Inspirerende gebiedsontwikkeling High Tech Campus Eindhoven
De High Tech Campus in Eindhoven, een plek waar natuur en techniek elkaar ontmoeten. Gekarakteriseerd door essen, wilgen, elzen en berken is het Dommeldal een broedplaats van innovatie en r&d. Transparantie in gebouwen en natuur verbindt kamers van techniek met het landschap. De auto staat geparkeerd in een groene doos, van de lunch geniet men in De Strip. Ontmoetingen en ontspanning stimuleren ontwikkelingen. Licht, water en begroeiing verzachtende techniek. Water trekt, biedt rust en inspireert. Wegen naar werken ontspanning vallen samen.
inhoud inspirerende gebiedsontwikkeling high tech campus eindhoven
03 Voorwoord 05 1. Van natlab tot Campus 15 2. Kennis clustering en open innovatie 23 3. De filosofie van de Campus 31 4. De gebouwen op de Campus 79 5. Het succes verklaard 89 Bronnen 89 Colofon
Voorwoord High Tech Campus Eindhoven: succesvol en inspirerend Al sinds 1998 werkt Inbo voor Philips in een team¹ aan de ontwikkeling van de High Tech Campus in Eindhoven. Het is een gebiedsontwikkeling die zich kenmerkt door een sterke visie van Philips en de partijen die de Campus realiseren. Het gebied is door open innovatie en kennisclustering een interessant vestigingsgebied voor geavanceerde technologische bedrijven en voor werknemers een aantrekkelijke plek om te werken. De belevingswaarde van de High Tech Campus Eindhoven is groot, het imago is zeer goed. Inmiddels heeft de High Tech Campus Eindhoven diverse prijzen gewonnen, zoals in 2006 de prijs voor het beste bedrijventerrein van Nederland. Wat verklaart het succes en wat kunnen we ermee? Vanuit onze betrokkenheid bij en de fascinatie voor het succes van de High Tech Campus Eindhoven onderzoeken we factoren die een mogelijke verklaring vormen voor dit succes. We doen dit vanuit verschillende invalshoeken; de geschiedenis van Philips, theorieën over kennisclustering en open innovatie en de ontwerpfilosofie voor het terrein. In het concluderende hoofdstuk proberen we de relatie te leggen tussen de verklaring van het succes van de HTCE enerzijds en de ontwikkeling van nieuwe werkgebieden anderzijds. We starten in 1891, bij die éne gloeilamp in een fabriek in Eindhoven.
¹ Inbo/JHK samenwerkende architecten vof i.s.m. Juurlink en Geluk
3
1
Van natlab tot campus Een zoektocht naar het succes van de High Tech Campus, moet starten bij Philips als opdrachtgever en belangrijkste bewoner. Via de ontwikkelingsgeschiedenis van Philips geven we een beeld van de ambities, de strategie, het functioneren van het bedrijf, maar vooral ook de bedrijfscultuur. Zonder de sterk op onderzoek en toptalenten gerichte bedrijfscultuur was er geen NatLab en ook geen High Tech Campus geweest.
“A one-firm solution is a thing of the past. The technological palette has become too wide-ranging and the products have become too complex for this. In many ways it is much smarter to share knowledge and experience as well as expensive research facilities. Sharing will have a multiplier effect and boost innovation.” (bron: www.hightechcampus.nl)
Philips door de jaren heen Verticale integratie kenmerkend voor Philips Frederik Philips en zijn zoon Gerard Philips startten in 1891 in Eindhoven de Koninklijke Philips Electronics N.V. (Philips) met de productie van gloei lampen. De komst van broer Anton zorgde in 1895 voor de aankoop van diverse Nederlandse gloeilampenfabrieken. Door stagnatie van de aanvoer van gassen en glas voor gloeilampen in de Eerste Wereldoorlog, richtte Philips ook eigen toeleverende bedrijven op en begon het met het opzetten van eigen buitenlandse productie- en verkooporganisaties. Deze verticale integratie is kenmerkend voor Philips. Het leidde tot eigen glas-, golfkarton en machinefabrieken. In 1939 had Philips in totaal 45.000 mensen in dienst, van wie 19.000 in Nederland. Maar ook horizontale integratie De diverse wetenschappelijke activiteiten die Philips uitvoerde, leidden ook tot horizontale integratie. Kennis op het gebied van glas en metalen, nodig voor de vervaardiging van gloeilampen, zorgde voor expertise op het gebied van radiolampen, later radiobuizen of elektronenbuizen genoemd. Hierdoor werden niet alleen radio’s geproduceerd, het leidde ook tot experimenten met televisietoestellen en oscilloscopen, die al plaatsvonden in de jaren dertig van de 20e eeuw. Snelle groei vraagt nieuwe gebouwen Om aan de productie en het onderzoek ruimte te kunnen geven, breidde Philips snel uit. Met name tijdens de jaren twintig van de 20e eeuw verschenen imposante nieuwe gebouwen, zoals de Lichttoren in 1920, de Witte Dame, het voormalig hoofdkantoor uit 1929 en het 27 hectare grote complex Strijp-1 (later: Strijp-S genaamd) met onder meer de Hoge Rug. De mensen van Philips De mensen die Philips nodig had kwamen van heinde en verre. Velen waren afkomstig uit Drenthe, Overijssel, en Gelderland. De Philips Woningbouw vereniging Hertog Hendrik van Lotharingen bouwde huizen in wijken als Philipsdorp en Drents Dorp, er kwamen Philips scholen, een Philips bibliotheek, een Philips ontspanningscentrum en een Philips Sport Vereniging, waaruit ook de bekende PSV voetbalploeg voortkwam. De Philips Bedrijfsschool had een goede naam: hier werd vakmanschap bijgebracht. Verder was er de Etos, ofwel de Philips-kruidenier. Ook werden er parken aangelegd en een villapark voor het hoger Philips personeel. Bijzonder was het Philips-van der Willigenfonds dat kinderen van Philips-medewerkers in staat stelde om een universitaire studie te volgen, zonder dat er de verplichting tegenover stond om bij het bedrijf te komen werken, hoewel een baan bij Philips bijkans zekerheid voor het leven bood.
7
Philips wordt een wereldspeler De grote uitbreidingen, nationaal maar vooral ook internationaal, zorgden ervoor dat Philips de Tweede Wereldoorlog goed kon doorstaan. Ook bleven de Philips-fabrieken in de Tweede Wereldoorlog vrijwel onbeschadigd. In de tijd van de Wederopbouw en welvaartsstijging groeide Philips verder door. In Eindhoven werden de complexen R en T in Strijp gerealiseerd en er verschenen tevens vestigingen in andere steden in Nederland. Soms groeiden deze vestigingen uit tot grote fabrieken waar vele duizenden mensen werkten. De productie van de televisietoestellen speelde hierin een belangrijke rol. In de jaren zeventig had Philips meer dan 360.000 medewerkers in dienst waarvan een kleine 100.000 in Nederland. Sterke concurrerentie uit Azië noopt tot efficiëntie en focus In de consumentenelektronica deed de opkomende concurrentie uit de Aziatische landen zich echter meer en meer gelden. Technologische ontwikkelingen in de elektronicabranche raakten in een steeds hogere versnelling en eisten steeds grotere investeringen. Philips zag zich genoodzaakt zijn efficiëntie te verbeteren én keuzes te maken. De sterke horizontale en verticale integratie maakte Philips een bijna onbestuurbare matrixorganisatie. Ingrijpen was noodzakelijk. Daling van het aantal werknemers in Nederland en daarbuiten Automatisering, rationalisering, concentratie op hoofdactiviteiten, samenvoeging van productie-eenheden en verplaatsing van productie naar lagelonenlanden leidden omstreeks 1975 al tot verplicht korter werken en vanaf 1980 tot massaontslagen. In andere arbeidsintensieve bedrijfstakken, zoals de kunstvezelindustrie en de scheepsbouw, voltrok zich gelijktijdig hetzelfde proces. In een global economy hoort het hoofdkantoor in Amsterdam Op het moment van inkrimpen bezat Philips wereldwijd maar liefst 500 fabrieken. In 1982 was het personeelsbestand wereldwijd afgenomen van 360.000 tot 336.000. Verdere bezuinigingsoperaties volgden en eind jaren ‘90 van de 20e eeuw werd het hoofdkantoor van Eindhoven verplaatst naar Amsterdam. Slechts Philips Lighting en Philips Research zouden in Eindhoven gevestigd blijven. Tekenend was de sluiting, in 1989, van het Evoluon, dat nog niet zo lang daarvoor het visitekaartje van Philips voor Eindhoven en de wereld was. Een blijvend harde concurrentiestrijd Sinds 1980 is het concern verwikkeld in een constante strijd om het bestaan. Als gevolg van sterke schommelingen in de koers van de dollar en de yen, enorme prestaties in de productiviteit van de Aziatische fabrikanten en de daarmee samenhangende prijserosie wordt het effect van saneringen en reorganisaties steevast binnen korte tijd tenietgedaan. Onder leiding van president-directeur Jan Timmer verbeterde Philips in de eerste helft van de jaren negentig zijn productiviteit met veertig procent. In 2006 had het bedrijf in meer dan 60 landen nog 121.732 werknemers in dienst.
9
Companies at High Tech Campus Eindhoven
Bioneedle Group Business & Technology Accelerator (BÈTA)
Open Innovation by IMEC-NL and TNO
Center for Translational Molecular Medicine
• Philips Applied Technologies • Philips Content Identification • Philips 3D-Solutions • Philips Electromagnetic & Cooling Competence Center • Philips EMEA Recruitment Services • Philips Enabling Technology Group – Campus Technology Center • Philips Healthcare Incubator • Philips Intellectual Property & Standards • Philips Lifestyle Incubator • Philips Research • Philips RF Solutions • Philips Technical Applications & Software Services • Philips Technology Incubator
Het belang van onderzoek: Natuurkundig Laboratorium Het ontstaan van NatLab In 1914, ruim 20 jaar nadat hij samen met zijn vader de gloeilampenfabriek startte, richtte Gerard Philips het Natuurkundig Laboratorium op. Het Philips Natuurkundig laboratorium ofwel NatLab is de in Nederland gevestigde researchafdeling van Philips, waar onderzoek gedaan wordt voor de productdivisies van de Philips organisatie. In de periode 1914 tot en met 1946 werden diverse wetenschappers en onderzoekers aangetrokken. De fysicus Gilles Holst vormde samen met Ekko Oosterhuis en een aantal assistenten de wetenschappelijke staf van het NatLab. Holst zorgde voor een academische sfeer, en onderzoekers kregen veel vrijheid en werden geregeld bijgepraat door boegbeelden uit hun vakgebied. In 1923 kwam Albert Einstein op bezoek. Industrieel en fundamenteel onderzoek Er werd behalve industrieel ook fundamenteel onderzoek gedaan. Men onderzocht onder andere de voortplanting van radiogolven, theorie van elektrische schakelingen en trillingen en wiskundige problemen die daarmee in verband staan. Ander onderzoek richtte zich op triodes wat leidde tot de ontwikkeling van de pentode, een radiobuis die werd gebruikt in Philips’ eerste radioontvanger. Later werd de pentode in vrijwel elke radio of versterker toegepast. Sterke groei tot wereldformaat In de periode 1946 tot 1972 groeide het NatLab onder Frits Philips uit tot een ‘innovatiebedrijf’ van wereldformaat. In 1963 werd de Campus in Waalre ontworpen voor 3.000 medewerkers, groter dan enige Nederlandse universiteit. Uiteindelijk werkten er zo’n 2.400 werknemers. Het NatLab werd door velen beschouwd als een ideale universiteit waar ‘besten van de klas’ alle mogelijkheden kregen om onderzoek te verrichten. Eigen research aan banden Na 1972 ontstond een periode met minder voorspoed voor het NatLab. Er kwam een einde aan de periode van sterke economische groei en bedrijven konden het zich niet langer veroorloven om, de veelal kostbare, research uit te voeren. Ook ongelukkige ontwikkelingen zoals de geflopte videoplaat, V2000 videorecorder, en het gebrek aan steun aan de ontwikkeling van de Compact Disc droegen hier aan bij. Researchdirecteur Kees Bulthuis bracht de uitgaven met circa 60 miljoen euro omlaag, hief enkele researchafdelingen op en liet honderden NatLab-ers ontslaan. Het NatLab, voorheen gebudgetteerd door de Raad van Bestuur, werd na 1989 voor tweederde betaald via contracten met productdivisies. De rol van het NatLab werd daardoor veel bescheidener: het diende slechts als kennisbron en niet meer als centrum van innovatie.
11
De High Tech Campus Eindhoven Nieuw leven voor het NatLab: de High Tech Campus Eindhoven In 2000 werd het NatLab nieuw leven ingeblazen. Op het terrein waar het NatLab gevestigd was, in het hart van de Intelligence Delta², startte Philips met de bouw van de Philips High Tech Campus. Philips wil een technologiecentrum ontwikkelen dat een grote verscheidenheid aan hightechbedrijven herbergt. De Campus biedt, naast het bestaande NatLab met circa 800 medewerkers, ook huisvesting aan diverse andere Philips laboratoria, verkoopafdelingen en sinds 2002 ook aan niet-Philips, bedrijven. Het bieden van ruimte voor niet-Philips bedrijven werd geïllustreerd door een naamswijziging. Sinds 2002 is de naam Philips niet meer verbonden aan het complex en draagt de Campus de naam ‘High Tech Campus Eindhoven’. Bedrijven moeten passen binnen en bijdragen aan het concept Bij de vestiging van niet-Philips bedrijven geldt de belangrijke voorwaarde dat de bedrijfsactiviteiten een relatie moeten hebben met de activiteiten die plaats vinden op de Campus. De High Tech Campus Eindhoven is namelijk opgezet als een plaats waar interactie en teamwork wordt gestimuleerd. Dit komt onder andere tot uiting in de architectuur, de campussport en de gezamenlijke seminars/conferenties die in ‘de Strip’ worden gehouden. Dit langwerpige gebouw vormt het hart van de Campus en herbergt alle gemeenschappelijke voorzieningen, zoals het Conferentiecentrum en diverse restaurants.
Meer openheid en ruimte voor bezoekers Sinds januari 2006 is de High Tech Campus Eindhoven een open campus. Het terrein is geopend voor niet werkgerelateerde bezoekers. Gedurende de openingstijden kan iedereen het terrein bezoeken per voet, fiets of auto en gebruik maken van de faciliteiten die de Strip biedt. De openheid van de Campus wordt geïllustreerd door de opname van straatnamen in het register van Eindhoven. Ook hebben alle gebouwen een officieel adres. Hiermee is de High Tech Campus Eindhoven een onderdeel van de stad geworden. Het belang van de High Tech Campus Eindhoven De High Tech Campus is van groot belang voor de Nederlandse economie. Eindhoven is een kern, zo niet de hoofdkern van R&D in Nederland. Het Ministerie van Economische Zaken koos in 2000 Eindhoven uit voor het project Kenniswijk met als doel consumenten te laten experimenteren met digitale producten en diensten van bedrijven en instellingen. In vijf jaar tijd zijn in totaal 116 diensten ontwikkeld, waaronder glasvezelprojecten en umts. In 2007 is Eindhoven uitgeroepen tot nummer 1 als centrum van hightech-industrie en nummer 4 als centrum van innovatieve dienstverlening (Van Leeuwen, 2007).
² De ‘Intelligence Delta’ wordt omschreven als Europa’s leidinggevende R&D-regio. Dit gebied, strekt zich uit van Leuven en Aken in het zuiden tot de meer noordelijke gelegen belangrijke technische universiteitssteden Delft en Enschede. ³ Op het begrip ‘open innovatie’ wordt in hoodstuk 2 ingegaan.
Samenwerking cruciaal, open innovatie is het doel Het aantal bedrijven dat zich sinds 2002 op of rond de Campus heeft gevestigd is indrukwekkend. Inmiddels zijn er al verschillende technologische ondernemingen gevestigd, zoals Atos Origin, FluXXion, Cytocentrics, NXP, Handshake Solutions en Dalsa. Andere, zoals ASML, FEI Company en TNO Industrial Technology en de TU Eindhoven, bevinden zich ‘naast de deur’. Deze verschillende gevestigde bedrijven werken samen bij de ontwikkeling van nieuwe technologieën, van idee en concept tot prototyping en kleinschalige productie, en richten zich daarbij voornamelijk op cruciale technologische gebieden zoals microsystemen, halfgeleiderproducten, embedded systems, signaalverwerking en nanotechnologie. Onder het thema ‘open innovatie³’ wordt technologische doorbraak bevorderd door de nadruk te leggen op het gemeenschappelijke gebruik van apparatuur, diensten en kennis. Dankzij toegang tot voorzieningen zoals prototyping, stofvrije ruimtes en het analyseren en testen van materialen, kunnen bedrijven de ontwikkeling van nieuwe ideeën daadwerkelijk versnellen.
09
2
Kennis clustering en open innovatie
In onze huidige economie is het innoverend vermogen van bedrijven cruciaal. De veronderstelling is dat de innovatiekracht van bedrijven toeneemt, wanneer kennisintensieve bedrijven met eenzelfde technologisch onderzoeksniveau in elkaars nabijheid zijn gesitueerd (kennisclusters). Door vervolgens het principe van ‘open innovatie’ toe te passen, kunnen bedrijven elkaars kennis benutten. Aan de hand van de theorie geven we eerst inhoud aan de begrippen kenniseconomie, kennisclusters en open innovatie. Vervolgens geven we aan hoe deze op de High Tech Campus in de praktijk worden gebracht.
Kenniseconomie en kennisclusters Kenniseconomie heeft verschillende dimensies Raspe & Van Oort (2007) inventariseerden verschillende theorieën over kenniseconomie. Op basis hiervan maken zij een onderscheid in drie dimensies: 1. Research & Developement; het oppakken van economische potenties. 2. Innovatie; het op de markt brengen van nieuwe producten en diensten. 3. Kenniswerkersdimensie; faciliterende onderdelen zoals opleiding, creativi- teit van de beroepsbevolking, de mate waarin werknemers met behulp van de informatie- en communicatietechnologie werkzaamheden verrichten en de communicatieve vaardigheden in de netwerkrelaties die werknemers onderhouden. Zij concluderen vervolgens dat kenniseconomie het gebruik van kennis is in interactieve relaties tussen markt- en overige partijen bij het voortbrengen en gebruiken van goederen en diensten, vanaf het eerste idee tot en met het gebruik van het eindproduct. Kenniscluster als succesfactor Binnen de kenniseconomie heeft het begrip kenniscluster een centrale rol. De ‘clustertheorie’ van Michael Porter (1990) staat aan de basis hiervan. Silicon Valley is een veel genoemd succesvol voorbeeld van kennisclustering. Johan van der Velden en Vince in ’t Ven (2007) stelden zich de vraag waarom een bepaalde regio als ‘kennisregio’ zo succesvol is . Om de vraag te beantwoorden is het eerst nodig om inzicht te verschaffen in het begrip ‘kenniscluster’. Organisaties met eenzelfde technologisch onderzoeksniveau “Een ‘kenniscluster’ is een term waarmee de verzameling van kennisintensieve organisaties met eenzelfde technologisch onderzoeksniveau wordt aangeduid. Het zijn geografisch geconcentreerde bedrijven met zowel verticale als horizontale dimensies, die in dezelfde bedrijfstak of met dezelfde basistechnologieën operen en in deze onderzoeksvelden gezamenlijk onderzoek uitvoeren. Denk hierbij aan een verzameling universiteiten, onderzoeksinstituten en research- & developmentafdelingen van (grote internationale) bedrijven. Door deze bedrijven en instellingen bijeen te brengen op één locatie in een regio, wordt kennis gebundeld. Deze kennisverzameling moet leiden tot synergie tussen de bedrijven en instellingen. Wanneer binnen het ene bedrijf productinnovatie plaatsvindt, kan deze ook worden gebruikt – of tot inspiratie leiden – in de verwante bedrijven. Er ontstaat ‘nieuwe’ kennis of een innovatie. Hiermee verhoogt een kenniscluster zijn concurrentiekracht en wordt het competitiever binnen de Europese of wereldeconomie” (Van der Velden en Vince in ’t Ven, 2007). In relatie tot het clusteren benadrukt Porter (1990) dat het niet alleen om samenwerking gaat maar ook juist om concurrentie. Juist de combinatie van deze twee kan leiden tot de gewenste innovaties en daarmee het concurrentievoordeel van een gezamenlijke vestiging.
17
Wanneer en waar ontstaan kennisclusters Waar kennisclusters precies ontstaan is onvoorspelbaar. Min of meer toevallige historische factoren spelen vaak een rol, maar een gunstige uitgangspositie vergroot de kans op het ontstaan van een cluster van kennisbedrijven. Van der Velden en In ’t Ven hebben het succes van kennisclustering onderverdeeld in vijf hoofdcategorieën: kennis, organisatie, economie, technologie en sociaal. Tabel 2 hoofdcategorieën succes kennisclustering
Kennisfactoren Organisatorische factoren Economische factoren Technologische factoren Sociale factoren
menselijk kapitaal kwaliteit onderwijs kenniscentra kennisdynamiek actief netwerk multinationals mkb samenwerken in R&D faciliteiten en services platform champion strategische ligging financieel draagvlak industrieel draagvlak innovatiekracht imagotechnologie ICT-faciliteiten & -diensten mentaliteit bevolking
De kans op een succesvolle kennisclustering neemt toe naarmate er aan meer van de factoren wordt voldaan. Basis nodig voor ontwikkeling van een kenniscluster Een kenniscluster kan niet vanuit het niets ontwikkeld worden. Voor de ontwikkeling is een basis nodig. Dit kan een bedrijf dat zich ergens vestigt met een bepaalde basistechnologie of een kennisinstelling zoals een universiteit zijn. Als deze basis aanwezig is kan een aantal groeifases doorlopen worden. Dit hangt af van de verschillende succesfactoren zoals eerder weergegeven. Hoe meer van deze factoren aanwezig zijn, hoe groter de kans op een succesvolle ontwikkeling. Aan de basis van een kenniscluster staan vaak een groot onderzoeksinstituut en een multinational, of nog beter meerdere multinationals. Door open te staan voor gezamenlijk onderzoek worden de eerste stappen gezet tot kennisuitwisseling en -toepassing. De multinationals kunnen door hun aanwezigheid de groei van een kenniscluster positief beïnvloeden, vanwege hun uitgebreide netwerk en de aanwezige kennis. Bovendien versterken zij het imago van een cluster. Het vergt een lange periode om succes te behalen, het blijven investeren in en verbeteren binnen het kenniscluster is dan ook van belang. Wanneer niet meer in de omvang wordt geïnvesteerd, moet wel in de kwaliteit en effectiviteit worden geïnvesteerd.
19
Open innovatie Absorberen van externe kennis Het open innovatie concept kenmerkt zich door zowel een interne als externe combinatie van bronnen door bedrijven bij de ontwikkeling en het op de markt brengen van nieuwe innovaties. Dit betekent dat bedrijven bij de ontwikkeling en commercialisering van nieuwe en/of verbeterde diensten of producten kennis inzetten die van buiten de eigen organisatie afkomstig is. Door middel van het investeren in andere (startende) bedrijven en te participeren in kennisnetwerken kan de organisatie nieuwe kennis absorberen. Middels het lanceren van nieuwe bedrijfjes (spin-offs) en/of het verkopen van kennis en technologie in de vorm van licenties kan de organisatie deze brede kennisbronnen naar nieuwe markten brengen.
Philips: kennisclustering en open innovatie HTCE is middel voor kennisclustering en open innovatie De High Tech Campus Eindhoven is een verwezenlijking van de concepten kennisclustering en open innovatie. De Campus biedt sinds 2002 ruimte voor niet Philips bedrijven en de naam is gewijzigd in High Tech Campus Eindhoven. Verder stelt Philips bewust haar R&D faciliteiten open voor buitenstaanders zoals nieuwe technologische starters. Ze krijgen toegang tot apparatuur, diensten en kunnen kennis aftappen van de andere high tech bedrijven op de Campus. Hierdoor ontvangen de starters de benodigde ondersteuning bij het ontwikkelen van hun technologie.
Outside-in en Inside-out Concreet dienen bij open innovatie dus twee stromen te worden onderscheiden: 1. het van buiten naar binnen brengen van innovatie (outside-in); 2. en het van binnen naar buiten brengen (inside-out) van innovaties.
Peter Wierenga, chief executive officer van Philips Research, spreekt van een cultuurschok. “We zijn uitgegroeid van een gesloten organisatie die alle nieuwe ideeën inspon en alles zelf ontwikkelde in eigen business units, naar een speler in een open systeem van samenwerkende partners (Van Leeuwen, 2007).”
Essentieel hiervoor is de nabijheid van bedrijven die waarde kunnen toevoegen aan elkaar. Dit versterkt en vergemakkelijkt de samenwerking en kennisuitwisseling. Of de open innovatie een succes wordt hangt echter niet alleen af van aanwezige bedrijven maar ook universiteiten en andere kennisinstituten. Het is echter de vraag of zij open staan voor de innovatie. De transitie naar een meer open manier van innoveren is namelijk geen gemakkelijke weg. Concreet betekent dit dat er binnen de organisatie een verschuiving plaats moet vinden in de manier waarop er naar de eigen organisatie en daarbuiten gekeken wordt.
Het voordeel voor Philips is dat ze zodoende in contact raken met nieuwe onbekende technologieën die vervolgens een grote impact kunnen hebben op de eigen productie. De kern van het open innovatie principe dus. Men accepteert dat niet alle slimme mensen in dienst zijn van Philips en ontvangt in ruil daarvoor toegang tot de mogelijk waardevolle aanwezige kennis.
Open innovatie: geen garantie voor succes Open innovatie kan geen succes en verbetering voor het bedrijf garanderen. De toegang tot externe ideeën en technologieën moet immers ook georganiseerd worden en bedrijven hebben nu eenmaal niet onbeperkte mogelijkheden om hieraan kennis en middelen toe te kennen. Daarnaast geldt dat een ‘teveel’ aan ideeën het keuzeproces voor het ‘juiste’ idee ook niet vergemakkelijkt. Immers, hoe meer ideeën een bedrijf heeft om uit te kiezen, hoe moeilijker het wordt om daaruit het ‘beste’ idee te kiezen. Daarnaast is de hoeveelheid informatie die een bedrijf aankan ook beperkt. Hierdoor ontstaat het gevaar dat men een ‘overload’ aan externe ideeën krijgt.
09
3
De filosofie van de campus
Wat bepaalt nu de sterke uitstraling die de Campus naar de buitenwereld heeft. Wat maakt dat velen de High Tech Campus Eindhoven beschouwen als het boegbeeld van kennisclustering en open innovatie? Wat maakt dat velen de High Tech Campus Eindhoven als een voorbeeld van een goed bedrijventerrein bestempelen? Om deze vragen te kunnen beantwoorden, is het zaak dieper in te gaan op de betekenis van een campus en vooral hoe de visie van Philips in de ontwerp filosofie voor gebied en gebouwen is vertaald. Tevens wordt de rol van Philips als initiatiefnemer, opdrachtgever, grondeigenaar en ontwikkelaar belicht.
Campusconcept en de ambitie van Philips Wat is een campus? In het woordenboek is ‘campus’ vrij afgekaderd omschreven: cam•pus (de; campussen) universiteitsterrein met woningen voor studenten en docenten Vraag een willekeurig persoon naar de associatie die hij of zij heeft met het woord ‘campus’ en veelal zal het woord ‘universiteit’ daarin voorkomen. De vraag is of dat terecht is. In het Latijn betekent Campus ‘open ruimte’ of ‘veld’. Deze vertaling blijkt aan te sluiten bij de ontwerpuitgangspunten voor de High Tech Campus Eindhoven. Het gedachtegoed van Philips heeft deze ontwerp uitgangspunten sterk bepaald. Ontmoeting en aantrekken van talenten en de beste onderzoekers Ontmoeting en het aantrekken van talenten en de beste onderzoekers staat bij Philips centraal in het gedachtegoed van de High Tech Campus Eindhoven. Philips heeft een stevige ambitie (zie onder). Dat is de ontwikkeling van een nieuwe werkomgeving van hoogwaardige kwaliteit, zowel technisch als sociaal-maatschappelijk. IT- en andere voorzieningen moeten de werknemer optimale flexibiliteit bieden, waardoor samenwerken wordt gestimuleerd en efficiënt verloopt. De gebouwen moeten flexibel zijn; rigide kantoorconcepten passen volgens Philips niet in een hoogwaardige, steeds veranderende omgeving. Het complex moet daarnaast ook attractief zijn voor de arbeidsmarkt en een open omgeving bieden, waarin werken en leven hand in hand gaan: hoogwaardige technologiebedrijven in een natuurlijke omgeving.
Ambitie Marktplaats voor creatieve innovatie. IJkpunt voor technologische specialismen wereldwijd. Internationaal aanjager van de kenniseconomie. Optimale fysieke en digitale bereikbaarheid. Technologie die de toekomst dagelijks toetst.
VI
is niet gebaseerd op de positie en betekenis van het individuele gebouw, maar veel meer op de
heeft de ecologische ambitie om het landschap
minimum aan verharding aan te bren
lopen.
brengen in gebouwde parkeervoorzi
als het ware onder de gebouwen door te laten
meerwaarde van het collectief. De collectieve
waarde van de campus kan worden vertaald in09
dientengevolge alle parkeerplaatsen
vijf onderdelen:
1
Ontwerpfilosofie: meerwaarde voor het collectief
Campus model Het ontwerp voor de High Tech Campus Eindhoven is niet gebaseerd op de positie en betekenis van het individuele gebouw, maar veel meer op de meerwaarde van het collectief. De collectieve waarde kan worden vertaald in vijf onderdelen: werken in het landschap, parkeren in garages, drukke rand, rustig middengebied, extraverte uitstraling - aansluiting aan omgeving en centrale voorzieningen in De Strip.
Landschap als essentie Het landschap is een essentieel onderdeel van de campusfilosofie. De positie van de Campus in één van de ‘groene lobben’ van Eindhoven, het Dommeldal, rechtvaardigt de stellingname dat de Campus niet alleen in het landschap staat maar ook onderdeel uitmaakt van het landschap. De ecologische ambitie die rondom het terrein in allerlei beleidsdocumenten is vastgelegd geldt voor een deel ook voor het terrein zelf. Deze verankering met de omgeving maakt de Campus meteen uniek. Een uitgekiende positionering en vormgeving van de werkgebouwen in het Dommeldal zorgt voor een werksfeer die aangenaam is en rust uitstraalt.
Er is gekozen voor een campusatmosfeer met 1. Werken in het landschap een sterk landschappelijk karakter. Het ontwerp de ecologische ambitie om het landschap Er is gekozen voor eenheeft campusatmosfeer als het ware onder de gebouwen door te laten lopen. met een sterk landschappelijk karakter. Het ontwerp heeft de ecologische ambitie om het landschap als het ware onder de gebouwen door te laten lopen.
1
Parkeren in garages Het sterk landschappelijke karakter kan alleen
worden verwezenlijkt door op het maaiveld een minimum aan verharding aan te brengen en
dientengevolge alle parkeerplaatsen onder te brengen in gebouwde parkeervoorzieningen.
[ werken in het landschap
2
[ drukte van autoverkeer in het hart
2. Parkeren in garages Het sterk landschappelijke karakter kan alleen worden verwezenlijkt door op het maaiveld een minimum aan verharding aan te brengen en dientengevolge alle parkeerplaatsen onder te brengen in gebouwde parkeervoorzieningen. [ werken in het landschap
Drukke rand, rustig
3. Drukke rand, rustig middengebied middengebied De werkatmosfeer op het terrein wordt De werkatmosfeer op het terrein wordt onderondersteund door het verkeerskundig concept. Het drukke autoverkeer bevindt zich aan de rand, steund door het verkeerskundige concept. terwijl het hart van het gebied juist rust uitstraalt Het drukke autoverkeer enbevindt aan de en fietser. het domeinzich vormt voor voetganger rand, terwijl het hart van het gebied juist rust uitstraalt en het domein vormt voor voetganger en fietser.
3
[ drukte van autoverkeer in het hart
Drukke rand, rustig middengebied
3
Extraverte uitstralingaansluiting aan omgevin
De werkatmosfeer op het terrein wordt
Naast de atmosfeer speelt ook de uit
Het drukke autoverkeer bevindt zich aan de rand,
een in zichzelf gekeerd terrein met e
ondersteund door het verkeerskundig concept.
terwijl het hart van het gebied juist rust uitstraalt en het domein vormt voor voetganger en fietser.
communiceert met zijn omgeving.
4 [ voorzieningen per gebouw
Extraverte uitstralingaansluiting aan omgeving
Centrale voorzieningen in The Strip
Naast de atmosfeer speelt ook de uitstraling
van de campus een belangrijke rol: niet langer een in zichzelf gekeerd terrein met een hek er
omheen, maar juist een extraverte campus die communiceert met zijn omgeving.
4
[ drukte van autoverkeer aan de rand
Extraverte uitstraling-
Centrale voorzieningen in The Strip
5. Centrale voorzieningen in de Strip In het midden van het voetgangersdomein bevindt zich de Strip: de plek waar alle bedrijfsrestaurants, het auditorium, grote vergaderruimtes, een supermarkt, kapper, bank, grand café en andere voorzieningen zijn ondergebracht onder één[ extraverte dak.campus [ drukte van autoverkeer aan de rand
omheen, maar juist een extraverte ca
[ in zichzelf gekeerd terrein
[ voorzieningen per gebouw
4
van de campus een belangrijke rol: n
3
[ in zichzelf gekeerd terrein
aan omgeving 4. Extraverte uitstralingaansluiting – aansluiting aan omgeving Naast de atmosfeer speeltde ook de uitstraling De werkatmosfeer opNaast het terreinde wordt campusatmosfeer speelt ook van de campus een belangrijke rol: niet langer ondersteund door het verkeerskundig concept. eenrol: in zichzelf terreineen met een hek er Het drukke autoverkeer bevindt zich aan de rand, uitstraling een belangrijke nietgekeerd langer omheen, maar juist een extraverte campus die terwijl het hart van het gebied juist rust uitstraalt in zichzelf gekeerd terrein met een hek er communiceert met zijn omgeving. en het domein vormt voor voetganger en fietser. omheen, maar juist een extraverte Campus die communiceert met zijn omgeving. [ drukte van autoverkeer aan de rand
[ in zichzelf gekeerd terrein
Drukke rand, rustig middengebied
[ parkeren in garages
[ drukte van autoverkeer in het hart
[ parkeren in garages
In het midden van het voetgangersd
bevindt zich The Strip: de plek waar
bedrijfsrestaurants, het auditorium,
vergaderruimtes, een supermarkt, k
grand café en tal van andere voorzi ondergebracht onder één dak.
[ extraverte campus
5
In het midden van het voetgangersdomein bevindt zich The Strip: de plek waar alle
bedrijfsrestaurants, het auditorium, grote
vergaderruimtes, een supermarkt, kapper, bank, grand café en tal van andere voorzieningen zijn ondergebracht onder één dak.
[ extraverte campus
5
[ centrale voorzieningen in The Strip
10
[ centrale voorzieningen in The Strip
Uitgangspunten / Heden
Veiligheid, de ‘safety en security schil’ De Campus kent een specifiek ‘safety en security’ systeem waarbij de veiligheid is opgebouwd in een aantal lagen. De binnenste laag is de beveiliging op het gebouw niveau, deze is altijd in werking. De buitenste laag is die van het totale terrein, waarbij het uitgangspunt is dat het terrein op werkdagen overdag openbaar toegankelijk is en ‘s avonds/in het weekend gesloten is. Om deze openbaar toegankelijke uitstraling te ondersteunen is een zogenaamde securityschil ontworpen met een landschappelijke uitstraling, passend bij het imago van de Campus.
Werken in het landschap
[ parkeren op het maaiveld
VISIE
Gehele complex heeft een heldere en herkenbare identiteit De Campus presenteert zich door zijn typische stedenbouwkundige en landschappelijke verschijningsvorm als een duidelijk herkenbaar complex. Op een aantal manieren wordt de identiteit van het fenomeen ‘High Tech Campus Eindhoven’ extra benadrukt. Zo wordt het terrein altijd via een poort betreden, die niet alleen functioneel is maar tevens het welkomstgebaar vormt voor ‘bewoners’ en bezoekers.
Uitgangspunten / Heden
Vijf landschapstypologieën als basis Vijf landschapstypologieën met hun eigen ecologie dragen de ruimtelijke structuur. De architectuur is ingetogen, transparant en duurzaam en speelt met de open zichtlijnen in het landschap. Ontmoeting ontstaat aan de centrale waterplas, die als bindend element in de Campus ligt. De Strip, een stimulerende en inspirerende plek met vele voorzieningen voor ontmoeting en ontspanning.
09
Uitgangspunten / Heden
Ambitie van Philips vertaald en uitgewerkt in ontwerpfilosofie Het ontwerpteam voor de HTCE, bestaande uit Inbo, JHK Architecten, Juurlink + Geluk heeft de ambitie van Philips verder uitgewerkt en vorm gegeven. Ontmoeting en aantrekking was leading in de uiteindelijke uitwerking in het Masterplan en beeldkwaliteitsplan.
[ werken op een afgesloten terrein
2
27
Bereikbaarheid is de basisvoorwaarde voor een bedrijvengebied De basisconditie voor een succesvol functionerend bedrijventerrein is goede bereikbaarheid, zowel per auto als met het openbaar vervoer. Met de introductie van een directe aansluiting op de A2, een nieuwe fietsbrug over de Dommel, en een buslijn die een rondje maakt over het terrein is het terrein goed ontsloten. De basisconditie voor een succesvol functionerende Campus is tevens een aantrekkelijke parkachtige setting waar het goed toeven is. Het ontwerp voor de infrastructuur is hier dan ook op afgestemd met een ‘drukke rand’ waarin in de spits veel auto’s rijden en een ‘rustig midden’ waar gedurende de dag fietsers en voetgangers het beeld domineren. De verschillende landschappen vormen de basis van het Masterplan. 1. het Dommeldal 2. het Sportbos 3. het Transparante Bos 4. de Plas 5. het Heidelandschap 6. de Strip 7. de Dommel 8. de Dommelbrug 9. parkeergarage Noord 10. parkeergarage Zuid 11. de Laan 12. het Plein
Flexibiliteit in de planvorming en sterke focus op concept In de gebiedsontwikkeling van de High Tech Campus Eindhoven speelt Philips een belangrijke rol als initiatiefnemer, grondeigenaar, ontwikkelaar en (groten-) deels afnemer. De High Tech Campus Eindhoven is daarmee een volledig private gebiedsontwikkeling. De gemeente heeft een overwegend publieke taak (Van de Klundert, 2007). Philips streeft in het proces een sterke flexibiliteit in de planvorming binnen een sterke focus op de conceptwaarde na. Interessant hierbij is dat de klant als eindgebruiker steeds aan tafel heeft gezeten en dat overige actoren (zoals de milieufederatie en de rijksoverheid) op de juiste momenten zijn betrokken bij het proces (Van de Klundert, 2007). Ontwikkeling voor rekening en risico van één partij De gehele ontwikkeling is dus voor rekening en risico van één private partij, de exploitatiemaatschappij High Tech Campus Eindhoven, als onderdeel van Philips Vastgoed. De gedachte hierachter is dat het in eigen beheer ontwikkelen van een concept meer oplevert dan het vanaf het begin betrekken van een andere vastgoedpartij. De heer Nagelsmit, ontwikkelingssupervisor Exploitatiemaatschappij High Tech Campus Eindhoven zegt hierover het volgende: “Als er nog niets gerealiseerd is, vormt de branchering een grote risicofactor. Als het gaat om substantiële eigen huisvesting is dat minder erg. We hebben geen target om bepaalde gebieden op een bepaald moment uit te geven. Dat kan ook niet, want het gaat om de toegevoegde waarde van het totaal. De ontwikkeling proberen we wel zo marktconform mogelijk te doen” (Van de Klundert, 2007).
29
4
De gebouwen op de campus
Het ontwerp van het gebied en de gebouwen heeft als doel de innovatieve kracht van circa 8.000 medewerkers met toptalent te ondersteunen en te stimuleren. ‘Uitnodigend’, ‘inspirend’ en ‘open’ zijn kernbegrippen in het plan. Voor de realisatie daarvan zijn landschappelijke, stedenbouwkundige, logistieke, organisatorische, ruimtelijke en architectonische middelen ingezet.
groen begroeide parkeergarage
Gebouwvormen De standaard bouwhoogte voor de nieuwe werkgebouwen op de campus is vier bouwlagen. De vier bouwlagen passen bij een campus die een grote relatie heeft met het landschap- er wordt letterlijk in de kronen van de bomen gewerkt. Op een aantal locaties wordt een uitzondering gemaakt. Dit kan zijn vanwege de aansluiting op de schaal van bestaande gebouwen, een betere zichtbaarheid vanaf de A2, of een accent in de ruimte. Langs het Dommeldal is de bouwhoogte 4 lagen. Naast contact met het landschap wordt ook intermenselijk contact bevorderd. Door de beperkte gebouwhoogte zullen mensen sneller de trap nemen. Hoofdvorm van het gebouw Voor de hoofdvorm van de kantoorgebouwen is een onderscheid gemaakt tussen het noordelijk en het zuidelijk gebied. In het noordelijk gebied definiëren de gebouwen een besloten ruimte. Belangrijk is de verhouding tussen lengte en hoogte. De maximale bouwlengte bedraagt daarom vijf bouwrasters van 14.4m. De besloten ruimte staat altijd in contact met het landschap en is daarmee onderdeel van de totale campus atmosfeer. In het zuidelijk gebied definieert het gebouw een lineaire ruimte van noord naar zuid. De maximale lengte van een enkel volume is ook hier vijf bouwrasters van 14.4m, maar dan in de noord-zuid oriëntatie. Grotere gebouwen zijn opgebouwd met een gedeeld volume. In deze tweedeling kan ook een hoogteverschil zitten. Aan de zijde van de A2 mag de bebouwing zes lagen hoog worden. Het gedeelde volume kan een bijzondere uitwerking krijgen door één van de twee delen op te tillen. Aan de zijde van de plas is het lineaire volume veel korter waardoor relatief kleine gebouwen ontstaan. Deze zogenaamde ‘landschapspaviljoenen’ vormen de kleinste korrelgrootte van de campus.
The Strip
landmarks
gebouwen in GHS zone
(groene hoofdstructuur)
gebouwen langs 14 de snelweg
parkeergarage in talud
groen begroeide parkeergarage gebouwen in GHS zone
(groene hoofdstructuur)
gebouwen langs de snelweg parkeergarage in talud
Stedenbouwkundige opzet
Orthogonaal bouwraster Het stedenbouwkundig plan van High Tech Campus Eindhoven is gebaseerd op een orthogonaal bouwraster van 14.4m x 14.4m. Het bouwraster vormt de basis voor de structuur van het gebouw, buiten het bouwraster mag niet worden gebouwd. De maatvoering van dit raster maakt het mogelijk zowel algemene researchgebouwen als gespecialiseerde gebouwen binnen een zelfde helder dimensioneringsprincipe te realiseren. In het noordelijk plandeel ligt het nieuwe bouwraster evenwijdig aan de bebouwing van het NatLab uit de jaren ’60.[ In het zuidelijk plandeel ligt het bouwraster evenwijdig aan de A2. De stedenbouwkundige hoofdopzet scheiding tussen de twee richtingen ligt in de centrale plas.
logistiek gebied met schanskorven
Stedenbouwkundige opzet
Het ontwerp Het stedenbouwkundig ontwerp is eenvoudig van opzet. De basis voor het ontwerp is het vierlaagse werkgebouw in een orthogonale setting. Op deze manier is de structuur van de oorspronkelijke Natlab gebouwen (het huidige Philips Research) onderdeel geworden van de campus als totaal. Binnen deze opzet bevindt zich een aantal uitzonderingen omdat: - de omgeving dit afdwingt (gebouwen die onderdeel zijn van de groene hoofdstructuur en gebouwen die zich richten op de A2) - het een bijzonder programma betreft (The Strip, parkeergebouwen) - het een prominente positie inneemt in de bestaande situatie (de hoge gebou- wen van Philips Research) [ stedenbouwkundige hoofdopzet - het een nieuwe balans zoekt tussen nieuw en oud (het baken, een hoger gebouw aan de zuidkant van de plas).
logistiek gebied met schanskorven
The Strip
landmarks
groen begroeide parkeergarage gebouwen in GHS zone
(groene hoofdstructuur)
gebouwen langs de snelweg parkeergarage in talud
[ stedenbouwkundige hoofdopzet
Relatie met het landschap Het ontwerp van de gebouwen is gebaseerd op een maximale relatie met het landschap. De gebouwen zijn daarom niet opgetild maar staan met hun voeten op de grond. Door toepassing van transparante gevels, van vloer tot plafond, krijgt de interactie tussen gebouw en landschap een maximaal effect. Bijzondere functies Op de campus staat een aantal gebouwen met een bijzondere functie. Deze zijn ondergebracht in drie onderdelen: de parkeergarages, The Strip en de gebouwen met kap. In de uitstraling van de parkeergarages komt de sterke affiniteit met het landschap tot uiting, door gevels met beplanting, gebouwen omgeven door grondtaluds en de toepassing van natuurlijk groen in de gevel. The Strip is zowel stedenbouwkundig (lang gebouw aan de plas) als architectonisch (de gebogen kap) het meest opvallende gebouw op de campus. Dat komt overeen met de functie als sociaal middelpunt. Op een aantal plekken zijn de gebouwen juist zeer terughoudend qua vormgeving: vanwege de positie in de groene hoofdstructuur (kinderdagverblijf) of omdat het er altijd al stond (de boerderij).
33
Stedenbouw en Architectuur
parkeren op noord
werken op noord
kinderdagverblijf
parkeren op noord Philips Research laboratoria
sportgebouw Philips Research gebouwen
16
The Strip
het baken
de boerderij
landschapspaviljoenen
[ gebouwtypes op de campus
werken op zuid
parkeren op zuid
Gebouw types
werken op zuid
35
6. Fysisch laboratorium WB Een open kantoorconcept in markante betonarchitectuur. team: Inbo omvang: 25.000 m² BVO realisatie: 2006
2. BNXP Kantoor- en laboratoriumgebouw team: Inbo omvang: 10.500 m² BVO realisatie: 2001
7. Fysisch laboratorium WY Renovatie kantoor- en laboratorium gebouw team: JHK omvang: 25.500 m² BVO realisatie: 2007
3. BNXP Twee kantoor- en laboratoriumgebouwen team: Inbo omvang: 14.000 m² BVO realisatie: 2002
8. Het Baken Studie naar een Landmark team: Inbo i.s.m. Juurlink + Geluk
4. EMC Kantoorgebouw met meet- en testruimtes t.b.v. metingen aan elektromagnetische straling van apparatuur team: JHK omvang: 3.387 m² BVO realisatie: 2004
9. De Strip Centrale voorzieningen met o.m. restaurants, vergadercentrum met auditorium, winkels en sportfaciliteiten team: JHK omvang: 10.967 m² BVO realisatie: 2004
5. Philips Apptech Kantoor- en laboratoriumgebouw team: Inbo omvang: 22.000 m² BVO realisatie: 2006
10. βèta Technology & Business Accelerator Bedrijfsverzamelgebouw voor jonge ‘High Tech’ bedrijven, combinatie van kantoren, hoogwaardige vergaderfaciliteiten, electrotechnische en fysische labs opdrachtgever: NV REDE team: Inbo omvang: 6.000 m² BVO realisatie: 2007
renovatie gebouw WY High Tech Campus Eindhoven
JHK Architecten
1. Holst Centre Kantoor- en laboratioriumgebouw met een Home en Experience Lab team: Inbo omvang: 6.600 m² BVO realisatie: 2001
37
11. Kinderdagverblijf team: JHK omvang: 1.100 m² BVO realisatie: 2007
12. WEP/O/N Drie kantoorgebouwen team: JHK omvang: 24.160 m² BVO realisatie: 2007
13. Parkeergarage Noord team: Inbo omvang: 650 parkeerplaatsen per garage realisatie: inmiddels 5 stuks van 2001 - 2007
14. Parkeergarage Zuid team: JHK omvang: 300 parkeerplaatsen realisatie:2002
15. Parkeergarage WDW team: Inbo gevelontwerp i.s.m. Ellen Brouwers omvang: 1200 parkeerplaatsen realisatie: 2007
12. WEP/O/N 1. Holst Centre 3. BNXP 1. Holst Centre 4. EMC
11. Kinderdagverblijf
13. Parkeergarage Noord
6. Fysisch laboratorium WB
7. Fysisch laboratorium WY 15. Parkeergarage WDW
9. De Strip 10. βèta Technology & Business Accelerator
5. Philips Apptech 2. Philips Apptech
2. BNXP
8. Het Baken
14. Parkeergarage Zuid
41
45
51
09
55
59
63
Irrigatiesysteem ten behoeve van beplanting
71
75
5
Het succes verklaard
Vanuit de invalshoeken geschiedenis en bedrijfscultuur van Philips, eisen en kansen vanuit de kenniseconomie en de ontwerpfilosofie voor de High Tech Campus, hebben we grip proberen te krijgen op de urgentie voor en het succes van de Campus. We belichten de gevonden succesfactoren en de mogelijke vertaling hiervan naar andere inspirerende gebiedsontwikkelingen.
De succesfactoren van de HTCE De succesfactor bedrijfscultuur De oorsprong voor het huidige succes van de HTCE ligt in de rijke geschiedenis en de bedrijfscultuur van Philips, die een sterke focus heeft op research & development en menselijk kapitaal. De ontwikkeling van het Natuurkundig Laboratorium in 1914 in Eindhoven is in feite het startschot geweest voor de High Tech Campus Eindhoven in zijn huidige vorm. De aandacht voor de werknemers heeft altijd een belangrijke rol gespeeld. Philips was zijn tijd ver vooruit in de voorzieningen, zorg en aandacht die het zijn mensen gaf. In de huidige tijd is deze aandacht in het campusconcept vertaald, waar ontmoeting en interactie, maar ook ontspanning en een prettige werkomgeving centraal staan. De succesfactor kennisclustering en open innovatie Kennisclustering en open innovatie vinden daadwerkelijk op de Campus plaats. Voor Philips zelf en veel andere innovatieve high tech bedrijven zijn dit uiterste belangrijke vestigingsplaatsfactoren. De HTCE is de fysieke weerspiegeling van de noodzaak om in onze huidige kenniseconomie toptalent te binden en voorop te lopen in onderzoek en het gebruik en de ontwikkeling van nieuwe technologieën. Dit alles met als doel om tot nieuwe innovaties te komen en daarmee de concurrentiekracht van de op de HTCE gevestigde bedrijven te waarborgen en te versterken. De succesfactor ontwerpfilosofie Een krachtige ontwerpfilosofie die in staat is gebleken de ambities van Philips helder te vertalen naar verschillende schaalniveaus is een zeer belangrijke succesfactor. Het gaat daarbij om het grotere schaalniveau van het totale campusgebied in zijn omgeving, tot de interne organisatie van het gebied zelf, de samenhang tussen werkgebouwen, voorzieningen en landschap en de toegepaste kantoorconcepten. De filosofie van ontmoeting, interactie en een aangename werkomgeving werkt in alles door; van de manier van parkeren, tot de manier waarop verschillende (wandel)routes in het gebied zijn aangelegd en vormgegeven. De centrale regie en het vasthouden aan het concept door Philips, ook als het economisch wat minder ging, zijn daarbij een belangrijke factoren geweest.
81
De meerwaarde van een campus Het belang van aanwezig kennis en multinationals Het is de vraag wat de meerwaarde van een campus is wanneer deze niet aan het concept van open innovatie wordt opgehangen. Stijgt de attractiviteit van een werkgebied als vestigingsplaats door het vorm te geven als een campus? Van de Klundert (2007) heeft onderzoek gedaan naar stimulering van kennisdiffusie door integrale gebiedsontwikkeling. Uit zijn behandeling van een drietal cases, waaronder de High Tech Campus Eindhoven, blijkt dat een sterk kennisfundament niet onvoorwaardelijk leidt tot een succesvolle gebiedsontwikkeling. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de Technopolis in Delft en de universiteit van Enschede. Uit onderzoek van Elsevier (Van Leeuwen, 2007) naar toplocaties voor kennisontwikkeling blijkt dat de gemeente Enschede op een bescheiden 25ste plaatst op de ranglijst terecht komt, dit ondanks de aanwezigheid van de Technische Universiteit. “Bij de universiteit is weliswaar een heus Business & Science Park verrezen, maar de kantoren raken moeizaam vol.” (Van Leeuwen, 2007). Daarmee is direct de zwakke plek van universitaire ambities met ‘scienceparks’ aangetoond. In de praktijk blijkt vooral dat de aanwezigheid van een multinational, zoals Philips in Eindhoven, een belangrijke rol speelt in de succesvolle ontwikkeling van een kennisgebied. Daarmee zijn we terug bij het schema van Van der Velden en In ’t Ven (2007), die ook al de nadruk legden op het belang van aanwezigheid van een multinational (het organisatorische aspect). Vasthouden van de conceptwaarde Een andere conclusie uit het onderzoek van Van de Klundert (2007) is dat (het vasthouden aan) een focus op de conceptwaarde een belangrijke succesfactor is. Een inhoudelijke gecommitteerde marktpartij als gebiedsontwikkelaar is hier goed toe in staat. Wanneer de regie bij publieke cq. publiek-private partijen ligt, blijkt het moeilijker om de focus vast te houden. Philips die optreedt als centrale coördinator in de gehele ontwikkeling van de Campus is een uitstekend voorbeeld van een inhoudelijk gecommitteerde marktpartij. Hierdoor is de uiteindelijk gerealiseerde conceptwaarde niet alleen heel hoog, maar ook heel helder. De hoge ruimtelijke kwaliteit die is gecreëerd past bij de inhoud van het gebied. De High Tech Campus Eindhoven is een ‘brand’ geworden, wat een duurzame marktpositie oplevert. Het ontwikkelde gebied trekt de juiste klanten aan en is een interessant object voor beleggers. Het betrekken van de eindgebruiker Verder leidt vooral het betrekken van de eindgebruiker tot een meerwaarde voor gebiedsontwikkeling. Zachte factoren als ‘goede samenwerking’ en ‘vertrouwen’ blijken belangrijke stimulansen te zijn. Door communicatie ontstaat wederzijds begrip voor ieders doelen. Essentieel hierin is dat er door de gebiedsontwikkeling een locatie tot stand komt waar de gebruiker zich mee wil identificeren, waar de gebruiker trots op is. Voor Philips staat het aantrekken van talenten en de beste onderzoekers centraal in haar gedachtegoed. Een werkmilieu waar de talenten en beste onderzoekers op af komen, is alleen te creëren door te luisteren naar wat de eindgebruiker wil (Van de Klundert, 2007).
Succesformule is mix van harde en zachte factoren Kortom: “de succesformule van een toplocatie voor kenniswerkers is dus een mix van harde en zachte factoren: de aanwezigheid van topbedrijven, de herkenbaarheid van wat die voor elkaar kunnen betekenen op het wereld toneel, en de symboliek van mensenwerk” (Van Leeuwen, 2007). Het ontwerp van de High Tech Campus Eindhoven faciliteert niet alleen deze succesformule maar draagt deze tegelijkertijd uit.
83
HTCE: niet te kopiëren inspiratiebron Is de High Tech Campus Eindhoven kopieerbaar? De vraag is nu of het concept van de High Tech Campus Eindhoven toepasbaar is bij de ontwikkeling van andere bedrijvengebieden. Bij verschillende gemeenten is het ontwikkelen van een bedrijvengebied als campus ‘in’. Het succes van de High Tech Campus Eindhoven speelt hierin een grote rol. Het is echter de vraag of de High Tech Campus Eindhoven kopieerbaar is. Het simpele antwoord is nee. Uit het voorgaande is gebleken dat het succes van de Campus uit een samenstel van van elkaar versterkende factoren is te verklaren. De Campus is dus niet kopieerbaar, het is niet een simpel etiket dat op een gebiedsontwikkeling kan worden geplakt. Een campusontwikkeling is geen garantie voor succes. Is de High Tech Campus Eindhoven een inspiratiebron? De HTCE is wel een goede inspiratiebron voor gebiedsontwikkeling. Het voorbeeld van de HTCE laat onder meer zien dat een sterk concept en een sterke focus daarop door een consistente houding en werkwijze, een slimme ontwikkelingsstrategie en een sterk en duurzaam ontwerp tot een succesvolle gebiedsontwikkeling leidt. Een sterk concept Een goede gebiedsontwikkeling begint dus bij een sterk concept. Dit concept moet meer zijn dan een marketingtruc. Het moet daadwerkelijk betekenis hebben voor de bedrijven die men wil verleiden. Als eerste zijn er vooral veel vragen die de gebiedsontwikkelaar zichzelf moet stellen. Wat zijn de unieke (te ontwikkelen) kwaliteiten van het gebied? Het gaat daarbij om ligging, landschap, ontsluiting, bereikbaarheid, nabijheid van voorzieningen, sociaal-economische kenmerken van de regio en de positie van het gebied op verschillende schaalniveaus (ten minste lokaal en regionaal, waarschijnlijk ook nationaal en internationaal). De direct daarmee samenhangende vraag is wie de doelgroep is. Het voorbeeld van Philips leert dat een belangrijke kracht van het concept het kennen van de eindgebruikers is. Wie zijn het en wat willen ze? Is de beoogde locatie de beste plek voor de doelgroep? Zijn er vormen van synergie mogelijk tussen eindgebruikers en wat is er voor nodig om dit waar te maken? Wat is de meerwaarde van het ontwikkelingsconcept voor de bedrijfsvoering van bedrijven? Deze meerwaarde hoeft niet als in het voorbeeld van de HTCE in kennisdeling en open innovatie worden gezocht, er zijn ook andere vormen van samenwerking mogelijk tussen bedrijven, bijvoorbeeld in een toeleverancier- of afnemerrelatie.
09 85
Ontwikkelingsstrategie Een goede ontwikkelingsstrategie heeft als uitgangspunt dat een gebiedsontwikkeling in fases verloopt. Afhankelijk van de marktomstandigheden kan een ontwikkeling sneller of langzamer gaan. Hier ligt een directe koppeling met het ruimtelijk ontwerp. Voor de High Tech Campus Eindhoven zorgde een heldere ruimtelijke structuur voor een duurzaam en robuust raamwerk. In de loop der jaren is deze structuur gevuld met kantoorgebouwen, laboratoria en parkeervoorzieningen. Vooraf was niet duidelijk hoe groot gebouwen zouden worden. Door de maatvoering van de ruimtelijke structuur was dit geen probleem; gebouwen van verschillende omvang passen er naadloos in, alsof het altijd zo was bedoeld. Belangrijke vuistregel is dat de eerste fase het visitekaartje vormt van de totale ontwikkeling. Er wordt aan een identiteit van het gebied gebouwd, die van het begin af aan klopt en zichtbaar is. Een belangrijke succesfactor is de ontwikkeling van het gebied door één partij, die voor een lange periode bij de gebiedsontwikkeling is betrokken. In het geval van Philips is dit ook na de oplevering van gebouwen. Het verder ontwikkelen van de identiteit van het gebied en het vasthouden aan het concept is immers juist belangrijk als de gebruikers zich hebben gevestigd. Een gebied is slechts duurzaam succesvol als er één partij is die zich opstelt als hoeder en bewaker. Duurzaam ontwerp Een uitgekiend ontwerp op alle schaalniveaus; van landschapsontwikkeling tot het meubilair in de openbare ruimte, is cruciaal. Belangrijk is dat het ontwerp in staat is het concept op een aansprekende en heldere manier te vertalen. Ook hier is het de kunst vanuit de verschillende gebruikers te denken, wie bezoeken het gebied, waaraan hebben zij behoefte en hoe kan dat via het ontwerp worden gerealiseerd. Het ontwerp moet enerzijds flexibiliteit bieden en anderzijds duidelijkheid. Bij het ontwerp van de HTCE stond vooraf een aantal zaken vast, dat bepalend was voor het concept. Zo was afgesproken dat parkeren altijd in gebouwde voorzieningen zou plaats vinden, zonder uitzondering, voor iedereen! Ook zouden er geen vergaderzalen restauratieve voorzieningen in de afzonderlijke gebouwen komen. Dit heeft strijd gekost, maar er is wel aan vast gehouden. Een ander belangrijk verschil met de gemiddelde bedrijven- of kantoorterreinontwikkeling is dat er steeds vanuit de identiteit van het gehele gebied is gedacht. Dit betekent onder meer dat niet de zichtlocatie langs de A2 is volgebouwd. Normaal gesproken is dat het eerste wat in Nederland gebeurt. Het is een mythe dat bedrijven alleen maar warm lopen voor zichtlocaties. Door juist vanaf de snelweg het zicht op het gebied te bewaren en het gebied van een echt hart te voorzien (de Strip), met in de nabijheid de werkgebouwen, is een aantrekkelijk gebied voor bedrijven en werknemers ontstaan.
87
Bronnen Literatuur Van der Velden en Vince in ’t Ven (2007), Clustering op bedrijventerreinen: kennisclustering Raspe & Van Oort (2007), Ruimtelijk-economisch beleid in de kenniseconomie, RPB Den Haag Porter (1990), The competitive advantage of nations Van de Klundert (2007), Het stimuleren van kennisdiffusie door integrale gebiedsontwikkeling. Van Leeuwen (2007), Kennis maakt Geld, Elsevier 2007 Juurlink + Geluk (2007), Beeldkwaliteitsplan High Tech Campus Eindhoven Inbo/JHK samenwerkende architecten i.s.m. Juurlink + Geluk, Masterplan HTCE Websites http://nl.wikipedia.org/wiki/Koninklijke_Philips_Electronics_N.V. http://nl.wikipedia.org/wiki/Philips_Natuurkundig_Laboratorium http://nl.wikipedia.org/wiki/High_Tech_Campus_Eindhoven http://www.volkskrantblog.nl/bericht/169224 http://www.nrc.nl/W2/Lab/Profiel/Philips/geschiedenis.html
Colofon Uitgave maart 2008 Contactpersoon Jeanet van Antwerpen,
[email protected] Fotografie Norbert van Onna, Jeroen Musch, Dagmar Thieme, Palladium photodesign, Thea van de Heuvel en Judith Muijtjens High Tech Campus Eindhoven (pag. 10, 14) en Juurlink + Geluk (pag. 27, 33, 35) Tekst Inbo Adviseurs, drs. ing. Erik van ‘t Klooster en drs. Jeanet van Antwerpen Ontwerpteam Inbo Bert van Breugel, Hans Toornstra, Jeroen Simons, Jacques Prins, Emiel Hengst, Freek Hesterman, Marc Font Freide, Willem Stommel, Aron Bogers, Marc Smolders, Jan Lekkerkerk, Harold van den Heuvel, Maria Haag, Kevin Battarbee, Ben van der Wal, Rodi van der Horst, Frederik Pauwels, Danny Klaassen, Edwin Schotsman, Patrick Spanjersberg, Rien Wolfswinkel, Niels Kranenburg, Pieter Thieme, Judith Muijtjens, Frank Zewald, Mark van der Poll, Douwe Boonstra, Rob Langeslag, Tom Kretschmann, Roland Schraverus, Andrea Valkonet, Ad Schreuder Vormgeving Inbo Communicatie, Susan Brouwers Copyright Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Inbo.
Geeresteinselaan 57 Postbus 57 3930 EB Woudenberg T +31 (0)33 286 81 50 F +31 (0)33 286 40 08 E
[email protected] www.inbo.com