International Space Station – een overzicht Ir. D. de Hoop Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR)
De voorbereidingen voor de bouw van het internationale ruimtestation (ISS) zijn in volle gang. In het najaar van 1998 wordt het eerste ISS-element vanuit Rusland gelanceerd. In dit overzicht zullen verschillende aspecten van het ruimtestation worden toegelicht, zoals de historie van de bemande ruimtevaart, een overzicht van het ISS-programma, de internationale samenwerking, de ISS-onderdelen en het gebruik van de laboratoria en platforms. Met name zal worden ingegaan op de Nederlandse deelname aan ISS, waarbij onderwerpen aan de orde komen zoals de robotarm ERA, gloveboxen en dataverwerkingssystemen.
Geschiedenis bemande ruimtevaart De mens heeft al direct vanaf het begin van het ruimtevaarttijdperk een belangrijke rol gespeeld bij de exploratie en exploitatie van de ruimte. Slechts vier jaar na de lancering van de eerste Spoetnik werd in 1961 de Rus Gagarin in de ruimte gebracht. Binnen een jaar volgde de Amerikaan Glenn, die in 1998 opnieuw de ruimte in zal gaan. Het heelal heeft de mensheid reeds lang geïntrigeerd, en met ruimtevoertuigen kan de ruimte verder worden veroverd. Er zijn sedert 1961 meer dan honderd astronauten in de ruimte gebracht in tientallen ruimtesystemen, variërend van Apollo-capsules en Sojoez-voertuigen tot Shuttles. Het ruimtestationtijdperk brak aan met de lancering van het ruimtestation Saljoet-1 in 1971. De Amerikanen lanceerden de eerste bemande Apollo-capsule in 1968, waarbij de Apollo-11 missie van 1969 de meeste aandacht kreeg: de eerste mens op de maan. Het enorme Amerikaanse ruimtestation Skylab werd benut in de jaren 1973-74. De eerste Space Shuttle werd in 1981 gelanceerd, terwijl het Europese laboratorium Spacelab voor het eerst in 1983 aan boord van de Space Shuttle in de ruimte werd gebracht. In Nederland kreeg de Spacelab-missie van eind 1985 veel aandacht, daar Dr. Wubbo Ockels hierin tientallen (ook Nederlandse) experimenten uitvoerde. Met de lancering van Mir in 1986 brak een nieuw tijdperk aan voor de bemande ruimtevaart. Ook de Shuttle heeft
RUIMTEVAART APRIL 1998
Mir vaak bezocht. Mir is inmiddels verouderd (mag ook wel na meer dan 10 jaar). De Space Shuttle en dus ook Spacelab blijven slechts een tiental dagen in de ruimte. Vele naties en organisaties willen, mede gezien de ervaringen opgedaan met de vele ruimtevoertuigen, doorgaan met bemande ruimtevaart, zodat in de jaren tachtig besloten werd een internationaal ruimtestation te bouwen.
Het internationale ruimtestation programma In 1984 besloot President Reagan om een nieuw ruimtestation, destijds Freedom genoemd, te financieren. Ook Europa, Japan en anderen zouden hieraan meedoen. Er werden tientallen concepten gedefinieerd, waarvan enkele zeer ambitieus waren. Begin jaren negentig werden de plannen drastisch gewijzigd en ontstond het huidige ISS-concept. De grootste verandering is wel dat nu ook Rusland meedoet. Europa bestudeerde in de jaren tachtig ook grote ruimtesystemen en ruimtevliegtuigen. De plannen voor de bouw van een vrij-vliegend Europees ruimtelaboratorium en van het voertuig Hermes zijn inmiddels verlaten. Wel is het programma voor de bouw van een klein laboratorium Columbus dat aan het internationale ruimtestation wordt gekoppeld, overeind gebleven. Het huidige International Space Station (ISS) is een belangrijk internationaal samenwerkingsprogramma van behoorlijke
3
omvang, waaraan vele naties en organisaties deelnemen. Europa (en dus ook Nederland) doet mee aan dit grote project. De Verenigde Staten, Europa, Rusland, Japan en Canada vervullen hierbij een hoofdrol. De opbouwfase is reeds aangevangen. Op 29 januari 1998 zijn formeel de belangrijkste samenwerkingsverdragen tussen de partners getekend. Inmiddels zijn verschillende onderdelen vervaardigd. Diverse Space Shuttle vluchten naar het Russische station Mir hebben plaatsgevonden ter voorbereiding op ISS, waarbij onder meer experimenten werden uitgevoerd m.b.t. de koppeling van ruimtestationdelen. Europa heeft op het gebied van bemande ruimtevaart al een goede ervaring vanwege het Spacelab-project en heeft zich al goed voorbereid voor deelname aan ISS. In 1995 is formeel het grote Manned Space Programme van ESA begonnen. Nederland ontwikkelt en bouwt hiervoor diverse onderdelen.
Argumenten voor de bouw van ISS
Het Europese laboratorium COF (Columbus Orbiting Facility) gekoppeld aan ISS. [ESA]
4
In de afgelopen jaren zijn tientallen argumenten aangevoerd om ISS verder uit te werken. De VS voerden hierbij de voortrekkersrol. Enige politieke en technologische aspecten zullen hieronder worden vermeld en tevens zal worden ingegaan op het gebruik. De politieke argumenten hebben veelal de overhand gekregen in de gevallen dat het ISS-programma door met name het Amerikaanse congres
werd beoordeeld. Vooral het karakter van ISS, namelijk een groot samenwerkingsproject waarin Amerikanen, Russen, Europeanen en vele andere naties vreedzaam met elkaar samenwerken, werd belangrijk gevonden. Ook vond men het van belang de Russische kennis en kunde op het gebied van de ruimtevaart (hun trots) in stand te houden. Europa kon vanwege verschillende politieke en technologische redenen ook niet achterblijven, mede daar niet meedoen een isolatie zou kunnen betekenen. Bovendien bevat ISS veel technologische vernieuwingen, zodat Europa technologisch zou kunnen achterblijven bij onvoldoende deelname. Politiek gezien vonden vele naties dan ook dat ze moesten meedoen. Verder spelen menselijke argumenten een rol. De mensheid wil vooruit en nieuwe ontdekkingen doen, ook in de ruimte. Met ISS wordt de horizon verbreed. Ook in vroegere eeuwen zijn door de mensheid hoogstandjes aangegaan, zoals de bouw van piramiden en kathedralen. Er kunnen in ISS nieuwe ontdekkingen worden gedaan, mede vanwege de microzwaartekracht omstandigheden, op vele gebieden van onderzoek: biotechnologie, fysica, etc. De innovatieve en betrouwbare technologieën toegepast in ruimtesystemen kunnen ook worden benut in aardse producten. Het belangrijkste argument voor de bouw van ISS zou het gebruik moeten zijn. Dat is uiteraard ook zo, maar vele wetenschappers aarzelen om nu al hun grote interesse te tonen vanwege de hoge kosten van het gebruik. De slogan de gebruiker betaalt is gevaarlijk. Er zullen in de komende jaren nog heel wat maatregelen moeten worden genomen om de vrees bij wetenschappers, dat hun belangstelling wordt omgezet in het betalen van vluchtkosten, weg te nemen. De meeste kosten zullen moeten worden gedragen door overheden, die steeds bij vernieuwingen een essentiële rol vervullen. Zodra het ruimtestation bestaat en alle hobbels voor het gebruik zijn weggenomen, zal het gebruik vanzelf komen, is een veel gehoorde mening. Dat wil niet zeggen dat er dan geen tegenstanders meer zullen zijn. Hopelijk kan hierover een consensus worden bereikt. Het belangrijkste struikelblok is dat ISS zoveel budgetten op-
RUIMTEVAART APRIL 1998
Het nieuwste concept van de ATV (Automated Transfer Vehicle). [ESA]
slokt. Er moet voor worden gewaakt dat andere ruimtevaartprojecten (onbemande astronomische missies, aardobservatiesatellieten, etc.) hierdoor niet onvoldoende financiële middelen krijgen. Er zal ook in de komende jaren nog vaak over ISS worden gesproken. In elk geval komt ISS er. De meeste wetenschappers beweren nu reeds: “laten we ISS dan ook gebruiken”. De mensheid heeft door ISS weer een stap verder gezet in de verovering van de ruimte.
Ontwikkeling en opbouw van ISS Het ruimtestation zal bestaan uit enorme balken waaraan een zestal bemande modules en laboratoria worden gekoppeld. Ook zullen tientallen onbemande platforms aan deze balken worden bevestigd. Robotarmen vervaardigd door Canada en Europa (met een grote deelname van Nederland) helpen bij de opbouw van de ISS-elementen. Tevens kunnen ze nieuwe instrumenten op de platforms aanbrengen. De lengte van ISS wordt 108 meter en de breedte 78 meter. Er zal meer dan 400 ton massa in de ruimte worden gebracht. De kosten van ISS worden geschat op meer dan 100 miljard gulden. Europa draagt hieraan een bedrag van circa 7 miljard gulden bij in de jaren 1995-2005. De diverse ISS-partners zullen tientallen onderdelen vervaardigen. De Verenigde Staten bouwen een grote bemande module en verschillende op druk gebrachte koppelstukken. Rusland levert ook diverse bemande laboratoria, waaronder de Service Module (SM). Tevens bouwt Rusland het grote Science Platform waarop ook de Europese Robot Arm (ERA) wordt gestationeerd. Japan vervaardigt een bemande module en een groot platform. Canada ontwikkelt een grote robotarm. Europa bouwt ondermeer het belangrijke bemande laboratorium COF (Columbus Orbiting Facility). Uiteraard vervaardigen de VS, Rusland en anderen honderden kleinere faciliteiten, instrumenten en componenten, die in de laboratoria en andere modules worden aangebracht. Ook andere naties (zoals Brazilië) doen mee. In het najaar van 1998 zal het eerste ISSelement, de zogenaamde FCB (Functional
RUIMTEVAART APRIL 1998
Cargo Block), worden gelanceerd met een Russische Proton raket. Enkele maanden later wordt het eerste Amerikaanse element (een koppelstuk) met de Shuttle hiernaar toegebracht. Daarna volgen tientallen Shuttle en raketvluchten om de overige delen in de ruimte te brengen. Er zullen tot het jaar 2003, als de opbouwfase formeel klaar is, zo’n 50 Space Shuttle missies hebben plaatsgevonden. Hierbij zullen ook Europese astronauten worden ingeschakeld. Het volume van de bewoonbare ruimtes bedraagt dan circa 1200 kubieke meter. Hierin kunnen zeven astronauten hun werk verrichten. In 1999 kunnen al wetenschappelijke proeven worden uitgevoerd in de bemande modules. Na 2003 kan het station continu worden benut voor de meest uiteenlopende doeleinden: astronomie, biologie, fysica, levenswetenschappen, aardobservatie, technologie, materiaalkunde, etc.
ESA-programma’s met betrekking tot ISS ESA heeft diverse bemande ruimtevaartprogramma’s gedefinieerd om de ISS-delen te ontwikkelen en te bouwen, waarvan in 1995 het grootste programma formeel van start is gegaan. Het budget van het Manned Space Programme (MSP) bedraagt ruim 6,5 miljard gulden. In dit kader worden de grote ISSelementen zoals COF en ATV (Automated Transfer Vehicle) vervaardigd. Verder wor-
5
den in het kader van MSP kleinere delen zoals koppelstukken en platforms vervaardigd. Diverse activiteiten om ISS te benutten worden gefinancierd. Tenslotte worden in dit kader studies uitgevoerd inzake Crew Rescue Vehicles. Onlangs is een afzonderlijk deelproject gedefinieerd waarmede Europa deelneemt aan het Amerikaanse X-38 project, in welk kader een prototype van een reddingsvaartuig wordt getest.
De robotarm ERA zal in het Russische Science Power Platform met de Space Shuttle worden gelanceerd. [Fokker Space]
Voordat dit grote MS-programma in 1995 aanving, waren al in de jaren tachtig en negentig diverse deelprogramma’s aangevangen om de genoemde ruimtestation-onderdelen te definiëren. Hiervan zijn een aantal deelprojecten overgebleven die nu nog lopen. Deze kleinere ISS-projecten, met budgetten variërend van 80 tot 300 miljoen gulden, hebben de naam Early Deliveries projecten meegekregen. In dit kader worden ISS-elementen vervaardigd, zoals de Europese Robot Arm (ERA), de Microgravity Science Glovebox (MSG) en het Data Management System (DMS-R) voor de Russische Service Module. Deze elementen worden in de komende drie jaar vooral aan NASA en Russische ruimtevaartagentschap RKA geleverd, zodat Europa al goed meedoet in de opbouwfase. Mede hierdoor kan Europa de onderdelen, die in de komende twee jaren worden gelanceerd, reeds vroegtijdig gebruiken. Het eigen Euro-
pese laboratorium COF wordt pas in 2002 gelanceerd. Tenslotte bestaat er een ESA MFC (Microgravity Facilities for Columbus) programma, van waaruit enkele belangrijke instrumenten voor onderzoek in COF (waaronder het Biolab) worden gefinancierd. Columbus Orbiting Facility (COF) COF is een op druk gebrachte module, die door de Space Shuttle naar ISS wordt gebracht en daarna zal worden gekoppeld aan het koppelstuk (node) twee. De massa bij lancering is 12.400 kg. De lengte is 6,7 m, terwijl de diameter 4,5 m bedraagt. Aan het uiteinde van COF dat naar de ruimte is gericht, kunnen 4 (onbemande) platforms worden bevestigd middels de zg. Express Pallet Adapters. Hierop worden instrumenten geplaatst t.b.v. onderzoek op het gebied van astronomie, technologie en aardobservatie. In de module zijn tien rekken aangebracht, waarin de wetenschappelijk instrumenten kunnen worden ingebracht. Zo zal Biolab, waarin zich ook de biologische glovebox van Bradford Engineering bevindt, hierin worden geplaatst. In deze glovebox worden weer kleine modules en centrifuges (vervaardigd door Fokker Space) aangebracht, waarin biologisch materiaal wordt beproefd. Ook bevat COF een European Drawer Rack (EDR), waarin zeer veel, kleinere instrumenten kunnen worden geplaatst, bijvoorbeeld het Nederlands-Zwitserse biologisch instrument BioPack. Tevens zullen Nederlandse bedrijven componenten van deze rekken vervaardigen, zoals componenten voor de warmtehuishouding, kleppen en videosystemen. Ook zullen Nederlandse bedrijven computer- en software-systemen ontwikkelen, zodat astronauten de experimenten hierin op een efficiënte wijze kunnen uitvoeren. Automated Transfer Vehicle (ATV) Het onbemande vrachtvoertuig ATV bestaat uit diverse segmenten waarmee instrumenten, stuwstoffen, enz. naar het station kunnen worden gebracht. Ook kan ATV aan ISS worden gekoppeld en gebruikt worden om het station weer naar een hogere baan te brengen. De ATV bestaat onder meer uit een cilindervormige module (niet op druk gebracht) waarin bijvoorbeeld stuwstoffen, water en gas kunnen worden opgeslagen, en een
6
RUIMTEVAART APRIL 1998
De Microgravity Science Glovebox (MSG) die al in 2001 in het Amerikaanse ISS laboratorium zal worden benut. [Bradford Engineering]
druk-cilinder waarin gewone vracht kan worden vervoerd zoals instrumenten en goederen. Iedere ATV kan steeds andere vracht bevatten. Zo kunnen instrumenten tot een maximum van 5,5 ton naar ISS worden gebracht of 4 ton stuwstoffen ten behoeve van een re-boost manoeuvre. De totale lengte is 8,5 meter en de diameter is 4,25 meter. De totale lanceermassa is 20,5 ton, terwijl de maximale nuttige lading 9 ton is. De eerste operationele lancering met Ariane-5 is voorzien in 2003. Daarna zal gemiddeld elke 15 maanden een ATV worden gelanceerd. Ruimte-reddingsvoertuigen: CRV en X-38 Behalve de VS en Rusland, heeft ook ESA diverse concepten van een Crew Transport Vehicle (CTV) en een Crew Rescue Vehicle (CRV) bestudeerd. De taken hiervan zijn evident: het vervoeren van astronauten. Een reddingssloep is uiteraard ook nodig. In de afgelopen twee jaar heeft ESA ook deelgenomen aan de ontwikkeling van enige NASA concepten voor CRV’s. In 1997 heeft NASA het zogenaamde X-38 concept gekozen, waarmee diverse proefvluchten worden uitgevoerd. Hierna wordt een operationeel voertuig ontwikkeld dat in 2003 wordt gelanceerd met de Shuttle, waarna het permanent voor noodgevallen aan ISS blijft gekoppeld. Onlangs heeft Europa besloten om deel te nemen aan de eerste proefvlucht van X-38, de V201 missie, die in 2000 plaats vindt. Dit onbemande lifting body concept (met vleugels en een roer) wordt gelanceerd met de Shuttle en landt m.b.v. grote parachutes. X38 is 9 meter lang, heeft een spanwijdte van 3 meter en de massa is 9 ton. De vorm is al getest in de Nederlandse NLR windtunnels. Een Nederlands team (Fokker Space, Stork Product Engineering, TNO-PML, NLR, TU Delft, e.a.) werkt nu al aan het ontwerp van het roer. NLR doet ook later proeven in de windtunnels.
Het gebruik van ISS De tientallen bemande modules en onbemande platforms bevatten honderden grote faciliteiten voor meervoudig onderzoek, kleinere modulaire instrumenten en experimenteer eenheden. Eigenlijk kan elke partner alle delen van ISS benutten, maar de
RUIMTEVAART APRIL 1998
Verenigde Staten, Japan en Europa zullen vanzelfsprekend vooral hun eigen laboratoria gebruiken. COF is overigens gevuld met faciliteiten die voor de helft ook door de Verenigde Staten e.a. zullen worden benut. COF bevat Europese faciliteiten zoals Biolab, een vloeistofwetenschapsrek en instrumenten voor levenswetenschappelijk onderzoek. Ook zullen Europese biologische rekken in Amerikaanse modules worden aangebracht. Nederlandse bedrijven zijn al goed betrokken bij de ontwikkeling van rekken zoals Biolab en EDR. Verder zijn op de grote dwarsbalken en aan de modules onbemande platforms bevestigd, waarop instrumenten kunnen worden geplaatst voor onder meer onderzoek op het gebied van astronomie, aardobservatie en technologie. ESA heeft een uitgebreid MSP-deelproject gedefinieerd om het gebruik van ISS te bevorderen. Regelmatig worden Europese wetenschappers uitgenodigd om voorstellen voor experimenten op het gebied van wetenschap, astronomie, aardobservatie, fysica, levenswetenschappen, biologie, materiaalkunde, vloeistofonderzoek, etc in te dienen. Er zijn in Europa al diverse organisaties (zogenaamde User Support Centers) opgericht die de gebruikers zullen assisteren. In Nederland zijn instellingen zoals SRON, NIVR en NLR betrokken bij de activiteiten inzake het gebruik van ISS.
7
Het DMS-R dataverwerkingssysteem dat de enorme datastromen in de Russische en Europese modules in goede banen moet leiden. [DASA]
nieuw type glovebox in de afgelopen drie jaar al meer dan vijf keer gevlogen in het Middeck van de Space Shuttle. Een soortgelijk type is permanent aangebracht in Mir. Vanwege dit succes van het gebruik van gloveboxen, heeft NASA aan ESA gevraagd om de genoemde grote MSG te vervaardigen die mogelijk al in 2000 naar ISS zal worden gebracht.
De belangrijkste Nederlandse bijdragen aan ISS Nederland draagt voor een belangrijk deel bij aan de ESA Early Deliveries projecten. Het bekendste deelproject is de robotarm ERA, die op het Russische deel van ISS zal worden ingezet bij assemblage en onderhoud van ISS-componenten. De Nederlandse deelname aan ERA bedraagt 59% (totaal ERAbudget is ruim 300 miljoen gulden). Fokker Space is de hoofdaannemer. ERA heeft een lengte van ruim 10 m en is flexibel inzetbaar voor zijn vele taken. ERA kan als een soort wandelende tak over het Russische ISS-segment lopen, doordat het zich van contactpunt naar contactpunt kan verplaatsen. Naast Fokker Space zijn Nederlandse bedrijven en instellingen als Stork Product Engineering (gewrichten) en het NLR (trainingsimulatoren) hierbij betrokken. Tevens worden nu al door Fokker Space en partners studies uitgevoerd om ERA te gebruiken voor nieuwe taken in ISS en om ERA verder te ontwikkelen (evolutie). Bradford Engineering vervaardigt het grootste deel van de Microgravity Science Glovebox MSG, die ESA aan NASA zal leveren. In deze “handschoenendoos” kunnen astronauten veilig hun proeven uitvoeren, terwijl ook de materialen zelf schoon kunnen worden gemanipuleerd. Bradford heeft al meerdere typen gloveboxen vervaardigd, die zijn benut in Spacelab, Mir en het middeck van de Shuttle. De Spacelab-gloveboxen zijn door tientallen, vooral Amerikaanse, wetenschappers gebruikt in de USML-1 en -2 missies van 1992 en 1995. Vervolgens heeft een
8
Origin en Signaal vervaardigden delen van het Data Management Systeem DMS-R voor de Russische SM en voor de COF, zoals software-modules (Origin) en massageheugens (Signaal). Origin heeft al diverse subsystemen en software modules ontwikkeld voor gebruik in ISS, zoals Man Machine Interfaces (MMI’s), Crew Support componenten, een Crew PC (gebruikt in Mir), Artificial Intelligence systemen en datamanagement componenten. De Nederlandse deelname aan het grote MSprogramma (meer dan 6,5 miljard gulden) bedraagt 0,94% van het totaal en aan het Microgravity Facilities for Columbus MFCprogramma 1,5%. Voor COF worden delen ontwikkeld zoals massageheugens, software en kleppen. Het ATV-concept is nog niet geheel gedefinieerd, maar Nederland heeft hierbij offertes uitgebracht omtrent ondermeer zonnepanelen en simulaties. Verder zal Nederland deelnemen aan verschillende kleinere projecten inzake het gebruik van ISS, rekken, delen van crew rescue vehicles, windtunneltesten aan deze voertuigen, etc.
Verdere informatie over ISS In dit korte ISS-overzicht zijn de verschillende aspecten slechts summier behandeld. In komende artikelen in het tijdschrift Ruimtevaart zullen de verschillende aspecten en nieuwtjes, zoals gebruik, nieuwe faciliteiten, de diverse vluchten (voor de opbouw van ISS al meer dan 50 Shuttle missies) meer in detail worden behandeld. Daarnaast kan op internet veel informatie worden gevonden over bemande ruimtevaart, ISS, ERA, etc. Op de NVR-site zijn tientallen links naar bijvoorbeeld NIVR, ESA en NASA te vinden.
RUIMTEVAART APRIL 1998
Vrouwen in de ruimte, zij waren de eersten H.H.F. Smid ribs Space Consultancy & Insurance
De beslissing om een vrouw in de ruimte te brengen was onontkoombaar. De Sovjet Unie en de Verenigde Staten waren in een ruimterace verwikkeld en de twee landen zagen de ruimte als een plaats voor rivaliteit en confrontatie. Het is bekend dat Sovjet premier Nikita Khrushchev wilde bewijzen dat het socialistische systeem de mensheid, letterlijk, naar kosmische hoogten kon brengen. Hij wilde bewijzen dat mensen van eenvoudige komaf grote dingen konden bereiken en beroemd konden worden. Hij wilde de wereld tonen dat in het socialisme mannen en vrouwen elkaars gelijken waren en dat ze tot dezelfde dingen in staat waren. Dus moest er een vrouwelijk team van kosmonauten komen. Deze instelling leidde er ongetwijfeld toe dat de Russen de eerste vrouw in de ruimte brachten en de Amerikanen ook op dit punt werden verslagen. Of was er misschien helemaal geen race om de eerste vrouw in de ruimte te brengen? In het magazine Final Frontier van mei/ juni 1990 verhaalt Mary Wallace (Wally) Funk over haar pogingen om astronaut te worden: “Ik versloeg John Glenn op de inspanningstest, de fietsanalysetest en de longvermogenstest. Ik versloeg Wally Schirra bij de test voor duizeligheid en vestigde het record op de uithoudingstest op de fiets en op de duur van afzondering. Ik had zo’n 10.000 vlieguren terwijl de meeste Mercury astronauten er slechts vier- tot vijfduizend hadden. Ik had een universitaire graad. Ik was er zeker van dat ik het ging halen. Ik wist het.” Maar Wally Funk haalde het niet. In weerwil van haar medische resultaten, vlieguren en universitaire opleiding haalde zij het niet. Ook Jerrie Cobb haalde het niet terwijl ze meer dan 7000 vlieguren had, de geluidsbarrière in een TR102 Delta Dagger had gebroken en een aantal wereldrecords op haar naam had staan. Ook niemand van de andere vrouwelijke piloten haalde de eindstreep. Ze hoopten allen de eerste Amerikaanse vrouw in de ruimte te worden, maar het leek er op dat the right stuff ook the right sex betekende. Dit speelde zich eind vijftiger jaren af toen Amerikaanse schoolkinderen leerden tellen op de manier van 3-2-1dammit als er weer eens een raket op het lanceerplatform uiteenspatte terwijl de Russen bijna routinematig ruimtevaartuigen in de ruimte brachten.
RUIMTEVAART APRIL 1998
In 1963, een jaar nadat vrouwen als Wally Funk en Jerrie Cobb na veel tegenwerking hun pogingen staakten om astronaut te worden, vloog op 16 juni de eerste vrouw in de ruimte. Het was geen Amerikaanse en zeker geen piloot. Valentina Tereshkova, een textielarbeidster en parachutiste, behaalde voor de Sovjet Unie de overwinning in de publicrelation-strijd om de eerste vrouw in de ruimte. Deze overwinning bracht voor Sovjet vrouwen echter niet een gemakkelijke toegang tot het kosmonautencorps want het zou 19 jaren duren voordat er door de Sovjets weer een vrouw in de ruimte werd gebracht. Toen in 1978 in Amerika de deur voor vrouwelijke astronauten werd opengezet, was dat voorgoed. Sally Ride was een van de eerste zes in 1978 geselecteerde vrouwen. Vijf jaar
Tereshkova praat met Korolev voordat ze aan haar ruimtereis begint [Archief ribs SC&I]
11
later, op 18 juni 1983, twintig jaar na Tereshkova, vloog de toen 32-jarige Ride mee met de zevende ruimteveervlucht als de eerste Amerikaanse vrouw in de ruimte.
Het Russische Verhaal Het verhaal van het eerste vrouwelijke kosmonautenteam begon in maart 1962. Vijf jonge vrouwen – Valentina Tereshkova, Tatyana Kuznetsova, Valentina Ponomareva, Irina Solovyeva and Zhanna Yorkina – waren bijeengeroepen in het kosmonautentrainingscentrum. Uit dit team zou de vrouw worden gekozen die ‘als eerste vrouw’ in de ruimte zou vliegen. Tereshkova was de uitverkorene en werd op 16 juni 1963 gelanceerd, waarna het vrouwelijke kosmonautenteam min of meer in de vergetelheid raakte. Het team kwam weer in de belangstelling toen in 1985 het Russische Wetenschappelijk Onderzoekscentrum voor Ruimtevaartdocumentatie onderzoek verrichtte naar wat er mee was
gebeurd. De namen van de vier teamleden die niet hadden gevlogen werden pas algemeen bekend nadat een journalist, V.F. Nesterova, hierover in Rabonitsa (Vrouwelijke Arbeider) een artikel had geschreven. In dezelfde tijd kreeg Valentina Ponomareva van het Moskouse Instituut voor Geschiedenis, Natuurwetenschappen en Technologie de opdracht oude documenten, die te maken hadden met het vroege ruimtevaartprogramma, te declassificeren en beschikbaar te stellen aan het Ruimtevaartmuseum. Veel van wat hier wordt verhaald, is te danken aan het onderzoek dat Ponomareva naar aanleiding van deze opdracht heeft verricht. Toen eenmaal de beslissing was genomen om een vrouwelijk kosmonautenteam te vormen, werd er contact opgenomen met over het gehele land verspreide vliegclubs om met kandidaten te komen. De gedachte hierachter was dat kosmonauten op z’n minst een vliegerachtergrond moesten hebben. De voorkeur ging bovendien uit naar ervaren para-
De vrouwen uit de klas van 1978. V.l.n.r. Rhea Seddon, Kathryn Sullivan, Judith Resnik, Sally Ride, Anna Fisher en Shannon Lucid. [NASA/Archief R. Schoevaart]
12
RUIMTEVAART APRIL 1998
Vrouwen in de ruimte (stand per 1 januari 1998) Claudie André-Deshays Ellen S. Baker Roberta L. Bondar Mary L. Cleave Kalpana Chawla Catherine (Cady) G Coleman Eileen M. Collins Nancy (Jan) Davis Bonnie J. Dunbar Anna L. Fisher Linda M. Godwin Susan J. Helms Millie Hughes-Fulford Marsha S. Ivins Tamara (Tammy) E. Jernigan Mae C. Jemison Yelena V. Kondakova Wendy B. Lawrence Shannon W. Lucid Sharon (Christa) McAuliffe Chiaki Mukai Ellen Ochoa Judith (Judy) A. Resnik Sally K. Ride Svetlana Y. Savitskaya Margareth (Rhea) Seddon Helen Sharman Nancy J. Sherlock (Currie) Susan L. Still Kathryn (Kathy) D. Sullivan Valentina V. Tereshkova Kathryn (Kathy) C. Thornton Janice E. Voss Mary E. Weber
Frankrijk Amerika Canada Amerika Amerika Amerika Amerika Amerika Amerika Amerika Amerika Amerika Amerika Amerika Amerika Amerika Rusland Amerika Amerika Amerika Japan Amerika Amerika Amerika Rusland Amerika Engeland Amerika Amerika Amerika Rusland Amerika Amerika Amerika
chutisten omdat de kosmonauten aan een parachute zouden landen. Vier van de uiteindelijk gekozen vrouwen hadden zo’n achtergrond: Solovyeva en Kuznetsova waren leden van het Sovjet parachutistenteam en Tereshkova en Yorkina waren leden van lokale vliegclubs. Ponomareva, met haar 28 jaar de oudste van de vijf vrouwen, had een achtergrond als raketvoortstuwingsingenieur en als piloot. Om het grote aantal potentiële kandidaten te verminderen werden zij aan uitgebreide testen onderworpen. De meest rigoureuze testen waren die in de centrifuge, de drukkamer, het vibratieplatform en die waarin vestibulaire en psychofysiologische elementen waren verwerkt. Veel vrouwen, maar ook veel mannen, kwamen nooit door deze testen heen en vielen in een vroegtijdig stadium af. Na al deze medische testen bleef er nog een hin-
RUIMTEVAART APRIL 1998
1996; eerste Française 1989, 1992, 1995 1992; eerste Canadese 1985, 1989 1997; eerste vrouw van Indiase afkomst 1995 1995, 1997; luchtmacht majoor; eerste vrouwelijke ruimteveerpiloot 1992, 1994 1985, 1990, 1992, 1995 1984; eerste moeder in de ruimte en eerste vrouwelijke arts in de ruimte 1991, 1994, 1996 1993, 1994, 1996; luchtmacht kapitein 1991 1990, 1992, 1994, 1997 1991, 1992, 1995, 1996 1992; eerste zwarte vrouw 1994, 1997 1995, 1997 1985, 1989, 1991, 1993, 1996; Amerikaans recordverblijf in de ruimte 1986; omgekomen bij het Challenger-ongeluk 1994; eerste Japanse vrouw 1993, 1994; eerste vrouw van Spaanse afkomst 1984, 1986; omgekomen bij het Challenger-ongeluk 1983, 1984; eerste Amerikaanse vrouw in de ruimte 1982, 1984; eerste ruimtewandeling door een vrouw 1985, 1991, 1993 1991; eerste Europese (niet-Russische) vrouw in de ruimte 1993, 1995; leger kapitein 1997, 1997; ruimteveerpiloot 1984, 1990, 1992; eerste Amerikaanse ruimtewandeling door een vrouw 1963; eerste vrouw in de ruimte 1989, 1992, 1993, 1995; eerste vrouw op een militaire shuttle vlucht 1993, 1995, 1997, 1997 1995
dernis te gaan: de beoordeling door de Staatscommissie voor de Ruimtevaart. Deze commissie bestond uit een grote groep militaire officieren (inclusief Yuri Gagarin) en burgers die de kandidaten een formeel en laatste interview afnamen. Het is bekend dat Gagarin zijn bedenkingen had over de kandidatuur van Ponomareva, omdat zij moeder was en omdat in die tijd in de Sovjet Unie de gedachte had postgevat dat het leven van vrouwen en zeker van moeders, niet in de waagschaal gesteld mochten worden. Toch werd Ponomareva in het team gekozen. Het vijftal vrouwelijke kandidaten werd na te zijn uitverkoren direct opgeroepen voor dienst in het leger. Ze werden het ‘vrouwenbataljon voor de vooruitgang’ genoemd. De eerste ruimtevlucht met een vrouw aan boord stond gepland voor het einde van 1962. Dat betekende dat er minder dan acht maan-
13
den voor training overbleven. Een van de doelstellingen van de eerste bemande ruimtevluchten was het vaststellen of de mens in de ruimte kon (over)leven en werken. Veel van de training concentreerde zich dan ook op de medisch-biologische voorbereiding van het lichaam op de ongewone krachten waaraan het lichaam gedurende de vlucht zou worden blootgesteld: g-krachten, gewichtloosheid, isolatie, rotatie en geluid. G-krachten werden opgewekt in de centrifuge in de Zvezda fabriek die ook de drukpakken maakte. Gewichtloosheid kon voor ongeveer 40 seconden worden nagebootst door met een Tu-104 vliegtuig een parabolische vlucht te maken. Verder werd er veel aandacht besteed aan de fysieke toestand van de kandidaten (o.m. door veel te sporten), werd er gevlogen in de MiG-15 UTI om het benodigde aantal vlieguren bij te houden en werd er gesprongen uit een Il-14 transportvliegtuig. Natuurlijk werd er ook getraind in het Vostok ruimtevaartuig waarbij verschillende vluchtprofielen konden worden nagebootst; noodsituaties, het landen in vijandig gebied en noodlandingen. Minder tijd werd in het klaslokaal doorgebracht. Toch moesten de kandidaten zich verdiepen in de wetenschap van de beweging van hemellichamen, astronomie, geofysica, driedimensionale navigatie en draagrakettechnologie. De bouw van het ruimtevaartuig Vostok werd uitgevoerd door ingenieurs van OKB-1, het huidige NPO Energia. De Vostok werd ontworpen om volledig autonoom te vliegen en een kosmonaut kon alleen maar in noodgevallen de controle overnemen. In november 1962 hadden de vrouwen hun training voltooid en in december moesten ze examen doen. Alle vijf slaagden voor hun examen, werden als luitenant toegelaten tot het officierscorps van de luchtmacht en mochten zich kosmonaut noemen. De lancering die oorspronkelijk in de herfst van 1962 zou plaatsvinden werd om allerlei redenen vertraagd tot juni 1963. Tereshkova werd geselecteerd om de ruimte in te gaan en Solovyeva en Ponomareva stonden reserve voor haar. De keuze van de eerste vrouwelijke kosmonaut verschilde van die van hun mannelijke collega’s. De mannen wisten dat als ze voor de ene vlucht niet werden geselecteerd, ze
14
wel op een latere vlucht terecht zouden komen. Er bestonden immers plannen om tot en met 1970 zo’n 75 bemande ruimtevluchten te maken. De vrouwen wisten dat ze slechts één kans zouden krijgen omdat er geen vervolgvluchten voor vrouwelijke kosmonauten gepland stonden. Ponomareva zei hier later over: “Men had in die tijd in de Sovjet Unie een conservatieve houding tegenover het stereotype van werkende mannen en vrouwen; in tegenstelling tot wat de buitenwereld moest geloven, werden vrouwen niet als gelijken beschouwd in gevaarlijke en moeilijke beroepen.” Het was echter niet gemakkelijk het vrouwenteam op te heffen. Ze hadden allemaal de kosmonaut status en waren luchtmachtofficieren. De vrouwen zorgden ervoor dat ze zich bleven kwalificeren als kosmonaut en in januari 1966 leek het er op dat hun inspanningen niet voor niets waren geweest. Opnieuw werd het idee geopperd om een vrouwelijke bemanning te laten vliegen; dit keer voor een vlucht van 15 tot 20 dagen en zelfs een ruimtewandeling werd niet uitgesloten. De langste bemande vlucht tot dan toe had slechts vijf dagen geduurd. Het mocht echter niet zo zijn. De training werd begin 1966 na de dood van hoofdconstructeur Korolev plotseling afgebroken en de vrouwen werden met verlof gestuurd. Het team werd in 1969 ontbonden. Tereshkova’s vlucht werd de enige ruimtevlucht met een vrouw aan boord in bijna twintig jaar. Dat had niet alleen te maken met geldgebrek of mannelijk chauvinisme. Één van de belangrijkste redenen voor de scepsis over vrouwelijke ruimtevaarders was dat Tereshkova op haar missie had gefaald. Gedurende de vlucht werd ze moe en ziek en had moeilijkheden met het begrijpen van de opdrachten die ze vanaf de grond kreeg. Valery Bykovsky, de kosmonaut die in Vostok-5 vloog terwijl Tereshkova in Vostok-6 vloog, kreeg de opdracht af en toe met haar te praten en hij had de indruk dat zij huilde. Ze was niet in staat experimenten uit te voeren die te maken hadden met het handmatig oriënteren van haar ruimtevaartuig en verbruikte daarbij bijna al de brandstof die zowel voor de experimenten als voor noodgevallen beschikbaar was. Tereshkova’s vlucht werd daarom voortijdig afgebroken.
RUIMTEVAART APRIL 1998
In 1980 werd een tweede team vrouwelijke kosmonauten geselecteerd dat bestond uit Svetlana Savitskaya, Irina Pronina, Yelena Dobrokvashina en Yekaterina Ivanova. Op 19 augustus 1982 onderging Savitskaya, dochter van een oppermaarschalk van de Sovjet luchtmacht, haar ruimtedoop (Soyuz T-7). In 1984 maakte zij als eerste vrouw een tweede ruimtevlucht (Soyuz T-12) en werd zij tevens de eerste vrouw die een ruimtewandeling maakte. Yelena Kondakova werd de derde Sovjet vrouw in de ruimte; zij verbleef in 1994-1995 aan boord van het ruimtestation Mir en vestigde een verblijfsduurrecord in de ruimte voor vrouwen. Sinds Tereshkova’s vlucht in 1963 heeft ruimtevaart door vrouwen een lange weg afgelegd. In 1996 vestigde de Amerikaanse astronaut Shannon Lucid niet alleen het verblijfsrecord in de ruimte voor vrouwen – ze verbleef in totaal 188 dagen in de ruimte en aan boord van het Russische ruimtestation Mir – maar met dit record overtrof ze ook al haar Amerikaanse mannelijke collega’s. Ook tussen Sally Ride, de eerste Amerikaanse vrouw in de ruimte, en het genoemde record van Shannon Lucid – beiden zijn uit de astronautenklas van 1978 – ligt een lang verhaal.
Cobb in 1960 dezelfde afmattende lichamelijke testen die de Mercury astronauten hadden ondergaan met goed gevolg afgelegd. In 1961 waren nog eens 12 vrouwen voor dezelfde testen geslaagd. Het waren allemaal piloten die veel meer ervaring hadden dan Valentina Tereshkova. En ze wilden allemaal graag de ruimte in. NASA ontkende echter dat er zo iets was als een ‘vrouw-in-de-ruimte’ training. Jerrie Cobb werd door de NASA aangesteld als een (nooit-geconsulteerde) deskundige, toegevoegd aan de toenmalige directeur James Webb. Zelfs na deze aanstelling bleven de trainingen die de vrouwen kregen inofficieel, en waren louter te danken aan de volharding van die vrouwen zelf. Het beste wat deze vrouwen overkwam, was beleef-
Tijdens STS-84, een vlucht met het ruimteveer Atlantis, werkt Yelena Kondakova in Spacehab met de (Nederlandse) glovebox. [NASA/ Archief R. Schoevaart]
Het Amerikaanse verhaal NASA is trots op de kwalificatie of having an affirmative action goal of including qualified minorities and women. Dat is echter niet altijd zo geweest. De eerste Amerikaanse astronauten die in 1959 werden geselecteerd, waren zeven blanke mannelijke militaire testpiloten. Negentien jaar lang was ruimtevaart in ieder geval voorbehouden aan mannen. Pas in 1978 werden zes vrouwen, op een totaal van 35 piloten en missie-specialisten, geselecteerd voor de astronautenopleiding. Deze vrouwen waren Anna Fisher, Shannon Lucid, Judith Resnik, Sally Ride, Rhea Seddon en Kathryn Sullivan. Overigens, als de wil er maar was geweest, had Amerika gemakkelijk de eerste vrouw in de ruimte kunnen hebben. Al in 1959 werd een programma gestart onder de naam Women in space soonest (WISS) en had Jerrie
RUIMTEVAART APRIL 1998
15
de onverschilligheid. Pas eind zeventiger jaren kwam daar verandering in. Maar toen pakte NASA ook meteen goed uit. Sally Ride, een natuurkundige, reageerde op een krantenadvertentie en werd een van de zes vrouwen die voor de klas van 1978 werden geselecteerd. Vijf jaar later, op 18 juni 1983 tijdens de zevende ruimteveervlucht, werd de 32-jarige astronaute de eerste Amerikaanse vrouw in de ruimte. In 1984 vloog Ride voor de tweede keer. Eveneens in 1984 vloog Anna Fisher (arts) en werd zij de eerste moeder die een ruimtevlucht maakte. De andere arts uit de klas van 1978, Rhea Seddon, maakte drie ruimtevluchten, in 1985, 1991 en 1993. Kathryn Sullivan is geologe en werd in 1984 de eerste Amerikaanse die een ruimtewandeling maakte. Ook zij vloog nog twee keer, in 1990 en 1992. Op die laatste vlucht was zij de eerste vrouwelijke ladingscommandant. Judith Resnik was een elektronica-ingenieur en vloog voor de eerste keer in 1984. Zij was één van de twee vrouwen die omkwamen als gevolg van het ongeluk met de Challenger in 1986. De zesde vrouw in de klas van 1978, Shannon Lucid, is een biochemicus en heeft gevlogen in 1985, 1989, 1991, 1993 en 1996. Tijdens haar laatste vlucht waarbij zij aan boord van het Russische ruimtestation Mir langer moest blijven dan was voorzien, werd zij Amerikaans recordhouder van het langste verblijf in de ruimte. Successievelijk werden in opvolgende jaren nog meer vrouwelijke kandidaten aan de astronautenopleiding toegelaten. Veel firsts waren daar het gevolg van zoals de eerste zwarte vrouw in de ruimte (de arts Mae Jemison) en de eerste vrouw van Spaanse afkomst (de natuurkundige Ellen Ochoa). Twee vrouwelijke militaire officieren, Susan Helms en Nancy Sherlock, werden eveneens tot de astronautenopleiding toegelaten om te worden opgeleid tot missiespecialist. Luchtmachtmajoor Eileen Collins ging de geschiedenis in als de eerste vrouwelijke ruimteveerpiloot en zal de eerste vrouwelijke ruimteveercommandant zijn. Om ruimteveerpiloot te worden moet je minimaal 1000 uur als commanderend straaljagerpiloot hebben gevlogen en Collins voldeed daar ruimschoots aan. Zij was ook al de eerste vrouw aan de
16
Amerikaanse luchtmachtschool voor testpiloten. NASA had weliswaar gestalte gegeven aan affirmative action, maar de media waren daar nog niet aan toe. Toen Sally Ride voor haar eerste vlucht werd geïnterviewd werden stereotiepe vragen gesteld zoals of ze in de ruimte een BH zou dragen. Sally antwoordde spitsvondig: “There is no sag in zero-g”. Een andere verslaggever wilde weten of ze huilde als ze een probleem had. Het blad Newsweek maakte een rapportage waarin werd vermeld dat NASA de ruimtepakken moest vermaken omdat vrouwen minder brede schouders dan mannen hadden en dat ‘medici er niet helemaal zeker van waren of de menstruatie problemen zou veroorzaken’. Toen Rhea Seddon hielp om met behulp van o.a. naald en draad een hulpstuk te vervaardigen voor de robotarm van het ruimteveer om een juist uitgezette satelliet aan de praat te krijgen, complimenteerde de dienstdoende capcon David Hilmers haar met het prima werk van een naaister. Ride, die ook aanwezig was in mission control corrigeerde hem met de woorden: “Dat was het werk van een chirurg.” Gesteld kan worden dat vooral het in gebruik nemen van het ruimteveer het mede mogelijk heeft gemaakt dat vrouwen deel konden gaan uitmaken van het astronautencorps. Eerst weliswaar alleen als missie specialist, maar later ook als piloot (1995, E. Collins). Tijdens STS-93 (eind 1998), waarbij het observatorium AXAF zal worden uitgezet, zal Eileen Collins ook de eerste vrouwelijke ruimteveercommandant zijn. De vlucht met het grootste aantal vrouwen vond plaats in 1991. Tussen 5 en 14 juni vervoerde het ruimteveer Columbia een zevenkoppige bemanning waaronder de vrouwen Millie Hughes-Fulford, Tamara Jernigan en Rhea Seddon. Deze vlucht was geheel gewijd aan levenswetenschappen (Spacelab Life Sciences - 1). In 1996, na de koppeling van STS-76 aan Mir, voerde Linda Godwin een zes uur durende ruimtewandeling uit waarbij experimenten aan de buitenkant van Mir werden bevestigd (eerste ruimtewandeling terwijl een ruimteveer aan Mir is gekoppeld). Een andere opvallende ‘vrouwelijke gebeurtenis’ in de ruimte vond plaats in 1996. De
RUIMTEVAART APRIL 1998
Française Claudie André-Deshays ontmoette in het Russische Mir ruimtestation de Amerikaanse Shannon Lucid. De vrouwen hebben veertien dagen samengewerkt en geleefd in het ruimtestation.
Het derde verhaal Buiten Russische en Amerikaanse ruimtereizigsters zijn er ook vrouwen van andere nationaliteiten in de ruimte geweest. De eerste niet-Russische en niet-Amerikaanse vrouw in de ruimte was de Britse Helen Sharman. Ondanks dat het Verenigd Koninkrijk geen nationaal bemande-ruimtevaart-programma heeft, maakte zij op 18 mei 1991 deel uit van de bemanning die met de Soyuz TM-12 naar het ruimtestation Mir vertrok. Deze vlucht die de naam Juno kreeg, was het gevolg van een commerciële onderneming. Niettegenstaande ernstige financiële moeilijkheden werden Sharman en majoor Timothy Mace geselecteerd voor de opleiding tot kosmonaut. Uiteindelijk werd Sharman uitverkoren om de eerste Brit(se) in de ruimte te worden. Overigens werd ze tevens de derde vrouw die in een Russisch ruimtevaartuig vloog en de eerste vrouw die in het ruimtestation Mir verbleef. Roberta Bondar is een Canadese neurologe en zij ging in 1992 met het ruimteveer Discovery tijdens de STS-42 missie de ruimte in. Bondar fungeerde als ladingspecialist voor de Canadese inbreng in het Internationale Microzwaartekracht Laboratorium (IML-1), waarin ondermeer de aanpassing van het menselijk lichaam aan gewichtloosheid werd onderzocht. Zij nam deel aan een groot aantal onderzoeken op het gebied van de levenswetenschappen. De eerste Japanse vrouw in de ruimte was de hartchirurg Chiaki Mukai. In 1994 maakte zij als ladingspecialist namens het Japanse ruimtevaartagentschap (NASDA) deel uit van IML-2 tijdens de STS-65 vlucht. Het mi-
RUIMTEVAART APRIL 1998
Het ruimteveer Challenger zou op 28 januari 1986 starten voor de vijfentwintigste ruimteveervlucht. Onder de zeven bemanningsleden bevonden zich twee vrouwen, Judith Resnik en Christa McAuliffe. Minder dan twee minuten na de start vond er een explosie plaats waarna het ruimteveer in stukken brak. Niemand van de bemanning overleefde het ongeluk. De media bliezen de dood van vooral McAuliffe op, want “zij was een onschuldige burger die (onnodig) het leven liet, daar waar eigenlijk alleen professionals risico zouden mogen lopen”. crozwaartekrachtlaboratorium was voor deze vlucht in het ruimteveer Columbia geplaatst omdat de vlucht veertien dagen zou duren. Terwijl ze 236 keer om de aarde draaide, deed ze voornamelijk onderzoek dat was gerelateerd aan het hart- en vaatsysteem, het autonoom zenuwstelsel, en aan bot- en spiermetabolisme. De vierde vrouw in dit internationale gezelschap is de française Claudie André-Deshays. Zij is van huis uit arts en opgeleid als kosmonaut-onderzoeker. In 1996 maakte zij deel uit van de Mir-22 bemanning en verbleef zij 16 dagen aan boord van het ruimtestation Mir. Op 1 januari 1998 hebben 34 vrouwen de gkrachten ondergaan die overwonnen moeten worden om gewichtloosheid te bereiken. Met succes werden 86 missies afgerond. Twee vrouwen, Judith Resnik en Christa McAuliffe, verloren daarbij hun leven (zie kader). Vrouwen hebben hun plaats in de ruimte veroverd. Zelfs de media besteden geen bijzondere aandacht meer aan het feit dat vrouwen in de ruimte werken en wonen. Vrouwen staan hun mannetje in de ruimte(vaart). Met dank aan Debra D. Facktor Lepore, Maura Mackowski en Rolf Schoevaart.
17
TEAMSAT maakt succesvolle vlucht Ron Noteborn Delta Utec
Een aspect van de ruimtevaart waar je als student ruimtevaarttechniek maar weinig over hoort, is het operationeel werken met satellieten. Als zo’n apparaat eindelijk is gelanceerd, is het werk natuurlijk nog niet voorbij. Pas dan kan de satelliet bewijzen dat hij echt werkt en dat de ontwerpers en bouwers geen fouten hebben gemaakt. Vandaar dat het een grote uitdaging is wanneer je er als student in het controle centrum bij kan zijn om een ruimtemissie uit te voeren. TEAMSAT bood zo’n kans aan enkele studenten van o.a. de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek van de TU Delft. In dit artikel worden de satelliet en de vlucht beschreven.
Verstekeling aan boord van Ariane 502
In deze constructie vonden vijf experimenten een plaats:
Toen in 1996 de eerste vlucht van de Europese Ariane 5 draagraket in brokstukken eindigde, werd besloten om de tweede testvlucht maar met namaak-satellieten uit te voeren. De lancering van de Intelsat die eigenlijk op het schema stond werd zekerheidshalve maar even uitgesteld. Het Duitse bedrijf KaiserThrede kreeg de opdracht twee constructies in elkaar te zetten die dienst moesten doen als vervangers van standaard communicatiesatellieten, met meetinstrumenten aan boord om tijdens de start het dynamisch gedrag van de draagraket te meten.
– FIPEX: vijf meetinstrumenten om in het perigeum van de baan de partiële drukken van diverse atmosferische gassen te meten (IRS Stuttgart); – AVS: het prototype van het Advanced Stellar Compass, de starmapper van de Deense Oersted satelliet (Technische Universiteit Kopenhagen); – VTS: drie camera’s voor visuele inspectie van een satelliet in de ruimte (Matra Marconi Space) – YES: de Young Engineers Satellite, een vrijvliegende satelliet die na loskoppeling van TEAMSAT een tether experiment uitvoert (Delta Utec); – ODD: experiment voor het volgen van space debris waarvoor de buitenkant van MAQSAT zwart/wit was beschilderd voor contrastverhoging (ESTEC).
In ESTEC kreeg een aantal stagiaires het idee om een kleine satelliet te bouwen die mee zou kunnen in de Ariane 502. De satelliet zou bestaan uit een zeer sterke doos met een aantal technologische experimenten erin. ESA vond het een goed plan en stelde faciliteiten ter beschikking om het project te ondersteunen. Het project ging officieel van start in januari 1997 onder de naam TEAMSAT (Technology Experiments Added to MAQSAT) maar eigenlijk hadden de enthousiaste teamleden op dat moment al een hoop uren gestoken in het ontwerp van de satelliet. Om de ontwikkeltijd zo kort mogelijk te houden, werd gekozen voor een simpel concept dat gebruik zou moeten maken van zoveel mogelijk bestaande hardware. Het werd een achthoekige aluminium constructie die onderin MAQSAT, de upper passenger van Ariane 502, mee zou gaan.
RUIMTEVAART APRIL 1998
Het TEAMSAT logo laat de satelliet aan een touwtje zien en geeft de namen van de experimenten. [ESA]
19
stond al gepland voor april. Een tiental studenten van diverse instituten deed mee aan het project, veelal in de vorm van een stage. Voor deze studenten was het project een unicum omdat ze de kans kregen om te werken aan hardware die echt moest vliegen en dus ook echt moest werken. De werkzaamheden varieerden van het maken van de bedrading en het schrijven van software tot het ontwerpen en bouwen van een complete boordcomputer. Het meeste werk van de studenten ging in YES zitten omdat daar, in tegenstelling tot de andere experimenten, het minste van gereed was.
De TEAMSAT satelliet gedurende triltesten bij ESTEC. [ESA]
20
Op YES na waren al deze experimenten al min of meer gereed voor de vlucht; er hoefde nog slechts wat infrastructuur bij om de experimenten uit te kunnen voeren. Zo moest er natuurlijk gezorgd worden voor energie. Hiervoor werd gebruik gemaakt van batterijen die eerder dienst deden als reserve-onderdelen voor de ECS communicatiesatellieten. Zonnecellen waren niet toegestaan omdat men zeker wist dat de vlucht maar enkele dagen zou kunnen duren. De transponders voor de radio-verbindingen kwamen van EURECA en OLYMPUS. Het dataverwerkingssysteem aan boord werd speciaal voor deze vlucht ontworpen door het team in ESTEC. Omdat de industrie had aangegeven dat de eisen die TEAMSAT aan dit systeem stelde in zo’n korte tijd niet haalbaar waren, en omdat twee leden van het TEAMSAT-team stelden dat ze het systeem in die korte tijd wel vluchtklaar konden afleveren, werd voor deze laatste optie gekozen. Dat bleek overigens een succes want het zelfgebouwde systeem heeft schitterend gewerkt.
Zoals gezegd zou YES een tether-experiment uitvoeren. Een vijfendertig kilometer lange draad zo dun als visgaren zou moeten worden afgerold met aan het ene eind YES en aan het andere eind een tegenmassa genaamd TORI. Na afwikkeling van de volle lengte zou op een optimaal gekozen moment de draad worden doorgesneden. Dat zou dan resulteren in een verhoging van de baan van YES en een terugkeer in de atmosfeer van TORI. Bij deze vlucht zou TORI verbranden. Het experiment is bedoeld om straks capsules met monsters van het Space Station terug te laten keren naar de aarde door slechts een kabel te laten vieren. Dit zou het gebruik van brandstof sterk beperken en ook steeds weer een gratis verhoging van de baan van Space Station betekenen. Naast het tether experiment was er een GPS aan boord om te bekijken of een GPS bruikbaar was in een hoge satellietbaan die in principe boven de GPS satellieten zelf zit. Ook werd er een PC104 boordcomputer gebruikt die met deze vlucht kon bewijzen dat hij in de ruimte bruikbaar is.
Satelliet aan een touwtje
Vertragingen
Maar laat ons niet op de zaken vooruitlopen. Er was een hoop werk aan de winkel en weinig tijd. Omdat ESA zeker wilde weten dat er in ieder geval iets meeging in MAQSAT werd er een massadummy van TEAMSAT gebouwd die na trillingstesten naar Kourou werd verscheept om op MAQSAT te worden gemonteerd. Ondertussen werkte men in ESTEC koortsachtig door want de lancering
Gelukkig voor TEAMSAT werd de vlucht van de Ariane 502 steeds weer uitgesteld. Een paar dagen voordat dat nieuws kwam, gonsde het op ESTEC altijd van de geruchten. Niemand wist het zeker, maar over het algemeen kwam er een paar dagen later een fax of telefoontje uit Parijs met het goede nieuws. Goed voor TEAMSAT uiteraard, want er was steeds meer tijd nodig.
RUIMTEVAART APRIL 1998
In mei slaagde TEAMSAT voor het zware mechanische examen dat vereist is voor Ariane 5. In juli werd de complete satelliet met een delegatie van het ontwikkelteam naar Kourou gebracht. In Kourou zouden de laatste integratie-werkzaamheden en de laatste tests worden verricht. Op dat moment was al duidelijk dat ESA geen toestemming meer wilde geven om het YES tether-experiment uit te voeren. ESA is bezorgd dat het misschien niet lukt om de draad door te knippen. Dat zou betekenen dat er een vijfendertig kilometer lange kabel door de ruimte zou zweven en daar minstens honderd jaar zou blijven. Desondanks ging de hele YES satelliet mee met TEAMSAT, inclusief de kabel, en zou zelfs van TEAMSAT weggeschoten worden zoals gepland. Alleen de tether mocht niet worden uitgerold. Dit was een grote schok voor het team dat er al veel werk in gestoken had. Gewerkt wordt nu aan een YES 2 met een tether-experiment op een Ariane 4 vlucht.
Hoe bestuur je een satelliet in de ruimte? Om een satelliet die hoog boven je hangt te kunnen ‘besturen’ heb je in de eerste plaats een aantal grondstations nodig. ESA beschikt over diverse stations, zoals in Perth, Australië, en in Kourou, Frans Guyana. Die stations hebben een aantal antennes staan waarmee de satelliet in zijn baan gevolgd wordt. Wanneer het voertuig achter de horizon verdwijnt, wordt er overgeschakeld op een ander station. Op die manier hou je, voor zover mogelijk, altijd contact met de satelliet. De gegevens die vanuit de ruimte komen, worden nu via allerlei netwerken, waaronder internet en ESANET, naar een centraal punt gestuurd. Voor ons was dat ESOC in Darmstadt waar de afdeling Flight Operations zat. Hier zit een team van mensen die zich bezighouden met het ontvangen van de telemetrie vanuit de satelliet en het verzenden van commando’s naar de satelliet. Ook zit daar het Flight Dynamics team dat probeert een schatting van de baan te krijgen. De telemetrie werd doorgestuurd via een
RUIMTEVAART APRIL 1998
ISDN lijn naar het Experiment Control Centre in ESTEC. Hier zaten wij dus. Alle experimenten aan boord van TEAMSAT konden van hieruit met behulp van de telemetrie ‘bekeken’ worden. De mensen die de verantwoording hadden over experimenten, de Principal Investigators (waaronder ook studenten!), beslisten wat er gedaan moest worden en maakten zonodig bestanden met telecommando’s aan die dan met FTP weer naar ESOC werden verstuurd. Flight Control in ESOC stuurde ze dan door naar Perth of Kourou en daar ging het dan via de radio naar TEAMSAT die het dan allemaal moest gaan uitvoeren.
Lanceerdag TEAMSAT vloog op Ariane 502 en dat alleen al was genoeg reden tot nagelbijten. De lancering was telkens weer uitgesteld en ook op 30 oktober 1997 wist niemand zeker of het dan eindelijk zou gaan gebeuren. Wij waren er in ieder geval klaar voor. Ongeveer 15 tot 20 mensen zaten in het Experiment Control Centre (ECC) en konden op een TV zien wat er in Kourou gebeurde. Op dat moment was er voor ons weinig te doen want er was geen contact met de satelliet. Wel werd er nog druk geprogrammeerd om de laatste stukjes software van ons control centre operationeel te krijgen. Dat is iets waar je ESA mensen heel zenuwachtig mee kan krijgen. Als student zie je dat allemaal niet zo nauw en denk je dat je best nog wel even een seriële datalijn kan checken terwijl we op T minus 15 minuten zitten! Ergens halverwege de countdown is er een check of wij klaar staan en dat is natuurlijk zo. Onze ECC-coördinator Jenny geeft een ‘go’ over de voice-link ter bevestinging. De
Met deze camera zijn foto’s genomen tijdens de TEAMSAT vlucht. Het resultaat ziet u op de volgende pagina. [ESA]
21
De Ariane 5 tweede trap direct na het loskoppelen van de TEAMSAT. [ESA]
tijd tikt door, onze checklist wordt steeds korter. Het is opvallend rustig in het ECC, ook al zit het bomvol met mensen. Op sommige momenten is het enige dat je hoort het tikken van de grote aftelklok. De spanning wordt steeds groter als we de laatste minuten zien wegtikken. Er is ondertussen een dummy foto doorgekomen van één van de boordcamera’s en die ziet er goed uit. Van ons mag hij gaan. En dan, in de laatste seconden, vlak voordat de Vulcain hoofdmotor moet starten, ineens een rood licht. Het is niet helemaal duidelijk wat er mis is, maar de klok gaat terug naar minus tien minuten. Andy, ook een ECCcoördinator, klimt op een stoel en zet, gevaarlijk balancerend tussen een bureaustoel en een tafel, ook onze klok terug. Sommige dingen gaan wel heel gemakkelijk in de ruimtevaart; niks high-tech!
is er nog. Iedereen blijft stil want dat is de enige manier om door te krijgen wat er gebeurt. De Vulcain is gestart, komt op vol vermogen, alles is OK en de vaste stuwstof raketten komen tot leven. Er is geen weg terug en we gaan! Na een minuut of wat volstrekt niks gezien te hebben, komt ineens het beeld terug. We zien de Ariane als een vogel hoog in de lucht en, al bijna buiten het bereik van de camera’s, steeds sneller gaan. ‘Tous les paramètres normal!’ meldt Kourou. Dan komen we op het punt dat de boosters af moeten vallen. Ze branden nog steeds, maar dat is normaal. Het lijkt er even op dat er niets gebeurd, maar zo’n tien seconden later dan gepland komen ze toch los. Als je het vluchtplan er niet bij hebt, heb je het niet eens door maar in Kourou kijkt men toch wel lichtelijk nerveus naar de schermen. Enige tijd later is ook de neuskegel los, zoals wordt gemeld door de stem van Kourou. Ariane is dan al zo hoog dat er niets meer te zien valt. Bijna continu zien we nu het ontspannen gezicht (of toch niet?) van de vluchtleider in Kourou: ‘Tous les paramètres normal!’. Dat zal dan wel. De eerste trap valt af en ontbranding van de tweede wordt gemeld. De tweede trap moet bijna twintig minuten branden en in die tijd zien we niet veel. Het blijft muisstil. En dan meer dan een half uur na de lancering komt de melding dat MAQSAT en TEAMSAT van de raket zijn gescheiden. Een luid gejuich stijgt op uit het ECC want TEAMSAT is nu waar hij wezen moet! ‘ECC: you’ve got yourself a mission!’, meldt Mike over de voice loop.
TEAMSAT: Where are you? De vertraging duurt best lang en de spanning is sterk gezakt. Mensen lopen weer rond en er wordt wat gepraat. Als dan over de voicelink het signaal komt dat de aftelling weer gestart gaat worden, maant Brian, onze operations manager, iedereen weer op zijn plek te gaan zitten. Het wordt weer muisstil als op een teken van Flight Operations onze grote klok weer gaat tikken en iedereen lijkt te hypnotiseren. De minuten verstrijken langzaam en als het dan ineens zover is en de laatste seconden door Kourou in het Frans worden afgeteld en gelijktijdig in het Engels door de rustige stem van Mike (Flight Ops), valt plots het beeld uit! Alles is zwart maar het geluid
22
Voor de mensen in Perth komt nu het uur van de waarheid. De antennes daar zijn geprogrammeerd om zich automatisch op TEAMSAT te richten. Ze slagen er echter niet in om contact te krijgen. Er kan natuurlijk van alles mis zijn. Misschien is de transmitter aan boord niet aangegaan, wat automatich op een tijd-commando moet gebeuren. Dat blijkt het niet te zijn want zo nu en dan vangen de antennes iets op, maar een stevige greep op het signaal wordt niet gekregen. Dat is normaal, stelt de zoals altijd rustige stem van Mike ons gerust. We moeten hen wat tijd gunnen om aan de satelliet te wennen. Op dat mo-
RUIMTEVAART APRIL 1998
ment ontvangen we in ESTEC een fax uit Kourou met de baanelementen van TEAMSAT. We blijken in een heel rare baan terechtgekomen te zijn. Het hoogste punt is 10.000 km te laag en het laagste punt 50 km te laag. Geen wonder dat de antennes geen contact kunnen krijgen. Flight Ops laat de grond-antennes herprogrammeren en even later hebben we alsnog contact. TEAMSAT stuurt ons housekeeping data waaruit blijkt dat alles normaal is. Een tweede gejuich stijgt op uit het ECC. In Darmstadt moet Mike zijn oortelefoontje uit zijn oor halen omdat het gejuich via de voice-loop tot in Duitsland vooral erg hard te horen is! Toch valt regelmatig het signaal weg om dan weer minuten lang terug te keren. We moeten onderhand wel de foto’s, die de camera’s van het VTS experiment gemaakt hebben van de separatie van de raket, omlaag sturen. Die zitten nu nog steeds in het geheugen van de satelliet. Er wordt een beslissing genomen om het erop te wagen. De reeks commando’s wordt omhoog gestuurd en het wachten begint. Bijna iedereen heeft zich nu geschaard rond de monitor van het VTS team. Als de eerste plaatjes binnen komen, zien we flarden van wolken. ‘Dat is de aarde!’, roepen diverse mensen, bijna overbodig. De controle kamer stroomt vol met mensen die daar helemaal niet horen te zijn, maar iedereen wil natuurlijk de beelden zien. Het lijkt wel alsof we bij Mission Control van de Mars Pathfinder zijn. ‘De meest wanordelijke missie die ik ooit gedaan heb!’, verzucht Wubbo Ockels, de TEAMSAT project manager. Na wat fragmenten komen nu ook de eerste complete beelden binnen en duidelijk zien we nu hoe de Ariane zich van ons verwijdert, hoe we zelf ronddraaien en de aarde komt binnendraaien in ons blikveld. De beelden geven een heel speciaal gevoel, want het is alsof we zelf daarboven zitten en meevliegen met TEAMSAT.
ren. Het meest regelmatig zijn de mensen van FIPEX er. Dit experiment moet in elk perigeum de richting en flux meten van de stroom atomaire zuurstof. Er zijn drie, vier mensen van FIPEX in het ECC die tijdens elke perigeumpassage even langs komen om te zien hoe het experiment opgestart wordt en de data even later naar beneden komt. Zij hebben de meest regelmatige missie die maar mogelijk is want aan de perigeumpassage tijd valt niet veel te doen. Ondertussen zijn verschillende mensen bezig om te schatten wat de stand van de satelliet was. Wat we zien, komt helemaal niet overeen met wat we verwachten. De zonsensoren werden geacht om pulsen te geven op de momenten dat ze de zon zien. Dat moet twee, drie korte pulsen per minuut opleveren. We zien echter maar één lange puls per verscheidene minuten en soms wel vijf minuten lang niks! Dit lijkt erop te wijzen dat TEAMSAT geen rotatiesnelheid had van drie graden per seconde zoals gepland, maar veel langzamer. Ook de mensen van de AVS stercamera zien dit en kunnen met hun camera al snel schattingen leveren dat de rotatiesnelheid tien keer te laag is en dat TEAMSAT draait om de verkeerde as: nutatie zoals dat genoemd wordt. Enkele uren later kunnen ook wij dat bevestigen. Ariane 5 had ons dus beslist niet netjes afgeleverd. Later blijkt dat de raket nauwelijks meer brandstof over heeft gehad om de satelliet op te spinnen. De raket had namelijk een abnormaal groot rol-moment zodat er veel brandstof verbruikt is om de raket te stabiliseren. Omdat we nu zo’n rare
Een opengewerkte tekening van TEAMSAT. De verschillende onderdelen zijn met grijstinten weergegeven. [ESA]
TEAMSAT missie nu in volle gang De missie is nu in volle gang. Hoewel er een schema gemaakt is van wie er op welk moment moet zijn, komt daar niks van terecht. In de praktijk wil niemand ook maar iets missen van de vlucht en dus is iedereen er op de momenten dat er interessante dingen gebeu-
RUIMTEVAART APRIL 1998
23
beweging maken, is het moeilijk om contact te krijgen met de satelliet op de momenten dat de antenne te veel van de aarde af is gericht. Global Positioning System Één van de experimenten aan boord van YES was gericht op het gebruik van GPS in banen boven de GPS-satellieten. Daar heb je het probleem dat de radio-signalen van de GPS satellieten niet naar je toe gestuurd worden maar van je af! Alleen de satellieten die net achter de horizon vandaan komen, zou je weleens kunnen ontvangen. Het GPS-experiment leverde op een bepaald moment de grootste verrassingen toen het ineens begon met het ontvangen van GPS-satellieten. Ook hier natuurlijk weer luid gejuich toen de beeldschermen aangaven dat er vier satellieten ‘gezien’ waren, wat in principe genoeg is om onze positie te schatten. Bij de analyse van de signalen na de vlucht bleek jammergenoeg dat de GPS maar een keer succesvol GPS satellieten heeft kunnen volgen.
‘We’ve got three frames from YES!’ Het moment dat iedereen het meest zal bijblijven van de hele missie is misschien wel het volgende. Op zaterdag hebben we al geruime tijd geen contact meer gehad met YES. Op een bepaald moment is de transponder (de radio dus) waarschijnlijk te koud geworden en wil deze niet meer zenden. Dat betekent dat YES niet meer reageert op onze signalen. We hadden al een hoop gedaan met de satelliet maar we wilden natuurlijk nog meer! Op een gegeven moment hebben we besloten om een signaal via een andere weg naar YES te sturen, maar die weg deed het op de grond al niet en het was dus echt onze laatste hoop.
De YES sub-satelliet klaar voor integratie. [ESA]
24
Vlak nadat de opdracht verstuurd is, roept Jenny ineens uit dat de telemetrie afscheiding van YES aangeeft en dat de batterijspanning van TEAMSAT sterk is gedaald. Dit alles wijst erop dat YES uit TEAMSAT geschoten is! Iedereen is in een staat van verwarring want dit lijkt toch onmogelijk. Brian is op dat moment even naar huis om iets te eten en komt in aller ijl terug met de woorden: ‘Kan ik jullie dan ook niet een paar minuten alleen laten!?’. Direct worden alle camera’s aan boord van TEAMSAT aangezet en we zoeken letterlijk naar een verloren gewaande satelliet in de ruimte. Niets te vinden dus. Daarbij komt nog dat we niet eens zeker wisten of YES echt uitgestoten was, want de informatie in de telemetrie bleek op de grond al niet 100% zeker te zijn. Om de chaos compleet te maken, roept Jenny vanachter de telemetrie front-end computer ineens: ‘We’ve got three frames from YES!’. Dit is al helemaal vreemd, want dat is telemetrie die door een verbinding tussen YES en TEAMSAT komt waarvan we weten dat die niet werkt! Waarschijnlijk is de data die we kregen, een schittering van de zon in de optische verbinding tussen YES en TEAMSAT, die nu dus open in de ruimte lag, geweest. Voor alle zekerheid wordt dan de volledige sequence uitgevoerd waarmee we normaal YES uit zouden stoten. Dit levert opnieuw dezelfde spanning op als tijdens de lancering. Iedereen is muisstil en we horen hoe Flight Ops de commando’s één voor één doorstuurt. Er is geen respons en ook de camera’s zien niets. YES moet al die tijd al los in de ruimte gehangen hebben.
Einde van een succesvolle missie Van YES hebben we sindsdien niets meer gehoord. Alleen tijdens de volgende apogeumpassage zijn er weer foto’s gemaakt met de stercamera en VTS en die laten beide een groot object zien in de nabijheid van TEAMSAT. Op de foto’s is dat object een wazige vlek en hoewel de meesten van ons twijfelen, is er weinig anders daarboven dat de ‘vlek’ op de foto’s veroorzaakt kan hebben. Niemand weet het zeker. Ook NORAD van het Amerikaanse Space Command, dat alle objecten rond de aarde volgt en catalogiseert, heeft duidelijk vier objecten in onze baan ge-
RUIMTEVAART APRIL 1998
volgd. Eén ervan is TEAMSAT, de anderen zijn de tweede trap met de MAQSAT B, de SPELTRA (een stuk van de neuskegel waarop de bovenste satelliet zit) en de vierde kan alleen maar YES zijn! Laat dit u nu niet verleiden tot de gedachte dat we een mislukte missie hadden. In dit artikel heb ik laten zien hoe het achter de schermen van zo’n missie gaat. Uiteraard is onze vlucht een stuk wanordelijker dan andere vluchten omdat we een satelliet inelkaar gezet hebben met een groep jonge mensen die hun eerste missie deden en dan wil je er nog wel wat lol aan beleven. Bij andere missies gaat er ook van alles mis want een satelliet is een complex systeem. Meestal hoor je er niets van in de media want alleen de succesverhalen komen naar buiten. Zo was het ook met Ariane 502. Er is best wel het een en ander misgegaan maar de kranten hebben het over een volledig succes. De missie was uiteindelijk een groot succes want we hebben alle experimenten kunnen doen waarvan we wisten dat ze werkten voordat we TEAMSAT onder de neuskegel van Ariane 502 hebben gezet. De VTS leverde foto’s waarvan iedereen versteld stond, AVS kon de stand van TEAMSAT bepalen met behulp van de stercamera en gaf data over de snelheid waarmee de CCD-camera last krijgt van de straling in de ruimte. FIPEX leverde meer data dan verwacht en werkte zelfs onverwacht ook in het apogeum, terwijl de experimenteerders zeiden dat dat niet kon! De GPS pikte op grote hoogte signalen op en de PC104 werkte ook nog na 9 keer door de stralingsgordels van de aarde gegaan te zijn. Ook een experiment om straling te meten aan boord deed het prachtig. Het tether-experiment is niet uitgevoerd maar dat wisten we voor de lancering al, omdat we geen toestemming kregen om het uit te voeren. Als we die wel gehad hadden, was ook dit experiment een succes geworden! Omdat TEAMSAT werkte op batterijen die zo’n drie dagen mee zouden gaan, was zondag de laatste dag van onze vlucht. In de morgen van zondag gaf TEAMSAT ons zijn laatste frames over de radio-link en dat was het einde van de missie. YES had op dat moment nog wel energie, omdat we die vlucht niet
RUIMTEVAART APRIL 1998
helemaal af gemaakt hadden, maar de satelliet weigerde contact met ons te maken. Flight Ops heeft nog tot maandag geprobeerd om de transmitter aan te krijgen maar het baatte jammergenoeg niet. Maandag werd daarom ook als het einde van de missie van YES beschouwd.
De TEAMSAT tijdens de integratie met de Ariane 5. [Kayser-Threde]
ESA is zo onder de indruk dat er gedacht wordt aan weer een vlucht van zo’n goedkope satelliet. TEAMSAT blijft in ieder geval nog een tijdje in de ruimte: verwacht wordt dat de satelliet, met alle namen van de medewerkers erin gegraveerd, nog zeker honderd jaar in de ruimte blijft draaien. Resultaten van de missie zijn te vinden op: http://www.estec.esa.nl/teamsat http://www.delta-utec.demon.nl
25