Inspectierapport Peuterspeelzaal Olke Bolke (PSZ) Zakedijkje 38j 1862 HB BERGEN NH
Toezichthouder: In opdracht van gemeente: Datum inspectie: Type onderzoek: Status: Datum vaststelling inspectierapport:
GGD Hollands Noorden Bergen (NH) 02 juli 2015 Jaarlijks onderzoek Definitief 31 juli 2015
Inhoudsopgave Het onderzoek .................................................................................................................3 Observaties en bevindingen ...............................................................................................4 Pedagogisch klimaat .....................................................................................................4 Personeel en groepen....................................................................................................7 Veiligheid en gezondheid ...............................................................................................8 Ouderrecht................................................................................................................ 11 Inspectie-items.............................................................................................................. 12 Gegevens voorziening..................................................................................................... 17 Gegevens toezicht.......................................................................................................... 17 Bijlage: Zienswijze houder peuterspeelzaal......................................................................... 18
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 02-07-2015
Olke Bolke te BERGEN NH
2 van 18
Het onderzoek Onderzoeksopzet Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 2.20 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek. Beschouwing Algemeen: Peuterspeelzaal (PSZ) Olke Bolke maakt sinds 1 augustus 2012 deel uit van Stichting de Egmonden (SKOE) waar ook Buitenschoolse opvang (BSO) Ondersteboven Egmond aan Zee, BSO Ondersteboven Egmond aan Den Hoef, BSO Ondersteboven Egmond Binnen, Kinderdagverblijf De Bereboot en 5 peuterspeelzalen onder vallen. SKOE is een zelfstandige stichting met een eigen bestuur. Sinds 1 september 2014 zijn dit dezelfde bestuursleden als die van kinderopvangorganisatie Stichting kinderopvang Heerhugowaard (SKH). PSZ Olke Bolke is sinds 2009 gehuisvest in een multifunctioneel centrum, waarin ook kinderdagopvang van Forte Kinderopvang wordt aangeboden en een basisschool gevestigd is. Voor de PSZ is subsidie voor VVE verleend (Vroeg- en voorschoolse educatie) verder VE genoemd. PSZ Olke Bolke biedt 5 ochtenden VE van 8.30 uur tot 12.00 uur en er worden 2 groepen gelijktijdig opgevangen. Inspectiehistorie: Op 17 april 2012 heeft het onderzoek voor registratie plaatsgevonden bij peuterspeelzaal Olke Bolke. Er werd nog niet aan alle voorwaarden voldaan, waardoor nog geen positief advies voor registratie kon worden gegeven. Op 21 november 2012 vond het nader onderzoek plaats en werd aan alle voorwaarden voldaan en kon wel een positief advies voor registratie worden gegeven. Tijdens het jaarlijkse onderzoek in augustus 2013 zijn tekortkomingen in het domein Pedagogisch Klimaat en het domein Veiligheid en Gezondheid geconstateerd. De gemeente Bergen heeft vervolgens op 11 december 2013 de houder, een stichting brede brief betitteld 'afzien handhaving' gestuurd waarin zij aangeeft vertrouwen te hebben, dat de risico-inventarisatie bij de volgende inspectie op orde is en daarom besloten niet tot handhaving over te gaan. Tijdens het jaarlijkse onderzoek in december 2014 zijn geen tekortkomingen geconstateerd. Inspectie: De inspectie heeft onaangekondigd plaatsgevonden en bestond uit een gesprek met de vestigingsmanager(telefonisch) en beroepskrachten, een pedagogische observatie en een beoordeling van de nodige documenten. Na de zomervakantie gaat een samenwerking met Forte Kinderopvang plaatsvinden. Eén van de PSZ groepsruimten wordt dan gedeeld met de buitenschoolse opvang groep 4-7 jaar van Forte Kinderopvang. Conclusie: Niet aan alle voorwaarden is voldaan, zie het domein Pedagogisch Klimaat en het domein Veiligheid en Gezondheid voor aanvullende informatie. Advies aan College van B&W De toezichthouder adviseert het college om te handhaven conform handhavingsbeleid.
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 02-07-2015
Olke Bolke te BERGEN NH
3 van 18
Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat Binnen de Wet kinderopvang gelden normen voor de aanwezigheid van een pedagogisch beleidsplan, de inhoud van een pedagogisch beleidsplan en de relatie van het beleidsplan met de praktijk. Tijdens dit onderzoek is het pedagogisch beleidsplan beoordeeld op inhoud en volledigheid. Onderzocht is of in het pedagogisch beleidsplan onder andere de vier wettelijk gestelde pedagogische basisdoelen (van professor Riksen-Walraven) zijn uitgewerkt. Daarnaast is geobserveerd of de beroepskrachten in de praktijk van de opvang handelen naar de pedagogische basisdoelen in het algemeen en het pedagogisch beleidsplan specifiek. Pedagogisch beleid De houder dient te beschikken over een beleidsplan waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende pedagogische visie staat beschreven. Hiertoe behoort onder andere een beschrijving van de volgende basisaspecten: achterwachtregeling bij inzet van slechts één beroepskracht; inzet van andere volwassenen, de maximale groepsgrootte; de toerusting van beroepskrachten voor de taak van signaleren en doorverwijzen bij bijzonderheden in de ontwikkeling van kinderen; wenbeleid en het vierogenprincipe. De SKOE beschikt over een overkoepelend pedagogisch beleid- en werkplan. Het werkplan en pedagogisch beleid is in elkaar verweven. Ten behoeve van de inspectie is het pedagogisch beleid- en werkplan van de PSZ beoordeeld. De achterwachtregeling is op Olke Bolke niet van toepassing. Beide groepen zijn 5 ochtenden geopend. Het beleid is niet geheel volledig. Over het onderdeel werkwijze vierogenprincipe op de PSZ, wordt in het pedagogisch beleidsplan niets beschreven. De houder dient rekening te houden met de wettelijke wijzigingen (sinds 1 juli 2015) in het pedagogisch beleid/werkplan. Tijdens de eerstvolgende inspectie zal hierop worden getoetst. Pedagogische praktijk De houder draagt zorg voor de uitvoering van het pedagogisch beleidsplan en de relatie hiervan met de praktijk middels teamoverleg en vergaderingen. De beroepskracht geeft tijdens de inspectie aan dat voorheen de teamoverleggen en vergaderingen elk om de 6-8 weken plaatsvonden en dat i.v.m. de reorganisatie binnen SKOE, deze in 2015 niet met de gebruikelijke regelmaat hebben plaatsgevonden. Het laatste werkoverleg heeft in juni 2015 plaatsgevonden. Aspecten als welzijn van kinderen, komst nieuwe collega en het toekomstige samenwerken met de buitenschoolse opvang van Forte Kinderopvang zijn besproken. De beroepskrachten mogen agendapunten inbrengen. Voor de beoordeling van de pedagogische praktijk is het openbare document ‘veldinstrument observatie pedagogische praktijk kindercentra en peuterspeelzalen’ (december 2014) gebruikt. Daarin staan de specifieke aspecten beschreven waarop wordt geobserveerd. Citaten uit dit observatie instrument zijn cursief weergegeven. Hierna volgt een beschrijving van de praktijkobservatie.
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 02-07-2015
Olke Bolke te BERGEN NH
4 van 18
Persoonlijke competentie: Het programma bestaat uit vrij spel en gestructureerde activiteiten. De activiteiten zijn gevarieerd en stimuleren diverse ontwikkelingsgebieden. Praktijkvoorbeeld: Het thema 'De Boerderij' was net afgesloten. Het nieuwe thema is nog niet opgestart. Dit gebeurt na de zomervakantie. De beroepskracht vertelt dat zij kinderen bewust hebben gemaakt dat melk in een pak van de koe komt. Zo hadden zij onder andere een houten koe met kalfje in de groep met plastic uiers waar water in ging en de kinderen mochten de koe melken. Persoonlijke ontwikkeling: De beroepskrachten en de kinderen waarderen elkaars aanwezigheid door samen te praten, naar elkaar te luisteren, plezier te maken, ervaringen te delen. Ieders inbreng draagt bij aan de wederzijdse relatie en interactie. Het programma bestaat uit vrij spel en gestructureerde activiteiten. De activiteiten zijn gevarieerd en stimuleren diverse ontwikkelingsgebieden. Kinderen hebben er plezier en zin in; zij voelen zich uitgedaagd (exploratie). Ieder kind krijgt leer-/ervaringskansen. Praktijkvoorbeeld: Tijdens de observatie waren de kinderen in eerste instantie bezig met vrij spel. Van alles werd ondernomen, van het binnenspelen met de auto's, het maken van puzzels, kleien en het creëren van een afscheidsmuts tot het buitenspelen in de klaargezette badjes(met een laagje water), fietsen en spelen in de zandbak. De kinderen hadden plezier met elkaar, maar moesten ook met elkaar in gesprek als er onenigheid was. Ruzies werden hierdoor in de kiem gesmoord en de kinderen speelden verder met elkaar. Na het vrij spel, werden de kinderen in de kring welkom geheten. Dit ging gepaard met liedjes, die voorzien werden van gebaren. Overdracht Normen en Waarden: De beroepskrachten treden op een professionele manier op in de omgang met andere volwassenen, zoals collega's en ouders. Zij gaan respectvol met collega's en ouders om, zijn vriendelijk, luisteren en tonen begrip en betrokkenheid. Zij zijn zich bewust van hun uitstraling als mede-opvoeder en vertrouwenspersoon en maken dit zichtbaar in hun lichaamshouding, taalgebruik en omgangsvormen. Praktijkvoorbeeld: Bij binnenkomst wordt iedere ouder en kind(eren) uitgebreid begroet d.m.v. even een praatje en/of een gepaste knuffel voor het kind. De beroepskrachten weten veel over de kinderen. In gesprekken met de ouder(s) komt dit duidelijk naar voren. Thuis situatie m.b.t. broertje/zusje worden evt besproken en met ouders vindt een uitgebreide overdracht plaats. Ouders mogen rustig afscheid nemen van hun kinderen. Ouders die nog even blijven mogen aan tafel bij de kinderen zitten. Ouders en hun kinderen komen op de PSZ op verschillende tijden binnen met een uitloop tot 9.30 uur. Een beroepskracht en de ouder van een kind, vertellen de toezichthouder over de begeleiding van het kind. Het kind heeft extra ondersteuning van de beroepskrachten nodig en een afstemmingsplan is opgesteld met de PSZ, ouders en externe organisaties. Bovenstaande betreft slechts enkele voorbeelden van verschillende observaties. Naar aanleiding van de praktijkobservaties is geconcludeerd dat voldoende is voorzien in het waarborgen van de vier pedagogische basisdoelen. Aan de getoetste voorwaarden is voldaan.
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 02-07-2015
Olke Bolke te BERGEN NH
5 van 18
Voorschoolse educatie De PSZ heeft 2 groepen van maximaal 16 peuters met daarbij elk een personele inzet van 2 vaste beroepskrachten. Deze zijn geschoold in het kader van de VE. SKOE werkt op deze locatie met het educatieprogramma Startblokken. De voortgang in de ontwikkeling van de kinderen wordt gevolgd middels structurele observaties. Door middel van een 'warme overdracht' worden de observatiegegevens overgedragen aan de basisschool als een kind 4 wordt. Dit gebeurt met toestemming van de ouders. De gehele Wet kinderopvang en onderliggende regelgeving stelt eisen op locatieniveau. Dat geldt ook voor het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Op de PSZ zijn kinderen geplaatst met een VE indicatie. Deze kinderen komen naast de twee dagdelen een extra dagdeel. Het extra dagdeel wordt gesubsidieerd vanuit de gemeente Bergen. De PSZ biedt VE op 5 ochtenden van 08.30 uur tot 12.00 uur. Het opleidingsplan voor 2015, dat behoort tot de uitvoering van een VE-programma en stelt hoe de houder de kennis van de beroepskrachten actueel houdt en hoe de deskundigheidbevordering plaatsvindt, is niet bekend bij de beroepskrachten. De houder heeft het VE opleidingsplan inmiddels in concept opgesteld. Het plan is aan de inspecteur voorgelegd en wordt door de houder verder uitgewerkt. Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (Vestigingsmanager mevrouw A. Koppers) Interview anderen (Beroepskrachten) Observaties (Binnen-en buitenruimte, pedagogische praktijk) Website (www.kinderopvangegmond.nl) Pedagogisch beleidsplan (Versie februari 2015 en juni 2015) Pedagogisch werkplan (Versie februari 2015 en juni 2015) Notulen teamoverleg (April, mei en juni 2015) VVE-certificaten (certificaat Startblokken) Opleidingsplan voorschoolse educatie (Conceptplan) Brief medewerkers april 2015 Memo medewerkers april 2015 Medewerkers GGD info brief juni 2015
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 02-07-2015
Olke Bolke te BERGEN NH
6 van 18
Personeel en groepen Binnen de Wet kinderopvang gelden normen voor de kwalificatie en inzet van beroepskrachten, stagiaires en beroepskrachten in opleiding. Tijdens de inspectie is onder andere naar verklaringen omtrent het gedrag, passende beroepskwalificaties, de opvang in groepen en de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en aantal kinderen (de beroepskracht-kindratio) gekeken.
Verklaring omtrent het gedrag Personen, werkzaam in de kinderopvang of in het peuterspeelzaalwerk, worden door de overheid continu gescreend op functieaspecten passende bij hun functie, de zogenaamde continue screening. De toezichthouder heeft de verklaring omtrent het gedrag (VOG) van de beroepskrachten beoordeeld. Zij zijn in bezit van een geldend VOG. Passende beroepskwalificatie De toezichthouder heeft diploma's van de beroepskrachten beoordeeld. Zij beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de CAO kinderopvang is opgenomen. Opvang in groepen De PSZ heeft 2 groepen van maximaal 16 peuters met daarbij een personele inzet van 3 tot 4 vaste beroepskrachten. De 2 groepen liggen naast elkaar met een gezamenlijke buitenspeelplaats en een gezamenlijke sanitaire ruimte. Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio De toezichthouder heeft steekproefsgewijs de beroepskracht-kindratio beoordeeld tijdens de inspectie. De feitelijke bezetting tijdens de inspectie was 1 groep met 7 kinderen onder begeleiding van 1 beroepskracht. En 1 groep met 13 kinderen onder begeleiding van 2 beroepskrachten. Aan de getoetste voorwaarden is voldaan.
Gebruik van de voorgeschreven voertaal De voertaal is Nederlands. Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (Vestigingsmanager mevrouw A. Koppers) Interview anderen (Beroepskrachten) Observaties (Binnen-en buitenruimte, pedagogische praktijk) Verklaringen omtrent het gedrag (Beroepskrachten) Diploma's beroepskrachten (Beroepskrachten) Plaatsingslijsten (Juni en Juli 2015) Presentielijsten (Juni en Juli 2015) Personeelsrooster (Juni en Juli 2015) Notulen teamoverleg (April, mei en juni 2015)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 02-07-2015
Olke Bolke te BERGEN NH
7 van 18
Veiligheid en gezondheid Binnen de Wet kinderopvang gelden normen die betrekking hebben op de veiligheid en gezondheid in een kindercentrum. De houder van een kindercentrum dient beleid te voeren dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de op te vangen kinderen in en rond het kindercentrum zoveel mogelijk is gewaarborgd. Tijdens de inspectie is beoordeeld of in een risico-inventarisatie schriftelijk staat vastgelegd welke risico's de opvang van kinderen met zich meebrengt. In de praktijk is beoordeeld of de uitvoering van bijbehorend beleid de risico’s ook daadwerkelijk ondervangt. Tevens is beoordeeld of de houder overeenkomstig de wettelijke meldplicht met betrekking tot kindermishandeling handelt, de kennis hiervan bevordert. Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid( RIV/G) uitgevoerd via het digitale programma De Risicomonitor in juni 2015. De RIV/G is na de inspectie ingezien. De RIV/G worden op locatie uitgevoerd door een administratieve medewerker tevens beroepskracht van SKOE. Zij gaat de verschillende groepen en ruimtes af, waarna zij met feedback van de aanwezige beroepskrachten de RIV/G complementeert. Omdat de RIV/G in een digitaal systeem worden bijgehouden, is het voor beroepskrachten mogelijk de RIV/G in te zien. De beroepskrachten hebben kennis van het veiligheid en gezondheidsbeleid. In de praktijk is getoetst of zij op de hoogte zijn van de verschillende risico's. De werkinstructies RIV/G zijn uitgedeeld aan de beroepskrachten en zitten in de groepsmap. Tijdens de inspectie is aangegeven dat de RIV/G als standaard item op de agenda voor de werkbegeleidingen staat. Hierbij worden actiepunten besproken, voortgang m.b.t. afspraken inzake de veiligheid en gezondheid doorlopen en aanvullend beleid besproken. Van belang is, dat de RIV/G als geheel minimaal jaarlijks inhoudelijk met elkaar worden doorgenomen en geëvalueerd. De beroepskrachten hebben in het eerste kwartaal van 2015 geen werkoverleggen gehad. De vestigingsmanager heeft naar aanleiding hiervan een jaarschema opgesteld, waarin is aangegeven tijdens welke werkoverleggen het pedagogisch beleidsplan, de meldcode, de risico inventarisaties, de procedures en protocollen met de medewerkers worden besproken. Daarnaast zijn de medewerkers de afgelopen maanden diverse malen schriftelijk op de hoogte gebracht van de risico inventarisatie, de bijbehorende procedures en van de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs. De vestigingsmanager geeft aan tijdens de werkoverleggen stukken te gaan implementeren en kennis te controleren bij beroepskrachten. Tijdens de inspectie is gebleken dat bijbehorend beleid de gezondheidsrisico’s uit de risicoinventarisatie in de praktijk niet volledig ondervangt. De sanitaire ruimten en de wijze van verschonen op de PSZ is niet omschreven in de werkinstructie gezondheid. In de RIG is de sanitaire ruimte geïnventariseerd. Zo is als maatregel: "Kind komt door verontreinigde verschoontafel/aankleedkussen in contact met urine/ontlasting". Als risico klein geen actie nodig geïnventariseerd. Tijdens de inspectie is gebleken dat het risico groot is en actie behoeft. Kinderen worden op een verschoonkussen met een badstofhoes verschoond, zonder dat deze na elke verschoonbeurt wordt verwisselt. Het verschoonkussen kan tussendoor niet worden schoongemaakt. Bij navraag aan de beroepskracht blijkt de badstofhoes aan het eind van de dag te worden verschoond en dat zij altijd zo werken. De beroepskracht haalt meteen de badstoffenhoes weg en geeft aan het verschoonkussen zonder badstofhoes te gaan gebruiken. Het verschoonkussen is echter gescheurd en zal vervangen moeten worden. Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 02-07-2015
Olke Bolke te BERGEN NH
8 van 18
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij de peuterspeelzaal kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie veiligheid. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid betreffende de actuele situatie. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de gezondheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de gezondheidsrisico’s en de maatregelen. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij de peuterspeelzaal kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie gezondheid. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Meldcode kindermishandeling De Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is op 1 juli 2013 in werking getreden. In de Wet Kinderopvang is de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs aangeduid als deskundige. Ouders, kinderen, medewerkers en houders in de kinderopvang kunnen allemaal meldingen doen en advies vragen bij de vertrouwensinspecteurs om te bepalen of aangifte aan de orde is. Medewerkers hebben bij een redelijk vermoeden van een strafbaar feit een meldplicht aan de houder. Bij een redelijk vermoeden van een strafbaar feit is een houder verplicht om in overleg te treden met de vertrouwensinspecteurs. SKOE beschikt over een meldcode kindermishandeling welke is vastgesteld en voldoet aan de beschreven eisen. Tijdens de inspectie is over het welbevinden van kinderen, kindermishandeling, de meldcode en de functie van de vertrouwensinspecteur gesproken. De beroepskrachten hebben op de locatie een beknopte versie van de meldcode ter beschikking. Hierin is het stappenplan, signalenlijst en de sociale kaart opgenomen. De vestigingsmanager toont n.a.v. het inspectiebezoek aan dat zij de beroepskrachten via een memo en een medewerkersbrief op de hoogte heeft gesteld. Praktijkbevindingen Tijdens de inspectie is over het welbevinden van kinderen, kindermishandeling en de meldcode kindermishandeling gesproken. Indien de beroepskracht een vermoeden van kindermishandeling heeft, wordt de locatieverantwoordelijke of organisatie Veilig Thuis direct ingeschakeld. In de praktijk is tevens gekeken naar de kennis van de beroepskrachten met betrekking tot de meldcode en de mogelijkheid om kennis te kunnen nemen van de meldcode. Bij navraag aan de beroepskrachten blijken zij niet over de kennis te beschikken m.b.t. de toevoeging en de mogelijkheid om de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs te benaderen bij een vermoeden van kindermishandeling. Uit bovenstaande constatering(en) / bevinding(en) blijkt dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan.
De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht en bevordert de kennis en het gebruik ervan. (art 2.9b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 02-07-2015
Olke Bolke te BERGEN NH
9 van 18
Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (Vestigingsmanager mevrouw A. Koppers) Interview anderen (Beroepskrachten) Observaties (Binnen-en buitenruimte, pedagogische praktijk) Risico-inventarisatie veiligheid (02-06-2015) Risico-inventarisatie gezondheid (02-06-2015) Actieplan veiligheid (02-06-2015) Actieplan gezondheid (02-06-2015) Meldcode kindermishandeling (Versie Brancheorganisatie juli 2013) Notulen teamoverleg (April, mei en juni 2015) Brief medewerkers april 2015 Memo medewerkers april 2015 Medewerkers GGD info brief juni 2015 Werkinstructie gezondheid versiedatum 24-03-2015 Werkinstructie veiligheid versie nummer 24-03-2015
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 02-07-2015
Olke Bolke te BERGEN NH
10 van 18
Ouderrecht Binnen de Wet kinderopvang gelden normen die betrekking hebben op de wijze waarop de houder de ouders betrekt en informeert inzake het beleid. Ouders dienen juist geïnformeerd te zijn over de gang van zaken in het kindercentrum en over minimaal het meest recente inspectiebezoek van de GGD. Tijdens de inspectie is beoordeeld of in het geval van tegengestelde belangen tussen de houder en ouders, de ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke klachtencommissie. Informatie Op de website (www.kinderopvangegmond.nl) van de houder is verschillende informatie beschikbaar, waaronder de inspectierapporten van de onderneming en informatie over de locatie. Naast de website informeert de houder ouders via: het aanmeld/intakegesprek; nieuwsbrieven; papieren informatie verstrekt op locatie; tijdens de mondelinge overdracht aan het begin of einde van de dag; het informatiebord in de hal. Aan de getoetste voorwaarden wordt voldaan. Klachten Getoetst is op welke wijze de houder ouders informeert met betrekking tot het bestaan van een externe klachtenregeling. Bij het onder de aandacht brengen van de regeling bij ouders moet duidelijk zijn dat een ouder zich te allen tijde rechtstreeks en zonder tussenkomst van de houder tot de externe klachtencommissie kan richten. De houder mag niet de indruk wekken dat een ouder eerst de interne procedure moet doorlopen, eer hij de klacht kan deponeren. SKOE beschikt over een klachtenregeling welke inzichtelijk is via onder andere de website van SKOE. De organisatie is aangesloten bij de Klachtencommissie Kinderopvang (sKK). De sKK stelt voor het behandelen van klachten onafhankelijke commissies samen bestaande uit drie deskundige mensen met ondersteuning van een ambtelijk secretaris. De deskundigheden liggen op verschillende terreinen, zoals juridisch, organisatorisch, pedagogisch, didactisch en analytisch denken gecombineerd met ervaring met het behandelen van klachten. De klacht wordt afgehandeld volgens een vastgesteld reglement. Dit reglement voldoet aan de wettelijke voorschriften. Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (Vestigingsmanager mevrouw A. Koppers) Interview anderen (Beroepskrachten) Website (www.kinderopvangegmond.nl) Klachtenregeling (Stichting De Egmonden breed) Jaarverslag Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Stichting De Egmonden breed 2014)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 02-07-2015
Olke Bolke te BERGEN NH
11 van 18
Inspectie-items Pedagogisch klimaat Pedagogisch beleid De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor die peuterspeelzaal kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het pedagogisch beleidsplan staat in duidelijke en observeerbare termen het volgende beschreven: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie, en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de werkwijze, de maximale omvang en de leeftijdsopbouw van de peuterspeelzaalgroep.
(art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub b Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de (spel)activiteiten waarbij kinderen hun peuterspeelzaalgroep dan wel de peuterspeelzaalgroepsruimte verlaten. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub c Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop beroepskrachten bij hun werkzaamheden met kinderen worden ondersteund door andere niet structureel ingezette personen. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub d Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten in een peuterspeelzaal bijzonderheden in de ontwikkeling van kinderen of andere problemen signaleren en ouders doorverwijzen naar passende instanties die hierbij verdere ondersteuning kunnen bieden. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub f Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten in een peuterspeelzaal toegerust worden voor de taak van signaleren en doorverwijzen en op welke wijze zij daarbij ondersteund worden. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub g Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Pedagogische praktijk De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 02-07-2015
Olke Bolke te BERGEN NH
12 van 18
De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden. (art 2.5 en 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 20 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Voorschoolse educatie Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht per acht kinderen. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van één van de bij ministeriële regeling vastgelegde diploma’s. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. OF De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma’s. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op.
(art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. (art 2.8 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie)
Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag Een verklaring omtrent het gedrag van de houder is bij het indienen van de aanvraag tot registratie aan het college van B&W overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee maanden. (art 2.6 lid 5 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder de peuterspeelzaal exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven na 1 maart 2013. Indien een verklaring omtrent het gedrag is afgegeven vóór 1 maart 2013, dan is deze niet ouder dan twee jaar. (art 2.6 lid 3 en art 3.8g lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij een onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij de peuterspeelzaal overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee maanden. (art 2.6 lid 4, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Een verklaring omtrent het gedrag van een stagiaire, uitzendkracht of vrijwilliger is niet ouder dan twee jaar. (art 2.6 lid 4, 8 en 9 en art 3.8g lid 3 en 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 02-07-2015
Olke Bolke te BERGEN NH
13 van 18
Passende beroepskwalificatie Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie overeenkomstig de cao Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Opvang in groepen De opvang vindt plaats in peuterspeelzaalgroepen.
(art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De peuterspeelzaalgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Ieder kind heeft maximaal drie vaste beroepskrachten waarvan er dagelijks minimaal één werkzaam is op de groep van het kind. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 20 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 3 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder informeert de ouders en de kinderen tot welke peuterspeelzaalgroep het kind behoort en welke beroepskrachten op welke dag voor welke groep verantwoordelijk zijn en welke vrijwilligers op deze dag aanwezig zijn.
(art 2.6 lid 2 en 2.11 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 18 lid 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Beroepskracht/vrijwilliger-kindratio Het aantal beroepskrachten en vrijwilligers per groep bedraagt: - in een groep met maximaal 8 kinderen ten minste 1 beroepskracht; - in een groep met 9 t/m 16 kinderen ten minste 1 beroepskracht, en een vrijwilliger of tweede beroepskracht. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 18 lid 4 en 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder heeft geregeld dat een andere volwassene telefonisch bereikbaar is en binnen 15 minuten aanwezig kan zijn in geval van een calamiteit, indien conform de beroepskracht/vrijwilliger-kindratio slechts één beroepskracht in de peuterspeelzaal aanwezig is. (art 2.6 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 19 lid 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 19 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Gebruik van de voorgeschreven voertaal De voorgeschreven voertaal wordt gebruikt. (art 2.12 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
OF Er wordt een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in deze specifieke omstandigheid daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde gedragscode. (art 2.12 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Veiligheid en gezondheid Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid De houder stelt jaarlijks een risico-inventarisatie veiligheid op voor alle voor kinderen toegankelijke ruimtes in een kindercentrum, waaronder de buitenspeelruimte. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid betreffende de actuele situatie.
(art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 02-07-2015
Olke Bolke te BERGEN NH
14 van 18
De houder beschrijft de veiligheidsrisico’s op de thema’s: verbranding, vergiftiging, verdrinking, valongevallen, verwondingen, beknelling, botsen, stoten, steken en snijden. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de veiligheidsrisico’s en de maatregelen.
(art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De registratie van ongevallen bevat per ongeval de aard en plaats van het ongeval, het jaar waarin het ongeval zich heeft voorgedaan en een overzicht van getroffen maatregelen. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 3 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij de peuterspeelzaal kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie veiligheid. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder stelt jaarlijks een risico-inventarisatie gezondheid op. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid betreffende de actuele situatie. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11 lid 1 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder beschrijft de gezondheidsrisico’s op de thema’s: ziektekiemen, binnenmilieu, buitenmilieu en medisch handelen.
(art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de gezondheidsrisico’s, alsmede de samenhang tussen de gezondheidsrisico’s en de maatregelen.
(art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij de peuterspeelzaal kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie gezondheid. (art 2.6 lid 2 en 2.9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 15 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Meldcode kindermishandeling De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld welke voldoet aan de beschreven eisen. (art 2.9a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 17a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode. (art 2.9a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht en bevordert de kennis en het gebruik ervan. (art 2.9b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Ouderrecht Informatie De houder informeert de ouders over het te voeren beleid. (art 2.11 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 02-07-2015
Olke Bolke te BERGEN NH
15 van 18
De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen. Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. (art 2.11 lid 2 en 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Klachten De houder treft een regeling voor de behandeling van klachten van ouders die voldoet aan de beschreven eisen. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder brengt de klachtenregeling voor ouders op passende wijze bij hen onder de aandacht. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder ziet erop toe dat de klachtencommissie voor ouders werkt met een reglement. (art 2 lid 3 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder hanteert de termijn waarbinnen schriftelijk wordt gereageerd naar aanleiding van een oordeel van de klachtencommissie. (art 2 lid 5 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder leeft de geheimhoudingsplicht na. (art 2 lid 4 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder draagt er zorg voor dat over elk kalenderjaar een openbaar klachtenverslag van ouders wordt opgesteld, waarin ten minste een aantal vaste onderdelen wordt aangegeven. (art 2 lid 7 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder zendt het klachtenverslag van ouders voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de GGD. (art 2 lid 9 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 02-07-2015
Olke Bolke te BERGEN NH
16 van 18
Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening Website Aantal kindplaatsen Gesubsidieerde voorschoolse educatie
: : : :
Olke Bolke http://www.kinderopvangegmond.nl 32 Ja
Gegevens houder Naam houder Adres houder Postcode en plaats Website KvK nummer
: : : : :
De Egmonden Herenweg 72 c 1935 AG EGMOND-BINNEN www.kinderopvangegmond.nl 41240708
Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD Adres Postcode en plaats Telefoonnummer Onderzoek uitgevoerd door
: : : : :
GGD Hollands Noorden Postbus 9276 1800 GG Alkmaar 088-0100549 Mevrouw E. Horvath
Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam gemeente Adres Postcode en plaats
: Bergen (NH) : Postbus 175 : 1860 AD BERGEN NH
Gegevens toezicht
Planning Datum inspectie Opstellen concept inspectierapport Hoor en wederhoor Zienswijze houder Vaststelling inspectierapport Verzenden inspectierapport naar houder Verzenden inspectierapport naar gemeente Openbaar maken inspectierapport
: : : : : : :
02-07-2015 23-07-2015 06-08-2015 06-08-2015 31-07-2015 31-07-2015 31-07-2015
: 01-08-2015
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 02-07-2015
Olke Bolke te BERGEN NH
17 van 18
Bijlage: Zienswijze houder peuterspeelzaal
Reactie op concept inspectierapport Peuterspeelzaal Olke Bolke Zakedijkje 38j 1862 HB BERGEN NH Hartelijk dank voor het inspectierapport. Wij zijn verheugd te lezen dat de pedagogische praktijk van peuterspeelzaal Olke Bolke voldoet aan de voorwaarden en de 4 pedagogische basisdoelen waarborgt. Vanaf 1 januari 2015 wordt Stichting Kinderopvang De Egmonden geleid door een nieuwe manager die vol enthousiasme is begonnen. Het kost echter tijd om diverse zaken goed op de rit te zetten. We hebben alle vertrouwen in dat dit gaat lukken. Pedagogisch beleid Het pedagogisch beleidsplan hebben we inmiddels aangepast en een beschrijving van de wijze, waarop we het vierogen principe voor de peuterspeelzalen vormgeven, toegevoegd. Voorschoolse educatie Het VVE opleidingsplan is inmiddels opgesteld. De medewerkers worden over de definitieve versie geïnformeerd. Veiligheid en gezondheid We hebben een jaarschema opgesteld, waarin is aangegeven tijdens welke werkoverleggen het pedagogisch beleidsplan, de meldcode, de risico inventarisaties, de procedures en protocollen met de medewerkers worden besproken. Daarnaast zijn de medewerkers de afgelopen maanden diverse malen schriftelijk op de hoogte gebracht van de risico inventarisatie, de bijbehorende procedures en van de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs. Zij hebben allen o.a. de volledig ingevulde risico inventarisaties schriftelijk ontvangen. Deze zal in een van de komende werkoverleggen worden besproken. De werkinstructie gezondheid is inmiddels aangepast, en het verschoonkussen is vervangen. Meldcode kindermishandeling De betreffende medewerker hebben we geïnformeerd over de vertrouwensinspecteur bij de Inspectie van het Onderwijs. Dit onderwerp wordt ook besproken in de werkoverleggen. Met vriendelijke groet, Ans Dalenberg Beleidsmedewerker kwaliteitzorg
Definitief inspectierapport peuterspeelzaal jaarlijks onderzoek 02-07-2015
Olke Bolke te BERGEN NH
18 van 18