Inspectierapport Nader Onderzoek Kindercentrum De Blokkendoos BV Locatie Hoorn Charlotte van Pallandthof 1, 1628 ZG Hoorn GGD Hollands Noorden Oktober/November/December 2011
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................... 3 Algemene gegevens kindercentrum........................................................................................................ 5 Overzicht bevindingen toezichthouder per inspectie-domein.................................................................. 5 Beschouwing toezichthouder................................................................................................................... 5 Zienswijze houder kindercentrum.......................................................................................................... 19 Afspraken tussen houder kindercentrum en toezichthouder................................................................. 19 Advies aan gemeente............................................................................................................................ 22 Algemene gegevens toezicht ................................................................................................................ 23 Het inspectieonderzoek: Uitwerking beoordeling toezichthouder per inspectie-item........................... 23
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
2
Inleiding Waarom toezicht? De rijksoverheid stelt aan kindercentra kwaliteitseisen op het gebied van ouderinspraak, personeel, veiligheid en gezondheid, accommodatie en inrichting, groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio, pedagogisch beleid en pedagogische praktijk en klachten. Jonge kinderen zijn kwetsbaar. De kwaliteit van de eerste jaren van een kind heeft grote invloed op zijn latere ontwikkeling. Het aanbieden van verantwoorde kinderopvang in een gezonde en veilige omgeving is daarom belangrijk. Wie is waarvoor verantwoordelijk? Het kindercentrum is verantwoordelijk voor het leveren van kwalitatief goede kinderopvang. De gemeente is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving op die kwaliteit. In opdracht van de gemeente voert de GGD inspecties uit, waarbij zij beoordeelt of kindercentra aan de gestelde eisen voldoen. Zo nodig adviseert de GGD aan de gemeente om maatregelen te nemen. Waarop is het toezicht gebaseerd? Om de kwaliteit te kunnen beoordelen heeft de rijksoverheid regels in de Wet kinderopvang en in de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang geformuleerd. Om te kunnen beoordelen of aan deze regels wordt voldaan, is een toetsingskader opgesteld. Hierin staan alle zaken waarover de toezichthouder informatie verzamelt en een oordeel geeft. Alle toezichthouders in Nederland werken met dezelfde veldinstrumenten, zoals vragenlijsten, om op een gestructureerde manier informatie te verzamelen tijdens een inspectie bezoek. Hoe worden normen in de beleidsregels gehanteerd? Normen direct ontleend aan de Wet kinderopvang gelden als eis waarvan niet mag worden afgeweken. Normen ontleend aan de beleidsregel gelden als richtlijn. De houder mag daar eventueel van afwijken, mits hij daarvoor een goede reden heeft en tenminste een gelijkwaardig alternatief biedt voor hetgeen de betreffende norm in de beleidsregel beoogt. Is dat het geval dan is de beleidsregel op dat onderdeel niet van toepassing. De normen in de beleidsregels worden gehanteerd als algemeen aanvaarde normen voor een kwalitatief aanvaarde kinderopvang zoals bedoeld in artikel 49 en artikel 50 lid 1 van de wet. Wat is het doel van het inspectierapport? De bevindingen van het inspectie bezoek staan in dit inspectierapport. Het doel van dit rapport is: 1. Een oordeel geven over het al dan niet voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. 2. Aan de gemeente rapporteren in hoeverre het kindercentrum aan de kwaliteitseisen voldoet en een advies uitbrengen over eventuele vervolgstappen. 3. De (toekomstige) ouders informeren over de mate waarin het kindercentrum aan de kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en de wet klachtrecht cliënten zorgsector voldoet. Risicogestuurd toezicht Het rapport dat voor u ligt is tot stand gekomen aan de hand van onderzoek op basis van risicogestuurd toezicht. Om meer maatwerk bij het toezicht in de kinderopvang mogelijk te maken werken de GGD’en in Nederland bij de inspectie volgens een model voor risicogestuurd toezicht. Hierbij vind het ene jaar een aangekondigd bezoek plaats met een toets op alle voorwaarden en een gesprek met de locatieverantwoordelijke. Het andere jaar vindt een onaangekondigd bezoek plaats, met de nadruk op de praktijk (=kernzaken). Dit onderzoek zal worden uitgebreid: • Indien er tijdens de vorige inspectie sprake was van overtredingen. Indien deze overtredingen, die niet al onder de kernzaken vallen, gedragsgerelateerd van karakter zijn, zullen deze in het risicogestuurde onderzoek ook beoordeeld worden. • Wanneer er sinds de laatste inspectie wijzigingen van het aantal kinderen of ruimten plaats hebben gevonden wordt het onderzoek m.b.t. het domein accommodatie en inrichting uitgebreid. • Wanneer er tijdens de inspectie punten voor verbetering worden gesignaleerd dan kan de toezichthouder besluiten het onderzoek ter plekke uit te breiden of een extra onderzoek uit te voeren.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
3
De volgende voorwaarden vallen onder de kernzaken: • 2.1 voorwaarden 1 t/m 3 - 2.2 voorwaarde 1 - 2.3 voorwaarde 1 - 2.4 voorwaarde 1 • 3.1.2 voorwaarde 5 - 3.2.2 voorwaarde 5 - 3.3.2 voorwaarden 1 en 2 • 4.1 voorwaarden 2 en 3 - 4.2 voorwaarde 4 • 5.1 voorwaarden 1 en 2 - 5.2 voorwaarde 1 - 5.3 voorwaarde 4 • 6.1.2 voorwaarden 1 en 2 - 6.2 voorwaarden 1 t/m 6 - 6.3 voorwaarden 1 t/m 4 • 6.4 voorwaarden 1 t/m 3 - 6.5 voorwaarden 1 t/m 4 Leeswijzer Dit rapport geeft een overzicht van alle eisen en geeft hierbij aan wat de toezichthouder heeft geconstateerd en wat zijn beoordeling is. In het “Overzicht bevindingen” staan de bevindingen van de toezichthouder heel kort per inspectiedomein samengevat en in “Het inspectieonderzoek” staan ze per inspectie-item uitgewerkt. Een toezichthouder oordeelt of er aan de gestelde voorwaarde is voldaan (“ja”), of dit niet het geval is (“nee”), of dat hij niet tot een oordeel kon komen (“niet beoordeeld”). Om de gemeente van de benodigde informatie te voorzien om te kunnen bepalen of en in welke mate gehandhaafd dient te worden geeft de toezichthouder, indien op een domein niet aan alle voorwaarden is voldaan, een beschrijving van de context van de voorwaarde(n) waaraan niet voldaan is. Tevens is aangegeven welke items niet beoordeeld zijn in verband met risicogestuurd toezicht. Ook bevat het rapport de zienswijze van de houder van het kindercentrum, de afspraken die gemaakt zijn tussen de toezichthouder en de houder en het advies van de toezichthouder aan de gemeente met betrekking tot de handhaving. Daarnaast bevat het rapport een aantal basisgegevens van het kindercentrum, gemeente en toezichthouder.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
4
Algemene gegevens kindercentrum NAW-gegevens Naam kindercentrum
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn
Adres
Charlotte van Pallandthof 1
Postcode en plaats
1628 ZG Hoorn
Telefoon
0229-213202
Contactpersoon
Mevrouw M. Groenestein (houder) Dhr. R. Meijer
E-mail/website
[email protected] www.kindercentrumdeblokkendoos.nl
Kwaliteitssysteem
Nee
Lid brancheorganisatie
Ja
De Branche organisatie
Type opvang Type opvang
Buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf
Aantal groepen
2 BSO groepen: K: max. 10 kinderen van 4 tot ongeveer 6 jaar G: max. 20 kinderen van ongeveer 6 -12 jaar 3 groepen dagopvang: Babygroep de Tijgertjes: maximaal 12 kinderen van 0 - 18 maanden Verticale groep de Clowntjes: maximaal 16 kinderen van 0 - 4 jaar Peutergroep de Bezige bijtjes: maximaal 16 kinderen van 18 maanden - 4 jaar.
Aantal beroepskrachten
5 voor de BSO, 16 voor het KDV
Aantal kindplaatsen
30 voor de BSO, 48 voor het KDV
NAW-gegevens houder Naam houder
De Blokkendoos BV
Telefoon
0229-213202
E-mail/website
[email protected] www.kindercentrumdeblokkendoos.nl
Contactpersonen organisatie
Mevrouw M. Groenestein (houder) Dhr. R. Meijer
Naam, adres en postcode overkoepelende organisatie
Postbus 3021 1620 GA Hoorn
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
5
Registratiegegevens Datum registratie
1 mei 2005
Kinderopvang in de zin van de Wet
Ja
Gegevens register conform de Praktijk
Ja
Type inspectie
Incidenteel Onderzoek
Datum vorige inspectie bezoeken
8 december 2009: reguliere inspectie 4 februari 2010, 9 maart 2010, 16 april 2010: nader onderzoek op het nakomen van gemaakte afspraken. 20 oktober 2010: nader onderzoek 14 februari 2011: risico gestuurd toezicht augustus 2011: nader onderzoek Risicoinventarisatie veiligheid en gezondheid
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
6
Overzicht bevindingen toezichthouder per inspectiedomein 3. Veiligheid en gezondheid Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor de waarborging van de veiligheid en gezondheid van kinderen. De houder legt in een risico-inventarisatie schriftelijk vast welke risico’s de opvang van kinderen met zich meebrengt. Verder gelden normen voor de inhoud en uitvoering van de risicoinventarisatie. - Er is aan de volgende voorwaarden niet voldaan: 3.1.1 Beleid veiligheid, voorwaarde 2 3.1.2 Uitvoering beleid veiligheid, voorwaarde 2 3.2.1 Beleid gezondheid, voorwaarde 2
Niet voldaan
-De volgende voorwaarden zijn niet beoordeeld: 3.1.1 Beleid veiligheid, voorwaarde 3 3.1.2 Uitvoering beleid veiligheid, voorwaarden 3, 4 en 5 3.2.2 Uitvoering beleid gezondheid, voorwaarden 3, 4 en 5
Geen oordeel
5. Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor de groepsgrootte en de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en aantal kinderen (de beroepskracht-kind-ratio). Beoordeling toezichthouder Van de 12 voorwaarden van dit domein is aan 3 voorwaarden voldaan. -is aan de volgende voorwaarde niet voldaan: 5.4 Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kindratio bij openingstijden van 10 uur of langer voorwaarde 4
Niet voldaan
-zijn de volgende voorwaarden niet beoordeeld: 5.2 Vaste beroepskrachten en vaste ruimtes, voorwaarde 1, 2 en 3. 5.3 Beroepskracht-kind-ratio, voorwaarde 2 5.4 Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kindratio bij openingstijden van 10 uur of langer, voorwaarde 1, 2, 3 en 5.
Geen oordeel
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
7
6. Pedagogisch beleid en praktijk Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor de aanwezigheid van een pedagogisch beleidsplan, de inhoud van een pedagogisch beleidsplan en de relatie van het beleidsplan met de praktijk. In de praktijk dienen voorwaarden te worden vervuld voor het waarborgen van de emotionele veiligheid van kinderen, de ontwikkeling van de persoonlijke- en de sociale competentie van kinderen en de overdracht van normen en waarden. Beoordeling toezichthouder Van de 25 voorwaarden van dit domein is aan 1 voorwaarde voldaan. -is de volgende voorwaarde niet van toepassing: 6.1.1 Inhoud pedagogisch beleidsplan, voorwaarde 1 t/m 5 6.1.2 Pedagogische praktijk, voorwaarde 1 en 2.
Geen oordeel
-is aan de volgende voorwaarden niet van voldaan: 6.2 Emotionele veiligheid, voorwaarden 1 t/m 6 6.3 Persoonlijke competentie, voorwaarden 1 t/m 4 6.4 Sociale competentie, voorwaarden 1 t/m 3 6.5 Overdracht van normen en waarden, voorwaarden 1 t/m 4
Niet voldaan
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
8
Beschouwing toezichthouder Algemeen Kindercentrum De Blokkendoos BV heeft 2 vestigingen; de hoofdlocatie in Hoorn en een locatie in Benningbroek. Kindercentrum De Blokkendoos Hoorn bestaat sinds 2003 en is gevestigd in de wijk de Kersenboogerd in een ruim en modern pand dat speciaal door de houder en de mannelijke leidinggevende voor de Blokkendoos is gebouwd. Het kindercentrum bestaat uit 3 groepen dagopvang en 2 groepen buitenschoolse opvang. Locatie Hoorn en locatie Benningbroek worden als afzonderlijke locaties beschouwd. Incidenteel onderzoek: Naar aanleiding van verschillende signalen die bij de GGD zijn binnengekomen, telefonisch, per brief of tijdens inspecties van andere kinderopvanglocaties over de pedagogische praktijk op de Blokkendoos (locatie Charlotte van Pallandthof 1 in Hoorn), heeft de GGD op verzoek van de gemeente Hoorn vanaf oktober 2011 een uitgebreid onderzoek ingesteld en heeft er op 25 oktober een onaangekondigd bezoek plaatsgevonden waarbij de beroepskracht-kind-ratio is gecontroleerd. Interviews De GGD Hollands Noorden heeft 8 verschillende oud-medewerkers van de Blokkendoos en een oud oudercommissielid benaderd en onafhankelijk van elkaar geïnterviewd om hun ervaringen tijdens hun werkzame periode op deze locatie te bespreken. Het betreft oud-medewerkers die in de afgelopen jaren, deels recent nog, bij het kindercentrum hebben gewerkt. De interviews geven een zelfde beeld door de tijd heen, waardoor geconcludeerd kan worden dat het om een patroon gaat en niet om incidenten. De oud-medewerkers en de ouder hebben aangegeven alleen hun verklaring te willen afgeven als zij anoniem kunnen blijven. De reden hiervoor is dat zij angst hebben voor bedreigingen door of pesterijen van de houder en de mannelijke leidinggevende van De Blokkendoos. In 2009, toen er ook verscherpt toezicht bij De Blokkendoos plaatsvond, hebben zich meerdere oudmedewerkers bij de gemeente en de politie gemeld in verband met bedreigingen en zwartmaking van een oud-medewerker bij een nieuwe werkgever. Ook is er toen een anonieme brief bij de gemeente bezorgd. Deze bedreigingen waren niet bewijsbaar terug te voeren op de houder en de mannelijke leidinggevende, maar waren wel zo serieus, dat de politie melding in het systeem heeft gemaakt. De gebeurtenissen brachten veel emotie en angst bij de slachtoffers van de bedreiging naar boven. Dit is de reden waarom wij, in overleg met de gemeente en de politie, ervoor hebben gekozen meerdere oud-medewerkers te benaderen en te interviewen, zodat door de kracht van het aantal toch in voldoende mate een objectief beeld ontstaat van de situatie bij De Blokkendoos in Hoorn. De dagelijkse leiding van kindercentrum De Blokkendoos in Hoorn bestaat uit de houder, mevrouw M. Groenestein, en de heer R. Meijer, die verantwoordelijk is voor de bedrijfsvoering. Zij treden in de praktijk samen op als houder, terwijl volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel alleen mevrouw M. Groenestein houder is. Met ‘houder’ wordt mevrouw M. Groenestein aangeduid, over de heer R. Meijer spreken wij als ‘mannelijke leidinggevende’.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
9
Uitkomst interviews Uit deze gesprekken is het volgende naar voren gekomen. (Wij geven eerst een algemene beschrijving, daarna noemen we hier enkele voorbeelden van zoals die in de gesprekken door de geïnterviewden gegeven zijn.) 1.
Pesten/intimidatie/(verbaal) geweld: De houder, die tevens op de groepen als pedagogische medewerker staat, maakt zich volgens de verklaringen schuldig aan intimidatie in de vorm van pestgedrag, kleineren (het geven van denigrerende bijnamen aan de kinderen), verbaal geweld tegen zowel kinderen als pedagogisch medewerkers. In sommige verklaringen wordt ook gesproken over fysiek geweld bij kinderen op de BSO (door het hardhandig vastpakken van kinderen, ruw op de gang zetten). De mannelijke leidinggevende kleineert, pest en intimideert (ook seksueel) volgens de verklaringen het personeel. Voorbeelden van pestgedrag, kleineren - kinderen: - een kind dat wat gezet is, wordt door de houder ‘dikzak’ genoemd; - een kind heeft meerdere keren aangegeven dat het ‘t niet leuk vindt dat zijn naam wordt verbasterd, daarna blijft de houder dit gewoon doen; - een kind krijgt het niet voor elkaar om zelfstandig een kiwi te schillen. De houder dwingt het kind de kiwi met schil en al op te eten; - de houder maakt opmerkingen tegen kinderen als: ‘jij kan niet goed kleuren’, ‘jij bent niet moeders mooiste’, over de verzorging van de kinderen door de ouders en over het merk kleding dat kinderen dragen; - een kind dat bij een buitenactiviteit uit hoge nood in de bosjes plast, moet 6 weken binnen blijven; - een kind wil geen spruitjes eten, ze worden hardhandig door de houder in de mond van het kind gepropt; - kinderen moeten hun jassen opruimen. Als dit niet snel genoeg gebeurt naar de zin van de houder, gooit zij de jassen in de container; - bepaalde kinderen krijgen cadeautjes, mogen mee naar uitjes, andere kinderen niet. Die moeten dan de hele dag in een andere groep blijven; - kinderen die een voorkeursbehandeling krijgen, krijgen positieve bijnamen, zoals ‘prinses’; - de houder gaat regelmatig in de groep naast kinderen zitten en kraakt ze af in het bijzijn van andere kinderen. Voorbeelden van verbaal geweld – kinderen: - een aantal kinderen wordt uit de groep gehaald. Zij zijn naar mening van de houder te luidruchtig geweest. Ze moeten in kantoor op een strafbankje zitten. De houder spreekt met stemverheffing tegen de kinderen en kleineert ze; - een kind draagt een merk schoenen dat niet in de smaak valt bij de houder. Zij schreeuwt tegen het kind: ‘Of je doet je schoenen uit, of ik gooi ze weg’; - een kind had een cadeautje voor zijn/haar verjaardag gekregen. De volgende dag had het dit cadeautje niet meegenomen. De houder schreeuwde toen tegen het kind, schold het uit en noemde het ondankbaar. Het kind werd stil en rood en trok zich terug. De mannelijke leidinggevende stond er bij en greep niet in; - kinderen mogen maar één tekening per dag maken. Houden zij zich hier niet aan, dan komt de houder vanuit een ander deel van het gebouw binnenstormen en spreekt het kind er met stemverheffing op aan dat het toch weet dat dit niet mag. Komt een pedagogisch medewerker op voor het kind, dan begint de houder tegen de pedagogisch medewerker te schreeuwen in bijzijn van de kinderen; - er worden seksueel getinte toespelingen tegen kinderen gemaakt door de houder. Bijvoorbeeld: Tegen een kind met kleding van het merk Eager Beaver, zei de houder ‘Zo, heb je weer je gewilligkutje-kleren aan?’. Tegen een pedagogisch medewerker zei ze: ‘Jouw naam betekent vagina’; in bijzijn van de kinderen. - de houder en de mannelijk leidinggevende hebben vaak in het bijzijn van kinderen en medewerkers heftige ruzie, waarbij gescholden, gedreigd en met dingen gegooid wordt; - een medewerker heeft een ouder gesproken die zijn/haar kind van de Blokkendoos gehaald heeft. De ouder geeft aan dat het kind nog steeds erg bang is als iemand zijn stem verheft. De ouder koppelt dit aan de ervaringen binnen de Blokkendoos.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
10
Voorbeelden van pestgedrag, intimidatie – medewerkers: - de mannelijke leidinggevende nam een dusdanig dreigende houding aan, dat een medewerker dacht dat hij haar in elkaar zou slaan; - er zal een gesprek plaatsvinden met een zieke medewerker. Voorafgaand aan het gesprek zegt de houder tegen een collega: ‘Eens zien hoe snel we haar aan het janken krijgen.’; - een medewerker beschrijft dat zij heeft gezien dat haar collega door de houder werd gekleineerd in het bijzijn van collega’s en kinderen; - er worden incidenten beschreven waarbij door de houder een emmer water over het hoofd van een medewerker is gegooid en waarbij vanaf de eerste verdieping een levende kikker op het hoofd van een medewerker (die op de begane grond stond) werd gegooid; - de houder bepaalt wat wanneer gebeurt. Als een kind of een medewerker een bepaalde activiteit leuk vinden, dan is dat aanleiding voor de houder om dit niet meer toe te staan; - de houder is wispelturig. Kinderen en medewerkers kunnen elk moment op hun larie krijgen. Als kind en medewerker weet je nooit wanneer en of je iets wel of niet goed doet. Dit gedrag leidt ertoe dat medewerkers en kinderen de hele dag bezig zijn met de vraag: ‘Wat zou de houder willen/denken?’; - tijdens de eerste twee maanden van het dienstverband worden medewerkers goed en vriendelijk behandeld. Daarna verandert het gedrag. ‘Ik kon niets meer goed doen’, één medewerker omschrijft het zelfs als ‘een hel’. Voorbeelden van seksuele intimidatie – medewerkers: - de houder vertelt verhalen over de vaders waarmee zij seksuele betrekkingen zou hebben gehad; - medewerkers zijn meerdere keren getuige geweest van seksueel getinte opmerkingen van de houder en de mannelijke leidinggevende, er worden seksgrapjes gemaakt in de personeelskamer en er werden persoonlijke sekservaringen verteld door de houder en de mannelijke leidinggevende; - medewerker is door beiden benaderd om mee te gaan naar de sauna, ook wordt er in het bijzijn van de medewerkers gevraagd ‘wanneer we met z’n allen naar de sauna gaan’; - tijdens een personeelsuitje daagden beiden de medewerkers uit naakt te gaan zwemmen (deden het zelf ook); - medewerker vertelt over handtastelijkheden door de mannelijke leidinggevende; - de mannelijke leidinggevende laat zich op twitter openlijk uit over zijn seksuele fantasieën; - er worden door de mannelijke leidinggevende seksueel getinte opmerkingen gemaakt, zoals ‘Wat zie je er lekker sexy uit’ en ‘Wat heb je een mooi laag truitje aan, buk nog eens een keer’; - een personeelsuitje ging naar de Zeedijk (waarbij de houder continu naar de medewerkers riep: ‘Gooi je mosseltjes even los’), koffie drinken bij Krasnapolsky en eten bij een travestietenshow. Tijdens het eten gedroeg de houder zich zeer amicaal en uitdagend naar zowel de performers als de medewerkers toe. Voorbeelden van verbaal geweld – medewerkers: - op een vraag van een medewerker over arbeidsgerelateerde zaken, ontstond vanuit de leiding een scheldpartij; - ‘er werd tegen me geschreeuwd en gescholden’; - een medewerker omschrijft een situatie waarbij de houder de medewerker de schuld geeft van een kleinigheid. ‘De houder ging tegen me schreeuwen. Zij had een ouder, die om de hoek stond, niet gezien. Toen zij de ouder zag, veranderde haar gedrag onmiddellijk en liet zij haar ‘vriendelijke gezicht zien’.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
11
2.
Gebrek aan sensitieve responsiviteit: Volgens de verklaringen is er sprake van een gebrek aan sensitieve responsiviteit. Er is een gebrek aan warmte en ondersteunende aanwezigheid door de houder en de mannelijke leidinggevende. Tevens blijkt uit de verklaringen dat de houder vaardigheden mist om signalen die aangeven dat een kind zich niet goed voelt of behoefte heeft aan ondersteuning, op te merken, goed te interpreteren en er passend op te reageren. Hierdoor kan het kind zich niet begrepen, niet geaccepteerd en onveilig voelen. Voorbeelden: - medewerker geeft aan dat zij weggegaan is bij De Blokkendoos vanwege het gedrag van de houder naar de kinderen toe. In de laatste periode van haar dienstverband, heeft zij hierover veel gehuild en ook letterlijk overgegeven; - er is weinig geduld voor de kinderen bij de houder; - medewerkers zeggen dat zij gezien hebben dat de houder tegen kinderen schreeuwt en hen soms hard vastpakt; - voortrekgedrag: kinderen die favoriet zijn mogen buiten spelen, de overige kinderen in de groep moeten binnen blijven; - er wordt door de leiding veel geroddeld over ouders en kinderen. Kinderen krijgen dan een stempel opgeplakt door de houder: autist of heeft een stoornis; - medewerker vertelt dat de houder kinderen met zelfvertrouwen onderuit probeert te halen.
3.
De oud-medewerkers geven aan dat hun zelfvertrouwen door de houder en de mannelijke leidinggevende werd aangetast. Voorbeelden: - medewerkers krijgen tegenover de ouders de schuld van situaties die door de houder zijn veroorzaakt. Voorbeeld: baby kon niet slapen, is uiteindelijk in de box in slaap gevallen. De houder vond dit niet goed, ook niet na uitleg van de pedagogisch medewerker, heeft de baby uit de box getild en in bedje gelegd. Baby werd wakker en begon te huilen. Tegenover ouders zei de houder dat het de schuld van de pedagogisch medewerker was dat de baby onrustig was; - de controle op wat er op de groepen gebeurt, is groot. De houder komt regelmatig ‘de groep binnenstormen’, heeft dan commentaar op van alles naar de kinderen en de medewerkers toe, zij ‘heeft overal last van’; - medewerkers die ziek thuis zitten, worden dagelijks gebeld door de houder; - medewerkers worden genegeerd of gekleineerd als zij iets doen wat de houder en of mannelijk leidinggevende niet bevalt. Er wordt een voorbeeld gegeven over een incident, waarbij de pedagogisch medewerker een ongelukje had met een kind vanwege iets dat door de houder niet goed is georganiseerd. Zij heeft dit open en transparant met de ouders besproken. De houder negeerde haar daarna. Toen zij vroeg waarom, kreeg zij te horen dat zij ‘grove fouten had gemaakt’ en ‘je hebt je collega’s laten zitten.’.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
12
4.
Cultuur van angst - medewerkers: Op het kindercentrum in Hoorn heerst volgens de oud-medewerkers, een cultuur van angst, waardoor meldingen van misstanden achterwege gebleven zijn. De geïnterviewde oudmedewerkers geven aan dat zij een document hebben moeten ondertekenen waarbij zij geheimhouding over de praktijk binnen de Blokkendoos moesten beloven. Het ondertekenen van zo’n document is ongebruikelijk voor de kinderopvangbranche. Geen van de oud-medewerkers kon zo’n document laten zien aan de GGD omdat deze door de houder en de mannelijke leidinggevende bewaard worden. Voorbeelden: - medewerkers worden gesommeerd ‘hun mond te houden over Blokkendooszaken’; - er is geen ruimte voor feedback door medewerkers op de leiding of voor eigen initiatief van de medewerkers. Doe je dat wel, ‘dan word je het zwarte schaap van De Blokkendoos. Je kijkt wel uit’. - de controle van de houder is erg groot. Er hangen camera’s in alle groepsruimten. De beelden worden door de houder gebruikt voor bespreking van ongewenst gedrag van medewerkers tijdens personeelsvergaderingen, maar ook om direct medewerkers op onwenselijk gedrag aan te spreken; - werken op de Blokkendoos wordt omschreven als continu op je hoede zijn, bang, slecht gevoel, niet gewaardeerd worden, geen vertrouwen in collega’s, je niet veilig voelen (ook de kinderen niet), een sfeer van alsmaar ‘moeten’, monddood gemaakt worden, niet serieus genomen worden; - personele kwesties (arbeidsvoorwaarden) worden afgedaan als onzin en niet belangrijk door de leiding; - er is veel gedoe over het aanvragen van vrije dagen en over het aantal gewerkte uren: ja tegen nee. Beloofde opleidingen gaan vaak niet door; - bij één oud-medewerker die wij gesproken hebben, is door een psycholoog posttraumatische stressstoornis vastgesteld als gevolg van de intimidatie door de houder; - terugkerend item op de personeelsvergadering is de inspectie van de GGD. Medewerkers krijgen instructies hoe zich te gedragen tijdens de inspecties, wat wel en niet te zeggen en dergelijke.
5.
Cultuur van angst – kinderen: Kinderen worden volgens deze oud-medewerkers onder druk gezet waardoor ouders niet op de hoogte zijn of zijn geweest van de pedagogische praktijk tijdens de opvanguren Tijdens de haal- en brengmomenten van de kinderen door de ouders/verzorgers toont de houder juist veel affectie naar de kinderen toe, met name naar de kinderen die eerder die dag het onderspit hebben moeten delven. De geïnterviewden hebben hiervan meerdere voorbeelden gegeven, die alle niet getuigen van een sociaal veilige omgeving. Voorbeelden: - Kinderen durven uit angst niets tegen ouders te zeggen. Als het kind bij het halen zegt dat het niet zo leuk was, zegt de houder dat het kind een prima dag heeft gehad; - de houder vraagt kinderen regelmatig ‘Wie de liefste leidster is’. Als de kinderen haar dan aanwijzen, vraagt zij ‘Wie de strengste leidster is’. De bedoeling is dat de kinderen de pedagogisch medewerker aanduiden; - kinderen rillen van angst als zij op de gang moeten zitten van de houder; - als de kinderen door de pedagogisch medewerkers van school gehaald worden om naar de BSO te gaan, vragen zij of de houder er is. Zij geven aan bang voor haar te zijn; - de houder zegt tegen kinderen dat zij niet mogen zeggen wat er op de Blokkendoos gebeurt. - Kinderen vertonen een houding van angst als de houder in de buurt is, ze verstijven. Kinderen ontspannen zich zichtbaar als de houder weer weg gaat.
De oud-medewerkers zeggen dat de houder twee gezichten heeft: naar externen toe vriendelijk en dienstbaar, maar naar het personeel en de kinderen toe is dat anders: pesten, treiteren, kleineren, stemverheffing, voorkeursbehandeling voor enkelen en misbruik van macht.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
13
Ouders In mei 2010 ontving de gemeente een brief van een ouderpaar op basis waarvan De Blokkendoos onder verscherpt toezicht is geplaatst. Het beeld dat uit de gesprekken met de geïnterviewden is ontstaan, komt overeen met hetgeen in de brief door de betreffende ouders is gesteld. Wij konden het onderzoek niet verder uitbreiden naar huidige of ex-gebruikers van De Blokkendoos. De GGD en de gemeente beschikken zelf namelijk niet over adressen van ouders en kunnen dus niet onafhankelijk van de houder en de mannelijke leidinggevende een onderzoek onder ouders starten. Uit de interviews en de brief van de ouder komt naar voren dat de Oudercommissie (OC) door de houder en de mannelijk leidinggevende als noodzakelijk kwaad gezien worden. De OC mag zich niet bemoeien met de bedrijfsvoering en zeker geen kritiek hebben. Vergaderingen van de OC worden afgeluisterd door het geluid van de camera’s op de gang bij de vergaderruimte harder te zetten. Er hebben door de jaren heen veel wisselingen in de OC plaatsgevonden. Ouders geven zich op met het enthousiasme een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de opvang op De Blokkendoos, maar raken teleurgesteld. Een oud-OC lid vertelt: ‘ik heb mijn OC-lidmaatschap opgezegd, omdat ik me al meer dan twee jaar klapvee voelde, omdat wij nooit werden geïnformeerd, nergens bij werden betrokken en alleen als lastig werden ervaren door de houder’. De geïnterviewden vertellen dat ouders hun kind bij de Blokkendoos laten opvangen vanwege de service (verse avondmaaltijden, makkelijk kunnen ruilen, flexibiliteit) en het feit dat ze een opvangplek hebben. Er is weinig alternatief vanwege wachtlijsten op met name de populaire dagen dinsdag en donderdag. Het pand is nieuw, ziet er mooi uit en de materialen zijn ook mooi. Ouders hebben bij medewerkers woordelijk aangegeven: ‘We weten hoe de houder is’ en ‘Bij mijn kind gebeurt het niet’. Een medewerker vertelt dat zij bij haar vertrek ouders gesproken heeft die aangaven ‘we snappen wel waarom je weggaat’. Deze ouders denken volgens de medewerker dat het gedrag van de houder zich alleen richt op de medewerkers en niet op de kinderen. Een andere geïnterviewde vertelt dat één OC-lid vermoedens had dat de pedagogische praktijk niet goed was en dat heeft geuit. Dit lid heeft het echter niet doorgezet, omdat het niet precies zijn vinger er achter kon krijgen. Een geïnterviewde zegt dat er ouders zijn die het wel stoort hoe de houder min of meer dwingende bevelen geeft op het gebied van opvoeding, dat de houder zich als opvoeder ziet en daarbij redelijk ver doorschiet. Ouders krijgen ongevraagd advies m.b.t. doorverwijzing voor opvoedingsondersteuning. ‘Op zich dan wel weer handig, omdat de houder een eigen opvoedkundig bureau heeft opgericht.’ Dit is te vinden via www.hetkind.info. De term beroepskracht Belangrijk is op te merken dat het inspectierapport een vaste lay-out heeft. Dit betekent dat in de tabellen verderop in het rapport, gesproken wordt over ‘de beroepskracht’. Wij kunnen bij het vellen van een oordeel ‘voldaan’ of ‘niet voldaan’ geen onderscheid maken. Dit betekent dat wanneer één beroepskracht het pedagogisch klimaat dusdanig negatief beïnvloedt dat er een slecht pedagogisch klimaat ontstaat, wij het domein als ‘niet voldaan’ beoordelen. Dat is in dit geval aan de hand: de houder is tevens werkzaam als pedagogisch medewerker op de groepen. Daar waar wij in de uitwerking van het rapport zeggen dat ‘de beroepskracht’ bepaalde competenties niet heeft, wordt gedoeld op de houder. Dit lichten wij bij de betreffende domeinen ook toe.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
14
Beroepskracht-kind-ratio Tijdens het nader onderzoek is de beroepskracht-kind-ratio eveneens meegenomen. Ook over deze voorwaarde uit de Wet Kinderopvang kwamen signalen naar voren dat deze nog altijd niet voldoet. In 2010 zijn door de GGD drie onderzoeken uitgevoerd waaruit overtredingen zijn geconstateerd met betrekking tot de beroepskracht-kind-ratio. Tijdens de onaangekondigde inspectie op 25 oktober 2011 is gebleken dat tijdens de middagpauze niet wordt voldaan aan de beroepskracht-kind-ratio bij de groepen waar 3 pedagogisch medewerkers dienen te worden ingezet. Er ontstaat een groot veiligheidsrisico als één pedagogisch medewerker tijdens de middagpauze de verantwoording draagt over bijvoorbeeld 12 kinderen in de leeftijd van nul tot anderhalf jaar. De houder is al meerdere keren van deze overtreding op de hoogte gesteld tijdens de GGD-inspecties maar heeft nog altijd het pauzebeleid niet aangepast. Ook tussen 2004 en 2007 en in 2009 zijn er door de gemeente handhavingmaatregelen genomen ten aanzien van de beroepskracht-kind-ratio. Er zijn verschillende malen vele contracten door de houder en de mannelijke leidinggevende van De Blokkendoos opgezegd om aan de beroepskracht-kind-ratio te kunnen voldoen. Op het moment van de inspectie op 25 oktober 2011 was er geen overtreding van de beroepskracht-kind-ratio. Maar verschillende signalen, ook nog van na deze datum, geven aanleiding tot het advies aan de gemeente om verscherpt toezicht op dit domein aan te houden. Voorbeelden van signalen die zowel bij de GGD als de gemeente binnen zijn gekomen over de beroepskracht-kind-ratio en de grootte van de groepen: - kinderen worden regelmatig getemperatuurd. De temperatuur wordt dan een halve graad naar boven afgerond en dan moeten de medewerkers de ouders bellen: ‘Uw kind is ziek, wilt u het komen halen?’ Thuis gekomen blijkt er dan niets aan de hand te zijn. Medewerkers worden gedwongen hierover te liegen tegen ouders; - Als er tekort personeel is, moeten mensen terug komen van vakantie. In pauzes is er dan tekort personeel. Dit levert stressvolle en onverantwoorde situaties op; - een geïnterviewde vertelt dat er momenteel op dinsdag en donderdag nog steeds meer kinderen worden opgevangen dan toegestaan; - er zijn planningslijsten waarop kinderen met de hand zijn bijgeschreven. Op de lijst stonden 16 kinderen, terwijl er in de praktijk 19 kinderen aanwezig waren; - als er een drukke planning dreigt, wordt in opdracht van de houder en de mannelijke leidinggevende door de pedagogisch medewerker voor schooltijd of tussen de middag iets geregeld, zodat kinderen meteen vriendje/vriendinnetje mee naar huis kunnen; - op een gegeven moment werden de kindplanningen op kantoor gemaakt en niet meer op de locatie. Deze planningen waren voor de pedagogisch medewerkers niet inzichtelijk, waardoor voor hen niet duidelijk was welke kinderen opgehaald moesten worden van school; - er worden – als er teveel kinderen waren en er een inspectie van de GGD wordt verwacht – kinderen in de ochtend in een busje naar de locatie Benningbroek gereden en die kwamen aan het einde van de middag pas weer terug; - er bestaan ‘zwarte contracten’. Kinderen van ondernemers in de buurt kunnen een x-aantal dagen opgevangen worden in ruil voor goederen of diensten, zoals nieuwe schoenen, kappersbezoek en schoonheidsbehandeling; - de contracten die in 2009 werden opgezegd naar aanleiding van een handhavingsactie van de gemeente, zijn inmiddels (bijna) allemaal weer hersteld; - er vinden regelmatig uitjes plaats met groepen kinderen, zoals naar MAK Blokweer, zodat het aantal kinderen in het gebouw aan de Charlotte van Pallandthof in orde is als er controle van de GGD komt; - pedagogisch medewerkers moeten, ook als het slecht weer is, met kinderen buiten gaan spelen zodat er in het pand niet teveel kinderen aanwezig zijn. Risico-inventarisaties en beleid gezondheid en veiligheid In augustus en in oktober 2011 hebben er nadere onderzoeken plaatsgevonden m.b.t. de risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid van de Blokkendoos. De conclusie van deze onderzoeken is dat tot op heden nog altijd niet alle risico’s van alle groepen op een adequate manier in kaart zijn gebracht en geregistreerd. Hierdoor wordt een onjuist beeld gegeven van de Veiligheid- en de Gezondheidsrisico’s voor de kinderen op dit centrum en de veiligheid en gezondheid van de kinderen op tijdens de opvang mogelijk onvoldoende gewaarborgd kan worden.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
15
Conclusie: Op basis van een uitgebreid onderzoek kan geconcludeerd worden dat de emotionele veiligheid van de kinderen op de Blokkendoos in het geding is door een slechte pedagogische behandeling van kinderen door de houder als zij in het pand aanwezig is en zich op de groepen begeeft. Op grond hiervan worden de voorwaarden met betrekking tot de pedagogische kwaliteit in dit rapport beoordeeld als niet voldaan. Dit betreft nadrukkelijk het pedagogisch handelen van de houder en niet het handelen van de pedagogisch medewerkers. Uit de verklaringen van de geïnterviewden kan worden opgemaakt dat op kindercentrum de Blokkendoos een risico is op: Emotionele mishandeling door de houder: Het overbrengen van negatieve emotionele/psychologische boodschappen naar het kind. Emotionele verwaarlozing door de houder: Het ontzeggen van warmte, aandacht, respect door bijvoorbeeld kinderen buiten te sluiten, uit te schelden, te kleineren etc. Tevens is er sprake van Psychische mishandeling van pedagogisch medewerkers door de houder en de mannelijke leidinggevende: De geïnterviewden geven aan dat zij allen te maken hebben gehad met verbaal geweld, kleinerend, intimiderend en bedreigend gedrag van de houder en de mannelijke leidinggevende van de Blokkendoos. De negatieve en angstige sfeer heeft direct invloed op het welbevinden van de kinderen tijdens de opvang. Ook tijdens GGD inspecties is geconstateerd dat de houder negatieve bijnamen voor sommige kinderen heeft en deze ook uitspreekt in het bijzijn van deze kinderen. De overige negatieve handelingen/uitingen zijn niet tijdens inspecties geconstateerd. Omdat een inspectiemoment een momentopname is, is het niet aannemelijk dat tijdens de aanwezigheid van een inspecteur het beschreven gedrag door toezichthouder zal worden gezien. Daarnaast zijn overtredingen met betrekking tot de beroepskracht-kind-ratio en de risico-inventarisaties Veiligheid en Gezondheid geconstateerd. De gemeente Hoorn heeft een lange handhavinghistorie met De Blokkendoos. Er zijn verschillende malen sancties opgelegd. De zaken waarvoor eerder handhavend is opgetreden, betroffen de beroepskracht-kindratio (domein 5), het aantal kinderen in groepen (domein 5) en het beleid veiligheid & gezondheid (domein 3). Tevens heeft in 2010 een onderzoek naar de pedagogische kwaliteit plaatsgevonden (domein 6). De pedagoog van de GGD heeft destijds vastgesteld dat er sprake was van een wankel evenwicht in de pedagogische kwaliteit. Er heeft een gesprek plaatsgevonden waar dit door vertegenwoordigers van de gemeente en de GGD uitgebreid met de houder is besproken. Al deze genoemde onderdelen zijn nog steeds een punt van zorg. Op basis van de ons ter beschikking gestelde informatie concluderen wij dat er structureel een groot tekort is aan pedagogische en leidinggevende competenties van de houder en de mannelijke leidinggevende en zij, mede hierdoor, in gebreke blijven om een emotionele en sociaal veilige opvangplek te bieden aan kinderen. Daar waar de houder en de mannelijke leidinggevende op de locatie aanwezig zijn, werkzaam zijn in de rol van beroepskracht of invloed hebben op de overige beroepskrachten (in de zin van het aansturen of het geven van leiding), leidt dit – in het licht van het bovenstaande – tot een onverantwoorde situatie.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
16
Vertrouwen De vraag die nu beantwoord moet worden, is of wij er vertrouwen in hebben dat de houder en de mannelijk leidinggevende deze situatie kunnen omdraaien, zodat er een verantwoorde kinderopvang en een veilige werkplek ontstaat. Er zijn een aantal factoren die van belang zijn voor de beantwoording van deze vraag. Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio Al jaren speelt de kwestie van de groepsgrootte en de beroepskracht-kind-ratio. De GGD heeft bij inspecties aangetoond dat de groepsgrootte keer op keer werd overschreden. De gemeente heeft in 2005 een last onder dwangsom hiervoor opgelegd en hieruit is na inspecties 9 keer een boete opgelegd. Bij de inspecties werd er alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat overtredingen niet werden opgemerkt. Bij de inspecties werd er alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat overtredingen niet werden opgemerkt. In 2006 is door een toezichthouder van de GGD gezien dat kinderen via de achterdeur van De Blokkendoos naar elders werden gebracht (o.a. met auto's van De Blokkendoos), zodat deze kinderen niet geteld zouden worden tijdens een inspectie. Naar aanleiding hiervan is een onaangekondigde inspectie uitgevoerd waarbij drie inspecteurs van de GGD en een medewerker van de gemeente aanwezig waren. Bij deze inspectie is geconstateerd dat de administratie van De Blokkendoos m.b.t. de contracten niet klopte. Er werden teveel kinderen opgevangen op bepaalde dagen. Pas toen de mannelijke leidinggevende inzag dat de GGD teveel bewijsmateriaal had verzameld, gaven de mannelijk leidinggevende en de houder pas toe dat zij in overtreding waren. Eerder, in 2005, hebben overtredingen op ditzelfde vlak geleid tot een last onder dwangsom en een beroepsprocedure bij de rechtbank, waarbij de rechter mediation oplegde. Als resultaat hiervan zijn contracten van ouders opgezegd, zodat de planning voldeed aan de regels. Pas toen de mannelijke leidinggevende inzag dat de GGD teveel bewijsmateriaal had verzameld gaf de mannelijke leidinggevende en de houder pas toe dat zij in overtreding waren. In 2005 heeft deze kwestie geleid tot een rechtszaak, waarbij de rechter mediation oplegde. Als resultaat hiervan zijn contracten van ouders opgezegd, zodat de planning voldeed aan de regels. In 2008 en 2009 kwamen er weer signalen bij de gemeente en de GGD binnen dat deze regels werden overtreden. Daarop heeft de gemeente onaangekondigde bezoeken door de GGD laten uitvoeren. Hieruit bleek dat de beroepskracht-kind-ratio en de groepsgrootte wederom niet voldeden. Gesprekken, waarbij onder andere de advocaat van De Blokkendoos aanwezig was, hebben ertoe geleid dat De Blokkendoos ook nu contracten heeft opgezegd. De Blokkendoos heeft daarbij bezwaar aangetekend tegen de sanctie op de overtreding bij de buitenschoolse opvang. Toch zijn ook van ouders die alleen buitenschoolse opvang afnamen bij De Blokkendoos, contracten opgezegd. Nog steeds komen er – zoals gezegd ook nog recent – geluiden dat bij De Blokkendoos teveel kinderen worden opgevangen, waarvoor de houder en de mannelijk leidinggevende alles doen om ervoor te zorgen dat bij een GGD-inspectie geen overtreding wordt geconstateerd. Kinderen onnodig door ouders laten ophalen vanwege ziekte, weg gaan met groepen kinderen, regelen dat kinderen met vriendje en vriendinnetjes mee kunnen naar huis. Het bestaan van officiële en niet-officiële presentielijsten, zwarte contracten. Angstcultuur GGD en gemeente hebben al langer geluiden gehoord dat de pedagogische praktijk en de sfeer voor de medewerkers niet goed is. Het probleem was steeds dat veel geluiden uit de tweede hand tot ons kwamen en dat mensen uiteindelijk geen verklaring wilden afleggen, uit angst voor pesterijen en dreigementen van de houder en de mannelijk leidinggevende. Medewerkers worden onder druk gezet niets te vertellen ‘over Blokkendooszaken’ en ook kinderen worden op die manier onder druk gezet. Ouders merken er hierdoor niets van, ook al niet doordat de houder aardig en aimabel doet tegen de kinderen als de ouders er bij zijn. De gesprekken met de geïnterviewden waren stuk voor stuk moeilijk voor de betrokkenen. Er kwam veel emotie en angst naar boven. In 2009 heeft de gemeente gesprekken gevoerd met oud-medewerkers die dreigbrieven hadden ontvangen of waarover smaadbrieven waren verstuurd aan derden. Ook in deze gesprekken kwam veel emotie en angst naar boven voor de houder en de mannelijk leidinggevende. Dit waren oud-medewerkers waarvan de schrijver van de brieven vermoedde dat zij verklaringen hadden afgelegd bij de GGD.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
17
Klanttevredenheidsonderzoek De OC heeft in 2009 een klanttevredenheidsonderzoek gehouden. De ouders die de vragenlijst hadden ingevuld, konden deze niet rechtstreeks bij de OC inleveren, maar moesten dit bij de houder doen. De OC zegt er achter gekomen te zijn dat de houder onwelgevallige formulieren heeft achter gehouden. Ook de gemeente heeft in 2010 een klanttevredenheidsonderzoek gehouden. Dit was een onderzoek onder ouders van alle kinderopvanginstellingen in Hoorn. Omdat de gemeente niet de beschikking heeft over de adressen van ouders, is met de instellingen afgesproken dat de gemeente gedrukte enquêteformulieren, waar ook een antwoordnummer op stond voor de ouders, met een begeleidende brief afleverde bij de kindercentra. Op die manier waren de kosten voor de gemeente en niet voor de kinderopvanginstellingen. De afspraken over de enquête liepen tussen de beleidsmedewerker kinderopvang en de mannelijk leidinggevende. De mannelijk leidinggevende zegde medewerking toe, waarop de beleidsmedewerker hem per omgaande heeft gebeld om af te spreken hoeveel exemplaren van de enquête bij hem bezorgd moesten worden. De reactie van de mannelijk leidinggevende was: ‘Oh, hoeft niet meer, want ik heb hem al geprint en in de bakjes van de ouders gelegd.’ Omdat het om 110 formulieren ging, was de beleidsmedewerker hier verbaasd over. Van de 110 formulieren die volgens de mannelijk leidinggevende bij de Blokkendoos zijn uitgezet, zijn er slechts 11 bij de gemeente binnen gekomen. Dit is een respons van slechts 10%. Deze respons ligt lager dan de respons bij andere instellingen; de respons van de overige instellingen is 26,2%. Ouders die wij gesproken hebben, hebben de enquête niet ontvangen. Eén van de verklaringen spreekt over ‘het merendeel van de ouders heeft het formulier niet gekregen’. Het beeld die uit het onderzoek naar voren komt, is dat ouders tevreden zijn over de opvang. Aandachtspunt is wel de informatie over risico-inventarisaties en de GGD-inspecties aan ouders. Ouders zijn hier voor 9,1% tevreden over, terwijl het verplicht is aan een kinderopvanginstelling om deze informatie te verstrekken. De conclusie hiervan is dat wij geen vertrouwen hebben dat de houder en de mannelijke leidinggevende de situatie voldoende kunnen verbeteren. Tot slot Gezien de lange handhavinghistorie, de vele gesprekken die al met de houder en de mannelijke leidinggevende zijn gevoerd over de tekortkomingen, de niet-lerende houding van de houder en de mannelijke leidinggevende en het feit dat (een deel van de) genoemde overtredingen op het gebied van de pedagogische kwaliteit toegerekend kan worden aan professionele en persoonlijke competenties, concluderen wij dat de gebreken die in dit inspectierapport naar voren komen, niet te herstellen zijn. De gemeente dient hier bij zijn handhavend optreden ernstig rekening mee te houden.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
18
Zienswijze houder kindercentrum U heeft veertien dagen tijd uw zienswijze in te dienen. Dit betekent dat u uw zienswijze uiterlijk 26 maart 2012 kunt indienen. Wanneer wij op die datum nog geen zienswijze van u hebben ontvangen, gaan wij er vanuit dat u geen zienswijze wilt indienen. 26-03-2012: De Blokkendoos heeft via haar raadsman haar zienswijze kenbaar gemaakt. Die zienswijze is als bijlage aan het rapport gehecht.
Reactie van de toezichthouder op de zienswijze van de houder. De toezichthouder heeft het conceptrapport op 12 maart aan de houder toegezonden met het verzoek haar zienswijze kenbaar te maken. Bij brief d.d. 26 maart 2012 heeft de houder via haar raadsman haar zienswijze gegeven. De zienswijze is als bijlage aan dit rapport gehecht. In de zienswijze worden, kort weergegeven, de volgende zaken aan de orde gesteld: - het rapport zou gebaseerd zijn op anonieme verklaringen, waardoor de verklaringen voor de houder niet controleerbaar zijn. De reden voor de anonimiteit is volgens de houder onduidelijk en ongeloofwaardig. De houder geeft aan, dat de geïnterviewde andere belangen zouden kunnen hebben dan waarheidsvinding. Houder geeft aan, dat het rapport niet ten grondslag zou kunnen worden gelegd aan het te nemen besluit. De toezichthouder merkt op, dat het aan het college van B&W van de gemeente Hoorn is om naar aanleiding van het rapport te beoordelen, of en zo ja welk besluit genomen zou moeten worden. - het (concept)rapport zou onbetrouwbaar zijn, met name omdat geen extra bronnen zouden zijn geraadpleegd. In dat verband geeft de houder aan, dat de toezichthouder medewerkers en / of ouders had kunnen interviewen. - de in het conceptrapport beschreven voorvallen en incidenten zouden zich niet, althans niet helemaal, volgens de beschrijving hebben voorgedaan. In dat verband wordt een verklaring overgelegd, waaronder - naar de toezichthouder aanneemt alle - huidige medewerkers een handtekening hebben gezet. Voorts wordt verwezen naar verklaringen van een aantal ouders, die blijkens de inhoud van die verklaring inzage hebben gehad in het conceptrapport dan wel van de inhoud op de hoogte zijn gesteld.
Werkwijze en betrouwbaarheid rapport Bij het definitief vaststellen van het inspectierapport heeft de toezichthouder de zienswijze beoordeeld en gewogen. De toezichthouder benadrukt dat er een lange inspectiegeschiedenis is. Er bestaat een langjarig dossier met overtredingen van De Blokkendoos, waaruit blijkt dat ondanks de inspanningen van de kant van de GGD en de gemeente de problemen bij De Blokkendoos voortduren. Anders dan in de zienswijze wordt aangegeven zijn de bevindingen niet gebaseerd op "anonieme verklaringen". In het rapport heeft de toezichthouder uit eigen onderzoek ernstige tekortkomingen geconstateerd: Aan de beroepskracht-kind-ratio wordt (nog steeds) niet voldaan. De risico-inventarisatie en het beleid gezondheid en veiligheid zijn nog steeds niet adequaat in kaart gebracht en geregistreerd. Negatieve bijnamen voor kinderen zijn in het bijzijn van de inspecteur van de GGD gebezigd. De pedagoge van de GGD heeft in 2010 al vastgesteld, dat er een wankel evenwicht is in de pedagogische kwaliteit. Ten aanzien van het klanttevredenheidsonderzoek is vastgesteld dat er nauwelijks - in ieder geval minder dan normaal - respons is. De verklaringen van de ex-medewerkers en de ouder zijn niet anoniem, de melders zijn bij de GGD bekend. De geïnterviewden hebben - ook naar aanleiding van de zienswijze - uitdrukkelijk aangegeven gegronde vrees te hebben voor persoonlijke repercussies, wanneer de persoonsgegevens aan de openbaarheid zouden worden prijs gegeven. De toezichthouder heeft vastgesteld, dat eerder na het uitvoeren van inspecties op basis van meldingen oud-medewerkers daadwerkelijk zijn bedreigd dan wel te maken hebben gekregen met laster/smaad. De GGD kan uiteraard niet vaststellen of die bedreigingen/laster afkomstig zijn van of via de houder. Feit is wel dat die bedreigingen synchroon lopen met toezichthoudende- en handhavingsacties.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
19
De GGD heeft zich er wel van overtuigd, dat de geïnterviewden niet handelden uit wrok, maar uit oprechte bezorgdheid voor de kinderen, die last hebben of hebben gehad van het in het rapport aangegeven pedagogisch klimaat. Anders dan in de zienswijze wordt aangegeven, acht de GGD de onderzoeksmethodiek zorgvuldig en betrouwbaar. De afzonderlijk afgelegde verklaringen laten dezelfde feiten zien en geven een zelfde beeld. Voorts is aan de orde, dat de gemeente ook signalen heeft gekregen van ouderparen zowel telefonisch als schriftelijk. Het rapport is zoals aangegeven niet uitsluitend gebaseerd op verklaringen van de ex-medewerkers of signalen van ouders. Een verbreding van het onderzoek door middel van interviews onder de huidige medewerkers of ouders heeft naar het oordeel van de GGD geen toegevoegde waarde of zin. Op basis van het onderzoek is de GGD tot de overtuiging gekomen, dat medewerkers niet vrij kunnen spreken. Een incident tijdens een inspectie maakt dit duidelijk. De betrokken inspecteur sprak met een medewerker. Toen de houder de ruimte passeerde waar dit gesprek plaatsvond en zag dat de medewerker met de inspecteur in gesprek was, leidde dat bij deze medewerker tot een zeer angstige en emotionele reactie: "Nu heeft ze gezien, dat ik met jou heb gesproken!". Dit opgeteld bij het (economische) belang dat huidige werknemers hebben, staaft de conclusie van de GGD dat het interviewen van de huidige medewerkers op dit moment geen meerwaarde geeft aan het onderzoek. Uit de bij de zienswijze gevoegde verklaringen van ouders maakt de GGD op, dat de houder (een aantal) ouders inzage heeft gegeven in het conceptrapport. Daar gelaten de vraag of de opvattingen van deze ouders representatief zijn voor de opvattingen van alle ouders, is hier aan de orde dat ouders geen rechtsreeks zicht hebben op de gang van zaken tijdens de opvang van hun kinderen. Juist gelet op de belangen van die kinderen kan de GGD niet voorbij gaan aan signalen, die haar vanuit de organisatie zelf bereiken. Zoals aangegeven is het rapport gebaseerd op verklaringen, die onafhankelijk van elkaar beweringen staven. De bevindingen van de GGD zijn mede gebaseerd op ervaringen van pedagogisch medewerkers, die de situatie zelf hebben meegemaakt. Ouders moeten hun ervaring gewoonlijk baseren op verhalen van anderen. Beweringen over concrete onderdelen van het rapport Wat de reactie naar aanleiding van een aantal concrete beweringen in het conceptrapport betreft benadrukt de GGD, dat aan de eindconclusie in het rapport de diverse beweringen in samenhang met eigen bevindingen uit deze en eerdere inspecties ten grondslag liggen. De GGD stelt vast, dat in de zienswijze de juistheid van beweringen geheel of gedeeltelijk wordt bestreden, echter zonder nadere onderbouwing. De verklaringen leiden niet tot de conclusie, dat de bevindingen in het onderzoek en het daaraan door de GGD uitgesproken professioneel oordeel over de kwaliteit van de opvang onjuist zouden zijn. De GGD is er overigens van overtuigd dat de pedagogisch medewerkers van De Blokkendoos goed werk verrichten.
Hieronder wordt ingegaan op de reactie van de houder (zienswijze) op de beweringen in het rapport, overeenkomend met de punten uit de zienswijze op bladzijde 4 t/m 7. Ten aanzien van het pauzebeleid heeft de GGD tijdens de nader onderzoeken op 4 februari 2010, 9 maart 2010 en op 16 april 2010 aangegeven en in het inspectierapport vermeld bij 5.3 Beroepskracht-kind-ratio dat het voor de GGD niet duidelijk inzichtelijk is hoeveel kinderen er hoeveel pedagogisch medewerkers er dagelijks aanwezig zijn. In het rapport van 14 februari 2011 staat letterlijk bij 5.4 Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio bij openingstijden van 10 uur of langer. Voorwaarde 4: Wanneer er 3 pedagogisch medewerkers op de groep aanwezig zijn, moeten de pauzetijden dusdanig afgestemd worden dat er altijd minimaal 2 pedagogisch medewerkers op de groep aanwezig zijn. Bij een eerdere inspectie is geconstateerd dat er op enkele momenten slechts 1 medewerker op de groep aanwezig is. De houder geeft aan dat dit alleen gebeurt op momenten dat de situatie op de groep het toelaat, maar dat er afspraken zijn om tijdens de pauze tijdelijk BSO-medewerkers op de groep te zetten. In de praktijk wordt dit volgens de houder nog niet altijd gedaan. Zodoende blijft dit een aandachtspunt.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
20
2.De risico inventarisatie Veiligheid en Gezondheid van de Blokkendoos komt niet overeen met de maatregelen in de praktijk. Het is niet inzichtelijk welke maatregelen de Blokkendoos neemt om de veiligheid en de gezondheid van de kinderen te waarborgen. Dit punt is diverse keren tijdens inspecties én in de rapporten beschreven, zie bladzijde 23 t/m 31 van dit rapport. Echter kan nog niet worden gesteld dat de houder een voldoende leerbare houding heeft getoond om te voldoen aan de voorwaarden met betrekking tot voorwaarde 3 Veiligheid en Gezondheid. De toezichthouder betreurt het dat de houder de verantwoordelijkheid van een transparante bedrijfsvoering van zijn kindercentrum legt bij de toezichthouder. De houder is zelf verantwoordelijk voor een overzichtelijke administratie, middelen en kwaliteit van het kindercentrum. Tijdens een inspectie is het de rol van de houder de getoetste items en voorwaarden uit de Wet Kinderopvang en daarbij gevraagde informatie en documenten voor de toezichthouder inzichtelijk maken. De houder is al jaren door de GGD gewezen op de genoemde tekortkomingen en verwachtte werkwijze zoals genoemd in de Beleidsregels Kwaliteit Kinderopvang. De toezichthouder verwerpt de hierover en verdere gegeven argumenten van de houder. 3. Onderaan pagina 12 worden gedeeltes van verklaringen genoemd. Het geeft een illustratie van het pedagogisch handelen, de sfeer en de gevoelens die het heeft opgeroepen bij de pedagogisch medewerkers. In dit rapport is niet gesproken over een accident met heet water waarbij een pedagogisch medewerker en een kind betrokken waren. Doch het voorval is wel genoemd bij een verklaring. Met name de behandeling van de ex-medewerker door de vrouwelijke houder nadien werd beschreven als kleinerend, omdat de desbetreffende medewerker werd genegeerd en er werd aangegeven dat zij niets waard was. De verklaring beschrijft tevens dat er eerste hulp bij het kind is verleend door de betrokken medewerker en dat deze ook persoonlijk contact heeft gehad met de ouders hierover. 4. Alle verklaringen geven aan dat de houder bepaalde kinderen pest en kleineert. Het kleineren van een kind door de houder heeft zich ook in het bijzijn van de toezichthouder voorgedaan. 5. Het schillen van fruit is in de verklaringen genoemd om aan te geven dat er op dit vlak de persoonlijke competenties van kinderen onvoldoende wordt gestimuleerd. Aangegeven wordt dat dit bij de Blokkendoos niet voldoende mogelijk is. Als kinderen van de BSO willen leren het fruit te schillen dan wordt dat geweigerd volgens een verklaring. 6 t/m 10, 12: In alle verklaringen wordt melding gemaakt van emotionele mishandeling (intimiderend gedrag, schelden, vernederen, negatieve kritiek, onredelijk straffen, kleineren, onzeker maken) door de houdster tegenover de kinderen. In alle verklaringen komt ook naar voren, dat er “voorkeurskinderen” zijn. Het “strafbankje” is in dit rapport genoemd als metafoor, er is geen sprake van een bankje dat is aangemerkt als het strafbankje. 11. Het betreft opmerkingen van de houder, niet van een ex-medewerker. 12,13: de toezichthouder constateert, dat de juistheid van de verklaringen wordt bestreden. Ten aanzien van onderdeel 12 ziet de toezichthouder daarin geen aanleiding de professionele eindconclusie over de kwaliteit van de opvang te wijzigen. De ontkenning onder 13 is voor de eindconclusie niet doorslaggevend relevant. 14. De verklaringen geven aan dat de seksueel getinte verhalen van de houder afkomen en het sauna bezoek is geopperd door de houder niet door een ex-medewerker. 15, 17 18 en 19. de toezichthouder constateert, dat de juistheid wordt bestreden. De ontkenning leidt niet tot wijziging van de professionele eindconclusie over de kwaliteit van de opvang. 16. Dit klopt, wordt ook bevestigd in de verklaringen. 20. Aangepast in het rapport.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
21
Afspraken tussen houder kindercentrum en toezichthouder Afspraken:
Termijn:
Vaststelling of houder de afspraak is nagekomen, door:
1. 2. 3. -
Advies aan gemeente Advies: Handhaven conform handhavingsbeleid op voorwaarden, rekening houdend met verzachtende en verzwarende omstandigheden:
3.1.1 Beleid veiligheid, voorwaarde 2 3.1.2 Uitvoering beleid veiligheid, voorwaarde 2 3.2.1 Beleid gezondheid, voorwaarde 2 5.4 Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio bij openingstijden van 10 uur of langer,voorwaarde 4 6.2 6.3 6.4 6.5
Emotionele veiligheid, voorwaarden 1 t/m 6 Persoonlijke competentie, voorwaarden 1 t/m 4 Sociale competentie, voorwaarden 1 t/m 3 Overdracht van normen en waarden, voorwaarden 1 t/m 4
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
22
Algemene gegevens toezicht Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD
GGD Hollands Noorden
Postadres
Postbus 324, 1740 AH Schagen
Bezoekadres
Maelsonstraat 11 Hoorn
Telefoon
0880 100 500
Website
www.ggdhollandsnoorden.nl
Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam gemeente
Hoorn
Adres
Postbus 603
Postcode en plaats
1620 AR Hoorn
Website
www.hoorn.nl
E-mail
[email protected]
Contactpersoon
Mevrouw K. Crom
Overzicht gebruikte bronnen Interviews
8 oud-medewerkers en een oudoudercommissielid/ouder.
Brief
Brief van een ouder aan de gemeente
Nader onderzoeken in augustus en oktober 2011 naar de risico-inventarisaties Veiligheid en Gezondheid.
√
Onaangekondigde inspectie op 25 oktober 2011 op voorwaarde 5 Beroepskracht-KindRatio.
√
Planning Datum Incidenteel Onderzoek
Oktober –November 2011
Opstellen concept inspectierapport
Week 10
Hoor en wederhoor
Week 12
Zienswijze houder
Uiterlijk 26 maart
Opstellen definitief inspectierapport
Week 15
Verzenden inspectierapport naar houder en oudercommissie
Week 15
Verzenden inspectierapport naar gemeente
Week 15
Openbaar maken inspectierapport
Week 15-week 18
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
23
Het inspectieonderzoek: Uitwerking beoordeling toezichthouder per inspectie-item 3. Veiligheid en gezondheid 3.1 Risico-inventarisatie veiligheid (RIV) Wet kinderopvang (artikel 51) Ja Voorwaarden
1 De houder heeft een risico-inventarisatie 1
X
veiligheid van maximaal een jaar oud . 2 De houder heeft een risico-inventarisatie
X
veiligheid betreffende de actuele situatie. Toelichting toezichthouder De risico-inventarisatie veiligheid is in mei 2011 uitgevoerd. De verslaglegging is in september 2011 opnieuw gedaan.
1
De risico-inventarisatie dient gereed te zijn bij aanvang van de opvang.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
24
Nee
Niet beoordeeld
3.1.1 Beleid veiligheid Wet kinderopvang (artikel 51) Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 8) Ja Voorwaarden
1 De risico-inventarisatie beschrijft de
Nee
Niet beoordeeld
X
veiligheidsrisico’s die de opvang van de kinderen met zich meebrengt op de thema’s: verbranding, vergiftiging, verdrinking, valongevallen, verstikking, verwondingen, beknelling, botsen, stoten, steken en snijden. 2 Er is een plan van aanpak waarin is
X
aangegeven welke maatregelen op welk moment worden genomen in verband met de risico’s, evenals de samenhang tussen de risico’s en de maatregelen. 3 Er is een registratie van ongevallen, waarbij
X
per ongeval de aard en plaats van het ongeval, de leeftijd van het kind, de datum van het ongeval en een overzicht van te treffen maatregelen worden vermeld. Toelichting toezichthouder Inspectie februari 2011: Opmerking voorwaarde 2: Er is geen specifiek actieplan opgesteld. Bij Kindercentrum De Blokkendoos zijn diverse afspraken aanwezig op het gebied van veiligheid. Dit staat ook in het beleid beschreven. Medewerkers moeten op een aftekenlijst aangeven dat zij op de hoogte zijn van het beleid. Tijdens de inspectie is geconstateerd dat men moeite heeft met het consequent naleven van afspraken. De toezichthouder heeft aangegeven dat daarom in een actieplan minstens moet worden aangegeven op welke manier en wanneer de geïnventariseerde risico’s onder de aandacht van de medewerkers worden gebracht. Nader onderzoek augustus 2011: Voorwaarde 2: Er is geen plan van aanpak opgesteld, ondanks het feit dat dit ook bij de risicogestuurde inspectie in februari 2011 en bij de inspectie in 2009 al is geconstateerd. In de vernieuwde risico-inventarisatie staat niet beschreven op welke manier en wanneer de risico’s onder de aandacht van de medewerkers worden gebracht. In de risico-inventarisatie worden geen data of personen genoemd. Bij een enkel risico worden de termen ‘vaak’ of ‘regelmatig’ gebruikt. Bij eerdere inspecties is aan de houder aangegeven dat deze termen niet concreet en toetsbaar zijn. Nader onderzoek oktober 2011: Voorwaarde 2: Er is een plan van aanpak opgesteld. Echter staat hierin geschreven: ‘Er zijn geen risico’s geïnventariseerd’. In de praktijk blijken geen grote risico’s te zijn geïnventariseerd. Er is 1 risico beschreven: het risico van de trapleuning. Dit risico is voor alle 5 groepen identiek, terwijl bijvoorbeeld de babygroep zich op de begane grond bevindt en deze kinderen geen gebruik maken van de trap(leuning). In het actieplan staat niet beschreven op welke manier en wanneer de risico’s onder de aandacht van de medewerkers worden gebracht. Voorwaarde 3: Niet beoordeeld omdat deze voorwaarde geen deel uitmaakte van het nader onderzoek.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
25
3.1.2 Uitvoering beleid veiligheid Wet kinderopvang (artikel 51) Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 8) Ja Voorwaarden
1 De geïnventariseerde risico’s zijn compleet
Nee
Niet beoordeeld
X
en komen overeen met de risico’s in de praktijk. 2 Risico’s worden gereduceerd door het
X
nemen van preventieve maatregelen die effectief en adequaat zijn. 3 De houder draagt zorg voor uitvoering van
X
het plan van aanpak. 4 Beroepskrachten zijn op de hoogte van de
X
risico’s en de aanpak daarvan. 5 Beroepskrachten handelen conform het plan
X
van aanpak. Toelichting toezichthouder
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
26
Inspectie Februari 2011, toelichting voorwaarde 1: Tijdens diverse eerdere inspecties is aangegeven dat een risico alleen uitgesloten kan worden als de bron van het risico niet aanwezig is. Bovendien is aangegeven dat niet alleen moet worden geïnventariseerd hoe groot de kans is dat een risico voor komt, maar ook de kans op letsel. Bij de risico-inventarisatie van september 2010 zijn er echter toch enkele risico’s uitgesloten en is de kans op letsel niet ingevuld. Ook is bij eerdere inspecties aangegeven dat de risico-inventarisatie voor iedere leefruimte moet worden ingevuld. Kindercentrum de Blokkendoos heeft 2 groepsruimtes voor de buitenschoolse opvang. In de risico-inventarisatie is slechts van 1 leefruimte ingevuld. Voorwaarde 1, inspectie augustus 2011: Kindercentrum De Blokkendoos heeft de risico-inventarisatie veiligheid voor iedere groepsruimte apart ingevuld. De inventarisatie bestaat uit een beschrijving van het risico met daarachter de kans dat dit risico kan gebeuren en hoe groot of klein de kans op letsel is. Onder ieder risico staat een toelichting/aanvulling op de inventarisatie. De geïnventariseerde risico’s zijn compleet, maar ze komen niet allemaal overeen met de praktijk. Diverse risico’s zijn bijvoorbeeld als klein risico beoordeeld, terwijl deze niet aanwezig zijn. De toezichthouder constateert dat de wijze van inventariseren en verslaglegging nog steeds niet helemaal is doorgevoerd. Bovendien moet opgemerkt worden dat de toelichting op de inventarisatie in meerdere gevallen geen duidelijke toelichting is, maar juist in strijd met de inventarisatie. Voorbeelden: er is geen zandbak en geen windscherm aanwezig; toch zijn de risico’s beoordeeld als ‘klein letsel’. Wanneer een bron niet aanwezig is, kan het risico uitgesloten worden. Risico: kind drinkt van schoonmaakmiddel. Kleine kans/klein letsel. Citaat: de kans is uitgesloten, schoonmaakmiddelen staan keurig en veilig opgeborgen. Risico: kind valt door een open raam in de garderobe: kleine kans, klein letsel. Citaat: de kans is uitgesloten, er zijn geen ramen die open kunnen. Opmerking voorwaarde 2: Kindercentrum De Blokkendoos heeft diverse werkinstructies en afspraken. Het verband tussen de risico’s en de protocollen en werkinstructies ontbreekt echter in de risico-inventarisatie. Bij diverse risico’s is wel beschreven wat gedaan wordt om de veiligheid van kinderen zoveel mogelijk te waarborgen wat de reden is waarom deze voorwaarde wel beoordeeld wordt als ‘voldaan’. (NB. Zie opmerking voorwaarde 1 en opmerking voortgang nader onderzoek: de wijze van het beschrijven van deze toelichtingen verdient nog meer aandacht) Voorbeeld: Risico: kind botst of valt tegen de radiator. Kleine kans, klein letsel. Citaat: kinderen kunnen tegen een radiator botsen. We leren de kinderen dat ze niet mogen rennen in de gang en dat ze uit moeten kijken waar ze lopen. Risico: kind blijft met een koordje achter de glijbaan hangen. Kleine kans, klein letsel. Citaat: de kans is klein, de leidsters houden dit goed in de gaten. Koordjes worden direct verwijderd en we spreken ouders erop aan.
Voorwaarde 1, nader onderzoek oktober 2011 De verslaglegging is geheel gewijzigd. De risico’s zijn (voor zover dat op papier te beoordelen is) juist ingeschat. Er staan geen tegenstrijdigheden meer in de verslaglegging.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
27
Voorwaarde 2, nader onderzoek oktober 2011 Deze voorwaarde voldeed bij het nader onderzoek in augustus, aangezien er passende maatregelen werden beschreven en dit een toelichting was op de reden van de inschatting van het risico (klein of groot). Bij de herziene versie zijn echter alleen verkleinende maatregelen uit de lijst van Stichting Consument en Veiligheid beschreven, zonder dat gekeken is welke maatregelen de Blokkendoos precies uitvoert. Het geheel is te algemeen. De maatregelen die zijn genoteerd, komen uit de oplossingenlijst en zijn adviezen: ‘plaats verlichting’, ‘verwijder stekelige en giftige planten’, ‘gebruik geen muizengif’. Dit zijn allemaal acties, terwijl van belang is dat de Blokkendoos in de risicoinventarisatie vermeldt welke maatregelen zij nemen om de veiligheid van de kinderen tijdens de opvang te waarborgen. Bijvoorbeeld: dit risico is klein, omdat er verlichting aanwezig is, omdat er geen stekelige en giftige planten zijn of omdat we geen muizengif gebruiken, etc. Het verband tussen de risico’s en de werkinstructies ontbreekt in de risico-inventarisatie. e
Opvallend is dat nu een 2 nader onderzoek is uitgevoerd op de risico- inventarisatie en dat de houder de opmerkingen die in de inspectierapporten beschreven zijn, niet heeft meegenomen in de nieuwe risico- inventarisatie. Opmerking voorwaarden 3, 4 en 5: Zie opmerking 3.1.1 voorwaarde 2. Deze voorwaarden kunnen daarom niet beoordeeld worden.
Algemene opmerking inspectie februari 2011: De wijze van beschrijven verdient meer aandacht om zodoende de risico-inventarisatie duidelijker en professioneler te doen overkomen. Voorbeeld: Risico: kind valt door glas in deur: kleine kans/uitgesloten. Citaat: ‘De kans is bijna uitgesloten dat een kind door het glas van de deur valt. De buitendeur is wel voorzien van veiligheidsglas, maar het is maar net wat er aan voorvalt waardoor ze tegen het raam vallen, maar de kans is heel klein.’ Voortgang nader onderzoek augustus 2011: De wijze van beschrijven is niet verbeterd ten opzichte van de inspectie in februari 2011. Voorbeeld: Risico: kind valt door ruit: kleine kans, klein letsel. Citaat: de kans is klein dat een kind door een ruit valt. Er is maar zo’n klein stukje glas dat het niet mogelijk is om daar door te vallen. Risico: kind valt door een open raam. Kleine kans, klein letsel. Citaat: de kans is klein dat een kind door een open raam valt. Opmerking toezichthouder: van belang is om in de toelichting bij de inventarisatie een argument te beschrijven waarom voor die inventarisatie is gekozen. Het herhalen van de inventarisatie heeft geen meerwaarde en het vermelden van een tegenstrijdigheid (klein letsel/uitgesloten) geeft meer onduidelijkheid dan dat het juist een toelichting geeft. Zie de toelichting bij voorwaarde 2: De toelichting bij deze risico’s beschrijft daadwerkelijk de verkleinende maatregelen en het verband tussen een risico en een maatregel. Voortgang nader onderzoek oktober 2011 In de risico-inventarisatie staan geen toelichtingen op de inventarisatie dus tegenstrijdigheden zijn er niet meer. Echter blijft de wijze van beschrijven een aandachtspunt. Bijvoorbeeld in het actieplan staan diverse spelfouten en er staat vermeld dat er geen risico’s zijn geïnventariseerd, terwijl bedoeld wordt dat er geen risico’s zijn geïnventariseerd die volgens de houder actie behoeven. De opmerkingen die de toezichthouder bij eerdere rapporten heeft geschreven, zijn niet meegenomen in de risico-inventarisatie. Verder staat er vermeld: veiligheidsverslag Hoorn, terwijl de inhoud blijkt te gaan over locatie Benningbroek.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
28
3.2 Risico-inventarisatie gezondheid (RIG) Wet kinderopvang (artikel 51) Ja Voorwaarden
1 De houder heeft een risico-inventarisatie
11
Nee
Niet beoordeeld
X
gezondheid van maximaal een jaar oud . 2 De houder heeft een risico-inventarisatie
X
gezondheid betreffende de actuele situatie. Toelichting toezichthouder De risico-inventarisatie gezondheid is in mei 2011 uitgevoerd en in september 2011 opnieuw in een verslag vastgelegd.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
29
3.2.1 Beleid gezondheid Wet kinderopvang (artikel 51) Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 8) Ja Voorwaarden
1 De risico-inventarisatie beschrijft de
Nee
Niet beoordeeld
X
gezondheidsrisico’s die de opvang van de kinderen met zich meebrengt op de thema’s: ziektekiemen, binnenmilieu, buitenmilieu en medisch handelen. 2 Er is een plan van aanpak waarin is
X
aangegeven welke maatregelen op welk moment worden genomen in verband met de risico’s, evenals de samenhang tussen de risico’s en de maatregelen. Toelichting toezichthouder Toelichting voorwaarde 2, februari 2011: In de risico-inventarisatie van 2010 is per risico aangegeven welke maatregelen er worden genomen om de kans dat dit risico gebeurt te verkleinen. Er is niet aangegeven wat er verder met de risicoinventarisatie gebeurt of dat er nog verdere acties moeten volgen om een gezonde opvangomgeving te waarborgen. Voorwaarde 2, augustus 2011: Kindercentrum De Blokkendoos heeft de risico-inventarisatie gezondheid voor iedere groep apart ingevuld. e inventarisatie bestaat uit een beschrijving van het risico met daarachter de kans dat dit risico kan gebeuren en de kans op letsel. Onder ieder risico staat een toelichting op de inventarisatie. In de toelichtingen wordt niet verwezen naar protocollen. Er is geen plan van aanpak opgesteld, ondanks het feit dat deze overtreding ook bij de inspectie in februari 2011 en in 2009 is geconstateerd. In de risico-inventarisatie staat niet beschreven op welke manier en wanneer de risico’s onder de aandacht van de medewerkers wordt gebracht. In de risico-inventarisatie worden geen data of personen genoemd. Bij een enkel risico worden de termen ‘vaak’ of ‘ regelmatig’ gebruikt. Bij eerdere inspecties is aan de houder aangegeven dat deze termen niet concreet en toetsbaar zijn. Voorbeeld: Risico: kind verbrandt door zon. Citaat: we smeren kinderen altijd in met factor 30 of hoger. Deze toelichting is niet conform de praktijk en ook niet volledig. In de praktijk behoort het protocol zonnebrand gehanteerd te worden, waarin bijvoorbeeld beschreven staat dat kinderen bij een bepaalde zonsterkte tussen bepaalde tijden niet naar buiten gaan, dat er alleen in schaduwplekken gespeeld mag worden of dat alleen bij een bepaalde zonsterkte gesmeerd wordt met zonnebrandcrème. De term ‘altijd’ is hier dus niet op zijn plaats en de toelichting is te beperkt. Voorwaarde 2, oktober 2011 Er is een actieplan opgesteld. Hierin staat echter dat er geen bijzonderheden zijn. Verder staat er beschreven dat de nies- en hoestdiscipline elke vergadering besproken moet worden en dat ventileren steeds een aandachtspunt is. Er staat beschreven wie het hebben uitgevoerd en dat het besproken is in de teamvergadering en met de oudercommissie. Er staat niet beschreven wie dit bespreekt en wanneer dit gebeurt of in verband met welke risico’s dit besproken moet worden.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
30
3.2.2 Uitvoering beleid gezondheid Wet kinderopvang (artikel 51) Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 8) Ja Voorwaarden
1 De geïnventariseerde risico’s zijn compleet
Nee
Niet beoordeeld
X
en komen overeen met de risico’s in de praktijk. 2 Risico’s worden gereduceerd door het
X
nemen van preventieve maatregelen die effectief en adequaat zijn. 3 De houder draagt zorg voor uitvoering van
X
plan van aanpak. 4 Beroepskrachten zijn op de hoogte van de
X
risico’s en de aanpak daarvan. 5 Beroepskrachten handelen conform het plan
X
van aanpak.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
31
Toelichting toezichthouder Februari 2011, Opmerking voorwaarde 1: Bij ieder gezondheidsrisico is niet alleen de kans ingevuld dat het risico kan gebeuren, maar ook de kans op letsel. Bij de risico-inventarisatie veiligheid is dit erg belangrijk; dit kan bij gezondheid echter niet ingevuld worden. Zo kan een gezondheidsrisico voor een kind met een goede weerstand veel minder consequenties hebben dan een gezondheidsrisico voor een kind met een matige of slechte weerstand. In de methode gezondheidsmanagement van het LCHV komt de kans op letsel bij gezondheidsrisico’s dan ook niet voor. Opmerking voorwaarde 2: Achter ieder risico is beschreven welke maatregelen er zijn genomen om een risico te verkleinen. Dit schept duidelijkheid voor alle betrokkenen. Echter verdient de wijze van beschrijven ook hier wel enige aandacht. Zo staat er bijvoorbeeld beschreven dat de kans dat kinderen verbranden door de zon klein is omdat altijd alle kinderen ingesmeerd worden met zonnebrand. Dit gebeurt echter alleen in de zomer en deze beschrijving geeft hierdoor ruimte voor verschillende interpretaties. Opmerking voorwaarde 1, augustus 2011: Tijdens de inspectie in februari 2011 is geconstateerd, besproken en beschreven dat de kans op letsel bij gezondheidsrisico’s niet vermeld kan worden. Desondanks heeft Kindercentrum De Blokkendoos ook bij de risico-inventarisatie gezondheid van mei 2011 de kans op letsel beschreven. Verder zijn er een aantal risico’s niet aanwezig, maar toch geïnventariseerd als klein risico, hierdoor is de inventarisatie niet conform de praktijk. (o.a. risico’s m.b.t. huisdieren, planten, asbest, zandbak, vervuilde grond, etc.) Voorwaarde 2, augustus 2011: Het verband tussen risico’s en protocollen ontbreekt in de risico-inventarisatie. Hierdoor is er onvoldoende inzichtelijk gemaakt of de risico’s gereduceerd worden door adequate en effectieve maatregelen. Van belang is dat kindercentrum de Blokkendoos niet alleen in de toelichting per risico beschrijft of een risico aanwezig is, maar juist welke maatregelen er genomen worden om de kans op een risico te verkleinen, zodat inzichtelijk wordt op welke wijze Kindercentrum De Blokkendoos de gezondheid van de kinderen tijdens de opvang waarborgt. Voorwaarde 1, oktober 2011: De kans op letsel is niet vermeld bij de inventarisatie van gezondheidsrisico’s. Het aandachtspunt van de vorige inspectie is juist meegenomen. De inventarisatie is compleet en voor zover dat op papier beoordeeld kan worden, komt het overeen met de praktijk. Voorwaarde 2, oktober 2011 Bij de inventarisatie van gezondheidsrisico’s staat beschreven wat de Blokkendoos doet om de gezondheid van de kinderen tijdens de opvang te waarborgen. Toelichting voorwaarden 3, 4 en 5: Zie 3.1.2. Deze voorwaarden kunnen niet beoordeeld worden. Tijdens de inspectie in februari 2011 zijn een aantal praktijksituaties geconstateerd waarbij de toezichthouder concludeerde dat het waarborgen van de gezondheid van kinderen tijdens de opvang verbeterd kon worden. Het nader onderzoek van 2011 betrof een documenteninspectie waardoor de voortgang in de praktijk niet beoordeeld kan worden.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
32
5.Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio 5.1 Opvang in groepen Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 3, eerste en vierde lid) Ja Voorwaarden
2
1 De opvang vindt plaats in stamgroepen .
Nee
X
2a De stamgroep bestaat uit maximaal 12 kinderen tot 1 jaar. OF 2b De stamgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen van 0 tot 4 jaar waarvan maximaal 8 kinderen tot 1 jaar.
X
Toelichting toezichthouder 2 BSO groepen: Klein : max. 10 kinderen van 4 tot ongeveer 6 jaar Groot: max. 20 kinderen van ongeveer 6 -12 jaar 3 kinderdagverblijfgroepen: Babygroep de Tijgertjes: maximaal 12 kinderen van 0 - 18 maanden Verticale groep de Clowntjes: maximaal 16 kinderen van 0 - 4 jaar Peutergroep de Bezige bijtjes: maximaal 16 kinderen van 18 maanden - 4 jaar
2 Indien het kindercentrum daarvoor kiest, mogen de kinderen bij (spel)activiteiten de stamgroepruimte verlaten.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
33
Niet beoordeeld
5.2 Vaste beroepskrachten en vaste ruimtes 3
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 3, derde en vierde lid) Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 Ieder kind heeft maximaal drie vaste 4 beroepskrachten .
X
2 Dagelijks is minimaal één van de vaste beroepskrachten werkzaam op de groep van het kind.
X
3 Ieder kind maakt van maximaal twee 5 stamgroepruimtes gebruik gedurende een week.
X
Toelichting toezichthouder Niet beoordeeld in verband met risico gestuurd toezicht.
3
Voorwaarden 1, 2 en 3 gelden niet voor kinderen die gebruik maken van een flexibel aanbod, dat er uit bestaat dat de dagen waarop deze kinderen komen per week verschillen. Welke kinderen dat zijn moet blijken uit het contract tussen de houder en de ouders van het kind. 4 Indien in de groep met drie beroepskrachten tegelijk wordt gewerkt, worden er maximaal vier vaste beroepskrachten toegewezen aan ieder kind. 5
Een stamgroepruimte is de ruimte waar de kinderen van de dagopvang het grootste deel van de dag aanwezig zijn.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
34
5.3 Beroepskracht-kind-ratio Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 3, tweede, derde, zevende en achtste lid) Ja Voorwaarden
1 De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: - 1 beroepskracht per 4 aanwezige kinderen tot 1 jaar; - 1 beroepskracht per 5 aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar; - 1 beroepskracht per 6 aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar; - 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar. Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het rekenkundig gemiddelde 6,7 berekend .
Nee
Niet beoordeeld
X
2 Indien conform de beroepskracht-kind-ratio
X
slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is, dan is ondersteuning van deze beroepskracht door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld. Toelichting toezichthouder Voorwaarde 2 is niet beoordeeld in verband met risicogestuurd toezicht.
6
Als bij (spel)activiteiten de kinderen de stamgroep verlaten, kan de beroepskracht-kind-ratio op kindercentrumniveau worden vastgesteld volgens dezelfde sleutel. De op de locatie aanwezige beroepskrachten houden zich bezig met taken die direct met de kinderen te maken hebben. 7
Zie Bijlage 1: Schema voor de berekening van de beroepskracht-kind-ratio bij groepen dagopvang van samengestelde leeftijd en Bijlage 2: Schema voor de berekening van de beroepskracht-kind-ratio bij samengestelde groepen dagopvang en buitenschoolse opvang.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
35
5.4 Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio bij openingstijden van 10 uur of langer Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 3, tiende, elfde en twaalfde lid) Ja Voorwaarden
Nee
Niet beoordeeld
1 Gedurende de genoemde openingstijden kunnen ten hoogste drie uur per dag, niet aaneengesloten, minder beroepskrachten ingezet worden dan volgens de beroepskracht-kind-ratio vereist is.
X
2 De drie uur afwijkende inzet betreft uitsluitend de tijd voor 9.30 en na 16.30 uur en tijdens de voor dat kindercentrum gebruikelijke middagpauze.
X
3 De afwijking betreft maximaal anderhalf aaneengesloten uren voor 9.30 en na 16.30 uur en tijdens de voor dat kindercentrum gebruikelijke middagpauze gedurende maximaal twee uur aaneengesloten.
X
4 Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt ingezet wanneer er tijdelijk wordt afgeweken van de beroepskracht-kind-ratio.
X
5 Indien als gevolg van het afwijken van de beroepskracht-kind-ratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum ingezet wordt, dan is er ten minste één andere volwassene in het kindercentrum aanwezig.
X
Toelichting toezichthouder Voorwaarde 4: Wanneer er 3 pedagogisch medewerkers op de groep aanwezig zijn, moeten de pauzetijden dusdanig afgestemd worden dat er altijd minimaal de helft van het aantal pedagogisch medewerkers op de groep aanwezig is. In dit geval is dat 1,5 pedagogisch medewerker waarbij naar boven wordt afgerond, dus 2. Bij eerdere inspecties en door interviews met medewerkers tijdens de onaangekondigde inspectie op 25 oktober is geconstateerd dat tussen de middag medewerkers om de beurt een half uur alleen staan op de groep. Met bijvoorbeeld 12 kinderen op de babygroep vormt dit een groot veiligheidrisico. Voorwaarde 4 is al meerdere keren besproken met de houder, maar nog altijd is hier geen beleid op gemaakt. Voorwaarden 1, 2, 3 en 5 Deze voorwaarden zijn niet beoordeeld i.v.m. risicogestuurd toezicht.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
36
6. Pedagogisch beleid en praktijk 6.1 Pedagogisch beleidsplan
8
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2) Ja Voorwaarde
1 De houder heeft een pedagogisch
Nee
Niet beoordeeld
X
beleidsplan waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. Toelichting toezichthouder -
8 Conform art. 2, lid 5 van de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang wordt het Pedagogisch beleidsplan voor de eerste maal binnen zes maanden na aanvraag tot registeropname door de houder vastgesteld.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
37
6.1.1 Inhoud pedagogisch beleidsplan Wet kinderopvang (artikel 50) Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2) Ja Voorwaarden
Nee
1 In het pedagogisch beleidsplan staat in
Niet beoordeeld X
duidelijke en observeerbare termen het volgende beschreven: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie, en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt. 2 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in
X
duidelijke en observeerbare termen de werkwijze, de maximale omvang en de leeftijdsopbouw van de basisgroep. 3 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in
X
duidelijke en observeerbare termen bij welke (spel)activiteiten kinderen hun basisgroep verlaten. 4 Bij activiteiten in groepen groter dan dertig
X
kinderen besteedt de houder in het pedagogisch beleidsplan aantoonbaar extra aandacht aan de omgang met de basisgroep. X
5 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in
duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere 9 volwassenen . Toelichting toezichthouder Deze voorwaarde is niet beoordeeld tijdens het incidentele onderzoek.
9
Het betreft volwassenen die ingezet worden als achterwacht in het geval van calamiteiten en de derde volwassene die ingezet wordt bij een groep 8-12 jarigen.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
38
6.1.2 Pedagogische praktijk Wet kinderopvang (artikel 50) Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2) Ja Voorwaarden
Nee
1 De beroepskrachten kennen de inhoud van
Niet beoordeeld X
het pedagogisch beleidsplan. 2 De beroepskrachten handelen conform het
X
pedagogisch beleidsplan. Toelichting toezichthouder Deze voorwaarden zijn tijdens het incidentele onderzoek niet beoordeeld.
6.2 Emotionele veiligheid Wet kinderopvang (artikelen 49 en 50) Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2) Ja Indicatoren
1 De beroepskracht communiceert met de
Nee
Niet beoordeeld
X
kinderen. 2 De beroepskracht heeft een respectvolle
X
houding naar de kinderen. 3 Er heerst een ontspannen, open sfeer in de
X
groep. 4 De kinderen worden uitgenodigd tot
X
participatie. 5 Kinderen hebben vaste beroepskrachten en
X
bekende leeftijdsgenootjes om zich heen. 6 Er is informatieoverdracht tussen ouders en
X
beroepskracht. Toelichting toezichthouder In de verklaringen van oud-medewerkers wordt aangegeven dat er bij de houder een gebrek is aan sensitieve responsiviteit. Er is een gebrek aan warmte en ondersteunende aanwezigheid. De indruk wordt gewekt dat de houder vaardigheden mist om signalen die aangeven dat een kind zich niet goed voelt of behoefte heeft aan ondersteuning op te merken, goed te interpreteren, en er passend op te reageren. Hierdoor kan het kind zich niet begrepen, niet geaccepteerd en onveilig voelen. Een ouder heeft in een gesprek met de GGD aangegeven dat zijn kind last heeft van de wijze waarop de houder hem en andere kinderen benadert. De ouder heeft dit besproken met de houder, waarop duidelijk is gemaakt aan de ouder dat dit nou eenmaal de werkwijze is en dat de ouder dit maar moest accepteren. Of een ander kindercentrum zoeken. Een andere ouder schrijft in een brief aan de gemeente dat de houder ‘hier niet capabel voor is. De reden hiervoor is dat ze duidelijke voorkeur heeft voor kinderen. Kinderen waar ze geen voorkeur voor heeft, worden links gelaten en genegeerd, gestraft en uitgescholden.’. Ook tijdens een inspectie door de GGD in 2010 is door een toezichthouder geconstateerd dat de houder kinderen niet respectvol benaderde door het geven van bijnamen wanneer er over kinderen gesproken werd. Zo werd bijvoorbeeld een kind “dikzak” genoemd toen er over hem werd gesproken. Wij benadrukken dat met ‘de beroepskracht’ hier NIET de pedagogisch medewerkers bedoeld worden, maar de houder, die ook als pedagogisch medewerker op de groepen werkzaam is.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
39
6.3 Persoonlijke competentie Wet kinderopvang (artikelen 49 en 50) Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2) Ja Indicatoren
1 De beroepskracht ondersteunt en stimuleert
Nee
Niet beoordeeld
X
individuele kinderen. 2 Er is een goede interactie tussen
X
beroepskracht en individuele kinderen. 3 Kinderen hebben de mogelijkheid om eigen
X
ervaringen op te doen middels spelmateriaal, activiteitenaanbod en inrichting. 4 Er is aandacht voor leermomenten. Hierbij is
X
taal en motorisch spel van jonge kinderen belangrijk. Toelichting toezichthouder Uit de verklaringen van oud-medewerkers blijkt dat de houder een bepaalde werkwijze hanteert die de ontwikkeling van de persoonlijke competenties van de kinderen (zowel KDV als BSO) in de weg staat. De kinderen mogen bijvoorbeeld maar één tekening per dag maken. Een kind dat “straf” heeft, wordt bijvoorbeeld weken binnen gehouden. Kinderen worden gekleineerd, uitgescholden en geïntimideerd door de houder als zij iets doen wat in de ogen van deze houder niet correct is. Dit kan gaan om kleine voorvallen, zoals het te hard of te langzaam van de trap aflopen. Dit beeld wordt ook door het oud-oudercommissielid geschetst. De kinderen op de buitenschoolse opvang wordt niet geleerd om zelf hun fruit te schillen, het wordt ook niet voor hun gedaan. Zij moeten hun fruit ongeschild opeten. Een verklaring van een oud medewerker geeft aan dat een kind een kiwi ongeschild moest eten van de houder. De pedagogisch medewerker gaf aan met dit beleid in te stemmen uit angst voor de houder. Wij benadrukken ook hier dat met ‘de beroepskracht’ hier NIET de pedagogisch medewerkers bedoeld worden, maar de houder, die ook als pedagogisch medewerker op de groepen werkzaam is.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
40
6.4 Sociale competentie Wet kinderopvang (artikelen 49 en 50) Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2) Ja Indicatoren
1 De beroepskracht ondersteunt de kinderen
Nee
Niet beoordeeld
X
in de interactie tussen kinderen onderling. 2 De beroepskracht ondersteunt de kinderen
X
in het voorkómen en oplossen van conflicten. 3 De kinderen maken deel uit van het
X
groepsgebeuren. Toelichting toezichthouder De kinderen die niet populair zijn bij de houder, worden volgens de verklaringen buitengesloten en mogen bijvoorbeeld niet mee met een uitje (bijvoorbeeld boodschappen doen) of zelfs mee buiten spelen. De kinderen die geliefd zijn bij de houder krijgen volgens de verklaringen cadeautjes, degene die niet of minder geliefd zijn niet. Wij benadrukken wederom dat met ‘de beroepskracht’ hier NIET de pedagogisch medewerkers bedoeld worden, maar de houder, die ook als pedagogisch medewerker op de groepen werkzaam is.
6.5 Overdracht van normen en waarden Wet kinderopvang (artikelen 49 en 50) Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 2) Ja Indicatoren
1 Afspraken, regels en omgangsvormen zijn
Nee
Niet beoordeeld
X
aanwezig. 2 Afspraken, regels en omgangsvormen zijn
X
duidelijk. 3 Afspraken, regels en omgangsvormen
X
worden aan de kinderen uitgelegd. 4 Beroepskrachten geven zelf in hun spreken
X
en handelen het goede voorbeeld. Toelichting toezichthouder Op het kindercentrum is sprake van een onveilig pedagogisch klimaat doordat er geen sprake is van de voorspelbaarheid van de leefomgeving. Kinderen voelen zich veilig als ze weten wat de regels zijn waaraan iedereen zich moet houden. Op het kindercentrum is dit afhankelijk van de aanwezigheid en stemming van de houder. Hierdoor weten ook de pedagogisch medewerkers vaak niet hoe ze moeten reageren of welke regels ze moeten hanteren. Met name de regels over de omgang met elkaar zijn belangrijk. De houder geeft volgens de geïnterviewden hierin niet het goede voorbeeld door het geven van bijnamen aan en kleineren van kinderen waardoor er risico bestaat dat het zelfvertrouwen en een gevoel van eigenwaarde bij deze kinderen wordt afgebroken. Wij benadrukken dat met ‘de beroepskracht’ hier NIET de pedagogisch medewerkers bedoeld worden, maar de houder, die ook als pedagogisch medewerker op de groepen werkzaam is.
Kindercentrum de Blokkendoos locatie Hoorn 2011, Nader Onderzoek 2011 Pagina
41