KONINKLIJKE NEDERLANDSE HIPPISCHE SPORTFEDERATIE
Instructies hindernisjury samengestelde wedstrijden
pvdm februari 2010
Pagina 1 van 7
INLEIDING De taak van de hindernisjury mag men niet onderschatten. Met recht kunnen deze functionarissen de achillespees van de samengestelde wedstrijd genoemd worden. Zij moeten het vermogen hebben om in een onderdeel van een seconde, het aanrijden en overwinnen van de cross-country hindernis door paard en ruiter, op de juiste wijze in te schatten en te beoordelen. Dit vereist van de hindernisjury, een hoge graad van concentratie en observatievermogen waarbij deskundigheid op gebied van de samengestelde wedstrijdsport noodzakelijk is. Daarnaast moet de hindernisjury in zijn optreden persoonlijkheid uitstralen. Zijn aanwijzingen aan publiek en ruiters moeten dermate overtuigend zijn, dat deze onmiddellijk opgevolgd worden om de organisatie en veiligheid rondom de te jureren hindernis te waarborgen. Kortom een niet mis te verstane functie. Verder beoogt dit instructieboekje op eenvoudige en duidelijke wijze informatie te verstrekken aan de hindernisjury om zijn taak te kunnen uitvoeren.
1. CONTROLELIJST - Zorg dat op de controlelijst duidelijk uw naam en het hindernisnummer staan vermeld. Per klasse kan het hindernisnummer veranderen! - Let steeds goed op welk startnummer passeert. - Door het uitvallen van deelnemers of door andere bijzondere omstandigheden kan deze volgorde afwijken. - Maak van ieder twijfelgeval en van iedere bijzondere gebeurtenis een uitgebreide omschrijving met situatieschets. - Maak hiervan ook zo snel mogelijk melding bij de centrale post. De wedstrijdleiding kan dan eventueel een deskundige naar u toesturen, zodat een en ander niet achteraf behoeft te worden uitgezocht. - Meldt u in ieder geval bij de wedstrijdleiding na afloop van de cross indien u van een probleemsituatie getuige bent geweest, zodat u nadere inlichtingen kunt verstrekken. - Neem zo mogelijk getuigen mee. 2. PLAATS VAN DE JURY BIJ DE HINDERNIS - Goed zicht op komende en gaande ruiter. - Op het verlengde van de hindernis iets aan de voorkant. - In de wending aan de buitenkant. - Denk om de ruimte die de ruiter nodig heeft voor opnieuw aanrijden na weigering. 3. NADEREN VAN PAARD EN RUITER - Maak het publiek tijdig attent op het naderen van een deelnemer met een fluitsignaal. - Startnummer goed opnemen, nog niet opschrijven en blijf kijken - Combinatie goed volgen vóór, tijdens en na de sprong - Startnummer op de controlestaat invullen - Bevindingen hoe de combinatie is gepasseerd invullen - Houd bij het passeren van een deelnemer de hindernis en de directe omgeving vrij van publiek, fotografen, deelnemers te voet, officials etc.
pvdm februari 2010
Pagina 2 van 7
4. BAKENS Iedere hindernis wordt aan de rechterzijde begrensd door één of meer rode vlaggen en aan de linkerzijde door één of meer witte vlaggen. Ook los van de hindernissen worden wel rode en witte vlaggen geplaatst. In dat geval heeft men te maken met een verplichte doorgang. Voor het passeren van rode en witte vlaggen of bakens geldt één regel: deelnemers dienen rode vlaggen of bakens steeds aan de rechterzijde en witte vlaggen of bakens steeds aan de linkerzijde te houden. Omver rijden van een vlag heeft geen gevolgen, mits de vlag aan de goede kant wordt gepasseerd. Beoordelingelement voor het goed/fout passeren is: midden over de vlag goed en gezien van uit de horizontale lengteas van het paard/pony, het passeren van de rode vlag links en de witte vlag rechts van die lengteas is de passage fout. Het passeren van een vlag aan de verkeerde zijde heeft uitsluiting tot gevolg, tenzij de deelnemer de fout, uit zichzelf, herstelt. Bij twijfelgeval mag de deelnemer aan de jury vragen of hij fout of goed beoordeeld is. Na herstel van de fout wordt de combinatie wel een weigering aangerekend. Oranje of gele bakens en richtingspijlen in de kleur van de klasse zijn slechts hulpmiddelen voor de deelnemers. Aan welke zijde en op welke afstand zij worden gepasseerd is niet van belang. 5. ONGEHOORZAAMHEDEN Het reglement onderscheidt, indien een combinatie op een hindernis aanrijdt, de volgende ongehoorzaamheden: - weigering halthouden of stilstaan voor de hindernis. stilstaan en onmiddellijk springen uit stand. - uitbreken het paard loopt langs de hindernis; - volte het kruisen van de eigen lijn. fout weigering
goed geen weigering
Het kruisen van de eigen lijn, ná een weigering of uitbreken is geen fout, wanneer dat gebeurt bij het opnieuw aanrijden op de hindernis. Na het springen van de hindernis (of laatste sprong) is dit eveneens geen fout. Bij een waterinloop en/of afsprong mag het paard even aarzelen om het water en/of landing even te taxeren. Daarbij moet de combinatie tonen voorwaarts te willen. Bij een derde ongehoorzaamheid op dezelfde hindernis, dan wel na een totaal van vier weigeringen op verschillende hindernissen in alle klassen, is de deelnemer uitgesloten. U moet hem dit laten weten en hem verbieden verder te rijden, indien hij daar aanstalten toe maakt. U handelt daarbij in het belang van het betrokken paard. Door zo beslist op te treden, bespaart u bovendien toeschouwers verderop in het parcours onaangename taferelen, die de samengestelde wedstrijdsport maar al te gemakkelijk in diskrediet kunnen brengen. 6. COMBINATIES VAN HINDERNISSEN Twee of meer hindernissen die op korte afstand van elkaar en opeenvolgend zijn genummerd (bijv. 9 en 10) vormen één combinatie. De hindernissen moeten in de aangegeven volgorde worden gesprongen en éénmaal gesprongen hindernissen mogen niet opnieuw worden genomen. Het rijden van een volte tussen twee op deze wijze genummerde hindernissen is toegestaan, mits niet op de volgende hindernis werd aangereden.
pvdm februari in2010 deze
drie situaties goed, hindernis 10 niet aangereden
Pagina 3 van 7 fout, weigering, hindernis 10 aangereden
7. HINDERNISSEN BESTAANDE UIT MEERDERE ONDERDELEN Sommige hindernissen bestaan uit meerdere onderdelen (bijv. een greppel en een hek, een op- en afsprong) en zijn dan genummerd met een cijfer en letters (bijv. 9a, 9b). Op de verschillende onderdelen mag een deelnemer op straffe van uitsluiting niet meer dan twee ongehoorzaamheden voor zich laten noteren. Het rijden van een volte, evenals een val tussen de onderdelen a en b of b en c (etc.) wordt als een fout aangerekend.
fout, maakt volte af, welke werd aangevangen voordat het laatste element werd gesprongen
goed, kruist eigen lijn nadat hindernis is overwonnen
fout, kruist eigen lijn voordat hindernis is overwonnen
goed, geen weigering of uitbreken
Nadat een deelnemer een enkelvoudige hindernis of laatste van een combinatie-sprong en/of hindernis heeft gesprongen, mag hij zijn eigen lijn kruisen zonder te worden bestraft. Indien de deelnemer om de hindernis of een onderdeel daarvan te springen, een vlag van een onderdeel aan de verkeerde kant moet passeren is dat toegestaan. Na een weigering op een hindernis bestaande uit meerdere onderdelen staat het de deelnemer echter vrij om na een ongehoorzaamheid een reeds gesprongen onderdeel opnieuw te springen. 8. KEUZESPRONGEN EN ALTERNATIEVE HINDERNISSEN/ROUTES Sommige hindernissen zijn zo gebouwd dat zij op meer dan één manier gesprongen kunnen worden. Meestal wordt de keuze geboden tussen een moeilijke manier die tijd bespaart en een gemakkelijke manier die tijd kost. (alternatief) De ruiter mag zelf bepalen welke mogelijkheid hij kiest. Raakt hij in de moeilijkheden dan staat het hem vrij alsnog van gedachte te veranderen en een andere weg te nemen. Met ander woorden is het toegestaan om bij het eerste element de doorgaande route te kiezen en bij het tweede element het alternatief of omgekeerd. Een gemaakte weigering wordt de ruiter wel aangerekend, ook wanneer de deelnemer met het gemakkelijke gedeelte van de hindernis geen moeilijkheden heeft.
goed, verandering van oorspronkelijke richting, niet het gevolg van een weigering of uitbreken. pvdm februari 2010
Pagina 4 van 7
Een alternatieve hindernis in de cross-country geeft de deelnemer de gelegen-heid een hindernis op een eenvoudiger manier te overwinnen; maar door de plaatsing van het alternatief een aanmerkelijke langere route door de deelnemer gereden moet worden die meer tijd kost dan de moeilijke hindernis met een korte route. Indien het alternatief los van de hoofdhindernis is gebouwd, moeten beiden hindernissen hetzelfde nummer en letter hebben maar kan iedere hindernis apart van een rode en witte vlag worden voorzien. De vier vlaggen moeten in dat geval met een zwarte streep worden gemarkeerd, als aanwijzing dat er een alternatief is. Zie schetsen.
alternatief alternatief
9. VAL VAN RUITER EN/OF PAARD Men spreekt van een val van het paard, indien het met een heup en een schouder tegelijkertijd de grond, de hindernis, of de grond én de hindernis heeft geraakt. Een ruiter is gevallen, indien hij zodanig van zijn paard is gescheiden dat hij opnieuw moet opstijgen door zich op welke manier dan ook af te zetten op de grond of op de hindernis of enig ander hulpmiddel. Het al dan niet gebruik maken van een stijgbeugel bij het weer opstijgen is daarbij niet van belang. Uitsluiting vindt plaats: - in alle klassen in één van de wedstrijd onderdelen bij een val van het paard - in alle klassen in één van de wedstrijd onderdelen bij een val van de ruiter De ruiter dient na uitsluiting ten gevolge van een val op eigen initiatief de wedstrijd onmiddellijk te beëindigen. 10. HULP VAN DERDEN Iedere hulp van derden, gevraagd of ongevraagd, is verboden zolang de ruiter te paard zit. Is een ruiter gevallen, dan mag hij wel worden geholpen, ook bij het weer in orde maken van het harnachement. De combinatie mag zijn weg vanaf ieder punt vervolgen. 11. INHALEN EN INGEHAALD WORDEN Een ruiter die wordt ingehaald, moet ruim baan maken voor zijn snellere concurrent. Weigert een paard voor een hindernis, terwijl een andere deelnemer nadert, dan moet U de ruiter van het eerste paard tijdig sommeren de omgeving van de hindernis te verlaten. Het dicht (op minder dan 30 meter afstand) achter een andere ruiter aanrijden bij het springen van een hindernis, geldt als het gebruik maken van hulp van derden en moet met uitsluiting worden bestraft.
pvdm februari 2010
Pagina 5 van 7
12. PAARD VAST OP OF IN DE HINDERNIS Komt een paard zodanig vast te zitten op een hindernis dat het zich naar uw mening niet snel zelf kan bevrijden zonder het risico te lopen zich te verwonden, dan neemt u direct de volgende maatregelen: 1. Aan de centraal post melden dat de hindernis geblokkeerd is. 2. De ruiter sommeren af te stijgen (wordt niet aangerekend als een val, maar als een weigering) en het paard (laten) bevrijden. 3. De hindernis in de oorspronkelijke staat herstellen of hierom verzoeken bij de centraal post. 4. De tijd opnemen vanaf het moment dat de ruiter weer te paard zit (nadat het paard bevrijd is) en gereed is om zijn weg te vervolgen tot het moment dat u de ruiter het teken geeft om verder te rijden. 5. Een eventueel volgende deelnemer door het zwaaien van een rode vlag tegen te houden en op het moment van stoppen de stopwatch voor deze deelnemer in werking stellen (voor eventueel opvolgende deelnemers moet dezelfde procedure worden gevolgd). 6. Wanneer de blokkade is opgeheven de centraal post hiervan in kennis stellen zodat de wedstrijd vervolgd kan worden. 7. De hindernis dient nu opnieuw gesprongen te worden! 8. Op de lijst voor hinderniscontroleurs noteren: - weigering - opgenomen tijd van de combinatie(s) gedurende welke zij zijn opgehouden (zodat deze door het wedstrijdsecretariaat in mindering kan worden gebracht op de totale tijd dat de combinatie onderweg is geweest, zodat de zuivere rijtijd resteert). 13. VERNIELDE OF GEBLOKKEERDE HINDERNIS 1. Het vernielen van een hindernis wordt de ruiter niet aangerekend. 2. Via de centrale post de bouwploeg laten oproepen. 3. Is de hindernis éénmaal vernield of geblokkeerd (bijv. door een daar op vastzittend paard) dan moet(en) de volgende deelnemer(s) worden tegengehouden door het duidelijk zwaaien met een rode vlag. 4. Op het moment dat de volgende deelnemer wordt tegengehouden moet de tijd worden geregistreerd, om het oponthoud om de hindernis te herstellen en/of vrijmaken, door het starten van de stopwatch. 5. De plaats waar de deelnemer is tegengehouden goed vaststellen i.v.m. het herstarten. 6. Van even groot belang is, dat de wedstrijdleiding direct wordt gewaarschuwd, zodat gedurende de reparatie of obstructie geen nieuwe deelnemers worden gestart. 7. De tijd die een bevrijde of tegengehouden ruiter moet wachten, moet u noteren op de controlelijst, welke na afloop van de cross-country van de totaaltijd van de betrokken ruiter(s) moet worden afgetrokken. 8. Om vergissingen in de rekenkamer te voorkomen de geregistreerde tijd weergeven in minuten/seconden of alleen seconden (duidelijk opschrijven). 9. Zodra de hindernis is vrijgemaakt en hersteld, meldt u dit aan de wedstrijdleiding, nog voor u eventueel opgehouden ruiters weer laat starten.
pvdm februari 2010
Pagina 6 van 7
14. WIJZE VAN STARTEN VAN EEN BEVRIJDE OF TEGENGEHOUDEN DEELNEMER Is de obstructie opgeheven en de hindernis hersteld dan geeft u de wachtende deelnemer te kennen dat hij zijn paard op tempo kan brengen voor hij het punt passeert waar hij is tegengehouden. Pas op het moment dat hij dat punt passeert, is hij opnieuw gestart en stopt u de stopwatch waarmee u de tijd van het oponthoudt heeft geregistreerd. Indien het oponthoud langer dan 15 c.q 30 minuten duurt, moet de combinatie/ moeten de combinaties 5 c.q 10 minuten de tijd krijgen om zich voor te bereiden op de herstart. Zodra de hindernis controleur aangeeft dat een ruiter vrij is om te starten, moet deze binnen 2 c.q 10 minuten starten. Een ruiter die, na te zijn bevrijd, heeft moeten wachten op het herstellen van de hindernis, wordt geacht weer te zijn gestart op het moment dat hij, na uw teken, weer op de hindernis aanrijdt. In geval dat meerdere ruiters bij een vernielde of geblokkeerde hindernis zijn verzameld, worden zij op de hiervoor omschreven wijze één voor één opnieuw gestart, in de volgorde waarin zij bij uw hindernis zijn gearriveerd met tussenruimte van tenminste één minuut. 15. WREEDHEID Wreedheid is verboden en moet worden gerapporteerd bij de wedstrijdleiding! Met name dient er op te worden gelet, dat geen overmatig en onjuist gebruik gemaakt wordt van zweep of sporen. Het overmatig aandrijven van een vermoeid paard wordt in het reglement als voorbeeld van wreedheid genoemd. Wordt door u een geval van wreedheid geconstateerd, dan moet u de vermelding daarvan vergezeld doen gaan van de namen van twee getuigen, die bereid zijn een door u opgestelde verklaring omtrent het gebeurde te ondertekenen.
pvdm februari 2010
Pagina 7 van 7