als rekeningrijden pas invoeren als er een goed alternatief voor de auto is, openbaar vervoer voor iedereen. Maar alleen op openbaar vervoer inzetten is niet de wonderoplossing voor files: als we van de honderd spitsrijders er twintig kunnen
weghalen uit de spits, dan zullen er daarvan hooguit vijf naar het openbaar vervoer overschakelen. De andere vijftien kiezen een andere uitweg: carpoolen, op een ander moment rijden … Op het spoor bestaat er trouwens ook al een groot spitsprobleem. Als je nog extra piekuurtreinen moet aankopen, die één keer per dag op en af naar Brussel rijden, en verder stilstaan, is dat ook een dure aangelegenheid.” “Ook al gehoord: als we de files nu eens gewoon laten staan? Dan krijgen we cru gesteld twee economieën: één ten oosten van Brussel-Antwerpen, en één ten westen ervan. Het land is nu al bijna in tweeën gedeeld door de verkeersknoop. Iemand van rond Leuven denkt al twee keer na voor hij een job rond Gent aanvaardt. Doe je niets aan de files, dan wordt de arbeidsmarkt nog minder flexibel. Een moediger verkeersbeleid mag dus weleens. Ja, dat vraagt durf van politici, en wat meer vertrouwen bij de burger. Maar heel wat steden zijn er de afgelopen tien jaar in geslaagd zichzelf verkeersarm te maken. Waarom kan zoiets niet lukken op Vlaams niveau?”
die ene grote schok is geweest: de wachttijden zijn geleidelijk toegenomen. Vroeger stond je vijf minuten in de file tussen Antwerpen en Brussel, nu een halfuur. En toch kruipt iedereen nog elke dag achter het stuur om in die file Lars Akkermans te gaan staan. Mensen zijn ook psycholoog Transport & niet rationeel hè: ze zien zichzelf Mobility Leuven niet als de file. Een automobilist “Automobilisten uit de file krijgen denkt: ‘Als al die voertuigen voor is niet makkelijk. In files tijdens mij weg zouden zijn, dan kon ik het spitsuur zit heel veel gewoontegedrag. Ooit, lang geleden, heb je gekozen om met je auto naar je werk te gaan: omdat het toen het makkelijkste was, het snelste, ... Vandaag maak je die bewuste keuze niet meer, file of niet. De meeste mensen zijn er zich zelfs niet meer van bewust dat ze een keuze hébben. De autorit naar het werk is gewoon één van die vele stappen in de keten van de dag, doorrijden.’ Maar nooit: ‘Als ik naast de kinderen naar school hier weg blijf, kunnen de auto’s brengen, inkopen doen voor het achter mij doorrijden’. Mensen avondeten, enzovoort.” staan ook liever tien minuten in “Je gaat die keuze pas opnieuw de file dan één minuut op een overwegen als er iets drastisch bus te wachten, alleen al omdat verandert. Als je van werk of van ze in hun auto meer een gevoel woonplaats verandert bijvoor- van controle hebben.” beeld. Langere files gaan aan je “Hoe kan je gewoontegedrag gewoonte echt niet veel veran- dan wel doorbreken? Aversie deren. Zeker niet omdat er nooit oproepen kan werken. Maar
dat is een ‘vieze’ prikkel: afkeer kan je relatief makkelijk en snel uitlokken, maar als de prikkel stopt, is het effect ook weg. Een positieve stimulus heeft al meer kans op een blijvend effect. Als we even met die psychologische bril naar rekeningrijden kijken: zo’n systeem zal weinig blijvend effect hebben als mensen het als een ‘boete voor autogebruik’ zien. Ze zullen dan op zoek gaan naar achterpoortjes wegens niet intrinsiek gemotiveerd. Maar als het beleid erin slaagt het positief te verkopen, en er een beloning, een geldprikkel, aan te koppelen – je schrapt de wegenbelasting, zodat je mensen vergoedt om niet te rijden – is er al meer kans op succes.” “Maar nogmaals: mensen zijn niet rationeel. Eénmaal ze rekeningrijden als negatief hebben ervaren, overtuig je hen nog moeilijk van het tegendeel. Je mag dus niet gaan experimenteren met mensen. Zo’n proefproject moet je meteen groot aanpakken, alle effecten en mogelijke bijwerkingen – zoals de impact op verkeersveiligheid als de spits zich uitspreidt – in kaart brengen vooraleer je het effectief invoert.”
Stef Proost Transporteconoom bleem te zien. Je moet dus maar geloven dat je net een file vermeden hebt, dat je niet voor niets gestopt bent en toch netto tijdswinst hebt geboekt. Zo’n ingreep verkocht krijgen is dus een teer punt. In de VS, in Minneapolis heeft men dat ondervonden: het systeem werkte er zo goed dat sommige mensen de afschaffing ervan eisten. ‘De overheid organiseert zelf files,’ klonk het. Goed, het systeem is dan twee maanden stilgelegd, iedereen stond opnieuw veel langer in de file, en het werd, mét goedkeuring van de bevolking, opnieuw opgestart.” “Zo’n verkeersmanagement kan met ‘old school’ maatregelen: rijstroken tijdelijk afsluiten, toeritdosering, verkeerslichten plaatsen ... In Nederland zijn ze op dat vlak een pak ambitieuzer dan bij ons. Daar start nu een proefproject waarbij voertuigen via smartphones – en op termijn via een soort mobiel wifi – direct met elkaar communiceren. Zodra de verkeersstroom dreigt te stokken, spreken zij onderling af om te vertragen.” “Sommige politici opperden in het verleden dat we het autoverkeer helemaal moeten laten vastlopen, dan kruipt men wel op de fiets of in de bus. Wel, leg dan gewoon betonblokken op de E40, dat is tenminste meteen duidelijk (lacht). Nee, als je files creëert of de huidige files laat betijen, dan stroomt het verkeer over naar de hoofdwegen, en verder, tot in de woonwijken. Ik ben helemaal niet tegen selectief ‘bijbouwen’, maar bij infrastructuurwerken zou altijd een goed verkeersmanagement moeten horen. Als je een verbetering aan de infrastructuur aanbrengt, dan verdwijnt die niet volkomen na verloop van tijd, zoals je vaak hoort. Het effect zal uitwaaieren, en dus lokaal schijnbaar afnemen, maar het is niet wég.” Stef Proost en Chris Tampère, docenten van de master Verkeer, Logistiek en ITS, zijn de auteurs van ‘Wat met de verkeersknoop’, Lannoo Campus (2013)
momenten op bepaalde plaatsen wil rijden, betaalt inderdaad meer. Maar negentig procent van wat de overheid int, kan ze ook weer uitdelen, via lagere belastingen enzoverder. Je kan mensen niet verbiéden om de wagen te nemen. Maar je mag hen wel creatief laten zijn, hen de keuze geven. Werknemers zullen ook bij hun werkgevers, bij crèches en scholen flexibiliteit moeten afdwingen, zodat ze buiten de spits naar hun werk kunnen.”
“De kostprijs van files (in België zo’n 250.000 euro per dag, red.) wordt systematisch onderschat, doe die gerust maal twee. Men telt de kost van de tijd die mensen effectief in de file doorbrengen, maar dan vergeet men dat de mensen ondertussen ook nog eens kosten maken om de zwaarste files te vermijden.” “We hebben nu in België een akkoord voor een tolheffing voor vrachtwagens vanaf 2016. Dat levert misschien geld op, maar dat doet niets aan de files als dusdanig, zolang we ook geen verstandige prijszetting – een slimme kilometerheffing – voor personenwagens invoeren. Die moet je als overheid wel goed uitleggen, want veel mensen vertrouwen politici niet meer: ‘Als we vijf euro betalen, zien we die nooit meer terug.’ Nee: wie op drukke
“Openbaar vervoer is geen wonderoplossing”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Wouter Verbeylen
(© Joris Snaet)
(© KU Leuven | Rob Stevens)
De filedruk op onze Belgische wegen is sinds 2007 met een hallucinante 40 procent toegenomen. Een woordspeling met ‘autosnelweg’ zou dus puur leedvermaak zijn. Of toch: kan de file snel weg? En naar wie moeten we dan kijken: de overheid, de auto’s voor ons, of toch vooral naar onszelf?
“Mensen zien zichzelf niet als de file”
14 Leven na Leuven
campuskrant
Seksuologe en relatiebemiddelaar
Rika Ponnet Twintigduizend interviews met zoekende singles, vierentwintigduizend exemplaren over de toonbank van relatiehandboek Blijf bij mij. Seksuologe Rika Ponnet: “Onbewust denken we dat ons liefdesleven moet verlopen zoals in een Hollywoodfilm.”
“De huwelijksmarkt is even hard als de arbeidsmarkt” (© KU Leuven | Rob Stevens)
Ine Van Houdenhove Op het gelijkvloers van het pand in Gent waar ze woont met man en tweelingdochters van zes, ligt het hoofdkantoor van Duet, met vestigingen in Hasselt, Kortenberg en Antwerpen het grootste relatiebureau van het land: “We hebben zeven medewerkers en gemiddeld tweeduizend leden in ons bestand. Sinds mijn licentie familiale en seksuologische wetenschappen geef ik hier ook relatietherapie. Maar door het succes van Blijf bij mij moet ik steeds vaker mensen doorverwijzen.” Alleenstaanden koppelen, relatieadvies geven in Libelle, Het Nieuwsblad en Psychologies, en koppels met problemen begeleiden: het was niet wat Rika Ponnet (45) voor ogen had toen ze in 1986 van Zottegem naar Gent trok om er Germaanse te studeren. “Ik hield van talen, van lezen en schrijven, en volgde mijn hart. Ondanks de commentaar die je kreeg als je een niet meteen nuttige studierichting insloeg, en zonder vastomlijnd idee van wat ik er achteraf mee zou doen.” Ook psychologie heeft ze overwogen: “Maar ik had een hekel aan wiskunde, statistiek leek me een onneembare hindernis.” Na een lerarenopleiding en een enige kandidatuur Duits vervulde ze een paar interimopdrachten in het onderwijs om vervolgens een mooi aanbod van haar oude school af te slaan: “Iedereen verklaarde me voor gek, maar ik kende dat gebouw van binnen en van buiten en ik zag het niet zit-
ten om terug te keren.” Een paar maanden probeerde ze als commercieel medewerker levensverzekeringen te slijten: “Ik had heel goede gesprekken, maar die afronden met een verkoop was nog iets anders ...” En toen werd ze aangenomen als consulent bij Adagio, een huwelijksbureau, zoals dat toen heette. “Ik was 25 en plots moest ik mensen bijstaan die twee keer zo oud waren en net uit een echtscheiding kwamen ... Ik herinner me nog dat enorme en warme gevoel van voldoening toen ik mijn eerste koppel, twee dertigers, had samengebracht. Ik deed het met overgave.” Zoveel overgave zelfs dat haar man, die psycholoog is, haar voorstelde om samen een eigen bureau op te richten. “We zagen dat er groeipotentieel was in de sector en waren er vooral van overtuigd dat we het beter konden doen.”
Taboe Over relatiebureaus werd in die tijd nog lacherig gedaan. “Er was ook heel wat kaf tussen het koren – zeg maar oplichters. Gedupeerden durfden toch niet klagen. Ik wou het anders aanpakken, en meer gefundeerd.” De relatiemarkt bleek zoals verwacht een groeimarkt: bijna twintig jaar later is het aantal mensen dat een relatiebreuk heeft meegemaakt bijna verdubbeld, tot veertig procent. “Steeds meer mensen zijn plots ongewild alleen en merken dat het niet evident is om daar verandering in te brengen.” Van in het begin was Rika het ge-
zicht van Duet, ook in de media: “We probeerden het taboe op relatiebemiddeling te doorbreken, en ijverden ook voor een statuut voor onze sector, dat er helaas nooit gekomen is. Ik ben ook altijd ingegaan tegen de clichés: alleenstaanden zijn geen zielenpoten, maar de Sex and the Citysingle is ook een illusie. Er zijn mensen die heel gelukkig zijn alleen, maar voor de meerderheid is het geen bewuste keuze.” Inmiddels hebben de talloze datingsites ertoe bijgedragen dat malafide bureaus van het toneel
via Duet een nieuwe partner. ”Niet elk profiel is even makkelijk te matchen: laaggeschoolde mannen en hoogopgeleide vrouwen boven de 45 weigeren we als ze niet aansluiten bij ons aanbod ... Dat klinkt hard, maar de huwelijksmarkt ís ook hard, net zoals de arbeidsmarkt. Ook daar gaat het over troeven en beperkingen.” Al benadrukt ze dat ingesteldheid een belangrijke rol speelt. “We houden mensen soms een spiegel voor. Hoe komt het dat iemand alleen is? Waarom heb je
“Alleenstaanden zijn geen zielenpoten, maar de Sex and the City-single is ook een illusie.” bijvoorbeeld jarenlang in een carrière geïnvesteerd en ondertussen mogelijke partners links laten liggen? Vaak is er bindings- of verlatingsangst in het geding, als gevolg van negatieve ervaringen als kind of in een eerdere relatie. Bedrogen zijn bijvoorbeeld.” Mensen leggen de lat zeer hoog, is haar ervaring: “Nogal wat klanten hebben een enorm eisenpakket en devalueren een potentiele partner al vlug: de verkeerde De lat te hoog hobby, niet ambitieus genoeg, te Ongeveer één op twee leden vindt kaal, te dik ... Daaronder ligt vaak verdwenen, en dat de drempel om bij een relatiebureau aan te kloppen is verlaagd. “Niet iedereen voelt zich er comfortabel bij om zijn foto op zo’n site te zetten, en online daten is ontzettend tijdrovend. Een relatiebureau inschakelen is niet goedkoop, maar onze klanten zijn bereid te betalen voor discretie en service. Of ze willen gerichter zoeken, of een ander publiek bereiken.”
de angst om zich open te stellen, zich te engageren. We zien ook dat prille relaties heel snel worden opgegeven. Uit angst opnieuw kwetsbaar te zijn wordt de relatie gesaboteerd nog voor die een kans gekregen heeft.”
Spetterende seks Maar in vijftig procent van de gevallen lukt het dus wel. “Daarbij hanteren we een wat ik noem getraind zintuig. Je legt de puzzelstukjes samen. En gelukkig passen op ieder potje meerdere dekseltjes.” Uit een behoefte aan meer theoretische achtergrond volgde ze eind jaren 90 de licentie familiale en seksuologische wetenschappen aan de KU Leuven. “Als werkstudent, drie jaar lang. Die opleiding was een enorme verrijking, ook op persoonlijk vlak.” Sindsdien besteedt ze zowat de helft van haar werktijd aan het geven van relatieadvies. De vraag is groot. “Op vijftig jaar tijd is wat we in een relatie zoeken enorm veranderd: we verwachten een leven lang te leven zoals in een romantische film. Passionele aantrekkingskracht, spetterende seks, voortdurende harmonie, een antwoord op elke behoefte. De meeste mensen beseffen wel degelijk dat dat een illusie is, maar onbewust zijn we er toch vatbaar voor. En dus zijn we niet tevreden met een relatie die ons niet in een constante staat van geluk brengt.” Een dankbaar denkkader dat verklaart waarom mensen telkens opnieuw een foute partnerkeuze
28 mei 2014
maken of vastlopen in hun relatie is de hechtingsleer, een concept uit de ontwikkelingspsychologie dat tegenwoordig vaak gehanteerd wordt door relatietherapeuten. “Mensen kunnen veilig of onveilig gehecht zijn, als gevolg van bepaalde ervaringen in hun kindertijd of daarna.” In Blijf bij mij (2012) gaat ze uitgebreid in op hoe de manier waarop je gehecht bent, bepaalt hoe je in een relatie functioneert.
Verliefdheid “Het is geen oordeel maar een vaststelling: mensen gaan sneller dan vroeger uit elkaar omdat ze het zich kunnen veroorloven, en omdat het maatschappelijk aanvaard is. Maar een echtscheiding, zeker als er kinderen bij betrokken zijn, komt nog steeds hard aan. Daarom zouden jonge mensen moeten beseffen hoe groot de impact van je partnerkeuze is op je latere leven. Ik pleit niet voor een rationele partnerkeuze, maar wel voor het besef dat verliefdheid alléén geen basis is voor een duurzaam langetermijnproject. Er moeten meer factoren goed zitten. En daarom moet je in een vroeg stadium praten over hoe je de dingen ziet: trouwen of niet, kinderen of niet, wat zijn je professionele ambities?” “A la limite willen de meesten van ons een stabiele relatie. Dat is evolutionair bepaald. Er is overweldigend bewijs uit neurobiologisch onderzoek dat duurzame verbondenheid met een partner goed is voor een mens, op mentaal maar ook op lichamelijk vlak: het immuunsysteem vaart er wel bij. Dat verlangen verklaart waarom mensen zelfs na destructieve relatie-ervaringen, toch opnieuw op zoek gaan naar een levenspartner. ” “Hoe je die verbondenheid precies vorm geeft, is een andere vraag. De ene mens is genetisch en door ervaringen en achtergrond beter geprogrammeerd om een duurzame relatie te hebben dan de andere. Er zijn mensen die serieel monogaam zijn en er zijn mensen die zestig jaar bij hun eerste liefde blijven. Je zal mij niet snel een oordeel horen uitspreken. Maar het staat wel vast dat de laatste groep een makkelijker leven zal hebben. Energie die gaat naar conflicten oplossen of een nieuwe partner zoeken, kan niet gaan naar zelfontplooiing. Hoe veiliger je thuishaven, hoe beter je in staat bent om risico’s te nemen, te investeren op andere vlakken.” Klanten die via Duet de liefde van hun leven gevonden hebben, tonen hun blijdschap soms met champagne of bloemen. “We krijgen trouwfoto’s, geboortekaartjes, ... Na een lezing komt er al eens een koppel dag zeggen. Uiteraard is je bijdrage aan zo’n verhaal beperkt, mensen maken het uiteindelijk zelf waar. Maar het geeft toch het gevoel dat je met iets zinvols bezig bent.” En dat allereerste koppel? “Dat is intussen in de vijftig, met grote tienerkinderen. En nog altijd samen (lacht).”
Alumni 15 Oud-student Piet Chielens over ‘zijn’ In Flanders Fields Museum
“Het belang van WO I wordt nu wat minder onderschat” Verhalen over de Groote Oorlog doordesemden zijn kindertijd. Vijftig jaar later brengt alumnus Piet Chielens als coördinator van het In Flanders Fields Museum de stemmen uit het verleden prangender dan ooit tot leven. “Voor jongeren lijkt WO I soms even veraf als de veldslagen van Caesar of Napoleon.” Ine Van Houdenhove Van de middeleeuwse lakenhal die het museum huisvest, stond in 1918 geen muur meer overeind. Zoals de rest van de stad werd ze steen voor steen heropgebouwd. Ieper, en de hele voormalige frontstreek in de Westhoek, zijn fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. Piet Chielens (58) groeide op met de littekens in het landschap – bunkers, kraters, begraafplaatsen – en die van de overlevenden. “In de huisartspraktijk van mijn vader kwamen veel veteranen over de vloer, en ik hing aan de lippen van iedereen die de oorlog had meegemaakt.” Achteraf bekeken was hij misschien beter historicus geworden. “Maar ik was achttien in 1974, en geïntrigeerd door de oorzaken van de crisis en dus werd het zuivere economie. Omdat ik dacht aan een carrière als journalist, haalde ik ook nog een diploma communicatiewetenschappen. Maar na mijn afstuderen, begin jaren 80, waren de jobs dun gezaaid. Ik greep het aanbod om in mijn ouderlijk dorp een bankfiliaal te gaan leiden dan ook met beide handen aan.” Zijn interesse voor WO I bleef onverminderd en ook zijn klanten bleken hem graag hun oorlogsherinneringen toe te vertrouwen. “Ik heb nooit notities gemaakt, of een gesprek opgenomen. Maar de verhalen zitten in mijn hoofd, en ooit schrijf ik ze weleens neer.”
derde daarvan zijn Britten. In ons Kenniscentrum komen nog steeds veel mensen informatie opzoeken over een familielid; we beschikken over duizenden persoonlijke dossiers. Verder hebben we foto’s – hoewel fotograferen aan het front verboden was, werd het vaak oogluikend toegestaan – en brieven, die vaak de harde werkelijkheid verbloemden voor het thuisfront. En dagboeken: dit was de eerste oorlog waarin mensen massaal hun ervaringen neerschreven, van droge aantekeningen tot plastiRuim tien jaar later drong een sche beschrijvingen van de hel in tweede vernieuwing zich op: “We de loopgraven.” zagen de massale aandacht in de aanloop naar de honderdste Quite well verjaardag van WO I natuurlijk In maart ontving Piet Chielens de aankomen.” Al is de stormloop Davidsfonds Geschiedenisprijs. nog groter dan verwacht. “Dit jaar De jury loofde de respectvolle mahalen we minstens 350.000 be- nier waarop hij de oorlog tracht te zoekers. We hebben het museum herdenken. Zo is hij ook de beziemet de helft uitgebreid, maar het ler van de Namenlijst: “Die zal vanblijft krap.” Er was nóg een reden om te vernieuwen: “Op 11 november 1998 ontvingen we hier nog twaalf oud-strijders. Ruim 65% van onze bezoekers had iemand gekend die WO I had meegemaakt. Dat is gezakt tot minder dan de helft. Wij willen het wegvallen van die persoonlijke link opvangen door het verleden op een heel directe manier op te roepen. De oorlogsellende wordt tastbaar gemaakt door honder- af 4 augustus – de datum waarop den authentieke voorwerpen, van in 1914 het eerste slachtoffer viel gasmaskers tot handgranaten en – dag per dag de identiteit van verpleegsteruniformen, en door zoveel mogelijk van de 600.000 maquettes, archiefbeelden en ge- slachtoffers op ons grondgebied dramatiseerde scènes. En via een delen. Voor de inhuldiging orgaelektronische armband komen niseren we nog éénmaal een vrevoor elke bezoeker vier persoon- desconcert.” Hij vreest niet voor een overdolijke verhalen tot leven.” Zestig procent van de bezoekers sis. “Ach, de media doen al wat komt uit het buitenland. “Twee verveeld, maar het publiek nog
niet. En eigenlijk wordt het belang van de Eerste Wereldoorlog nog steeds onderschat. Het was niet alleen één van de grootste militaire conflicten ooit, het betekende ook de kiem van een nieuwe wereldorde, de opkomst van de VS als wereldleider en het begin van de onafhankelijkheid van de landen uit het Gemenebest. En door de ongelukkige afhandeling was het de rechtstreekse aanleiding voor WO II.” Welk voorwerp uit het museum raakt hemzelf het meest? “Dat is een kleine vitrine met de foto van een Brits gezin, genomen vlak voor de vader naar het front trok. Ernaast ligt een foto van zijn vrouw en kind, die hij in zijn portefeuille droeg, en die doormidden werd gereten door de granaatscherf die hem doodde. En een postkaart waarop de soldaat enkele uren voor zijn dood I am quite well heeft aangekruist
“Dat het daarom draait, mensen doodmaken en zelf doodgemaakt worden, ik kan er eigenlijk steeds minder bij ...” uit de voorgedrukte opties. Ik krijg er telkens opnieuw kippenvel van zoals dat kleine kastje het verlies uitademt dat de essentie van oorlog is. Dat het daarom draait, mensen doodmaken en zelf doodgemaakt worden. Ik kan er eigenlijk steeds minder bij ...” www.inflandersfields.be
Dagboeken Vanaf begin jaren 90 organiseerde hij als fervent folkliefhebber de Passendale Vredesconcerten en dat leidde tot het voorstel om mee te denken over de vernieuwing van het oude oorlogsmuseum. Hij tekende het scenario uit en werd vervolgens coördinator. “De zakelijk leider zorgt voor de financiën en het personeel, de conservator voor het bewaar- en aankoopbeleid en alles daartussenin is voor mij (lacht).” Uitgangspunt was ook in ’98 al het persoonlijke verhaal. “Dat was toen best vernieuwend, net als het gebruik van multimedia. We stelden de oorlogsgeschiedenis ook bewust wat diffuus voor. De historische werkelijkheid ís niet altijd Piet Chielens: “In de huisartspraktijk van mijn vader kwamen veel veteranen over de vloer, en ik hing aan de lippen van iedereen die de oorlog had meegemaakt.” (© KU Leuven | Rob Stevens) even eenduidig of rechtlijnig.”
16 Maatschappij
campuskrant
Peter Vandermeersch hoofdredacteur NRC Handelsblad (© NRC Handelsblad)
Geachte heer rector, Beste Rik, Ik schrijf je deze brief terwijl ik door het raam uitkijk over een andere universiteitsstad, Amsterdam. Ik zal maar ‘je’ zeggen, niet alleen omdat het woordje ‘u’ in Nederland enkel voor de koning lijkt weggelegd, maar ook omdat wij elkaar een beetje kennen. Wij hebben namelijk iets samen: een jaar of twaalf geleden vroeg ik jou een column te beginnen in De Standaard, de krant die ik toen leidde. Je was toen nog geen BK (Bekende Kerkjurist) en ik weet dat het mij wat overtuigingskracht kostte binnen de redactie om aan die rare snoeshaan een vaste plek te geven op de opiniepagina’s van de krant. Dat ik je vroeg om die column te schrijven (je noemde die ‘Het hellend vlak’) was niet toevallig. Ik heb me namelijk altijd verwonderd over de kloof die er in veel gevallen nog altijd bestaat tussen de universiteit en de maatschappij. Of concreet tussen de universiteit en de media. En neen, ik weet het: de universiteit is al lang geen ivoren toren meer, als ze dat ooit geweest is. Ik ken, los van jouw persoon, in Vlaanderen en Nederland tientallen mensen die een mandaat aan de universiteit combineren met politiek. Ik zie professoren die hun kennis breed uitdragen in debat- en andere programma’s. Ik weet hoeveel bruggen er zijn tussen de faculteit wetenschappen en het bedrijfsleven of de hoogleraren economie en de overheid.
En toch. Toch blijf ik mij verwonderen over een immens potentieel aan briljante (en laat ons het ook maar zeggen, nu en dan eens minder briljante) mensen aan jouw universiteit en aan al die andere universiteiten die nauwelijks een rol spelen in het maatschappelijke debat. Mensen die wat neerkijken op de collega’s die minder in de wetenschappelijke citation indices voorkomen maar wel vulgariserende werken schrijven of, nog veel erger, op televisie hun kennis uitdragen. Op collega’s die nu en dan uit hun specialisme durven kruipen, disciplines kunnen
“Ik hou van studenten en professoren die twitteren, opiniestukken schrijven in mijn krant, of op de radio hun wijsheid verkondigen. En ik hou van universiteiten die dat stimuleren.” combineren, grote lijnen trekken en met hun bevindingen aan het maatschappelijke debat deelnemen. Degenen die dat doen heb ik altijd bewonderd. Want meestal zijn het ook de beste academici. Ze weten niet alleen alles van een oorkonde uit de dertiende eeuw (ja,
ik heb zelf ooit college gevolgd over de interpuncties in Noord-Franse oorkonden uit de middeleeuwen, en zie waar het mij gebracht heeft: in Nederland!), van het higgsdeeltje of van nieuwe composietmaterialen, maar hebben de kunde en het lef om die kennis ook in breed perspectief te plaatsen en uit te dragen. Ja, ik hou dus van studenten en professoren die twitteren, opiniestukken schrijven in mijn krant, optreden in De Wereld Draait Door of bij een radioprogramma als Interne Keuken hun wijsheid verkondigen. Ik hou van universiteiten die dat stimuleren. Ik hou van rectoren die columns schrijven, uitstapjes doen naar de politiek, in de media komen en deel uitmaken van het maatschappelijke debat. Kortom, ik hou van studenten, academici en bestuurders van universiteiten die zich durven bewegen op het hellend vlak. Ik groet je hartelijk en mocht je een mooi stuk in je pen hebben zitten over Nederland: de kolommen van NRC Handelsblad staan voor je open. Peter Vandermeersch
Elke maand deelt een betekenisvolle binnen- of buitenstaander in een brief aan de rector zijn of haar visie op de rol van de KU Leuven. Deze keer: Peter Vandermeersch, historicus en hoofdredacteur van NRC Handelsblad.
Onze fotograaf Rob Stevens richt zijn lens op de mens achter de actualiteit aan de universiteit, en vuurt vrank en vrij vragen af.
Uitgelicht Altijd klaar voor een fijne mix van cultuur, stromend bier en fraai (jonk)volk betreed ik het café van museum M, één keer per week ook dat van Katechetica, de vereniging der theologen. Éénmaal jaars slechts wordt het bier daar door het proffengild geschonken en zo maak ik kennis met het – nog in opbouw zijnde – taptalent van Bert Broeckaert, prof comparatieve ethiek en programmadirecteur voor de Nederlandstalige opleidingen van de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen: “Bij ons verbeeldt de proffentap wel een beetje het goede en persoonlijke contact tussen student en prof, het voordeel aan een kleine faculteit. Dat uit zich op meerdere manieren: zo gingen de proffen tijdens de Masterweek eten met de afstuderende laatstejaars. En er is bijvoorbeeld ook de studiereis naar India die ik al zeven jaar op
poten zet: met een flinke groep studenten uit tweede en derde bach godsdienstwetenschappen en de master wereldgodsdiensten trekken we een maand lang door India. Het is een ideale manier om in contact te komen met een groot aantal wereldgodsdiensten waarvan India de bakermat is én die het land nog steeds herbergt, want in tegenstelling tot het Westen is er daar nauwelijks sprake van secularisatie. Dit jaar was het een gevarieerde groep met niet alleen twintigers, maar ook enkele veertigers. Voor sommigen is het de eerste grote reis van hun leven, dus dat levert soms een cultuurshock en alleszins een blijvende herinnering op, merken we.” Maar dorstig zijn ze ook, die studenten, dus laat ik hem, voorzien van enige tips, weer over aan het tapleerproces. www.indiablog.be
28 mei 2014
Universiteitsgeschiedenis 17
De maaltijd van toen: 60 jaar Alma
Studentenrestaurant Alma heeft 60 kaarsjes uitgeblazen. De klanten werden op 15 mei getrakteerd op een feestelijke avond met concertjes en dj-sets, onder de noemer FestivALMA. Het eerste ‘spijshuis’ voor studenten opende op 15 februari 1954 de deuren, in een pand op de Bondgenotenlaan. Rector Van Waeyenbergh wijdde het restaurant plechtig in. Overigens staat op die plaats nu een andere basisbehoefte centraal: er is een filiaal van kledingketen H&M gevestigd.
Boven: Het middagmaal van een student in 1958: soep, steak met frietjes en een eclair.
Hiernaast: Alma II, halfweg de jaren 60 © Universiteitsarchief KU Leuven
Het initiatief kwam destijds van de studenten zelf en er gingen studiebezoeken in het buitenland aan vooraf. In het restaurant konden ze ontbijten voor 6 frank, lunchen voor 24 frank, en avondmalen voor 20 frank. Het menu van begin maart 1954 leert dat je er toen onder meer terechtkon voor loze vink met Portugese saus of een gepaneerd varkenssneedje met witte bonen in roomsaus. Het eerste jaar werden er 163.673 middagmalen en 71.814 avondmalen verkocht. Ter vergelijking: nu
voorziet Alma jaarlijks ongeveer 1,1 miljoen warme maaltijden en 870.000 broodjes. In 1964 opende een tweede vestiging in de Van Evenstraat, vijf jaar later was Alma 3 een feit, in de gloednieuwe studentenwijk Arenberg in Heverlee. Inmiddels is Alma niet alleen in Leuven en Kortrijk actief, maar ook in Limburg en Mechelen, met in totaal een twintigtal vestigingen. Daarnaast is er ook een cateringservice. Na drie verlieslatende jaren kan Alma weer een positief re-
sultaat voorleggen. De recente actie ‘Koken met bier’ was een succes en de WK-kwalificatiematchen van de Rode Duivels werden onder grote belangstelling getoond op reuzenschermen. Ook tijdens het WK zelf verwacht Alma weer heel wat studenten voor de vertoningen van de wedstrijden. Daarvan was in 1954 – toen de Belgen tijdens het WK in Zwitserland de eerste ronde niet overleefden – gelukkig nog geen sprake … www.alma.be
Bovenste foto: Serveersters in Alma I aan de Bondgenotenlaan, ca. 1967-1968
Onderste foto: Alma II rond 1970 © Universiteitsarchief KU Leuven
18 Personalia
campuskrant
Boek / delen
Ludo Meyvis “Het vele werk staat lezen helaas vaak in de weg. Natuurlijk is dat jammer, maar je mag het ook niet dramatiseren. Ik lees te weinig fictie, maar daarbuiten koester ik mijn omgang met het boek wel degelijk. Thuis staan overal boeken, redelijk netjes geklasseerd. En wat ik wél lees, lees ik met overgave. Daar zitten tegenwoordig veel kunstboeken bij, maar ik schuw ook de populariserende wetenschap niet.” “Mijn huidig werk is management. Ik heb een paar jaar managementboeken gerecenseerd, en ben dus wel een beetje thuis in de wereld van de goeroes en gelijkhebbers. Daar zit veel kaf bij, maar ook wel wat juweeltjes. Ik denk aan When Giants Learn to Dance van Rosabeth Moss Kanter, over de wankele verhouding tussen behouden en innoveren in management. Het boek is al 25 jaar oud, maar blijft een goudmijn. James Belasco schreef Teaching the Elephant to Dance, over hoe je logge organisaties toch in beweging krijgt. Dat komt me in mijn bestuurswerk wel van pas. Hoewel: ik heb een gezonde argwaan tegenover deskundigen. Besturen moet je professioneel doen, maar je moet ook op je buikgevoel durven afgaan, en op een bepaald moment moet je in actie komen. Je kunt wel een boek lezen over hoe je piano moet spelen, maar er komt een moment waarop je aan de toetsen moet.”
Vindt u toch nog tijd voor creatieve literatuur? “Poëzie, beken ik eerlijk, boeit me niet. Voor mij is het zoals met sport – ik zou het liever doen dan ernaar te kijken. Een uitzondering is The Waste Land van T.S. Eliot, vooral omdat het flink wat intellectuele inspanning vraagt. Misschien lees ik later wel meer poëzie. Maar ik acht het waarschijnlijker dat ik mijn schade zal inhalen met kortverhalen. Dat zat er al vroeg in. Als kind las ik tientallen Vlaamse Filmpjes, vooral avonturenverhalen met wat ach-
“Als jong meisje was ik verliefd op de Rode Ridder, zo’n blonde held op het witte paard.” tergrond. Nu ik eraan denk: het motto van de KU Leuven, Ontdek jezelf, begin bij de wereld, roept toch eigenlijk ook een avontuur met diepgang op?” “Later las ik alles van Roald Dahl, en de originele horror van H.P. Lovecraft. En de vader van het genre: Edgar Allan Poe. Misschien wil ik me, na mijn pensioen, zelf wel eens aan een kortverhaal wagen. Ik fluister nu even: ik heb er al eentje klaar, geschreven na een bezoek aan de tandarts. Misschien is er een oorzakelijk verband.”
Benoemd of onderscheiden Op 3 april ontving emeritus professor Christopher Pollitt (Instituut voor de Overheid) een eredoctoraat van de Romanian National School of Political Science and Public Administration (SNSPA) in Boekarest. Op 24 april ontving professor Jean Poesen (Afdeling Geografie) een eredoctoraat van de Uniwersytet Marii Curie-Skłodowskiej (UMCS) in Lublin (Polen) voor zijn onderzoek naar geomorfologische processen, bodemerosie en bodemconservatie. Jingjing Zhu kreeg de Chinese Governmental Award 2013 toegekend voor haar doctoraatsstudie, uitgevoerd aan het Laboratorium voor Moleculaire
Leest u vooral Nederlands of vooral Engels? “Engels. Ik ben een anglofiel. Op een bepaald moment heb ik de Nederlandse literatuur links laten liggen. Daar zit geen waardeoordeel in: ik had er de tijd niet meer voor. Maar een Engelse roman kan nog net. Ik heb een boon voor Graham Greene, en misschien nog meer voor Muriel Spark. The Abbess of Crewe, over een klooster waar een nieuwe abdis verkozen moet worden, bevat misschien wel wat leuks voor de huidige verkiezingscontext.”
Oncologie (Centrum voor Menselijke Erfelijkheid). De prijs, waaraan een bedrag verbonden is van 6.000 dollar, werd uitgereikt door de Chinese ambassadeur. Professor Jeroen Scheerder, hoofd van de Onderzoeksgroep Sport- en Bewegingsbeleid, werd tijdens het jaarlijkse congres van de European Association for Sociology of Sport (EASS) aangesteld tot president van deze organisatie. Türk Eskiçag Bilimleri Enstitüsü, het Turkse Instituut voor Wetenschap van de Oudheid, heeft emeritus professor Marc Waelkens, bezieler van de archeologische opgravingen in Sagalassos, verkozen tot zesde erelid.
Wat leest u momenteel? “Een paar dingen tegelijk. Heel ontluisterend is In de handen van mensen van Peter Schmidt, over de beeldvorming van Christus in de loop van de geschiedenis. Daarnaast lees ik Cabinets of Curiosities, door Patrick Mauriès. Toeval of niet: ik ben jaren geleden zelf een rariteitenkabinet beginnen aanleggen, eerst met erfstukken zoals een echte gorillaschedel en een prachtige collectie van mineralen en gesteenten uit Afrika. Op reis zoek ik telkens verder naar uitbreiding – zo heb ik een hele
Professor Jean Poesen (Afdeling Geografie), professor Seppe Deckers en Stefaan Dondeyne (Afdeling Bodem- en Waterbeheer) ontvingen een Best Paper Award 2013 voor hun publicatie More people, more trees in South Eastern Tanzania: local and global drivers of land-use change, gepubliceerd in de African Geographical Review. Deze award wordt uitgereikt door de African Specialty Group (ASG) van de Association of American Geographers (AAG), de uitgever van deze review. Jonathan Raeymakers, oud-student rechtsgeleerdheid, heeft de thesisprijs gewonnen van het tijdschrift voor straf- en strafprocesrecht Nullum Crimen, voor zijn masterscriptie Schriftelijke taalbescherming bij de stukken uit het strafproces (promotor professor Raf Verstraeten).
De leeslijst van Flora carrijn When Giants Learn to Dance Rosabeth Moss Kanter
(© KU Leuven | Rob Stevens)
“Boeken met een historisch perspectief verruimen je horizon en doen je empathie groeien. En die heb je nodig in wat je doet, zeker in bestuurwerk.” Van dat laatste kan professor Flora Carrijn meespreken. Ze is academisch beheerder van de campussen van de KU Leuven in Antwerpen, Geel en Sint-Katelijne-Waver. Haar opleiding tot germaniste heeft voor een levenslange band met het boek gezorgd.
The Waste Land T.S. Eliot Vlaamse Filmpjes
rits kopieën van Griekse vaasjes en zelf geraapte stenen uit het Midden-Oosten. Ik wil gauw ook beginnen in History of Western Science van John Gribbin, in een uitgave van de Folio Society, een Britse reeks met edities van mooie en belangrijke boeken. Daar koop ik er heel veel van.” Dat klinkt als een bibliotheek van iemand met veel historische belangstelling … “Ja, dat klopt. Ik vind trouwens dat we die ook bij onze studenten mogen aanwakkeren, desnoods in de vorm van een canon. Welke titels daarin moeten, valt nog te bespreken, maar ik denk zeker aan rijke boeken als Civilisation van Kenneth Clark, of A Study of History van A.J. Toynbee. Ik vind dat iedereen een degelijk historisch perspectief nodig heeft, en dat mag best wat encyclopedisch ingevuld zijn. Dat verruimt je horizon en doet je empathie groeien. Die heb je nodig in wat je doet, zeker ook in bestuurswerk.” Het mag ook minder ernstig. Welke guilty pleasures wenst u spontaan te bekennen? “Ik heb nog al mijn strips van Suske en Wiske. En vooral van De Rode Ridder. Ja, als jong meisje was ik verliefd op Johan, zo’n blonde held op het witte paard. Et alors?”
De prijs voor de Beste Masterproef uitgedeeld door SW Alumni, de alumnivereniging sociale wetenschappen, gaat dit jaar naar Nina Donvil voor haar masterproef De pensioenbescherming van oudere weduwen en weduwnaars. Vervangingsratio’s bij verweduwing in een Belgische en Europese context
Het hele oeuvre van Roald Dahl De horrorverhalen van Edgar Allan Poe en H.P. Lovecraft The Abbess of Crewe Muriel Spark De romans van Graham Greene In de handen van mensen Peter Schmidt Cabinets of Curiosities Patrick Mauriès History of Western Science John Gribbin Civilisation Kenneth Clark A Study of History A.J. Toynbee Suske en Wiske en De Rode Ridder
(promotor professor Jos Berghman). Het Groep T Ecochallenge Team heeft tijdens de Ecorace Challenge, waarbij studenten aan een race deelnamen met een zelfontwikkeld vaartuig met alternatieve aandrijving, de prijs gewonnen voor het meest innovatieve vaartuig.
In Memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van: Lene Donckers Doctoraatsstudente biomedische wetenschappen geboren op 5 februari 1989 en overleden op 6 mei 2014
28 mei 2014
Studenten 19
Droomjob zoobioloog
Zijn de verwachtingen van studenten over hun droomjob realistisch? En hoe moeten ze die felbegeerde baan te pakken krijgen? Stap één: wij regelen een ontmoeting met een alumnus die de droom beleeft. In deze aflevering: Marjo en de geneticus-onderzoeker in de dierentuin.
“Soms moet ik me inhouden om niet ‘oehoe’ te roepen” Ine Van Houdenhove Masterstudente Marjo Janssens (22) houdt van dieren: “Dankzij mijn grootvader sprak ik als kleuter al niet over een vogeltje, maar over een kool- of pimpelmees. We hadden een halve dierentuin thuis en mijn moeder had al snel door dat ze maar beter kon luisteren als ik zei dat we de gerbil of de cavia naar de dierenarts moesten brengen.” Zelf dierenarts worden heeft Marjo ook even overwogen: “Maar helaas ben ik doodsbang van honden – ik raak nog liever een slang aan. Mijn favoriete dier is de zwarte kraai, dat zijn onwaarschijnlijk intelligente dieren.” Biologie was het enige schoolvak waarbij ze niet op haar horloge keek, dus lag haar studiekeuze al vroeg vast: “Plantkunde, dierkunde, ik vind het allemaal even interessant. Ik volg de richting ecologie en mijn absolute lievelingsvak is ethologie, waarin je bestudeert waarom dieren bepaald gedrag vertonen.” Op dit moment verdiept ze zich voor haar masterproef in de wereld van de waterjuffers. “We gaan na of die beestjes beter bestand zijn tegen pesticiden naarmate ze uit een meer of minder urbane omgeving komen.” Daarvoor heeft ze – mét toestemming, want waterjuffers zijn beschermd – eigenhandig tientallen parende koppeltjes op, euh, heterdaad gevangen. “Zo kunnen we na het uitkomen van de eitjes werken met de larven. Ik heb ook volwassen waterjuffers moeten wegen en vliegtesten laten doen, en dat was toch net iets minder handig (lacht).” Of ze verder wil gaan in het onderzoek? Daar moet ze toch nog eens goed over nadenken. “Ik vrees dat het een keiharde wereld is. Wat me geweldig lijkt, is werken in een dierentuin, al heb ik nog geen flauw idee wat ik er precies zou kunnen doen ...” Dat gaan we uitzoeken in de Zoo
van Antwerpen, waar geneticusonderzoeker Peter Galbusera (44) ons binnenlaat langs de dienstingang. We staan even stil bij zijn favoriete dieren, de brilberen, werpen een blik in de keuken waar grote lappen vlees worden versneden voor de roofdieren, en volgen hem via de labo’s, waar een medewerkster en een studente aan het werk zijn, naar zijn Okapi’s zijn notoir schuwe dieren, maar dit vrouwtje maakt graag van nabij kennis met studente Marjo Jansbureau. Het raam is afgeboord sens. “Zo dichtbij ben ik nog nooit mogen komen”, zegt bioloog Peter Galbusera verbaasd. (© KU Leuven | RS) met rotsblokken en het gebeurt dat voorbijgangers er een foto van maken. “Dan moet ik me inhouden om niet voor het raam te gaan staan, me op de borst te kloppen “Zoals alle dierentuinen hou- verplaatsingsgedrag, en die resul- programma coördineert. Het zijn den we stamboekgegevens bij taten trachtten we te bevestigen notoir schuwe dieren, maar volen oehoe te roepen (lacht).” van de dieren waarvoor we het door genetisch onderzoek van gens verzorgster Sofie heeft haar Kartonnen dozen kweekprogramma coördineren. stalen die we verzamelden. We naamgenote een ongewoon rusPeter studeerde dierkunde aan Daaruit kunnen we afleiden hoe- proberen ook een genetische link tig temperament. Ook voor Peter de KU Leuven en werkte na zijn veel dieren er moeten worden te leggen tussen onze aapjes en is dit een nieuwe ervaring: “Zo doctoraat een aantal jaar aan de geboren om de soort in stand te de populatie in het wild.” dichtbij ben ik nog niet mogen UA: “Daar deed ik af en toe een houden en welke dieren we met “Verder onderzoeken we bij- komen.” De verse wilgentak die kleine opdracht voor de Zoo, en elkaar kunnen matchen. Doel is voorbeeld tot welke ondersoor- we bij wijze van relatiegeschenk sinds 2003 ben ik hier verbonden steeds om een genetisch diverse ten onze soldatenara’s behoren, hebben meegebracht, verricht aan het Centre for Research and populatie te hebben. We hebben om te vermijden dat er hybriden wonderen: met de groene blaadConservation.” Hij is niet de enige een hele tijd geen nieuwe Kongo- ontstaan. En bij de monniksgier, jes onder haar neus blijkt okapi bioloog: “Een paar collega’s wer- pauwen mogen invoeren terwijl die men in het zuidoosten van Sofie minutenlang voor aaien vatken als curator: zij bepalen welke dieren er gehouden worden, en hoe hun leefomgeving eruit moet zien. De kartonnen dozen die je daarnet bij de brilberen zag ligStudente Marjo Janssens: gen, zijn bijvoorbeeld een vorm van enrichment, daar kunnen ze mee spelen.” Naast genetisch onderzoek neemt hij ook de coördinatie van een aantal kweekprogramma’s voor bedreigde soorten voor zijn rekening. “Met name voor de soldatenara’s – dat zijn die vo- de huidige populatie afkomstig Frankrijk probeert te herintro- baar. Zodat Marjo haar boekengels die je zonet hoorde krijsen is van slecht zes founders. Zonder duceren, hopen we via genetisch wijsheid kan aanvullen met de –, de goudkopleeuwaapjes en de nieuw bloed zit je dan na tien ge- onderzoek iets te doen aan het proefondervindelijke vaststelling dat de vacht van een okapi welKongopauwen. Mijn werk speelt neraties met inteelt.” geringe kweeksucces.” iswaar een bruinoranje smurrie zich voornamelijk af aan de com- Af en toe komt er ook veldwerk op je handen achterlaat, maar zo puter: data analyseren, publica- bij kijken. Zo is Peter onlangs Sofie de okapi ties en congressen voorbereiden, naar Brazilië geweest, waar de Op zoek naar een fotogeniek en zacht aanvoelt als fluweel ... vandaan relatief ongevaarlijk beest be- www.zooantwerpen.be/nl/ afstemmen met andere dieren- goudkopleeuwaapjes tuinen. Ook onderzoeksmiddelen komen. “We wilden nagaan of de treden we, na onze schoenen te natuurbehoud-binnen-de-zoo aanvragen hoort erbij, en een klei- populaties niet geïsoleerd raken hebben gedipt in een ontsmetne lesopdracht aan de UA. Of een door de versnippering van hun tende vloeistof, het verblijf van de Ben jij een student die een droomdoctoraat noodzakelijk is voor habitat, met inteelt als gevolg. okapi’s – nog een bedreigde dier- job voor ogen heeft? Laat het ons Daarom analyseerden we hun soort waarvoor de Zoo een kweek- weten via
[email protected] deze job? Ja, toch wel, vind ik.”
“Als kleuter sprak ik al niet over een vogeltje, maar over een kool- of pimpelmees.”
20 Buitenkant
campuskrant
(© Michael De Lausnay)
Opvliegend baasje
Deze valk gunt onze fotograaf nog een intense blik voor hij het luchtruim kiest. De workshop valkenieren was één van de activiteiten op een personeelsfeest dat in het teken stond van de 150ste verjaardag van de ingenieursopleiding. Op vrijdag 23 mei konden medewerkers van de Faculteit Ingenieurswetenschappen in het Kasteelpark Arenberg ook terecht voor workshops circustechnieken, beeldhouwen en recycl’art. Er werd gesport, een stadswandeling toonde de sporen van 150 jaar ingenieurs in Leuven, en ’s avonds was er een barbecue met livemuziek van bands die ingenieurs in de rangen hebben.
gevonden:
VOORWERP
Elke maand gaan we op zoek naar het verhaal achter een opmerkelijk voorwerp dat zich ergens binnen de muren van de universiteit bevindt. Aan de ingang van het Geo-Instituut in Heverlee staat een intrigerend trio fossielen. Het zijn versteende boomstronken van zo’n 56 miljoen jaar oud, weet paleontoloog professor Robert Speijer: “Overblijfselen van een moerasbos in de buurt van Hoegaarden. Mogelijk maakte dat deel uit van een groter woud – in Overlaar, Oorbeek en Wommersom zijn gelijkaardige stronken gevonden.” Het hout wordt Glyptostroboxylon genoemd omdat het sterk lijkt op dat van de Chinese moerascipres Glyptostrobus, die voorkomt in Zuidoost-Azië. Gelijkaardige bomen, van het geslacht Taxodium, zie je in de moerassen in het zuidoosten van de VS. Het zijn coniferen die tot duizend jaar oud en 45 meter hoog worden, en waarvan de stam een omtrek van vijf meter kan bereiken. Aan de oever van de Dijle op onze campus staan trouwens ook enkele – aangeplante – moerascipressen – ik kan ze helaas net niet zien vanuit mijn kantoor (lacht).” “Onze stronken dateren uit het Paleoceen-Eocene thermische maximum of PETM, een tijd waarin de aarde plotseling snel opwarmde. Er heerste in onze
streken een subtropisch vochtig klimaat, met een gemiddelde temperatuur van zeker 25 graden. De zeespiegel lag door het ontbreken van ijskappen veel hoger, en daardoor waren grote delen van West-Europa met water bedekt.” Moerascipressen staan met het onderste deel van de stam in ondiep water en dat verklaart waarom deze delen zijn versteend, in hun oorspronkelijke verticale positie. “Opgelost silica in het grondwater, vermoedelijk afkomstig van kiezelige fossielen in de ondergrond, heeft het hout na het afsterven van de boom heel langzaam, molecule per molecule, omgezet in kiezel, terwijl het hogere deel van de bomen, dat niet door zo’n sedimentlaag was beschermd, is weggerot. Bij die verkiezeling bleef de houtstructuur volledig bewaard. Zo zijn de groeiringen vaak nog duidelijk te onderscheiden.” “Een deel van de bomen kwam al in 1970 aan het licht, bij de aanleg van de E40, maar kon toen niet worden gered. Bij de aanleg van de hst-lijn Brussel-Keulen, in 2000, werd wel een groot aan-
tal stronken uitgegraven en bewaard. Sommige exemplaren waren een ton zwaar ... Op de site in Hoegaarden werd een geopark ingericht, je kan er een aantal stronken in situ bekijken.” En drie stronken kwamen dus terecht in Heverlee. “Wij bestuderen hier onder meer de relatie tussen klimatologische en biologische veranderingen tijdens het PETM, aan de hand van sedimentaire afzettingen in verschillende gebieden wereldwijd. Welke organismen stierven uit, welke migreerden en welke hadden juist voordeel bij de opwarming? Tot de laatste groep behoort één van onze vroegste voorouders, het aapje Teilhardina, dat tijdens deze periode zijn woongebied van Zuidoost-Azië wist uit te breiden tot Noord-Amerika en Europa – er zijn tandjes teruggevonden in Dormaal, tussen Tienen en Sint-Truiden. Dat was een belangrijke stap in de opkomst en bloei van de primaten tijdens het vroege Eoceen. Heel bijzonder dat we zo dichtbij huis net uit dié periode overblijfselen hebben teruggevonden ...” Ine Van Houdenhove
Paleontoloog Robert Speijer met een krasse knar: een 56 miljoen jaar oude versteende boomstronk.
(© KU Leuven | RS)