Installatiehandleiding DHP-A DHP-A Opti DHP-AL DHP-AL Opti DHP-C DHP-H DHP-H Opti DHP-H Opti Pro DHP-L DHP-L Opti DHP-L Opti Pro
VMBMA1010
Als deze instructie niet wordt gevolgd bij installatie en service, is de aansprakelijkheid van Danfoss A/S krachtens de geldende garantiebepalingen niet langer bindend. Danfoss A/S behoudt zich het recht voor om zonder voorafgaande mededeling wijzigingen aan te brengen in details en specificaties. © 2010 Copyright Danfoss A/S. De originele gebruiksaanwijzing is in het Zweeds opgesteld. De overige talen zijn vertalingen van de originele gebruiksaanwijzing. (Richtlijn 2006/42/EG)
Inhoudsopgave 1
2
3
4
5
6
Over documenten en stickers....................................................... 3
Inbedrijfstelling.............................................................................. 66
Inleiding............................................................................................. 3
10.1
Vul boiler en verwarmingssysteem.................................... 66
1.2
Symbolen in documenten.......................................................... 3
10.2
Verwarmingssysteem ontluchten....................................... 66
1.3
Symbolen op stickers.................................................................... 3
10.3
Vul het brinesysteem............................................................... 66
Belangrijke informatie/Veiligheidsvoorschriften................... 6
10.4
Brinecircuit ontluchten........................................................... 68
2.1
Koudemiddel................................................................................... 7
10.5
Buitengedeelte ontluchten................................................... 68
2.2
Elektrische aansluiting.................................................................. 8
10.6
Opstarten..................................................................................... 69
2.3
Inbedrijfstelling............................................................................... 9
10.7
Inbedrijfstelling.......................................................................... 72
Warmtepompgegevens, afmetingen en aansluitingen.... 10
10.8
Verwarmingssysteem afregelen.......................................... 73
3.1
DHP-H, DHP-H Opti..................................................................... 10
10.9
Informatie voor de klant......................................................... 74
3.2
DHP-H Opti Pro............................................................................. 10
3.3
DHP-C............................................................................................... 11
3.4
DHP-L, DHP-L Opti....................................................................... 11
3.5
DHP-L Opti Pro.............................................................................. 12
3.6
DHP-A, DHP-A Opti..................................................................... 12
3.7
DHP-AL, DHP-AL Opti................................................................. 13
3.8
Buitengedeelte DHP-A, DHP-A Opti, DHP-AL, DHP-AL Opti. 14
Vervoeren, uitpakken en plaatsen............................................. 15 4.1
Transport van warmtepomp.................................................... 15
4.2
Warmtepomp uitpakken........................................................... 15
4.3
Warmtepomp plaatsen.............................................................. 15
4.4
Buitengedeelte plaatsen........................................................... 17
Installatie van leidingen................................................................ 22 5.1
Veiligheidskleppen...................................................................... 22
5.2
Aansluiting verwarming............................................................ 23
5.3
Aansluiting brine.......................................................................... 34
5.4
Geluidsinformatie........................................................................ 38
Elektrische installatie...................................................................... 40 6.1
Elektrische onderdelen.............................................................. 40
6.2
Zekeringgrootte........................................................................... 41
6.3
Sluit de voeding aan................................................................... 41
6.4
Plaats buitensensor en sluit deze aan.................................. 43
6.5
Sluit buitengedeelte aan, DHP-A, DHP-AL.......................... 43
6.6
Temperatuursensor warm water aansluiten, DHP-L....... 44
6.7
Wijzig taal in regelaar................................................................. 44
6.8
Keuze van systeemoplossing en inschakeling van externe bijverwarming. 44
6.9
Wijzig het aantal bijverwarmingsstappen.......................... 47
7
Menu-informatie.............................................................................. 48
8
Menu INFORMATIE.......................................................................... 49 8.1
9
10
1.1
Submenu BEDRIJF....................................................................... 50
8.2
Submenu WARMSTOOKLIJN................................................... 51
8.3
Submenu WARMSTOOKLIJN 2................................................ 52
8.4
Submenu TEMPERATUUR......................................................... 52
8.5
Submenu BEDRIJFSTIJD............................................................ 53
8.6
Submenu ONTDOOIPERIODE.................................................. 53
8.7
Submenu TAAL............................................................................. 53
Menu SERVICE................................................................................... 54 9.1
Submenu WARMWATER............................................................ 57
9.2
Submenu WARMTEPOMP......................................................... 57
9.3
Submenu BIJVERWARM............................................................. 58
9.4
Submenu MANUEEL TEST......................................................... 59
9.5
Submenu INSTALLATIE.............................................................. 61
9.6
Submenu ONTDOOIPERIODE.................................................. 63
9.7
Submenu OPTIMUM................................................................... 63
9.8
Submenu HGW............................................................................. 64
VMBMA1010 – 1
1
Over documenten en stickers
1.1
Inleiding De volgende documenten horen bij dit product:
•
Installatiehandleiding met informatie over het installeren en in bedrijf stellen van een warmtepompinstallatie. Wordt bij de warmtepomp meegeleverd.
•
Servicehandleiding met informatie over de werking, de accessoires, het storingzoeken en de technische gegevens van de warmtepomp. De handleiding bevat ook tips en adviezen voor een warmtepompinstallatie. Daarom bevelen wij aan de handleiding voorafgaand aan de installatie te lezen. De servicehandleiding kan worden gedownload, zie hieronder.
•
Elektrische voorschriften met bedradingsschema's voor de warmtepomp, bedoeld voor storingzoeken en service. De elektrische voorschriften kunnen worden gedownload, zie hieronder.
•
Gebruikershandleiding die aan de eindgebruiker moet worden gegeven en met hem/haar moet worden doorgenomen. Wordt bij de warmtepomp meegeleverd.
•
Landspecifieke instructies en formulieren zijn mogelijk als dat vereist is. Wordt bij de warmtepomp meegeleverd.
•
Sticker met vertaling. Moet bij de installatie op het productieplaatje worden aangebracht. Wordt bij de warmtepomp meegeleverd.
De Servicehandleiding en de Elektrische voorschriften kunnen hier worden gedownload:
www.documentation.heatpump.danfoss.com 1.2
Symbolen in documenten De handleiding bevat verschillende waarschuwingssymbolen die samen met de tekst de lezer laten weten dat de uit te voeren handelingen gevaren met zich meebrengen. De symbolen worden links naast de tekst weergegeven en er worden drie verschillende symbolen gebruikt om de mate van gevaar aan te geven. GEVAAR! Geeft een direct gevaar aan dat leidt tot levensgevaarlijk of ernstig letsel indien niet de vereiste maatregelen worden genomen.
Waarschuwing! Gevaar voor persoonlijk letsel!Geeft een mogelijk gevaar aan dat kan leiden tot levensgevaarlijk of ernstig letsel indien niet de vereiste maatregelen worden genomen.
Voorzichtig! Gevaar voor schade aan de installatie.Wijst op een mogelijk gevaar dat kan leiden tot productschade indien niet de vereiste maatregelen worden genomen. Er wordt een vierde symbool gebruikt voor praktische informatie of tips voor het uitvoeren van een procedure. Let op! Informatie met betrekking tot het vereenvoudigen van het werken met de installatie of een mogelijk operationeel technisch nadeel.
1.3
Symbolen op stickers De volgende symbolen kunnen op stickers op de verschillende onderdelen van de warmtepomp voorkomen. De gebruikte symbolen hangen af van het model van de warmtepomp. Installatiehandleiding VMBMA1010 – 3
Waarschuwing, gevaar!
!
Lees de bijgevoegde documentatie.
!
Lees de bijgevoegde documentatie.
Waarschuwing, gevaarlijke elektrische spanning!
Waarschuwing, hete oppervlakken!
Waarschuwing, bewegende onderdelen!
Waarschuwing, klemgevaar!
Elektrische onderdelen Onderdeel, normaal
Onderdeel, accessoire
3
Buitengedeelte
353
Lekbak
50
Buitensensor
362
Shuntklep
54
Warmwatersensor
406
Kamersensor
55
Sensor warm water top
408
EVU
71
Flowsensor
417
Ontdooisensor
4 – Installatiehandleiding VMBMA1010
Leidingaansluitingen Tapwater
Verwarmingssysteem
Brine
Ontdooitank
Expansievat met veiligheidsklep, brine
Ontluchting
Veiligheidsklep voor temperatuur en druk
Buitengedeelte
Boiler
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 5
2
Belangrijke informatie/Veiligheidsvoorschriften Waarschuwing! Gevaar voor persoonlijk letsel! Zorg ervoor dat er geen kinderen met het product spelen.
Waarschuwing! Aangezien de warmwatertemperatuur in de DHP-H Opti Pro en DHP-L Opti Pro zeer hoog wordt, moet er tussen de koud- en warmwaterleidingen een mengklep worden geïnstalleerd, die zorgt voor een lagere temperatuur van het warmtapwater.Als alternatief kan de max. warmwatertemperatuur worden verlaagd in het menu Service.
Waarschuwing! Danfoss SP (eenfasige) warmtepompen zijn voorzien van een af fabriek gemonteerde veiligheidsklep voor temperatuur en druk, (10 bar 90-95°C) overeenkomstig de eisen in Groot-Brittannië. Deze klep zit in de watertank en mag alleen worden gebruikt voor het aansluiten van een afvoerleiding. Vergeet ook niet dat het daarom voor warmtepomp DHP-H Opti Pro SP en DHP-L Opti Pro SP absoluut noodzakelijk is om de heetwatertemperatuur van de fabrieksinstelling van 95°C te wijzigen in 85°C.
Voorzichtig! De warmtepomp dient te worden geïnstalleerd door bevoegde installatietechnici en de installatie moet voldoen aan de van toepassing zijnde plaatselijke regels en voorschriften en aan deze installatiehandleiding.
Voorzichtig! Dit product mag niet worden gebruikt door personen (waaronder kinderen) met verminderde fysieke, sensorische of mentale vermogens of gebrekkige kennis of ervaring, tenzij onder supervisie van of geïnformeerd over de functies van het product door een veiligheidsfunctionaris.
Voorzichtig! Plaats de warmtepomp op een vorstvrije locatie!
Voorzichtig! De warmtepomp moet worden geplaatst in een ruimte met een afvoerput.
Voorzichtig! De warmtepomp moet op een stabiele ondergrond worden geplaatst. De ondergrond moet het totale gewicht van de warmtepomp met gevulde boiler (zie Technische gegevens) kunnen dragen.
Voorzichtig! Om lekkage te voorkomen, mogen de aansluitleidingen bij het monteren niet gespannen zijn!
Voorzichtig! Het is belangrijk dat het verwarmingssysteem na installatie wordt ontlucht.
Voorzichtig! Waar nodig moeten ontluchtingskleppen worden gemonteerd.
6 – Installatiehandleiding VMBMA1010
Voorzichtig! De boiler moet worden voorzien van een goedgekeurde veiligheidsklep.
Voorzichtig! Bij verwarmingssystemen met gesloten expansievaten moet ook dat systeem zijn voorzien van een goedgekeurde drukmeter en een veiligheidsklep.
Voorzichtig! Koud- en warmwaterleidingen en overstortleidingen vanuit veiligheidskleppen moeten worden vervaardigd uit hittebestendig en roestvrij materiaal, bijvoorbeeld koper. De overstortleidingen van de veiligheidskleppen moeten een niet-afsluitbare verbinding hebben met de afvoer. De aansluiting daarop moet zichtbaar zijn en zich in een vorstvrije omgeving bevinden.
Voorzichtig! De verbindingsleiding tussen het expansievat en de veiligheidsklep moet onafgebroken omhoog lopen. Met onafgebroken omhoog lopen wordt bedoeld dat de leiding nergens mag aflopen onder een denkbeeldige horizontale lijn.
Let op! Als er bij muurdoorvoeren voor brineleidingen gevaar is voor een binnendringend grondwater moet gebruik worden gemaakt van waterdichte doorvoeren.
Let op! Naast de van toepassing zijnde lokale regels en voorschriften dient de installatie zodanig plaats te vinden dat de trillingen vanuit de warmtepomp zich niet voortplanten door het huis en voor ongewenste geluiden zorgen.
2.1
Koudemiddel Voorzichtig! Werkzaamheden aan het koudemiddelcircuit mogen uitsluitend worden uitgevoerd door personen met een diploma koeltechniek. Hoewel het koelsysteem (koudemiddelcircuit) van de warmtepomp is gevuld met een chloorvrij en milieuvriendelijk koudemiddel dat geen negatieve invloed heeft op de ozonlaag, mag er alleen aan dit systeem worden gewerkt door daartoe bevoegde personen.
2.1.1
Brandgevaar Het koudemiddel is onder normale omstandigheden niet ontvlambaar of explosief.
2.1.2
Giftigheid Bij normaal gebruik en onder normale omstandigheden heeft het koudemiddel een lage giftigheid. Hoewel het koudemiddel een lage giftigheid heeft, kan het toch tot letsel leiden (ook levensgevaarlijk letsel) in bijzondere omstandigheden of als het opzettelijk verkeerd wordt gebruikt. Waarschuwing! Gevaar voor persoonlijk letsel! Ruimtes waar zich zware dampen kunnen vormen die de lucht kunnen verdringen, moeten goed worden geventileerd. Koudemiddeldamp is zwaarder dan lucht en in besloten ruimtes of in een deel van een ruimte onder het niveau van bijvoorbeeld een deur, kan in geval van lekkage de concentratie dermate toenemen dat verstikkingsgevaar door zuurstoftekort kan ontstaan.
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 7
Waarschuwing! Gevaar voor persoonlijk letsel! Als koudemiddel wordt blootgesteld aan een open vlam, komt er een giftig en irriterend gas vrij. Dit gas kan worden herkend aan de geur, ook bij concentraties onder de toegestane grenswaarde. Evacueer het betreffende gebied totdat het zorgvuldig geventileerd is.
2.1.3
Werkzaamheden aan het koudemiddelcircuit
Voorzichtig! Bij reparatiewerkzaamheden aan het koudemiddelcircuit mag er geen koudemiddel uit de warmtepomp ontsnappen. Het koudemiddel moet op geschikte wijze worden behandeld. Het aftappen en bijvullen mag alleen worden gedaan met nieuw koudemiddel (zie voor type koudemiddel en voorgeschreven hoeveelheid het machineplaatje) via servicekleppen. Voorzichtig! Alle garanties van Danfoss komen te vervallen als andere koudemiddelen worden gebruikt dan het door Danfoss A/S gespecificeerde koudemiddel, tenzij schriftelijk is bevestigd dat het nieuwe koudemiddel in combinatie met andere ingrepen wordt goedgekeurd.
2.1.4
Afvoeren
Voorzichtig! Als de warmtepomp moet worden afgevoerd, moet het koudemiddel voor vernietiging worden afgetapt. Er moet worden voldaan aan de plaatselijke regels en verordeningen met betrekking tot het afvoeren van koudemiddel.
2.2
Elektrische aansluiting Voorzichtig! De elektrische installatie mag alleen worden uitgevoerd door een erkende elektricien en moet voldoen aan de toepasselijke lokale en landelijke voorschriften.
Voorzichtig! Bij de elektrische installatie mogen alleen permanent aangelegde kabels worden gebruikt. De stroomtoevoer moet kunnen worden geïsoleerd met een werkschakelaar (meerpolige schakelaar) met een minimale contactopening van 3 mm. (De maximale belasting voor extern aangesloten eenheden is 2 A.)
GEVAAR! Gevaarlijke elektrische spanning! De klemmenstroken staan onder spanning en kunnen levensgevaarlijk zijn vanwege het gevaar voor elektrische schokken. Alle stroomtoevoeren moeten worden onderbroken voordat met de elektrische installatie kan worden begonnen. De warmtepomp is in de fabriek intern aangesloten. Daarom bestaat de elektrische installatie hoofdzakelijk uit het aansluiten van de stroomtoevoer.
8 – Installatiehandleiding VMBMA1010
2.3
Inbedrijfstelling Voorzichtig! De installatie mag alleen in bedrijf worden gesteld als het verwarmingssysteem en het brinesysteem zijn gevuld en ontlucht. Anders kunnen de circulatiepompen beschadigd raken.
Voorzichtig! Als de installatie tijdens het installeren alleen zal worden aangedreven door de bijverwarming, zorgt u ervoor dat het verwarmingssysteem gevuld is en dat de brinepomp en de compressor niet kunnen starten. Dit doet u door de bedrijfsmodus in te stellen op Bijverwarm.
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 9
3
Warmtepompgegevens, afmetingen en aansluitingen
3.1
DHP-H, DHP-H Opti
1845 (±10)
Legenda
110
440 300 2
528
1
40±10
455 596
1
Brine in, 28 Cu
2
Brine uit, 28 Cu
3
Aanvoerleiding verwarmingssysteem, 22 Cu: 4-10 kW, 28 Cu: 12-16 kW
4
Retourleiding verwarmingssysteem, 22 Cu: 4-10 kW, 28 Cu: 12-16 kW
5
Aansluiting voor ontluchtingsklep, 22 Cu
6
Warmwaterleiding, 22 mm
7
Koudwaterleiding, 22 mm
8
Doorvoer voor voeding, sensor en communicatiekabel
9
Veiligheidsklep voor temperatuur en druk (alleen op bepaalde modellen)
4
Afbeelding 1.
3.2
De brineleidingen kunnen naar keuze worden aangesloten op de linker- of rechterzijde van de warmtepomp.
610
67
8 80
3
9 5
Afmetingen en aansluitingen
DHP-H Opti Pro
1845 (±10)
Legenda
110
440 300 2
528
1
40±10
455 596
1
Brine in, 28 Cu
2
Brine uit, 28 Cu
3
Aanvoerleiding verwarmingssysteem, 22 Cu: 4-10 kW, 28 Cu: 12-16 kW
4
Retourleiding verwarmingssysteem, 22 Cu: 4-10 kW, 28 Cu: 12-16 kW
5
Aansluiting voor ontluchtingsklep, 22 Cu
6
Warmwaterleiding, 22 mm
7
Koudwaterleiding, 22 mm
8
Doorvoer voor voeding, sensor en communicatiekabel
9
Veiligheidsklep voor temperatuur en druk (geldt alleen voor bepaalde modellen)
Afbeelding 2.
8 80
67 3
9 5
610
4
Afmetingen en aansluitingen
10 – Installatiehandleiding VMBMA1010
De brineleidingen kunnen naar keuze worden aangesloten op de linkerof rechterzijde van de warmtepomp.
3.3
DHP-C
1845 (±10)
Legenda
110
440 300 1
528
2
Brine in, 28 Cu
2
Brine uit, 28 Cu
3
Aanvoerleiding verwarmingssysteem, 22 Cu
4
Retourleiding verwarmingssysteem, 22 Cu
5
Aansluiting voor ontluchtingsklep, 22 Cu
6
Warmwaterleiding, 22 mm
7
Koudwaterleiding, 22 mm
8
Doorvoer voor voeding, sensor en communicatiekabel
De brineleidingen kunnen naar keuze worden aangesloten op de linkerof rechterzijde van de warmtepomp.
40±10
455 596
1
5
67
8
Afmetingen en aansluitingen
DHP-L, DHP-L Opti
Legenda
110
1538 (±10)
440 300
1
Brine in, 28 Cu
2
Brine uit, 28 Cu
3
Aanvoerleiding verwarmingssysteem, 22 Cu: 4-10 kW, 28 Cu: 12-16 kW
4
Retourleiding verwarmingssysteem, 22 Cu: 4-10 kW, 28 Cu: 12-16 kW
5
Doorvoer voor voeding, sensor en communicatiekabel
2 1 528 40±10
455 596
690
De brineleidingen kunnen naar keuze worden aangesloten op de linkerof rechterzijde van de warmtepomp.
4 610
3 5
80
3.4
80
3
Afbeelding 3.
610
4
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 11
3.5
DHP-L Opti Pro
440 300
110
1538 (±10)
Legenda
528
2 1
40 ±10
4
5
690
Retourleiding boiler, 22 (flex. slang)
2
Brine in, 28 Cu
3
Brine uit, 28 Cu
4
Aanvoerleiding verwarmingssysteem, 22 Cu: 4-10 kW, 28 Cu: 12-16 kW
5
Retourleiding verwarmingssysteem, 22 Cu: 4-10 kW, 28 Cu: 12-16 kW
6
Aanvoerleiding boiler, 22 Cu
7
Doorvoer voor voeding, sensor en communicatiekabel
6 610
455 596
3
1
De brineleidingen (2), (3) en de retourleiding boiler (1) kunnen worden aangesloten op de rechter- of linkerkant.
80
7
Afbeelding 4.
3.6
Afmetingen en aansluitingen
DHP-A, DHP-A Opti
1845 (±10)
Legenda
300
528 258
1
9 10 6
4
Afbeelding 5.
3 80
78
610
40±10
5
Afmetingen en aansluitingen
12 – Installatiehandleiding VMBMA1010
Brine in, 28 Cu
2
Brine uit, 28 Cu
3
Doorvoer voor voeding, sensor en communicatiekabel
4
Aanvoerleiding verwarmingssysteem, 22 Cu: 6-10 kW, 28 Cu: 12 kW
5
Retourleiding verwarmingssysteem, 22 Cu: 6-10 kW, 28 Cu: 12 kW
6
Aansluiting voor ontluchtingsklep, 22 Cu
7
Warmwaterleiding, 22 mm
8
Koudwaterleiding, 22 mm
9
Expansieaansluiting brinecircuit, R25 inw.
10
Veiligheidsklep voor temperatuur en druk (alleen op bepaalde modellen)
2
250
455 596
1
De brineleidingen kunnen naar keuze worden aangesloten op de linkerof rechterzijde van de warmtepomp.
DHP-AL, DHP-AL Opti De brineleidingen kunnen naar keuze worden aangesloten op de linker- of rechterzijde van de warmtepomp.
1538 (±10)
2
16
15
7
17
14 13 12
596
3.7
6 5
11
10
1 4
3
9
8
40±10
40±10
455 690
Afbeelding 6.
455 690
Afmetingen en aansluitingen warmtepomp en boiler
Legenda Warmtepomp 1
Brine in, 28 Cu
5
Aanvoerleiding verwarmingssysteem, 22 Cu: 6-10 kW, 28 Cu: 12 kW
2
Brine uit bij normaal bedrijf, 28 Cu
6
Retourleiding verwarmingssysteem, 22 Cu: 6-10 kW, 28 Cu: 12 kW
3
Brine uit bij ontdooien naar boiler pos 8, 28 Cu
7
Doorvoer stroom- en sensorkabel
4
Retourleiding vanaf boiler, pos 9, 28 Cu
Legenda Boiler 8
Aansluiting voor brine uit bij ontdooien vanaf pos 13 3
Koudwaterleiding, 22 mm
9
Boiler, retourleiding naar pos 4
14
Aanvoerleiding naar boilerspiraal
10
Ontluchtingsklep, bij roestvrije boiler
15
Brine, expansieaansluiting bij hooggeplaatst buitengedeelte
11
Brine uit bij ontdooien, 28 Cu
16
Doorvoer sensorkabel
12
Warmwaterleiding, 22 mm
17
Veiligheidsklep voor temperatuur en druk (alleen op bepaalde modellen)
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 13
3.8
Buitengedeelte DHP-A, DHP-A Opti, DHP-AL, DHP-AL Opti 2
910
Afbeelding 7.
405
2
441
120 342
630
1
300
Buitengedeelte, afmetingen en aansluitingen
Legenda 1
Brine in, 28 Cu
2
Brine uit, 28 Cu
14 – Installatiehandleiding VMBMA1010
1
1175
4
Vervoeren, uitpakken en plaatsen
4.1
Transport van warmtepomp Voorzichtig! Bij het transporteren of heffen van de complete warmtepomp moet altijd de frontplaat zijn gemonteerd, omdat deze de rest van de plaatconstructie vastzet.
Voorzichtig! De warmtepomp moet altijd staand en in een droge ruimte worden getransporteerd en opgeslagen. Maak de warmtepomp goed vast, zodat deze niet kan kantelen tijdens het transport. Bij transport binnenshuis naar de installatieplek kan het noodzakelijk zijn om de warmtepomp op de achterkant te leggen. Houd de tijd dat de warmtepomp liggend wordt getransporteerd zo kort mogelijk. Nadat hij weer rechtop is gezet, moet de warmtepomp minimaal één uur staan voordat hij in bedrijf wordt gesteld.
4.2
Warmtepomp uitpakken
4.2.1
Controle levering 1. Controleer of er geen schade is ontstaan tijdens het transport. De warmtepomp is verpakt in sterk golfkarton. 2. Verwijder de verpakking en controleer of de levering de volgende onderdelen bevat. Artikelnummer
4-10 kW
12-16 kW
Veiligheidsklep 9 bar 1/2”
086U2369
1
1
Veiligheidsklep 1,5 bar 1/2”
086U0896
1
1
Buitensensor
086U2701
1
1
Expansie- en ontluchtingsvat
086U2824
1
1
Rubbermanchet opening 22-28 mm
086U3423
5
5
Flex. slang R20 L=550
086U6033
2
-
Flex. slang R25 L=550
086U6034
-
2
Bijvulkoppeling DN25
086U6006
1
-
Bijvulkoppeling DN32
086U6007
-
1
Vuilfilter met afsluiting DN20
086U3427
1
-
Vuilfilter met afsluiting DN25
086U6005
-
1
Houder voor handleiding
086U3988
1
1
4.3
Warmtepomp plaatsen
4.3.1
Aanbevolen locatie
Voorzichtig! Om problemen met condensvorming op de brineleidingen te vermijden, wordt geadviseerd om binnenshuis de brineleiding zo kort mogelijk te houden. De warmtepomp moet op een stabiele vloer worden geplaatst, liefst een betonnen vloer. Bij plaatsing op houten vloeren moet de vloer worden verstevigd, zodat deze het gewicht kan dragen van de warmtepomp inclusief een volle boiler (zie technische gegevens voor de betreffende warmtepomp). Een oplossing is het aanbrengen van een dikke plaat, van minimaal 6 mm, onder de warmtepomp. De plaat moet over meerdere balken liggen, zodat het gewicht van de warmtepomp over een groter oppervlak verspreid wordt. Als daarentegen de warmtepomp moet worden geïnstalleerd in een nieuwbouwwoning, is hiermee tijdens de bouw meestal rekening gehouden en zijn Installatiehandleiding VMBMA1010 – 15
de balken verstevigd op de plek waar de warmtepomp moet komen. Controleer altijd of dit het geval is bij installaties in nieuwbouwwoningen. Plaats de warmtepomp bij voorkeur niet in een hoek, omdat de omringende muren dan het geluid van de warmtepomp kunnen versterken Het is ook belangrijk om de warmtepomp met behulp van de verstelbare poten zo af te stellen dat deze horizontaal op de ondergrond staat. 4.3.2
Benodigde ruimte
Voorzichtig! De warmtepomp mag niet worden ingebouwd, omdat de temperatuur in de kast te hoog wordt. Om de installatie en latere controle- en onderhoudswerkzaamheden te vereenvoudigen, moet er rond de warmtepomp een ruimte vrij worden gehouden volgens de volgende afbeelding:
300 mm
1620
300 mm
1905
300 mm
10 mm 600 mm
4.3.3
Plaatsen
Let op! De warmtepomp is voorzien van verstelbare poten die kunnen worden aangepast om te compenseren voor onregelmatigheden in de ondergrond. Als de ondergrond dermate onregelmatig is dat hiervoor niet kan worden gecompenseerd met de poten, moet de installatietechnicus hiervoor maatregelen nemen.
Let op! Aanbevolen wordt om een condensafvoer te monteren vanaf de afvoerleiding van de lekbak door de warmtepomp neer te leggen. De afvoerleiding komt naar buiten door een gat in de onderplaat en heeft een slangaansluiting van Ø 10 mm.
Let op! Als de warmtepomp is neergelegd, wordt aanbevolen om deze minimaal één uur rechtop te laten staan voordat hij in gebruik wordt genomen.
16 – Installatiehandleiding VMBMA1010
4.3.4
Demonteer de frontplaat
Voorzichtig! Let bij het wegtillen van de frontplaat op de kabels van de display!
Bij installatie van de warmtepomp moet de frontplaat worden gedemonteerd. 1 2
3
Afbeelding 8. 1. 2. 3.
4.4
Frontplaat demonteren
Houd de frontplaat tegen en draai de borgring 90° linksom om de frontplaat los te maken. Laat de frontplaat naar buiten kantelen. Til de frontplaat naar boven om deze los te maken van de warmtepomp.
Buitengedeelte plaatsen Let op! Geldt voor DHP-A.
4.4.1
Aanbevolen locatie Denk bij het plaatsen van het buitengedeelte aan het volgende: Voorzichtig! Wanneer het buitengedeelte ontdooit, zal het smeltwater recht omlaag lekken onder de unit. Het gebied rond het buitengedeelte moet daarom een goede afvoer hebben, om het water te kunnen opvangen (circa 2 liter per keer ontdooien).
Voorzichtig! De verstelbare poten van het buitengedeelte moeten op een stevige ondergrond worden geplaatst, zoals houten blokken, tuintegels of een gestorte fundering.
Let op! Het buitengedeelte hoeft niet in een bepaalde richting te worden geplaatst.
Let op! Als de ventilator draait, zal het buitengedeelte lawaai produceren. Houd hier rekening mee wanneer u de unit plaatst, om de geluidsoverlast in uw eigen huis en voor eventuele buren zoveel mogelijk te beperken.
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 17
4.4.2
Benodigde ruimte
300 mm 300 mm
300 mm
Afbeelding 9.
1500 mm
Noodzakelijke ruimte voor service voor buitengedeelte.
4.4.3
Uitpakken Het buitengedeelte is verpakt en wordt geleverd in een kist. 1. Haal eerst de eenheid uit de kist. 2. Controleer of de levering compleet is, met het buitengedeelte zelf, frontkap, afdekplaat en een ongemonteerde standaard inclusief benodigde schroeven, moeren en ringen.
4.4.4
Montage
4.4.4.1 Monteer de standaard Standaard in elkaar zetten 1. Schroef de twee horizontale steunen (2) in de twee eindstukken (1) vast zoals in de afbeelding hieronder. Gebruik 10 M6x10-schroeven. De gebogen randen van de horizontale steunen moeten naar binnen wijzen.
1
2
Legenda 1
Eindstukken
2
Steun
3
Poten
1
3
Afbeelding 10. 2.
Standaard monteren
Schroef de verstelbare poten (3) vast in de gaten onder de eindstukken.
4.4.4.2 Prepareer het buitengedeelte Terwijl het buitengedeelte nog op het houten pallet staat, kan dit worden geprepareerd voor plaatsing op de standaard. Dit doet u als volgt:
18 – Installatiehandleiding VMBMA1010
1.
Aan de onderkant van het buitengedeelte zitten drie M6x20-schroeven. Draai deze eruit tot er 2-3 mm schroefdraad over is. Gebruik een torx TX25 of vergelijkbare schroevendraaier. Voorzichtig! Houd het buitengedeelte bij heffen of omhoog brengen niet vast aan de zijplaten.
2. 3. 4.
Breng het buitengedeelte omhoog. Verwijder de zijplaten. Deze zitten vast met behulp van klembevestigingen en kunnen dus los worden gemaakt door ze naar buiten te trekken. Verwijder alle vier de vastgeschroefde hijsogen. Gebruik hiervoor een 13 mm steek/ring-sleutel of vergelijkbaar.
4.4.4.3 Monteer het buitengedeelte op de standaard 1. Til het buitengedeelte op de standaard. 2. Schroef het buitengedeelte vast op de standaard. Gebruik 4 M6x20-schroeven. Het kan nodig zijn om een beetje te drukken tegen de standaard en er een beetje aan te trekken om de schroefgaten te laten passen. Voorzichtig! Bij het bijvullen van het brinesysteem moet het buitengedeelte worden ontlucht met behulp van de ontluchtingsschroeven op de aansluitleidingen binnen de zijplaten. Ons advies is om na het bijvullen van het brinesysteem het vervolg van deze instructie er weer bij te pakken. 3.
Plaats de zijplaten terug.
4.4.4.4 Monteer de ontdooisensor
Afbeelding 11. 1. 2. 3. 4.
Bevestiging ontdooisensor vasthaken
Schuif de bevestiging in de opening aan de achterkant van het buitengedeelte tot de plaat vasthaakt aan de rand. Pak de ontdooisensor die in het elektrische aansluitkastje ligt. Steek de sensor door de juiste doorvoer. Trek de kabel van de ontdooisensor door de kabeldoorvoer naar voren naar de bevestiging. Bevestig de ontdooisensor helemaal onderaan op de bevestiging met bijvoorbeeld een kabelbinder.
4.4.4.5 Monteer de frontplaat 1. Haak de onderkant van de frontplaat vast op minimaal één van de drie schroeven in de onderkant van het buitengedeelte. 2. Bevestig de bovenkant van de frontplaat tijdelijk in de middelste opening. Gebruik 1 M6x15 torx TX25. 3. Breng alle drie schroeven aan in de onderkant. 4. Schroef de drie schroeven in de onderkant er helemaal in. Gebruik een torx TX25 of vergelijkbare schroevendraaier.
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 19
5.
Bevestig de bovenkant van de frontplaat met de 2 resterende M6x15 torx TX25 (zie de onderstaande afbeelding).
Afbeelding 12.
Deksel bevestigen
4.4.4.6 Monteer het deksel 1. Haak het deksel vast aan de voorkant van de frontkap.
Afbeelding 13. 1.
Haak het deksel vast
Zet het deksel vast met een schroef aan beide zijden. Gebruik 2 kruiskopschroeven.
Als het deksel niet tegen de afdekplaten aan de zijkanten past, moeten er mogelijk nieuwe gaten van 3 mm worden geboord:
• • • •
Markeer waar de nieuwe gaten moeten komen Til het deksel weg Boor de gaten Plaats het deksel en schroef het vast
Afbeelding 14.
Schroef het deksel vast
20 – Installatiehandleiding VMBMA1010
4.4.4.7 Monteer de afdekplaat 1. Haak de afdekplaat vast op de standaard.
Afbeelding 15.
Haak de afdekplaat vast op de standaard.
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 21
5
Installatie van leidingen Waarschuwing! Aangezien de warmwatertemperatuur in de DHP-H Opti Pro en DHP-L Opti Pro zeer hoog wordt, moet er tussen de koud- en warmwaterleidingen een mengklep worden geïnstalleerd, die zorgt voor een lagere temperatuur van het warmtapwater.Als alternatief kan de max. warmwatertemperatuur worden verlaagd in het menu Service.
Waarschuwing! Danfoss SP (eenfasige) warmtepompen zijn voorzien van een af fabriek gemonteerde veiligheidsklep voor temperatuur en druk, (10 bar 90-95°C) overeenkomstig de eisen in Groot-Brittannië. Deze klep zit in de watertank en mag alleen worden gebruikt voor het aansluiten van een afvoerleiding. Vergeet ook niet dat het daarom voor warmtepomp DHP-H Opti Pro SP en DHP-L Opti Pro SP absoluut noodzakelijk is om de heetwatertemperatuur van de fabrieksinstelling van 95°C te wijzigen in 85°C.
Voorzichtig! Bij de installatie van de leidingen moeten de toepasselijke plaatselijke regels en voorschriften in acht worden genomen. De boiler moet worden voorzien van een goedgekeurde veiligheidsklep.
Voorzichtig! Om lekkage te voorkomen, mogen de aansluitleidingen bij het monteren niet gespannen zijn!
Voorzichtig! Het is belangrijk dat het verwarmingssysteem na installatie wordt ontlucht. Waar nodig moeten ontluchtingskleppen worden gemonteerd.
Let op! Zorg dat de leidingen worden geïnstalleerd volgens de maatschetsen en aansluitschema's.
Let op! In het menu SERVICE\BIJVERWARM.\EXT. BIJVERWARMING wordt de warmtepomp geconfigureerd voor de gewenste systeemoplossing.
5.1
Veiligheidskleppen Voorzichtig! Bij radiatorsystemen met gesloten expansievat moet ook dit systeem worden voorzien van een goedgekeurde drukmeter en een veiligheidsklep, minimaal DN 20, 1,5 bar openingsdruk, of conform de in het betreffende land geldende eisen.
Voorzichtig! Koud- en warmwaterleidingen en overstortleidingen vanuit veiligheidskleppen moeten worden vervaardigd uit hittebestendig en roestvrij materiaal, bijvoorbeeld koper. De overstortleidingen van de veiligheidskleppen moeten een niet-afsluitbare verbinding hebben met de afvoer. De aansluiting daarop moet zichtbaar zijn en zich in een vorstvrije omgeving bevinden.
Voorzichtig! De verbindingsleiding tussen het expansievat en de veiligheidsklep moet onafgebroken omhoog lopen. Met onafgebroken omhoog lopen wordt bedoeld dat de leiding nergens mag aflopen onder een denkbeeldige horizontale lijn.
22 – Installatiehandleiding VMBMA1010
5.2
Aansluiting verwarming
5.2.1
Systeemoplossing 1 Bij systeemoplossing 1 produceert de warmtepomp zowel verwarming als warm water met de compressor en de ingebouwde elektrische bijverwarming. Verwarming en warm water kunnen niet tegelijkertijd worden geproduceerd, omdat de driewegklep voor verwarming/warm water na de elektrische bijverwarming is geplaatst. De ingebouwde elektrische bijverwarming voert doorverwarming uit (anti-legionellafunctie) in de bedrijfsmodi die bijverwarming toestaan. Voor systeemoplossing 1 selecteert u in het menu SERVICE\BIJVERW.\EXT. BIJVERWARMING de fabrieksinstelling: EXT. BIJVERWARMING = 0 (uit) VXV WARMWATER = INT
5.2.1.1 Voorbeeld systeemoplossing 1 Systeemoplossing voor DHP-H, DHP-H Opti, DHP-H Opti Pro, DHP-C, DHP-A, DHP-A Opti.
Legenda
Afbeelding 16.
1
Warmtepomp
10
Aanvoerleiding
11
Retourleiding
12
Koud water
13
Warm water
80
Afsluitklep
83
Terugslagklep
85
Ontluchtingsklep
86
Veiligheidsklep expansie verwarmingssysteem
87
Veiligheidsklep koud water 9 bar
89
Vacuümklep
91
Vuilzeef
96
Flexibele slang
113
Expansie verwarmingssysteem
126
Veiligheidsklep voor temperatuur en druk (alleen op bepaalde modellen)
Voorbeeld systeemoplossing 1
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 23
5.2.1.2 Voorbeeld systeemoplossing 1 Systeemoplossing voor DHP-L, DHP-L Opti
Legenda
Afbeelding 17.
Voorbeeld systeemoplossing 1
24 – Installatiehandleiding VMBMA1010
1
Warmtepomp
10
Aanvoerleiding
11
Retourleiding
12
Koud water
13
Warm water
18
Boiler
80
Afsluitklep
83
Terugslagklep
85
Ontluchtingsklep
86
Veiligheidsklep expansie verwarmingssysteem
87
Veiligheidsklep koud water 9 bar
89
Vacuümklep
91
Vuilzeef
96
Flexibele slang
113
Expansie verwarmingssysteem
126
Veiligheidsklep voor temperatuur en druk (alleen op bepaalde modellen)
5.2.1.3 Voorbeeld systeemoplossing 1 Systeemoplossing voor DHP-L Opti Pro.
Legenda
Afbeelding 18.
Voorbeeld systeemoplossing 1
1
Warmtepomp
10
Aanvoerleiding
11
Retourleiding
12
Koud water
13
Warm water
18
Boiler
80
Afsluitklep
83
Terugslagklep
85
Ontluchtingsklep
86
Veiligheidsklep expansie verwarmingssysteem
87
Veiligheidsklep koud water 9 bar
89
Vacuümklep
91
Vuilzeef
96
Flexibele slang
113
Expansie verwarmingssysteem
126
Veiligheidsklep voor temperatuur en druk (alleen op bepaalde modellen)
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 25
5.2.1.4 Voorbeeld systeemoplossing 1 Systeemoplossing voor DHP-AL, DHP-AL Opti.
Legenda
Afbeelding 19.
5.2.2
Voorbeeld systeemoplossing 1
1
Warmtepomp
10
Aanvoerleiding
11
Retourleiding
12
Koud water
13
Warm water
17
Boiler (DHP-AL)
80
Afsluitklep
83
Terugslagklep
85
Ontluchtingsklep
86
Veiligheidsklep expansie verwarmingssysteem
87
Veiligheidsklep koud water 9 bar
89
Vacuümklep
91
Vuilzeef
96
Flexibele slang
113
Expansie verwarmingssysteem
126
Veiligheidsklep voor temperatuur en druk (alleen op bepaalde modellen)
Systeemoplossing 2 Bij systeemoplossing 2 kan de warmtepomp zowel verwarming als warm water produceren en ondersteunt een externe bijverwarming (oliegestookte of elektrische boiler, stadsverwarming o.i.d.) de productie van warmte wél, maar die van warm water niet. De driewegklep voor warmte/warm water zit vóór de externe bijverwarming, waardoor gelijktijdige productie van warmte en warm water mogelijk is. De ingebouwde elektrische bijverwarming kan worden gebruikt voor warmte- en warmwaterproductie alsmede de anti-legionellafunctie. Met de waarden voor de integralen A2 en A3 wordt geselecteerd of een externe bijverwarming stapsgewijs moet worden geactiveerd vóór of na de ingebouwde elektrische bijverwarming. De regelaar van de warmtepomp stuurt ook een bijverwarmingsshunt aan die achter de externe bijverwarming is geplaatst. Voor systeemoplossing 2 selecteert u in het menu SERVICE\BIJVERWARM.\EXT. BIJVERWARMING: EXT. BIJVERWARMING = AAN VXV WARMWATER = INT
26 – Installatiehandleiding VMBMA1010
5.2.2.1 Voorbeeld systeemoplossing 2 Systeemoplossing voor DHP-H, DHP-H Opti, DHP-H Opti Pro, DHP-C, DHP-A, DHP-A Opti.
Legenda
Afbeelding 20.
Voorbeeld systeemoplossing 2
1
Warmtepomp
10
Aanvoerleiding
11
Retourleiding
12
Koud water
13
Warm water
36
Circulatiepomp
51
Aanvoerleidingsensor, uit warmtepomp verplaatst
72
Bijverwarmingsshunt
80
Afsluitklep
83
Terugslagklep
85
Ontluchtingsklep
86
Veiligheidsklep expansie verwarmingssysteem
87
Veiligheidsklep koud water 9 bar
89
Vacuümklep
91
Vuilzeef
96
Flexibele slang
113
Expansie verwarmingssysteem
117
Externe bijverwarming
126
Veiligheidsklep voor temperatuur en druk (alleen op bepaalde modellen)
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 27
5.2.2.2 Voorbeeld systeemoplossing 2 Systeemoplossing voor DHP-L, DHP-L Opti.
Legenda
Afbeelding 21.
Voorbeeld systeemoplossing 2
28 – Installatiehandleiding VMBMA1010
1
Warmtepomp
10
Aanvoerleiding
11
Retourleiding
12
Koud water
13
Warm water
18
Boiler
36
Circulatiepomp
51
Aanvoerleidingsensor, uit warmtepomp verplaatst
72
Bijverwarmingsshunt
80
Afsluitklep
83
Terugslagklep
85
Ontluchtingsklep
86
Veiligheidsklep expansie verwarmingssysteem
87
Veiligheidsklep koud water 9 bar
89
Vacuümklep
91
Vuilzeef
96
Flexibele slang
113
Expansie verwarmingssysteem
117
Externe bijverwarming
126
Veiligheidsklep voor temperatuur en druk (alleen op bepaalde modellen)
5.2.2.3 Voorbeeld systeemoplossing 2 Systeemoplossing 2 voor DHP-L Opti Pro.
Legenda
Afbeelding 22.
Voorbeeld systeemoplossing 2
1
Warmtepomp
10
Aanvoerleiding
11
Retourleiding
12
Koud water
13
Warm water
18
Boiler
36
Circulatiepomp
51
Aanvoerleidingsensor, uit warmtepomp verplaatst
72
Bijverwarmingsshunt
80
Afsluitklep
83
Terugslagklep
85
Ontluchtingsklep
86
Veiligheidsklep expansie verwarmingssysteem
87
Veiligheidsklep koud water 9 bar
89
Vacuümklep
91
Vuilzeef
96
Flexibele slang
113
Expansie verwarmingssysteem
117
Externe bijverwarming
126
Veiligheidsklep voor temperatuur en druk (alleen op bepaalde modellen)
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 29
5.2.2.4 Voorbeeld systeemoplossing 2 Systeemoplossing voor DHP-AL, DHP-AL Opti.
Legenda
Afbeelding 23.
5.2.3
Voorbeeld systeemoplossing 2
1
Warmtepomp
10
Aanvoerleiding
11
Retourleiding
12
Koud water
13
Warm water
17
Boiler (DHP-AL)
36
Circulatiepomp
51
Aanvoerleidingsensor, uit warmtepomp verplaatst
72
Bijverwarmingsshunt
80
Afsluitklep
83
Terugslagklep
85
Ontluchtingsklep
86
Veiligheidsklep expansie verwarmingssysteem
87
Veiligheidsklep koud water 9 bar
89
Vacuümklep
91
Vuilzeef
96
Flexibele slang
113
Expansie verwarmingssysteem
117
Externe bijverwarming
126
Veiligheidsklep voor temperatuur en druk (alleen op bepaalde modellen)
Systeemoplossing 3 Bij systeemoplossing 3 kan de warmtepomp zowel verwarming als warm water produceren en ondersteunt een externe bijverwarming (oliegestookte of elektrische boiler, stadsverwarming o.i.d.) de productie van warmte én warm water alsmede een eventuele anti-legionellafunctie. De driewegklep voor warmte/warm water zit achter de externe bijverwarming, waardoor gelijktijdige productie van warmte en warm water niet mogelijk is. De ingebouwde elektrische bijverwarming kan worden gebruikt voor warmte- en warmwaterproductie alsmede de anti-legionellafunctie. Met de parameter ”TOPVERW. EXT.BV” wordt bepaald of de externe of interne bijverwarming de anti-legionellafunctie uitvoert. Met de waarden voor de integralen A2 en A3 wordt geselecteerd of een externe bijverwarming stapsgewijs moet worden geactiveerd vóór of na de ingebouwde elektrische bijverwarming. De regelaar van de warmtepomp stuurt ook een bijverwarmingsshunt aan die achter de externe bijverwarming is geplaatst. Voor systeemoplossing 3 selecteert u in het menu SERVICE\BIJVERWARM.\EXT. BIJVERWARMING: EXT. BIJVERWARMING = AAN VXV WARMWATER = EXT
30 – Installatiehandleiding VMBMA1010
5.2.3.1 Voorbeeld systeemoplossing 3 Systeemoplossing voor DHP-H, DHP-H Opti, DHP-C, DHP-A, DHP-A Opti.
Legenda
Afbeelding 24.
Voorbeeld systeemoplossing 3
1
Warmtepomp
10
Aanvoerleiding
11
Retourleiding
12
Koud water
13
Warm water
36
Circulatiepomp
51
Aanvoerleidingsensor, uit warmtepomp verplaatst
72
Bijverwarmingsshunt
77
Driewegklep
80
Afsluitklep
83
Terugslagklep
85
Ontluchtingsklep
86
Veiligheidsklep expansie verwarmingssysteem
87
Veiligheidsklep koud water 9 bar
89
Vacuümklep
91
Vuilzeef
96
Flexibele slang
113
Expansie verwarmingssysteem
117
Externe bijverwarming
126
Veiligheidsklep voor temperatuur en druk (alleen op bepaalde modellen)
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 31
5.2.3.2 Voorbeeld systeemoplossing 3 Systeemoplossing voor DHP-L, DHP-L Opti.
Legenda
Afbeelding 25.
Voorbeeld systeemoplossing 3
32 – Installatiehandleiding VMBMA1010
1
Warmtepomp
10
Aanvoerleiding
11
Retourleiding
12
Koud water
13
Warm water
18
Boiler
36
Circulatiepomp
51
Aanvoerleidingsensor, uit warmtepomp verplaatst
72
Bijverwarmingsshunt
77
Driewegklep
80
Afsluitklep
83
Terugslagklep
85
Ontluchtingsklep
86
Veiligheidsklep expansie verwarmingssysteem
87
Veiligheidsklep koud water 9 bar
89
Vacuümklep
91
Vuilzeef
96
Flexibele slang
113
Expansie verwarmingssysteem
117
Externe bijverwarming
126
Veiligheidsklep voor temperatuur en druk (alleen op bepaalde modellen)
5.2.3.3 Voorbeeld systeemoplossing 3 Systeemoplossing voor DHP-AL, DHP-AL Opti.
Legenda
Afbeelding 26.
Voorbeeld systeemoplossing 3
1
Warmtepomp
10
Aanvoerleiding
11
Retourleiding
12
Koud water
13
Warm water
17
Boiler (DHP-AL)
36
Circulatiepomp
51
Aanvoerleidingsensor, uit warmtepomp verplaatst
72
Bijverwarmingsshunt
77
Driewegklep
80
Afsluitklep
83
Terugslagklep
85
Ontluchtingsklep
86
Veiligheidsklep expansie verwarmingssysteem
87
Veiligheidsklep koud water 9 bar
89
Vacuümklep
91
Vuilzeef
96
Flexibele slang
113
Expansie verwarmingssysteem
117
Externe bijverwarming
126
Veiligheidsklep voor temperatuur en druk (alleen op bepaalde modellen)
5.2.4
Sluit koud- en warmwaterleidingen aan 1. Sluit de koud- en warmwaterleidingen aan met alle noodzakelijke onderdelen volgens het aansluitschema voor het betreffende systeem.
5.2.5
Sluit aanvoer- en retourleidingen van verwarmingssysteem aan Voor informatie over de montage van flexibele slangen, zie Flexibele slangen. 1. Sluit de aanvoerleiding aan met een flexibele slangaansluiting en alle noodzakelijke onderdelen. 2. Sluit de retourleiding aan met een flexibele slangaansluiting en alle noodzakelijke onderdelen, inclusief vuilfilter. 3. Isoleer de aanvoer- en retourleidingen. 4. Sluit de ontluchtingsklep op de aansluiting (22 mm Cu) op de bovenkant van de warmtepomp aan.
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 33
5.3
Aansluiting brine
5.3.1
Aansluiting brine DHP-H, DHP-H Opti, DHP-H Opti Pro, DHP-L, DHP-L Opti, DHP-L Opti Pro
Legenda 5 6 7 2 3
4
3
1 3
3
Afbeelding 27. dingen
5.3.2
Algemeen aansluitschema brinelei-
1
Brine in
2
Brine uit
3
Afsluitklep (zit in bijvulkoppeling)
4
Vuilzeef
5
Veiligheidsklep (1,5 bar)
6
Ontluchtings- en expansievat
7
Afsluitklep
Aansluiting brine DHP-C
Legenda 5 6 3
3
4
1 3
3
2 7
Afbeelding 28. leidingen
5.3.3
Algemeen aansluitschema brine-
1
Brine in
2
Brine uit
3
Afsluitklep (zit in bijvulkoppeling)
4
Vuilzeef
5
Veiligheidsklep (1,5 bar)
6
Ontluchtings- en expansievat
7
Afsluitklep
Aansluiting brine DHP-A, DHP-A Opti Als het buitengedeelte hoger wordt gemonteerd dan de warmtepomp, moet er een drukvat met veiligheidsklep worden aangesloten op de aansluiting voor ontluchting.
34 – Installatiehandleiding VMBMA1010
Als het buitengedeelte even hoog of lager wordt gemonteerd dan de warmtepomp, kan het bijgeleverde kunststof vat worden gebruikt. Het bovenste deel van het buitengedeelte mag in dat geval niet hoger liggen dan het waterniveau in het vat. 5 8 5
6 7 2 3 4 3 1 3
Afbeelding 29. leidingen
3
Algemeen aansluitschema brine-
Legenda 1
Brine in
2
Brine uit
3
Afsluitklep (zit in bijvulkoppeling)
4
Vuilzeef
5
Veiligheidsklep (1,5 bar)
6
Ontluchtings- en expansievat
7
Afsluitklep
8
Drukvat
5.3.3.1 Aansluiting brine Buitengedeelte DHP-A, DHP-A Opti
Legenda
3 2 1
Afbeelding 30. dingen
5.3.4
1
Brine uit
2
Brine in
3
Flexibele slangen
Algemeen aansluitschema, brinelei-
Aansluiting brine DHP-AL, DHP-AL Opti Als het buitengedeelte hoger wordt gemonteerd dan de warmtepomp, moet er een drukvat met veiligheidsklep worden aangesloten op de aansluiting voor ontluchting.
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 35
Als het buitengedeelte even hoog of lager wordt gemonteerd dan de warmtepomp, kan het bijgeleverde kunststof vat worden gebruikt. Het bovenste deel van het buitengedeelte mag in dat geval niet hoger liggen dan het waterniveau in het vat. 5 11
12
8
5 2
9
6 7 10
3
4
3 1
3
Afbeelding 31.
3
Algemeen aansluitschema brineleidingen
Legenda
5.3.5
1
Brine in
7
Afsluitklep
2
Brine uit
8
Drukvat
3
Afsluitklep (zit in bijvulkoppeling)
9
Buitengedeelte
4
Vuilzeef (zit in bijvulkoppeling)
10
Flexibele slangen
5
Veiligheidsklep (1,5 bar)
11
Ontluchtingsklep
6
Ontluchtings- en expansievat
12
Uit warmtepomp verplaatste aanvoerleidingsensor, brine
Gaten voor brineleidingen
Voorzichtig! Zorg ervoor dat u de gaten voor de doorvoerleidingen zo aanbrengt dat er ruimte is voor de overige installaties.
Voorzichtig! Voor de brineleidingen zijn aparte doorvoeren door de muur vereist. Als de doorvoeren in de muur onder het hoogste grondwaterpeil liggen, moeten waterdichte doorvoeren worden gebruikt. Het traject voor de brineleidingen moet helemaal worden geïsoleerd; vanaf de warmtepomp, door muren en langs de buitenkant van het huis tot aan de collector. Dit om condensvorming te voorkomen en om warmteverliezen te vermijden. Als de brineleidingen bovengronds moeten komen, maakt u gaten in de muren voor de brineleidingen.
36 – Installatiehandleiding VMBMA1010
Als de brineleidingen ondergronds moeten komen, volgt u de instructie hieronder.
Legenda 1
1
Doorvoerleiding
2
Brineleiding
3
Specie
4
Afdichtmiddel
3 2 3 1
4
Afbeelding 32. 1.
2. 3. 4. 5. 6. 5.3.6
Gaten
Maak een gat in de muur voor de doorvoerleiding (1) voor de brineleidingen. Volg hierbij de maatschetsen en aansluitschema's. Als er gevaar bestaat voor binnendringend grondwater, moeten er speciale waterdichte doorvoeren worden gebruikt. Plaats de doorvoerleidingen (1) in de gaten en laat ze omlaag hellen met minimaal 1 cm per 30 cm. Snijd ze schuin naar binnen af (zie afbeelding), zodat er geen regenwater in de leidingen kan dringen. Breng de brineleidingen (2) aan door de doorvoerleidingen in de installatieruimte. Werk de muur rond de leidingen af met specie (3). Zorg ervoor dat de brineleidingen (2) in het midden van de doorvoerleidingen (1) zitten, zodat de warmteisolatie gelijk verdeeld wordt over alle zijden. Dicht de doorvoerleidingen (1) af met een geschikt afdichtmiddel (schuimplastic) (4).
Monteer brineleidingen 1. Bepaal aan welke kant de brineleidingen aangesloten moeten worden. 2. Leid de leiding voor brine-in naar buiten door de bijbehorende opening (met rubbermanchet) in de zijkant van de warmtepomp. 3. Monteer alle noodzakelijke onderdelen op de leiding. Vergeet niet om de bijvulkoppeling te monteren met het deksel van het vuilfilter naar boven. 4. Leid de leiding voor brine-uit naar buiten door de bijbehorende opening (met rubbermanchet) in de zijkant van de warmtepomp. Voorzichtig! Als de aansluiting van de brineleidingen rechts van de DHP-A plaatsvindt, moet de uitgaande brineleiding over de brinepomp worden getrokken, onder de aanzuigleiding van de compressor en onder de flexibele slang van de compressor (zie onderstaande afbeelding).
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 37
Afbeelding 33. 1. 2. 3.
Aanvoerleiding brine
Monteer de uitgaande leiding met alle noodzakelijke onderdelen. Monteer expansievat met veiligheidsklep. Voorzie beide brineleidingen van diffusiedichte warmte-isolatie helemaal van de warmtepomp naar de doorvoer door de muur. De brineleidingen die buiten het huis naar de collector lopen, kunnen in de grond worden verwerkt, maar moeten wel goed geïsoleerd worden. Voorzichtig! Geldt voor DHP-A:Let op: als de vorst uit de grond gaat, kan het buitengedeelte bewegen. Gebruik flexibele slangen voor de aansluiting aan het uiteinde van de leidingen vanaf de warmtepomp en de leidingen van het buitengedeelte.
5.3.7
Aansluiting op buitengedeelte De aansluiting voor het brinecircuit van de warmtepomp naar het buitengedeelte kan plaatsvinden met een leiding of slang. Afhankelijk van de gekozen aansluiting en de diameter van de aansluiting geldt er een maximale lengte voor de aansluiting. De maximale lengtes in de tabel hieronder zijn gebaseerd op ethyleenglycol (door vermenging beveiligd tegen bevriezing tot -32±1°C) bij 0°C. Tabel 1.
Maximale spoellengte tussen warmtepomp en buitengedeelte
DHP-A, DHP-AL Pebd
Berekende max. spoellengte tussen WP en buitengedeelte, in meters
Grootte
kPa
Cu22 Øi = 20,0
Cu28 Øi = 25,6
PEM DN 25 Øi = 21,0
PEM DN 32 Øi = 28,0
6
30
34 (2 x 17)
133 (2 x 66,5)
48 (2 x 24)
173 (2 x 86,5)
8
63
21 (2 x 10,5)
98 (2 x 49)
30 (2 x 15)
150 (2 x 75)
10
50
11 * (2 x 5,5)
47 (2 x 23,5)
13 * (2 x 6,5)
78 (2 x 39)
12
43
5* (2 x 2,5)
26 (2 x 13)
8* (2 x 4)
44 (2 x 22)
*) Niet aanbevolen, omdat mogelijk corrosie en geluidsproblemen kunnen ontstaan door hoge vloeistofsnelheid.
5.4
Geluidsinformatie
5.4.1
Flexibele slangen
Voorzichtig! Gebruik de persverbinders nooit voor het tegenhouden bij het aandraaien van koppelingen.
Alle leidingen moeten zo worden geplaatst dat trillingen van de warmtepomp niet kunnen worden doorgegeven in het gebouw via de leidingen. Dit geldt ook voor de expansieleiding. Om te voorkomen dat trillingen worden 38 – Installatiehandleiding VMBMA1010
doorgegeven, wordt aangeraden om voor alle leidingaansluitingen flexibele slangen te gebruiken. Flexibele slangen zijn als accessoire te koop. In de onderstaande afbeeldingen worden juiste en onjuiste installaties met dit type slang getoond. Om geluidsoverlast door de ophanging van leidingen te voorkomen, gebruikt u met rubber beklede klemmen om te voorkomen dat trillingen worden doorgegeven. De montage mag echter niet te star zijn en de rubberen klem mag daarom niet te strak zitten.
Afbeelding 34. sleutel.
Monteer de flexibele slangen wrijvingsloos. Gebruik bij een schroefdraadverbinding een tegenhoud-
Afbeelding 35.
Pas de slanglengte aan bij bochten om afbuigen en uitrekken te vermijden.
Afbeelding 36. Pas de slanglengte aan om afbuigen en uitrekken te vermijden en verschuif de uiteinden zo dat de slang geheel recht gemonteerd wordt.
Afbeelding 37. voorkomen.
Gebruik vaste leidingbochten om niet-toegestane belastingen van de bochten bij de aansluitingen te
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 39
6
Elektrische installatie GEVAAR! Elektrische spanning! De klemmenstroken staan onder spanning en kunnen levensgevaarlijk zijn vanwege het gevaar voor elektrische schokken. Alle stroomtoevoeren moeten worden onderbroken voordat met de elektrische installatie kan worden begonnen. De warmtepomp is in de fabriek intern aangesloten. Daarom bestaat de elektrische installatie hoofdzakelijk uit het aansluiten van de stroomtoevoer.
Voorzichtig! De elektrische installatie mag alleen worden uitgevoerd door een erkende elektricien en moet voldoen aan de toepasselijke lokale en landelijke voorschriften.
Voorzichtig! Bij de elektrische installatie mogen alleen permanent aangelegde kabels worden gebruikt. De stroomtoevoer moet kunnen worden geïsoleerd met een werkschakelaar (meerpolige schakelaar) met een minimale contactopening van 3 mm. (De maximale belasting voor extern aangesloten eenheden is 2 A.)
6.1
Elektrische onderdelen
1
2
3
4
Legenda
5 8
6
9
7
10
11
12
Afbeelding 38. Plaatsing van de onderdelen op het elektrische paneel
40 – Installatiehandleiding VMBMA1010
1
Klemmenstrook (geldt voor uitbreidingskaart)
2
Klemmenstrook (geldt voor DHP-A)
3
Ontdooikaart (geldt voor DHP-A)
4
Klemmenstrook
5
Plaats voor Danfoss Online
6
Waarschuwingssticker
7
Plaats voor uitbreidingskaart
8
Motorbeveiliging voor compressor
9
Automatische zekeringen
10
Resetten van oververhittingsbeveiliging
11
Regelaar
12
Softstart-kaart
6.2
Zekeringgrootte DHP-H, DHP-H Opti, DHP-H Opti Pro, DHP-L, DHP-L Opti, DHP-L Opti Pro 4 kW
6 kW
8 kW
10 kW
12 kW
16 kW
400V, 3-N
A
168/101/102/163
101/162/203
161/162/203
161/162/203
161/202/253
201/202/253
230V, 1-N
A
201/252/323
251/322/403
251/322/403
321/402/503
321/402/503
-
DHP-C 6 kW 400V, 3-N
A
1
8 kW 2
3
10 /16 /20
1
10 kW 2
3
16 /16 /20
1
2
4H
16 /16 /20
3
1
5H 2
3
10 /16 /20
1
7H 2
3
16 /16 /20
161/162/203
DHP-A, DHP-A Opti, DHP-AL, DHP-AL Opti 8 kW
10 kW
12 kW
400V, 3-N
A
101/162/203/204/ 255/256/307
161/162/203/204/ 255/256/307
161/162/203/204/ 255/306/357
161/202/253/254/ 255/306/357
230V, 1-N
A
251/322/403
251/322/403
321/402/503
321/402/503
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
6.3
6 kW
Warmtepomp met 3 kW elektrisch verwarmingselement (1-N 1,5 kW) Warmtepomp met 6 kW elektrisch verwarmingselement (1-N 3 kW) Warmtepomp met 9 kW elektrisch verwarmingselement (1-N 4,5 kW) Warmtepomp met 12 kW elektrisch verwarmingselement en uitgeschakelde compressor Warmtepomp met 15 kW elektrisch verwarmingselement en uitgeschakelde compressor Warmtepomp met 12 kW elektrisch verwarmingselement Warmtepomp met 15 kW elektrisch verwarmingselement Zekering fase L1 (grootte 4 heeft eenfasige compressor)
Sluit de voeding aan GEVAAR! Elektrische spanning! De voedingskabel mag alleen worden aangesloten op de daarvoor bedoelde klemmenstrook. Gebruik geen andere klemmenstroken!
1. 2.
Trek de voedingskabel door de opening in de bovenplaat van de warmtepomp naar de klemmenstroken. Sluit de voedingskabel zoals hieronder beschreven aan.
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 41
6.3.1
Aansluiting 400 V, 3-N
Werkschakelaar
Klemmenstrook warmtepomp N3 3L1 PE5 1L1 1L2 1L3
Inkomende kabel 2
1
4
3
6
5
2L1 2L2 2L3 PE1
Afbeelding 39.
6.3.2
Aansluiting 400V 3N
Aansluiting 230 V, 1-N
Werkschakelaar
3
Inkomende 230V elektrisch verwarmingselement
2
1
4
3
Afbeelding 40.
6.3.3
Aansluiting 230 V, 3 P Zie landspecifieke elektrische voorschriften.
42 – Installatiehandleiding VMBMA1010
2L1, 2L1, N3 PE4 2L1 2L2
1
4
1L1 N2 PE1
2
Inkomende 230V warmtepomp
Klemmenstrook warmtepomp
Aansluiting 230V 1N
6.4
Plaats buitensensor en sluit deze aan
Aanbevolen locatie
H
2/3 x H
Ongeschikte locatie
• •
Plaats de buitensensor op de noord- of noordwestzijde van het huis.
• •
Plaats de sensor op minimaal 1 m afstand van openingen in de muren waar warme lucht uit kan stromen.
Bij hogere huizen moet de sensor tussen de tweede en derde verdieping worden geplaatst. De montageplek mag niet zijn afgeschermd van de wind, maar mag zich ook niet in een directe tochtstroom bevinden. Plaats de buitensensor niet op reflecterende metaalplaten. Als de sensorkabel via een leiding wordt aangesloten, moet de leiding worden afgedicht, zodat de sensor niet door uitgaande lucht wordt beïnvloed.
De buitensensor wordt aangesloten met een twee-aderige kabel. Voor een dwarsdoorsnede van 0,75 mm2 geldt een maximale kabellengte van 50 m. Gebruik bij een langere afstand een dwarsdoorsnede van 1,5 mm2 met een maximum van 120 m. Sluit vervolgens de sensor aan op het regelsysteem van de warmtepomp. 305 306
Afbeelding 41.
6.5
Aansluiting buitensensor
Sluit buitengedeelte aan, DHP-A, DHP-AL Voorzichtig! De voedingskabel mag alleen worden aangesloten op de daarvoor bedoelde klemmenstrook. Gebruik geen andere klemmenstroken!
1.
Trek de voedingskabel door de opening in de bovenplaat van de warmtepomp naar de klemmenstroken.
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 43
2.
Sluit de voedingskabel aan op de klemmenstrook.
Buitengedeelte
1 2 3 4 5 6 9
7 8
Legenda PE 220/N 211 213 283 104 218 386 387
N/220 211 213 104 218 386 387 125 N/220 126 N/220 127
Afbeelding 42.
6.6
Warmtepomp
125
1
Nul
2
Ventilator hoge snelheid
3
Ventilator lage snelheid
4
Motorbeveiliging ventilator
5
Ontdooisensor
6
Accessoires
7
Lekbak verwarming
8
Verwarmingskabel
9
Accessoires
Aansluiting buitengedeelte
Temperatuursensor warm water aansluiten, DHP-L De sensor voor warm water en warm water top van een externe boiler wordt op de volgende manier aangesloten op DHP-L, DHP-L Opti, DHP-L Opti Pro. Legenda
1 311 312 325 326
1. 2.
Sensor warm water Sensor warm water top
2 Afbeelding 43. water
6.7
Aansluiting temperatuursensor warm
Wijzig taal in regelaar Indien nodig wijzigt u de taal die de regelaar gebruikt in het menusysteem. 1. Controleer of de hoofdschakelaar is ingeschakeld. 2. Open het menu INFORMATIE. 3. Wijzig de taal in het menu van de regelaar INFORMATIE ->TAAL -> NEDERLANDS, selecteer taal met + of -.
6.8
Keuze van systeemoplossing en inschakeling van externe bijverwarming Let op! In het menu SERVICE\BIJVERWARM.\EXT. BIJVERWARMING wordt de warmtepomp geconfigureerd voor de gewenste systeemoplossing. Zie ook de hoofdstukken Installatie van leidingen en Menyinformation.
6.8.1
Systeemoplossing 1 Bij levering is de warmtepomp geconfigureerd voor systeemoplossing 1.
44 – Installatiehandleiding VMBMA1010
6.8.2
Systeemoplossing 2
Let op! Externe onderdelen moeten indien nodig worden gezekerd met accessoire 086U9685 ZEKERING VOOR EXTERN ONDERDEEL volgens de bij het accessoire gevoegde installatiehandleiding. In de onderstaande tabellen worden de bedoelde onderdelen aangegeven. Voor systeemoplossing 2 selecteert u in het menu SERVICE\BIJVERWARM.\EXT. BIJVERWARMING het volgende:
• •
EXT. BIJVERWARMING = AAN VXV WARMWATER = INT
Voor DHP-H, DHP-H Opti, DHP-H Opti Pro, DHP-C moet de elektrische aansluiting voor systeemoplossing 2 worden uitgevoerd volgens de volgende tabel: Tabel 2.
Elektrische aansluiting
Onderdeel
Aansluiting
Interne bijverwarming I/O-kaart, uitgang voor 6 kW (reguliere aansluiting) Externe bijverwarming
I/O-kaart, uitgang voor 3 kW, aansluiten en zekeren met 086U9685
Bijverwarmingsshunt
Klem 215/216
Interne driewegklep
I/O-kaart, 214 (reguliere aansluiting)
Voor DHP-L, DHP-L Opti, DHP-L Opti Pro moet de elektrische aansluiting voor systeemoplossing 2 worden uitgevoerd volgens de volgende tabel: Tabel 3.
Elektrische aansluiting
Onderdeel
Aansluiting
Interne bijverwarming I/O-kaart, uitgang voor 6 kW (reguliere aansluiting) Externe bijverwarming
Klem 210, aansluiten en zekeren met 086U9685
Bijverwarmingsshunt
Klem 215/216
Interne driewegklep
I/O-kaart, 214 (reguliere aansluiting)
Voor DHP-A, DHP-A Opti, DHP-AL, DHP-AL Opti moet de elektrische aansluiting voor systeemoplossing 2 worden uitgevoerd volgens de volgende tabel: Tabel 4.
Elektrische aansluiting
Onderdeel
Aansluiting
Interne bijverwarming
I/O-kaart, uitgang voor 3 kW en 6 kW alsmede Ontdooikaart, uitgang voor 6 kW (reguliere aansluitingen)
Externe bijverwarming
Ontdooikaart; 283, aansluiten en zekeren met 086U9685
Bijverwarmingsshunt
Klem 215/216
Interne driewegklep
I/O-kaart, 214 (reguliere aansluiting)
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 45
6.8.3
Systeemoplossing 3
Let op! Externe onderdelen moeten indien nodig worden gezekerd met accessoire 086U9685 ZEKERING VOOR EXTERN ONDERDEEL volgens de bij het accessoire gevoegde installatiehandleiding. In de onderstaande tabellen worden de bedoelde onderdelen aangegeven. Voor systeemoplossing 3 selecteert u in het menu SERVICE\BIJVERWARM.\EXT. BIJVERWARMING het volgende:
• •
EXT. BIJVERWARMING = AAN VXV WARMWATER = EXT
Voor DHP-H, DHP-H Opti, DHP-C moet de elektrische aansluiting voor systeemoplossing 3 worden uitgevoerd volgens de volgende tabel: Tabel 5.
Elektrische aansluiting
Onderdeel
Aansluiting
Interne bijverwarming I/O-kaart, uitgang voor 6 kW (reguliere aansluiting) Externe bijverwarming
I/O-kaart, uitgang voor 3 kW, aansluiten en zekeren met 086U9685
Bijverwarmingsshunt
Klem 215/216
Externe driewegklep
I/O-kaart, 214, aansluiten en zekeren met 086U9685
Voor DHP-L, DHP-L Opti moet de elektrische aansluiting voor systeemoplossing 3 worden uitgevoerd volgens de volgende tabel: Tabel 6.
Elektrische aansluiting
Onderdeel
Aansluiting
Interne bijverwarming I/O-kaart, uitgang voor 6 kW (reguliere aansluiting) Externe bijverwarming
Klem 210, aansluiten en zekeren met 086U9685
Bijverwarmingsshunt
Klem 215/216
Externe driewegklep
I/O-kaart, 214, aansluiten en zekeren met 086U9685
Voor DHP-A, DHP-A Opti, DHP-AL, DHP-AL Opti moet de elektrische aansluiting voor systeemoplossing 3 worden uitgevoerd volgens de volgende tabel: Tabel 7.
Elektrische aansluiting
Onderdeel
Aansluiting
Interne bijverwarming
I/O-kaart, uitgang voor 3 kW en 6 kW alsmede Ontdooikaart, uitgang voor 6 kW (reguliere aansluitingen)
Externe bijverwarming
Ontdooikaart; 283, aansluiten en zekeren met 086U9685
Bijverwarmingsshunt
Klem 215/216
Externe driewegklep
I/O-kaart, 214, aansluiten en zekeren met 086U9685
Voor systeemoplossing 3 moet de ingebouwde driewegklep van de warmtepomp worden vergrendeld in geopende positie richting het verwarmingssysteem. Om de doorstroomrichting voor de driewegklep naar het verwarmingssysteem te vergrendelen, doet u het volgende: 1. Controleer of de hoofdschakelaar is ingeschakeld. 2. Open het menu SERVICE door de linkerknop gedurende minimaal vijf seconden ingedrukt te houden. 3. Open het menu SERVICE -> MANUEEL TEST van de regelaar. 46 – Installatiehandleiding VMBMA1010
4. 5. 6. 7. 8. 9.
6.9
Stel de waarde voor MANUEEL TEST in op 1. Stel de waarde voor VXV WARMWATER in op 0. Wacht minimaal 15 seconden en maak vervolgens de snelkoppeling bij de driewegklep los. Zet de waarde voor MANUEEL TEST weer terug op 0. Sluit de kabels van de externe driewegklep volgens de bovenstaande tabellen aan. Zet de aanvoerleidingsensor in de positie die wordt aangegeven in het schema voor Systeemoplossing 3.
Wijzig het aantal bijverwarmingsstappen Voorzichtig! Het maximaal toegestane aantal vermogensstappen voor de bijverwarming moet worden ingesteld. 1. 2. 3.
Controleer of de hoofdschakelaar is ingeschakeld. Open het menu SERVICE door vijf seconden ingedrukt te houden. Wijzig het aantal vermogensstappen in het menu SERVICE -> BIJVERWARM. -> MAX STAP van het regelsysteem, selecteer aantal stappen met + en -.
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 47
7
Menu-informatie De menubeschrijving heeft betrekking op software met versie 1.3 De warmtepomp heeft een ingebouwd regelsysteem dat wordt gebruikt om automatisch de warmtevraag te berekenen in het huis waar de warmtepomp is geïnstalleerd en om te controleren of de juiste hoeveelheid warmte wordt geproduceerd en afgegeven wanneer dat nodig is. Het regelsysteem wordt bediend met behulp van een toetsenpaneel en informatie wordt in een display en met een indicator getoond. Let op! De informatie in het display en de menu's varieert, afhankelijk van het warmtepompmodel en de aangesloten accessoires.
KAMER
20°C
GEEN WARMTEVRAAG
3
BEDRIJF AUTO
1. 2. 3.
Toetsenpaneel Indicator Display
1
2
+ Het plusteken wordt gebruikt om omhoog te scrollen in een menu en om de waarden te verhogen. - Het minteken wordt gebruikt om omlaag te scrollen in een menu en om de waarden te verlagen. > De rechterpijl wordt gebruikt om een waarde te selecteren of een menu te openen. < De linkerpijl wordt gebruikt om te annuleren of om een menu te verlaten. De indicator onderaan op het bedieningspaneel kan drie standen aangeven:
• • •
Geen licht, betekent dat er geen spanning op de warmtepomp staat. Constant groen licht, betekent dat er spanning op de warmtepomp staat en dat deze gereed is voor de productie van warmte of warm water. Knipperend groen licht, betekent dat er een alarm actief is.
Voorzichtig! Tijdens een eventuele service waarbij de displaykaart vervangen wordt, worden voor alle instellingen voor de warmtepomp de fabrieksinstellingen hersteld. Noteer daarom vóór het vervangen de actuele instellingen. Het regelsysteem is onderverdeeld in de volgende twee hoofdmenu's:
• •
INFORMATIE SERVICE
U kunt het menu INFORMATIE openen door op de linker- of rechterknop te drukken. Bij installatie en service wordt het menu SERVICE gebruikt. Dit menu kunt u openen door de linkerknop minimaal vijf seconden ingedrukt te houden.
48 – Installatiehandleiding VMBMA1010
8
Menu INFORMATIE Open het menu door op de linker- of rechterknop te drukken. Het menu toont ook de historie en bedrijfstijden. Let op! In de menu-informatie hieronder worden alle mogelijke parameters beschreven. Afhankelijk van de selecties in de menu's (bijvoorbeeld het type warmtepomp) en de aangesloten hardware (bijvoorbeeld uitbreidingskaart en ontdooikaart) zullen de op de display weergegeven parameters variëren.
Tabel 8.
Wordt gebruikt om de bedrijfsmodi van de warmtepomp te wijzigen en de stooklijn aan te passen.
Menu
Submenu
Submenu
Submenu
Ø
ANNULEREN Ø
INFORMATIE BEDRIJF
AUTO WARMTEPOMP BIJVERWARM. WARMWATER MANUEEL TEST WARMSTOOKLIJN STOOKLIJN MIN MAX STOOKLIJN 5 STOOKLIJN 0 STOOKLIJN -5 WARMTESTOP DALING TANKTEMP OVERLADEN KAMERFACTOR ZWEMBAD ZWEMBAD HYSTER. STOOKLIJN 2 (bij geactiveerde shuntgroep) STOOKLIJN MIN MAX TEMPERATUUR BUITEN KAMER AANV. SYSTEEM AANV.LEIDING RETOURLEIDING BUFFERTANK WARMWATER INTEGRAAL BRINE NAAR BRINE VAN ZWEMBAD KOELING SHUNTGROEP VERW.CIRC. 2 STROOM BEDRIJFSTIJD
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 49
Menu
Submenu
Submenu
Submenu
WARMTEPOMP BIJVERW. 1 BIJVERW. 2 BIJVERW. 3 WARMWATER KOELING ACTIEVE KOELING ONTDOOIPERIODE ONTD.PERIODES TUSSEN. 2 ONTD. LAATSTE ONTD.P. VENT. H UIT BIJ ONTDOOICURVE MANUEEL ONTD. TAAL SVENSKA ENGLISH DEUTSCH NEDERLANDS FRANÇAIS ESPAÑOL ITALIANO NORSK DANSK SUOMI EESTI POLSKI ČEŠTINA
8.1
Submenu BEDRIJF Tabel 9.
Wordt gebruikt om de bedrijfsmodus te selecteren.
Menu-optie (UIT)
Betekenis
Fabrieksinstelling
De installatie is volledig uitgeschakeld. Deze modus wordt ook gebruikt om bepaalde alarmmeldingen te bevestigen.
-
ANNULEREN = uitgangspositie, geen verandering. Om UIT te selecteren als bedrijfsmodus, drukt u één keer op het minteken om één stap omlaag te gaan en drukt u één keer op de rechterpijl. AUTO
Automatisch bedrijf met zowel warmtepomp als bijverwarming toegestaan. Als het aantal vermogensstappen voor de bijverwarming op nul wordt ingesteld (SERVICE -> BIJVERW. -> MAX STAP), kunnen alleen AUTO of UIT worden geselecteerd als bedrijfsmodus.
-
WARMTEPOMP
Bedrijf met alleen warmtepomp toegestaan.
-
Let op! Bij bedrijf met alleen de warmtepomp vindt geen doorverwarming (anti-legionellafunctie) plaats.
BIJVERW.
Bedrijf met alleen bijverwarming toegestaan.
-
WARMWATER
Bedrijf met warmtepomp voor warmwaterproductie en bijverwarming tijdens doorverwarming (anti-legionellafunctie).
-
MANUEEL TEST
Wordt uitsluitend weergegeven wanneer de waarde voor MANUEEL TEST is ingesteld op 2 in het menu SERVICE. Uitgangen voor aansturing onderdelen worden handmatig geactiveerd.
-
50 – Installatiehandleiding VMBMA1010
8.2
Submenu WARMSTOOKLIJN Tabel 10.
Wordt gebruikt om instellingen voor de stooklijn te wijzigen.
Menu-optie
Betekenis
Fabrieksinstelling
STOOKLIJN
Berekende aanvoertemperatuur bij buitentemperatuur van 0°C. 40°C Wordt weergegeven als een grafiek. De grafiek wordt begrensd door (bij vloerverwarming 30°C) de ingestelde waarden voor MIN en MAX. (interval: 22°C / 56°C)
MIN
Minimaal toegestane aanvoertemperatuur, als de temperatuur voor warmtestop is bereikt en de warmtepomp is gestopt.
10°C (interval: 10°C / 50°C)
MAX
Maximale berekende instelwaarde voor de aanvoertemperatuur.
55°C (bij vloerverwarming 45°C) (interval: 40°C / 85°C)
STOOKLIJN +5
Plaatselijke stijging of daling van STOOKLIJN bij een buitentempera- 0°C tuur van +5°C. Wordt in de grafiek voor STOOKLIJN weergegeven. (interval: -5°C / 5°C)
STOOKLIJN 0
Plaatselijke stijging of daling van STOOKLIJN bij een buitentempera- 0°C tuur van 0°C. Wordt in de grafiek voor STOOKLIJN weergegeven. (interval: -5°C / 5°C)
STOOKLIJN -5
Plaatselijke stijging of daling van STOOKLIJN bij een buitentempera- 0°C tuur van -5°C. Wordt in de grafiek voor STOOKLIJN weergegeven. (interval: -5°C / 5°C)
WARMTESTOP
Maximale buitentemperatuur waarbij warmteproductie is toegestaan.
17°C (interval: 0°C / 40°C)
Als WARMTESTOP van kracht is, moet de buitentemperatuur 3°C zakken voordat de WARMTESTOP wordt beëindigd. DALING
Verschijnt alleen als de functie voor kostenbeheersing is geactiveerd. Verlaging van ingestelde kamertemperatuur. Actief bij 10 kΩverbinding bij EVU-ingang.
TANKTEMP
Wordt weergegeven als de buffertank geactiveerd is. Laadt de bufAUTO fertank naar de ingestelde temperatuur. Bij de instelling AUTO wordt (interval: 30°C / 55°C) de tank geladen naar de instelwaarde van de aanvoerleiding.
OVERLADEN
Wordt weergegeven als de buffertank geactiveerd is en TANKTEMP 0°C is ingesteld op AUTO. Laadt de buffertank tot de instelwaarde van de (interval: 0°C / 5°C) aanvoerleiding + de waarde voor OVERLADEN.
KAMERFACTOR
Wordt alleen weergegeven als de optionele kamersensor is geïnstal- 2 leerd. (interval: 0 / 4) (0 = geen invloed, Bepaalt hoe groot de invloed van de kamertemperatuur is bij het 4 = zeer veel invloed) berekenen van de aanvoertemperatuur. Voor vloerverwarming wordt geadviseerd om KAMERFACTOR in te stellen op 1, 2 of 3. Voor radiatorverwarming op 2, 3 of 4.
ZWEMBAD
Verschijnt alleen als ZWEMBAD is geselecteerd. De temperatuur in het zwembad wordt geregeld door een aparte sensor die losstaat van het verwarmings- en warmwatersysteem.
20°C (interval: 5°C / 40°C)
ZWEMBAD HYSTER.
Verschijnt alleen als ZWEMBAD is geselecteerd. Het verschil tussen de gewenste laadwaarde (instelbaar) en de werkelijke waarde van de zwembadsensor. Zwembadhysteresis heeft geen invloed op de integraalwaarde.
2°C (interval: 1°C / 10°C)
2°C (interval: 1°C / 10°C)
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 51
8.3
Submenu WARMSTOOKLIJN 2 Het menu wordt alleen weergegeven als shuntgroepsensor is aangesloten en geactiveerd in menu SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM -> SHUNTGROEP. Tabel 11.
8.4
Wordt gebruikt om instellingen voor stooklijn 2 te wijzigen.
Menu-optie
Betekenis
Fabrieksinstelling
STOOKLIJN 2
Berekende shuntgroeptemperatuur bij buitentemperatuur van 0°C. Wordt weer- 40°C gegeven als een grafiek. De grafiek wordt begrensd door de ingestelde waarden (interval: 22°C / voor MIN en MAX. 56°C)
MIN
Minimaal toegestane shuntgroeptemperatuur, als de temperatuur voor warmte- 10°C stop niet is bereikt. (interval: 10°C / 50°C)
MAX
Maximaal toegestane shuntgroeptemperatuur.
55°C (interval: 15°C / 70°C)
Submenu TEMPERATUUR De historie is voor alle waarden op te roepen door op de rechterpijl te drukken. De grafiek toont de laatste 60 meetpunten voor het ingestelde tijdsinterval (SERVICE -> INSTALLATIE -> LOGTIJD). Bij een alarm wordt het loggen van de historie gestopt totdat het alarm is gereset door de bedrijfsmodus op UIT te zetten. Tabel 12.
Wordt gebruikt om actuele temperaturen, historie en ingestelde/berekende waarden weer te geven.
Menu-optie
Betekenis
Fabrieksinstelling
BUITEN
Toont de actuele buitentemperatuur.
-
KAMER
Toont de actuele ingestelde temperatuur.
-
AANV. SYSTEEM
Toont de aanvoertemperatuur van het systeem bij buffertanksysteem.
-
AANV.LEIDING
Toont de actuele aanvoertemperatuur. De berekende aanvoertemperatuur naar het verwarmingssysteem wordt tussen haakjes weergegeven.
-
Tijdens warmwaterproductie in de bedrijfsmodus BIJVERWARM. wordt de waarde voor WARMWATER STOP + 10° tussen haakjes weergegeven. RETOURLEIDING
Toont de actuele retourtemperatuur. De stoptemperatuur, MAX RETOUR, wordt tussen haakjes weergegeven.
-
BUFFERTANK
Toont de temperatuur van de buffertank, mits geactiveerd.
-
WARMWATER
Toont actuele warmwatertemperatuur, mits geactiveerd.
-
INTEGRAAL
Toont de actuele berekende waarde voor integraal.
-
BRINE NAAR
Toont de actuele temperatuur voor brine in.
-
BRINE VAN
Toont de actuele temperatuur voor brine uit.
-
ZWEMBAD
Verschijnt alleen als ZWEMBAD is geselecteerd. Toont de actuele zwembadtemperatuur. Tussen haakjes wordt de ingestelde zwembadtemperatuur weergegeven.
-
KOELING
Toont temperatuur.
SHUNTGROEP
Verschijnt alleen als SHUNTGROEP is geselecteerd. Toont de actuele aanvoer- temperatuur. De berekende aanvoertemperatuur naar de shuntgroep wordt tussen haakjes weergegeven.
VERW.CIRC. 2
Toont de temperatuur voor het tweede verwarmingscircuit indien dit is geïnstalleerd bij buffertanksystemen.
STROOM
Verschijnt alleen als STROOMBEGRENZER is geselecteerd. Toont het actuele stroomverbruik. Tussen haakjes wordt de ingestelde waarde voor MAX STROOM weergegeven.
52 – Installatiehandleiding VMBMA1010
-
8.5
Submenu BEDRIJFSTIJD Tabel 13. Wordt gebruikt om aan te geven hoe lang het betreffende onderdeel in bedrijf is geweest. De tijd wordt aangegeven in uren.
8.6
Menu-optie
Betekenis
Fabrieksinstelling
WARMTEPOMP
Bedrijfstijd van compressor voor zowel warmte- als warmwaterproductie.
-
BIJVERW.
Bedrijfstijd bijverwarming.
-
WARMWATER
Bedrijfstijd warmwater met compressor.
-
Submenu ONTDOOIPERIODE Tabel 14. Wordt gebruikt voor informatie over instellingen voor het ontdooien en om instellingen voor ontdooien te verrichten.
8.7
Menu-optie
Betekenis
Fabrieksinstelling
ONTD.PERIODES
Totaal aantal uitgevoerde ontdooiperiodes.
-
TUSSEN. 2 ONTD.
De bedrijfstijd van de compressor in minuten tussen de laatste twee ontdooiperiodes.
-
LAATSTE ONTD.P.
De bedrijfstijd van de compressor in minuten sinds de laatste ontdooiperiode.
-
VENT. H UIT BIJ
Hoge snelheid wordt gedeactiveerd bij deze temperatuur en de 12°C lage snelheid wordt geactiveerd. (interval: 10°C / 20°C)
ONTDOOICURVE
Hierbij kan de hoek van de ontdooicurve veranderd worden met behulp van + of - (starttemperatuur voor ontdooien veranderen).
MANUEEL ONTD.
Wordt gebruikt voor handmatig ontdooien. Starten met behulp 0 van + of -. (interval: 0 / 1)
-10°C (interval: -13°C / -7°C)
Submenu TAAL Tabel 15.
Wordt gebruikt om de taal voor het menusysteem in te stellen.
Menu-optie SVENSKA ENGLISH DEUTSCH NEDERLANDS FRANÇAIS ESPAÑOL ITALIANO NORSK DANSK SUOMI EESTI POLSKI ČEŠTINA
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 53
9
Menu SERVICE Het menu SERVICE is bedoeld voor gebruik tijdens de installatie en service om de werking van de warmtepomp te optimaliseren en bij te stellen. Open het menu door de linkerknop vijf seconden ingedrukt te houden. Let op! In de menu-informatie hieronder worden alle mogelijke parameters beschreven. Afhankelijk van de selecties in de menu's (bijvoorbeeld het type warmtepomp) en de aangesloten hardware (bijvoorbeeld uitbreidingskaart en ontdooikaart) zullen de op de display weergegeven parameters variëren.
Tabel 16. Menu
Wordt gebruikt om de basisinstellingen van de warmtepomp te wijzigen Submenu
Submenu
Submenu
SERVICE WARMWATER START WARMWATERTIJD VERWARMINGSTIJD DOORV.INTERVAL DOORVERW.TIJD DOORV.STOP INVL. W.W.SENSOR GEWICHT W. WATER WARMTEPOMP INTEGRAAL A1 HYSTERESIS MAX RETOUR STARTINTERVAL ALARM BRINE DRUKLEIDING BUITEN STOP SHUNTTIJD SHUNT KOELING BIJVERWARM. MAX STAP INTEGRAAL A2 HYSTERESIS MAX STAP MAX STROOM WARMWATER STOP VERTR. NA EVU EXT. BIJVERWARMING EXT. BIJVERWARMING INTEGRAAL A3 UITSCH.VERTRAG. VXV WARMWATER TOPVERW. EXT.BV MANUEEL TEST
54 – Installatiehandleiding VMBMA1010
Submenu
Menu
Submenu
Submenu
Submenu
Submenu
MANUEEL TEST WARMTEPOMP BRINEPOMP CIRC.POMP VXV WARMWATER SHUNT SYSTEEMSHUNT HGW-SHUNT BIJVERW. 1 BIJVERW. 2 BIJVERW. 3 EXT. BIJVERWARMING EXT. CIRC.POMP SHUNT ONTD. VENTILATOR L VENTILATOR H EXT. BIJVERW. ALARM SHUNTKOELING SHUNTGROEP SHUNT VC 2 PASSIEVE KOELING ACTIEVE KOELING VXV ZWEMBAD 0-10V INSTALLATIE SYSTEEM WARMTEBRON AARDE OF STEEN LUCHT (BRINE-OPLOSSING DIRECTE VERD.) KOELING PASSIEVE KOELING (Ø EXTERN GEÏNTEGR. IN WP) ACTIEVE KOELING (Ø EXTERN) KAMERSENSOR ZWEMBAD SHUNTGROEP BUFFERTANK BUFFERTANK SYSTEEMSHUNT SHUNT VC 2 TOEVOEGING OPTIMUM HGW 0-10V (Ø EXT. BIJVERWARM.) FLOWSENSOR STROOMBEGRENZER FASESTORING (Ø FASEAFLEZING)
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 55
Menu
Submenu
Submenu
Submenu
SERVICETIJD FABR.INSTELLING ANNULEREN RADIATOR VLOER RESET BEDRIJFST. KALIBR. SENSOR BUITEN AANV.LEIDING RETOURLEIDING WARMWATER BRINE NAAR BRINE VAN ONTD. SENSOR ZWEMBAD SHUNTGROEP HGW-TEMPERATUUR BUFFERTANK VERW.CIRC. 2 AANV. SYSTEEM EXTERNE FACTOR VERSIE DISPLAY I/O-KAART LOGTIJD BRINETIJD AAN BRINETIJD UIT ONTDOOIPERIODE ONTD.CURVE 0 ONTD.CURVE -XX ONTD.TEMPERATUUR STOP ONTD. ONDER 5°C ONTD. MIN TIJD ONTD. VENTILATOR START VENTILATOR STOP ONTD. SENSOR OPTIMUM TEMP.VERS. CIRC. TEMP.VERS. BRINE START FLOW CIRC. START FLOW BRINE CONST. FL. CIRC. CONST. FL. BRINE MIN FLOW CIRC. MAX OPLADEN WW MIN OPLADEN WW HGW HGW-TEMPERATUUR TEMP.VERSCHIL WW VERSCHIL WW NAAR RADIATOR MAX TEMPERATUUR START HGW OPSTARTEN HGW INTEGRAAL VERT. HGW-SHUNTTIJD HGW INT.GRENZ. HGW INTEGRAAL PULS BREEDTE
56 – Installatiehandleiding VMBMA1010
Submenu
9.1
Submenu WARMWATER Tabel 17.
Wordt gebruikt om de bedrijfsinstellingen voor de warmwaterproductie te wijzigen.
Menu-optie
Betekenis
START
Starttemperatuur voor warmwaterproductie. Toont de actuele gewogen warmwatertemperatuur. Tussen haakjes wordt de starttemperatuur aangegeven. (
9.2
Fabrieksinstelling
= geen warmwaterproductie)
(interval:
, 30°C / 55°C)
WARMWATERTIJD
Tijd voor warmwaterproductie tijdens gecombineerde vraag naar warm water en verwarming, in minuten weergegeven.
20M (interval: 5M / 40M)
DOORVERW.TIJD
Tijd in uren dat aan de legionella-eis moet zijn voldaan om de legionellafunctie als gereed te beschouwen.
0M (interval: 1M / 10M
VERWARMINGSTIJD
Tijd voor verwarmingsproductie tijdens gecombineerde vraag naar 20M verwarming en warm water, in minuten weergegeven. (interval: 5M / 40M)
DOORV. INTERVAL
Tijdsinterval tussen doorverwarming (anti-legionellafunctie) in dagen. Er moet een bedrijfsmodus zijn geselecteerd die bijverwarming toelaat.
7D
DOORV. STOP
Stoptemperatuur voor doorverwarming. Er moet een bedrijfsmodus zijn geselecteerd die bijverwarming toelaat.
60°C (interval: 50°C / 65°C)
INVL. W.W.SENSOR
De invloed van de warmwatersensor ten opzichte van die van de pieksensor bij de start van de warmwaterproductie.
65% (interval: 0% / 100%)
GEWICHT W. WATER
De berekende waarde van de warmwatersensor gericht op de piek- sensor.
(interval:
, 1D / 90D)
Submenu WARMTEPOMP Tabel 18.
Wordt gebruikt om de bedrijfsinstellingen van de warmtepomp te wijzigen.
Menu-optie
Betekenis
Fabrieksinstelling
INTEGRAAL A1
De integraalwaarde voor het starten van de warmtepomp. Zie Belangrijke parameters voor meer informatie.
-60°min (interval: -250°min / -5°min)
HYSTERESIS
Als het verschil tussen de werkelijke aanvoertemperatuur en de berekende aanvoertemperatuur te groot is, wordt de integraalwaarde op de startwaarde A1 ingesteld (de warmtepomp start) of wordt de waarde op 0 ingesteld (de warmtepomp stopt).
10°C (interval: 1°C / 15°C)
MAX RETOUR
Stoptemperatuur bij hoge retour vanuit het verwarmingssysteem.
55°C (interval: 30°C / 70°C)
STARTINTERVAL
Minimale tijdsinterval tussen twee starts van de warmtepomp, in minuten weergegeven.
20M (interval: 10M / 30M)
ALARM BRINE
Geeft een alarm als de uitgaande brinetemperatuur onder de ingestelde waarde komt. (interval:
DRUKLEIDING
Sensor op de heetgasleiding van de compressor. De waarde tus- 140°C sen haakjes geeft de toegestane maximumtemperatuur aan. Als deze waarde wordt overschreden, zal de compressor stoppen en pas weer starten als de temperatuur gezakt is. Er wordt geen alarm weergegeven op de display, maar er staat wel een vierkant in de hoek linksonder op het displayscherm.
BUITEN STOP
Verschijnt alleen als LUCHT is geselecteerd. Laagste buitentemperatuur waarbij de buitensensor de compressor stopt en in plaats daarvan warmte of warmwater produceert met behulp van de bijverwarming.
, -14°C / 10°C)
-20°C (interval: -20°C / -1°C)
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 57
9.3
Menu-optie
Betekenis
Fabrieksinstelling
SHUNTTIJD
Tijd in seconden. Geeft aan hoe vaak de shunt zijn opening moet bijstellen.
60S (interval: 10S / 99S
SHUNT KOELING
De koelshunt werkt naar de ingestelde temperatuur toe.
18°C (interval: 0°C / 30°C)
Submenu BIJVERWARM. Tabel 19.
Wordt gebruikt om de bedrijfsinstellingen van de bijverwarming te wijzigen.
Menu-optie MAX STAP
Betekenis
Fabrieksinstelling
Maximale aantal toegestane stappen voor bijverwarming. = geen bijverwarming toegestaan (betekent dat alleen bedrijfsmodi AUTO of WARMTEPOMP kunnen worden gekozen. (interval: +5)
, 1, 2, 3, 4, 5, +4,
INTEGRAAL A2
Er moet aan twee voorwaarden worden voldaan om de bijverwarm- -600 ing te kunnen starten: de integraalwaarde om te starten moet (interval: -50 / -990) minder dan integraal A2 zijn en de aanvoertemperatuur moet 2°C lager zijn dan de berekende temperatuur. Zie Belangrijke parameters voor meer informatie.
HYSTERESIS
Als het verschil tussen de werkelijke aanvoertemperatuur en de bere- 20°C kende aanvoertemperatuur te groot is (zie Belangrijke parameters) , (interval: 5°C / 30°C) wordt de integraalwaarde op de startwaarde A2 ingesteld (de bijverwarming start) of wordt de waarde op 0 ingesteld (de bijverwarming stopt).
MAX STROOM
Toont de hoofdzekering van de installatie in ampère.
20 (interval: 16 / 35)
WARMWATER STOP
Stoptemperatuur voor warmwater tijdens BIJVERWARM. De waarde wordt afgelezen door de warmwatersensor.
60°C (interval: 50°C / 65°C)
VERTR. NA EVU
Tijd in minuten. Geeft aan hoeveel minuten er na EVU moeten verstrijken voordat de bijverwarming mag worden geactiveerd.
30M (interval: 0M / 120M)
EXT. BIJVERWARMING Menu-optie
Betekenis
EXT. BIJVERWARMING
Geeft aan of er een externe bijverwarming is geïnstalleerd in het systeem.
INTEGRAAL A3
Geeft de waarde voor de integraal aan waarbij de externe bijverwarming moet worden ingeschakeld.
UITSCH.VERTRAG.
Geeft aan hoe lang de externe 0M bijverwarming actief moet blijven (interval: 0M / 180M) nadat deze niet meer nodig is.
VXV WARMWATER
Geeft aan of de driewegklep voor INT / EXT warm water vóór of achter de externe bijverwarming is geplaatst. (Bepaalt of de externe bijverwarming warm water mag maken.)
TOPVERW. EXT.BV
Geeft aan of externe bijverwarming kan worden gebruikt voor anti-legionella. Hiervoor moet de driewegklep na de externe bijverwarming zijn geplaatst.
58 – Installatiehandleiding VMBMA1010
/ AAN -300 (interval: -990 / INTEGRAAL A1 - 10)
/ AAN
9.4
Submenu MANUEEL TEST Tabel 20. Wordt gebruikt om de onderdelen of signaaluitgangen van de warmtepomp handmatig te testen en te laten proefdraaien. Menu-optie
Betekenis
Fabrieksinstelling
MANUEEL TEST
0 = deactiveren handmatige test 1 = activeren handmatige test 2 = activeren van handmatige test met optie om uit het menu SERVICE te navigeren en bijvoorbeeld te controleren of de temperatuur stijgt.
-
WARMTEPOMP
0 = stop warmtepomp 1 = start warmtepomp
-
Let op! De warmtepomp kan niet worden gestart bij een actief alarm.
BRINEPOMP
0 = stop brinepomp 1 = start brinepomp
-
CIRC.POMP
0 = stop circulatiepomp 1 = start circulatiepomp
-
VXV WARMWATER
0 = verwarmingsmodus voor driewegklep 1 = warmwatermodus voor driewegklep
-
SHUNT
- = sluit shunt 0 = shunt ongewijzigd + = opent shunt
SYSTEEMSHUNT
- = sluit shunt 0 = shunt ongewijzigd + = opent shunt
HGW-SHUNT
- = sluit shunt 0 = shunt ongewijzigd + = opent shunt
BIJVERW. 1
0 = stop bijverwarming 1 1 = start bijverwarming 1
BIJVERW. 2
0 = stop bijverwarming 2 1 = start bijverwarming 2
BIJVERW. 3
0 = stop bijverwarming 3 1 = start bijverwarming 3
EXT. BIJVERWARMING
0 = stop externe bijverwarming 1 = start externe bijverwarming
EXT. CIRC.POMP
0 = stop circulatiepomp 1 = start circulatiepomp
SHUNT ONTD.
- = opent flow vanaf ontdooitank 0 = shunt ongewijzigd + = sluit flow vanaf ontdooitank
VENTILATOR L
0 = stop ventilator 1 = start ventilator met lage snelheid
VENTILATOR H
0 = stop ventilator 1 = start ventilator met hoge snelheid
EXT. BIJVERW.
0 = 0V op klem 283 1 = stuurspanning 230V op klem 283
ALARM
0 = stopt signaal op uitgang Extern alarm 1 = start signaal op uitgang Extern alarm
-
SHUNTKOELING
- = sluit shunt 0 = shunt ongewijzigd + = opent shunt
-
Alleen bij buffertank
-
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 59
Menu-optie
Betekenis
SHUNTGROEP
- = sluit shunt 0 = shunt ongewijzigd + = opent shunt
SHUNT VC 2
- = sluit shunt 0 = shunt ongewijzigd + = opent shunt
PASSIEVE KOELING
0 = stop passieve koeling 1 = start passieve koeling
ACTIEVE KOELING
0 = stop actieve koeling 1 = start actieve koeling
VXV ZWEMBAD
0 = normale stand voor driewegklep 1 = zwembadstand voor driewegklep
-
0-10V
Wordt gebruikt voor circulatiepompen bij BUFFERTANK.
-
60 – Installatiehandleiding VMBMA1010
Fabrieksinstelling
Alleen bij buffertank
9.5
Submenu INSTALLATIE Tabel 21.
Wordt gebruikt voor instellingen die bij de installatie worden verricht.
Menu-optie
Betekenis
Fabrieksinstelling
SYSTEEM
Submenu SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM:
Let op! De menu-opties in het menu SYSTEEM variëren afhankelijk van de gekozen waarden. Tip: begin in het bovenste menu en werk dan naar beneden.
Menu-optie
Betekenis
WARMTEBRON
AARDE OF STEEN LUCHT (BRINE-OPLOSSING, DIRECTE VERD.)
KOELING
PASSIEVE KOELING (
, EXTERN, GEÏNTEGR. IN WP)
ACTIEVE KOELING (
, EXTERN)
KAMERSENSOR ( ZWEMBAD
, AAN) , AAN
SHUNTGROEP
, AAN
BUFFERTTANK (Zie afzon- BUFFERTANK derlijke instructies voor SYSTEEMSHUNT buffertank) SHUNT VC 2 TOEVOEGING
OPTIMUM (
, AAN)
HGW (
, AAN)
0-10V (
, EXT. BIJVERWARM.)
FLOWSENSOR (
, AAN)
STROOMBEGRENZER (
, AAN)
FASESTORING (
, FASEAFLEZING)
SERVICETIJD
-
Let op! Wordt alleen gebruikt voor testdraaien. De warmtepomp telt 60 keer sneller, waardoor de wachttijden verdwijnen tijdens een test. 0 = deactiveert SERVICETIJD 1 = activeert SERVICETIJD, die de integraalberekening en de startvertraging van het regelsysteem met 60 keer versnelt.
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 61
Menu-optie
Betekenis
Fabrieksinstelling
FABR.INSTELLING
ANNULEREN = uitgangspositie, geen verandering. RADIATOR = resetten van fabrieksinstellingen voor radiatorsysteem VLOER = resetten van fabrieksinstellingen voor vloerverwarming
-
RESET BEDRIJFST.
0 = geen reset van bedrijfstijden 1 = reset van bedrijfstijden naar nul
-
KALIBR. SENSOR
In de installatie kunnen de volgende sensoren zitten: BUITEN AANV.LEIDING RETOURLEIDING WARMWATER BRINE NAAR BRINE VAN ONTD. SENSOR ZWEMBAD SHUNTGROEP HGW-TEMPERATUUR BUFFERTANK VERW.CIRC. 2 AANV. SYSTEEM EXTERNE FACTOR Beïnvloedt binnen in de warmtepomp gemonteerde sensoren.
VERSIE
Geeft de softwareversie weer die is opgeslagen op de displaykaart of de I/O-kaart. DISPLAY: V n.n. I/O-KAART: V n.n.
-
LOGTIJD
Tijdsinterval tussen verzamelpunten van temperatuurhistorie, in minuten weergegeven. In de historiegrafieken worden altijd de 60 laatste verzamelpunten getoond, wat inhoudt dat in de grafieken de historie kan worden weergegeven van 1 uur tot maximaal 60 uur geleden. (De functie is niet actief bij een actief alarm.)
1M (interval: 1M / 60M)
BRINETIJD AAN
De brinepomp start het ingestelde aantal seconden vóór de compressor. Geldt bij start van warmtepomp.
30S (interval: 10S / 90S)
BRINETIJD UIT
De brinepomp stopt het ingestelde aantal seconden na de com- 30S pressor. Geldt bij stop van warmtepomp. (interval: 10S / 60S)
62 – Installatiehandleiding VMBMA1010
0, (interval: -5°C / 5°C) 0, (interval: -5°C / 5°C) 0, (interval: -5°C / 5°C) 0, (interval: -5°C / 5°C) 0, (interval: -5°C / 5°C) 0, (interval: -5°C / 5°C) 0, (interval: -5°C / 5°C) 0, (interval: -5°C / 5°C) 0, (interval: -5°C / 5°C) 0, (interval: -5°C / 5°C) 0, (interval: -5°C / 5°C) 0, (interval: -5°C / 5°C) 0, (interval: -5°C / 5°C) 0 (5°C voor DHP-A, DHP-A Opti, DHPAL, DHP-AL Opti) (interval: 0°C / 20°C)
9.6
Submenu ONTDOOIPERIODE Het menu geldt voor DHP-A, DHP-AL met ontdooikaart en wordt alleen weergegeven als is gekozen voor LUCHT in het menu SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM -> WARMTEBRON. Tabel 22.
Wordt gebruikt om instellingen voor het ontdooien van het buitengedeelte te wijzigen.
Menu-optie
Betekenis
Fabrieksinstelling
ONTD.CURVE 0
De temperatuur voor de brineretour van de warmtepomp waarbij een ontdooiprocedure dient te starten, bij 0°C buitentemperatuur , wordt hier ingesteld met + of -.
-10°C (interval: -15°C / -5°C)
De grafiek kan omhoog of omlaag worden gewijzigd bij een buitentemperatuur van 0°C in de display. Zie Belangrijke parameters voor meer informatie. ONTD.CURVE -xx
De temperatuur voor de brineretour van de warmtepomp waarbij BUITEN STOP verlaagd met 4°C een ontdooiprocedure dient te starten, bij de ingestelde buitentem- (interval: - 8°C / - 1°C) peratuur voor BUITEN STOP, wordt hier ingesteld met + of -. De instelling wordt doorgevoerd door de ingestelde waarde voor BUITEN STOP met deze waarde te verminderen. Het aantal graden dat na ONTD.CURVE wordt weergegeven in de display is de ingestelde waarde voor BUITEN STOP. De gecombineerde temperatuur wordt weergegeven in de rechterbovenhoek van de display. De grafiek kan omhoog of omlaag worden gewijzigd bij een buitentemperatuur voor BUITEN STOP in de display. Zie Belangrijke parameters voor meer informatie.
ONTD.TEMPERATUUR
De naar het buitengedeelte geshunte temperatuur bij ontdooien.
15°C (interval: 13°C / 25°C)
STOP ONTD.
De temperatuur die moet worden bereikt voor de brine in-sensor om het ontdooien af te ronden.
11°C (interval: 7°C / 12°C)
ONDER 5°C ONTD. Ontdooien voor de veiligheid gebeurt als de buitentemperatuur gedurende een ingesteld aantal dagen onder 5°C is geweest, shunt gedurende 10 minuten +20°C uit.
7D
MIN TIJD ONTD.
De minimumtijd tussen twee ontdooiperiodes in minuten.
45M (interval: 10M / 60M)
VENTILATOR START
De ventilator start wanneer de temperatuur van de brine in-sensor naar de warmtepomp de ingestelde waarde bereikt. Als VENTILATOR START is ingesteld op AAN, start en stopt de ventilator op hetzelfde moment als de compressor en is de parameter VENTILATOR STOP inactief.
-2°C (interval: AAN, -5°C / VENTILATOR STOP -3°C)
VENTILATOR STOP De ventilator stopt wanneer de temperatuur van de brine in-sensor naar de warmtepomp de ingestelde waarde bereikt. ONTD. SENSOR
9.7
(interval:
, 1D / 14D)
17°C (interval: VENTILATOR START +3°C / 30°C)
Toont de actuele temperatuur voor ingaande lucht naar het buitengedeelte.
Submenu OPTIMUM Het menu geldt voor Opti-modellen met circulatiepompen met toerentalregeling en wordt alleen weergegeven als is gekozen voor AAN in het menu SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM -> TOEVOEGING -> OPTIMUM. Tabel 23.
Wordt gebruikt om de bedrijfsinstellingen van de circulatiepompen te wijzigen.
Menu-optie
Betekenis
Fabrieksinstelling
TEMP.VERS. CIRC.
Gewenst temperatuurverschil tussen aanvoer- en retourleiding voor verwarmingssysteem.
8°C
Gewenst temperatuurverschil tussen aanvoer- en retourleiding voor brinesysteem.
3°C
TEMP.VERS. BRINE
(interval: (interval:
, 0°C / 15°C) , 0°C / 15°C)
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 63
Menu-optie
Betekenis
START FLOW CIRC.
Toerentalregeling van de circulatiepomp van het verwarmings- 7V systeem in Volt. Hogere spanning geeft een hoger toerental (interval: 3V / 10V) voor de circulatiepomp, wat weer een lager temperatuurverschil oplevert. Dienovereenkomstig zorgt een lage spanning voor een hoger verschil. 3 - 10 = Handmatig instelbaar toerental, waarbij 3 staat voor lage spanning en 10 voor hoge spanning.
START FLOW BRINE
Toerentalregeling van de circulatiepomp van het brinesysteem in Volt. Hogere spanning geeft een hoger toerental voor de brinepomp, wat weer een lager temperatuurverschil oplevert. Dienovereenkomstig zorgt een lage spanning voor een hoger verschil. 3 - 10 = Handmatig instelbaar toerental, waarbij 3 staat voor lage spanning en 10 voor hoge spanning.
CONST. FL. CIRC.
9.8
Als TEMP.VERS. CIRC. wordt ingesteld op is de flow constant met deze waarde in het verwarmingssysteem. De waarde wordt aangegeven in Volt.
Fabrieksinstelling
10V (interval: 3V / 10V)
7V (interval: 3V / 10V)
CONST. FL. BRINE
10V Als TEMP.VERS. BRINE wordt ingesteld op is de flow constant (interval: 3V / 10V) met deze waarde in het brinesysteem. De waarde wordt aangegeven in Volt.
MIN FLOW CIRC.
De laagste toegestane spanning (toerental) voor flow circulatie- 3V pomp in het verwarmingssysteem. Als er geen warmte nodig is, (interval: 3V / 10V) kan het toch nodig zijn om de temperaturen voor de sensoren in het systeem uit te lezen, waarbij de circulatiepomp dan moet draaien.
MAX OPLADEN WW
Hoogste gewenste aanvoertemperatuur bij warmwaterproductie.
55°C (interval: 45°C / 65°C)
MIN OPLADEN WW
Laagste gewenste aanvoertemperatuur bij warmwaterproductie.
50°C (interval: 30°C / 65°C)
Submenu HGW Het menu geldt voor de Opti Pro-modellen met heetgaswisselaar en wordt alleen weergegeven als is gekozen voor AAN in het menu SERVICE -> INSTALLATIE -> SYSTEEM -> TOEVOEGING -> HGW. Tabel 24.
Wordt gebruikt om de bedrijfsinstellingen van de heetgaswisselaar te wijzigen.
Menu-optie
Betekenis
Fabrieksinstelling
HGW-TEMPERATUUR Toont de HGW-sensor na de heetgaswisselaar (aanvoertemperatuur naar de boiler) in °C.
-
TEMP.VERSCHIL
Gewenst verschil tussen de HGW-sensor en de startsensor van de boiler.
20K (interval: 15K / 35K)
WW VERSCHIL
Toont het daadwerkelijke verschil tussen de HGW-sensor en de startsensor van de boiler.
-
WW NAAR RADIATOR
Als er warmtevraag is, regelt de HGW-shunt richting het verwarmings- 3K systeem als de gewogen waarde hoger is dan de som van de START(interval: 1K / 10K) temperatuur voor warm water en deze waarde. Voorbeeld: 40°+3K = bij 43°C in de boiler begint de shunt te regelen richting het verwarmingssysteem.
MAX TEMPERATUUR De maximale temperatuur voor het water in de boiler. De temperatuur wordt gemeten bij de pieksensor in de boiler.
Let op! Het warmtapwater kan deze temperatuur hebben, wat kan betekenen dat er een externe mengklep nodig kan zijn.
64 – Installatiehandleiding VMBMA1010
95°C (interval: 60°C / 100°C)
Menu-optie
Betekenis
Fabrieksinstelling
START HGW
Het aantal seconden dat de HGW-shunt moet opengaan bij HGW-start wordt de uitgangspositie voor de opening van de shunt. De openingstijd voor de HGW-shunt van volledig gesloten naar volledig geopend richting de boiler bedraagt 30 seconden.
7S (interval: 0S / 30S)
OPSTARTEN HGW
De tijd in seconden voordat regeling van HGW-shunt begint na start HGW.
60S (interval: 10S / 90S)
INTEGRAAL VERT.
Vertraging van integraalberekening in seconden nadat de integraalwaarde voor HGW is bereikt.
10S (interval: 5S / 120S)
HGW-SHUNTTIJD
De tijd dat het signaal actief is voor het volledig openen of sluiten van de HGW-shunt.
35S (interval: 15S / 60S)
HGW INT.GRENZ.
Integraalwaarde (grenswaarde) voor HGW.
60 (interval: 10 / 120)
HGW INTEGRAAL
Toont de actuele waarde voor de HGW-integraal. Een plus geeft aan dat de shunt opent richting de boiler en een min geeft aan dat de shunt opent richting het verwarmingssysteem.
PULS BREEDTE
Hoe lang het plus- of minsignaal naar de shunt hoog moet zijn wanneer de HGW-integraal is bereikt.
0,25S (interval: 0,20S / 1,00S)
Installatiehandleiding VMBMA1010 – 65
10
Inbedrijfstelling
10.1
Vul boiler en verwarmingssysteem 1. 2. 3.
10.2
Verwarmingssysteem ontluchten 1. 2. 3. 4. 5.
10.3
Vul de boiler met koud water door de vulklep te openen die zich op de klepleiding bevindt. Ontluchten door een warmwaterkraan te openen. Vul daarna via de vulklep de spiraal van de boiler en het verwarmingssysteem met water, totdat er een druk ontstaat van circa 1 bar.
Open alle radiatorkranen volledig. Ontlucht alle radiatoren. Vul het verwarmingssysteem weer bij tot een druk van ca. 1 bar. Herhaal de procedure totdat alle lucht is verwijderd. Laat de radiatorkranen volledig open staan.
Vul het brinesysteem Voorzichtig! Voordat het brinesysteem gevuld kan worden, moet de elektrische installatie klaar zijn en moet de brinepomp in bedrijf kunnen worden genomen.
Voorzichtig! Voordat het brinesysteem voor DHP-A, DHP-AL wordt gevuld, MOET de boiler gevuld zijn.
Let op! Controleer altijd de lokale regels en voorschriften voordat antivriesmiddel wordt gebruikt.
Let op! Antivriesmiddel met corrosiewerende additieven moet zodanig worden toegepast en gemengd dat bescherming tegen vorst tot -15°C wordt gerealiseerd voor DHP-H, DHP-L en DHP-C.
Let op! Gebruik uitsluitend ethyleenglycol als antivriesmiddel voor DHP-A en DHP-AL, zodanig gemengd dat bescherming tegen vorst tot -32±1°C wordt gerealiseerd.
10.3.1
Berekend volume DHP-H, -C, -L Het volume van het brinesysteem wordt als volgt berekend:
• • • 10.3.2
Warmtepomp (wisselaar en leidingen) ca. 2 liter Expansievat ca. 3 liter Collector (enkele leiding): PEM 40 ca. 1,0 liter/m; PEM 32 ca. 0,6 liter/m; Cu 28 ca. 0,5 liter/m
Berekend volume DHP-A, -AL Het volume van het brinesysteem wordt als volgt berekend:
• • • •
Warmtepomp (wisselaar, leidingen en buitenmantel) ca. 47 liter Expansievat ca. 3 liter Buitengedeelte ca. 7 liter Collector (enkele leiding): 28 mm leiding ca. 0,5 liter/m
66 – Installatiehandleiding VMBMA1010
10.3.3
Bijvulkoppeling Vergeet niet om bij het monteren van de bijvulkoppeling op de retourleiding het deksel van de vuilzeef naar boven te draaien om bij het schoonmaken van het filter zo weinig mogelijk lucht in het brinesysteem te laten komen.
Legenda
4
6
3
7
6
Vuilzeef
7
Afsluitklep
2
Brine uit
3
Afsluitklep (zit in bijvulkoppeling)
4
Afsluitklep (zit in bijvulkoppeling)
5
5
Afsluitklep (zit in bijvulkoppeling)
11
6
Vuilzeef (zit in bijvulkoppeling)
7
Afsluitklep (zit in bijvulkoppeling)
8
Veiligheidsklep 1,5 bar
9
Ontluchtings- en expansievat
10
Afsluitklep
11
Externe pomp
12
Extern reservoir
10
1 3
12
Afbeelding 45.
12.
Afsluitklep
Brine in
4 6 7
6. 7. 8. 9. 10. 11.
5
1
2
5.
Afsluitklep
Legenda 9
4.
4
Bijvulkoppeling
8
3.
Afsluitklep
5
Afbeelding 44.
1. 2.
3
Bijvullen van brinevloeistof
Zet de warmtepomp in de stand "OFF" in het menu INFORMATIE -> BEDRIJF van de regelaar. Meng water en antivriesmiddel in de juiste verhouding in een extern reservoir (12). Let op: elke portie moet goed gemengd worden. Controleer of het bevriezingspunt van het mengsel is bereikt met een refractometer (-15°C voor DHP-H, DHP-C en DHP-L), (-32±1°C voor DHP-A, DHP-AL) Vul het systeem met het mengsel met behulp van een externe pomp (11) die de brineleidingen kan ontluchten. Sluit de drukzijde van de pomp aan op de bijvulaansluiting bij de klep (5). Voor DHP-A, DHP-AL: open de ontdooishunt in het menu SERVICE -> MANUEEL TEST -> SHUNT ONTD. van de regelaar, verander de waarde in -. Sluit klep (4). Open klep (5) en (10). Sluit een doorzichtige slang aan op klep (3) die uitkomt in het externe reservoir (12). Open klep (3). Start de externe pomp (11) en vul de brineleidingen. Start de brinepomp handmatig in het menu SERVICE -> MANUEEL TEST -> BRINEPOMP van de regelaar. Zet de waarde op 1. Laat de brinepomp en de externe pomp (11) in serie draaien tot er vloeistof zonder lucht in de retourslang vanaf klep (3) komt. Installatiehandleiding VMBMA1010 – 67
13. 14. 15.
Stop de brinepomp in menu SERVICE ->MANUEEL TEST -> BRINEPOMP van de regelaar, zet de waarde op 0 en laat tegelijkertijd de externe pomp doordraaien. Open klep (4) met de externe pomp in bedrijf om de lucht tussen de kleppen (3) en (5) eruit te halen. Sluit klep (3) en breng het systeem op druk met de externe pomp. Voorzichtig! Max. 150 kpa (1,5 bar)
16. 17. 18. 19.
10.4
Sluit klep (5). Voor DHP-A, DHP-AL: sluit de ontdooishunt in het menu SERVICE -> MANUEEL TEST -> SHUNT ONTD. van de regelaar, verander de waarde in 0. Stop de externe pomp (11) en ontkoppel de bijvulinrichting. Monteer de isolatie op de bijvulkoppeling.
Brinecircuit ontluchten Let op! Bij navullen moet de brinepomp in bedrijf zijn.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Start de brinepomp in het menu SERVICE -> MANUEEL TEST -> BRINEPOMP van het regelsysteem. Zet de waarde op 1. Controleer of het niveau van het ontluchtingsvat (9) zich stabiliseert. Demonteer de veiligheidsklep (8) op het ontluchtingsvat. Vul brinevloeistof bij tot 2/3 van het vat via de aansluiting waar de veiligheidsklep (8) zat. Laat de brinepomp draaien, zodat de lucht in het systeem wordt verzameld in het ontluchtingsvat. Terwijl er lucht wordt afgescheiden en naar het ontluchtingsvat gaat, daalt het vloeistofniveau in het ontluchtingsvat. Vul bij volgens stap 4. Monteer de klep (8) terug als alle lucht uit het systeem is. Open de klep (8) en haal eventuele overdruk eraf. Het vloeistofniveau mag niet onder 2/3 komen van de hoogte van het vat. Controleer of klep (3) gesloten is. Stop de brinepomp in het menu SERVICE -> MANUEEL TEST -> BRINEPOMP van het regelsysteem. Zet de waarde op 0. Schakel over naar de gewenste bedrijfsmodus, op voorwaarde dat het verwarmingssysteem is gevuld en ontlucht.
Eventueel resterend brinemengsel kunt u het best opvangen in een kunststof jerrycan o.i.d. voor eventueel later gebruik bij het navullen van de installatie (bij de klant laten staan).
10.5
Buitengedeelte ontluchten Als het buitengedeelte hoger geplaatst is dan de warmtepomp, met een op druk gebracht brinesysteem, moet het buitengedeelte worden ontlucht met behulp van de ontluchtingsschroeven (1) op de aansluitleidingen. Om bij de ontluchtingsschroeven te kunnen, moet de zijplaat van het buitengedeelte worden gedemonteerd.
68 – Installatiehandleiding VMBMA1010
1
Legenda 1
Afbeelding 46. plaatsen
Ontluchtingsschroeven
Ontluchtingsschroeven
Als het buitengedeelte even hoog of lager wordt geplaatst dan de warmtepomp, wordt aanbevolen om ook het brinecircuit bij het buitengedeelte te ontluchten. Na het ontluchten moeten zijplaten en sierfront worden gemonteerd.
10.6
Opstarten Let op! Lees de veiligheidsvoorschriften!
Voorzichtig! De installatie mag alleen in bedrijf worden gesteld als het verwarmingssysteem, de boiler en het brinesysteem zijn gevuld en ontlucht. Anders kunnen de circulatiepompen beschadigd raken.
Voorzichtig! Bij eventuele alarmmeldingen die kunnen optreden in verband met de installatie moet u storingzoeken.
Voorzichtig! Als de installatie tijdens het installeren alleen zal worden aangedreven door een bijverwarming, zorgt u ervoor dat het verwarmingssysteem gevuld is en dat de compressor niet kan starten. Dit doet u door de bedrijfsmodus in te stellen op INFORMATIE --> BEDRIJF --> BIJVERW.
Voorzichtig! Voor warmtepompen DHP-H Opti Pro SP en DHP-L Opti Pro SP (1-fase) is het absoluut noodzakelijk om de heetwatertemperatuur van de fabrieksinstelling van 95°C te wijzigen in 85°C.
10.6.1
Checklijst installatie Voordat u met de handmatige test begint, moet worden gecontroleerd of de volgende punten zijn uitgevoerd:
• •
Installatie van leidingen Elektrische installatie
10.6.1.1 Installatie van leidingen verwarmingssysteem
• •
Aansluiting van leidingen volgens aansluitschema Flexibele slangen op aanvoer- en retourleiding Installatiehandleiding VMBMA1010 – 69
• • • • • • • •
Leidingisolatie Vuilzeef op retourleiding Ontluchting van verwarmingssysteem Alle radiatorkranen volledig geopend Expansievat verwarmingssysteem (niet inbegrepen bij levering) Veiligheidsklep voor expansievat (niet inbegrepen bij levering) Vulkraan verwarmingssysteem (niet inbegrepen bij levering) Inspectie lekkage
Indien er een externe boiler is geïnstalleerd, controleert u ook:
• •
Driewegklep Veiligheidsklep voor koud water (9 bar)
10.6.1.2 Elektrische installatie
• • • • • • • •
Werkschakelaar Zekeringen Draairichting compressor Brinepomp Voor DHP-A, buitengedeelte Voor DHP-A, ontdooisensor Plaatsing buitensensor Instellingen regelaar
Indien er een externe boiler is geïnstalleerd, controleert u ook:
•
Driewegklep
10.6.1.3 Brinesysteem
• • • • • • • 10.6.2
Expansie-/ontluchtingsvat op retourleiding Veiligheidsklep voor expansievat Bijvulkoppeling op retourleiding Isolatie door buitenmuur Overige isolatie brine Ontluchting brine Inspectie lekkage
Handmatige test Voer een test uit en controleer tegelijkertijd of de onderdelen werken.
10.6.2.1 Activeer handmatige test 1. Controleer of de hoofdschakelaar is ingeschakeld. 2. 3. 4.
Selecteer bedrijfsmodus in het menu INFORMATIE -> BEDRIJF -> Open het menu SERVICE door < vijf seconden ingedrukt te houden. Stel de waarde voor MANUEEL TEST in op 2. Let op! Selecteer stand 2 voor MANUEEL TEST om tijdens de lopende test uit het menu MANUEEL TEST te kunnen navigeren.
70 – Installatiehandleiding VMBMA1010
10.6.2.2 Test brinepomp 1. Start de brinepomp door de waarde BRINEPOMP in te stellen op 1. 2. Controleer of de brinepomp draait door:
• • • • 3. 4. 5.
te luisteren uw hand op de pomp te leggen te kijken of het niveau in het expansievat stabiel is. Als het niveau niet stabiel is, zit er nog lucht in het systeem. ook te luisteren of er lucht aanwezig is
Als de pomp niet automatisch start, voert u een handmatige start uit. Als er lucht in het brinesysteem zit, moet het systeem ontlucht worden. Stop de brinepomp door de waarde in te stellen op 0.
10.6.2.3 Test circulatiepomp 1. Start de circulatiepomp van het verwarmingssysteem door de waarde CIRC.POMP in te stellen op 1. 2. Controleer als volgt of de circulatiepomp draait:
• • • 3. 4. 5.
Luister Leg uw hand op de pomp Luister ook of er lucht aanwezig is
Als de pomp niet start, zie Circulatiepompen handmatig starten. Als er lucht in het verwarmingssysteem zit, moet het systeem ontlucht worden. Zie Verwarmingssysteem ontluchten. Stop de circulatiepomp door de waarde in te stellen op 0.
10.6.2.4 Test driewegklep 1. Activeer de driewegklep door de waarde voor VXV WARMWATER in te stellen op 1. 2. Controleer of de indicator op de bovenkant van de driewegklep van stand verandert. 3. Als dat niet gebeurt, moet u de storing lokaliseren. 10.6.2.5 Test compressor 1. Start de circulatiepomp door de waarde CIRC.POMP in te stellen op 1. 2. Start de compressor van de warmtepomp door de waarde WARMTEPOMP op 1 te zetten. Wanneer de waarde voor warmtepomp op 1 wordt gezet, start ook de brinepomp. Waarschuwing! Gevaar voor brandwonden. De drukleiding van de compressor kan na enige tijd in bedrijf opwarmen tot een temperatuur van wel 70-80°C! 3.
4. 5. 6. 7.
Controleer of:
•
de compressor in de juiste richting draait door vóór het starten van de compressor met uw hand aan de drukleiding te voelen. De leiding is dan koud. Voel na enige tijd opnieuw om te kijken of de drukleiding goed heet wordt.
•
alles normaal klinkt zonder rare geluiden.
Als de leiding niet heet wordt of abnormaal klinkt, moet u de storing lokaliseren volgens de servicehandleiding. Stop de compressor door de waarde in te stellen op 0. Stop de brinepomp door de waarde in te stellen op 0. Stop de circulatiepomp door de waarde in te stellen op 0.
10.6.2.6 Test bijverwarmingsstappen 1. Start de circulatiepomp door de waarde CIRC.POMP in te stellen op 1. 2. Start de eerste bijverwarmingsstap door de waarde BIJVERW. 1 op 1 te zetten. Installatiehandleiding VMBMA1010 – 71
3. 4. 5. 6.
Controleer of de bijverwarmingsstap werkt door het menu MANUEEL TEST te verlaten en naar het menu INFORMATIE -> TEMPERATUUR -> AANV.LEIDING te gaan om te controleren of de temperatuur stijgt. Keer terug naar het menu MANUEEL TEST en stop BIJVERW. 1 door de waarde in te stellen op 0. Herhaal de stappen bij BIJVERW. 1 voor BIJVERW. 2 en BIJVERW. 3. Stop de circulatiepomp door de waarde in te stellen op 0.
10.6.2.7 Test buitengedeelte DHP-A, -AL 1. Start de ontdooishunt door de waarde SHUNT ONTD. in te stellen op - (min). Controleer of de shuntmotor draait. 2. Start de ventilator op lage snelheid door de waarde voor VENTILATOR L in te stellen op 1. Controleer of de ventilator op lage snelheid draait. 3. Start de ventilator op hoge snelheid door de waarde voor VENTILATOR H in te stellen op 1. Controleer of de ventilator op hoge snelheid draait. 10.6.2.8 Sluit testen af Stel de waarde voor MANUEEL TEST in op 0.
10.7
Inbedrijfstelling
10.7.1
Circulatiepompen handmatig starten Als een van de circulatiepompen niet start, moet u deze mogelijk als volgt op gang helpen:
1
Afbeelding 47.
Plaatsing ontluchtingsschroef
Voorzichtig! Bij het ontluchten van de circulatiepompen kan er water in aanraking komen met elektrische onderdelen. Bescherm daarom het elektrische paneel tegen water. 1. 2. 3. 10.7.2
Draai de ontluchtingsschroef aan de voorzijde van de pomp los en verwijder deze. Zorg ervoor dat u het water opvangt dat eruit loopt wanneer de schroef wordt verwijderd. Steek er een platte schroevendraaier in en draai deze in de draairichting van de pomp (rechtsom). Plaats de ontluchtingsschroef terug met zijn rubberen pakking.
Pas aan aan verwarmingssysteem Pas de instellingen voor de warmtepomp aan het betreffende verwarmingssysteem aan, bijvoorbeeld voor systemen met vloerverwarming of radiatoren. De temperatuurdelta over de warmtepomp moet minimaal 8°C bedragen. De temperatuurdelta aan de brinezijde moet 3–5°C bedragen. Als geen van de ΔT wordt bereikt, moet mogelijk de flow van de circulatiepompen worden aangepast, afhankelijk van het betreffende verwarmingssysteem.
72 – Installatiehandleiding VMBMA1010
10.7.2.1 Geluidscontrole Tijdens het transport en de installatie kan de warmtepomp beschadigd raken en kunnen onderdelen verschuiven of verbuigen. Dit kan dan weer geluidsoverlast veroorzaken. Het is daarom belangrijk om de warmtepomp te controleren na de installatie en voordat deze in gebruik wordt genomen, om er zeker van te zijn dat alles in orde is. Laat de warmtepomp draaien in zowel de verwarmings- als de warmwatermodus om te controleren of de pomp geen geluidsoverlast geeft. Controleer daarbij ook of er geen abnormaal geluid te horen is in andere delen van het huis. Ongewenste geluiden kunnen zich namelijk ook voordoen in andere ruimtes dan de ruimte waar de warmtepomp staat. Als de ventilator draait, zal het buitengedeelte geluid produceren; onthoud dit wanneer u de unit plaatst, om geluidsoverlast in uw eigen huis en voor eventuele buren te vermijden. Als het geluidsniveau beperkt moet worden, is er een geluidsset verkrijgbaar voor het buitengedeelte voor DHP-A 10 en 12. 10.7.2.2 Selecteer bedrijfsmodus Stel de warmtepomp in op de gewenste bedrijfsmodus in het menu INFORMATIE -> BEDRIJF. Eventueel moeten ook bepaalde parameters in het regelsysteem worden ingesteld, zoals KAMER en STOOKLIJN. 10.7.3
Monteer de frontplaat
Voorzichtig! Zorg ervoor dat u de frontplaat of de kabels van de display niet beschadigt!
1. 2. 3. 10.7.4
Haak de onderkant van de frontplaat vast. Druk voorzichtig de bovenkant van de frontplaat tegen de warmtepomp. Draai de vergrendeling in de bovenplaat 90 graden rechtsom.
Na het opstarten
Let op! Houd er rekening mee dat het enige tijd duurt voordat de warmtepomp een koud huis heeft verwarmd. U kunt het beste enig geduld betrachten en de waarden NIET hoger instellen of veranderen met het regelsysteem om het verwarmen sneller te laten verlopen.
Voorzichtig! Indien er een alarm optreedt in combinatie met de inbedrijfstelling, betekent dit doorgaans dat er lucht in het systeem zit.
10.8
Verwarmingssysteem afregelen Om te zorgen voor een uitgebalanceerd verwarmingssysteem en een gelijkmatige en aangename binnentemperatuur, moet u het verwarmingssysteem afstellen aan de hand van het onderstaande voorbeeld. Let op! Het afregelen van het verwarmingssysteem kunt u voor een optimaal effect het best uitvoeren gedurende koude periodes.
Let op! Het afregelen moet verspreid over een aantal dagen plaatsvinden, omdat de vertraging in het verwarmingssysteem ervoor zorgt dat de binnentemperatuur langzaam verandert. 1. 2. 3. 4.
Kies een van de kamers in het huis als referentiekamer voor de binnentemperatuur; de plek waar de hoogste temperatuur gewenst is, 20-21°C. Leg een thermometer in de kamer. Open alle radiatorkranen van het verwarmingssysteem volledig. Zorg ervoor dat de KAMER-waarde ingesteld is op 20°C. Zie Instellen van KAMER-waarde voor meer informatie. Installatiehandleiding VMBMA1010 – 73
5. 6.
7. 8.
9.
10.9
Noteer op verschillende momenten gedurende het etmaal de temperatuur in de referentiekamer. Stel de KAMER-waarde zo af dat de referentiekamer zijn gewenste binnentemperatuur van 20-21°C bereikt. Vergeet niet dat de overige kamers tijdens het afregelen verschillende temperaturen zullen hebben. Dit wordt echter later afgesteld. Als de KAMER-waarde meer dan 3°C omhoog of omlaag moet worden bijgesteld, moet in plaats daarvan de STOOKLIJN-waarde worden bijgesteld. Zie Aanpassen van STOOKLIJN-waarde voor meer informatie. Als de binnentemperatuur ondanks het afregelen met meerdere graden varieert, moet mogelijk een specifiek deel van de warmstooklijn worden aangepast. Controleer dan bij welke buitentemperatuur de variatie het grootst is en pas de stooklijn aan bij de betreffende waarde (STOOKLIJN 5, STOOKLIJN 0, STOOKLIJN -5). Zie Aanpassen van een specifiek deel van de warmstooklijn voor meer informatie. Als de referentiekamer gedurende het etmaal een gelijkmatige temperatuur heeft van 20-21°C, kunt u de radiatorkranen in de overige kamers afstellen zodat hun binnentemperatuur gelijk is aan die van de referentiekamer of lager is.
Informatie voor de klant Na de afgeronde inbedrijfstelling moet de klant worden geïnformeerd over de nieuwe warmtepompinstallatie. Hieronder vindt u een checklijst met informatie die de installateur aan de klant moet geven:
• • • • • • •
Het model van de geïnstalleerde warmtepomp. Blader door de Gebruikershandleiding en laat zien wat erin staat. Beschrijf de verschillende bedrijfsmodi en leg uit wat deze inhouden. Beschrijf de meest voorkomende alarmmeldingen en de te nemen maatregelen. Laat zien hoe de navigatie in het regelsysteem werkt en welke instellingen de klant zelf kan verrichten. Laat zien hoe de historie en bedrijfstijden kunnen worden bekeken. Laat de installatie van leidingen zien en doorloop de periodieke onderhoudsmaatregelen waar de klant zelf aan moet denken: o controleren van de aanbevolen druk voor manometers o bijvullen van het verwarmingssysteem o veiligheidskleppen monteren o vuilzeven schoonmaken.
•
Leg uit hoe de klant de fijnafstelling van zijn eigen, bestaande verwarmingssysteem kan uitvoeren volgens de instructies in de Gebruikershandleiding.
• • •
De geldende garanties Tot wie de klant zich moet wenden als hij eventueel service nodig heeft. Vul ten slotte de referenties achterin de Gebruikershandleiding in.
74 – Installatiehandleiding VMBMA1010
VMBMA1010