Inspraak- en overlegrapport ‘PLANTAGEBAAN 192, WOUWSE PLANTAGE
Inspraak- en overlegrapport ‘Plantagebaan 192 Wouwse Plantage’
2
Inspraak- en overlegrapport ‘Plantagebaan 192 Wouwse Plantage’
Inleiding In 2005 is door het college een realisatiestrategie voor woningbouw in kleine kernen vastgesteld. Hierbij is de locatie tussen de Plantagebaan en de Baron de Catersstraat in de Wouwse Plantage aangewezen als een meest voor de hand liggende toekomstige woningbouwlocatie in het dorp. Om de ontwikkeling van deze woningbouwlocatie mogelijk te maken, is een bestemmingsplan voor deze locatie opgesteld. Met ingang van 21 november 2011 is het voorontwerp bestemmingsplan op grond van de Inspraakverordening en het bepaalde in artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Het voorontwerp bestemmingsplan is tevens toegezonden aan de provincie en andere overlegpartners in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Tijdens de inspraakbijeenkomst op 29 november 2011 zijn vier inspraakformulieren ingevuld. Ook zijn vier reacties ontvangen van overlegpartners, welke in deze rapportage zijn opgenomen met daarbij het gemeentelijk standpunt hoe hier verder mee wordt omgegaan en of een en ander heeft geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
3
Inspraak- en overlegrapport ‘Plantagebaan 192 Wouwse Plantage’
VOOROVERLEG
1. Provincie Noord-Brabant Heeft kenbaar gemaakt geen inhoudelijke opmerkingen te hebben op het plan.
2. Seniorenraad Roosendaal Heeft kenbaar gemaakt geen inhoudelijke opmerkingen te hebben op het plan. 3. Brandweer Midden- en West-Brabant Reactie 1. De brandweer geeft aan dat de ontwikkeling voor wat betreft de stofcategorie D4 wel in het invloedsgebied van de spoorlijnen Bergen op Zoom / Roosendaal en Roosendaal / België ligt. De afstand tot de spoorlijnen is dusdanig dat een rekenkundige analyse niet nodig is. Bij een ernstig scenario op het spoor moeten bewoners zo kort mogelijk blootgesteld worden aan gevaarlijke toxische concentraties. Dit kan alleen als de zelfredzaamheid op orde is. De zelfredzaamheid van de bewoners zal voldoende zijn. 2. Hulpverlening: hierbij zijn de opkomsttijd, de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen van belang. • De opkomsttijd van het plangebied is ongeveer 12 minuten. Op 7 juli 2011 heeft de Veiligheidsregio ingestemd met de huidige opkomsttijden. Het wordt dan wel noodzakelijk om extra maatregelen binnen de gemeente te nemen. Voorgesteld wordt om in de woningen woningsprinklers of rookmelders toe te passen. • Er worden geen opmerkingen gemaakt in het kader van de bereikbaarheid mits er geen wijzigingen in rijrichtingen en snelheidsbeperkende voorzieningen worden aangebracht. • Bluswater: In de woonwijk dienen voldoende bluswatervoorzieningen te worden aangebracht. 3. Risicocommunicatie: de brandweer adviseert de gemeente om actief te communiceren over de risico’s en de te nemen maatregelen. Beantwoording 1. De gemeente heeft de toelichting aangevuld voor wat betreft het invloedsgebied van de spoorlijnen. 2. Hulpverlening: • Specifieke voorzieningen die in het kader van de veiligheid aan woningen moeten worden aangebracht of suggesties met betrekking tot materiaalgebruik (wel of geen glas, brandwerende bouwmaterialen) zijn weliswaar van groot belang, maar behoren niet tot zaken die in een bestemmingsplan geregeld kunnen worden. • Hoewel verkeersmaatregelen niet in het bestemmingsplan worden geregeld, worden ze naar aanleiding van dit plan ook niet voorzien. • In het technisch masterplan zijn blusvoorzieningen opgenomen. Bij de uitvoering van het woningbouwplan zullen deze gerealiseerd worden. 3. Risicocommunicatie. Voor risicocommunicatie wordt verwezen naar de digitale informatie zoals deze toegankelijk is via onze website www.roosendaal.nl , via de website veiligheidsregio www.veiligheidsregiomwb.nl, en andere sites zoals www.risicokaart.nl. Verder wordt deze informatie (2-jaarlijks) gegeven op het Veiligheidsplein tijdens Roosendaals Treffen, jaarlijks in de huis aan huis bezorgde Gemeentegids, jaarlijks in de huis aan huis bezorgde bewaarkaart en regelmatig (preventietips) in de gemeenterubriek in De Bode. Verder zijn diverse folders over dit onderwerp vrij te verkrijgen in het politiebureau, in de brandweerkazerne, op ons standskantoor en in de bibliotheek.
4
Inspraak- en overlegrapport ‘Plantagebaan 192 Wouwse Plantage’
Ook werkt de gemeente mee aan presentaties over veiligheid bij bedrijven, instellingen, bewonersplatforms en dergelijke. Hierbij wordt uitgegaan van zelfredzaamheid zoals deze nadrukkelijk is benoemd in het gemeentelijke beleid, zie Agenda van Roosendaal. Voorbeelden daarvan zijn het verstrekken van informatie over risico’s aan eigen personeel, bezoekers en omliggende bedrijven, het in stand houden van een BHVorganisatie, het houden van ontruimingsoefeningen, enzovoorts. Door de NS wordt dit verzorgd voor reizigers en alle werknemers en bedrijven binnen en aansluitend aan het spooremplacement. In het gemeentelijke integraal veiligheidsplan “Veiligheid , uw en onze zorg!” staat omtrent risicocommunicatie het volgende: De communicatie over risico’s kent een eigen dynamiek. Hierbij heeft de veiligheidsregio het voortouw. De veiligheidsregio wil de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven stimuleren voor de fysieke veiligheid in de eigen woon- en werkomgeving. Dat kan bijvoorbeeld met het actief benutten van brandpreventieve mogelijkheden. De veiligheidsregio zal nieuwe communicatie-instrumenten ontwikkelen die aansluiten bij de maatschappelijke ontwikkeling en behoefte. In dit verband is er expliciet aandacht voor de mogelijkheden van de sociale media. 4. Waterschap Brabantse Delta Aangegeven wordt dat het bestemmingsplan door de tijd is ingehaald en niet meer actueel is. Het waterhuishoudkundig plan en rioleringsplan van september 2011 zijn (nog) niet in de watertoets verwerkt. In paragrafen 4.8.4 en 4.8.5 wordt aangegeven dat één woning in het plangebied al is toegestaan en dat deze verharding afgetrokken kan worden van de toekomstige verharding. Dit is niet conform het beleid van het waterschap. Beantwoording De gemeente heeft de watertoets in het bestemmingsplan geactualiseerd. INSPRAAK 1. In de inspraakformulieren wordt gevraagd of dakkapellen aan de achterzijde niet mogelijk worden gemaakt. 2. In de inspraakformulieren wordt geïnformeerd naar planschade. 3. Het aantal woningen naast Rozenhof 12 wordt maximaal vijf. Verzocht wordt om minder woningen in dit gedeelte van het plangebied toe te staan. 4. De achter ontsluiting van drie aaneengesloten woningen loopt langs het perceel Rozenhof 12. Verzocht wordt om de achter ontsluiting van slechts twee aaneengesloten woningen langs het perceel Rozenhof 12 te laten lopen. 5. Verzocht wordt om tekeningen van de woningen. 6. Gevraagd wordt of er overleg gevoerd kan worden over de uitrit van het perceel Plantagebaan 190 aan de achterzijde van dit perceel.
5
Inspraak- en overlegrapport ‘Plantagebaan 192 Wouwse Plantage’
Beantwoording 1. In het bestemmingsplan worden bouw- en goothoogtes aangegeven. Een dakkapel valt binnen het dakvlak en binnen de toegestane hoogtes kan altijd een dakkapel gerealiseerd worden. In het bestemmingsplan worden geen specifieke regels opgenomen ten aanzien van dakkapellen, omdat deze regels opgenomen zijn in de welstandsnota van de gemeente Roosendaal. Een dakkapel op het achterdakvlak of zijdakvlak kan vergunningsvrij zijn. Het bestemmingsplan of de welstandsnota is dan niet van toepassing. Als een dakkapel niet vergunningsvrij is wordt deze getoetst aan de welstandcriteria uit de welstandsnota van de gemeente Roosendaal. 2. Planschade heet tegenwoordig ‘tegemoetkoming in schade’. In een bijlage bij dit rapport wordt hierover uitleg gegeven. 3. De woningen in dit gedeelte van het plangebied worden o.a. voor starters gerealiseerd. De woningen en percelen passen qua grootte goed bij starters. Grotere kavels en grotere woningen zouden voor deze doelgroep niet meer betaalbaar zijn. Bovendien is dit gedeelte van het plangebied het meest geschikt om deze woningen te realiseren. Ze sluiten qua maatvoering ook goed aan bij de woningen aan het Rozenhof. Mocht er toch behoefte zijn aan een ander type woningen dan kunnen deze volgens het bestemmingsplan ook gerealiseerd worden. 4. De achterontsluiting van de starterwoningen zal omgedraaid worden. De ontsluiting langs het Rozenhof 12 zal slechts voor twee aaneengesloten woningen zijn. 5. Er zijn nog geen gedetailleerde tekeningen van de woningen. In het bestemmingsplan wordt de maatvoering van de woningen geregeld, niet de verschijningsvorm van de woningen. Voor meer gedetailleerde informatie van de woningen wordt naar de ontwikkelaar verwezen. Als de omgevingsvergunning aangevraagd wordt, kunnen de tekeningen ook bij de gemeente ingezien worden. 6. Met de uitrit van dit perceel is bij de inrichting van het plangebied al rekening gehouden. Binnen de bestemming ‘Groen’ is dit ook mogelijk. De uitrit wordt niet meegenomen in de verbeelding van het bestemmingsplan, maar wel bij de inrichting van het plangebied.
6
Inspraak- en overlegrapport ‘Plantagebaan 192 Wouwse Plantage’
BIJLAGE Tegemoetkoming in planschade (artikel 6.1 Wro) In artikel 6.1 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat burgemeester en wethouders degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toekennen, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd. Voor het plangebied is een bestemmingsplan opgesteld. Een bepaling van een bestemmingsplan wordt genoemd als een oorzaak waarvoor een tegemoetkoming van de schade kan worden gevraagd (artikel 6.1 lid 2 onder a Wro). Een aanvraag om tegemoetkoming in schade moet schriftelijk en individueel worden ingediend. De aanvraag moet een motivering bevatten en een onderbouwing van de hoogte van de gevraagde tegemoetkoming. Verder dient voldaan te worden aan het gestelde in artikel 6.1.2.2. Bro waarin het volgende staat vermeld: a. een aanduiding van de oorzaak, bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, van de wet, ter zake waarvan een tegemoetkoming in de schade wordt gevraagd; b. een aanduiding van de aard van de schade; c. een omschrijving van de wijze waarop aan de schade naar het oordeel van de aanvrager tegemoet dient te worden gekomen indien hij geen vergoeding in geld wenst. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag moet een recht van € 300,-- worden betaald. Bij een (gedeeltelijke) positieve beslissing op de aanvraag om planschadevergoeding wordt het recht teruggestort. De aanvraag om een schadevergoeding moet ten gevolge van een oorzaak, in dit geval het bestemmingsplan, worden ingediend binnen vijf jaar na het moment waarop het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Dit houdt in dat alle procedures afgerond moeten zijn. De aanvraag wordt volgens de vastgestelde procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade ter advisering aan een onafhankelijke adviseur voorgelegd. In de verordening zijn regels opgenomen over de aanwijzing van een adviseur en de wijze waarop deze tot een advies komt (artikel 6.1.3.3. Bro.) De gebruikelijke werkwijze van de adviseur zal zijn dat de aanvrager wordt gehoord en dat de locatie ter plaatse wordt bezichtigd. De adviseur vergelijkt de nieuwe bestemmingsregeling met hetgeen onder het voorafgaande bestemmingsplan maximaal mogelijk was aan bebouwing en gebruik en hij gaat na of de in de aanvraag genoemde schadefactoren zich voordoen. Schadefactoren kunnen zijn het vervallen van waardebepalend vrij uitzicht, onevenredige beperking van lichttoetreding (schaduwwerking), onevenredige aantasting van de privacy, verslechtering van milieuomstandigheden (geluid, geur, luchtkwaliteit) of een ingrijpende verslechtering van de verkeers- of parkeersituatie. De adviseur onderzoekt ook of sprake is van voorzienbaarheid van de ruimtelijke ontwikkeling waarop het planschadeverzoek betrekking heeft en wat de aanvrager heeft ondernomen om de schade te beperken. In ieder geval wordt twee procent van de waarde van de door planschade getroffen onroerende zaak, behalve wanneer het gaat om het eigen perceel, geacht tot het normaal maatschappelijk risico van de aanvrager te blijven.
7