Internationaal Waterconflict: een fluïde begrip Drs. Jeroen Warner Vechten om water Wateroorlogen, zijn deze er en komen deze er? En wanneer dan wel? Gaat het eigenlijk wel om water alleen, gaat het om drinkwater of gaat het om andere dingen? Ik wil met name de strategie van Turkije als belangrijkste voorbeeld van waterpolitiek nemen. Natuurlijk omdat Turkije aspirant-lid is van de Europese Unie, en de Turkse problemen worden daarmee ook onze problemen. Dat kan een probleem zijn, Turkije heeft het aan de stok met Syrië en tot voor kort met Irak. Maar het kan ook een oplossing betekenen, want het betekent dat Turkije zich in de toekomst moet houden aan Europese wetgeving voor integraal waterbeheer, inspraak van burgers en voor afstemming, met rivierburen. Dus het heeft zo zijn mogelijkheden en zo zijn problemen. Toen ik begon met mijn onderzoek naar waterconflicten, in 1991, was het nét de eerste keer dat er een grote waterconferentie zou komen, in Turkije. De vraag die bij me op kwam was: waarom doet Turkije zoiets? Is Turkije niet het probleem in plaats van de oplossing, is Turkije hier wel de juiste actor, de juiste politieke speler om zoiets te organiseren? Het bleek dat het initiatief mooi was, maar uiteindelijk de conferentie in 1992 niet doorging. Dat was omdat Syrië en Israël elkaar niet aan de tafel duldden. Turkije presenteerde zich als grote vredestichter op watergebied en zou de partijen wel even bij elkaar brengen en een oplossing voor de verschillende waterproblemen aandragen, maar uiteindelijk kregen de Turken het niet voor elkaar de Syriërs en Israëliërs rond de tafel te krijgen. Je ziet in de loop van de afgelopen 15 jaar dat Turkije zichzelf elke keer manifesteert als de vredebrenger, als degene die het grootst mogelijke geluk wil brengen voor de regio en voor de wereld. We zullen ook zien dat er andere actoren zoals de Syriërs zijn die daar anders over denken. Turkije is dus de leidraad voor de lezing van vanavond. Andere conflicten worden uiteraard niet vergeten. Er is natuurlijk het conflict tussen de Israëliërs en de Palestijnen, er liggen conflicten rond de Nijl, en rond het Aralmeer in Centraal-Azië. Er zijn aardig wat belangrijke waterconflicten en naar mijn idee is het eigenlijk niet zo heel verstandig om alleen gefocust te zijn op waar de pers zich nogal eens mee bezig houdt als het over water gaat, namelijk de conflicten in het Midden-Oosten; rondom de Eufraat-Tigris, rondom de Jordaan en rondom de Nijl. Het laatste thema waar ik aan zal refereren is wat de rol van de Europese Unie zou kunnen zijn, natuurlijk ook in verband met die eventuele Europese toetreding van Turkije en wellicht – met een stelling – wat de rol van Nederland zou kunnen zijn als mediator, als bemiddelaar in internationale waterconflicten. In 1992 verscheen een artikel van Peter Gleick, toen nog opkomend wetenschapper, die een mooi overzicht gaf van vier factoren die volgens hem tot conflict leiden. Wanneer kun je nu een waterconflict zien aankomen? Ten eerste als water moet worden gedeeld met meer actoren, met meer landen, of als het gaat om deelstaten binnen het land zoals in India. De Cauvery, die stroomt door 3 deelstaten. Dat levert soms een boel narigheid en geweld op.
De tweede mogelijkheid: als er weinig mogelijkheid is voor diversificatie, dus het vinden van andere bronnen, de Nijl bijvoorbeeld
Egypte is totaal afhankelijk van de Nijl, het regent er vrijwel niet, dus je hebt geen regenwater. Ontzilting gaat ook geen enorme hoeveelheden water opleveren. Dus de Nijl is als een duiker die aan zijn zuurstoftank hangt. De toevoer voor Egypte helemaal aan het eind van de Nijl moet gewaarborgd zijn, anders verdroogt Egypte en zijn de gevolgen catastrofaal. Een derde factor is dat het logisch is dat als de bevolkingsdruk toeneemt als de waterhoeveelheid niet toeneemt, de hoeveelheid water per persoon af neemt. Dat kan ook een reden zijn voor een waterconflict. En de vierder reden is: als het regionale machtsevenwicht uit balans is. Als één land zich opstelt als grote regionale boeman en als het andere zich niet gezamenlijk als tegenwicht manifesteren dan heb je ook kans op conflict, meent Gleick. Een andere wetenschapper heeft daar aan toegevoegd dat je met name een conflict kan verwachten wanneer er een groot project wordt neergezet, een dam bijvoorbeeld. Deze worden om een of andere reden, net als kerncentrales, bij voorkeur vlak bij de grens
neergezet. En ten tweede als een land zich bijvoorbeeld splitst in noord en zuid. Dan kun je er vanuit gaan dat die twee landen ruzie gaan maken om het water dat door die twee landsdelen heen stroomt. Dit is een mooi startpunt, we zullen alleen zien dat het niet altijd klopt, in het geval van Turkije bijvoorbeeld. Turkije is weliswaar een land met een redelijk grote bevolking (70 miljoen), water wordt ook gedeeld, maar het is er naar verhouding niet schaars. De schaarstegrens wordt gesteld op 1700 kuub per persoon per jaar Er zijn veel water-schaarsere gebieden in de wereld dan Turkije, Syrië en Irak. Onder 1700 m3 per persoon wordt nijpend en als het echt minder is dan 1000 moeten we gaan oppassen, het Eufraat-Tigris-stroomgebied komt daar ruim overheen, je moet denken aan twee, driemaal die 1700. Nou zult u zeggen er zijn toch ook landen zoals Malta die met minder dan 1000 toekomen? Zij hebben 650 m³ per persoon per jaar. Dus het is niet in een paar regels voorspellend te zeggen wanneer er een conflict gaat optreden. De these van Peter Gleick, de vier factoren, die liggen helemaal in de traditie van het Malthusianisme. Thomas Malthus voorspelde dat hoe meer de bevolking groeide, hoe groter het gat zou zijn tussen de vraag naar grondstoffen en de beschikbaarheid van grondstoffen. Dan krijg je onvermijdelijk een conflict om die grondstoffen, dat conflict wordt naar alle waarschijnlijkheid bloedig en dat zal uiteindelijk leiden tot wateroorlogen of grondstoffenoorlogen want hij zag het ook eerder in de vorm van voedsel. Dat is de Malthusiaanse these die opgang deed in de jaren negentig waarin ik op waterconflicten begon te studeren. Niet alleen Henk Donkers en ik begonnen daarmee, in de jaren negentig kwamen er allemaal boeken uit met als titel Water wars (van Joyce Starr en Daniel Stoll; John Bulloch en Adel Darwish en van Marq de Villiers). Daarvóór was er alleen een boek uit 1984 van Thomas Naff en Ruth Matson, en dat was het wel over internationale waterconflicten. Je kunt dus wel spreken van en stroomversnelling in publicaties. In het begin van de jaren negentig kwam het ene boek na het andere uit en het ene artikel na het andere met groot alarm, er komen greenwars aan, de milieuveiligheid is in gevaar en met name milieugoederen als water. Het is nu weer een beetje aan het afnemen maar begin jaren negentig was dat toch wel een populair item in de pers, maar ook zeker in de wetenschappelijke debatten. Het interessante is natuurlijk dat net na 1989 was toen de muur viel in Berlijn, de koude oorlog afliep en de militaire sector moest beraden op wat nu? Nu is het natuurlijk makkelijk om te zeggen: ”okay, die mannen van het Pentagon hebben niets anders te doen nu de Koude Orlog ten einde is, dus zijn ze zich maar op waterconflicten gaan storten”, maar ik denk meer dat het ook de politieke mode is die meespeelt. Eind jaren tachtig hebben we een milieugolf gehad, het nationale milieubeleidsplan in Nederland, het Brundtland Report van 1987 over duurzame ontwikkeling, dus milieu stond al hoog op de agenda en als we goed kijken dan zien we dat die milieubronnen niet alleen in kwaliteit afnemen maar ook in kwantiteit. Met name water, in verschillende regio’s waar het water wel erg hard terug loopt. Niettemin zijn de VS daar erg activistisch in geweest tijdens het Clinton regime. ‘Environmental security’ kwam prominent op de agenda als prioriteit voor buitenlandse zaken en defensie. Er kwam een “special taskforce” en er zou op 12 environmental hubs, vrij vertaald brandhaarden van mogelijk conflict, een snel inzetbare macht worden geplaatst, van zowel diplomaten als fysieke ingrijpen. De Nijl was een van de belangrijkste brandpunten. Zowel in de wetenschap als in de beleidswereld, en in de journalistieke wereld deed die Malthusiaanse these het natuurlijk erg goed. Er zouden gauw wateroorlogen komen en daar moest maar gauw op worden ingegrepen. Pas later in de jaren negentig zijn daar duidelijkere tegenstemmen op gekomen. Eigenlijk is deze these uit het zicht aan het verdwijnen.
Laten we eerst beschouwen waar het nu eigenlijk om gaat. Dit is het soort plaatje dat je vaak ziet is als het over waterconflicten gaat. Het brengt het idee over dat als water schaars is, dat als water betwist is, dat mensen dan niet meer te drinken hebben. Daar zijn echter heel wat nuanceringen bij mogelijk
Dit is een jochie in Bangladesh dat wel te drinken heeft, maar wel een heel ander probleem heeft: namelijk, er zit arsenicum in het drinkwater. Dat is niet een kwestie van schaarste, noch van conflict, al kun je je afvragen of er niet een ander conflict kan ontstaan ten gevolge van het slechte drinkwater op de ene locatie en beter drinkwater op de andere locatie. Maar je kunt dus zeggen dat er een heel ander soort probleem is, een fysisch probleem, een technisch probleem en een sociaal probleem dat aangepakt moet worden om mensen genoeg drinkwater van goede kwaliteit te geven. In Bangladesh is er geen gebrek aan water maar wel aan water van goede kwaliteit. Uiteindelijk hebben we maar 3 liter water per dag nodig. Maar waar gebruiken we water nog meer voor? Die 3 liter voor iedereen krijgen we wel rond. Maar water wordt niet alleen als drinkwater gebruikt, ook niet aan de 120 tot 125 liter die wij in Nederland gebruiken voor drinken, wassen, afwassen, koken, tuin besproeien. Wij zijn daar overigens zuinig in, Amerikanen, Australiërs, Fransen en Russen gebruiken veel meer. Je kunt echter als het ware in de producten die we gebruiken ook weer water terug zien, de waterafdruk. Het zogenaamde virtuele water nodig om de productie mogelijk te maken voor het kopje koffie dat u net gedronken heeft, van het eten dat u heeft gegeten en de kleren die u aan heeft,daar zitten aanzienlijke grotere hoeveelheden water in. Voor een kop koffie is voor de productie van bonenkweek tot zetten 140 liter water nodig geweest. Rundvlees heeft liefst 22000 liter water gekost om tot eetbaar product te verworden. Rundvlees is het minst efficiënte voedsel dat we tot ons nemen. Het zou al een heleboel water besparen wanneer we allemaal vegetariër werden. Als we allemaal rijst zouden eten (dat zou je nog steeds moeten importeren, in Nederland bestaat natuurlijk geen efficiënte rijstcultuur) dan zou dat al gauw een factor tien schelen. U kunt zich voorstellen dat als India zou besluiten om niet meer vegetarisch te zijn en zou overgaan op hetzelfde Nederlandse of zelfs Amerikaanse dieet, we een probleem hebben. China en India hebben nu al regionale watertekorten. Zeker China; in China zit de landbouw, de belangrijkste sector, in het noorden, terwijl het water vooral in het zuiden beschikbaar is. De Chinezen zijn dan nu ook bezig met grote projecten om het water van zuid naar noord te krijgen, maar water in China gaat een enorm probleem worden, m.n. de
beschikbaarheid en door vervuiling de kwaliteit ervan. De industriële ontwikkeling gaat veel te hard en milieunormen blijven achter. Er zijn verschillende wetenschappers, die hebben aangegeven dat minder dan één procent van al het water op de wereld te gebruiken is, het overige is zeewater of zit in ijskappen. Als je het goed zou beheren of goed zou gebruiken, zou het genoeg zijn voor ons allemaal en zelfs nog voor één miljard mensen meer! Dus eigenlijk is de beschikbaarheid van het water niet zozeer het probleem, maar de verdeling en het beheer ervan! Daar hebben we een belangrijk en structureel probleem te pakken, een oorzaak, waardoor water eigenlijk zo’n lastig item is om te beheren en uiteindelijk ook conflicten kan veroorzaken. De hydrologische cyclus kent geen grenzen, de rivieren stromen dwars door politieke grenzen heen, maar we beginnen langzamerhand te begrijpen dat als je een ingreep doet op de ene plek dat consequenties heeft op de andere plek. Als je een groot stuwmeer graaft en vol laat lopen met water, zoals het Nassermeer bij de Assoeandam in Egypte, dan heeft dat een effect op het hele locale klimaat. Israëliërs zijn zelfs bezig met het beschieten van wolken met jodidepatronen om te zorgen dat als de wolken over de Mediterranee drijven dat de regen dan in het smalle stukje Israël valt in plaats van boven de zee of de andere kant op boven Jordanië. Er is wel degelijk een samenhang tussen alle aspecten in de hydrologische cyclus, die vaak wordt doorbroken op het moment dat belanghebbende interventies een rol gaan spelen. Dus naarmate je meer integraal gaat denken ga je je beleid minder compartimentaliseren. Dan zorg je dat de afvalwaterverwerking aansluit op de drinkwatervoorziening. Dat is nog maar een recent idee. Op grote schaal is het zoveel mogelijk zelfvoorzienend zijn en het zoveel mogelijk afbakenen van territoria (ook van institutionele territoria) nog steeds de norm. Dus ik probeer met mijn verhaal te zeggen: als je zegt ‘water wordt schaars en leidt tot oorlog’ is dit een al te simpele manier om naar de wereld te kijken. Ten eerste is de vraag wanneer water schaars is?:Schaarste, waarom dan? Schaarste omdat er niet genoeg drinkwater is? Of gaat het om de verdeling? Als je het water anders zou beheren, als je de hydrologische cyclus als systeem zou beheren en je zou kijken naar de onderlinge samenhang, is er kans dat je water bespaart en verspilling en vervuiling voorkomt. En ten tweede is de vraag als je dan uiteindelijk lokaal tekorten hebt, leidt dat dan tot conflict? Ten eerste iets over die fijne afstemming: je hebt kwantiteit, kwaliteit, impuls, energie en timing. Het aardige van ingrijpen in water – en daar zijn wij natuurlijk erg goed in, in de wereld van Wageningen en Delft – is dat als je op een bepaald moment of te vroeg of te laat in de hoofdcyclus te weinig of teveel water hebt dat kan opslaan en weer loslaten, je kunt het zuiveren en je kunt waterkracht gebruiken voor energie. Dat zijn allemaal mogelijkheden om die ongemakkelijke timing of verdeling te verbeteren. Maar op het moment dat er politiek bij komt kijken of landsbelang mee gaat spelen, is het vaak juist de bedoeling om dit soort onbelansen te veroorzaken. Je kunt door interventies de hydrologische cyclus verbeteren, maar in waterpolitiek zijn ze er soms juist om omgekeerde redenen, hetzij met boos opzet, hetzij dat de andere partij denkt dat het met opzet is gedaan, en veroorzaken daardoor narigheid. Zo heeft Noord-Korea naar het schijnt een dam die louter en alleen is neergezet om Zuid-Korea in een conflictsituatie dwars te zitten met een grote benedenstroomse overstroming als ze de dam opblazen. Zo heeft ook Turkije een enorme hoeveelheid opslagcapaciteit, zodat het land al het water van de Eufraat en Tigris in theorie een half jaar vast kan houden. Dat is handig als je net benedenstrooms het water een half jaar later nodig hebt, maar dat is natuurlijk niet altijd de overweging. Turkije beweert dat dankzij de regulering, met al die dammen die er al zijn en de nieuwe dammen die in het ZuidoostAnatolieproject (GAP) gepland staan benedenstrooms een betere afstemming mogelijk is, wat leidt tot minder overstromingen en meer toevoer op momenten dat je water nodig hebt voor bevloeiing. Syrië denkt het omgekeerde, namelijk dat doen ze met opzet! ‘Ze vullen om ons dwars te zitten met opzet weer een nieuw stuwmeer op het moment dat wij dat water nodig
hebben.’ Heel veel van wat we als waterconflict zien heeft te maken met het niet communiceren maar met het bedenken van complottheorieën waarom de ander iets gedaan zal hebben. De schaarste van water, ik had het al over de technische schaarste, hoeveel water je eigenlijk praktisch gezien, economisch bruikbaar kunt maken, daar zijn nog werelden te winnen maar uiteindelijk is die technische schaarste niet het probleem dat tot conflicten zou kunnen leiden. Je kunt ook spreken van economische schaarste. Wat voor economische beslissingen nemen landen eigenlijk waardoor er water wordt toegekend aan watervretende teelten – zoals rijst of katoen – waarvan je je zou kunnen afvragen als ze dat nou niet zouden doen, maar iets minder waterintensiefs zouden verbouwen of voedsel zouden importeren uit gebieden waar wel genoeg regen valt dan heb je het probleem ook opgelost. Door andere economische beslissingen kun je al een boel van die scheve verdeling die er geografisch bestaat tussen gebieden verergeren of verbeteren. Je hebt ook politiek geïnduceerde schaarste, die ervoor zorgt dat water er wel is, maar niet beschikbaar komt waar je het nodig hebt. Het vasthouden van water, het je toe-eigenen van water, terwijl het voor het algemeen belang beter zou zijn om afspraken te maken over de verdeling. Dit komt nog maar al te vaak voor, ook op kleine schaal. Bijvoorbeeld op het moment dat een hotel zich in een gebied vestigt. Zo is er in Patagonië, Argentinië, , een klein plaatsje vlak bij de grens met Chili, San Martin de los Andes, een skioord. Prachtig, trekt veel mensen, levert veel werkgelegenheid op, maar slorpt ook al het lokale water op. Waarom maak je geen afspraken dat op het moment dat er minder toeristen zijn, andere mensen het water kunnen gebruiken voor irrigatie, voor huishoudelijk gebruik of voor kleine industrie? Waarom maak je niet een optimalisering van al de claims op water? Dat gebeurt dus meestal niet op het moment dat zo’n speler een buitengewoon sterke positie heeft of de positie heeft om te zeggen als jullie het mij moeilijk maken dan ga ik wel ergens anders heen en daar mijn bedrijf opzetten. Dan heb je een geïnduceerde schaarste. Schaarste die niet nodig zou zijn, maar er is, omdat een actor, een speler, genoeg macht heeft om het water op te eisen. Tony Turton en Leif Ohlsson zeggen het niet gaat om de fysieke schaarste (om hoeveel water er is), maar om hoe slim je er mee omgaat. Ik noem dat het water-IQ. Sommige landen hebben meer sociale creativiteit om die schaarste te lijf te gaan, waardoor er uiteindelijk geen conflict ontstaat maar juist synergie, win-win situaties. Technische oplossingen zoals ontzilting, druppelirrigatie blijven zeker nodig, maar ook door institutionele oplossingen door betere afspraken te maken, om de tafel te gaan zitten en een plan te maken, dragen bij tot sociaal en cultureel aanvaardbare oplossingen. Ik zal u een verhaal vertellen hoe problemen in Jemen worden opgelost. Het is bijna niet te geloven, maar degene die het mij heeft verteld, Gert Lichtenthaler, zegt, dat het waar is, hij beschrijft het ook in zijn proefschrift. Jemen is een land met zo’n beetje de meeste bewapening per persoon, in die zin dat elke familie twee kalashnikovs in huis heeft, het is een echte stammenmaatschappij, waarbij je geweer deel uitmaakt van je kleding. Omdat het ook nog een niet zo nat deel van het Midden-Oosten is, willen er tusssen die stammen nog wel eens gewelddadige conflicten uitbreken tussen verschillende stammen. Nu hebben die conflicten soms een bijna ritueel karakter. Ik kom uit Noordwijk - dar had je op vrijdagavond tussen de Noordwijkers en de Noordwijkerhouters altijd vechtpartijen, het was een soort vermaak voor de vrijdagavond. En zo heb je ook rituelen in waterconflicten, waterbonje, waarbij het er niet om gaat hoeveel water er is, maar waarbij water als aanleiding wordt gebruikt om ruzietjes die je al had met je buren uit te vechten. Nu hebben ze in Jemen ontdekt dat je in plaats van vechten ook wedstrijden kan houden in het dichten. Net zoals bij Asterix aan het eind van het verhaal de bard zijn dorpsverhaal vertelt en je nu rap-battles hebt, zo
hebben ze in Jemen tussen die verschillende tribale groepen dichtwedstrijden om water. Dus een conflict rondom een put of verdelingsafspraak waar je niet uitkomt in plaats van om te gaan matten of in plaats van een tribunaal te houden, houden ze een dichtwedstrijd. Het schijnt te werken. Dat is een voorbeeld van cultureel kapitaal. Het is een zogenoemde ‘tweede-orde methode’ om de vrede te bewaren als er een waterconflict is. En dat brengt me op een punt dat misschien nog wel belangrijk kan zijn bij het beslechten van waterconflicten. Sommige problemen kun je niet in een keer oplossen, maar je kunt wel de capaciteit om ze te aan te pakken vergroten. In plaats van het probleem te verminderen kun je ook de opvangcapaciteit vergroten, dus als er een probleem is dat je ook weet hoe je het aanpakt. Bij overstromingen kun je wachten tot Rijkswaterstaat wat doet, of je kunt zandzakken en waarschuwingsafspraken maken. Dus er zijn nuances aan het schaarste begrip, maar ook aan het conflictbegrip. Je kunt je zelfs afvragen of schaarste en conflicten wel zo gerelateerd zijn. Ik noemde net al Malta, dat technisch maar ook sociaal en economisch uiteraard het dusdanig goed doet dat er geen schaarste, geen voelbare schaarste dus ook geen competitie om water is, en dus geen conflict tussen verschillende bevolkingsgroepen is, terwijl dat in Turkije of Syrië wel het geval is, met veel meer water ter beschikking. Is er misschien een andere reden waarom Turkije en Syrië en tot voor kort Irak zoveel bonje hebben? Ik noemde net het de debat in de jaren ’90 over wateroorlogen. Nog in 2004 kwam er een persbericht uit na het Stockholm Water Symposium met als titel: ‘Scientists say risk of water wars is rising’. Er zijn dus nog steeds wetenschappers die de Malthusiaanse these aanzien komen en doorzetten. Zij zeggen: ‘Kijk uit, water is bron van conflict, er komt een crisis, we moeten alle diplomatie en ook militaire middelen inzetten om dat te lijf te gaan.’ Maar sinds eind jaren negentig waait er echt een andere wind, zoals te zien aan deze kop: ‘The World Commision on Dams chair challenges water wars rhetoric’, daarin doet deze commissievoorzitter het hele gedoe over wateroorlogen af als heilloze retoriek. Hij zegt: “the wait of historical evidence demonstrates that organised political bodies have signed 3600 water related treaties since 805”. Hij baseert zich daarmee op het werk van Aaron Wolf, die een uitgebreide inventarisatie heeft gemaakt: 3600 verdragen zijn er gesloten en er komen er nog steeds bij. Van de zeven conflicten waarbij water wel een rol speelde ging er geen een alleen maar over water. Ik wil in dit kader wel stellen dat het bij de Eufraat en Tigris ook het geval is: dat weliswaar water een conflictthema is maar met name conflictueus wordt in het kader van een al veel langer smeulende vijandigheid tussen de verschillende landen. Dus je hebt aan de ene kant de Malthusianen en de Hobbesianen, die denken dat de wereld in permanent gevecht zal zijn van de ene mens tegen de ander om basisgrondstoffen, als de staat niet zou ingrijpen en geen militairen zou inzetten om te bemiddelen tussen de verschillende burgers. Aan de andere kant heb je de Cornucopianen, de mensen van de hoorn des overvloeds, die zeggen dat er geen wateroorlog komt. Zij stellen: er is helemaal geen crisis want schaarste bevordert technologische doorbraken en efficiënte internationale watervoedselhandel. Als je naar het globale systeem kijkt, het wereldhandelssysteem, dan zie je dat de wereldhandel met name plaats vindt tussen de gebieden waar veel regen valt Europa, Australië en Noord-Amerika natuurlijk en dat die voedsel verkopen aan de gebieden waar weinig regen valt. En nou gaat het eigenlijk niet zo zeer om de regenval, als wel om hoeveel water er daarvan overblijft in de wortelzone van gewassen. Hierdoor kunnen de gewassen groeien zonder dat er voortdurend geïrrigeerd hoeft te worden. Je ziet dat noordwest Europa – met name Nederland heeft een van de hoogste productiviteiten per hectare ter wereld – en gebieden in de VS ontzettend goed zijn om voedsel te produceren en exporteren naar gebieden waar weinig water is en waar voedsel met hoge kosten zou moeten worden geproduceerd. Het wil overigens niet zeggen dat die gebieden niet voedsel kunnen
produceren, zelfs Saoedi-Arabië waarvan je zou zeggen “daar heb je toch helemaal geen water”, is exporteur van tomaten en graan. De economische keuzes die worden gemaakt, kunnen anders. Mensen zoals prof. Tony Allan beweren dat als je nu de wereldhandelsmarkt en daarmee ook water in de voedselprijzen zou verdisconteren, dus geen subsidies meer voor export, geen gratis water meer beschikbaar stellen aan boeren maar gewoon de kostprijs van water en de productieprijs van het voedsel verdisconteren, dat zich die waterarmoede wel uit middelt. Hij zegt daarmee ook: als je aangeeft hoeveel water er per bevolkingsgroep beschikbaar is dan moet je eigenlijk een nieuwe berekening maken - want je moet niet alleen kijken naar hoe water fysiek in een land beschikbaar is, maar ook hoeveel water geïmporteerd dan wel geëxporteerd wordt aan voedsel. Botswana is bijvoorbeeld een exporteur van rundvlees, dat is een enorm water-inefficiënt product. Ik noemde net al Saoedi-Arabië met die tomaten en graan, Israël exporteert sinaasappels. Eigenlijk is dat waanzin, economisch gezien is het niet slim van Israël om Jaffa-sinaasappels te exporteren als je virtueel water in de productiekosten.betrekt. Bovendien is het oorspronkelijk nog een Palestijns product ook waarmee Israël succesvolle marketing heeft bedreven. Er zijn allerlei redenen waarom je verstandigere dingen zou kunnen doen dan dat, maar dankzij de handel van wereldvoedsel en Allen maakt niet alleen een punt dat het zou moeten, maar dat het eigenlijk ook al gebeurt. Egypte was een voorbeeld van een land dat nog tot begin jaren zeventig graan exporteerde, dat daarna massaal afhankelijk was van Amerikaanse voedselhulp en goedkope voedselimport, waardoor kleine Egyptische boeren (fellahin) worden weggeconcurreerd. Dat soort dingen komt nooit op de nationale agenda, het misschien ook zelfs een probleem zijn als ze op de agenda zouden komen - nationale trots verdedig je immers, en Egypte is en van de meest Étatistische staten in de regio met weinig geduld met kritiek. Dat soort dingen wordt dan ook liever onder het tapijt geschoven, maar ondertussen gebeuren ze wel. Mensen zoals Aaron Wolf en Tony Allan zijn vertegenwoordigers van de optimistische stroming die zegt: hoezo waterconflict? Hier en daar heb je wel eens strubbelingen maar uiteindelijk middelt het zich allemaal uit, is er geen tekort, is er geen crisis en is er geen waterconflict. ’t Is natuurlijk niet zo dat staten allemaal verstandige dingen doen met water. Maar de conclusie dat water tot oorlog leidt, dat waterschaarste tot oorlog leidt is een verkeerde. Er zijn allemaal dingen die landen wel doen, zoals het ontkennen van het probleem, het dus maar uitputten van water, het verplaatsen van het probleem naar een andere staat. Het van bovenstrooms herverdelen, het water van de ene sector naar de andere geven, het stelen van water gebeurt, het oppotten en natuurlijk het ouderwetse investeren in aanbod, meer dammen, meer putten slaan, technische oplossingen. Dus die Malthusiaanse these wordt van alle kanten bestreden, al zagen we net dat die nog wel opgang doet, dat wateroorlogen nog steeds worden voorspeld en dat vanuit een gedachte dat de bevolking groeit, de waterbehoefte lineair toeneemt en de hoeveelheid water ongeveer hetzelfde blijft, dan moet dat wel tot narigheid leiden. Maar al zijn er nog nooit wateroorlogen om alleen water begonnen, er zijn wel waterconflicten die als wateroorlogen bekend staan. Er is een groep kritische wetenschappers die zegt: ‘er is wel oorlog maar er is structureel geweld tegen de armen en de dorstigen van deze wereld door de manier waarop de wereld is georganiseerd. Dus er moet wat hervormd worden in de manier waarop water wordt verdeeld, waarop water wordt geprijsd en natuurlijk ook of mensen daar toegang tot hebben. Dat zijn de anti-globalisten.Er is in 2001 een boek uitgekomen van Vandana Shiva, een Indiase ecologe en feministe, die ook een boekje heeft geschreven met de titel ‘Water wars’. Dat gaat niet over internationale wateroorlogen, maar over wat zij noemt het structureel geweld van globaliseringstendenzen tegen de armen. Zij is met name gekant tegen nieuwe grote dammen, het geld eraan geven en het verplaatsen van mensen om ruimte te maken voor die dammen en tegen privatisering van watersystemen, met name in ontwikkelingslanden. Ze is daarmee een vertegenwoordiger van nog een derde
stroming die water als een publiek goed ziet, en dat is misschien een al te letterlijke vertaling, want als u aan publiek denkt, denkt u wellicht aan de overheid, maar het is water als ‘common good’, als erfgoed van de mensheid. Water is van ons allemaal, hoe kun je het nou toeeigenen, hoe kan het nou bezit zijn van een staat of een private onderneming, die mensen kan aan- en afsluiten en die je geen water meer levert als je geen rekeningen kunt betalen? De Club van Lissabon heeft eind jaren negentig een boekje geschreven dat daarover gaat. Een van de voorvechters is Suarez, de oud-premier van Portugal. Zij zien dus veel meer in de gedachte van water vrij beschikbaar stellen, niet prijzen. Niet toe-eigenen maar zoveel mogelijk investeren in het water als recht voor iedereen, schoon water voor iedereen. Ik heb hier ook een boekje, van de Canadese IDRC, dat is het Canadese ministerie van ontwikkelingssamenwerking: Whose water is it? Het gaat met name over de ethische vraag of je je water wel kunt toe eigenen, of je water kunt toewijzen op basis van mondialiserende economische belangen, politieke belangen of dat water van iedereen is. Die grote dammen zoals de Narmadadam in Gujarat, de Arundam in Nepal, het Lesotho Highlands Project in zuidelijk Afrika zijn projecten waarbij mensen moesten verhuizen, waarbij soms milieuproblemen ontstonden of waarbij corruptie een rol speelde. IRN is een internationale NGO die campagnes voert tegen wat zij de internationale wereldwatermaffia noemt. De verknoping van internationale grote waterbedrijven de leveranciers – zoals Vivendi (Frans) en Thames (Engels) – die eigenlijk de hele wereld opkopen, overal waterleverantiecontracten sluiten met de wereldsteden, maar daarmee ook zich het recht behouden om de andere buiten te sluiten, die mensen hebben nogal wat in de melk te brokkelen, die grote multinationals samen met grote bouwbedrijven, technische consultancy, ABB is er bijvoorbeeld eentje. Maar we hebben natuurlijk zelf ook onze baggeraars en bouwbedrijven die internationaal opereren en die volgens die niet-gouvernementele organisaties ’t voor het zeggen hebben waardoor geldelijke gewin belangrijker is dan sociale eenheid. In de visie van radicale NGO’s vindt de wateroorlog niet plaats tussen staten, maar die vindt plaats tussen globaliserende bedrijven, een consortium van economische belangen en de kleine man en vrouw in ontwikkelingslanden. Wat betreft die volksverhuizingen die nodig zijn om ruimte te maken voor die dammen hebben ze een punt. De Drie-Klovendam in China heeft 1,25 miljoen mensen gedwongen om te verhuizen. Er is nog een dam in China. In India kunnen ze er ook wat van, 278.000 mensen verplaatst. Daarbij is de volksverhuizing ten bate van de Assoeandam, die in 1960 is gebouwd, nog maar een betrekkelijk kleintje: 100.000 mensen. Ik moet er evengoed niet aan denken dat hier rond de Veluwe een dam wordt aangelegd waarvoor 100.000 mensen, een stad als Deventer of Arnhem, verplaatst moeten worden. Dat maakt het allemaal vrij realistisch. Moet u eens denken aan een dam die 1,25 miljoen mensen dwingt te verhuizen! Samenvattend voor het eerst stuk, conflicten spelen zich op verschillende niveaus af. En het hangt af van je ethische standpunt, van je wetenschappelijke interesse en van je politieke belang waar je de meeste nadruk op legt. Kijk je naar de globalisering, naar privatisering, wat internationale niet-gouvernementele organisaties doen en de pers ook meekrijgen, kijk je zoals politicologen zoals ikzelf met name naar de regionale waterconflicten tussen landen en traditioneel inmiddels het niveau van beschouwing van waterconflicten komen er conflicten tussen Israël en de Palestijnen, tussen Egypte en de Ethiopiers, tussen Turkije en Syrië. Gaat het dan om het brede stroomgebied of gaat het dan om een gebied, het Midden-Oosten? Of gaat het toch om wat er lokaal gebeurt tussen belangengroepen rondom de pomp? In waterconflicten is water veelal niet het enige of zelfs maar het belangrijkste probleem. Het is vaak een manier om iets anders voor elkaar te krijgen. Ik heb dat wel eens samengevat in een one-liner: upstreamer uses water to get more power, downstreamers use power to get
more water. Een voorbeeld daarbij is Egypte; Ethiopië is de bovenbuur, de bron van de blauwe Nijl, Ethiopië krijgt het niet voor elkaar om zijn land te ontwikkelen - ten eerste is er vaak een burgeroorlog geweest, ten tweede is het arm, je hebt nogal eens hongersnoden maar een van de meest patente manieren die je kunt gebruiken om je zin te krijgen is te dreigen met een wateroorlog; met het afsluiten van de waterstroom naar Egypte. Egypte daarentegen is als een duiker afhankelijk van z’n zuurstofpijpje. Er zijn negen landen bovenstrooms, die al het water tegen kunnen houden, drie aan de Blauwe Nijl, nog wat meer aan de Witte Nijl tot aan Tanzania toe. Maar Egypte heeft zich op een hele slimme manier ingedekt; door eerst vriendjes te worden met de Russen om de Assoeandam te kunnen bekostigen en daarna met de Amerikanen om militaire steun en voedselhulp te krijgen. Terwijl Egypte bij de Wereldbank staat genoteerd als een middelwelvarend land, een land dat zich kan meten met Malta of Griekenland, kreeg Egypte tot voor kort nog steeds voedselhulp alsof het een noodgebied was zoals Ethiopië. Inmiddels is het afgelopen met de voedselhulp maar tot eind jaren ’90 heeft Egypte voor elkaar gekregen om die speciale status te krijgen om daarmee ook Amerikaanse landbouwoverschotten op een politiek correcte manier kwijt te raken. De Public Law 180 was daarvoor een deal; ‘we helpen onze vrienden in Egypte en wij zijn onze overschotten kwijt’. De Egyptenaren hebben hun politieke connecties slim gebruikt; de allianties met de Russen, daarna met de Amerikanen, maar daarvoor al met de Engelsen, toen Egypte nog een Engelse kolonie was, om verdragen af te dwingen die volstrekt negatief waren voor alle bovenstroomse staten. In 1906 is met de Ethiopiërs afgesproken dat het water van de Blauwe Nijl niet mocht worden tegengehouden, in 1929 kwam er onder Engelse druk een verdrag voor de andere landen over de Witte Nijl (waarvan de meeste nog koloniën van Engeland waren), in 1959 is er een verdrag met Soedan gesloten en daarmee is het helemaal dichtgetimmerd; de bovenstroomse staten kunnen gerechtelijk niks doen, want ze hebben ondertekend dat er geen water mag worden afgetapt. Dan kun je zeggen: dat zijn verdragen uit de koloniale tijd, die tellen niet meer! Maar helaas is het internationaal recht nog niet zo ontwikkeld dat je dat recht kunt ontnemen, de meningen lopen te ver uiteen om daar een punt mee te kunnen maken in het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Egypte heeft macht gebruikt om zich van water te voorzien, terwijl Ethiopië - maar ook Turkije - het water, dat gratis uit de hemel valt en iets minder gratis in dammen kan worden vastgehouden, gebruikt om bepaalde concessies op andere landen af te dwingen. Het is trouwens niet gezegd dat de bovenstroomde macht altijd wint! Ik heb een lijstje gemaakt; bij de Eufraat is de belangrijkste speler Turkije, een bovenstroomse staat dus dat klopt met de theorie. Maar de Nijl dus niet; daar is de balans doorgeslagen naar de nederstroomse staat. Israël ligt bovenstrooms ten opzichte van de Palestijnen, maar benedenstrooms ten opzichte van Jordanië en Syrië Het voorbeeld van Turkije; tot 1999, toen Öcalan van de PKK door Syrië werd uitgeleverd, is er voortdurend ruzie geweest. Als er een nieuwe dam werd gebouwd, het stuwmeer werd gevuld. In 1990 begon de narigheid vooral met de Atatürkdam, daarna over de Izmitdam, die trouwens ook in de buurt van een geografisch breukvlak ligt, dat maakt het nog iets spannender. In 1990 besloot Turkije het land bij die dam te laten vollopen, gaf kort van tevoren aan Syrië aan dat dat ging gebeuren en dat het een maand zou duren om het stuwmeer vol te laten lopen. Dus Syrië stond erbij en keek ernaar, was niet blij en maakte meteen verdachtmakingen; onze oogst mislukt, elektriciteitsturbines staan stil, allemaal de schuld van Turkije. Het lastige van dit soort conflicten is dat het moeilijk is na te gaan. Wat is het gevolg? Het een is het gevolg van het ander. Als er een overstroming is in Bangladesh, geven ze India de schuld. Dat land heeft in ’75 de Farakkadam gebouwd in de deelstaat West Bengalen, op de grens met Bangladesh, en als het erg echt hard regent zetten de Indiërs die Farakkadam open. Dus Bangladesh heeft een punt, maar het is zo makkelijk om elke keer als
er een probleem is de bovenstroomse buren daar de schuld van te geven. Dus heen en weer beschuldigingen, verdachtmakingen, verwijten. Het gebeurde weer bij de Birecikdam, daar komen nog andere spelers bij. Niet alleen de Syriërs, maar ook internationale niet-gouvernementele organisaties. Die zagen dat een aantal Koerden moesten worden hergehuisvest en het historisch belangrijke stadje Zeugma onder water zou lopen. Bij de Ilisudam in 1999, hetzelfde laken en pak. Maar toen werd het pas echt een grote mediacampagne, waarbij de Guardian in Engeland paginagroot aankondigde dat er een wateroorlog zou kunnen uitbreken ten gevolge van die Ilisudam. Op zich was het gewoon maar een van de vele dammen die de Turken bouwden, maar ten eerste ging het erom dat een dam op de Tigris werd gebouwd, niet de Eufraat, ten tweede was de internationale campagne een beetje warm gelopen, en begonnen de Syriërs, Irakezen, Koerden en NGOs hun actiepunten wat te verfijnen en koppelen aan de internationale campagne die ging om culturele issues maar ook om mensenrechten, de Koerdische kwestie. Er is immers een burgeroorlog gaande tussen Turken en separatistische Koerden; nu moesten de Koerden verhuizen voor de dam. Al die issues werden aan elkaar gelinkt door de tegenstanders van de dammen, terwijl Turkije bleef beweren dat het grote dammenproject alleen maar een betere regulering biedt voor het hele stroomgebied; als het evenwicht uit het lood is dan kun je dat door interventies in het lood krijgen. Maar in dit geval kregen tegenstanders de overhand en werd Turkije het zwarte schaap. De Koerden hebben natuurlijk meer in het vizier dan alleen de rechtmatige verdeling van water. De Koerden willen internationale erkenning van hun eisen; je als slachtoffer voordoen is dan erg effectief. De Syriërs willen eveneens internationale goodwill, want ook Syrië staat niet als het meest verlichte politieke regime te boek. Syrië heeft nogal wat historische punten met Turkije; de olierijke gebieden worden door Turkije geclaimd en Syrië claimt de provincie Hatay (Alexandretta) terug. Dat zijn dan typisch consequenties van koloniale grensbesluiten die door de Fransen zijn gemaakt. Irak bestond helemaal niet, het vormde onderdeel van Transjordanië. Je had het Ottomaanse rijk, dat een geïntegreerd geheel was. Maar toen Turkije het Ottomaanse rijk zag instorten in 1919, is Turkije gereduceerd en zijn er nieuwe staten gecreëerd uit het voormalige Transjordanië – waaronder Syrië en Irak. Die staten hadden geen historie als staat en geen identiteit. Om dan ergens je identiteit aan te ontlenen is het handig om een gemeenschappelijke vijand te kiezen. Turkije en zijn regionale ambities zijn perfect om je tegen af te zetten. Ik vatte de strategie:en van bovenstroomse en benedenstroomse staten zonet als volgt samengevat: ‘Upstream states use water to get more power, downstream states use power to get more water’. Dat gaat ook op in het geval; van Turkije. Zowel de downstreamers die water willen als de niet-gouvernementele organisaties die in opkomst waren in de jaren ’90, die veel succes hadden bij hun verzet tegen het bouwen van dammen in het algemeen, sloten een gelegenheidscoalitie rond een gezamenlijk issue:die Ilisudam moet weg! Inmiddels was er ook iets veranderd in Turkije, want Turkije zat nogal in geldnood. Ze zijn in de jaren ‘60 aan het GAP-project begonnen met al die dammen, maar niemand wilde het financieren. Ook de Wereldbank bekostigt geen internationaal controversiële projecten. Grote banken willen zich daar ook niet aan committeren, want Turkije had nog niet zo lang geleden hoge inflatie en Zuid-Anatolië, waar de dammen moesten komen, is een gevaarlijk gebied vanwege de Koerdenkwestie. Dus ze krijgen een hele lage rating bij internationale huizen als Moody’s, die verzekeraars consulteren als ze in een land willen exporteren. Dus die dam werd gebouwd door buitenlandse bedrijven maar had exportgaranties nodig van de Zweedse en Engelse overheid. De campagne tegen de dam is heel slim gespeeld, door op die exportkredieten te mikken en te zeggen dat die niet ethisch bezig waren, dat er culturele en mensenrechten geschonden werden in Koerdische gebieden, dat die dammen niet de vrede maar juist de oorlog dichterbij brachten, werd het een internationale campagne, waardoor Zweden,
Engeland en Zwitserland besloten zich terug te trekken en geen geld meer te geven en het hele project viel in duigen. Was dit een waterconflict? Je zou kunnen zeggen: dit was een conflict rondom globalisering van waterbedrijven, maar eigenlijk was het ook een ad hoc situatie in een veel groter conflict dat al jaren loopt tussen Turkije en de benedenburen om territorium en het neerschieten van Turkse straaljagers waar ze nog steeds boos om zijn. Het gaat om de Syrisch-Koerdische rebellen die in Libanon een tijd de hand boven het hoofd werden gehouden. Het feit dat Abdullah Öcalan, de leider van de PKK, een mooie woning had in Damascus, de hoofdstad van Syrië al die dingen spelen mee, maar worden via water (in dit geval de dam) uitgesproken. Ik vind het een mooi voorbeeld hoe een conflict dat in de krant komt als een conflict om water, uiteindelijk heel goed te begrijpen is als een conflict om heel andere issues, waarbij water alleen het brandpunt is. Wat wil Turkije zelf met al die watermacht? Turkije creëert die dammen, om zich daarmee te kunnen verzekeren van water en invloed om de kranen dicht te kunnen draaien, ze manifesteren zich ook als waterexporteur, zowel als ze de vredespijplijn aangeboden hebben aan Egypte en Koeweit en Saoedi-Arabië aan de andere kant, Turkije exporteert ook water naar Israël. Turkije ziet zichzelf langzaamaan opbloeien na de vernedering van het instorten van het Ottomaanse Rijk rond 1920. Sinds die tijd is Turkije opgekrabbeld. Een politicus in de regio zei: De 21e eeuw wordt de Turkse eeuw! Nu zeggen de Chinezen juist dat de 21e eeuw de Chinese eeuw wordt, maar het geeft maar aan dat die mensen een lange termijn gedachte hebben. Als de 21e eeuw niet de Turkse eeuw wordt dan wordt het de 22e eeuw. Daar zitten duizend jaar geschiedenis achter. Turkije spreidt langzamerhand tentakels uit; door lid te worden van de Europese Unie, door invloed uit te oefenen op de Turkse volkeren in Centraal-Azië, door in de regio van het Midden-Oosten invloed aan te wenden op watergebied, door de alliantie met Israël. Dus Turkije zit steeds meer op rozen. Ze hebben nu ook de inflatie op orde. Je kunt water als een element zien in die strategie om van die Turkse eeuw een Turkse grootsheid te maken. In deze eeuw of anders de volgende eeuw!
Tot slot een paar uitspraken en stellingen in dit verband, om de discussie van vanavond aan te zwengelen: - Boutros Boutros-Ghali, de secretaris-generaal van de VN heeft in ’87 al eens gezegd: ‘The next war will be about water, not about oil.’ Wat de olie betreft zat hij er naast, maar gaan we volgens u alsnog een wateroorlog krijgen? - Niet het Midden-Oosten maar Centraal Azië is volgens ene Smith juist de plaats waar het allemaal plaats gaat vinden. - De dreiging van wateroorlogen is vooral toneel. Het gaat om hele andere issues, je moet structurele waterproblemen aanpakken die met name het gevolg zijn van geïnduceerde, economische keuzes en politieke toe-eigening. Laten we ophouden te spreken over internationale wateroorlogen, maar meer de nadruk leggen op structurele oorzaken van lokaal watertekort. - Kan Nederland een internationale rol spelen in de bemiddeling van internationale waterconflicten, aangezien we in Delft, Wageningen en Den Haag zoveel instituten hebben op dit gebied?