onafhankelijk vakblad voor sportmanagement verschijnt 5 keer per jaar erkenningsnummer P911239 april - mei 2012 - nummer 2
Interview Ariel Jacobs kampioenenmaker...of pedagoog? Streven naar optimaal bewegen ! De Nationale Loterij en sport op naar een nog duurzamer partnership Kleinschalige sportinfrastructuur in Vlaanderen
CYCLING
DEALS
‘Rijd zelf de klassiekers met een eigen Jartazi outfit’ BESTEL NU!
[email protected]
SET 1: *Shirt KM lange rits *korte broek met bretellen en gelzeem
SET 2: *Shirt LM lange rits *Body *Lange broek met bretellen
¤ 35,incl. btw
¤ 55,incl. btw
www.jartazi.com
Colofon SUPPORT magazine Onafhankelijk vakblad voor sportmanagement Een uitgave van Addmedia bvba St. Elisabethstraat 38a, 2060 Antwerpen tel. 03 270 16 46,
[email protected]
Voorwoord Het wielerpeloton raast over de kasseien, door onze contreien. De wielersport is inmiddels uitgegroeid tot een mondiaal gebeuren, maar in de maanden maart en april komt de koers weer heel even thuis. Net als de razende vaart van het peloton ontwikkelt het wielrennen zich in sneltreinvaart. Zoals gezegd is er de mondialisering, met talloze voorjaarskoersen in het Verre Oosten (Qatar, Oman), Zuid-Amerika, later op het jaar volgen nog Californië (VS), Engeland, Polen en zelfs China. Maar daarnaast ondergaat ook de omkadering en organisatie van de sport een belangrijke transformatie: de traditionele wielersponsor, - vaak een enthousiaste lokale entrepreneur/mecenas - maakt meer en meer plaats voor een bedrijfsgerichte aanpak, onder leiding van een zakelijk management. In deze SUPPORT gaan we dieper in op de evoluties in de wielersponsoring, we gaan langs bij de Nationale Loterij, leggen ons oor te luister bij de nieuwe projecten van Omega Pharma Quickstep en 1t4i Shimano, een Belgisch en een buitenlands Pro Tour Team. Ook het Belgisch voetbal nadert zijn ontknoping. Topfavoriet Anderlecht wordt al jaren geleid door coach Ariël Jacobs. Meer nog dan trainer en psycholoog is hij, in een moderne voetbalomkadering, verworden tot een soort CEO die het gehele radarwerk (een team van spelers, trainers, kinesisten, dokters, diëtisten, woordvoerder en ga zo maar door) gesmeerd doet lopen. Een indringend inzicht in de actuele aanpak van de Belgische voetbaltop. Waar is de tijd dat voetballegende Rik Coppens het zwalpende Club Brugge in het begin van de jaren ’80 moest behoeden voor degradatie … door zelf alles voor te doen. Wielrennen en voetbal dus, Vlaamser kan haast niet. Ook SUPPORT kan niet voorbij aan de twee toonaangevende sporten in Vlaanderen. Maar we kijken ook verder, dieper en blikken al een eerste maal vooruit richting Olympische Spelen (wat zijn de spelregels inzake dopingjacht?). Ook achtergrond bij hedendaagse tendensen blijven niet onbelicht, ondermeer op vlak van ethiek in de jeugdsport, de verwoede strijd om kijkers/lezers in de media en tenslotte ook het maatschappelijk belang van bewegen bij jongeren. Veel plezier met de new look SUPPORT nr 2. Peter Haenebalcke
Redactieraad de Beukelaer Philippe (Tolrip NV), Decanniere Sylvie (Bloso), Dejonghe Trudo (Lessius Associatie KU Leuven), De Ranter Pieter (KPMG), De Vos Dirk (ACV-Sporta), Dedecker Dimitri (Advocaat balie Gent), De Waele Hans (Rechtbank 1° Aanleg Gent), Frans Ludo (KPMG), Mattens Geraldine (VSF), Meganck Bart (Hof van Beroep Gent), Ornelis André (VAT), Punie Dany (ISB), Scheerder Jeroen (KUL), Sonck Ivan (VRT), Sonck Stefaan (Advocaat balie Brussel), Tielens Hilde (Van Havermaet Groenweghe Consultants), Van Branteghem Cédric (IT Integrator Edan), Van Hyfte Bart (Advocaat balie Brussel), Vanreusel Lotte (Golazo), Van Schoote Brigitte (Advocaat balie Gent), Van Steenbrugge Walter (Advocaat balie Gent), Van Thillo Pierre (Ervaringsdeskundige sport), Verheyen Marc (IBCMT), Vermeersch An (Universiteit Gent), Verschueren Jos (VUB), Versweyveld Philippe (KPMG), Wille Lut (Advocaat Balie Brugge) Ontwerp Creality Grafisch Ontwerpburo (Antwerpen) Drukwerk Schaubroeck (Nazareth) Hoofdredactie Peter Haenebalcke (Story Publishers) Eindredactie Kristof Vanderhoeven Verantwoordelijke uitgever Paul Zeguers (Addmedia) COVERFOTO tdwsport.com Info en bestellingen Addmedia, St Elisabethstraat 38A, 2060 Antwerpen Tel 03 270 16 45
[email protected] Technische fiche tweemaandelijks (met uitzondering van juli en augustus); februari, april, juni, september en november) Prijs abonnement € 95,- exclusief BTW en inclusief verzending in België en € 120,- exclusief BTW en inclusief verzending in het buitenland. Een abonnement loopt voor één jaar en wordt stilzwijgend verlengd, behoudens schriftelijke opzegging 3 maanden voorafgaand aan het einde van het lopende abonnement. © Behoudens de bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een (geautomatiseerd) gegevensbestand en/of openbaar gemaakt, op welkdanige wijze dan ook, zonder uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever en de redactie zijn niet verantwoordelijk voor de in advertenties of publireportages opgenomen teksten.
INHOUD/
5
Inhoud 3 Voorwoord
6 14
5 Inhoudsopgave 6 Interview Ariel Jacobs: kampioenenmaker...of pedagoog? 14 Streven naar optimaal bewegen 16 De Nationale Loterij en sport: op naar een nog duurzamer partnership 18 Omega Pharma - Quickstep in de the winning mood! 23 Argos Shimano: nieuw project op gevestigd fundament
18
25 Column - Trudo Dejonghe: Beneliga, feniks van de Lage Landen 26 Ethiek in/en jeugdsport 30 Kleinschalige sportinfrastructuur in Vlaamse gemeenten
23 30
34 Samenvattingen Jupiler Pro League op sporza.be in strijd met het Vlaams Mediadecreet 36 Dopingcontroles OS London 2012 38 Sport & Fiscaliteit - London 2012: Brits en Belgisch fiscaal regime 39 Sport & Recht - Start to sportrecht stap 4 40 Sport & Sponsoring - Start to sportsponsoring stap 2 42 …Intussen op Sportbizz.be
6
INTERVIEW/
SUPPORT magazine 2/2012
Interview Ariel Jacobs: kampioenenmaker... of pedagoog? Kristof Vanderhoeven Hoe ziet een toptrainer de dingen? En vooral, wat moet je juist kunnen om een goede trainer te worden? Moet je in eerste instantie een (top)voetballer geweest zijn of volstaat het om het spelletje goed te kunnen doorgronden? Anderlechtcoach Ariël Jacobs laat zijn licht schijnen op zijn eigenhandig opgestelde vragenlijst, zijn rol binnen de club en het belang van spelersvrouwen. Jacobs (58) durft na een wedstrijd of tijdens interviews al wel eens nors uit de hoek komen, maar het is een ontspannen Ariël die uitzonderlijk lang de tijd nam om ons te woord te staan. Een gesprek van twee uur en half, je maakt het niet alle dagen mee. Twee uur en half, en nog waren we niet uitgepraat. De trainer van de bekendste club van het land is dan ook een aimabel man die van vele markten thuis is. En beginnen … deed hij eenvoudigweg bij het begin.
Geen topvoetballer, wel een toptrainer “Ik ben heel toevallig in het voetbal gerold. Ik was ongeveer twaalf jaar oud toen ik er zelf voor koos om te gaan voetballen. Ik ben beginnen te voetballen omdat er buiten voetbal niets was. Van computers, games en smartphones was immers nog lang geen sprake. Het was destijds voor mij bepaald geen jongensdroom om ooit profvoetballer te worden. Dat is nu wel even anders. Als je nu op je zesde nog niet volop aan het trainen bent, heb je nog amper kans op slagen. Eigenlijk spreken we onszelf daarin tegen want enerzijds willen we allemaal dat kinderen vrij kunnen zijn om te doen waar ze zin in hebben, maar anderzijds moeten ze wel zo vroeg mogelijk beginnen te voetballen als ze het ooit tot prof willen schoppen. Vroeger leek het zo evident dat je de kans kreeg om vrij te sporten en dat je pas op je twaalfde het echte wedstrijd- en competitiegegeven leerde kennen. Maar goed, op een bepaald moment kwam ik dan bij de eerste ploeg terecht. Niet zo heel veel later voelde ik me niet goed meer bij het voetballen. En dan vind ik dat je gewoon moet stoppen, zelfs
al is het je enige hobby. Leiding geven werd al snel een obsessie voor mij. Ik merkte dat ik graag aan het roer stond en zoals zo veel trainers – al vind ik eigenlijk dat er nog steeds te weinig voor die eerste stap kiezen – ben ik begonnen als jeugdtrainer. Niet lang daarna ben ik speler-trainer in derde klasse geworden. Ik werd daar meteen in het diepe geworpen en heb daardoor op korte tijd ontzettend veel geleerd. Net omdat ik daar een schat aan ervaring heb opgedaan, heb ik het nu soms nog over die periode – ook al werk ik nu op een aanzienlijk hoger niveau.” Hij mag dan wel geen uitgesproken am-
“Jeugdsport is vaak de sluitpost in de begroting van een doorsnee club. Dat is meteen een van de redenen waarom de beste trainers daar zelden belanden.” bitie gehad hebben om profvoetballer te worden, misschien was Jacobs er wel al van jongs af aan op gebrand om een carrière als trainer uit te bouwen. Maar moet je daarvoor - idealiter - niet eerst een carrière als topvoetballer gehad hebben? “Als ik nu zeg dat je geen topvoetballer geweest hoeft te zijn om een toptrainer te worden, kan dat natuurlijk geïnterpreteerd worden als een uitspraak van een gefrustreerde man die dat alleen maar zegt net omdát hij zelf geen profcarrière als voetbalBelga Picture
INTERVIEW/
ler heeft gehad. Carrièreplanning is voor een voetballer al geen sinecure en voor een trainer is het helemaal onmogelijk. Ik heb jeugd getraind op amateurniveau – met ouders die mij vooral als kinderoppas zagen –
en vervolgens trainde ik de elitejeugd bij de KBVB. Vooraleer ik in 1998 hoofdtrainer bij RWDM werd, heb ik eerst nog jonge profvoetballers (in wording) getraind bij de nationale beloften en de U21. Tussen 2004 en 2006 heb ik de zaken als technisch directeur even van binnenuit bekeken bij Racing Genk om vervolgens toch weer als hoofden hulptrainer (bij Lokeren, Moeskroen en Anderlecht, nvdr.) aan de slag te gaan. Dat ik zo’n gevarieerd parcours heb afgelegd, heb ik altijd heel verrijkend gevonden. Het heeft me bijvoorbeeld geleerd dat de functie van hoofdtrainer tegenwoordig zo allesomvattend is dat je nergens meer expert in hoeft te zijn.”
Jeugdtrainer vs hoofdtrainer “Ik moet bijvoorbeeld geen expert in fysical coaching zijn, maar ik moet wel kunnen meepraten met mijn fysical coach om aan de hand van dat gesprek een verstandige eindbeslissing nemen. Ik moet kunnen inschatten of wat hij zegt past in het totaalconcept van hoe we op Anderlecht willen werken. De fysieke voorbereiding wordt steeds professioneler, zowel inzake filosofie als technologie. De tijd van de gewone hartslagmeters is al lang voorbij. Het evolueert zo snel - het zijn bijna GPS-systemen tegenwoordig - dus helemaal mee zijn met die nieuwe technologieën is onmogelijk. Ik ben de eerste om toe te geven dat trainers die wel een grote spelerscarrière gehad hebben onmiskenbaar een stap, of zelfs een paar stappen voor hebben op trainers die geen profcarrière wisten uit te bouwen. Ze hebben tijdens hun carrière immers kunnen stelen met hun ogen van de (top)trainers waarmee ze gewerkt hebben. Ze hebben een hele hoop ervaringen opgedaan die je als gewone trainer niet kunt opdoen in cursussen of bijscholingen. Maar ik heb vaak het gevoel dat de voormalige profvoetballers al te gauw denken dat het volstaat om veel te weten over tactiek en voetbal op zich om een goede trainer te zijn. En daar ben ik het dus niet mee eens. Je moet van veel meer markten thuis zijn. De bredere basis, daar wordt door ex-topvoetballers wel eens aan voorbij gegaan.” Nochtans is het net die brede basis en het ‘van alle markten thuis zijn’ dat steeds belangrijker wordt. Ook eens als jeugd-
“Als ploegsporter kun je je verstoppen achter de groep, die luxe heb je als individuele sporter niet.” trainer werken is een manier om een wat bredere basis te verkrijgen. Het idee dat het eigenlijk onze Belgische jeugdteams zijn die de beste trainers verdienen, werd al vaak geopperd maar is volgens Jacobs simpelweg onhaalbaar. “Het zou inderdaad moeten hoor, maar echt realistisch is het niet. Tegenwoordig worden trainers liever hoofdcoach bij een eersteprovincialer dan jeugdtrainer bij een nationale jeugdploeg. Mensen willen zo snel mogelijk uit hun kosten geraken en dus kiezen ze sneller voor het betaalde voetbal. Jeugdsport is vaak de sluitpost in de begroting van een doorsnee club en dat is nóg een reden waarom de beste trainers daar niet belanden. Daar komt nog eens bij dat de beste trainers vaak ook weten dat ze goede trainers zijn en die staan al eens graag in het middelpunt van de belangstelling. Van mediaaandacht is er bij de jeugdteams bijna geen sprake en dat is dan meteen de derde reden waarom de beste trainers er zelden belanden. De beste trainers bij de jeugd is en blijft het ideaalbeeld, maar ik zie het niet snel gebeuren. Je moet als club niet alleen de centen hebben om goede jeugdtrainers te betalen, je moet ook wíllen investeren in de jeugd.
Individuele sporter vs ploegsporter Een club die zowel de centen als de filosofie heeft is het Anderlecht waar Ariël Jacobs werkt. Maar hoe gaat het er nu net aan toe in de grootste voetbalclub van België en welke rol vervult Jacobs in dat hele raderwerk? “Iedere trainer heeft een bepaald ideaalbeeld van leiding en begeleiding en ik voel me niet te beroerd om te zeggen dat ik het absoluut niet alleen kan. Je hebt een goede technische staf en een goede medische staf nodig. (Zie kaderstuk) En je hebt ook externe consulenten nodig. Alleen moeten die natuurlijk wel allemaal op dezelfde lijn
7
8
INTERVIEW/
SUPPORT magazine 2/2012
zitten en hetzelfde doel nastreven. Daarin schuilt de belangrijkste rol voor een T1. Die moet de lijnen uitzetten en de eindverantwoordelijkheid nemen. De basis is dat je je kunt beroepen op zowel je technische en medische staf als op je spelers.
“Positieve feedback geef ik in groep, negatieve feedback geef ik tijdens een individueel gesprek met de speler in kwestie.” Wat mij al heel lang opvalt is dat individuele sporters een heel stuk verder staan dan ploegsporters op het vlak van voorbereiding. Atleten en wielrenners letten bijvoorbeeld al jaren op hun voeding. Dat heeft volgens mij veel te maken met het feit dat je je als individuele sporter niet kunt verstoppen achter je ploegmaats als je eens een mindere dag hebt. Zo eenvoudig is het: of het nu over voeding of over het juiste evenwicht tussen rust en trainingsarbeid gaat, als ploegsporter kun je de groep enigszins misbruiken door je te verstoppen. Dat is eigen aan de groepssporten. En wanneer je dat weet, besef je als voetbaltrainer al snel dat je slechts stapje voor stapje vooruitgang kunt boeken op dat vlak. Als wij zien dat een speler hier al niet meer binnenkomt met drie croissants in zijn hand, die hij vlak voor de training snel opeet, dan zijn wij al tevreden. In een poging die eet- en drinkgewoonten wat meer te kunnen sturen, hebben we enkele jaren geleden het verplichte ontbijt op de club ingevoerd. Daardoor weten we tenminste dat de spelers goed eten en dat ze op tijd eten. We kunnen hen ook de juiste drinkgewoonten aanleren – de meeste spelers drinken immers veel te weinig – en er zijn nog andere positieve neveneffecten. Als spelers zo vroeg op de club zijn, gaan ze al eens sneller bij de kinesist. Dat deden ze niet wanneer ze pas een halfuur voor de training kwamen aanwaaien, maar nu ze hier toch zitten denken ze al eens snel-
ler: ‘tiens, ik heb gisteren een trap op mijn kuit gekregen, ik ga mij wat laten masseren door de kinesist’. Zo zie je maar hoe je met een relatief kleine ingreep op tal van vlakken een (mentaliteits)verandering teweeg kunt brengen. In het begin zit iedereen met een gezicht tot op de grond, maar als die ingreep na een tijdje zijn deugdelijkheid heeft bewezen, heb je toch weer een paar procent gewonnen.”
Het nut van een goede spelersvrouw “Een factor waar heel wat meer dan zomaar een paar procentjes te winnen zijn is de entourage van een speler. Ik kan zo veel inpraten op een speler over zijn eetgewoonten als ik wil, zolang zijn vrouw niet meewil in het hele verhaal zullen mijn inspanningen niets opleveren. Als die vrouw de uitleg over de eetgewoonten dikke zever vindt, dan sta ik daar met mijn mooie woorden. Ook onze sociale cel heeft daar een belangrijke rol in te spelen. Het heeft geen zin dat onze medische staf hamert op gezond eten als spelers fastfood gaan halen zodra ze eens een dag alleen thuis zijn. Een keer een hamburger eten kan uiteraard geen kwaad, maar voor je het weet wordt het een gewoonte. Daarom organiseert de sociale cel regelmatig kookcursussen voor de spelersvrouwen. Dat zijn zaken die de media niet halen, maar die volgens ons wel heel belangrijk zijn in de optimale begeleiding van spelers. Ook de entourage trachten we zo goed mogelijk te managen aangezien die vaak een grote invloed op de gemoedstoestand van een speler heeft. De urinetests zijn nog zo’n voorbeeld van een test waarmee we slechts bij enkele spelers een paar procentjes kunnen winnen, maar we doen het toch. We testen onze spelers nu reeds twee jaar op regelmatige tijdstippen. Aanvankelijk waren die urinetests voor sommige jongens echt een heikel punt, maar ondertussen zijn er toch een heleboel spelers overtuigd van het nut van zulke controles. Je moet de spelers er altijd van overtuigen dat de zogenaamde onzichtbare voorbereiding echt wel nuttig is. En reken maar dat dat van de technische en medische staf een serieuze inspanning vraagt.” Dat de technische en medische staf alle
(geoorloofde) middelen aanwendt om de spelers beter te maken, is nogal vanzelfsprekend. Maar het mag natuurlijk niet ten koste gaan van de focus op de basis van het spelletje zelf. “Al snel kom je tot de conclusie dat alles al eens gedaan is en hoe je het ook draait of keert, voetbal blijft een technische sport. Dat wordt al te vaak vergeten, vind ik. Men tracht er soms een atletische sport van te maken en dat is het niet. Ik ben het ermee eens dat het – nu meer dan vroeger – een combinatie van fysiek, kracht en techniek is, maar techniek blijft de basis.
“Het is niet meer dan menselijk dat de spelers eens willen roddelen over ‘de coach’. Dat moet je als trainer gewoon beseffen.” “Periodisering? Gezond verstand, ja!” “Over hoe je dat fysieke aspect qua training moet aanpakken, heb ik destijds lang getwijfeld. Op een gegeven moment was Italië de voorloper op het vlak van de fysieke voorbereiding en dan begin je als coach alle Italiaanse trainingsboekjes en – methodes door te nemen. Of je gaat naar een conferentie en je hoort de belangrijkste spreker zeggen dat hij werkt met een periodisering van zes weken. Dan denk je als beginnende trainer ‘ja, dat is het, dat moet ik ook doen’. Maar zodra je dat probeert in te voeren merk je dat die periodisering correct in het trainingsschema inpassen, door de snelle opeenvolging van wedstrijden, simpelweg niet haalbaar is. Hoe kun je je spelers nu de ene duurtraining na de andere laten afwerken als ze op woensdag in de Europa League moeten spelen en ze op zondag alweer in de competitie aan de bak moeten? De dag na de wedstrijd is er sowieso een recuperatietraining en dan ligt je periodisering al helemaal in duigen. In de voorbereiding (zowel die op het seizoen als die tijdens de winterstage) heb je wel de tijd om zulke systemen uit te proberen. Maar dan ga je een paar maanden later eens naar een lezing van een Nederlandse
INTERVIEW/
Belga Picture
toptrainer en dan hoor je dat die het heeft over een periodisering van vier weken ... Na vier boeken en drie lezingen heb je het wel gehad en heb je door dat elk zijn eigen waarheid heeft. Ik heb tot nu toe al met zeven à acht verschillende fysical coaches gewerkt. Die hadden allemaal hun eigen aanpak en ik heb nog met geen enkele problemen gehad. Zolang je op verstandige wijze samenwerkt en je geen fysical coach hebt die een dag voor de wedstrijd een bosloop van 10km inplant, lukt dat perfect. Uiteindelijk kom je na de parameters tactiek, techniek en fysiek vanzelf bij de vierde parameter terecht. En dat is – de tegenwoordig zo veel besproken – psychologie. De psychologie omvat de vorige drie parameters en is in die optiek enorm belangrijk. Hoe je omgaat met spelers, met buitenlandse transfers, met winst en verlies, dat is allemaal van groot belang voor de sfeer binnen de club. Anderzijds moet je het soms ook niet moeilijker maken dan het al is en moet je beseffen dat je in grote mate afhankelijk bent van de resultaten die je team neerzet.”
“Winnen is het beste cement” “Want hoe goed je als trainer ook bent op het psychologische vlak, het allerbelangrijkste in voetbal om een goede groep te kunnen smeden is: winnen! Zolang je wint gaat alles goed. Dat is de meest zekere band, dat je spelers samen geknokt hebben en ze er nog voor beloond worden ook. Winnen mag dan wel het beste cement zijn, toch zul je me nooit betrappen op uitspraken over het resultaat. Om de eenvoudige reden dat je dat niet in de hand hebt. Daarom moet je het over het proces hebben, ongeacht de tegenstander. ‘Hoe maken we kans op het best mogelijke resultaat?’. Dat is de vraag waarop je als trainer en als spelersgroep een antwoord moet zien te bedenken. Uiteraard win je niet elke wedstrijd en moet je je team ook kunnen doen terugvechten na een nederlaag. Zo’n nederlaag doe ik trouwens niet graag af als een accident de parcours – ook al bestaat dat wel degelijk – omdat je het dan als toeval voorstelt. En stel dat je de wedstrijd daarna opnieuw verliest, dan sta je daar met uw accident de parcours. De huidige tendensen op psychologisch vlak neigen enorm naar positiveren en daar kan ik me wel in vinden. Als jonge trainer heb je vaak de neiging om stil te blijven
staan bij het negatieve en alles wat niet goed gaat. Dat komt soms fout over bij een spelersgroep want die zien dat misschien als kritiek terwijl jij het als een werkpunt bedoelt. Wanneer je al wat langer in het vak zit, verplaats je jezelf eens in het hoofd van je spelers en besef je dat die jongens vooral positief nieuws moeten horen om optimaal te kunnen functioneren. Al ga ik daar niet zo ver in dat ik vind dat ze alleen maar positieve feedback moeten krijgen. Dat zou ook geen zoden aan de dijk brengen. De gouden stelregel is: positieve feedback geef ik in groep, negatieve feedback geef ik tijdens een individueel gesprek met de speler in kwestie. Een goede technische prestatie van een bepaalde speler bewierook ik evenmin in groep. Om de eenvoudige reden dat je de speler door zo’n lofzang enigszins boven de groep plaatst en daar heeft niemand wat aan. Iets wat ik wel in de verf durf zetten voor de groep is een altruïstische prestatie van een bepaalde speler. We zitten hier immers met enorm veel ego’s en een groep waarin iedereen wil scoren. Dan heb je wel eens wedstrijden waarin je ziet dat het groepsbelang niet echt primeert. Als er op zo’n moment iemand opstaat die zich – nog harder dan de anderen – in het zweet werkt om zijn ploegmaats te helpen, dan verdient dat achteraf wel een pluim. Tijdens de nabespreking kom ik daar dan op terug en herinner ik de groep er even aan dat de kracht van Anderlecht de volgende moet zijn: de kracht van het individu, maar dan in groepsverband. Iedereen denkt dat die twee tegengestelden zijn, maar neem maar van me aan dat de kracht van het individu perfect kan samengaan met het doel van de groep. Wanneer ik een speler iets minder goed nieuws te brengen heb, roep ik hem bij mij. Spelers die steeds weer dezelfde fouten maken, toon ik aan de hand van videobeelden waar ze de fout ingaan en wat er aan gedaan kan worden. Disciplinaire problemen zoals onbesuisde tackles op training kaart ik dan wel weer in de groep aan. Het is aan zulke zaken dat ik merk dat mijn rol binnen de club toch meer is dan wat de buitenwacht vaak denkt. Ik merk bijvoorbeeld dat ik tegenwoordig wat minder begaan ben met de training op zich. Begrijp me niet verkeerd, ik wil nog elke dag het
9
10
INTERVIEW/
SUPPORT magazine 2/2012
gras ruiken, maar ik ben als het ware de olie in de motor die de club Anderlecht is. Een hoofdtrainer moet alle componenten (medische staf, technische staf, sociale cel en ga zo maar door) zo optimaal mogelijk laten samenwerken. Perfect lukt dat natuurlijk nooit, maar je moet wel streven naar een zo goed mogelijke coördinatie van al die zaken.
Sterspelers vs waterdragers Een van de moeilijkste zaken die je als trainer van een grote voetbalclub moet zien te managen zijn de spelers met al hun zorgen en besognes. “Je weet dat je sowieso een aantal ontgoochelde spelers hebt. Je weet dat er in elke groep jongeren zijn die een grote mond opzetten tegen de anciens, die hun waarde ook nog willen bewijzen. Of Belgen die willen tonen dat ze wel wat meer in hun mars hebben dan de buitenlandse transfers. Maar misschien wel het moeilijkst van al in de hand te houden zijn de verhoudingen binnen een groep, meerbepaald tussen de sterspelers en de waterdragers. Je ziet het vaak genoeg gebeuren: een waterdrager die een paar goede wedstrijden speelt en vervolgens verzuimt om nog (volledig) in functie van de sterspelers te spelen. Een frappant voorbeeld van hoe het wél kan is dat van Jelle Van Damme en Mbark Boussoufa. Ondanks het feit dat Jelle een grote naam in het Belgische voetbal is, voelde hij zich niet te beroerd om voor Bous bij te lopen. Dat die samenwerking zo goed liep, was in grote mate te danken aan hun vriendschapsband. Dat twee grote spelers het zo goed met elkaar kunnen vinden dat de ene zijn ego opzij zet voor de andere omdat hij beseft dat zijn makker van goudwaarde is voor het team, vind ik echt knap. Het ideale is uiteraard dat je iedere speler in zijn eigenheid kunt laten, maar dan is het wel belangrijk dat je een goed natuurlijk evenwicht tussen sterren en waterdragers in je team hebt.” Klinkt allemaal leuk en wel, maar wat dan als er geen vriendschapsband is tussen twee spelers die door hun positie op het veld wel voor elkaar moeten werken. “Neem het voorbeeld van Jan Polák. Die heeft wel eens gedacht dat hij een bepalende speler was. En begrijp me niet verkeerd, ik heb Jan altijd een heel goede speler gevonden, maar dan wel zolang hij Belga Picture
INTERVIEW/
in een dienende rol speelde. Dat heb ik hem ook gezegd vlak voor hij naar Wolfsburg vertrok. Ik heb gezegd: ‘Jan, als je speelt zoals bij de Tsjechische nationale ploeg – in dienst van iemand als Pavel Nedved – ben je een heel nuttige speler’. Zodra hij zichzelf begon te overschatten, was het evenwel om zeep. Dan was het mijn taak als trainer om zo’n jongen daarop te wijzen. Jan was overigens ook niet het leidersfiguur dat de media van hem gemaakt hebben. De jongens die in de media worden opgevoerd als zijnde de leidersfiguren zijn dat vaak niet. De buitenwacht bestempelt jongens die de pers vaak te woord staan en jongens die het goed kunnen uitleggen al snel als leiders. Ik ken nochtans een hoop vlotte spelers met een palmares om u tegen te zeggen die toch totaal geen leidersfiguur waren. Een bijkomend probleem is dat het vooral de sterren en (zogenaamde) leidersfiguren zijn waarover in de media wordt gesproken. Jongens die het vuile werk opknappen komen in de kranten en op de televisie niet aan bod. Daarin ligt dan ook een taak voor de trainer om die waterdragers eens te complimenteren voor hun harde werk. Ik heb niet de gewoonte om spelers te beoordelen tijdens een persconferentie, maar ik maak wel eens een uitzondering om een speler die net terug is uit blessure een duwtje in de rug te geven. En wanneer de media bijvoorbeeld Ahmed Hassan enorm bewierookten, was het aan mij om te wijzen op het feit dat Hassan alleen maar kon uitblinken omdat er jongens waren die zich voor hem opofferden. Mijn spelers weten zeer goed hoe ik over de media denk. Ze weten dat de enige waarheid die telt, de waarheid tussen ons is. Wat er in de kleedkamer wordt gezegd, dat is wat telt. Als ik iets in de pers laat optekenen, is dat bijna altijd met een bedoeling. Ook al besef ik zeer goed dat ik daarmee moet opletten aangezien spelers evenzeer lijntjes met bepaalde journalisten hebben. Zij kunnen dus net zo makkelijk dingen met een onderliggende boodschap in de media brengen.”
Roddelen over de coach We weten nu wel dat er een verschil is tussen wie de media als leidersfiguur zien en welke spelers daadwerkelijk de leidersrol op zich nemen, maar wat vindt Jacobs nu zelf
de kwaliteiten van een goede leider? “Dat kun je heel moeilijk omschrijven. Een leider hoeft bijvoorbeeld niet steevast de beste speler op het veld te zijn. Dat kan ook niet. Leiders kunnen ook jongens zijn die drie wedstrijden na mekaar slecht spelen. Maar je herkent hun leiderskwaliteiten aan het feit dat ze zelfs in die slechte wedstrijden nog de motivatie vinden om hun ploegmaats mee op sleeptouw te nemen. Zulke spelers verwelkom je als trainer natuurlijk met open armen. Niet alleen omdat je weet dat ze jouw verlengstuk op het veld zullen zijn, maar ook omdat je weet dat het die jongens zijn die ervoor zorgen dat de anderen er de hoekjes niet zullen aflopen, wanneer je op training even je rug draait. Ik let er overigens op dat ik niet te vaak in de kleedkamer kom. Ik ben van het principe dat de spelersgroep zich ook eens moet kunnen uitleven zonder dat ik daar als trainer op zit te zien. Het is niet meer dan menselijk dat ze eens willen roddelen over -de coach- en dat moet je als trainer ook beseffen. Het is niet de bedoeling dat de sfeer binnen de club op een dictatuur gaat lijken, hé. Net daarom moet je de spelers voldoende ademruimte geven, en ook de kans om hun gal eens te spuwen mag je hen echt niet ontnemen. Een ander vlak waarin je als club geen dictatoriale houding mag aannemen is het trachten te houden van ‘onhoudbare spelers’. De dag dat ik hoorde dat Romelu Lukaku echt naar Chelsea kon, heb ik tegen het bestuur gezegd dat ze hem moesten laten gaan. Het heeft geen enkele zin om zo’n jongen nog langer proberen te houden. Want voor je het weet gaat hij ten onder aan zijn vedettestatus.”
hun beleid daarop afstellen. Neem nu de Champions League, dat is al lang geen cadeau meer voor Belgische teams hoor. Een financiële bonus is het zeker, maar de merites voor het sportieve vlak zijn vrijwel onbestaande. Als je het mij vraagt is de Europa League het ideale niveau voor de
Onhoudbare Belgen
Die buitenlandse transfers blijken tegenwoordig trouwens een probleem op zich te zijn geworden. “Belgische ploegen kunnen heus geen speler van vier miljoen gaan halen. En met vier miljoen zit je dan nog maar in de schijf van de redelijk goeie spelers. Wij hebben Lucas Biglia destijds nog gekocht voor drie miljoen euro en hij was dan al negentien of zelfs twintig toen we hem naar België haalden. Tegenwoordig zijn zelfs de Argentijnen van de U17 nog amper haalbaar en het spreekt voor zich dat het een groter risico is om te gokken op een transfer van een 16-jarige jongen dan op die van een 20-jarige.”
Is de enige vaststelling die je dan kunt doen niet gewoon dat de rol van het Belgische voetbal zich beperkt tot het zo goed mogelijk opleiden van jeugdspelers - die hopelijk in het buitenland een succesvolle carrière kunnen uitbouwen? De voorbeelden zijn er in ieder geval. Of denkt u dat er überhaupt iemand baat bij gehad zou hebben om jongens zoals Vincent Kompany, Thomas Vermaelen of Axel Witsel eeuwig in de Jupiler Pro League te laten rondlopen? -De rol van het Belgische voetbal is: jeugd opleiden. Beleidsmensen binnen de voetballerij moeten tot dat besef komen en
“Als je het mij vraagt is de Europa League het ideale niveau voor de Belgische teams.” Belgische ploegen. Racing Genk trad dit jaar in de Champions League aan, maar op die vijftien miljoen euro na hebben ze daar amper wat aan overgehouden. Wat me heel vaak opvalt is dat die financiële bonus doorgaans erg emotioneel geïnvesteerd wordt. Daar bedoel ik mee dat zowel technische staf als bestuur vlak na een verloren wedstrijd tegen een topploeg vaak de reflex hebben te denken ‘ok, als we er nog twee topspelers bijhalen, winnen we die wedstrijd volgende keer’. Op basis van zulke gedachten transfers beginnen te doen luidt vaak het begin van het einde in. Ik heb het al zo vaak zien gebeuren. Een club beslist bij de start van het seizoen om de kaart van de jeugd te trekken, maar na een paar mindere resultaten en wat nederlagen in de Champions League neemt het bestuur een emotionele beslissing. Voor je het weet is er van jeugdspelers geen sprake meer en wordt alles weer op buitenlandse transfers gezet.”
11
12
INTERVIEW/
SUPPORT magazine 2/2012
Argentijnen vs Brazilianen “Dat het sowieso een risico is om buitenlandse spelers aan te trekken hebben we al ervaren met de Argentijnen en Brazilianen die we gehaald hebben. Je mag ze evenwel niet allemaal over dezelfde kam scheren. Het zijn dan wel allemaal ZuidAmerikanen, maar het verschil tussen een Argentijn en een Braziliaan is enorm. Brazilianen zijn over het algemeen – afhankelijk van welke regio ze juist komen, maar toch – veel minder gedisciplineerd dan de doorsnee Argentijn. De rol van een leider binnen zo’n groepje landgenoten is van onschatbare waarde. Ik neem het voorbeeld van Nicolas Frutos, die een perfecte gids was voor de andere Argentijnen. Nico zei meteen: ‘het eerste wat we moeten doen is Frans leren’. En ik moet het hem nageven, na drie maanden sprak hij zeer goed Frans. Frutos is degene die Nicolas Pareja, Leiva en Biglia heeft meegetrokken en dat is cruciaal gebleken voor die jongens (ook al werd Leiva dan wel snel te licht bevonden, nvdr.). Naderhand is Matías Suarez erbij gekomen en die was al snel bevriend met Biglia. Lucas heeft de rol van Frutos enigszins overgenomen en is dus op zijn beurt van goudwaarde gebleken voor de integratie van de huidige Gouden Schoen. We hadden daarentegen op een gegeven moment ook vijf Brazilianen in onze spelerskern (Samuel, Diogo, Kanu, Canesin en Reynaldo, nvdr.) en het was overduidelijk dat die een dergelijke leidersfiguur binnen hun groepje misten. Dan zie je dat er eentje is, Canesin, die op eigen houtje Frans begint te studeren. Die speelt dan ook regelmatig mee en werkt hard aan
zijn doorbraak. De vier anderen verging het minder goed (Kanu speelt amper, van Diogo en Samuel is geen sprake meer en Reynaldo werd nog maar eens uitgeleend, ditmaal aan Westerlo, nvdr.).
“De rol van het Belgische voetbal is: jeugd opleiden.” Om de begeleiding van buitenlandse spelers zo goed mogelijk op te volgen is er uiteraard onze sociale cel, maar ook ik als trainer tracht daar mijn steentje bij te dragen. Daarom heb ik twee jaar geleden een vragenlijst opgesteld om toch enigszins te kunnen peilen naar hoe het met die jongens gaat en wat hun voorgeschiedenis is. Die vragenlijst heb ik zelf in elkaar geflanst dus wetenschappelijk onderbouwd is het niet, maar ik vond dat ik iets moest doen. Op wat scoutingverslagen en medische gegevens na weet ik niets van die jongens op het moment dat ze hier aankomen. Er is niemand die me zegt ‘die jongen zit zo in elkaar’ of ‘als je ermee praat kun je hem best zo of zo aanpakken’. Dat staat uiteraard niet in een scoutingverslag, laat staan in een medisch rapport. Spelers die uit Afrika of Zuid-Amerika komen zien de Jupiler Pro League als een plek waar ze goed geld kunnen verdienen voor hun familie en (eventueel) als een opstapje naar een grotere competitie. Maar dan komen die jongens hier en merken ze dat er soms drie spelers zijn voor hun
Technische staf: hoofdtrainer – 2 assistent veldtrainers – 1 keeperstrainer – 1 fysical coach – 1 videoanalist Medische en paramedische staf: 2 dokters (niet voltijds) – 3 voltijdse kinesisten – externe consulenten - samenwerking met ziekenhuis voor scans en onderzoeken – orthopedisch chirurg voor zwaardere blessures – ostheopaat en pedicure (2x/week) – oog- en tandonderzoek Administratieve staf: teammanager (secretaris elftal) – 2 materiaalverantwoordelijken – 2 mensen voor het wassen van de kledij – David Steegen en zijn assistente als persverantwoordelijken Sociale cel onder leiding van Peter Smeets
positie. Dan komen ze naar mij en zeggen ‘coach, er werd me verteld dat Anderlecht mij nodig had en dat ik van hieruit zou kunnen doorgroeien’. Wat moet ik dan antwoorden? Vier jaar terug was Kanu de eerste Braziliaan die hier arriveerde. Ik kon niet met hem praten en alle communicatie verliep via keeperstrainer Filip De Wilde omdat die nog een woordje Portugees spreekt na zijn tijd bij Sporting Lissabon. Het eerste wat Filip De Wilde tegen mij zei was ‘let een beetje op want Kanu komt uit de favela’s’. Dan sta je daar als coach. Het enige wat Kanu kende was overleven, dat was immers het belangrijkste in zijn leven voor hij naar hier kwam. Dan spreken we alleen nog maar over algemene cultuur, nog niet over de voetbalcultuur. Die jongens hebben hun eigenheid hoor, ook op training. Het is best moeilijk om zulke jongens in een groep in te passen. Ook wat trainingsbenadering betreft is het verschil soms groot. Die jongens zijn twintig of tweeëntwintig jaar en spelen het spelletje dus al een tiental jaar op een bepaalde manier. Als er zo maar één jongen is dan kun je dat nog opvangen, maar worden er dat meer dan heb je een probleem. Dat heeft niets te maken met een falend scoutingapparaat of dergelijke. Wel met de waan die bij vele Belgische clubs nog leeft. Ze blijven buitenlandse spelers halen met in hun achterhoofd de gedachte ‘er moet zo maar eens een witte raaf tussenzitten …’. Iedereen blijft toch een beetje hopen op de kip met de gouden eieren.”
punt-elastische sportvloeren
mix-elastische sportvloeren
combi-elastische sportvloeren
vlak-elastische sportvloeren
facelift, retopping of revitalisatie
indoor en outdoor tennisbanen
Energieweg 6 4231 DJ Meerkerk Postbus 46 4230 BA Meerkerk Nederland Telefoon: 0183 - 35 47 00 Telefax: 0183 - 35 47 40 email:
[email protected] web: www.eputan.nl
indoor en outdoor atletiekbanen
rollerhockey sportvloeren
14
FOCUS/
SUPPORT magazine 2/2012
Streven naar optimaal bewegen Professoren Lenoir en Delecluse spreken op sportcongres over respectievelijk het belang van motorische vaardigheden bij kinderen en het welzijnsbelang van bewegen Yves Brokken De sportbeleidsbrieven van Minister Muyters staan hoog op de agenda van Recreatiesport Vlaanderen, dat een oproep wil lanceren aan alle betrokken partijen om rond tafel te gaan zitten en samen te werken op alle niveaus inzake sport voor de liefhebbers. Er moet nog veel geïnvesteerd, vernieuwd en veranderd worden. Professor Lenior (Ugent) en professor Delecluse (KULeuven) kaartten op het congres ‘Sport beweegt!’ een meer dan interessant item aan. “Bewegen is de basis van de menselijke ontwikkeling, pas later zijn we beginnen denken”, steekt professor Lenoir van wal. “Bij kinderen streven we naar óptimaal bewegen; dat betekent veel bewegen, gevarieerd bewegen en bewegen met een goede begeleiding.” Kracht, snelheid, uithouding en lenigheid zijn de vier basispijlers als we het over bewegen hebben. “Coördinatie is het vermogen om de bewegingen van lichaamsdelen die bij een sportieve actie betrokken zijn op een efficiënte manier te controleren”, legt hij uit. “De algemene coördinatie – een basiseigenschap – is belangrijk om andere competenties zoals sporttechnische skills maar ook specifieke vaardigheden uit het dagelijkse leven aan te leren.” Een goede coördinatie uit zich bij jonge kinderen die in hun eerste levensjaren voldoende en met de nodige variatie hebben bewogen, spontaan in fundamental movement skills, basisvaardigheden zoals lopen, springen en klauteren. “In een ideale bewegingsmaatschappij zouden we onze kinderen al deze zaken niet moeten aanleren.” “Coördinatie wordt gestuurd vanuit het centraal zenuwstelsel”, zegt Lenoir, die de onderzoeksresultaten wil kaderen. “In de sportieve context hebben we een meetinstrument nodig dat niet te veel beïnvloed wordt door kracht, snelheid en lenigheid. We willen immers checken welke kinderen de beste basiscoördinatie hebben en niet wie de snelste of de sterkste is.” Er moet dus meer gekeken worden naar de sensomotoriek, de koppeling tussen motoriek – vermogen om te bewegen – en sensoriek – opdoen van zintuiglijke prikkels. “Dat zijn voor kinderen coördinerend moeilijke
zaken zoals jongleren en vangen. Dat kan makkelijk nagegaan worden aan de hand van een prestatietest: een bal gooien en kijken hoeveel keer hij gevangen wordt; of via een checklist een aantal diverse soorten bewegingen nastreven bij het vangen.” Je hebt die basiscoördinatie nodig om tot een optimaal bewegingsverloop te komen. “Dat samen met de basiseigenschappen kracht, snelheid, uithouding en lenigheid zorgt er voor dat je op motorisch vlak iets kan gaan bijleren, waardoor je van jongs af aan tot dat optimaal bewegingsverloop komt”, aldus Lenoir. “Je moet als kind flexibel kunnen inspelen op een bal, want die valt niet altijd op dezelfde plaats en komt niet altijd met dezelfde snelheid aan. De hersenen moeten dus snel kunnen reageren. Variatie in bewegen is zeer goed. Dat kenmerk vertonen we zelfs al in de baarmoeder. Als dat niet het geval is, leidt dat later vaak tot ontwikkelingsstoornissen.”
Gevarieerd bewegen loont “Mensen bewegen niet alleen te weinig, ze nemen er ook de ruimte niet voor en doen het vaak in niet zo’n gezonde omstandigheden”, meent de prof. “Het gevolg van dat sedentarisme is dat onze kinderen er morfologisch al anders uitzien dan wij op dezelfde leeftijd. Zo is de nieuwe generatie al wat zwaarder en ligt het verpercentage ook hoger. Het heeft ook negatieve gevolgen voor kracht, snelheid, uithouding en lenigheid.” Vraag is of die negatieve seculaire trend ook voor coördinatie geldt. Dat is belangrijk voor kinderen met een motorische achterstand, voor kinderen die succes willen beleven in hun sport en voor kinderen die willen doorgroeien tot de top-
sport. Kortom, voor élk kind. “Het Vlaams Sport Kompas van de Ugent heeft daarvoor onderzoek gedaan”, zegt Lenoir. “Men is via een aantal diverse maar eenvoudige bewegingsoefeningen gaan kijken of de grootmotorische coördinatie vandaag nog vergelijkbaar is met de normeringsstudie uit 1974. Blijkt dat de lichaamsbeheersing bij kinderen sindsdien is afgenomen met 3,5 procent.” Dat blijkt niet dramatisch. “Maar er is wel degelijk een globale verschuiving naar links”, pikt Lenoir in. “Er zijn meer probleemkinderen en minder buitengewoon begaafde kinderen.” Er kunnen twee hypothesen gesteld worden. “Sportparticipatie bevordert de algemene motorische ontwikkeling en kan dus als een ‘remedie’ tegen de daling in coördinatie worden ingezet”, duidt Lenoir de eerste. “Ons tweede besluit is dat hoe vroeger in leeftijd we gestructureerd tussenkomen, hoe beter voor de ontwikkelingsdynamiek van het centrale zenuwstelsel van het kind.” Er zijn aanvullende prikkels die effect hebben bij kinderen tussen zes en twaalf jaar. “Zo hebben kinderen die veel sporten een betere basismotoriek”, besluit Lenoir. “De evolutie van het MQ (Motorische Coëfficiënt, nvdr.) hangt niet af van sportbeoefening. Dat is toch wel een verrassende vaststelling. Dat duidt misschien wel op het feit dat we veel vroeger moeten ingrijpen, ofwel dragen sportclubs niet bij aan een brede ontwikkeling.” Er werd nog een project uitgevoerd. “Een aantal jonge kinderen kregen op een jaar tijd 20 uur extra bewegingsvaardigheden, wat heel weinig is. De resultaten zijn verbluffend. Na afloop bleek dat hen dat toch een gigantische vooruitgang opleverde. We kunnen dus met een minimale inspanning zeer veel bereiken op die leeftijd.” “Uit dit alles kunnen we concluderen dat we veel baat zullen hebben als we evolueren naar een zeer gevarieerd bewegingspatroon”, aldus Lenoir nog. “We moeten niet streven naar sport, maar naar veel sport en veel bewegen.”
FOCUS/
Haenebalcke
Drop-out voorkomen “Net als in Amerika gaan we naar een maatschappij die zich splitst in twee groepen”, kaart professor Delecluse zijn item aan. “De ene wordt steeds actiever, de andere steeds sedentairder. Die laatste 40 procent moeten we in beweging brengen via sport, maar we stellen vast dat dat niet zo goed lukt.” Om dat efficiënt aan te pakken, wordt de populatie in vier categoriën ingedeeld: mensen die niet veel meer doen dan de afstandsbediening van hun tv gebruiken, een groep die lichte recreatieve bewegingen doet, een groep die al iets actiever is en bijvoorbeeld regelmatig gaat wandelen en mensen die echt gaan sporten. Delecluse meent echter dat sporten niet meteen gezonder maakt. “Maar het doet de risico’s op chronische ziektes of vroegtijdig overlijden wel afnemen. En hoe fitter, hoe meer levenskwaliteit, dus hoe minder kans op ziektes”, legt hij uit. “We kunnen vooral een gigantische winst boeken door de eerste groep een categorie te doen opschuiven.” De aanbeveling is voor alle volwassenen drie- tot vijfmaal per week gedurende 30 minuten per dag matig fysiek actief zijn. “Er zijn genoeg campagnes die daartoe proberen aan te zetten”, vindt de prof. “Onderzoek toont aan dat lage fitheid een even hoge risicofactor is als roken, hoge cholesterol en hoge bloeddruk, terwijl hoge fitheid gedeeltelijk beschermt tegen bijvoorbeeld overgewicht. Wie fysiek niet zo fit is,
kan dat geleidelijk en op korte termijn opbouwen”, luidt het. Om mensen in gang te zetten, bestaan er twee soorten aanpak: de trainingsaanpak – gericht op trainen en fitheid opbouwen – en de lifestylebenadering – gericht op fysieke activiteit integreren in de levensstijl. “Bij de trainingsbenadering wordt echter niet altijd de juiste doelgroep bereikt en we merken ook dat de drop-out zeer hoog is na de begeleidingsperiode, mensen zijn dus niet ‘zelfredzaam’. Al zijn de resultaten qua fysiek en mentaal welzijn na zes maanden wel zeer goed.” De bewegingscoaching houdt mensen eveneens een heel jaar aan de slag, maar ook hier is er nadien een aanzienlijke dropout. “En er is ook absoluut nood aan sociale ondersteuning”, vult Delecluse aan. “Dan streef je tevens naar fitheid, gezondheid en tevredenheid op langere termijn. Ook bij deze aanpak zijn de resultaten na een jaar zeer positief: uithouding, kracht en zelfbeeld zijn de hoogte ingegaan.”
Sedentairen grootste uitdaging “Het moeilijkste maar tevens ook het meest efficiënte om een impact te hebben op de publieke gezondheid is om de mensen die onvoldoende bewegen in actie te krijgen”, beseft Delecluse. “Dat lukt nauwelijks via de klassieke campagnes, want die mensen hebben niet het gevoel dat die voor hen bestemd zijn. Wel lukt het – zij het moeizaam – via bewegingscoaching en door rekrutering via de sociale en gezond-
heidssector”, klinkt het. “Die laatste is zich steeds meer bewust van het belang van bewegen in het kader van preventieve gezondheidszorg, maar de communicatie met de sportsector kan zeker nog beter. Om een eenvoudig voorbeeld te geven: als de huisarts de reflex zou hebben om mensen die te weinig bewegen door te sturen naar een sportclub of fitnesscenter zou dat al een grote vooruitgang zijn. Een tweede doel is om ook hier de zelfredzaamheid te realiseren. Via bewegingsactiviteiten moeten we proberen om die mensen naar een iets sportievere ingesteldheid te laten evolueren. Elke kleine inspanning die zij doen, maakt hen alvast een pak gezonder. Wat we echter niet in rekening hadden gebracht is dat een aantal deelnemers het programma volledig op zichzelf wilde doen, dus niet in een club of organisatie. We stelden dan ook vast dat zij zeer geïsoleerd en eenzaam waren in het beoefenen van hun activiteit. Een sociale sportomgeving is dus echt wel van tel.” “De mensen die lyfestyle gecoacht werden, hadden na een jaar meer toename in fysieke activiteit”, besluit Delecluse. “Maar omdat het minder intens was, was ook de algemene fitheid minder. De deelnemers bevestigden nadien nog eens duidelijk dat ze een sociale sportomgeving en tevens begeleiding heel belangrijk achten om te slagen. Vooral ouderen vonden dat laatste opportuun.” “Toen de ziekenfondsen vijf à tien jaar geleden sportprojecten zoals Start to Run gedeeltelijk begonnen terug te betalen, dacht ik dat we op de goede weg waren”, besluit Delecluse. Maar zo’n vaart liep het helaas niet. “Mijns inziens is het probleem vooral dat mensen uit de sociale en gezondheidssector vooral niet aan de sportsector denken als ze mensen een betere levensstijl willen aanmeten. Ze kennen de sportsector alleen als ze vrijwilligers nodig hebben. Die mentaliteit moet eruit. Daar zullen wij van onze kant hard voor moeten werken. We zullen onze expertise duidelijk moeten etaleren en ten dienste stellen van andere sectoren, willen we vooruitgang boeken. De conclusie luidt dat we zullen moeten samenwerken, alleen moet nu nog iemand het voortouw nemen.”
15
16
DOSSIER/
SUPPORT magazine 2/2012
De Nationale Loterij en sport: op naar een nog duurzamer partnership Door Piet Van Baeveghem en Philippe Vlaemminck1. Vorig jaar kondigde de Nationale Loterij aan dat zij weldra de markt van de sportweddenschappen zou betreden. De Nationale Loterij werd reeds door de wet van 19 april 2002 als NV van publiek recht gemachtigd om weddenschappen te organiseren, maar toch heeft het tien jaar geduurd vooraleer zij de beslissing nam om ook daadwerkelijk weddenschappen aan te bieden. De reden is eenvoudig: de Nationale Loterij heeft een zeer specifieke opdracht. Als organisator van loterijen, en dus binnenkort ook van weddenschappen, dient zij spelers een veilig en betrouwbaar alternatief aan te bieden voor de kansspelen en weddenschappen die private operatoren op ide markt brengen. De Nationale Loterij vervult op die manier een kanalisatieopdracht, zonder marktverruimend te zijn. Die markt is echter op tien jaar tijd sterk veranderd door het toenemend aanbod van illegale kansspelen en weddenschappen via internet. Het zette de wetgever ertoe aan om de kansspelwet van 7 mei 1999 bij te sturen, waardoor de kansspelcommissie haar opdracht in de strijd tegen illegale operatoren beter kan uitvoeren. Maar die strijd kan niet gewonnen worden door enkel het illegaal aanbod tegen te houden. Tegelijkertijd moet de overheid de spelers ook een alternatief gamma van spelen aanbieden dat inzake veiligheid en kwaliteit top is. Door die wetswijziging zal dus het legaal aanbod van weddenschappen en kansspelen door private operatoren de komende tijd toenemen. Daardoor zal ook de Nationale Loterij als marktleider nieuwe activiteiten in die zin moeten ontwikkelen als zij haar kanalisatieopdracht ook op dat vlak wil waarmaken en treft zij de nodige voorbereidingen om in de toekomst sportweddenschappen te kunnen aanbieden.
Via haar sponsoringbeleid en via de subsidiepolitiek wordt maar liefst 22,3 miljoen euro in sport geïnvesteerd, waarvan 14,7 miljoen euro via subsidies en 7,5 miljoen euro via sponsoring. De markt van de weddenschappen is in principe nieuw voor de Nationale Loterij, maar met de sportwereld heeft de Natio-
nale Loterij in het verleden al een hechte band opgebouwd. De Nationale Loterij kan zelfs beschouwd worden als een structurele partner in heel wat sporttakken door de financiële ondersteuning die wordt geboden in de vorm van sponsoring of subsidies. Naast het aanbieden van kwaliteitsvolle producten met geringe risicos op gokverslaving vormt het laten terugvloeien van een deel van de opbrengst naar de gemeenschap de andere opdracht van de Nationale Loterij. Via haar sponsoringbeleid en via de subsidiepolitiek wordt maar liefst 22,3 miljoen euro in sport geïnvesteerd, waarvan 14,7 miljoen euro via subsidies en 7,5 miljoen euro via sponsoring. Van het subsidiebedrag gaat een groot deel direct naar de gemeenschappen die in België bevoegd zijn voor het sportbeleid, waarmee onder andere BLOSO en zijn Waalse tegenhanger ADEPS gefinancierd worden. Daarnaast wordt ook het BOIC en het opleidingsproject voor Olympic Talents, het zogenaamde BeGold project gefinancierd met middelen van de Nationale Loterij. Ook komen in beginsel alle wereldkampioenschappen en Europese kampioenschappen die in België worden georganiseerd voor ondersteuning in aanmerking. Talrijke sportdisciplines worden op die manier financieel ondersteund waardoor heel wat sporters (vaak jeugdspelers) kansen krijgen om hun sportieve talenten te ontwikkelen2.
Liefst 22,3 miljoen euro wordt in sport geïnvesteerd
Nationale loterij
Naast die talrijke subsidieprojecten is de Nationale Loterij ook rechtstreeks een belangrijke sponsor in de sportwereld. In tegenstelling tot het verstrekken van subsidies kadert de rechtstreekse sponsoring in de marketingopdracht van de Nationale Loterij om haar producten kenbaar te maken bij de spelers en deze producten blijvend te ondersteunen. Maar de Nationale Loterij heeft daarbij ruimer aandacht voor een aantal maatschappelijke en sportieve objectieven. Zo is het de specifieke visie van de Nationale Loterij dat bij sponsoring ook aandacht uitgaat naar het creëren van een breed maatschappelijk draagvlak onder spelers en supporters, het in stand houden van een sportcultuur, sociale integratie, het
DOSSIER/
bieden van kansen aan kansarme groepen en aan andersvaliden, en vrijwilligerswerk. Ook omtrent dat aspect is de Nationale Loterij zich bewust van haar marktleiderspositie en voortrekkersrol. Het uithangbord van de sportsponsoring is uiteraard de Lotto-wielerploeg. In 2012 zal de Nationale Loterij - als enige in het internationale wielerpeloton - 28 jaar ononderbroken actief zijn als wielersponsor. De Nationale Loterij onderscheidt zich ook van andere sponsors door resoluut te kiezen voor de opleiding van jong talent van eigen bodem. Een strategie die in 2011 bijzonder succesvol is gebleken en die in de toekomst zal worden verder gezet nu vanaf dit jaar met andere co-sponsors een samenwerking werd opgezet. Het belangrijkste Belgische wielerproject heeft bovendien een nieuwe WorldTour licentie voor de komende vier jaar verkregen. Daarnaast investeerde de Nationale Loterij ook in de sponsoring van talrijke wielerwedstrijden, zaalsporten en andere sporten. Tijdens het voetbalseizoen 2010 – 2011 trad de Nationale Loterij ook op als sponsor van Standard Luik en dit in het bijzonder om de naambekendheid van elotto te verhogen, het online platform dat actueel de trekkingsproducten van de Nationale Loterij aanbiedt. Daarmee werd een antwoord geboden op de sponsoractiviteiten van bepaalde kansspeloperatoren die hun illegale online diensten in België wilden promoten door clubs uit het eerste klasse voetbal te sponsoren. Voor de Nationale Loterij was het dus zaak om die illegale reclame te beantwoorden door een veilig en sociaal verantwoord alternatief onder de aandacht te brengen. Ook in het lopende seizoen wordt de voetbalsponsoring verder gezet, en dat ten aanzien van meerdere clubs. Maar met de aankondiging dat de Nationale Loterij in de toekomst sportweddenschappen zal aanbieden, verandert er héél wat. Dit vereist niet alleen een nog voorzichtigere aanpak van sponsoring, maarook een beter begrip van de Europese en mondiale context. De omgevingsfactoren zijn in de recente jaren grondig gewijzigd. Door de groei van
het aanbod van weddenschappen, vooral via internet, ontstaan nieuwe of minstens grotere risico’s. “Match fixing “ is zeker het belangrijkste risico dat dan ook op alle niveau’s de nodige aandacht moet krijgen. Recent nog werd hieraan tijdens het Poolse Voorzitterschap van de EU bijzonder aandacht besteed en hebben de 27 lidstaten opgeroepen om een aantal Europese aanbevelingen op te stellen. Ook het FISAS rapport op 2 februari 2012 gestemd door het Europees Parlement besteedt aandacht aan de problemen van financiering van sport ( door Loterijen) en de risico’s van match fixing voor de integriteit van de sport.
De Nationale Loterij onderscheidt zich ook van andere sponsors door resoluut te kiezen voor de opleiding van jong talent van eigen bodem Via haar Europese Vereniging, European Lotteries, werkt de Nationale Loterij actief mee aan de dialoog met het IOC en SportAccord. European Lotteries participeren in de werkgroep van het IOC die zich over de match fixing problemen buigt. Met SportAccord heeft European Lotteries een samenwerkingsakkoord getekend, waarbij European Lotteries financiële steun geeft ter ondersteuning van een breed educatief project in de sportsector om de integriteit in de sport te vrijwaren. Sport blijft voor alle staatsloterijen een van de belangrijkste partners waaraan jaarlijks ruim 2 miljard euro wordt gegeven door de gezamenlijke leden van European Lotteries. Om de brede en duurzame ondersteuning van sport door staatsloterijen verder mogelijk te maken werkt European Lotteries aan een breed en sterk Sport Charter dat aandacht besteedt aan alle aspecten die verband houden met de interactie tussen loterijen en de sportsector (weddenschappen, sponsoring, integriteitskwestie, monitoring van wedstrijden, duurzame ondersteuning). Ook op nationaal vlak heeft het feit dat de
Nationale Loterij sportweddenschappen gaat aanbieden consequenties. De Nationale Loterij moet nu immers aandacht besteden aan de interactie tussen sponsoring en weddenschappen, de monitoring van de onderliggende sport bij weddenschappen, enzovoort.
De Nationale Loterij volgt een specifieke benadering om elke vorm van belangenvermenging, beïnvloeding of voorkennis te vermijden. Het vermijden van belangenconflicten en andere risico’s inherent aan het opzetten van sportweddenschappen zijn zaken die een weldoordachte aanpak vergen. De Nationale Loterij zoekt daarbij in de eerste plaats aan te sluiten bij de Europese aanpak van staatsloterijen die een breed Europees monitoring systeem hebben opgezet in samenwerking met UEFA en FIFA, European Lotteries Sport Monitoring. Verder werkt de Nationale Loterij aan een duidelijk beleid inzake integriteit en sponsoring om elk risico van belangenvermenging te vermijden. Dit impliceert dat waar de Nationale Loterij structureel verder de sport blijft steunen en ook de sponsoring verruimt, dit zal gepaard gaan met duidelijke afspraken rond de bewaking van de integriteit van sport, ook in België. De Nationale Loterij gaat hierbij een specifieke benadering volgen waarbij aan de hand van een reeks concrete, objectieve en duidelijke criteria haar sportsponsoring wordt ingevuld. Het doel is elke vorm van belangenvermenging, beïnvloeding of voorkennis te vermijden. De rol van de Nationale Loterij wordt hiermee uitgebreid van duurzame en structurele financierder van sport naar een reëel partnership om de uitbouw, groei, integriteit en zichtbaarheid van sport als maatschappelijk belangrijk platform in België te ondersteunen. 1 Piet Van Baeveghem is Senior Public affairs adviser van de Nationale Loterij. Philippe Vlaemminck is advocaat-vennoot bij ALTIUS gespecialiseerd in loterijen, sport en Europees recht. 2 Voor meer informatie zie het Subsidies Magazine, uitgegeven door de Nationale Loterij en beschikbaar op www.nationale-loterij. be.
17
18
DOSSIER/
SUPPORT magazine 2/2012
In the winning mood World tour-ploeg Omega Pharma - Quick-Step streeft naar internationalisering, maar… Yves Brokken In tegenstelling tot wat de traditionele media veelal berichtten, was bij de totstandkoming van Omega Pharma – Quick-Step geen sprake van een fusie. “Omega Pharma heeft het Quick-Stepteam vervoegd als hoofdsponsor”, duidt Business Development Directeur Marnix Drysdale. De Nederlander legt aan SupPORT ook uit waarom bedrijven steevast willen inzetten op de wielersport en welke strategieën er worden uiteengezet om de marketingdoelstellingen te bereiken. Drysdale staat echter ook stil bij de beperkingen die de nog steeds min of meer geregionaliseerde wielersport internationaal achterop doet hinken. “Omega Pharma en Quick-Step zijn de twee hoofdsponsors van de ploeg”, duidt Drysdale. De nu naar Gent verhuisde Drysdale bespeelde de voorbije twaalf jaar de Europese en Aziatische voetbalmarketingmarkt en mocht Nederlandse en Italiaanse clubs net als de Europese (UEFA) en Wereldvoetbalbond (FIFA) tot zijn klantenarsenaal rekenen. “Omega Pharma zien we dus als een nieuwe belangrijke sponsor die bij het team is gekomen. We zijn zeer tevreden met het nieuwe partnership, waarvan beide partijen (Patrick Lefevere namens de ploeg en Marc Coucke namens Omega Pharma, nvdr.) elkaar al kenden van een vorige samenwerking. Dat is een onmiskenbare troef. Quick-Step stond, mede om budgettaire redenen, open voor de komst van een nieuwe cohoofdsponsor en Omega Pharma was na het beëindigen van de samenwerking met Lotto opnieuw op zoek naar een ploeg om mee samen te werken.” “Wat betreft het farmaceutische bedrijf van Marc Coucke voelde de optie QuickStep het beste aan, zowel op sportief als commercieel vlak. De plannen die Patrick Lefevere met de ploeg heeft, spraken bij Coucke tot de verbeelding. Quick-Step wilde tevens een stap vooruit zetten, want de vorige jaren zijn we toch wat blijven hangen”, beseft Drysdale. “Lefevere organiseerde alles grotendeels zelf, van het sportieve tot de sponsordeals, en die structuur is intussen voorbijgestreefd. Sportief vielen de prestaties enigszins tegen, en we wilden als traditionele wielerploeg graag weer aan-
De commerciële kant staat nog in zijn kinderschoenen. We kunnen vandaag nog niet spreken van een commerciële organisatie
sluiten bij de top van het steeds internationaler wordende peloton, wat dan weer betekende dat er extra financiële middelen moesten worden vrijgemaakt. Dat is gebeurd via de extra sponsors die de afgelopen jaren werden binnengehaald, maar ook door de komst van de Tsjechische investeerder Zdenek Bakala. Daarnaast heeft er een personele uitbreiding plaatsgevonden waardoor we ons meer dan voorheen kunnen richten op de commerciële groei van de organisatie.”
Structuur en budgetspreiding De naam van de nieuwe mecenas is gevallen, al lijkt dat woord misschien een ietwat overdreven impact te hebben. “Bakala heeft in november 2010 via zijn investering wel zeventig procent van de ploeg overgenomen”, kadert Drysdale. “Als teameigenaar werkt hij nauw samen met de Board of Directors, waar ook Bessel Kok en Eddy Merckx van deel uitmaken. Daaronder staan Patrick Lefevere, die als CEO instaat voor de dagelijkse leiding en ook lid is van voornoemde Board, Geert Coeman als CFO (financieel directeur, nvdr.) en ikzelf. Samen vormen we het managementteam. Daarnaast hebben we ook een commerciële afdeling met persbegeleider Alessandro Tegner, Geert Broekhuizen, die de marketing en communicatie verzorgt en een afdeling voor accounting en logistiek. En dan is er nog de sportieve omkadering: sportdirecteurs, ploegleiders, dokters, fysiotherapeuten, mecaniciens, etcetera. Zij maken de helft van onze equipe uit, de an-
tdwsport.com
DOSSIER/
dere helft zijn renners, waarvan we er dertig onder contract hebben. Dat maakt een groep van zestig personen. De commerciële kant staat echter nog in zijn kinderschoenen. We kunnen vandaag nog niet spreken van een commerciële organisatie, al is er de voorbije jaren op dat vlak wel al heel wat progressie gemaakt. We zijn een kleine KMO.” Naast Omega Pharma en Quick-Step kan de ploeg rekenen op nog een aantal sterke sponsors zoals Q8, Innergetic, Vermarc, Janom, Peugeot en JetAir. “Die laatste regelt de accommodaties voor de ploegstages”, zegt Drysdale. “Specialized levert fietsen en een financiële bijdrage. Dat doen ze zo met alle teams, al zullen de
bijkomende centen wel afhangen van ploeg tot ploeg.” Naar verluidt krijgt elke renner bij de start van het seizoen vijf fietsen ter beschikking plus daarbovenop nog twee tijdritexemplaren, wat op ruim tweehonderd fietsen per jaar uitkomt.” Specifiek voor het wielrennen is dat teams per renner die ze willen aantrekken een budget voorop stellen dat moet passen in het totale inkomstenplaatje. “Daarbij is het verschil tussen de kopmannen en de knechten opvallend groter dan in andere sporten”, stelt Drysdale. “Ik vermoed dat we meer zullen toegroeien naar een nivellering, al zullen er wel altijd een aantal klep-
pers zijn. Bij ons is de verdeling binnen de ploeg 65-35, wat betekent dat 65 procent van het budget wordt opgesoupeerd aan rennerslonen. De rest gaat naar omkadering en overige activiteiten, zoals reiskosten, brandstof, business development en marketing. Aan de commerciële activiteiten besteden we dus veel aandacht. Onze bedoeling is om zo snel mogelijk bij de top aan te sluiten en een eigen imago binnen het peloton te creëren. We investeren dus in ons imago via hospitality concepten zoals een business club en een mooie ploegvoorstelling. Daarnaast investeren we ook in merchandising en ploegkledij.”
19
20
DOSSIER/
SUPPORT magazine 2/2012
siegelden. Dat betekent niet dat wielerliefhebbers schrik moeten hebben, we zijn niet van plan om met een soort pay-per-view te gaan werken. Al kunnen we wellicht heel exclusieve content tegen een beperkte prijs aanbieden via onze website, maar we gaan de koers niet achter de decoder proberen houden. De groei zal hem moeten zitten in de toename van financiële middelen te genereren uit de overeenkomsten die we sluiten met de UCI of ASO wat betreft uitzendrechten, want zo kunnen we streven naar een betere competitie. Daar moeten we collectief, dus samen met de andere ploegen, bonden en uitzendgemachtigden, naar gaan kijken.
Gemiddeld heeft elke ploeg een budget ter beschikking van circa acht miljoen euro tdwsport.com
“Bakala heeft gezegd dat hij de wielersport als een fantastische sport ziet die enorm veel emoties oproept bij de volgers. Zo brengt de Tour – op de Olympische Spelen en het WK voetbal na het grootste sportevenement ter wereld – heel veel mediabelangstelling op, maar toch staat
65 procent van het budget wordt opgesoupeerd aan rennerslonen de wielersport commercieel nog in zijn kinderschoenen. Bakala ziet veel potentie. Hij is niet de Abramovich van het wielrennen, maar wil over een periode van vijf jaar financieel een duwtje in de rug geven om de ploeg en de sport vooruit te helpen. Bakala ziet dus veel waarde in de ploeg zelf. Daarom wil hij als eigenaar ver gaan om te investeren en daarbij kijkt hij vooral naar de lange termijn. Pas na verloop van tijd wil hij evalueren waar we staan.”
Geen pay-per-view Negentig procent van de inkomsten van professionele wielerploegen komt uit sponsoring, een aanzienlijk deel als je het met
teams uit populaire sporten als voetbal en Formule 1 vergelijkt. De financiën binnen het professionele wielerpeloton gaan er echter met rasse schreden op vooruit. Bedroegen de inkomsten van alle 40 profploegen in 2009 nog 235 miljoen euro, dan is dat bedrag volgens een recent rapport van accountancybedrijf Ernst & Young nu opgetrokken tot 321 miljoen, een stijging met maar liefst 36,5 procent. “Hoeveel ons totale budget bedraagt, daar kan ik deontologisch gezien moeilijk een antwoord op geven”, luidt het bij de commercieel directeur. “Vroeger verklapte Lefevere het budget steeds tot twee cijfers na de komma, maar wat andere ploegen doorgaven aan de pers, klopte langs geen kanten. Daar heeft Patrick zijn conclusies uit getrokken. Laat ons het er op houden dat we iets boven het gemiddelde draaien. Wij moeten wel zo snel mogelijk groeien, want nu zitten we met een model waarin we bijna uitsluitend overleven met sponsorinkomsten. Die zijn wel gespreid, maar het blijft een kwetsbare situatie.” “Er heerst wel een algemeen gevoel dat het wielrennen in de lift zit op andere gebieden dan sponsoring. Je zou inkomsten kunnen genereren uit onder meer media en televi-
Internationaal podium “De wielersport zit in een ruime ontwikkelingsfase”, beseft Drysdale. “Dat betekent dat elke wielerploeg een steeds internationaler podium betreedt, wat een zeer goede zaak is. Er komen steeds meer teams bij uit alle uithoeken van de wereld, waardoor bedrijven ook meer hun klemtoon kunnen leggen op een mondiale doorbraak. Omega Pharma krijgt steeds meer baat bij de bewuste zoektocht naar een platform dat zich ver buiten onze landsgrenzen uitstrekt. In het verleden probeerden ze nog hun productbekendheid internationaal te vermarkten, denk maar aan de ploegnamen Davitamon en Predictor. Nu wil het bedrijf zijn naam via sportmarketing linken aan het team, waardoor het de hele groep via het sponsorship wil bundelen. Daardoor richt het wellicht minder zijn pijlen op de sales, maar des te meer promoot het zijn eigen bedrijf. Omega Pharma treedt nu naar buiten als één geheel, waardoor ook intern het bedrijfsgevoel wordt aangewakkerd. Het bedrijf Quick-Step is door de jaren heen vooral bekend geworden als sponsor van het wielerteam. Veel mensen, en dan vooral in het buitenland, hebben er geen gedacht van dat er een product achter schuilgaat.
DOSSIER/
Dat is een aandachtspunt voor verdere activatie van het partnership de komende jaren. We moeten met het oog op de consumentenmarketing zichtbaar maken dat het om laminaat en meubels gaat, meer de nadruk leggen op het product.” “Voorheen werd een bedrijf te vaak bestempeld als de hoofdsponsor van een wielerploeg en te weinig als onderneming op zich, een communicatielijn die fout gevoerd werd. Dat is ook een onderdeel van de ontwikkeling waarin het wielrennen zich bevindt. Het echte ouderwetse sponsoringsmodel waarbij één sponsor de naamgever wordt van een wielerploeg, daar gaan we heel langzaamaan vanaf. Je ziet steeds meer wielerploegen die onder hun eigen naam , al dan niet in combinatie met één of meerdere hoofdsponsors, hun eigen imago gaan belichten. Leopard, het team van de gebroeders Schleck, is daar een voorbeeld van. Die hebben daar goed over nagedacht en er een sterke eerste aanzet toe gedaan. In de toekomst verwacht ik dat we zullen spreken met sponsors die niet louter op zoek zijn naar een podium waarop ze hun naamsbekendheid kunnen vergroten, maar binnen het wielerpeloton tevens een link zoeken naar een imago dat bij hen past. Wij moeten ons als ‘merk’ dusdanig sterk positioneren dat partijen de waarde herkennen die wij met onze unieke achtergrond en herkenbare iconen voor hen creëren. Onze partners moeten de behoefte voelen zich juist met dit profiel te willen identificeren. Deze doelstelling willen we ondermeer bereiken door hard te werken aan de kwaliteit van de verschillende evenementen die we voor fans, sponsoren en media organiseren. Tevens werken we aan een herkenbare uitstraling via onze wielertruitjes en koerskledij. We moeten uitstralen over de gehele organisatie een kwalitatief hoogwaardig team te zijn.”
Bedrijfsstrategie Bij Quick-Step is de ziel van sponsor Frans De Cock heel groot. Toch kijkt hij op het einde van het seizoen ook naar de return die het wielrennen zijn bedrijf geeft. “Als je iets meer afstand neemt, dan weet je dat sportsponsoring door de vele emoties die het losmaakt een uniek marketinginstrument is. Sportsponsoring moet ten opzichte van gewone advertentiecampag-
nes meer opleveren dan de pure media exposure. Er moet een associatie gecreëerd worden met die sport of dat team waar de sponsor baat bij heeft. Gemiddeld is de exposure een drievoud van de contract fee, het sponsorbedrag, dat je jaarlijks betaalt. Quick-Step lijkt daar wel boven te zitten. Dat is natuurlijk heel mooi, al kan ik niet zeggen hoe zich dat vertaalt op verkoops-
Steeds meer wielerploegen gaan hun eigen naam, hun eigen imago belichten. gebied. Quick-Step en Omega Pharma zitten al jaren in de wielersport omdat ze daar lokaal toch de meeste feeling mee hebben en qua doelgroepbereik halen ze daarmee het maximale eruit. Bij Quick-Step is er een grote overlapping tussen mensen die van wielrennen houden en mensen die de Quick-Stepproducten kopen. Maar op een gegeven moment kom je natuurlijk bij de vraag hoe het partnership zo effectief mogelijk te blijven benutten. Bij Quick-Step hebben ze dat voor zichzelf goed onder controle, ze kennen ook alle cijfers. Eén van de uitdagingen is om samen met de ploeg meer zichtbaarheid in het buitenland te verwerven om er markten zoals China, waar nu ook gekoerst wordt onder de vlag van de UCI, verder uit te bouwen. Die wedstrijden daar zijn ideaal om de Chinese relaties uit te nodigen om eens in de volgwagen mee te rijden of om Patrick Lefevere te ontmoeten. We onderzoeken de mogelijkheid er dit jaar in het kader van de wedstrijd ook een evenement te organiseren. Het is in China belangrijk je relaties te behouden, dus als je dan zoiets exclusief kan aanbieden, dan moet je die kans grijpen.” De doelstelling is dus de lokale markt te gaan veroveren met doe-het-zelfpakketten. “Klopt”, zegt Drysdale. “En dat willen we ook gaan doen in Zuid-Amerika, want daar ontwikkelt de koers zich ook volop. We willen dus dat de mensen eerst hun laminaat leggen en vervolgens koers gaan kijken. Of omgekeerd. (lacht) Quick-Step zal de sponsorship dus in toenemende mate aanwenden om buitenlandse markten te gaan
bespelen.” De doelstellingen van Omega Pharma zijn vergelijkbaar, al lijkt deze sponsor zich meer te richten op de overkoepelende werking die de samenwerking met de ploeg voor het bedrijf, en diens merken, brengt. Je merkt ook dat hun hele bureel in Nazareth de complete ploeg ademt. Ze zijn heel fier dat ze samen achter die ploeg staan, en daarbij maakt het niets uit of je nu brand manager bent van product A of in een laboratorium onderzoeken voert naar product B. Iedereen zit in diezelfde koers. Voor Coucke is de wielerploeg Omega Pharma iets waarop ze met zijn allen trots kunnen zijn. De commerciële waarde zit hem voor Omega Pharma vooral in het gedeelte relatiemarketing; de mogelijkheid relaties mee te brengen naar de koers, juist in die landen waar het van belang is.” Omega Pharma zit in alle uithoeken van de wereld, maar de focus ligt toch op de West-Europese markt. Coucke zelf heeft geen officiële functie bij de ploeg, hij is gewoon de CEO van één van de hoofdsponsors.”
Mondiale groei? In de Verenigde Staten kennen ze op Lance Armstrong na nauwelijks iets van wielrennen. In Engeland doet bij velen de naam Mark Cavendish niet altijd een belletje rinkelen. Hoewel met name in de Angelsaksische wereld de professionele wielersport al enkele jaren sterk in opkomst is, lijkt het wielrennen desondanks nog steeds een vrij regionaal gegeven. Drysdale kan dat deels bevestigen. Bovendien is er het voor een deel negatieve imago dat de sport sinds jaren met zich meesleurt. “Bedrijven die zich engageren binnen het profpeloton hebben vooral de Europese afzetmarkt als doelgroep”, duidt Drysdale. “Opvallend is dat de hele grote merken zoals bijvoorbeeld Nike bewust niet in de wielersport stapt. Vraag is of we als sport ooit mondiaal genoeg zullen worden om die grote kleppers aan te trekken. De meeste teams, ook wij, denken dat dat moment er ooit komt, maar vooralsnog blijft het zwaartepunt in Europa liggen. Dat heeft tevens te maken met het feit dat de meeste renners uit de traditionele landen zoals België, Frankrijk en Italië komen. Als er in de toekomst nieuwe talenten uit andere windstreken opstaan, dan zullen er ook nieuwe partijen op vlak van sponsoring betrokken raken.” Lotto-Belisol, dat andere Belgische Word Tour-team heeft
21
22
DOSSIER/
SUPPORT magazine 2/2012
Het wielrennen lijkt nog steeds een vrij regionaal gegeven zo met de Iraanse vedette Mehdi Sohrabi alvast een goede commerciële zet gedaan. Hij is de beste Aziatische renner van het moment en was in 2011 goed voor 27 zeges. “We monitoren het talent buiten de traditionele wielerlanden. Het is echter niet zo dat je renners gaat selecteren op basis van waar je je markt wilt ontginnen. We kunnen natuurlijk niet ontkennen dat bijvoorbeeld de Slovaakse gebroeders Velits (die overkwamen van het ter ziele gegane Team HTC-Highroad, nvdr.) heel goed kunnen fietsen. We weten dat Oost-Europa voor een aantal van onze sponsors een belangrijke markt is. Dan is het natuurlijk fantastisch dat je daar een aantal renners uit die regio van in je ploeg hebt en dat de Ronde van Polen een steeds grotere koers begint te worden. Daar gaan we naar onze sponsors toe ook zeker iets mee doen. De wielersport is aantrekkelijk omdat je als sponsor heel veel exposure krijgt, maar de internationale groei blijft wel een langzaam proces. Die aantrekkelijkheid geldt echter nog niet voor bedrijven die mondiaal een bepaald imago willen creëren omdat het wielrennen zeer versnipperd is. Je staat als sponsor steeds op een truitje waar nog tien andere merken op staan en de herkenbaarheid met de ploeg is zeer klein.” “De moeite die teams hebben een eigen imago te bouwen, maakt dus dat de grote bedrijven met het grote geld wegblijven. Dat is in het voetbal bijvoorbeeld heel anders. De spelers zijn ook wel van diverse nationaliteiten, maar de ploeg speelt elk jaar in dezelfde kleuren en heeft ook een vaste basis waar het zijn (thuis)wedstrijden speelt. Nike bijvoorbeeld heeft niets tegen de wielersport, maar heeft moeite zijn merk te bouwen op een voor hen te veranderlijk platform van wielerteams. Wel wilden ze samen in zee met Lance Armstrong, omdat die een bepaald imago vertegenwoordigt; dat van een innovatieve, herkenbare, geëngageerde (én Amerikaanse) winnaar. Liever sponsor van een imago dus, dan zoeken
tdwsport.com
naar louter naamsbekendheid en exposure. Een andere bijkomstigheid is dat veel wielerfans supporteren voor een bepaalde renner, maar het maakt hen niet uit of die nu voor een Belgisch dan wel een Australisch team rijdt. Het opbouwen van een eigen fanbase is voor de meeste wielerteams dus een hele opgave. Dit wordt dan nog eens bemoeilijkt door het feit dat de ploegnamen en de sponsoruitingen op de truitjes bijna elk jaar weer veranderen. Er ligt dus een flinke uitdaging te wachten deze situatie te doorbreken.” Drysdale geeft aan dat er wordt nagedacht over een systeem om de nadelen van het reizende circus – en het ontbreken van een ‘thuishaven’ – op te vangen. “Leopard heeft dat zeer goed aangepakt, onder meer via de ploegvoorstelling vorig jaar. Ze hebben de juiste weg ingeslagen. Ik denk dat je als wielerfan wel iets hebt met Leopard. Als ze doorzetten en hun imago blijven ontwikkelen, zullen meer teams hun spoor volgen.”
Negatief imago Op het private cocaïneaccidentje met Tom Boonen na, lijken alle renners van het huidige Omega Pharma – Quick-Step een on-
besproken reputatie te hebben op het vlak van doping. “Dat is een bewuste strategie, maar niet onder druk van de sponsors”, geeft Drysdale nog mee. “Bij ons hebben alle renners onze strikte ‘code of conduct’ ondertekend. Daarin staat dat doping onder geen beding wordt getolereerd. Het is in het wielrennen nog steeds gevaarlijk om aangeschoten wild binnen je ploeg te halen. Daar letten wij heel goed op, al moeten we eerst kijken naar het sportieve. We hebben een heel goeie medische begeleiding, waar bijvoorbeeld elke farmaceutische tablet die een renner wil nemen, wordt onderzocht. We willen dat heel goed monitoren, maar het is natuurlijk geen garantie om nooit met een dopinggeval geconfronteerd te worden. Over het geheel lijkt het overigens dat de wielersport de laatste jaren zuiverder is geworden, al is dit slechts een gevoel.”
DOSSIER/
Argos Shimano Shimano: nieuw project op gevestigd fundament Matthias De Vlieger Frederik De Brant en Matthias De Vlieger vlogen richting Alicante om vijf dagen te leven als een wielrenner. Daarbij kwamen ze in contact met de professionele continentale wielerploeg Project Argos Shimano. Het gaf ons de gelegenheid om een praatje te slaan met managers Iwan Spekenbrink en Sissy Van Alebeek. De wielerploeg Project Argos Shimano is de opvolger van het voormalige SkilShimano, waar vorig seizoen renners als Marcel Kittel en Kenny Van Hummel overwinningen behaalden. Van Hummel trok ondertussen richting Vacansoleil, maar John Degenkolb verliet HTC (die stopte als wielerploeg) om de gelederen van Project Argos te vervoegen. Het is belangrijk dat u het woordje ‘Project’ niet over het hoofd ziet, want de naam van het team verandert weldra opnieuw. Op het einde van deze maand maakt het professionele continentale wielerteam de nieuwe sponsor bekend. Tot dan blijft de ploeg bekend onder de werknaam Project Argos Shimano. Voor de aanvang van het interview zoekt Iwan Spekenbrink naar Sissy Van Alebeek, de commerciële manager van Argos. Zij moet bij het interview aanwezig zijn volgens Spekenbrink. En dat typeert de leiding van het wielerteam. “Wij zijn een managementteam”, zo luidt het.
Vaste structuur De procontinentale wielerploeg heet niet zomaar Argos. Er schuilt een bepaalde denkwijze achter. De ’1t’ staat voor ’1 team’ dat wordt getypeerd door 4i’s: met name inspiration, integrity, improvement en innovation. In het wielermilieu is Iwan Spekenbrink alvast geen grijze muis. Hij is met zijn 36 lentes niet alleen de jongste manager in het circuit, hij heeft ook een andere visie op de organisatie van een wielerteam. Spekenbrink, zelf nooit een groot wielrenner geweest, leidt een marketing- en managementbedrijf en heeft een heel managementteam op poten gezet voor Argos. “De leiding over een wielerploeg kan volgens mij niet van één persoon
afhangen”, aldus Spekenbrink. “Het is een loyaal managementteam dat de gezamelijke strategie uitstippelt en verantwoordelijk is voor een transparante bedrijfsstructuur.” Sissy Van Alebeek vult aan: “Hoe meer mensen je omringen, hoe meer feedback je aan elkaar kan geven. We stellen ons hierdoor telkens de vraag of we goed bezig zijn.” Van Alebeek is, in tegenstelling tot Spekenbrink, zelf een professioneel wielrenster geweest. De tevens 36-jarige Van Alebeek was regelmatig de laatste persoon die Leontien Van Moorsel moest piloteren voor de spurt. Ze won daarnaast heel wat criteriums en werd in 2001 zelfs Nederlands kampioene op de weg. Spekenbrink had al van in het begin een bepaalde visie over de organisatie van een wielerploeg. Hij streeft naar wat hij noemt ‘een geloofwaardige en duurzame sportorganisatie’ door middel van een vaste structuur en een transparante benadering, aangevuld met managementinstrumenten, principes en methodes. “De filosofie van het teammanagement is om een krachtig collectief, en een gezamelijk denken te creëren binnen en rondom de ploeg”, verklaart Spekenbrink. “Al van bij mijn eerste stappen in het wielermilieu had ik een rode draad in mijn gedachten, maar moest ik deze hier en daar wat bijstellen op basis van de realiteit.” Spekenbrink zegt dat het wielerteam dit jaar alvast een grote stap vooruit heeft gezet. “Een nieuw project werd gerealiseerd op een gevestigd fundament”, legt de Nederlander het. De organisatie van Argos wordt gekenmerkt door enerzijds het managementteam en anderzijds de vaste structuur. Deze structuur is te vergelijken met die van
een voetbalploeg: daar is het gewoon dat de spelers zich iedere dag melden bij de club om te trainen, te herstellen, te revalideren enzovoort. Dit is geen sinecure in de wielrennerij. Er zijn wel stages en trainingskampen. maar de meeste renners individueel - herinner u bijvoorbeeld de carte blanche die Lefevre indertijd gaf aan Stijn Devolder in zijn voorbereiding naar de Tour de France, en die er toen niets van bakte. Het is niet ondenkbaar in de wielerwereld dat bepaalde renners van hetzelfde team elkaar enkel zien wanneer ze aan de start komen van een rittenkoers. Dit gebeurt dus niet bij Argos. Een team is een team. En een team traint samen. Samenhorigheid creëren is hierbij natuurlijk ook belangrijk. Moet je niet meerijden in een bepaalde koers, keer je terug richting de basis in Alicante om je te vervoegen bij de rest van het team
Ambitieuze talenten De opvolger van de procontinentale wielerploeg Skil-Shimano lijkt op bepaalde punten een trendsetter te zijn in het wielercircuit. Er is namelijk niet alleen de vaste structuur, ook is er het streven naar een zo perfect mogelijke topsportomgeving en de specifieke doelgroep aan renners. In zijn benadering wil Argos namelijk de wielerfan dichter bij de sporter brengen. In Altea Hills (Alicante) is een ware Project Argos experience gecreëerd, waar wielertoeristen van allerlei niveaus welkom zijn en kunnen ervaren wat het is om als beroepswielrenner of -wielrenster te leven. Wielertoeristen krijgen tips van de profrenners en mogen zelfs mee op trainingstocht. De renners van Argos hebben hier in het zonnige ZuidSpanje namelijk hun vaste trainings- en logeerstek. OPMERKING Ik blijf wat op mijn honger zitten wat betreft de doelstellingen en innovaties van de ploeg, is de vaste structuur de enige grote nieuwigheid? Op de vraag of Spekenbrink iets wil ver-
23
24
DOSSIER/
SUPPORT magazine 2/2012
Geen kweekvijver
Argos Shimano
anderen in de wielerwereld, krijgen we dit antwoord: “Wij denken met Argos niet zo grootschalig, maar het zou leuk zijn moesten enkele kernwaarden van ons overwaaien naar andere teams.” En het lijkt nog te werken ook. Zo zien we dat Rabobank ook tracht te werken naar een vastere structuur. De Nederlandse WorldTourploeg kon u alvast aan het werk zien in het Zuid-Spaanse Mojacar. Daarnaast wil de 36-jarige general manager toch de eigenheid behouden met zijn wielerteam. Argos Shimano zoekt namelijk alleen maar naar ambitieuze jonge renners met heel veel groeipotentieel. “Wij zoeken continu naar jonge, ambitieuze renners die zichzelf constant willen verbeteren”, verklaart Van Alebeek. Het continentale wielerteam schuimt hierdoor vele U23 races af, op zoek naar de beste talenten. De focus ligt hierbij vooral op West-Europa. En dat merk je ook aan de bezetting van het team. De selectie van Argos bestaat uit 25 wielrenners en tien wielrensters. Bij de mannen komen zes renners uit Frankrijk, zeven uit Duitsland en acht uit Nederland. De overige landen zijn vertegenwoordigd door één renner: Japan, China, Zweden en België met Bert De Backer. Het vrouwenteam bestaat volledig uit Nederlandse vrouwen.
Spurtbom Kittel als speerpunt Spekenbrink is naar eigen zeggen tevreden
over de huidige selectie van Argos Shimano. “Ons team beschikt over een mix aan toppers en jongens met heel veel groeipotentieel”, aldus de Nederlander. “Argos gaat ook op zoveel mogelijk vlakken proberen mee-strijden, maar we zijn ook realistisch genoeg om te weten dat we de focus vooral gaan moeten leggen op een treintje voor Marcel Kittel.” De 23-jarige Duitse sprinter won dit seizoen reeds spurts in de Ster van Bessèges en de Ronde van Oman en lijkt de absolute speerpunt te zijn van Argos Shimano. Hou ook zeker en vast rekening met renners als John Degenkolb, Patrick Gretsch en Tom Veelers. Degenkolb heeft op dit moment al enkele mooie ereplaatsen kunnen bemachtigen, net als Veelers. Degenkolb finishte als elfde in de Omloop Het Nieuwsblad en spurtte naar een derde plek in de etappe van Parijs-Nice die werd gewonnen door Tom Boonen. Tom Veelers werd reeds vijfde in het algemeen klassement van de Ronde van Qatar en eindigde als zesde in Kuurne-Brussel-Kuurne. De 24-jarige Duitser Patrick Gretsch deed zelfs nog beter door de proloog van de Ruta del Sol op zijn naam te schrijven. Ook waard om de naam even te vernoemen: Tom Stamsnijder. De Nederlander koos voor Argos om uit de rol als knecht te treden en volop voor zijn eigen kansen te gaan.
Het gesprek nadert zijn einde. Feit is dat Spekenbrink en Van Alebeek in alle openheid hebben gepraat. Het debat rond het dopingspook dat even rond Kittel hing, werd niet uit de weg gegaan. Hierover werd intussen genoeg neergeschreven en de historie is dus genoegzaam bekend. We vonden interessanter om even te polsen naar de belangrijkste doelstellingen en koersen voor dit seizoen. “Als belangrijkste koersen hebben we Parijs-Nice, de voorjaarsklassiekers, de Ronde van Frankrijk, de Vuelta, het WK en in mindere mate de Enecotour, Dauphiné Libéré en Vattenfal Classics aangestipt”, aldus Spekenbrink. Interessant hier is de Tour de France even in het achterhoofd te houden. Project Argos Shimano is geen WorldTourploeg en is voor races als de Ronde van Frankrijk afhankelijk van een wildcard. Hoewel deze wildcards nog niet werden uitgereikt door de Tourorganisatie, gaat Argos er toch vanuit deel te mogen nemen aan La Grande Boucle. “Vermits we worden gevraagd in bijna alle grote koersen, zijn we vrij optimistisch wat een deelname aan de Tour betreft”, verklaart Van Alebeek. “We voelen dat de organisaties er ons graag bij willen hebben.” Hoewel Argos gemiddeld gezien een piepjonge ploeg is, tracht het team op alle vlakken mee te strijden. “Het is met deze ploeg zeker de bedoeling aanwezig te zijn op het hoogste niveau”, zegt Spekenbrink ons. Op de vraag of het team niet vreest voor een ‘kweekvijver-statuut’ te verkrijgen, heeft Van Alebeek snel een antwoord klaar: “In het begin kregen we die stempel door onze manier van werken, maar dat statuut zijn we intussen ontgroeid.” Spekenbrink knikt en vult aan: “Marcel Kittel ontpopte zich vorig jaar tot een heus talent. Een renner met zelfs nog veel groeimogelijkheden die vele ploegen in hun rangen zouden willen hebben. Toch bleef hij bij ons. Sterker nog, we konden zijn makker en absoluut toptalent John Degenkolb binnenhalen voor de neus van andere teams.” We kijken alvast met veel belangstelling uit naar de prestaties van dit sympathieke continentale wielerteam. Om het team nog beter te leren kennen, mag u weldra ook kleine portretten verwachten van drie Argos-renners: Simon Geschke, Tobias Ludvigsson en Alexandre Geniez. Wordt dus vervolgd…
COLUMN/
Beneliga: feniks van de Lage Landen Trudo Dejonghe
Het concept van de Beneliga in het voetbal komt om de twee jaar opnieuw in de mediabelangstelling. Op het einde van de jaren ’90 constateerden topclubs uit kleinere competities dat het Bosmanarrest tot een competitief nadeel leidde ten opzichte van de grotere competities in Engeland, Spanje, Italië, Duitsland en Frankrijk, de zogenaamde Big 5. Als oplossing kwam het voorstel van een Atlantic League met clubs uit Nederland, België, Schotland, Portugal en Scandinavië. Het voorstel werd door UEFA verworpen waarna de Europese voetbalorganisatie de UEFA Cup hervormde om clubs uit kleinere landen enkele kruimels te geven. In 2009 keerde Michel Platini op dit besluit terug. Het Beneliga-model rees hierdoor terug op uit zijn as. Met 27 miljoen inwoners zouden de inkomsten uit mediarechten toenemen en zou de kwaliteit positief beïnvloed worden waardoor we weer een rol van betekenis in de Champions League zouden kunnen spelen. De competitie met twaalf Nederlandse en acht Belgische clubs met hieronder telkens een eerste klasse zou het nieuwe concept zijn. Alhoewel ik hier niet geheel afkerig tegenover sta, heb ik wel enkele bedenkingen die deze euforische kort-doorde-bocht-stemming wat moeten temperen. In Nederland zijn vele clubs subsidiejunks. Via allerhande constructies werd sinds 2002 610 miljoen overheidsgeld naar de clubs gedraineerd zonder hierbij rekening te houden met de ook in België bestaande gunstregelingen op allerlei vlakken. Belgische clubs hebben hierdoor een groot concurren-
tienadeel. De omzet van de Nederlandse eredivisie bedraagt 391 miljoen euro, die van de Belgische Jupiler Pro League 195 miljoen euro. De door de overheid ondersteunde stadions zijn modern en op maat gemaakt en goed bereikbaar waardoor gemiddeld 19.200 mensen naar het voetbal komen. Bij ons staan verouderde, slecht bereikbare, soms te kleine bunkers en is de hulp van de overheden om nieuwbouw te ondersteunen veel kleiner. Ik vraag me af wat de Nederlandse clubs zullen denken als ze in sommige van onze stadions zullen terechtkomen. Met andere woorden wat heeft België infrastructureel te bieden aan Nederland? Een tweede bedenking is het verschil in de fiscale en andere wetgevingen tussen beide landen. Om een voorbeeld te geven: in België is het minimumjaarloon van een niet-EU-speler 70.400 euro, in Nederland 550.000 waardoor de jeugdwerking beter uitgebouwd is en beter beschermd is door de overheid. Een ander heikel punt zijn de tv-inkomsten die in België momenteel hoger zijn dan in Nederland doordat de Proleague de markt tactisch goed heeft benaderd. De Beneliga zal misschien wel meer opbrengen in beide landen samen maar het dromen van Aziatische markten en opbrengsten van 10 euro per inwoner zijn utopisch daar de interesse niet verder dan de Lage Landen zal reiken. Wat de protagonisten eveneens over het hoofd zien is de ingesteldheid van de toeschouwers. De abonnees van de Belgische en Nederlandse topclubs eisen dat hun club de meeste en liefst alle thuiswedstrijden wint. Indien de topclubs meer zouden verliezen zou de aantrekkingskracht wel eens vlug kunnen afnemen en in ons land bezitten de 5 grootste clubs samen 65 procent van de abonnees. Uit onderzoek blijkt bovendien dat de fans van kleinere clubs vooral interesse hebben in de wedstrijden tegen de topclubs en de kleinere clubs een groot deel van hun inkomsten uit deze wedstrijden halen. Het onthoofden van de lokale eersteklasse maakt er vandaag een veredelde tweedeklasse van met lage toeschouwersaantallen en clubs die financieel afhankelijk zijn van tv-gelden vanuit de Beneliga en … wat gebeurt er met onze topclubs als die eens zouden degraderen uit de Beneliga? Daar werd niet over gedacht … denk ik. Debatteer mee en geef een reactie op sportbizz.be !
25
26
FOCUS/
SUPPORT magazine 2/2012
Ethiek in/en jeugdsport Met de steun van de Vlaamse overheid werd door de onderzoeksgroep Humane Kinesiologie van de KU Leuven in 2011 een wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd naar medisch en verantwoord sporten in de Vlaamse jeugdsportclubs Jan Seghers1, Jeroen Scheerder2, Filip Boen3, Erik Thibaut4 & Jeroen Meganck5 De Vlaamse overheid keurde op 21 mei 2010 een Besluit goed met thema’s en richtsnoeren die moeten leiden tot ethisch verantwoord sporten (Vlaamse overheid, 2010). Ethisch (en medisch) verantwoord sporten impliceert het promoten van een faire, gezonde, pedagogisch verantwoorde en plezierige sportbeoefening. In het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering staan zes ethische thema’s uitdrukkelijk vermeld: (i) de rechten van het kind in de sport, (ii) inclusie, (iii) het respect voor diversiteit, (iv) fair play, (v) de fysieke en psychische integriteit van het individu, en (vi) de onderlinge solidariteit. Voor elk ethisch thema zijn er in het decreet een drietal richtsnoeren vermeld. Alle erkende Vlaamse sportfederaties kregen vanaf 1 januari 2011 de opdracht om concrete acties uit te werken voor minstens één ethisch thema en minstens twee richtsnoeren (binnen het gekozen ethisch thema) (Vlaamse overheid, 2010). Uit de rapportering van de Vlaamse sportfederaties aan het team Medisch Verantwoord Sporten van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media van de Vlaamse overheid blijkt dat de meest gekozen richtsnoeren onder de thema’s rechten van het kind in de sport, fair play en solidariteit vallen (Vlaamse overheid, 2011). De richtsnoeren binnen het ethisch thema rechten van het kind in de sport bestaan er onder andere in dat de sportfederatie de nodige inspanningen levert om (i) de Panathlonverklaring over ethiek in de jeugdsport van 24 september 2004 binnen de federatie en sportclubs te concretiseren en te implementeren en (ii) haar sportclubs, trainers, begeleiders en andere betrokkenen te sensibiliseren, te begeleiden en te ondersteunen bij het ethisch en pedagogisch verantwoord omgaan met hun jeugdleden, met bijzondere aandacht voor hun ontwikkelingsniveau. Met steun van de Vlaamse overheid werd door de onderzoeksgroep Humane Kinesiologie van de KU Leuven in 2011 een wetenschappelijk onderzoek uit naar het be-
leid en acties in Vlaamse jeugdsportclubs met betrekking tot ethisch (en medisch) verantwoord sporten. Het project maakt deel uit van het ad-hoc onderzoek van het Steunpunt voor beleidsrelevant onderzoek Cultuur, Jeugd en Sport (2007-2011). Het onderzoek omvatte een representatieve onlinebevraging bij 190 jeugdsportclubs, mondelinge interviews met bestuurders uit 14 jeugdsportclubs, en een focusgroep met experten. Voor de volledige rapportering van de onderzoeksresultaten verwijzen we naar de eindrapporten die gratis gedownload worden via www.faber.kuleuven.be/BMS (Seghers e.a., 2012a, 2012b). In deze bijdrage geven we de voornaamste resultaten uit het desbetreffende onderzoek.
Onderzoeksvragen Het belang van het promoten van ethiek in de clubgeorganiseerde jeugdsport blijkt uit het feit dat er in 2009 meer dan een half miljoen jongeren waren aangesloten bij jeugdsportclubs van een erkende sportfederatie (Scheerder e.a., 2011). Hoewel de georganiseerde (jeugd)sport geen opvoedingspraktijk vormt in de strikte zin van het woord, kan er geen twijfel over bestaan dat ze vanuit het oogpunt van socialisatie van jongeren een uiterst relevante praktijk is. In het project stonden volgende drie onderzoeksvragen centraal: • In welke mate voeren Vlaamse jeugdsportclubs een beleid en ondernemen zij concrete acties in functie van medisch en ethisch verantwoord sporten? • Welke hindernissen ervaren Vlaamse jeugdsportclubs in functie van het uitwerken van medisch en ethisch verantwoord sporten? • Welke contextfactoren verklaren het beleid, de acties en hindernissen in Vlaamse jeugdsportclubs in functie van medisch en ethisch verantwoord sporten?
Negen op tien jeugdsportclubs vinden medisch en ethisch verantwoord sporten belangrijk Negentig procent van de bevraagde jeugdsportclubs erkenden dat medisch en ethisch verantwoord sporten een belangrijke taak is van jeugdsportclubs. Een meerderheid van de bestuurders gaf ook aan dat de verschillende actoren binnen de werking van een jeugdsportclub een positieve houding aannemen ten opzichte van de promotie van medisch en ethisch verantwoord sporten bij hun jeugdleden. Niettegenstaande deze positieve houding van de verschillende betrokkenen, gaan 62 procent van de ondervraagde jeugdsportclubs akkoord met de stelling dat ze in de toekomst nog meer aandacht moeten besteden aan deze thematiek (zie figuur 1). Deze bevindingen tonen aan dat Vlaamse jeugdsportclubs de bereidheid vertonen om
FOCUS/
Figuur 1 Percentage van de ondervraagde bestuurders van jeugdsportclubs dat akkoord gaat met de voorgelegde houdingen van diverse actoren aangaande de promotie ethisch (en medisch) verantwoord sporten binnen de sportclub (N=193). Promotie van MEVS is een belangrijke taak voor jeugdsportclub
91%
In toekomst meer aandacht besteden aan promotie van MEVS
62% 64%
Positieve houding sportfederatie t.a.v. promotie MEVS Positieve houding 'eigen' jeugdtrainers t.a.v. promotie MEVS
78%
Positieve houding 'eigen' jeugdleden t.a.v. promotie MEVS
52% 55%
Positieve houding ouders t.a.v. promotie MEVS
0%
20%
40%
60%
80%
100%
% akkoord
Bron: Seghers e.a. (2012a: 25)
Figuur 2 Percentage van Vlaamse jeugdsportclubs die concrete acties ondernemen met betrekking tot de zes ethische thema’s.
Rechten van het kind (N=178)
29%
Inclusie (N=164)
25%
Diversiteit (N=159)
30%
Fair Play (N=157)
56%
Integriteit (N=147)
40%
Solidariteit (N=150)
28% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
% akkoord Bron: Seghers e.a. (2012a: 27-51)
medisch en ethisch verantwoord sporten in hun werking op te nemen, maar dat er nog groeimarge is in de praktische uitvoering. Ook op het vlak van communicatie kan er nog veel vooruitgang worden geboekt. Slechts één op tien van de ondervraagde jeugdsportclubs communiceert hun acties met betrekking tot de ethische thema’s naar hun leden op een systematische wijze.
Fair play scoort goed Dat er nog groeimarge is op het vlak van de praktijk, blijkt uit de respons op de vraag naar concrete acties met betrekking tot de zes ethische thema’s (zie Figuur 2). Resultaten uit de representatieve onlinebevraging tonen aan dat vooral de ethische thema’s die nauw aansluiten bij de sportpraktijk goed scoren. Een bijzonder populair ethisch thema is bijgevolg het promoten van fair play. Bijna zes op tien van de ondervraagde jeugdsportclubs geeft aan concrete acties te ondernemen met betrek-
king tot fair play. In de praktijk uit zich dat in “handschudacties” of het uitreiken van een “fair play prijs” op het einde van het seizoen. Een aantal jeugdsportclubs richten zich hierbij ook expliciet naar het gedrag van ouders en supporters, onder meer door gedragscodes op te stellen (in 25 procent van de ondervraagde jeugdsportclubs) of door “no-go-zones” te creëren rond de reservenbank en de trainers. Fair play heeft ook te maken met het aanbieden van aangepaste oefen- en competitievormen zodat iedereen kan sporten met jongeren van hetzelfde ontwikkelingsniveau. Ook dit aspect van fair play scoort goed in jeugdsportclubs. Ongeveer drie op vier van de ondervraagde jeugdsportclubs gaat namelijk akkoord met de stelling: “De club zorgt ervoor dat al de jeugdleden kunnen sporten met jongeren van hetzelfde ontwikkelingsniveau”.
Op het vlak van de rechten van het kind in de sport werd in het onderzoek vastgesteld dat een meerderheid van jeugdsportclubs (nog) geen gebruik maken van uitgeschreven ethische codes of gedragscodes. Het expertentpanel erkent echter dat het ondertekenen van de Panathlonverklaring voor vele jeudgsportclubs een startpunt is om basisprincipes rond rechten van het kind in de jeugdsportclub toe te passen. Niettegenstaande de Panathlonverklaring Ethiek in de Jeugdsport al dateert van 2004 (Panathlon Vlaanderen, 2004), heeft nog maar veertig procent van de bevraagde sportclubs deze verklaring anno 2011 ondertekend. De Panathlonverklaring heeft als doel de rechten van de kinderen in de sport te waarborgen. Het legt enerzijds de nadruk op de positieve waarden in de jeugdsport en anderzijds op het beschermen van de jeugdleden tegen de mogelijke negatieve effecten van sport. Van de zes ethische thema’s wordt inclusie het minst in de praktijk gebracht. Slechts één jeugdsportclub op vier geeft aan concrete acties te ondernemen met betrekking tot het wegwerken van bestaande toegangsdrempels of het toegankelijk maken van de sportbeoefening voor personen uit bijzondere groepen. Uit de interviews met clubbestuurders kunnen we opmerken dat clubs vaak weigerachtig staan tegen-
27
28
FOCUS/
SUPPORT magazine 2/2012
dervinden om de ethische thema’s in de sportpraktijk te brengen. Uit de resultaten van onlinebevraging blijkt dat gebrek aan kennis en expertise de voornaamste hindernis is om de ethische thema’s (op uitzondering van het ethische thema fair play) te vertalen naar concrete acties of beleidspunten. Samenhangend met dit tekort aan kennis en expertise, ervaren jeugdsportclubs ook een gebrek aan inhoudelijke steun van vooral de overheid en in minder mate van de sportfederaties. Financiële drempels en/of gebrek aan interesse van de verschillende betrokkenen in de sport worden door de jeugdsportclubs niet als hindernis ervaren. Naast het rapport met onderzoeksgegevens (Seghers e.a., 2012a) resulteerde dit onderzoek ook in een bundeling van 52 praktijkvoorbeelden (Seghers e.a, 2012b). Deze praktijkvoorbeelden werden opgesteld op basis van de interviews met clubbestuurders en kunnen een inspiratiebron zijn voor andere jeugdsportclubs. Vanuit het expertenpanel werd echter benadrukt dat het niet de bedoeling is om “kant en klare” acties van andere jeugdsportclubs zonder reflectie en/of aanpassingen in de eigen jeugdsportclub toe te passen. Elke jeugdsportclub heeft immers haar eigenheid die mee bepaalt of een welbepaalde actie een goede (succesvolle) actie is.
Sleutels tot succes
over het integreren van bijzondere groepen, zoals gehandicapten, in hun reguliere werking. Indien ze toch actie ondernemen, zijn ze aangenaam verrast door de enorme meerwaarde. Zo vertelde een club dat de aanwezigheid van doofstomme jeugdleden haar trainers motiveerde om oefeningen nóg beter te demonstreren, een didactische vooruitgang waar álle kinderen van profiteren.
acties ondernemen nadat er iets fout loopt. Preventief denken is nog niet ingeburgerd. Uit de interviews met clubbestuurders komt onder meer tot uiting dat ze geen nood voelen om preventieve acties op te zetten rond dopinggebruik of seksueel grensoverschrijdend gedrag. In een beperkt aantal gevallen wordt een vertrouwenspersoon aangesteld waar jeugdleden terecht kunnen met hun problemen.
Op het vlak van het beschermen van de fysieke en psychische integriteit van de (jeugd)sporter kunnen we tot slot vaststellen dat jeugdsportclubs in vele gevallen pas
Hindernissen om ethiek in de sportpraktijk te brengen In het onderzoek werd ook nagegaan welke hindernissen jeugdsportclubs on-
Factoren die systematisch in verband kunnen gebracht worden met een beter beleid en concrete acties op het vlak van medisch en ethisch verantwoord sporten (MEVS) zijn het beschikken over een beleidsplan (figuur 3) en het aanstellen van een verantwoordelijke voor deze thematiek. Bovendien werd ook vastgesteld dat jeugdsportclubs met een beleidsplan en verantwoordelijke voor MEVS minder hindernissen ervaren bij het in de praktijk brengen van de ethische thema’s. Ongeveer 60 procent van de ondervraagde jeugdsportclubs antwoordt positief op de vraag of er een verantwoordelijke is voor MEVS. Deze rol wordt in dalende volgorde opgenomen door een trainer (24 procent van de ondervraagde jeugdsportclubs), een bestuurslid (20 procent), een persoon uit de medische begeleiding (9 procent) of door een ouder (3 procent).
FOCUS/
Figuur 3 Percentage van Vlaamse jeugdsportclubs met een uitgeschreven beleidsplan waarbij het ethisch thema expliciet is opgenomen.
Rechten van het kind (N=176)
31%
Inclusie (N=165)
24%
Diversiteit (N=165)
32%
Fair Play (N=176)
48%
Integriteit (N=150)
35%
Solidariteit (N=147)
28% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
% Ja Bron: Seghers e.a. (2012a)
Het loopt met andere woorden goed als er een degelijke structurele werking is met een concreet beleidsplan en een verantwoordelijke voor MEVS. Het is ook belangrijk dat de clubs hun trainers, (jeugd) leden én ouders inspraak geven. Niettegenstaande jeugdsportclubs met een beleidsplan meer inspraakmogelijkheden voorzien in vergelijking met jeugdsportclubs zonder beleidsplan, kan op dit vlak nog vooruitgang worden geboekt. Onge-
veer 3 op 10 jeugdsportclubs met een beleidsplan antwoorden “helemaal akkoord” op de vraag of jeugdleden en hun ouders de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan het beleid. Bij de jeugdsportclubs die niet over een uitgeschreven beleidsplan beschikken, is dit aandeel nog geen 10 procent. Tot slot is de kans op een goede aanpak ook groter als de clubs samenwerken met deskundigen en lokale overheden.
Besluit Jeugdsportclubs zijn van mening dat medisch en ethisch verantwoord sporten een belangrijke taak is. Ze erkennen wel dat ze in de toekomst nog meer aandacht zouden moeten besteden aan deze thematiek. Uit het onderzoek konden we onder meer vaststellen dat Vlaamse jeugdsportclubs op de meeste ethische thema’s ondermaats scoren op het actieniveau. Jeugdsportclubs ervaren een gebrek aan kennis en expertise en verwachten meer inhoudelijke steun van overheid (en sportfederatie) om de ethische thema’s in de praktijk te kunnen toepassen. Op basis van de interviews met clubbestuurders hebben we een groot aantal praktijkvoorbeelden kunnen detecteren. Dit toont aan dat er in het veld al enige expertise aanwezig is. Een bredere bekendmaking van deze praktijkvoorbeelden is aangewezen en kan voor andere jeugdsportclubs een inspiratie vormen om acties uit te werken. Tot slot werd het belang van een goede structurele omkadering van de jeugdsportclub aangetoond. Vlaamse jeugdsportclubs met een uitgeschreven beleidsplan en een verantwoordelijke voor medisch en ethisch verantwoord sporten (MEVS) scoorden namelijk beduidend beter op hun beleid en werking op het gebied van MEVS. Bovendien ervaren deze jeugdsportclubs ook minder hindernissen om deze thematiek in de praktijk te brengen.
Referenties • Panathlon Vlaanderen. (2004). Panathlonverklaring “Ethiek in de Jeugdsport”. Gent: Panathlon Vlaanderen (http://www. panathlonvlaanderen.be/). • Scheerder, J., Vos, S., Pabian, S., De Martelaer, K., Lefevre, J. & Philippaerts, R. (2011). Actieve vrijetijdssport in Vlaanderen. Trends, profielen en settings. In J. Lievens & H. Waege (Eds.). Participatie in Vlaanderen 2. Eerste analyses van de Participatiesurvey 2009. (pp. 43-82). Leuven/Den Haag: Acco. • Seghers, J., Scheerder, J., Boen, F., Thibaut, E., Meganck, J. (2012a). Medisch en ethisch verantwoord sporten. Het promoten van fysiek, psychisch en sociaal welbevinden van jongeren in Vlaamse jeugdsportclubs (Beleid & Management in Sport 12). Leuven: KU Leuven / Onderzoeksgroep Humane Kinesiologie. • Seghers, J., Scheerder, J., Boen, F., Thibaut, E., Meganck, J. (2012b). Medisch en ethisch verantwoord sporten. Praktijkvoorbeelden in Vlaamse jeugdsportclubs (Beleid & Management in Sport 13). Leuven: KU Leuven / Onderzoeksgroep Humane Kinesiologie. • Vlaamse overheid (2010). 21 MEI 2010 — Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvaardiging van de thema’s en de richtsnoeren betreffende ethisch verantwoord sporten. Belgisch Staatsblad, gepubliceerd op 18.06.2010 (http://www.ejustice. just.fgov.be/mopdf/2010/06/18_3.pdf#Page89). • Vlaamse overheid (2010). Ethisch Verantwoord Sporten: Richtsnoeren uit het besluit van de Vlaamse Regering tot uitvaardiging van de thema’s en de richtsnoeren betreffende ethisch verantwoord sporten. Brussel: Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media. (http://www.cjsm.vlaanderen.be/gezondsporten/evs/richtsnoeren.pdf). • Vlaamse overheid (2011). Sportfederaties starten concrete uitwerking voor ethisch verantwoord sporten. Brussel: Kabinet Philippe Muyters, Vlaams Minister van Sport (http://www.cjsm.vlaanderen.be/gezondsporten/evs/20110217persmededelin gethischverantwoord%20sporten.pdf). Professor sportpedagogie aan de KU Leuven, Onderzoeksgroep Humane Kinesiologie Professor sportbeleid en sportmanagement aan de KU Leuven, Onderzoeksgroep Humane Kinesiologie 3 Professor sport- en bewegingspsychologie aan de KU Leuven, Onderzoeksgroep Humane Kinesiologie 4 Doctorandus aan de KU Leuven, Onderzoeksgroep Humane Kinesiologie 1 2
29
30
FOCUS/
SUPPORT magazine 2/2012
Kleinschalige sportinfrastructuur in Vlaamse gemeenten Piet Van Hecke Vlaams minister Philippe Muyters investeert in kleinschalige, lichte sportinfrastructuur. Zo worden ook dit jaar subsidies toegekend aan gemeenten die een Finse piste aanleggen of overdekte sportruimten voorzien van een moderne sportvloer. De Vlaamse minister van sport voorziet hiervoor in 2012 een bedrag van 3.000.000 euro. Een lokale overheid die in aanmerking wenste te komen voor financiële ondersteuning, kon zoals het geval was in 2011, op basis van het subsidiereglement een subsidieaanvraag indienen voor één project per type sportinfrastructuur, vóór 30 maart. Veel Gemeenten gingen in op de oproep van de minister. Maar hoe maak je de juiste keuzes? Hieronder toetsen we een theoretisch kader aan enkele specifieke cases. SPORTVLOEREN: blessures voorkomen Bloso wil met deze subsidie voor de vervanging van sportvloeren tot een kwaliteitsverbetering van bestaande sportaccommodaties komen. De nadruk ligt hierbij op het voorkomen van blessures. De sportvloeren moeten dan ook voldoen aan de Europese normen. De keuze van het type sportvloer ligt in handen van de lokale overheid. Die moet rekening houden met de sportieve doelstellingen, het onderhoud, de duurzaamheid, de financiële haalbaarheid en ga zo maar door… Bloso stelt als voorwaarde dat het moet gaan om reeds bestaande sportlokalen of sporthallen. De subsidie is dus niet bedoeld voor de aanleg van een nieuwe sportvloer in een nieuwbouwproject. Tenslotte komt enkel de aanleg van of vervanging door een volwaardige, vaste sportvloer in aanmerking voor de subsidie.
Welke sportvloer kies ik nu? Omdat sportaccommodaties in de Vlaamse gemeenten – om het zacht uit te drukken – een dagje ouder worden, waren tal van gemeenten geïnteresseerd in de subsidie. De weg van de theoretische beslissing tot de praktische uitvoering loopt echter niet over de makkelijkste paden. Met welke factoren moet de gemeente rekening houden? Welke zijn de verschillende types sportvloeren? Wat zijn de nieuwe trends en tendensen op vlak van sportvloeren? Koen Plate-
voet van Flexidal Rubber zet een en ander op een rijtje.
Analyse vooraf Uiteraard is het voor gemeenten belangrijk om na een grondige analyse samen met een conceptadviseur voor sportvloeren een keuze te maken. De gemeente geeft in de eerste plaats aan voor welke doeleinden de sportvloer gebruikt zal worden. Wordt de vloer alleen gebruikt als speellokaal voor peuters of voor bewegingsonderwijs van basisscholen of middelbaar onderwijs? Wordt er alleen topsport bedreven in de sporthal of vinden er ook jaarlijks braderieën en autoshowsnplaats? Daarnaast is het van belang om als gemeente een blik op de toekomst te werpen. Hoe zal de situatie over een aantal jaar zijn? Is er een groei van het aantal sportverenigingen te verwachten? Zijn er sporten of sportverenigingen in opkomst? Koen Platevoet geeft een voorbeeld: “Als er bijvoorbeeld nu wordt gekozen voor een puntelastische sportvloer zal de basketbal- of volleybalvereniging die promotie maakt naar de hoogste divisie moeten uitwijken naar een andere zaal met een vlakof combilastische sportvloer omdat de basketbal- of volleybalbond dit voorschrijft.”
Verschillende types sportvloeren Na een grondige analyse van de verschillende factoren kan de gemeente overgaan tot de keuze van een bepaald type sportvloer. Het belangrijkste element bij
de keuze van de definitieve sportvloer is de schokdemping en het voorkomen van blessures. In mindere mate kunnen ook glijvermogen en balstuit een rol spelen. We onderscheiden 3 types sportvloeren: Puntelastische sportvloeren: Dit type sportvloer ontleent zijn naam aan het feit dat de vloer elastisch (min of meer verend) is op het punt waar de sporter de vloer belast. Het verende element van dit type vloer is in vergelijking met de vlak- en combilastische vloertypes zeer gering. De puntelastische sportvloer haalt zijn mate van demping uit de dikte van de schokdempende mat als basis van de vloer. Deze dikte kan 8, 9, 10 of 12 mm zijn. Hoe dikker de mat, hoe meer demping de vloer geeft. Vlakelastische sportvloeren: In tegenstelling tot de puntelastische sportvloer veert dit type vloer over een veel groter deel van de vloer dan het punt waar de sporter de
FOCUS/
ming te verwerken in de lattenstructuur van combi-elastische vloeren. Omdat er op vlak van brandveiligheid steeds strengere eisen worden gesteld, is er een tendens te merken naar het gebruik van zelfdovende materialen. Ook de keuring van de vloer door een onafhankelijk instituut volgens de kwaliteitsnorm NOC/NS (Nederlands olympisch comité) is een belangrijke trend. Bij het investeren in een nieuwe sportvloer wordt ook steeds vaker rekening gehouden met de ecologische voetafdruk van het gebruikte materiaal en met de mogelijkheid tot recuperatie bij einde levensduur. “Enerzijds wordt het gebruik van staalplaat in de ondervloer meer en meer verlaten. De uitbraak is zeer kostelijk en recuperatie is zeer moeilijk. staalplaat biedt geen sportieve meerwaarde”, weet Platvoet. “Anderzijds wordt ook rubber als onderbouw minder gebruikt. Rubber bevat immers PAC’s, die kankerverwekkend zijn en die bij uitbraak nog zeer moeilijk te recycleren zijn. In de plaats hiervan komen meer milieuvriendelijke schokabsorberende onderlagen, die bij einde levensduur volgens het ‘cradleto-cradle’-principe makkelijk te recycleren zijn.”
Cases sportvloeren
vloer belast. De kracht verspreidt zich dus over een breder oppervlak. De verende eigenschappen van dit type vloer zijn dusdanig groot dat er ongeveer 25% meer energie absorptie wordt bereikt dan bij een puntelastische sportvloer. Dit resulteert in minder blessures voor de sporter. Combilastische sportvloeren: Deze vloer is een combinatie van de punt- en de vlakelastische sportvloer. De vloer heeft de houten onderbouw van een vlakelastische sportvloer en het toplaagsysteem van een puntelastische vloer. Een ideale combinatie, waarbij de multifunctionele toplaag van de puntelastische sportvloer wordt gecombineerd met de verende eigenschappen van de vlakelastische sportvloer.
Trends: ecologische aspecten Koen Platevoet ziet de laatste jaren een aantal nieuwe trends. Zo wordt er de laatste jaren vaak gekozen om vloerverwar-
Het subsidiedossier voor de renovatie van vloer van de gemeentelijke sporthal van Merchtem werdnaanvaard. “De huidige vloer dateert van 1990 en is dringend aan vervanging to,”, zegt sportschepen Ste-
Om een goed zicht te krijgen op de uit te voeren werken en de te kiezen vloer is het belangrijk een aantal zakennvooraf even af te toetsen: • Van welk jaar dateert de sporthal, wat is de onderbouw? • Hoe is de staat van de ondervloer? • Welke sporten worden er momenteel nog beoefend op de sportvloer, welke zijn nu meer populair? • Op welk niveau wordt er gesport: recreatief, competitie? • Wat is de voorziening naar demografische
31
ven Elpers. “Op verschillende plaatsen in de zaal komt de toplaag los met een verhoogd risico op blessures als gevolg. Het is evident dat van de gelegenheid zal gebruik worden gemaakt om ook de belijning van de basketvelden aan te passen aan de nieuwe regelgeving.” Dat de keuze voor een bepaald type sportvloer afhangt van verschillende, specifieke noden, komt in het voorbeeld van Merchtem duidelijk naar voren. In het verleden werd reeds beslist om de sportfaciliteiten binnen de gemeente te centraliseren. “In de volgende legislatuur is de bouw van een nieuwe sporthal voorzien en dit op de site waar nu de baseball- en voetbalploegen spelen”, aldus Elpers. “Deze beslissing heeft invloed gehad de keuzes die gemaakt zijn voor de renovatie van de huidige sporthal. Hoewel de belangrijkste functie nog altijd het beoefenen van sport zal blijven (zowel recreatief, als competitief), zullen in de toekomst ook andere evenementen op de vloer kunnen worden georganiseerd.” Daarom wordt er geopteerd voor een multifunctionele puntelastische sportvloer uit polyurethaan (dikte: 9 + 2 mm). Deze vloer leent zich voor de beoefening van iedere zaalsport op elk niveau en is daarmee de multifunctionele vloer bij uitstek. Het vloersysteem onderscheidt zich door unieke mechanische sterkte-eigenschappen zoals treksterkte en scheurvastheid. Deze vloer is ook geschikt voor andere activiteiten dan sportbeoefening.
evolutie, wordt er bijvoorbeeld een nieuwe wijk aangelegd, welk type bewoning en ga zo maar door…? • Zijn er bouwplannen voor nieuwe sportzaal, of wordt de voorziening nog geruime tijd gehandhaafd? • Wordt de vloer nog voor andere activiteiten gebruikt, (examens, beurzen, concerten, …) • Welke grondbussen, kantelhaken… blijven behouden, komen er nieuwe bij? • Zijn bepaalde bussen of/palen nog verkrijgbaar?
32
FOCUS/
SUPPORT magazine 2/2012
De gemeente Putte heeft een subsidiedossier ingediend voor de renovatie van de sportvloer van sporthal Klein Boom. Hoewel de huidige vloer nog maar tien jaar oud is, vertoont hij al ernstige gebreken. “De onderbouw van metalen platen heeft het op uiteenlopende plaatsen begeven, met scheuren in het linoleum als gevolg”, weet Frank Truyts, sportfunctionaris van Putte. “Na verschillende restauraties hebben we nu besloten om de volledige vloer te vervangen. We kiezen voor een ander type vloer.” De sporthal wordt gebruikt voor basketbal, volleybal, handbal, zaalvoetbal, korfbal, badminton en tafeltennis. “Het is niet de bedoeling dat er buiten-sportieve evenementen in de sporthal worden georganiseerd”, aldus Truyts. “We opteren dan ook om een multifunctionele combilastische vloer te laten leggen.” De kostprijs van het project wordt geraamdeop 134.000 euro en bij goedkeuring van het dossier kan Putte op een maximale subsidie van 60.000 euro rekenen. “De subsidieaanvraag voor de zaal naast de sporthal is wel reeds goedgekeurd”, verduidelijkt Frank Truyts. “Daar gaat het om een polyvalente zaal van 30 op 30 meter. Omdat hier wel extra sportieve activiteiten worden georganiseerd, kozen we om hier een multifunctionele puntelastische vloer te laten aanleggen, met een elastische bovenlaag van 3mm, in plaats van de meer gebruikelijke 2mm. Zo ontstaan er geen problemen als er bijvoorbeeld een rommelmarkt wordt georganiseerd.”
FINSE PISTES Omdat niet competitief ingestelde lopers slechts zelden gebruik maken van een atletiekpiste en bij voorkeur in een natuurlijke omgeving lopen, stellen zich een aantal problemen. De verschillende loopparcours zijn talrijk en ongeordend. Afhankelijk van de lokale omstandigheden zijn ze niet altijd even comfortabel: ze zijn smal, drassig, de toplaag is te hard of oneffen… Andere loopomlopen zijn in de winterperiode dan weer nauwelijks bruikbaar omwille van de vroeg invallende duisternis. Hierdoor zoeken lopers verharde, dikwijls gevaarlijke openbare wegen op. Een Finse piste kan hier de oplossing bieden. Een Finse piste is een verlicht loop- en joggingpad met een minimale omloop van
800 meter en een breedte van minimum 1,5 meter. De opbouw bestaat uit een drainerende onderlaag en een toplaag uit houtsnippers en boomschors. Tussen de verschillende materialen wordt een geotextiel geplaatst. Een afboording dient om de verspreiding van het toplaagmateriaal te beletten. Een functionele verlichting maakt het gebruik ook tijdens donkere wintermaanden mogelijk.
Cases De gemeente Oosterzele start in april met de aanleg van een Finse piste in de omgeving van sporthal De Kluize. In de eerste fase legt het bedrijf Green Road een piste van 1,5 meter breed en 680 meter lang aan. Tegen de zomer kan de piste in gebruik worden genomen, de kostprijs bedraagt 125.000 eur€ (zonder BTW). Om van subsidies van de Vlaamse Gemeenschap te kunnen genieten, moet de Finse piste een minimale omloop van 800 meter hebben. Door nu al het globale dossier in te dienen (in een tweede fase zal de piste immers verlengd worden tot meer dan 800 meter) hoopt de gemeente Oosterzele toch in aanmerking te komen voor subsidies (tot 60.000 eur€). De gemeente Merchtem heeft ook een dossier ingediend voor het aanleggen van een nieuwe Finse piste. De huidige piste is ongeveer anderhalve meter breed en bestaat uit niet veel meer dan put gevuld met een mengeling van schors en zand. Hoewel de piste het dempende effect van een Finse piste benadert, stellen zich enkele belangrijke problemen, volgens Schepen van Sport Steven Elpers. Door het ontbreken van boordstenen en drainage spoelt de mengeling van zand en schors bij hevige regen gewoon weg. “Gelet op de meer dan 200 deelnemers aan de Start to Run vindt het gemeentebestuur het opportuun om de bestaande piste opnieuw aan te leggen zodat ook verlichting, drainage en boordstenen voorzien kunnen worden”, verduidelijkt Elpers. “Het huidige parcours blijft behouden. De haalbaarheid van het project zal afhangen van het al dan niet toekennen van subsidies. Pas daarna zal de gemeente zich over concrete opties buigen.”
!
... ze ën en ee er id lis a Uw ij re W FLEXIDAL RUBBER BOSSTRAAT 20 - B-9880 AALTER TEL: +32 (0) 9 325 07 55 - Fax: +32 (0) 9 325 06 55
www.rubbervloer.be
34
ACHTERGROND/
SUPPORT magazine 2/2012
Samenvattingen Jupiler Pro League op sporza.be in strijd met het Vlaams Mediadecreet Katrien Lefever1 Het is je misschien al opgevallen. Tot voor kort kon je op sporza. be onder de titel ‘Jupiler Pro League’ afzonderlijke videoverslagen aanklikken die een samenvatting bevatten van één match van een speeldag van de Jupiler Pro League. Sinds kort zijn deze afzonderlijke fragmenten vervangen door een video van het volledige VRT Journaal. De reden hiervoor? Een veroordeling van de VRT door de Vlaamse Regulator voor de Media (V.R.M.) voor een inbreuk op het Vlaams Mediadecreet, en meer bepaald op het recht op korte verslaggeving. Exclusieve uitzendrechten De uitzendrechten van sportevenementen worden meestal exclusief aan één omroep verkocht. Het gevaar van zo’n exclusiviteitcontract is dat er slechts op één omroep informatie te verkrijgen zou zijn over een bepaald sportevenement waardoor het recht op informatie van de burger in het gedrang zou komen. Aangezien exclusiviteitscontracten een bedreiging zouden kunnen vormen voor het recht op informatie van de burger, wat een fundamenteel grondrecht is, besliste de Vlaamse decreetgever om het recht op korte berichtgeving in het Vlaams Mediadecreet op te nemen. Artikel 118, 3° van het mediadecreet stelt dat elke lineaire2 omroep een recht op korte nieuwsverslagen heeft. Concreet betekent dit dat een omroep, die niet over de exclusieve uitzendrechten van een evenement beschikt, ten behoeve van korte nieuwsverslagen tegen billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden toegang moet hebben tot evenementen van groot belang voor het publiek die op basis van exclusiviteit worden uitgezonden. Als een andere omroep deze exclusieve rechten in handen heeft, dan moet er bij deze omroep om toegang verzocht worden. De omroepen die niet over de exclusieve rechten beschikken moeten de mogelijkheid hebben om vrij korte fragmenten te kiezen uit het signaal van de omroep die de uitzending verzorgt. De duur van deze korte fragmenten is beperkt tot de tijd die nodig is om de noodzakelijke informatie over het evenement uit te zenden en mag in totaal niet meer dan drie minuten klank- en/of beeld-
materiaal van het evenement bevatten. Specifiek voor competities mag het korte nieuwsverslag van een competitiespeeldag per sporttak binnen een journaal nooit langer zijn dan zes minuten.3
Samenvattingen Jupiler Pro League op VTM Tot vorig voetbalseizoen bezat de VRT de rechten om samenvattingen van de Jupiler Pro League uit te zenden. In juni 2011 kwam daar echter verandering toen de uitzendrechten van de Jupiler Pro League aan andere spelers werden verkocht. Na zes voetbalseizoenen verloor Belgacom de exclusieve uitzendrechten om de matchen van de Jupiler Pro League live uit te zenden. Telenet verwierf de uitzendrechten van de drie belangrijkste matchen per speeldag voor de komende drie seizoenen, terwijl Belgacom tevreden moest zijn met de uitzendrechten van de vijf resterende matchen. De uitzendrechten van de samenvattingen verhuisden ook van omroep. Voor de seizoenen 2011-2014 moeten de sportliefhebbers afstemmen op VTM, en dus niet meer op Een, voor de samenvattingen. Op basis van het recht op korte nieuwsverslaggeving mag de VRT (en alle andere omroepen die niet over de exclusieve rechten beschikken) toch korte fragmenten van de Jupiler Pro League in haar journaals opnemen. Daarnaast bood de VRT dezelfde sportverslagen van de verschillende journaals in afzonderlijke fragmenten/video’s aan op sporza.be. Maar was dit laatste wel in overeenstemming met het mediadecreet?
VMMa dient een klacht in tegen VRT In augustus 2011 diende de VMMa een klacht in bij de V.R.M. Die moet erop toezien dat de omroepen het Mediadecreet naleven en eventuele inbreuken sanctioneren. Volgens de VMMa schond de VRT artikel 124, § 4 van het Mediadecreet door het aanbieden van deze afzonderlijke fragmenten op Sporza.be. Artikel 124, § 4 van het mediadecreet stelt het volgende: “Het is toegestaan dat dezelfde programma’s waarin korte nieuwsverslagen […] zijn verwerkt, en die de omroeporganisatie lineair heeft uitgezonden, eveneens door dezelfde omroeporganisatie op aanvraag worden aangeboden”. Volgens de VMMa was er echter geen sprake van de uitzending van een identiek programma op sporza.be.
Redactionele inbreng van VRT De VRT voert aan dat de omroep deze beelden op internet mag gebruiken op basis van een contractuele overeenkomst met de VMMa over de uitwisseling van beelden van sportevenementen. Vervolgens stelt de VRT dat artikel 124, § 4 haar niet belet om de sportverslagen, waarin beeldmateriaal van de Jupiler Pro League verwerkt is, via sporza.be aan te bieden. Op sporza. be worden immers niet alleen de beelden getoond die verkregen zijn op basis van het recht op korte berichtgeving, maar wel
ACHTERGROND/ de volledige sportverslagen die onder de redactionele verantwoordelijkheid van de nieuwsdienst werden gecreëerd waarin de beelden verwerkt werden. Deze verslagen zijn dus identiek aan de verslagen die in het journaal werden opgenomen.
dat het eigendomsrecht van de omroep met de exclusieve rechten nog meer uitgehold zou worden, wordt deze mogelijkheid dus beperkt tot de aanbieding op aanvraag van identieke televisieprogramma’s door dezelfde omroeporganisatie”.
V.R.M. geeft VMMa gelijk4
De V.R.M. is van mening dat de VRT in dit geval niet het identieke programma op sporza.be uitzond. De VRT bewerkte immers het journaal door de sportfragmenten er uit te halen en deze via haar sportnieuwssite Sporza.be (en niet via haar algemene nieuwssite Deredactie.be) en onder de nieuwe naam Jupiler Pro League aan te bieden. Volgens de V.R.M. kan er gesteld worden dat het oorspronkelijk uitgezonden programma bewerkt en ingekort werd wat overeenstemt met de creatie van een nieuw businessmodel op aanvraag op basis van korte verslagen. Hierdoor heeft de VRT artikel 124, § 4 van het Mediadecreet geschonden.
De V.R.M. gaat echter niet akkoord met de argumentatie van de VRT. De V.R.M. stelt uitdrukkelijk dat voor zover de tekst van artikel 124, § 4 al twijfel zou laten bestaan, uit de voorbereidende werken van het mediadecreet5 duidelijk blijkt dat omroepen een programma dat al lineair werd uitgezonden en korte nieuwsverslagen bevat, ook op aanvraag kunnen aanbieden zonder dat deze programma’s moeten worden bewerkt en de korte verslagen moeten worden weggelaten. De Memorie van Toelichting beperkt deze mogelijkheid echter alleen voor zover er sprake is van hetzelfde, identieke en integrale programma. Letterlijk staat er: “De korte nieuwsverslagen mogen uitsluitend in niet-lineaire diensten worden gebruikt indien hetzelfde programma door dezelfde omroeporganisatie via uitgestelde verslaggeving wordt aangeboden”. Met andere woorden: om te vermijden dat nieuwe op aanvraag businessmodellen gecreëerd worden op basis van korte fragmenten en
Omdat het voor de VRT een eerste inbreuk was op dit artikel besliste de V.R.M. geen geldboete op te leggen, maar een waarschuwing te geven met het bevel om de overtreding stop te zetten. Deze veroordeling van de VRT betekent dus niet dat de VRT geen enkele beelden van de Jupiler
Pro League meer op sporza.be mag zetten. Om in overeenstemming te zijn met artikel 124, § 4 van het Mediadecreet moet het volledige journaal op de website aangeboden worden. Door de afzonderlijke fragmenten op sporza.be te vervangen door een video van het volledige journaal is de VRT opnieuw in overeenstemming met de bepalingen van het mediadecreet. 1 Dr. Katrien Lefever is verbonden aan het Interdisciplinair Centrum voor Recht en Informatica (ICRI) van de KU Leuven en het IBBT. 2 Een lineaire televisiedienst is “een […] door een omroeporganisatie aangeboden omroepdienst voor het gelijktijdig bekijken van audiovisuele programma’s op basis van een programmaschema” (Artikel 2, 21° van het Mediadecreet. Een niet-lineaire televisiedienst of een of audiovisuele omroepdienst op aanvraag is “een door een omroeporganisatie aangeboden omroepdienst die de gebruiker de mogelijkheid biedt om audiovisuele programma’s te bekijken op zijn individuele verzoek en op het door hem gekozen moment op basis van een door de omroeporganisatie geselecteerde programmacatalogus” (artikel 2, 24° van het Mediadecreet). 3 Artikel 121 van het Mediadecreet. 4 VMMa t. VRT, Beslissing 2011/030, 24 oktober 2011, http://www.vlaamseregulatormedia. be/media/17332/beslissing%202011-030.pdf. 5 Parl. Doc. 2008-09, Stuk 2014/1, 46.
eigenzinnig sportnieuws
www.extrasport.be
35
36
ACHTERGROND/
SUPPORT magazine 2/2012
Dopingcontroles OS London 2012 Nooit vinden er meer sportieve competities plaats dan tijdens de zomerspelen. Maar hoe zit het met de dopingcontroles bij al deze wedstrijden? Kunnen de dopingcontroleurs dit tempo volgen? Hoe wordt de dopingcontrole georganiseerd en wie is verantwoordelijk? Een kort overzicht. Bart Meganck De IOC Anti-Doping Regels Het Internationaal Olympisch Comité (IOC) is de hoogste autoriteit van de Olympische beweging en in het bijzonder van de Olympische Spelen. Elke persoon, in welke hoedanigheid ook, die deel uitmaakt van de Olympische beweging is gebonden door de bepalingen van het Olympisch Charter en is gehouden door de beslissingen van het IOC. Het Olympisch Charter weerspiegelt het belang dat het IOC hecht aan de strijd tegen doping en de steun voor de World Anti-Doping Code (de Code) zoals aangenomen door het IOC.1 Met het oog op de XXX Olympische Spelen Londen 2012 heeft het IOC anti-dopingregels (Rules) opgesteld.2 Deze anti-dopingregels zijn in overeenstemming met de Code. Ze worden aangevuld door andere bepalingen van het IOC, de zogenaamde internationale standaard en de anti-dopingregels van de relevante internationale federaties. Anti-dopingregels zijn, zoals wedstrijdregels, sportregels die de omstandigheden bepalen waaronder de sport wordt beoefend. Alle deelnemers (atleten en begeleiders) en alle andere personen moeten deze regels aanvaarden als een voorwaarde tot deelneming aan de OS. Zij worden geacht ermee ingestemd te hebben deze regels na te leven.
delijk is voor de implementatie van deze regels.
Welke dopinginbreuken? De dopinginbreuken die tijdens de Olympische Spelen kunnen begaan worden, zijn uiteraard deze zoals bepaald in de Code. De tijdens de Spelen toepasselijke verboden lijst is deze die door het WADA wordt gepubliceerd. De Nationale Anti-Doping Organisaties (NADO) zijn ertoe gehouden ervoor te zorgen dat hun delegaties, inclusief de atleten, bewust gemaakt worden van deze verboden lijst. Onwetendheid over het bestaan van de verboden lijst of de inhoud ervan kan op geen enkele wijze door een deelnemer aan de speler als rechtvaardiging of excuus worden ingeroepen.
TTN tijdens de Spelen De regels voor Toestemming wegens Therapeutische Noodzaak (TTN) voor het gebruik van een verboden middel blijven uiteraard ook tijdens de Spelen gelden. Uiterlijk op de dag van de opening van het Olympische Dorp, (nl. 16 juli 2012), moet de internationale federatie het NADO van de atleet, het WADA en de medische commissie van het IOC inlichten over het bestaan van een TTN. Tijdens de Spelen wordt door de medische commissie van het IOC een commissie opgericht om bestaande TTN’s te onderzoeken en nieuwe aanvragen te behandelen. Er is een mogelijkheid tot beroep tegen een beslissing van deze commissie, zowel voor de atleet als voor het WADA.
De raad van bestuur van het IOC is verantwoordelijk voor het bepalen van het beleid, de richtlijnen en de procedures in functie van de strijd tegen doping.
De TTN’s moeten ook in het ADAMS-systeem3 ingevoerd worden.
De president van het IOC, momenteel onze landgenoot Jacques Rogge, duidt een medische commissie aan die verantwoor-
Het IOC is verantwoordelijk voor de dopingcontrole gedurende de periode van de London OS. Het IOC is gerechtigd om
Verantwoordelijkheid dopingcontrole4 tijdens OS
deze verantwoordelijkheid geheel of gedeeltelijk te delegeren aan een of meerdere organisaties. Deze periode loopt van 16 juli 2012, de dag waarop het olympisch dorp wordt geopend, tot en met de dag van de sluitingsceremonie, namelijk 12 augustus 2012. Alle aan de OS Londen deelnemende atleten zijn in die periode onderworpen aan de dopingcontrole op initiatief van het IOC en dit op elk tijdstip en elke plaats. Dat wil niet zeggen dat effectief alle atleten een dopingcontrole zullen moeten ondergaan, maar dat is wel mogelijk. Dergelijke dopingcontrole wordt geacht binnen wedstrijdverband te gebeuren, wat tot gevolg heeft dat de testen kunnen slaan op alle verboden middelen en methodes van de verboden lijst. Het IOC delegeert de verantwoordelijkheid tot het implementeren van delen van de dopingcontrole aan het organiserend comité voor de London Olympic Games (LOCOG), in het bijzonder het testen.
Harlow-dopinglab Met het oog op het testen tijdens de Olympische Spelen werd een volledig nieuw laboratorium ingericht op de site van de hoofdzetel van de farmaceutische multinational GlaxoSmithKline (GSK) te Harlow (UK). Het LOCOG ging daarvoor een partnerschap met GSK aan.5 Het laboratorium werd begin 2012 door het WADA geaccrediteerd. Dit laboratorium wordt nu al geprezen als het meest hoogtechnologische in de geschiedenis van de Spelen. Het beslaat de oppervlakte van zeven tennispleinen en wordt de klok rond bemand door teams van wetenschappers van het befaamde King’s College London.
ACHTERGROND/
Ook niet-olympische sporters blijven gecontroleerd
De internationale standaard geldt
De sporters die niet deelnemen aan de Olympische Spelen en die er op zouden speculeren dat dopingcontroles en dopinganalyses bij competities buiten de Spelen zullen verzwakken, omdat alle antidopingwetenschappers hun handen vol hebben met analyses op de Spelen, zijn er aan voor de moeite. Tijdens de Olympische Spelen blijven de gebruikelijke geaccrediteerde laboratoriums bemand zoals anders. Het is zelfs zo dat het personeel van deze labo’s tijdens de Spelen geen vakantie wordt toegestaan. Ook in de UK blijft het laboratorium van het King’s College te London aan het Waterloo Station volledig actief en is dit volledig gescheiden van het laboratorium te Harlow. Dit laat ook toe in alle objectiviteit en onafhankelijkheid de B-stalen te analyseren, indien atleten de analyseresultaten van het Astaal zouden betwisten.
Dopingcontroles en analyses die tijdens de Olympische Spelen worden uitgevoerd door het IOC, het LOCOG of elke andere anti-dopingorganisatie moeten conform zijn aan de dan geldende International Standard for Testing. Deze Standard maakt deel uit van de Code en is ook als bijlage bij de Anti-Doping Regels voor de Olympische Spelen gevoegd. Ook de regels inzake verblijfsgegevens, de zogenaamde whereabouts, blijven tijdens de Olympische Spelen onverkort gelden.
Wat bij inbreuken? Elke inbreuk op de anti-dopingregels ter gelegenheid van de Olympische Spelen London 2012 zal beoordeeld worden door een disciplinaire commissie, die wordt opgericht door de voorzitter van het IOC. Het recht van verdediging is uitdrukkelijk in de Anti-Doping Rules ingeschreven en uitge-
Enkele statistische gegevens over het analyseprogramma en het labo:
werkt.6 Vanzelfsprekend kan de atleet zich laten bijstaan door een door hem gekozen advocaat of arts. De atleet krijgt de keuze tussen een hoorzitting of een schriftelijke verdediging. In beginsel zal de duur van de disciplinaire procedure de 24 uur sinds de sporter van de beschuldiging in kennis werd gesteld niet overschrijden, maar de voorzitter van het IOC mag beslissen deze tijdslimiet uit te breiden - afhankelijk van de specifieke omstandigheden van een zaak. De voorzitter van de disciplinaire commissie kan de atleet die wordt beschuldigd van een dopinginbreuk voorlopig schorsen. Als een dopinginbreuk is aangetoond, leidt dit tot automatische diskwalificatie van het resultaat van de atleet in de betrokken competitie, met ook verlies van eventuele medailles, punten en prijzen. De disciplinaire commissie kan de atleet ook schorsen, evenals het verbod opleggen om tijdelijk of voorgoed nog deel te nemen aan de Olympische Spelen. Enkel het TAS7 is bevoegd om kennis te nemen van beroep tegen de beslissingen van de disciplinaire commissie op de Olympische Spelen.
• tot 6250 monsters zullen geanalyseerd worden tijdens de Spelen; • het anti-dopingteam op de Spelen wordt bemand door meer dan 1000 personen; • de helft van de atleten op de Olympische Spelen zal worden getest, met inbegrip van elke medaillewinnaar; • het laboratorium zal 24 uur per dag en zeven dagen per week operationeel zijn gedurende de Olympische Spelen en hierop volgende Paralympische Spelen; • tot 400 monsters per dag zullen geanalyseerd worden, wat meer is dan op welke vorige Olympische Spelen ook; • de kortste omlooptijd voor een analyse zal 24 uur bedragen (hoewel sommige analyses meer tijd in beslag zullen nemen), waar een normale rapportage van een analyse vijf dagen in beslag neemt; • in één test zal kunnen geanalyseerd worden op een zestigtal verboden middelen; • het laboratorium beslaat een oppervlakte van 4400 m² (wat overeenkomt met een zevental tennisterreinen); • een team van meer dan 150 anti-dopingwetenschappers van overal ter wereld zal gedurende de Spelen de analyses uitvoeren, onder leiding van professor David Cowan van het Drug Control Center van het King’s College London; • het bouwen en inrichten van het laboratorium heeft ongeveer 22 miljoen pond gekost
Over de WADA-code en de implementatie ervan in de Vlaamse regelgeving, zie: MEGANCK, B., Dopingreglementering in Vlaanderen, TSP 2010, afl. 3, 8-19. 2 The international Olympic Committee AntiDoping Rules applicable to the Games of the XXX Olympiad, Londen 2012, zie: www.olympic.org. 3 Anti-Doping Administration and Management System; zie: www.wada-ama.org. 4 “Dopingcontrole”, met hoofdletter, slaat in dit kader niet op een individuele dopingcontrole, maar op het geheel en gegeven van de organisatie van de dopingcontroles. 5 Zie onder meer: http://www.gsk.com/media/ london-2012/index.htm 6 Artikel 6.2.7 Anti-Doping Rules 7 Tribunal Arbitral du Sport of Court of Arbitration for Sport (CAS) 1
37
38
Sport & Fiscaliteit London 2012: Brits en Belgisch fiscaal regime Pieter De Ranter, KPMG Belastingconsulenten Onlangs maakte het BOIC de bedragen bekend van de winstpremies die het zal toekennen aan de Belgische atleten die een top-8 plaats weten te behalen op de Olympische Zomerspelen in London1. Indien een Belgische atleet olympisch goud weet te bemachtigen, zal deze medaille hem of haar 50.000 EUR bruto opleveren. Niet de astronomisch hoge bedragen van bijvoorbeeld de voetbal- of tenniswereld. Ter vergelijking: indien Kim Clijsters een maand eerder Wimbledon wint, zal dit haar 1,1 miljoen pond opleveren. Het olympische goud zal dus eerder eeuwige roem opleveren. Desalniettemin lijkt het ons interessant om na te gaan wat onze Belgische atleten, fiscaal rijksinwoners van België, netto zullen overhouden van deze Olympische winstpremies. Dienen belastingen betaald te worden in het Verenigd Koninkrijk? Of zal vooral de Belgische fiscus rijker worden van de behaalde Belgische Olympische medailles?
de Britse inkomstenbelasting (United Kingdom Income Tax). In de regelgeving wordt uitdrukkelijk bepaald welke personen een officiële functie bekleden, zo ondermeer: • de deelnemers zelf; • scheidsrechters en juryleden; • een afgevaardigde van een nationaal Olympisch Comité (vb. BOIC); • een vertegenwoordiger van een “official Games body”; • journalisten, technici en producers.
In het dubbelbelastingverdrag met het Verenigd Koninkrijk is wel bepaald dat België, om het bedrag van de belasting op het overige inkomen te berekenen, het belastingtarief mag toepassen dat van toepassing zou zijn indien de inkomsten in België niet waren vrijgesteld (het zogenaamde progressievoorbehoud). De Belgische atleet zal de winstpremie dus wel moeten opnemen in zijn aangifte in de personenbelasting.
De vrijstelling is beperkt tot het inkomen naar aanleiding van het uitoefenen van zijn officiële functie op de Olympische Spelen in Londen (vb. de winstpremies toegekend door het BOIC). Indien het inkomen daarentegen niet rechtstreeks is verbonden met de officiële functie (vb. de reclameinkomsten die een atleet ontvangt van een sponsor).
Brits fiscaal regime
De vrijstelling in het Verenigd Koninkrijk betekent echter niet dat België geen belastingen kan heffen. Een Belgisch Rijksinwoner is immers belastbaar op zijn wereldwijd inkomen3. Om na te gaan of België ook daadwerkelijk belastingen mag heffen, dient men het dubbelbelastingverdrag tussen België en het Verenigd Koninkrijk te raadplegen.
Belangrijk te vermelden is dat België in zijn recente dubbelbelastingverdragen wel een subject-to-tax-clausule opneemt. In dat geval zal België slechts een vrijstelling verlenen indien de inkomsten ook daadwerkelijk werden belast in het land waar de prestatie werd verricht. Zo ook bijvoorbeeld in het dubbelbelastingverdrag met Canada. Voor de Olympische Winterspelen in Vancouver in 2010 waren de winstpremies van het BOIC identiek. Door de “subjectto-tax”-clausule konden deze winstpremies slechts van een vrijstelling genieten indien ze ook daadwerkelijk in Canada waren belast. Cruciaal is dus om telkenmale het onderliggende dubbelbelastingverdrag te raadplegen.
In de race naar de toekenning van de Olympische Spelen voor 2012 beloofde het Verenigd Koninkrijk aan het IOC geen belastingen te heffen op de inkomsten van sporters voortkomende uit hun prestaties op de Olympische Spelen in London. Ongebruikelijk is dit niet. U herinnert zich ongetwijfeld nog de polemiek die in ons land ontstond omtrent een gelijkaardige belofte van Nederland en België bij de WK bid om het WK voetbal in 2018 naar de Lage Landen te halen. Welnu, het Verenigd Koninkrijk heeft woord gehouden en ziet inderdaad af van haar recht om belastingen te heffen. Eind 2010 heeft het House of Commons immers de fiscale vrijstelling goedgekeurd betreffende het belastingstelsel van de inkomsten naar aanleiding van de Olympische Spelen in London2. Deze regelgeving bepaalt dat de inkomsten, behaald door niet-rijksinwoners die een officiële functie bekleden op de Olympische Spelen, van een tijdelijke vrijstelling genieten. De vrijstelling heeft betrekking op
Quid België?
Artikel 23 van dit dubbelbelastingverdrag bepaalt dat België de inkomsten van een sportbeoefenaar, die het heeft verkregen uit een prestatie in het Verenigd Koninkrijk, dient vrij te stellen. Opmerkelijk is dat dit dubbelbelastingverdrag geen vereiste stelt dat de inkomsten ook daadwerkelijk in het Verenigd Koninkrijk werden belast (zogenaamde subject-to-tax-clausule). Stel dat Kevin Borlée zijn WK-stunt op de Olympische Spelen in Londen herhaalt en een bronzen medaille weet te behalen. In dat geval zal het BOIC een winstpremie toekennen van 20.000 EUR. Deze winstpremie zal noch in het Verenigd Koningrijk noch in België belastbaar zijn. Een fiscale meevaller dus.
Samengevat: • Het Verenigd Koninkrijk voorziet in zijn internrechtelijke regelgeving in een tijdelijke vrijstelling van inkomstenbelasting voor het inkomen behaald door niet-inwoners naar aanleiding van de Olympische Spelen • België dient op basis van het dubbelbelastingverdrag met het Verenigd Koninkrijk dit inkomen eveneens vrij te stellen 1 http://www.roadtolondon.be/nl/nieuws/article.html?Article_ID=549580 2 The London Olympic Games and Paralympic Games Tax Regulations 2010, nr. 2913 3 Artikel 5 WIB
Sport & Recht
39
START TO SPORTRECHT STAP 4
Lut Wille en Brigitte van Schoote, Advocaten De discussie voor een sportclub mag al lang niet meer zijn of de sportclub al dan niet een degelijke juridische structuur moet hebben. Sport organiseren, sport aanbieden creëert aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid. De meeste sportclubs draaien met en op de inzet van vrijwilligers die zich met allerlei zaken bezig houden. Sportclubs zonder een degelijke juridische structuur lopen het risico dat hun bestuurders en zelfs hun leden persoonlijk financieel aansprakelijk kunnen gesteld worden als het dan toch eens misloopt. De reden waarom een vereniging, een feitelijke vereniging blijft, is omdat ze de risico’s meestal onderschatten en er zich ten onrechte niet toe genoodzaakt toe voelen. Nochtans als het misloopt kunnen niet alleen de bestuursleden aangesproken worden, maar ook de leden zelf van de vereniging. Als een feitelijke vereniging een fiscale controle krijgt en die ontdekt dat de trainer reeds jaren onder tafel betaald wordt , dan kun je maar beter geen lid van die vereniging zijn. Er bestaan diverse juridische structuren die bruikbaar zijn voor een sportclub, maar de meest eenvoudigste en goedkoopste is ‘de vereniging zonder winstoogmerk’(vzw). Om een vzw op te richten overlopen we enkele stappen die moeten genomen worden voor de oprichting van een vzw voor een sportclub. We behandelen hier enkel de kleine vzw’s1 zoals die door de wet werden bedoeld.
Gezamenlijk doel Wanneer minstens drie personen een gezamenlijk doel bekleden, zoals het aanbieden van clubtrainingen zwemmen, kan er rond dat doel en vertrekkend vanuit dat doel een structuur opgebouwd worden.
het laten beoefenen van de zwemsport in al zijn facetten, dit zowel op louter recreatief als competitief niveau. De vereniging magom dit doel te bereiken projecten steunen, zowel collectieve als individuele. De vereniging kan om het doel te bereiken andere sportieve activiteiten dan het zwemmen en ook nietsportieve activiteiten organiseren. De vereniging is eveneens bevoegd om in ondergeschikte orde handelsdaden te stellen voor zover deze in overeenstemming zijn met het doel en voor zover de winst gebruikt wordt om dit doel te bereiken. Met deze omschrijving kan een normale zwemclub zijn werking bewerkstelligen. Tevens kan de club activiteiten organiseren om geld in de clubkas te krijgen.
De statuten De statuten van een vzw dienen opgemaakt te worden conform de bepalingen van de Wet van 27 juni 1921 gewijzigd bij Wet van 2 mei 2002. Artikel 2 van de wet schrijft voor dat de statuten de volgende bepalingen minstens moeten bevatten: De naam en het adres van de zetel van de vereniging, alsook de vermelding van het gerechtelijk arrondissement waaronder zij ressorteert; De precieze omschrijving van het doel of van de doeleinden; Algemeen is het aanbevolen zeer eenvoudige statuten te schrijven, die iedereen begrijpt en die de werking van de vzw bevorderen.
Akte benoeming bestuurders De oprichters van de vzw, zijnde de eerste leden van de AV, kiezen de bestuurders voor de raad van bestuur. De raad van bestuur moet minstens één persoon minder tellen dan het aantal leden van de AV.
Het doel van een vzw is primordiaal en houdt kort in waarvoor de vzw staat.
Neerleggen akten
Een voorbeeld: De vereniging heeft als doel het promoten en
De oprichtingsakte , de statuten, de benoeming van de bestuurders en het ledenregister dienen neergelegd te worden op de grif-
fie van de rechtbank van koophandel. Via de website www.cass.be kan de geografisch bevoegde griffie opgezocht worden. Vanaf de neerlegging van de statuten en de benoemingsakte van de bestuurders bezit de vzw rechtspersoonlijkheid. Voor de neerlegging dienen deze akten wel in speciale formulieren gegoten worden. Deze formulieren kunnen van het internet gedownload worden via de website www. staatsblad.be
Verplichte vermeldingen Van zodra de vzw of de vzw in oprichting naar buiten treedt dienen alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen en andere stukken die uitgaan van de vzw, de naam vermelden van de vereniging onmiddellijk voorafgegaan of gevolgd door de woorden, “vereniging zonder winstoogmerk” of door de afkorting “vzw” en het adres van de zetel. Voor alle duidelijkheid: deze verplichting geldt voor alles wat van de vzw uitgaat en slaat dus ook op de website van een sportclub die een vzw. De sanctie hierop kan nogal verstrekkend zijn, want eenieder die in naam van een vereniging meewerkt met een vzw die niet voldoet aan deze verplichting, kan persoonlijk aansprakelijk gesteld worden voor alle of een deel van de verbintenissen die de vereniging krachtens dit stuk (zonder naam, rechtsvorm en adres) aanging. Controleer bij deze zeker de website van uw club. 1 Een kleine vzw is een vzw die niet beantwoordt aan twee van de volgende drie criteria: -5 werknemers -250.000 aan ontvangsten -vermogen van 1.000.000 euro
40
Sport & Sponsoring START TO SPORTSPONSORING STAP 2
1
Lut Wille, Advocaat
www.albatrozz.be www.clubsportsponsoring.be Nadat de sponsorformules gekozen zijn 2 moeten de voorbereidingen vervolledigd worden met de te kiezen sponsortarieven, het sponsordossier dient opgemaakt en de opvolging voorbereid. En als de sponsor dan gevonden is dient men een sponsorovereenkomst op zak te hebben.
Sponsortarieven Welk tarief zal of kan gevraagd worden, hangt grotendeels af van de grootte, het belang en het sportieve niveau. De club of de atleet zal over het algemeen eerst een totaal plaatje maken van alle te verwachten inkomsten en uitgaven, inclusief de minimale te verwachten sponsorinkomsten en -uitgaven. Het is een goede oefening om na te gaan hoeveel gelijkaardige clubs of atleten van hetzelfde sportieve niveau ontvangen als sponsoring. Tevens is het aangewezen om te werken met verschillende tarieven die rechtstreeks aan het soort return gelinkt zijn. Zo kan een bedrijf kiezen om als hoofdsponsor met de club in zee te gaan, waarvoor de return veel groter zal zijn, dan als gewone sponsor.
Sponsordossier Een uitgebreid sponsordossier is niet nodig als de club bijvoorbeeld enkel advertentieruimtes te koop aanbiedt voor in het ledenblad. Bij het contact tussen de club en de kandidaat-adverteerder volstaat een summiere voorstelling van de club, de vermelding van het tarief gekoppeld aan de grootte van de advertentieruimte, de oplage en de frequentie. Maar voor het aantrekken van grotere en eventueel meer structurele sponsors is het zowel voor een club als voor de atleet cruciaal om naar de sponsor te trekken met een meer uitgewerkt sponsordossier. Het sponsordossier stelt daarbij de club of de atleet uitgebreid maar accuraat voor, met nuttige gegevens zoals de omkadering, de missie, de doelstellingen, de verwezenlijkingen en het sportieve niveau. Voor de clubs
zijn ook de gegevens over de structuur, het aantal leden, het soort leden en de activiteiten het vermelden waard. Een atleet zal zijn persoonlijk statuut toelichten, namelijk: in dienstverband of als zelfstandige of een gemengd statuut. Vervolgens volgt een hoofdstuk waarin het belang en het nut van de sponsoring voor het bedrijf omschreven wordt, alsook wat de club of de atleet allemaal te bieden heeft. De exacte sponsormogelijkheden dienen zeer transparant en duidelijk weer te geven welke sponsorformules aangeboden worden, wat de te leveren return zal zijn, voor welke termijn, onder welke voorwaarden. Een persmap en een weluitgekiende fotocollage sluiten het dossier af. Voor atleten of clubs die vaak in de pers aan bod komen, is het een must om deze informatie zeer gedetailleerd weer te geven. Ieder persmoment staat immers gelijk met een potentiële grote return voor de sponsor. Waak erover om steeds de contactgegevens van de club of van de atleet (of diensvertegenwoordiger) duidelijk te vermelden.
Sponsoropvolging Wat veelal uit het oog verloren wordt is de sponsoropvolging. Zowel tijdens de duur van de sponsorovereenkomst als na afloop is het noodzakelijk om met de sponsors te communiceren. Hen blijvend op de hoogte houden van de activiteiten van de club of de atleet, voor zover de sponsor of gewezen sponsor dit wenst. Tevens is het aangewezen een vaste contactpersoon aan de sponsor te binden. Het vergemakkelijkt het contact tussen de sponsor en de gesponsorde als de sponsor over minstens één telefoonnummer of e-mailadres beschikt van een vast contactpersoon. De kans dat een sponsor afhaakt is soms immers te wijten aan het ontbreken van betrokkenheid en duidelijke communicatie.
De sportsponsorovereenkomst Van zodra er afspraken worden vastgelegd, brengen partijen een overeenkomst
tot stand. De vereisten voor de geldige totstandkoming van een sportsponsorovereenkomst zijn: • de toestemming van de partij die zich verbindt • de handelingsbekwaamheid van de partijen om een contract af te sluiten • een bepaald voorwerp als inhoud van de verbintenis • een geoorloofde oorzaak van de verbintenis Het is een evidentie dat de partij die zich verbindt daartoe toestemming geeft en tevens handelsbekwaam is om een overeenkomst af te sluiten. Iedere overeenkomst dient ook een voorwerp te hebben waartoe een partij zich verbindt te geven, te doen of niet te doen. Het voorwerp moet evenwel geoorloofd zijn want de inhoud van een overeenkomst mag niet strijdig zijn met de rechtsregels van openbare orde of goede zeden, noch met de dwingende wetsbepalingen ter bescherming van de economische of morele orde en de private belangen. Sportsponsorovereenkomsten worden gekenmerkt door de door de sponsor verwachte return die vooral via publiciteit geleverd wordt en waarvoor de gesponsorde middelen ontvangt. Een aantal wetsbepalingen van openbare orde of van dwingend recht leggen in sommige gevallen beperkingen op aan het voeren van publiciteit. Deze beperkingen gelden voor ieder die verantwoordelijkheid draagt bij het voeren van publiciteit. Lut Wille, “Succesvol Sportsponsoren, praktische , juridische en fiscale aspecten van sportsponsoring “, F&G Partners, 87 p., www. clubsportsponsoring.be 2 Lut Wille, “Sport & Sponsoring, Stap 1” ,Support, februari-maart 2012-1,p.34 1
onafhankelijk vakblad voor sportmanagement
Onafhankelijk vakblad voor sportmanagement
verschijnt 5 keer per jaar
NIEU in 20 W 12 VERMOGENSBEGELEIDING EN FINANCIAL PLANNING VOOR TOPSPORTERS KUNSTGRAS IN VOLLE GROEI MAKELAARS: NOOD AAN EEN STATUUT?
SUPPORT magazine is het enige onafhankelijke vakblad voor sportmanagement in Vlaanderen. Ons multidisciplinair redactieteam van specialisten en beroepsjournalisten brengt u 5x per jaar uitgebreide en nuttige artikelen, interviews, cases, dossiers... over een brede waaier aan onderwerpen, meer bepaald over sportmanagement, sport & fiscaliteit, sportinfrastructuur, sportrecht, sportbeleid, etc..
NOG GEEN ABONNEMENT ? Voor slechts 95 euro per jaar (excl. BTW) ontvangt u ons vakblad een jaar lang, u krijgt tevens exclusieve toegang op het gesloten gedeelte van onze website Sportbizz.be, kortingen op sportmanagementboeken, seminaries, congressen, etc..
Teken nu in via
42
ACHTERGROND/
SUPPORT magazine 2/2012
…Intussen op Sportbizz.be
Nieuwe technologieën voor fiets en loopschoenen Nu de lente definitief is aangebroken wordt het de hoogste tijd om de fiets van stal te halen of de loopschoenen nog eens van onder het stof te halen. Distributeur Rivo Sports is daarom op zoek naar sportieve fietsers en wielrenners die gratis Fi’zi:k fietsschoenen willen testen. Rivo Sports kiest voor deze gedurfde strategie omdat ze graag met de consument in gesprek gaan over hun producten. Merrell, marktleider op het vlak van outdoor schoenen, trekt deze lente en zomer dan weer volop de kaart van de barefoot lifestyle. Barefoot schoenen zijn erop uit om alle voordelen van het lopen op blote voeten te combineren met een bescherming tegen de gevaren van onze moderne omgeving.
SMO-Specialized Triatlon Team versterkt structuur Wie wil fietsen én lopen moet misschien eens aan triatlon denken. SMO-Specialized Triatlon Team heeft grootse plannen om een succes te maken van zijn zesde werkingsjaar. De club onderging enkele structurele wijzigingen om de komende seizoenen op verschillende fronten verder te kunnen bouwen. Het bestuur schreef een gedetailleerd beleidsplan uit voor de toekomst met een korte en lange termijnplanning. Er wordt binnen de club gewerkt met specifieke werkgroepen om het geheel overzichtelijk en professioneel te houden. Met de nieuwe structuur hoopt het team van de Olympische Spelen in Londen het hoogtepunt van zijn prille bestaan te maken.
Pierre-Olivier Beckers is kandidaat-lid IOC Het Internationaal Olympisch Comité (IOC) draagt Pierre-Olivier Beckers eind juli voor als lid. Pierre-Olivier Beckers is een van de vijf kandidaten. Beckers, de voorzitter van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC), is al tien jaar actief binnen de olympische beweging. Sinds december 2004 is hij aan de slag als voorzitter van het
BOIC en in juni 2009 werd hij herkozen. Omdat het IOC de hoogste internationale sportautoriteit is, benadrukt het BOIC het belang van de kandidatuur voor de toekomst van de Belgische olympische beweging. De ambtstermijn van Jacques Rogge, momenteel de enige Belg binnen het IOC, loopt immers af in september.
Belgische voetballer verdient gemiddeld 210.000€ En dan hebben we het nog niet over voetbal gehad… Voor het eerst sinds lange tijd verdienen spelers in de Jupiler Pro League minder dan het tijdens het vorige seizoen. Tijdens het seizoen 2010-2011 verdiende een profvoetballer in België gemiddeld 210.929 € bruto per jaar, een daling met ongeveer 5% tegenover het seizoen 20092010. Het Belang van Limburg en Gazet van Antwerpen publiceren deze cijfers na een analyse van de jaarrekeningen van alle clubs uit de Jupiler Pro League. Stijn Boeykens van spelersvakbond Sporta zoekt de reden voor deze daling onder andere in het feit dat clubs de spelerslonen steeds meer uitbetalen in tekengeld, waardoor ze het betalen van de groepsverzekering ontlopen. Andere redenen moeten we zoeken bij de economische crisis en de tendens
dat jonge spelers steeds vaker een contract krijgen om hen aan de club te binden, met een daling van het gemiddelde loon als gevolg. De spelers van Club-Brugge spannen met een gemiddeld 407.000 € bruto per jaar de kroon. Kampioen Racing Genk keerde gemiddeld 269.000 € uit.
Milieuvriendelijk kunstgrassysteem voor voetbal en rugby Misschien voetballen de Belgische spelers in de toekomst wel op ecologisch verantwoord kunstgras. Domo Sports Grass heeft immers een nieuwe, milieuvriendelijke kunstgrasinvulling ontwikkeld op basis van speciaal geselecteerde kurk. Invullingsmaterialen zijn zeer belangrijk voor een kunstgrasterrein. Zij zorgen voor de schokabsorberende karakteristieken van een sportveld. Momenteel wordt hiervoor meestal gebruikgemaakt van materialen zoals rubber. De nieuwe kunstgrasinvulling Naturafill van Domo Sport Grass is een natuurproduct, zonder chemische additieven. Ook de ontginning van kurk en de verwerking ervan gebeurt integraal op milieuvriendelijke manier. De nieuwe kunstgrasinvulling wordt alvast positief onthaald door gemeentebesturen en sportclubs.
uw zakelijk sportplatform
Schrijf nu in voor de gratis wekelijkse nieuwsbrief met het laatste zakelijke sportnieuws !
www.sportbizz.be
Playing by the rules… ALTIUS, your legal choice Our Sports Law practice stands out with its multi-disciplinary approach. The ALTIUS’ Sports Law practice consists entirely of expert lawyers who are each specialists on the various and complex legal issues, so familiar to sports cases. ALTIUS’ Sports Law practice has a broad experience in advising on the regulations and the procedures of the national and international sports governing bodies, negotiation of employment contracts, transfers and agency agreements, betting rights, the discussion regarding potential (intellectual) property rights, trade mark registrations and infringements, and negotiation of broadcast and publishing agreements. A cross practice structure enables us to devise fully integrated solutions for our clients in the increasingly challenging regulatory and commercial environment of the sports industry. An outstanding and innovative “one stop” service offering to sports clients is what we stand for.
ALTIUS Tour & Taxis Building Havenlaan 86C B414 Avenue du Port 1000 Brussels - BELGIUM T + 32 2 426 14 14 F + 32 2 426 20 30
[email protected]