BIND middel Personeelsblad Stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel
Jaargang 4 #8, april 2016
k e i l b u p s n O
ooada.nl
nderink e o K l j i T Interview leren a n g i s s r e eut Slimme kl ap baar h e B ■ e j t rri Gekke Ge der wijs n pa ssend o ek op i l b u p s r e iv Een heel d ter, de BOE en ks De Schole ok st De Spring
VERtekenen
Inhoud Ons Publiek
2
2 VERtekenen
3 VERleiden
4 VERgezicht
6 VERbeelden
Cartoon
Voorwoord
Interview met Tijl Koenderink
Inhoud
Colofon
Ons publiek Kinderen van De Scholekster
7 VERdiepen
8 VERdiepen
Slimme kleuters snel signaleren
Ik ben gekke Gerritje niet!
12 VERdelen
14 VERrassen
Een heel divers publiek
Bevlogen en mondig
15 VERspreken
16 VERbeelden
16 VERvolg
Column Prinsen en prinsesjes
Onze OOadAscholen
Thema volgende uitgave
VERleiden
Onze pappenheimers
BINDMIDDEL is het personeelsblad van Stichting Openbaar Onderwijs a/d Amstel jaargang 4 #8, april 2016 De redactie Maaike Sluijter Coördinator IB-netwerk Schoolleider van De Springstok Ronald Blikman Schoolleider van de 2e Daltonschool Marianne Rozendaal Leerkracht en taalspecialist op De Kleine Reus Marjan de Smit Schoolleider van de Olympiaschool Tima Baar Personeelsadviseur OOadA Taco Stroo Algemeen beleidsmedewerker OOadA Wijnand Gijzen Externe onderwijsadviseur en auteur van verschillende artikelen Ontwerp Lilian de Jong Toewan Grafische Communicatie Fotografie Rob Wolthuis en Marianne Rozendaal Eindredactie
Taco Stroo
Druk
Raddraaier BV
Bindmiddel is gedrukt op papier afkomstig uit verantwoord beheerde bossen Zie voor een digitale versie van het blad: www.openbaaronderwijsaandeamstel.nl
Het aanbod beter laten aansluiten op de schoolpopulatie. Dat is één van de ambities uit ons strategisch beleidsplan. Maar wat is ons publiek eigenlijk? Wat kunnen onze kinderen aan? Wat hebben ze nodig? Wat betekent dat dan weer voor het aanbod en de methodes die gebruikt worden? Hoe kun je dat in de klas nog behapbaar houden? Daar gaat deze editie van Bindmiddel over. Onze scholen krijgen te maken met kinderen die meer- of hoogbegaafd zijn. Waarschijnlijk meer dan op scholen in andere delen van Amsterdam. Dat vraagt echt een andere begeleiding. Op al onze scholen gebeurt er onder leiding van HB-specialisten veel op dit punt. In een interview met Tijl Koenderink, expert op dit gebied, kun je lezen welke begeleiding succesvol is voor deze kinderen. Uit onderzoek blijkt dat meer- of hoogbegaafde kinderen zich na 6 weken al aanpassen aan het niveau van de andere kinderen. We moeten er dus vroeg bij zijn om juist jonge kinderen goed te kunnen begeleiden. In een artikel van Maaike Sluijter lees je alles over vroegsignalering. Hoe werkt dat? Welke instrumenten zijn er? Wat kun je deze kinderen dan vervolgens bieden? Niet alle begaafde kinderen kunnen naar een plusgroep of Day a Week. Dat heeft met geld te maken. Wat doe je dan voor die kinderen? Bovendien moeten de kinderen die wel mogen, de rest van de week in de gewone klas functioneren. Wat doe je dan? Wijnand Gijzen is onderwijsadviseur en medegrondlegger van het concept Opbrengstgericht Passend Onderwijs (OPO). Wat dat is, hoe je daardoor het basisaanbod beter afstemt op de populatie en het onderwijs ook nog behapbaar houdt, legt hij uit in een inspirerend artikel. Maar wat nu als je een sterke leerling bent èn Nederlands niet je moedertaal is, bijvoorbeeld omdat je ouders expats zijn? In een artikel van Ronald Blikman lees je hoe een aantal van onze scholen daarmee omgaat. Uiteraard heeft onze columnist Geert-Jan de Breij weer een tegendraadse kijk op dit onderwerp en maakt Marianne Roozendaal een fraai portret uit de dagelijkse praktijk. Kinderen doelgericht begeleiden in hun ontwikkeling, dat is onze opdracht. Hopelijk draagt deze editie van Bindmiddel ertoe bij dat we meer grip krijgen op onze schoolpopulatie. Marilene Streefland en Herbert de Bruijne College van Bestuur 3
‘ standaard de nerds met
‘
VERgezicht
Het zijn niet
een brilletje
Tijl Koenderink over cognitief getalenteerde leerlingen Het onderwijs aan meer- en hoogbegaafde leerlingen komt steeds hoger op de agenda in het basisonderwijs. Maar hoe richt je je aanbod in voor deze groep leerlingen? En wat zijn daarbij succesfactoren en valkuilen? Tijl Koenderink, specialist hoogbegaafdheid bij Novilo, vertelt: ‘Het is belangrijk om te realiseren dat meer- en hoogbegaafde leerlingen geen homogene groep vormen. Het zijn niet standaard de nerds met een brilletje.’ Wat is jouw visie op meer- en hoogbegaafdheid? ‘Als je spreekt over hoogbegaafdheid, kom je in een moeras van definities terecht. Daarom heb ik het liever over cognitief getalenteerde leerlingen. Het zijn leerlingen die op een andere manier over de wereld nadenken en dat heeft gevolgen. Een cognitief talent is anders dan een talent voor bijvoorbeeld voetballen. Een kind dat goed kan voetballen, komt in een team passend bij zijn leeftijd en niveau. Dat geldt vaak niet voor cognitief getalenteerde leerlingen. Zij hebben een hoger niveau dan leeftijdsgenoten en vinden daarom moeilijk aansluiting.’
Wat zijn de gevolgen voor deze leerlingen? ‘Het is belangrijk om te realiseren dat meer- en hoogbegaafde leerlingen geen homogene groep vormen. Het zijn niet standaard de nerds met een brilletje. Sommige leerlingen passen wel goed in het schoolsysteem, maar willen vooral niet opvallen. Toch vormt de stof geen uitdaging voor ze, waardoor ze zich gaan vervelen. Andere leerlingen hebben meer moeite met het aanpassen aan het schoolsysteem of hebben aanvullende moeilijkheden, zoals dyslexie of een gedragsstoornis.’
‘SUCCESFACTOREN EN VALKUILEN’
4
Wat vind je van de aanpak van scholen op dit moment? ‘De aanpak voor cognitief getalenteerde leerlingen is de afgelopen jaren enorm vooruitgegaan. Er is veel aandacht voor deze groep vanuit het ministerie, de inspectie, besturen en de scholen zelf. Natuurlijk is er wel variatie in de aanpak en is de ene school al verder dan de andere. Scholen met een hoge uitstroom hebben lang juist minder differentiatie geboden, omdat de inspectie toch wel blij was met de resultaten. Maar nu er ook vanuit de inspectie veel aandacht voor de tien procent beste leerlingen van een school is, werken alle scholen nu bewust aan een goede aanpak.’
Hoe sta je tegenover bijvoorbeeld verrijken, verdiepen, compacten of versnellen? ‘Het eerste wat je als school doet, is de methode op de juiste manier inzetten. De meeste methodes bieden mogelijkheden voor compacten en verdiepen. Maar het is goed je er bewust van te zijn dat deze stof net op havo/vwo-niveau zit en dat cognitief getalenteerde leerlingen nog meer extra uitdaging nodig hebben. Daarom is het belangrijk om ook ander verrijkingsmateriaal in te zetten, zo gepland en passend mogelijk. Ik ben niet per definitie voor versnellen. Het is geen doel op zich om kinderen zo snel mogelijk door hun schooltijd te krijgen. Beter is het om goed te kijken naar de ondersteuningsbehoeften van de leerling en welke stof daar het beste op aansluit.’
‘VERRIJKEN, VERDIEPEN, COMPACTEN OF VERSNELLEN’
Wat zijn de valkuilen voor scholen? ‘De valkuilen liggen met name in de relatie met ouders. Omdat er een kleine groep ouders is die overbetrokken is en denkt dat ze hun kind helpen door hen zo hoog mogelijk te krijgen in het onderwijs, worden andere ouders soms niet meer serieus genomen. Terwijl deze ouders echt zien dat hun kind talent heeft en thuis als 4-jarige al Harry Potter voorlas. Als er een discussie ontstaat tussen ouders en school over wat een kind thuis kan, maar niet op school laat zien, adviseer ik om de ouders een filmpje te laten maken. Zo kan de school open in gesprek met het kind om te zorgen dat het ook op school gaat laten zien wat zijn of haar talent is.’
Hoe zie jij het aanbod in de klas voor cognitief getalenteerde kinderen? ‘Het is belangrijk om rekening te houden met drie niveaus. Ten eerste het basisniveau, waarbij de leerlingen moeilijkere stof krijgen aangeboden. Vervolgens is er het niveau van de vaardigheden, het leren leren, maar ook plannen en organiseren. En ten slotte het niveau van de levenshouding: hoe ga je om met bijvoorbeeld tegenslagen? Als je als school op tijd en passende, complexe stof aanbiedt, leren de kinderen vanzelf de vaardigheden om met die stof om te gaan.’
En wat zijn juist de succesfactoren? ‘Het is essentieel dat bijvoorbeeld de intern begeleider, maar ook de leerkrachten voldoende kennis hebben van hoogbegaafdheid om snel te kunnen signaleren. En om slim en goed te organiseren in de klassen. Gebruik een weektaak, zet de methode op de juiste manier in en leg verrijkingsmateriaal, uitgewerkt in leerlijnen, klaar in de klas. Zo wordt het laagdrempelig om aan te sluiten op het niveau van de kinderen en passend onderwijs te verzorgen.’ door Maaike Sluijter
WIE IS TIJL KOENDERINK? Tijl Koenderink is expert op het gebied van cognitief getalenteerde kinderen. Hij is oprichter van Novilo, een organisatie voor talentbegeleiding van leerlingen. Ook schreef hij de boeken ‘De 7 uitdagingen’ en ‘Is het voor een cijfer?’. Meer informatie? novilo.nl 5
Ons publiek Dit zijn onze kinderen. Verschillend in achtergrond, maar allemaal kinderen uit de grote stad.
Met dank aan directie, leerkrachten en kinderen van 9 e Montessorischool De Scholekster
VERbeelden
Hun thuis is meestal groot, soms heel klein.
6
Vaak een veilige haven, maar af en toe ook niet. De meesten hebben een voorsprong. Anderen worstelen om bij te blijven. Ze vallen vaker op dan niet. Het zijn onze kinderen. Ze kunnen veel, ze zijn uniek.
Zes Gouden Regels Alle leerkrachten kennen ze wel. Kleuters van wie de ouders bij de start op school al zeggen dat ze misschien hoogbegaafd zijn. De
VERdiepen
Slimme kleuters snel signaleren
kinderen praten met mooie volzinnen, kunnen goed ‘terugtellen’ en stellen onophoudelijk vragen. Het is belangrijk om snel met deze kleuters aan de slag te gaan. Maar hoe? De zes Gouden Regels helpen je op weg.
Signaleer een ontwikkelingsvoorsprong op tijd
Wees alert op aanpassen en onderpresteren
Vroegsignalering is belangrijk, omdat kleuters zich snel aanpassen aan de andere kinderen in de groep. “Als je als leerkracht niet aansluit bij het niveau van een kind, is er een kans dat het kind niet laat zien wat het eigenlijk kan. En signaleer je een slimme kleuter niet, dan is er een risico op het ontwikkelen van faalangst, onderpresteren of ongezond perfectionisme”, vertelt Cora Hansen, trainer van Novilo, een organisatie die scholen begeleidt bij het geven van onderwijs aan getalenteerde en hoogbegaafde leerlingen.
“Niet alle kleuters laten zichzelf zien, omdat ze niet willen opvallen. Kleuters tekenen bijvoorbeeld anders dan thuis. Op school laten ze alleen ‘koppoters’ zien, terwijl ze thuis juist creatieve tekeningen maken. Of thuis lezen ze al en op school niet. Bij kleuters is onderpresteren moeilijk te observeren, omdat ze zich hetzelfde gedragen als de anderen. Maar het is wel belangrijk er alert op te zijn, want het is moeilijk te keren.”
Neem ouders serieus Cora: “Het belangrijkste is om de lijn met ouders kort te houden. Voer op tijd het wengesprek en vraag door op bijzonderheden die kunnen wijzen op een ontwikkelingsvoorsprong. Zo’n gesprek is het startpunt. Je weet als leerkracht waar je kunt aansluiten en uitdagen. Daarnaast is het fijn als je als school proactief bent en aangeeft dat er aandacht is voor een ontwikkelingsvoorsprong, bijvoorbeeld tijdens een informatieavond, in de schoolgids of tijdens het wengesprek. Soms voelen ouders namelijk een drempel om het aan te kaarten.”
Spreek de taal der bemoediging “Je bent als leerkracht snel geneigd hoge verwachtingen uit te spreken: ‘ik weet zeker dat je dit kan’. Voor een slimme kleuter kan zo’n uitspraak de drempel juist verhogen. Het denkt dan: ‘als het niet lukt, ben ik dan nog steeds knap?’ Daarom is het beter om te zeggen: ‘ga het maar proberen’. Je geeft dan een bemoediging op de inzet.”
Stel eisen “Als je eisen stelt, zorg je ervoor dat kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong tegen hun frustratieniveau aanlopen. Binnen het normale aanbod komen ze dat niet tegen, maar ze moeten er wel mee leren omgaan. Een goede manier is om zogenaamde ‘smartgames’ in te zetten, deze lopen op in moeilijkheidsgraad.”
Laat ze spelen! “Slimme kleuters zitten veel in hun hoofd. Het zijn vaak echte denkers en ze kunnen al goed reflecteren. Maar vergeet niet dat handelend bezig zijn ook voor deze kinderen belangrijk is. Je kunt ze uitdagen in hun spel door bijvoorbeeld een interessante ontdekhoek in te richten.” door Maaike Sluijter
Dit artikel is mede tot stand gekomen door Novilo. Meer informatie: novilo.nl Andere interessante websites ■ poissonrouge.com ■ slimmekleuters.nl ■ lesmateriaalvoorhoogbegaafden.com 7
Ik ben gekke Gerritje niet! EEN PLEIDOOI VOOR BEHAPBAAR
8
Heb je als leerkracht het gevoel dat je vele schoteltjes
VERdiepen
PASSEND ONDERWIJS in de lucht moet houden? Dan ben je niet de enige. Veel leerkrachten denken dat de komst van passend onderwijs het werk alleen maar complexer heeft gemaakt. Maar is dat werkelijk zo? Daarover lopen de meningen uiteen. Een belangrijkere vraag is: Hoe houd je het onderwijs behapbaar? Het antwoord hierop vormt de kern van dit artikel. “Elk kind is uniek, maar dat betekent niet dat een eigen leerprogramma nodig, mogelijk of zelfs maar wenselijk is.”* Mee eens? Mag ik je uitnodigen de quotes van je collega’s eens door een andere bril te bekijken?
“Passend onderwijs heeft ervoor gezorgd dat ik lijvige groepsplannen moet schrijven.”
Ja, dat klopt. Maar daarnaast is er nóg een oorzaak: de maatschappelijke tendens om het beroepsmatig handelen van professionals te plannen, te controleren en te verantwoorden. Dat gebeurt in de zorg, bij de politie, in bedrijven, en ook in het onderwijs. We doen hier als burgers met z’n allen aan mee. Als je in het ziekenhuis een behandeling moet ondergaan, wil je ook dat de arts planmatig handelt, jouw genezing monitort en dat hij of zij zich verantwoordt. Waarom mag een arts dat niet van de leerkracht van zijn kind verwachten? Deze maatschappelijke tendens is onvermijdelijk, en dus mogen we het doel van het groepsplan niet overboord gooien, maar het plan zelf wel. Als het gaat over groepsplannen heb ik een hoopvolle boodschap voor je: de groepsplanloze basisschool! Met deze werkwijze gaat de focus van elke leerkracht terug naar het oorspronkelijke doel: het bieden van opbrengstgericht en passend onderwijs. Het groepsplan wordt vervangen door een beperkt aantal interventies die op één A4 te noteren zijn. Dit zijn kernachtige groeps- en individuele maatregelen (voor de duur van minimaal 3 maanden) die een aanpassing zijn op het standaard onderwijsaanbod. Dit aanbod moet op schoolniveau natuurlijk wel passend gemaakt zijn op de leerlingpopulatie, want dan profiteren de meeste groepen en de meeste leerlingen hiervan. Anders blijf je ‘dweilen met de kraan open’. In praktijk zijn er niet veel interventies nodig, want de meeste leerlingen doen het prima binnen een gedifferentieerd onderwijsaanbod dat elke leerkracht hen dagelijks biedt.
* Dit is een citaat van Chris Struiksma in Focus op Feiten (2012). Rotterdam: CED-Groep.
9
Ik ben gekke Gerritje niet! EEN PLEIDOOI VOOR BEHAPBAAR PASSEND ONDERWIJS
“Leuk al die verschillende onderwijsbehoeftes, maar hoe houd ik het overzicht?”
Wie kijkt naar de verschillen, ziet door de bomen het bos niet meer. Je kunt beter naar de overeenkomsten kijken. Onderwijs is immers een groepsgewijs proces waarbij leerlingen van en met elkaar leren. Het benoemen van onderwijsbehoeften is in veel gevallen een zinloze bezigheid, want ze zullen weinig veranderen. Ik zou zeggen: ga alleen de onderwijsbehoeften benoemen als je te maken hebt met een leerling die onvoldoende profiteert van het onderwijs. Dat is het geval als een leerling te weinig vaardigheidsgroei doormaakt, als hij leerdoelen niet beheerst of als hij niet betrokken is. Deze drie responsen zeggen je of het onderwijs opbrengstgericht en passend is geweest. Hoe meer het onderwijsaanbod van de school passend is voor haar leerlingpopulatie, hoe meer leerlingen een voldoende respons laten zien. Alléén voor de leerlingen met een onvoldoende respons onderzoek je de onderwijsbehoeften en besluit je of er écht een interventie nodig is. Je houdt dus overzicht als je uitgaat van de responsen. Veel meer dan als je kijkt naar de onderwijsbehoeften van elk kind.
“Alle kinderen zijn anders. Het gaat toch om de ontwikkeling van elk individu?” Ja, natuurlijk. Als je onderwijsaanbod bestaat uit een drieslag – een basisaanpak, een verrijkte aanpak of een geïntensiveerde aanpak – dan is er voor het overgrote deel van de leerlingen iets te halen. Vergelijk het hier eens mee; met drie kinderen in de leeftijd van 3, 6 en 8 jaar kies je toch ook voor een pretpark waar voor elk ‘wat wils’ is? Als je
“Als het kind niet goed reageert op mijn instructie, zal het extra ondersteund moeten worden.” 10
thuiskomt, weet je dat elk kind soms even heeft moeten wachten op de ander. Maar als ze allemaal tevreden zijn, is het toch goed geweest? De respons is dan voldoende. Laten we ons vooral niet verliezen in het individu. Bouwers van digitale leermiddelen, politici, beleidsmakers, ze nemen allemaal de leerling als
uitgangpunt. Het beeld dat geschetst wordt, is dat elke leerling een op hem toegesneden onderwijsprogramma volgt. Wees eens eerlijk, staat in ‘jouw’ schoolgids ook niet dat elk kind zich op zijn eigen niveau moet kunnen ontwikkelen? Een kwestie van: de ouders verwachten het, de school suggereert het. Iets om over na te denken.
Tuurlijk, dat doe je goed. De meeste ondersteuning vindt plaats in wat we wel de geïntensiveerde aanpak noemen. Deze aanpak is flexibel. Je neemt leerlingen bij de instructietafel als je ziet dat ze leerdoelen onvoldoende (gaan) beheersen. Deze manier van werken wil niet zeggen dat je dit ook moet vastleggen in een groepsplan (of in een interventie). Het is namelijk de manier waarop je altijd al omgaat met verschillen binnen je groep. Als je op schoolniveau met je collega’s beschrijft wat het standaardaanbod aan alle leerlingen is (inclusief de differentiatie), dan kun je in je halfjaarlijkse planning beperken tot de interventies, de structurele aanpassingen, die écht nodig zijn om het onderwijs in jouw groep opbrengstgericht en passend te maken.
te makkelijk. Best wel tijdrovend om voor die kinderen uitdagende klaaropdrachten te verzinnen. Ik geef ze een opdracht, dan zijn ze lekker bezig, maar het is de kunst om zinvolle leeractiviteiten aan te bieden.”
VERdiepen VERvolg
“Voor veel leerlingen is de methode
Dat klopt. Als je echter veel leerlingen hebt die uitdagende leerstof nodig hebben, dan zul je je moeten afvragen of je het onderwijs wel passend hebt gemaakt op de grootste gemene deler, de middenmoot, van je groep. Waarom bied je in je basisaanpak dan geen verrijking aan, waarop je instructie geeft? Dan bedien je een groter deel van de groep en zal elke leerling ervan profiteren. Voor de zwakkere leerlingen haal je de verrijking er weer af, en voor de leerlingen aan de bovenzijde heb je drie mogelijkheden: nog verder verrijken, versnellen of verbreden. Dit zijn keuzes die je in samenspraak met je collega’s moet maken.
Gekke Gerritje De antwoorden op de vijf quotes zijn ingegeven vanuit een zestal uitgangspunten die de basis vormen van het denk- en werkwijze van opbrengstgericht passend onderwijs. Impliciet zijn hier onder andere school > groep > leerling en de middenmoot als vertrekpunt aan de orde gekomen. Ik wil je uitnodigen om publicaties te lezen die de komende tijd uitkomen (zie onder). Met name de publicatie die half april uitkomt. Hierin worden de zes uitgangspunten aan de hand van een praktijkcasus geïllustreerd. Van jou als leerkracht mag verwacht worden dat je opbrengstgericht en passend onderwijs biedt. Dat is niet hetzelfde als geïndividualiseerd onderwijs. Het is niet goed voor de leerlingen – zij leren immers van en met elkaar – en niet goed voor de leerkracht. Een leerkracht die het overzicht verliest, gaat slechter les geven. Dat weten we allemaal. We zijn gekke Gerritje niet. Passend onderwijs moet vooral behapbaar blijven. Doe je mee? door Wijnand Gijzen, onderwijsadviseur
Verwachte publicaties Half april 2016: Passend onderwijs maak je zó (en het is nog opbrengstgericht ook)! Een praktijkvoorbeeld van en voor de leerkracht. Gijzen en Jimenez. Herfst 2016: De groepsplanloze basisschool. Less is more! Gijzen en Van Hasselt. Zie ook: www.groepsplanloos.nl. De zes uitgangspunten van opbrengstgericht passend onderwijs, zie: www.masterclassopo.nl. 11
VERdelen
Een heel divers publiek Evi, Nadia, Adam en Maiya zitten alle vier, voorovergebogen en met de punt van hun tong uit de mond, te werken aan tafel. Ze maken een
verjaardagskaart.
“Voor
de
eekhoorn”, zegt Adam. “Die is jarig geweest.” “Lieve Eekhoorn”, zo is hij zijn tekst op de kaart begonnen. Op de andere kant van de kaart heeft hij een ‘echte’ taart gemaakt, met vier kaarsjes. Evi, Maiya, Adam en Nadia De vier kinderen doen mee aan de Talentenschool. Op de vrije woensdagmiddag, na schooltijd, zijn zij nog anderhalf uur bezig met verschillende taalactiviteiten. “Omdat we dat leuk vinden”, zegt blonde Evi. “En omdat je er veel van kunt leren”, zegt Maiya, die een Pakistaanse vader en Nederlandse moeder heeft. De vier kinderen zitten in groep 3 van Basisschool Oostelijke Eilanden (BOE).
“maar soms ook omdat ze geen plezier in taallessen hebben terwijl hun prestaties wel goed zijn. Ons voornaamste doel is dan ook dat kinderen vertrouwen en plezier krijgen in taal.” De diversiteit tussen de kinderen is groot. “Het is ingewikkeld om het Talentschoolkind te typeren”, zegt Elsbeth. “Het zijn in ieder geval kinderen die om wat voor reden dan ook er tegenaan lopen dat het op school niet zo soepel loopt. Er zijn kinderen die tweede of derde generatie buitenlandse ouders hebben, of die tweetalig dan wel drietalig worden opgevoed, wat in zo’n beginperiode van het leren lezen en schrijven best wel lastig kan zijn.” De BOE kent sowieso een zeer divers publiek. Pia van Til, intern begeleider op de BOE, heeft hier wel een verklaring voor: “Tot 1990 was dit een arme wijk. Vanaf die tijd is er een flink aantal nieuwbouwprojecten ontwikkeld waar sociaal-economisch sterke gezinnen zijn komen wonen, hoogopgeleide tweeverdieners met een ruime woning. Maar ook het oude deel van de wijk, van oudsher kleine woningen met grote gezinnen, bestaat nog steeds. Dit maakt dat wij een grote groep leerlingen hebben die bovengemiddeld presteren, zo’n 70% op havo/vwo-niveau. De zogenaamde ‘middenstroom’ is erg ondervertegenwoordigd maar de ‘onderstroom’ is weer vrij breed.”
Soufyan, deelnemer aan de Talentenschool Elsbeth Bult is programmaleider van de Talentenschool. Deze naschoolse activiteit op de BOE is bedoeld voor kinderen die gebaat zijn bij extra taal- en leesaanbod. “Omdat ze een achterstand hebben”, zegt Elsbeth, 12
Maiya heeft haar ‘eekhoornkaart’ inmiddels af. Ze laat het met trots zien. “We hebben Maiya aangemeld omdat we ons zorgen maakten over haar prestaties”, zegt de moeder van Maiya. “Ze is nu bezig met de derde les, en het is in ieder geval al heel erg fijn te zien hoeveel plezier ze hier heeft.”
Vanaf de BOE fietsen we een stukje zuidelijker, naar De Pijp. Daar is in het Jan van der Heijdenhuis basisschool De Springstok gevestigd. “Ons publiek is heel erg gemêleerd”, vertelt Ruth Boeijinga, hier sinds drie jaar leerkracht in groep 6. “Sociaal-economisch gezien en ook wat betreft de culturele achtergronden. Daarin hebben we alle soorten: Nederlands, Marokkaans, maar in mijn klas zit bijvoorbeeld ook een jongen wiens vader uit Engeland komt en een jongen met een Duitse achtergrond.” En dan zijn er ook nog de grote verschillen in het niveau van de kinderen. Op de Springstok stromen de kinderen na groep 8 uit naar het praktijkonderwijs en naar het gymnasium. En alles daar tussenin. Hoe ga je hier in de klas mee om als leerkracht?
‘EEN AFSPIEGELING VAN DE AMSTERDAMSE MAATSCHAPPIJ’
Nizar, uit de klas van Ruth vindt het soms wat moeilijk op z’n stoel te blijven zitten. vinden om op te letten tijdens de instructie. Het werken binnen ‘de normale’ drie niveaus is vaak niet haalbaar. Er zijn zwakke kinderen waar ik bij wijze van spreken de hele tijd naast zou moeten zitten, omdat het anders gewoon niet lukt. Die kinderen probeer ik nu door middel van een computerprogramma toch aanbod op hun niveau te geven. En ja, soms kom je gewoon tijd en handen tekort. Dat zeker.”
Ruth Boeijinga in gesprek met Yasmina
De klas van Ruth
Ruth: “Dat is elk jaar wel weer zoeken, ja. Met rekenen loop ik er bijvoorbeeld tegen aan dat ik eigenlijk geen klassikale instructie kan geven, want dan bereik ik maar twee of drie kinderen in de groep omdat sommigen het veel te gemakkelijk vinden, anderen begrijpen het totaal niet en er zijn ook kinderen die het sowieso heel moeilijk
“Ons publiek is echt een afspiegeling van de Amsterdamse maatschappij”, besluit Ruth. “Er zijn zo veel verschillen tussen de kinderen, maar op één of andere manier accepteren ze elkaar allemaal. Ze leren hier op school al om te gaan met alle verschillen die ze later in de maatschappij ook tegen zullen komen. Dat vind ik zo leuk om te zien.” door Ronald Blikman 13
VERrassen
BEVLOGEN EN MONDIG De leerlingenraad van De Kleine Reus kijkt terug op een schooljaar vol successen. Eerst werd hun idee om met Kerst een vluchtelingenmarkt te organiseren door alle leerkrachten gesteund. Vervolgens kregen zij alle leerlingen achter zich. Het jaar is nog niet afgelopen. Jan (groep 7) vertelt gepassioneerd en verontwaardigd dat hij iets met pesten wil: vooral de scheldwoorden over gays en homo’s zitten hem dwars. Zilver (groep 5) wil zich inzetten voor zonnepanelen. Waarop ik, verbluft door zoveel initiatief en betrokkenheid van een achtjarige, informeer: “Hier? Op onze daken?” Het enige antwoord dat daarop mogelijk is komt er zeer droog uit: “Waar anders!” Vervolgens barsten we alle drie in gelach uit om een juf die onder de indruk is en twee leerlingen die beter weten. Ze hebben het druk, want leerlingen die ergens mee zitten weten Zilver en Jan te vinden. Soms verwijzen ze door naar het luisterteam. Voelen ze zich serieus genomen door leerlingen, directie en leerkrachten? Beiden antwoorden met een volmondig ja. Wie zou deze twee niet serieus nemen? Als je zo bevlogen bent en dat vervolgens ook nog eens goed kan verwoorden! door Marianne Rozendaal 14
10
door Geert Jan de Breij, columnist Amsterdam Centrum en Zuid beginnen steeds meer op een sprookje te lijken: allemaal prinsjes en prinsesjes. “Nee, onze kleine Valentijn wil niet op tijd naar bed. Krijgt hij een driftaanval van. Daar hebben we nu een kindermediator voor.” En Belle, gebogen over de Ipad schreeuwt naar haar vader: “Pahap, ik wil geen aardbeien met haartjes.” Deze kinderen hebben ouders die hun groenten bij de groentejuwelier halen en een trapje nodig hebben om uit hun SUV te komen. Een dagje in het resort Amsterdam Centrum of Zuid en je lacht je een kriek om zoveel verwendheid en vergroeide verhoudingen. Maar goed, dat doen ze thuis. In hun reservaat mag dat. Maar het verontrustende is dat deze prinsen en prinsesjes ook de scholen aan het veroveren zijn. Ze hebben standaard een of meer zeldzame allergieën, een complexe gebruiksaanwijzing en ze zijn natuurlijk hartstikke hoogbegaafd. “Als je hem niet uitdaagt, wordt hij vervelend. Eigen schuld.” De verwende nesten duwen mokkend en dreinend hun mondige ouders richting de juf, directeur, bestuur en rechtbank.
VERspreken
0
Prinsen en prinsesjes
Of het komt omdat de scholen geen zin meer hebben in verzet weet ik niet, maar ik merk dat het onderwijsveld deze denktrant aan het overnemen is. “We moeten ze uitdagen, anders gaat het mis! Jullie moeten er meer uithalen”, brult de inspectie. Of nog erger: “De bovenkant is verwaarloosd, omdat de meeste aandacht uitging naar de kinderen die niet goed mee konden komen.” Jammer voor de woordenschat van Zakaria, maar Lieve heeft nu meer begeleiding nodig bij haar Spaanse les. Kom op zeg! Maar het wordt nog gekker. Ik snap dat het een marteling is voor een echt hoogbegaafd kind om te moeten luisteren naar het simplistisch geneuzel over een cavia in de kring, terwijl je eigenlijk wilt weten hoe men erachter kwam dat de wereld rond is. Met die kinderen moet je wat. Maar er schijnt nu een idee te zijn dat het hele onderwijsaanbod op een school op de schop moet, omdat een grote groep kinderen niet uitgedaagd wordt. Voor de duidelijkheid: dit zijn vaak kinderen die drie keer per jaar op vakantie gaan, die Petit Bateau-kleertjes verkopen op Koningsdag, die minimaal op twee sporten zitten, viool spelen, gezond eten, minimaal drie Ipads in huis hebben en die een papa en mama hebben die bakken met uitdaging kunnen kopen na schooltijd. Inderdaad, een hele zielige groep, waar je graag een lans voor breekt. Vervelen is helemaal niet erg. Het ontspant. Dat moeten kinderen ook leren. Ze komen nog voor voldoende uitdagingen in hun leven te staan. Mogen ze nog even kind zijn! Trouwens, in de echte wereld krijg je ook niet alles wat je wilt. Ik zou tegen scholen willen zeggen: ga niet lopen jagen. Doe het kalm aan met die kinderen. Laat ze gewoon weer tekenen of een stripboek lezen als ze klaar zijn. Heb ik heerlijke herinneringen aan en ik ben best goed terechtgekomen.
Column 15
Trots presenteren wij: Onze OOadA-scholen www.ooada.nl
Fotografie door Rob Wolthuis
en VERder ... Thema volgende uitgave: “Onze Passie”
Verschijning: juli 2016 Kopij vòòr 1 juni 2016 naar tacostroo@ooada.nl
VERbeelden