INSTRUCTIE VOOR SCHEEPSEIGENAREN, REDERIJEN EN ERKENDE ORGANISATIES (EO'S) Geregistreerd onder: Instructies aan EO's nr. 10. Verbod op het gebruik van asbest op schepen (DATUM INWERKINGTREDING: 01-12-2011)
INLEIDING .................................................................................................................. 2 1. WETGEVING ........................................................................................................... 3 2. ASBESTINVENTARISATIE ................................................................................... 4 2.1 .......................................................................................................................................... 4 2.2.......................................................................................................................................... 5 2.3.......................................................................................................................................... 5 3. BEMONSTERING ..................................................................................................... 6 4. ANALYSE EN RAPPORTAGE .................................................................................... 7 5. VERWIJDERING, SCHOONMAKEN, DECONTAMINEREN EN HERTESTEN (AFSLUITEN) ............................................................................................................... 7 6. UITZONDERINGEN DOOR EO .................................................................................. 9 7. LIFE CYCLE MANAGEMENT ................................................................................... 10 8. RELEVANTE OPMERKINGEN ................................................................................ 11 BIJLAGE 1: LIJST MET DEFINITIES ............................................................................ 12
INLEIDING Vanaf 1 juli 2002 is het plaatsen van asbesthoudende materialen volgens SOLAS Ch. Il-1, Reglement 3.5.2 voor alle schepen verboden, behalve voor: Bladen die worden gebruikt in schottenpomp compressoren en schottenpomp vacuumpompen; waterdichte verbindingen en leidingen voor de circulatie van vloeistoffen waarvoor bij hoge temperaturen 6 (hoger dan 350°c) of druk (hoger dan 7*10 pa) kans is op brand, corrosie of toxiciteit; en soepele en flexibele warmte-isolatiedelen voor gebruik bij temperaturen boven 1000°c. Vanaf 1 januari 2011 is het plaatsen van asbesthoudende materialen volgens SOLAS Ch. Il-1, Reglement 3.5.2 zonder uitzondering voor alle schepen verboden. Ondanks dit expliciete en ondubbelzinnige verbod op asbesthoudende materialen (AHM) wordt aan boord van schepen nog altijd op uiteenlopende plaatsen asbest aangetroffen. Tijdens inspecties wordt asbest aangetroffen op plaatsen als branddekens, koppelingen en isolatiemateriaal, typen afdichting, frictiematerialen voor remmen, schot- en plafondbekledingen, koorden, restanten, elektrische zekeringen, etc. Dit ondanks een asbestvrijverklaring die door de scheepswerf is afgegeven. Bovendien blijken schepen die oorspronkelijk asbestvrij waren soms alsnog asbest aan boord te hebben als gevolg van reparaties op een scheepswerf en/of in later aangeschafte reserveonderdelen. Tijdens een beperkte inspectiecampagne in het laatste kwartaal van 2012, in Nederlandse havens aan boord van 12 schepen onder buitenlandse vlag die na 1 juli 2002 werden geleverd, werd op 11 schepen asbesthoudend materiaal aangetroffen. Nederland heeft een voorstel ingediend bij het IMO (International Maritime Organization), wat heeft geleid tot MSC.l/CIRC.1374, informatie over het verbod op het gebruik van asbest op schepen, en heeft een artikel geschreven in het Paris Memorandum Of Understanding on port state control (PMoU, ofwel het Parijse Memorandum over Havenstaatcontrole) wat heeft geleid tot een richtlijn om het bewustzijn over het gebruik van asbest op schepen te vergroten. De inspectie Leefomgeving en Transport is van mening dat deze instructie 'Verbod op het gebruik van asbest op schepen' een tijdelijke oplossing is om asbesthoudende materialen terug te dringen bij de levering van nieuwe schepen na 1 juli 2002 en na 1 januari 2011, in overeenstemming met de MSC.l/CIRc. 1374. Het toekomstige doel zou moeten zijn het gebruik van asbesthoudende materialen op schepen en scheepswerven te vermijden door het gebruik van asbest bij de bron te vermijden. Deze 'bronaanpak' moet in IMO en binnen de Europese gemeenschap worden besproken. Bijvoorbeeld, de Europese Richtlijn inzake uitrusting van zeeschepen bevat geen vereisten met betrekking tot asbest, wat een eerste stap zou kunnen vormen. Intussen is deze instructie de basis voor toekomstige ontwikkelingen. In sommige landen zijn scheepswerven bezig met de ontwikkeling (of hebben deze al) van gecertificeerde procedures om het gebruik van asbesthoudende materialen te vermijden. Deze gecertificeerde procedures kunnen een basis zijn om van deze instructie af te wijken als ze betrouwbaar blijken te zijn. Procedures moeten ter goedkeuring aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) worden voorgelegd.
1. WETGEVING Asbesthoudende (= het vezelvormige silicaat actinoliet, amosiet, anthofylliet, chrysotiel, crocidoliet en tremoliet, en producten waarin deze silicaten zijn verwerkt) materialen en apparatuur mogen niet worden gebruikt. Relevante vereisten en documenten worden hieronder genoemd: A:
De Nederlandse wetgeving (zoals Scheepsbesluit / verordening 2004, Arbeidsomstandighedenbesluit / Asbestverwijderingsbesluit), voor asbest, toepasbaar op SOLAS en non-SOLAS schepen.
B:
SOLAS afd. II-1, bepaling 3.5.2 - voor alle schepen is nieuwe installatie van asbesthoudend materiaal verboden. Sinds 1 juli 2002 is de nieuwe installatie van asbesthoudende materialen op alle schepen alleen in uitzonderlijke gevallen toegestaan. Vanaf 1 januari 2011 is de nieuwe installatie van asbesthoudende materialen op schepen, zonder uitzondering verboden.
C:
MSC.l/CIRC.1374, informatie over het verbieden van het gebruik van asbest op schepen.
D:
MSC/CIRC. 1379, asbesthoudende reserve-onderdelen.
E
Resolutie MEPC.197 (62). Richtlijnen voor de ontwikkeling van de inventarisatie van gevaarlijke stoffen. (toekomst)
F:
MSC/CIRC.1045, richtlijnen voor het onderhouden en monitoren van on-board asbesthoudende materialen.
G:
Richtlijn 2009/148/EC betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's met betrekking tot blootstelling aan asbest op het werk.
H:
MSC.l/CIRC.1426, verenigde interpretatie van de implementatie van Solas afd. Il-1, bepaling 3-5.
2. ASBESTINVENTARISATIE Om te kunnen verifiëren of wordt voldaan aan de regels en wetgeving in paragraaf 1, dient een asbestinventarisatie te worden uitgevoerd, inclusief monstername en analyse/rapportage, zoals gespecificeerd in paragraaf 3. en 4. Voor elk commercieel schip dat wordt gebouwd volgens de Nederlandse regelgeving, is de scheepswerf (leveranciers vallen onder de verantwoordelijkheid van de werf) verantwoordelijk voor de asbestinventarisatie. De EO moeten verifiëren dat de rapportage van de asbestinventarisatie naar tevredenheid was en dat deze in overeenstemming is met deze instructie. Voor elk commercieel schip dat onder buitenlandse vlag wordt gebouwd, is de eigenaar verantwoordelijk voor de asbestinventarisatie, voordat het onder nederlandse vlag wordt geaccepteerd. De EO dient te verifiëren dat de rapportage van de asbestinventarisatie naar tevredenheid is en dat het in overeenstemming is met deze instructie. De asbestinventarisatie (onderzoek, bemonstering en analyse) en de validatie van asbest-vrij certificaten dienen te worden uitgevoerd door onafhankelijke, gekwalificeerde en bevoegde bedrijven/personen, geaccrediteerd door een lid van ILAC (International Laboratory Accreditation Cooperation) volgens ISO 17025/17020 of gelijkwaardig en specifiek gerelateerd aan asbest, zoals het Nederlandse SC-540 certificaat. Deze bedrijven dienen het inventariseren en analyseren van asbest in hun accreditatie te hebben, inclusief analyse van de monsters en rapportage van de resultaten. De inventarisatie en de analyse mogen door verschillende bedrijven worden uitgevoerd. ISO 17025 betreft het analyseren en kalibreren, inclusief bemonstering. De inventarisatie valt niet onder ISO 17025. De inventarisatiekwalificatie voor de persoon die deze inventarsiaties uitvoert wordt als volgt gewaarborgd: De persoon die de inventarisatie uitvoert werkt voor een bedrijf dat als inspectieorgaan is geaccrediteerd volgens ISO 17020 of gelijkwaardig en/of heeft personeelscertificatie voor asbestinventarisaties van een certificerende instelling die is geaccrediteerd volgens ISO 17024 of gelijkwaardig. Deze persoon moet geschikte/uitgebreide maritieme ervaring hebben. De inventarisatie dient te worden uitgevoerd zoals aangegeven in de volgende situaties:
2.1 Voor elk commercieel schip dat onder Nederlandse vlag dient te komen, voorafgaand aan oplevering (na 1 januari 2011)* van een scheepswerf, zijnde ofwel een schip dat wordt gebouwd in overeenstemming met de Nederlandse regelgeving (toezicht door een EO) of een schip dat wordt gebouwd onder buitenlandse regelgeving. Voorafgaand aan oplevering moet de erkende organisatie verifiëren dat het schip asbestvrij is opgeleverd, hierbij gebruik makend van de inventarisatie die is beschreven in 2. Onthoud dat de bemonstering en dit type inventarisatie altijd beperkt zijn omdat niet alle locaties/installaties aan boord kunnen worden gecontroleerd als het schip al vaart. Om deze beperking weg te nemen dient de asbestinventarsisatie te worden uitgevoerd tijdens het constructieproces.
Voor asbesthoudende materialen mogen geen uitzonderingen worden gemaakt als het schip onder Nederlandse vlag wordt gebouwd, of onder buitenlandse vlag wordt gebouwd en direct na oplevering onder Nederlandse vlag wordt gebracht. Het wordt aanbevolen maximaal drie maanden en minimaal 1 maand voor oplevering van het schip een asbestinventarisatie uit te voeren. Bij voorkeur met alle systemen aanwezig maar nog niet gevuld. De rapportage dient binnen twee weken na de afgeronde asbestinventarisatie gereed te zijn. * Schepen die zijn opgeleverd na 1 januari 2011 en vóór de ingangsdatum (1 december 2011) van de eerste instructie worden geacht strikter onderzocht te zijn op asbesthoudende materialen dan alleen de verificatie van een asbestvrijverklaring of certificaat van de scheepswerf en leveranciers, en meer in lijn met deze instructie.
2.2 Voor elk schip dat onder Nederlandse vlag komt en niet valt onder paragraaf 2.1: Moet de erkende organisatie voor schepen die na 1 juli 2002 zijn gebouwd, controleren of dit voldoet aan de regelgeving in paragraaf 1. Hierbij dient het onderzoek dat in 2 wordt genoemd gebruikt te worden. In plaats van deze controle kan ook worden geverifieerd dat tijdens de nieuwbouw en periodieke inspecties, gelijkwaardige procedures al werden gevolgd. Voor schepen die na 1 juli 2002 en voor 1 januari 2011 zijn gebouwd, is volgens SOLAS Il-1/3-5, asbest nog steeds geaccepteerd voor: Bladen die worden gebruikt in schottenpomp compressoren en schottenpomp vacuumpompen; Waterdichte verbindingen en leidingen voor de circulatie van vloeistoffen waarvoor bij hoge temperaturen 6 (hoger dan 350°C) of druk (hoger dan 7*10 Pa) kans is op brand, corrosie of toxiciteit; en soepele en flexibele warmte-isolatiedelen voor gebruik bij temperaturen boven 1000°c. Wanneer asbesthoudende materialen (AHM) door een partij worden waargenomen, kunnen mogelijk de MSC.1/CIRC.1374 en MSC./CIRC. 1379 van toepassing zijn en kunnen uitzonderingen worden gemaakt door de EO, volgens paragraaf 6. Van toepassing op schepen die zijn opgeleverd na 1 juli 2002 en voor 1 januari 2011. De scheepseigenaar dient contact op te nemen met de EO voor deze uitzondering. Onthoud dat de bemonstering en dit type inventarisatie altijd beperkt zijn omdat niet alle locaties/installaties aan boord kunnen worden gecontroleerd als het schip al vaart.
2.3 Voor schepen die zijn opgeleverd na 1 juli 2022, maar niet later dan 1 januari 2011, die al onder Nederlandse vlag werden gecertificeerd vóór 1 december 2011: De scheepseigenaar is verplicht een risicoinventarisatie te maken, als onderdeel van de Risico-Inventarisatie en Evaluatie**, om gevaarlijke situaties aan boord te identificeren. Asbesthoudende materialen zijn een onderdeel van deze inventarisatie. Deze vereiste is van toepassing op alle schepen onder Nederlandse vlag. Wanneer asbesthoudende materialen worden waargenomen, kunnen mogelijk de MSC.1/CIRC.1374 en MSC./CIRC. 1379 van toepassing zijn en kunnen door de EO uitzonderingen worden gemaakt, volgens paragraaf 6. De scheepseigenaar dient contact op te nemen met de EO voor deze uitzondering. Als op een schip asbesthoudende materialen worden gevonden, dient ook een asbestinventarisatie uitgevoerd te worden op zusterschepen die op dezelfde scheepswerf, tijdens dezelfde periode en onder de dezelfde EO, onder Nederlandse vlag zijn gebouwd. ** volgens het Nederlandse Arbobesluit.
HERZIENE VERSIE NR.3 D.D. JULI 2013
3. BEMONSTERING A.
Monsters die (willekeurig) uit apparatuur in de machinekamer en systemen moeten worden genomen: leidingisolatie en leidingverbindingen, pakkingen in machines, leidingen en kleppen, vloeren, plafonds en pakkingen in dekapparatuur en leidingen. Er moet extra aandacht worden gegeven aan pakkingen in systemen van lenswater, ballastwater, grijs water, zwart water, koelwater, bluswater, olie, vracht, vrachten uitlaatgassystemen en hun onderdelen (bijv. klepinhoud zoals afdichtingen en koppelingen). Er moet extra aandacht worden gegeven aan blootliggende delen die grote kans lopen asbesthoudend te zijn en beschadigd te raken, zoals stoomleidingbekleding, blootliggende isolatie en bekleding in verkeersroutes, isolatie en bekleding op plaatsen met hoge slijtage of beschadiging, koordafdichtingen en accomodatiedeuren die voortdurend worden gebruikt en afbrokkelen. De onderdelen in de indicatieve lijst van MEPC. 197 (62) moeten ter bemonstering worden overwogen.
B.
Het aantal monsters moet minstens het hier vermelde aantal zijn, maar mag worden verhoogd naar tevredenheid van het onafahankelijke, gekwalificeerde en bevoegde asbestinventarisatiebedrijf.
C.
Monsters per schip, die moeten worden genomen door een gecertificeerde inspecteur, naar zijn inschatting, en van alle asbestverdachte materialen. De EO toezichthouder kan de bemonstering bijwonen • Als richtlijn dient volgens 3a minimaal 10% van de componenten per systeem waar asbesthoudende materialen in worden verwacht, te worden bemonsterd, met een maximum aantal van 20 monsters per systeem. Als één of meer componenten asbesthoudend zijn, kunnen nog eens 10% extra monsters worden genomen van andere componenten/typen, met een maximum van 50 monsters per systeem. Als deze niet asbesthoudend zijn is voor dat systeem geen verdere bemonstering nodig. Anders dienen alle componenten te worden bemonsterd, of als potentieel asbesthoudend te worden beschouwd, totdat is aangetoond dat ze asbestvrij zijn. De componenten die "potentieel asbesthoudend" zijn, vallen onder de uitzondering onder 6, en dienen te worden verwijderd na het verlopen van de uitzondering, tenzij uit monstername blijkt dat ze asbestvrij zijn.
D.
Monsternamepunten moeten duidelijk worden aangegeven voor plaatsreferentie (detailfoto van monsterlocatie of door de locatie te markeren). Locaties moeten ook worden aangegeven in de algemene plattegrond van het schip.
HERZIENE VERSIE NR.3 D.D. JULI 2013
4. ANALYSE EN RAPPORTAGE Rapportage aan de EO en controleur van het inventarisatierapport door de EO dient te zijn voltooid vóór uitgave van de voorgeschreven certificaten, voor schepen vermeld onder paragraaf 2.1. Voor andere schepen is analyse en rapportage van toepassing alsl asbestuitzonderingen (zie paragraaf 6) zijn gemaakt. On site bepalen of de genomen monsters asbestvrij zijn wordt gedaan door: A.
Gebruik van kwalitatieve analyse met polarisatie lichtmicroscopie (PLM, optische analyse) omdat met deze methode aanwezige asbestvezels kunnen worden gevonden. Asbestlaboratoria dienen te bevestigen dat zij met PLM optische analyse, de detectielimiet van
B.
Het analyserapport moet verder voldoen aan (gelijkwaardig aan) de Nederlandse asbest analysestandaard, NEN 5896, de Australische standaard Nohsc 2018(205), Duitse vdi 3866, orimo res. Mepc. 197(62).
5. VERWIJDERING, SCHOONMAKEN, DECONTAMINEREN EN HERTESTEN (AFSLUITEN) Casus A: Bemonstering voltooid en alle geanalyseerde monsters zijn asbestvrij. Na rapportage: Moeten onderdelen, systemen en apparatuur opnieuw worden getest op juiste installatie en goede afdichting, volgens EO-regels. Casus B: Wanneer bemonstering is voltooid en geanalyseerde monsters zijn asbesthoudend: A. Tussen de werf/maatschappij en de scheepseigenaar moet een verwijderings- en herinstallatieplan worden overeengekomen. Het definitieve rapport met de feedback over de genomen akties m.b.t. het overeengekomen plan, moet beschikbaar zijn voor de EO ter vestlegging. opmerking: EO's zijn geen asbestexperts of gecertificeerde asbestbedrijven. EO's kunnen alleen vaststellen dat het gevonden asbest door het bedrijf is verwijderd, en kunnen de vergunningen van het bedrijf, het verloop in de tijd en rapporten etc. controleren. B. Geïdentificeerde AHM moeten uit het schip worden verwijderd. Dit geldt voor schepen die na 1 januari 2011 zijn gebouwd. Voor deze schepen mogen geen uitzonderingen worden gemaakt, behalve voor schepen die voorheen onder buitenlandse vlag voeren en nu onder Nederlandse vlag zijn ingevlagd. Schepen opgeleverd na 1 juli 2002 en voor 1 januari 2011, en schepen die onder buitenlandse vlag voeren en onder Nederlandse vlag zijn ingevlagd, opgeleverd na 1 januari 2011, hebben een uitzondering in geval van Asbesthoudende materialen. Het asbest dient binnen 3 jaar verwijderd te worden. In uitzonderlijke gevallen kan een maximum van 5 jaar worden gehanteerd. Deze uitzondering moet goed worden onderbouwd en door de beoordelingscommissie worden beoordeeld, voordat deze naar de ilt wordt verstuurd. Schepen van voor 1 juli 2002; asbest is toegestaan zolang er in dat gebied geen gezondheidsrisico voor
HERZIENE VERSIE NR.3 D.D. JULI 2013
de werknemers is als gevolg van beschadigde asbesthoudende materialen en onderhoudswerkzaamheden aan asbesthoudende systemen. In deze gevallen vallen reparaties en verwijderingen onder het arbobesluit en moeten onder verantwoordelijkheid van de scheepseigenaar worden uitgevoerd. (zie ook paragraaf 2.3) msc/circ.1045 is op deze schepen van toepassing. C. Verwijdering / herinstallatie mag niet worden beperkt tot de defecte materialen, maar moet worden uitgebreid naar alle materialen en apparatuur van hetzelfde type, dezelfde fabrikant, hetzelfde systeem, etc. D.
VOOR VERWIJDERING EN DECONTAMINATIE VAN AHM EN SCHOONMAKEN VAN DE GEBIEDEN IN KWESTIE, MOETEN GECERTIFICEERDE MEDEWERKERS / BEDRIJVEN WORDEN GEBRUIKT. Als kan worden aangetoond dat de grenswaarde van risicoklasse1, zoals gedefinieerd in artikel 4.46 van het Nederlandse Arbobesluit, niet wordt overschreden, mag de verwijdering van AHM door niet-gecertificeerde medewerkers / bedrijven worden uitgevoerd. Zie ook onder paragraaf 8 relevante opmerkingen. De scheepswerf / het bedrijf is verantwoordelijk en volgen hun nationale eisen tijden het verwijderingsproces. (verantwoordelijkheid van het betreffende land) In Nederland zijn het Asbestverwijderingsbesluit en het Nederlandse Arbobesluit van toepassing, en alleen SC 540 (Stichting certificatie) type A inventarisatie en SC 530 (verwijdering) gecertificeerde bedrijven 2 mogen worden gebruikt. E. Na verwijdering, decontaminatie, herinstallatie en schoonmaken, moet een sluitend asbestonderzoek worden uitgevoerd door een gekwalificeerd en gecertificeerd bedrijf, door middel van een visuele inspectie op restanten / stof en zwevende asbestdeeltjes. Dit om vast te stellen dat er geen asbestrisico aanwezig is en dat alle AHM volgens het saneringsplan zijn verwijderd. Alle resultaten van het luchtonderzoek moeten onder de detectiegrens van 0,01 vezels/ml liggen. Dit wordt bepaald middels fasecontrast microscopie (FCM). Deze detectiegrens is door de "SER-commissie grenswaarden stoffen op de werkplek" vastgesteld en is onderhevig aan verandering. In Nederland moeten deze afsluitende onderzoeken door geaccrediteerde bedrijven worden uitgevoerd. F. Materialen die AHM materialen vervangen worden onderworpen aan bemonstering overeenkomstig de bovenstaande procedure.
2
SC 540 en SC 530 gecertificeerde bedrijven worden weergegeven op de website: www.ascert.nl
HERZIENE VERSIE NR.3 D.D. JULI 2013
6. UITZONDERINGEN DOOR EO Schepen die na 1 juli 2002 zijn opgeleverd en al onder Nederlandse vlag varen, of bestaande schepen die onder Nederlandse vlag komen, dienen de relevante delen van MSC.l/CIRC.1374 en MSC/CIRC te gebruiken. 1379 wanneer AHM zijn gevonden (voor componenten die asbest mogen bevatten hoeft geen uitzondering te worden gemaakt volgens SOLAS CH.Il-1,bepaling 3.5.2 vóór 1-1-2011). Onder punt 13 van de bijlage van dit circulair, worden de acties in geval van overtreding genoemd. De EO geeft een tijdelijke uitzondering af, met een geldigheid van maximaal 3 jaar, volgens de genoemde procedures in de overeenkomst tussen de EO's en de Inspectie Leefomgeving en Transport. In uitzonderlijke gevallen kan een maximum van 5 jaar worden gehanteerd. Deze uitzondering moet goed worden onderbouwd en aan de beoordelingscommissie worden beoordeeld, voordat deze naar de ILT wordt verstuurd. De opzet van de uitzondering wordt beschreven in SOLAS-bijlage certificaten en moet worden bijgevoegd bij het veiligheidscertificaat en veiligheidsconstructiecertificaat voor vrachtschepen, of het veiligheidscertificaat voor passagiers. Voor een uitzondering is het volgende vereist: A.
Procedures in paragraaf 2 van dit document moeten worden gevolgd. Dit resulteert in een rapportage volgens paragraaf 4.
B.
Een actieplan, waarin staat welke materialen worden verwijderd, waar, wanneer en door wie dit gebeurt. Dit plan dient door de eigenaar aan de EO te worden overhandigd. Zolang sanering niet mogelijk is, is door de eigenaar regelmatige gekwalificeerde monitoring van asbestvezels in de lucht en een visuele inspectie op mogelijke beschadiging van de AHM mogelijk vereist. Verslaglegging hiervan dient aan boord te blijven. De sanering dient plaats te vinden binnen 3 of 5 jaar vanaf de datum dat het probleem is gevonden.
C.
Procedures van de Internationale Veiligheidsmanagement (IVM) moeten alle mogelijke risico's als gevolg van het tijdelijk resterende asbest in kaart brengen, inclusief activiteiten waar asbest bij betrokken kan zijn (openen van systemen bij noodgevallen), bij voorkeur opgetekend in een Asbestbeheersplan. Asbest moet goed worden gemarkeerd en bekend worden gemaakt bij de bemanning/derden.
D.
Bemanning moet worden voorgelicht over de procedures in noodgevallen waarin AHM verwijderd moeten worden. Onderdeel van de IVM procedures.
HERZIENE VERSIE NR.3 D.D. JULI 2013
E.
Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) en speciale asbestafvalzakken (gemarkeerd met asbest waarschuwingssymbolen en vastgestelde dikte) moeten aan boord zijn. Zie ook de verplichte Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E), volgens het Nederlandse Arbobesluit. De PBM's dienen alleen te worden gebruikt in noodgevallen wanneer reparaties noodzakelijk zijn en er sprake is van asbest. De PBM's moeten minimaal de volgende zaken hebben: - Ademeenheid geschikt voor een asbesthoudende omgeving (voorzien van alleen P3 filters). - beschermende kleding, zoals wegwerpoveralls. - hoofdbescherming - overschoenen - handschoenen - oogbescherming - middelen om asbestverontreiniging te voorkomen.
F.
EO's moeten tijdens de IVM-audits en tussentijdse veiligheidsconstructie-inspecties de omstandigheden en de geldigheid van de uitzonderingen controleren.
7. LIFE CYCLE MANAGEMENT Life cycle management kan door de scheepseigenaar worden geïmplementeerd om nieuwe verontreiniging met AHM tijdens bedrijf van het schip te voorkomen. Er wordt een voorbeeld gegeven, dat onderdeel van het IVM-systeem of onderhoudssysteem en RI&E moet zijn als IVM niet is vereist.
HERZIENE VERSIE NR.3 D.D. JULI 2013
8. RELEVANTE OPMERKINGEN - Aan boord van schepen die voor 1 juli 2002 zijn gebouwd, is asbest nog steeds toegestaan in de bestaande constructie. Het is de verantwoordelijkheid van de scheepseigenaar om te garanderen dat AHM's niet beschadigd raken en geen gevaarlijk omgeving veroorzaken voor de bemanning en bezoekers op het schip, of tijdens werkzaamheden aan de systemen. Deze eis is in overeenstemming met het Nederlandse Arbobesluit en moet onderdeel zijn van de RI&E. - Document MSC/CIRC.1045 mag worden gebruikt als richtlijn voor onderhoud van asbesthoudend materiaal op het schip. - Hierbij wordt gerefereerd aan het Internationaal Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen 2009 (nog niet van kracht), waarin wordt gesteld dat alle schepen een inventarisatie hebben van gevaarlijke materialen (bijv. asbest), in lijn met resolutie MEPC.197(62), 2011: Richtlijnen voor de ontwikkeling van de inventarisatie van gevaarlijke materialen. - Algemeen geldt dat EO's organisaties kunnen erkennen voor het bemonsteren en analyseren, volgens de vereisten die binnen IACS (International Association of Classification Societies) zijn ontwikkeld, of volgens de EO's zelf. - Asbestinventarisatierapporten moeten duidelijk naar deze asbestinstructies verwijzen. Rapporten op basis van de SC-540 type A mogen worden gebruikt wanneer de inventarisatie deze instructies volgt en in de rapportage duidelijk wordt gerefereerd naar deze asbestinstructies. - Als deze asbestinventarisaties/rapportages vóór 1 december 2011 beschikbaar zijn, gaat het driejarig tijdsbestek in vanaf 1 december 2011. - Als asbesthoudende materialen in een bepaalde risicoklasse vallen, mogen deze volgens het Nederlandse Arbobesluit, onder gespecificeerde omstandigheden door de bemanning worden verwijderd . Dit betreft in principe pakkingen. De verwijdering van pakkingen kan in 2 risicoklassen vallen (1 of 2). De risicoklasse wordt bepaald aan de hand van SMA-rt (Stoffen Manager Asbest Risicotoepassingen, zie www.asbestinfo.nl). Een verwijdering in risicoklasse 1 is alleen mogelijk als de pakking los is, of zonder beschadiging verwijderd kan worden. Deze handelingen kunnen door de bemanning worden uitgevoerd, indien zij goed zijn opgeleid, voldoende PBM's hebben, en alleen onder omstandigheden dat het vrijkomen van asbestdeeltjes in de lucht wordt vermeden. Omstandigheden die onder klasse 2 vallen zijn in behandeling. Bij risicoklasse 2 omstandigheden mogen materialen niet door de bemanning worden verwijderd. Een verwijdering onder risicoklasse 2 is van toepassing in alle gevallen waarin pakkingen niet zonder beschadiging kunnen worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de pakkingen zijn verlijmd. Onder 5.D wordt aangegeven dat als kan worden aangetoond dat de grenswaarde van risicoklasse 1, zoals gedefinieerd in artikel 4.46 van het Nederlandse Arbobesluit, niet wordt overschreden, de verwijdering van AHM door niet-gecertificeerde medewerkers/bedrijven mag worden uitgevoerd. De manier waarop dit moet worden uitgevoerd vereist verdere uitleg. - Permanente uitzondering wordt niet toegekend, zelfs niet in gevallen waarbij AHM niet redelijkerwijs veilig verwijderd kunnen worden en het AHM geen asbestvezels in de lucht verspreidt. Binnen de IMO eisen (SOLAS) en MSC/circulaires worden geen mogelijkheden geboden. Nederland zoekt ondersteuning bij IMO voor permanente uitzondering in gevallen waarbij het AHM niet redelijkerwijs veilig verwijderd kan worden en het AHM geen asbestvezels in de lucht verspreidt. - Schepen die onder Nederlandse vlag gaan varen en waarvoor de asbestinventarisatie vereist is volgens paragraaf 2.2, mogen hun bemonstering, analyse en rapportage binnen drie maanden na de datum van invlaggen onder Nederlandse vlag, afronden.
HERZIENE VERSIE NR.3 D.D. JULI 2013
BIJLAGE 1: LIJST MET DEFINITIES Systemen: De onderdelen in de indicatieve lijst van MEPC. 197 (62) moeten ter bemonstering worden overwogen. Bovendien: Leidingisolatie en leidingverbindingen, pakkingen in machines, leidingen en kleppen, vloeren, plafonds en pakkingen in dekapparatuur en leidingen. Er moet extra aandacht worden gegeven aan pakkingen in systemen van lenswater, ballastwater, grijs water, zwart water, koelwater, bluswater, olie, vracht, vracht- en uitlaatgassystemen en hun onderdelen. SOLAS en NON SOLAS: Alle schepen (inclusief die zonder aandrijving), vallend onder het Nederlandse Scheepsbesluit, 2004. Nieuwe installaties: Zoals gedefinieerd in de MSC CIRC. 1379. Niet-asbesthoudend wordt gedefinieerd als: Materialen met bewezen
HERZIENE VERSIE NR.3 D.D. JULI 2013