Inspectierapport
De Nissehoff (BSO) Bosweg 48 5804AK VENRAY Registratienummer 192201256
Toezichthouder: In opdracht van gemeente: Datum inspectie: Type onderzoek: Status:
GGD Limburg-Noord VENRAY 23-01-2014 / 03-02-2014 Incidenteel onderzoek / Extra controle onderzoek Definitief
Inhoudsopgave Het onderzoek .................................................................................................................3 Observaties en bevindingen ...............................................................................................6 Pedagogisch klimaat .....................................................................................................6 Personeel en groepen.................................................................................................. 11 Veiligheid en gezondheid ............................................................................................. 12 Ouderrecht................................................................................................................ 13 Inspectie-items.............................................................................................................. 14 Gegevens voorziening..................................................................................................... 16 Gegevens toezicht.......................................................................................................... 16 Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum Bijlage: Reactie toezichthouder n.a.v. ingediende zienswijze Bijlage: Verslag van hoorzitting m.b.t. ingediende zienswijze
2 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Het onderzoek Onderzoeksopzet Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 4 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd incidenteel onderzoek. Het incidenteel onderzoek is gevoerd in opdracht van de gemeente Venray, op de volgende domeinen: 1. Pedagogisch klimaat 2. Personeel en groepen 3. Veiligheid en gezondheid 5. Ouderrecht Dit incidenteel onderzoek is ingezet naar aanleiding van 2 klachten die door de GGD zijn ontvangen op 18-12-2013 en 07-01-2014. Deze klachten hebben beide betrekking op het pedagogisch gedrag van de houder naar de kinderen en beroepskrachten toe. Dit inspectieonderzoek is uitgevoerd door 2 toezichthouders kinderopvang van de GGD Limburg-Noord. Beschouwing De Nissehoff biedt opvang aan voor kinderen van 0-13 jaar verdeeld over een kinderdagverblijf en een buitenschoolse opvang. De houder exploiteert één kindercentrum vanaf 2000. De Nissehoff is een kindercentrum op antroposofische grondslag. Bij De Nissehoff zijn vier groepen dagopvang en twee groepen voor buitenschoolse opvang. Regenboogland bso: twee groepen van 20 en 8 (voorheen 12, zie reactie toezichthouder, pagina 34) kinderen. Sterrenland: 0-4 jaar, maximaal 12 kinderen Zonneland: 0-4 jaar, maximaal 12 kinderen Kabouterland: 1,5-13 jaar, maximaal 12 kinderen Maneland: 1,5-13 jaar, maximaal 13 kinderen Vanaf 2010 hebben er meerdere gesprekken plaatsgevonden met de houder c.q. management, de gemeenteambtenaar en toezichthouder over steeds weer terugkerende tekortkomingen, zoals hieronder onder de kop "inspectiegeschiedenis" samengevat zijn terug te vinden. De betreffende inspectierapporten zijn in het landelijk register kinderopvang openbaar inzichtelijk onder registratienummer 192201256. Inspectiegeschiedenis: Vanaf 2009 hebben de volgende onderzoeken plaatsgevonden waarvan de bevindingen zijn vastgelegd in een inspectierapport: 1. 2. 3.
16-01-2009 Nader Onderzoek (Houder kan documenten niet vinden, niet bekend met overtredingen uit vorige rapport van 09-07-2008. Advies vanuit GGD om te handhaven). 11-03-2009 Nader Onderzoek (Eerdere tekortkomingen vanuit 16-01-2009 zijn opgelost. Geen advies tot handhaving). 13-07-2009 Regulier Onderzoek (Beroepskracht overlegt te laat VOG, beroepskwalificatie van beroepskracht niet inzichtelijk. Advies vanuit GGD om te handhaven). 20-12-2010 Onderzoek op kernzaken (overtreding op BKR en kennis bij beroepskrachten over pedagogisch beleidsplan en protocol kindermishandeling is onvoldoende. Advies vanuit GGD om te handhaven). 19-04-2011 Nader Onderzoek (BKR-overtreding opgelost. Geen advies tot handhaven). 03-01-2012 Regulier onderzoek (Hoog ziekteverzuim en hoog verloop personeel. Advies vanuit GGD om te handhaven). 04-03-2013 Regulier onderzoek (Geen passende beroepskwalificatie vrijwilliger. Advies vanuit GGD om te handhaven). 23-01-2014 Incidenteel onderzoek (Dit betreft het huidige rapport n.a.v. twee klachten m.b.t. ontoelaatbaar gedrag van de houder. Advies vanuit de GGD om te handhaven). 03-02-2014 Extra controle onderzoek in opdracht van gemeente Venray t.a.v. locatieverbod houder. Tijdens dit extra controle onderzoek blijkt dat: De zoon van de houder die tevens werkt als beroepskracht op de BSO zegt totaal verward en emotioneel te zijn. Er is geen formeel leidinggevende meer op de werkvloer Er géén oudercommissie meer is 3 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Toenemende emoties/intimidatie/druk/spanning/onzekerheid van beroepskrachten door houder (beroepskrachten vertellen dit unaniem) Diverse mailwisseling tussen de houder en beroepskrachten Een spreekverbod en mediaverbod door houder is ingesteld met sancties in het vooruitzicht Er volgens de beroepskrachten een mogelijke bijeenkomst door de houder wordt georganiseerd op donderdag 06-02-2014 waarin de houder gaat kijken welke beroepskracht wat heeft gezegd tijdens de inspectie van maandag 03-02-2014 Toenemende angst voor houder, ondanks fysieke afwezigheid. Beroepskrachten komen toch nog met houder in contact (bijv. geld brengen aan de voordeur) Volgens beroepskracht is houder “pislink” op beroepskrachten, heeft via assistantleidinggevende vernomen dat houder boos, teleurgesteld en wantrouwend is Onzekerheid onder beroepskrachten neemt toe Afmeldingen van minstens 4 kinderen Houder is volgens beroepskrachten onvoorspelbaar, wisselende stemmingen van “knoepchagrijnig” tot “vrolijk”, kan zo omslaan Invloed overweldigende media aandacht op houder is onduidelijk. Opdracht om geen pers binnen te laten of te woord te staan.
Ingezette handhaving door gemeente Met betrekking tot ingezette handhaving, verwijst de GGD naar de gemeente Venray. Klachtengeschiedenis: 15-04-2011 Anonieme klacht: kindaantallen zouden niet kloppen, overbelasting medewerkers, stress en hoge werkdruk. 06-12-2011 Anonieme klacht: kindaantallen zouden niet kloppen. 09-02-2012 Klacht door lid oudercommissie: kindaantallen zouden niet kloppen, negatieve opstelling houder. 13-02-2012 Klacht door beroepskracht: geen open communicatie, geen vertrouwen, houder zou personeel onder druk zetten. 18-12-2013 Anonieme klacht: ouders halen kinderen weg i.v.m. vermoeden van slaan en/of duwen door de houder van aanwezige kinderen. 07-01-2014 Klacht door lid oudercommissie: ouders halen kinderen weg i.v.m. vermoeden van slaan en/of duwen door de houder van aanwezige kinderen. Klachtengeschiedenis na incidenteel onderzoek op 23-01-2014 (opsomming en samenvatting van dossiervorming): 29-01-2014 Telefonische vraag door beroepskracht om advies over ondertekenen verslag opgesteld door de houder nadat zij kinderen heeft ondervraagd over eventuele angst voor de houder. De beroepskracht wil weten of ze verplicht is om dit verslag mede te ondertekenen. 03-02-2014 Melding door de houder: Houder geeft aan dat een ouderpaar zich heeft teruggetrokken uit de oudercommissie en de kinderen van het kinderdagverblijf heeft gehaald. 03-02-2014: Melding door ouder: ouder geeft aan dat haar kind ook slachtoffer zou zijn van knijpen en slaan door de houder en vraagt om advies. 03-02-2014 Klacht van beroepskracht via oudercommissie: melder geeft aan over een PRavond in augustus 2013: "Deze avond is volledig uit de hand gelopen en hierin heeft de houder verbaal het team bedreigd en ook fysiek ons de doorgang versperd naar buiten." 04-02-2014 Anonieme klacht: een beroepskracht zegt zich geintimideerd te voelen door de houder naar aanleiding van een ontvangen mail. 04-02-2014 Klacht door ouder: ouder legt een signaal neer over ontoelaatbaar gedrag van de houder. De houder zou hardhandig het kind hebben aangepakt en te hebben geknepen. 05-02-2014 Anonieme melding via de gemeente: Volgens de melder zou de situatie bij De Nissehoff escaleren en geeft aan zich ernstig zorgen te maken. Melder geeft tevens aan dat er al eerder sprake zou zijn van verbaal geweld en intimidatie. Voortgang: Tijdens de huidige inspectie die is uitgevoerd door twee toezichthouders van de GGD LimburgNoord (incidenteel onderzoek op 23-01-2014 n.a.v. klachten en extra controle op 03-02-2014), is geconstateerd dat de volgende getoetste inspectiedomeinen niet volledig voldoen aan de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen: 1. Pedagogisch klimaat 3. Veiligheid en gezondheid 5. Ouderrecht 4 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
De aanleiding voor dit onderzoek zijn in eerste instantie een tweetal bij de GGD én gemeente binnen gekomen klachten. Er is door de toezichthouders een gesprek gevoerd met de houder op kantoor waarbij de klachten zijn voorgelegd. Na het incidenteel onderzoek zijn er echter nog verschillende meldingen en klachten binnen gekomen (zie klachtengeschiedenis vanaf incidenteel onderzoek op 23-01-2014 hierboven). De houder vertelt in dit gesprek over haar zelf en haar relatie met de kinderen en beroepskrachten. De houder spreekt niet respectvol over haar medewerkers (ze noemt ze kneusjes) en erkent haar temperamentvolle en zenuwachtige houding. Volgens haar wordt haar gedrag mede bepaalt door deze eigenschappen, in combinatie met de slechte financiële situatie, hoog ziekteverzuim, privéaangelegenheden en groot personeelsverloop. Kortom zoals ze zelf zegt veel up's en down's in twee jaar tijd. De oudercommissie heeft op 21-01-2014 met de houder een gesprek gevoerd i.v.m. een van de klachten. De houder zegt hierover "pissig" te zijn maar erkent de bewandelde route en geeft ook aan dat het vertrouwen tussen de houder en de leden van de oudercommissie een stukje geschaad is door de gang van zaken. T.a.v. de beschuldiging geeft de houder aan fel uit de hoek te komen, maar zegt dat de beschuldiging m.b.t. slaan van kinderen niet waar is. De houder bevestigt wel fel te zijn, constant met een politie-pet op te lopen om "brandjes" te blussen als kinderen niet luisteren. Ze sluit niet uit te hebben geduwd en kan het zich voorstellen dat kinderen bang voor haar zijn. Ze zegt letterlijk dat er door de slechte tijd momenteel meer saamhorigheid en tolerantie binnen het team is en erkent haar aandeel in het ontbreken hiervan in het verleden. De houder zegt tijdens het gesprek dat er sprake is van een doffe ellende. Ze vindt zichzelf melancholisch en bevindt zich al een jaar in een burn-out. Ze zegt letterlijk "Ik ben kapot". De houder zegt zich door het hoge ziekteverzuim genoodzaakt te voelen in te springen waar nodig, ondanks haar burn-out. M.b.t. haar gedrag en de ontvangen klachten geeft ze aan dat er sprake is van onkunde bij haarzelf en het niet zakelijk genoeg zijn. Advies aan College van B&W De toezichthouder adviseert het college om te handhaven conform handhavingsbeleid. De toezichthouder adviseert de gemeente Venray conform de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen Peuterspeelzalen te handhaven op de volgende artikelen uit de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen Peuterspeelzalen,
Domein 1 Pedagogisch klimaat; (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) én (art 1.49 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Domein 3 Veiligheid en gezondheid; (art 1.51a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Domein 5 Ouderrecht; (art 1.60 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
rekening houdend met de verzwarende omstandigheid dat er aantoonbaar sprake is van een onveilig opvangklimaat waardoor o.a. de emotionele veiligheid van de kinderen ernstig in het geding komt. Tijdens het lopende onderzoek blijkt dat de veiligheid van de kinderen nog minder gewaarborgd wordt dan in eerste instantie is aangenomen. Dit blijkt uit de klachtengeschiedenis vanaf incidenteel onderzoek op 23-01-2014 (zie beschouwing) en de constateringen tijdens de extra controle-inspectie op 03-02-2014 (zie beschouwing). De toezichthouder adviseert zware handhaving in te zetten op basis van bovenstaande artikelen uit de Wet Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk.
5 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat De twee BSO-ruimtes van De Nissehoff bevinden zich boven in het zelfde gebouw als het KDV. Tijdens het inspectiebezoek op 23-01-2014 zijn er geen kinderen aanwezig op de BSO. De toezichthouders bekijken samen met de houder (die tevens één van de beroepskrachten is op de BSO) de BSO-ruimte. Tijdens de extra controle-inspectie op 03-02-2014 zijn er feitelijk 11 kinderen aanwezig op de BSO, samen met 2 beroepskrachten. De aanwezige beroepskrachten zijn geinterviewd door de toezichthouders. Pedagogische praktijk De toezichthouders kijken naar hetgeen beschreven in het pedagogisch beleidsplan om dit vervolgens te toetsen aan de praktijk. De aangehaalde citaten komen rechtstreeks uit het pedagogisch beleidsplan van De Nissehoff (versie 2013, 2e editie, januari 2013). Emotionele-veiligheid: Citaten uit pedagogisch beleidsplan van De Nissehoff (versie 2013, 2e editie, januari 2013): Ook is het belangrijk dat een kind zijn gevoelens kan uiten, eerlijk is en respect heeft voor zichzelf en voor de ander. Het is hiervoor belangrijk dat een kind zich veilig voelt en met plezier bij ons komt. We proberen daarom een gemoedelijke en huiselijke sfeer te scheppen waarin elk kind zich thuis kan voelen. " "Het gaat erom dat het kind de gelegenheid krijgt om in het tijdloze te zijn, om ongestoord in het nu te zijn, zonder opgeschrikt, afgeleid of opgejut te worden. Het is daarom van belang dat er momenten zijn waarop een kind ongestoord kan spelen zonder dat het van buitenaf gestuurd, geleid of afgeleid wordt." "Het bieden van een gevoel van veiligheid (emotionele veiligheid) en vertrouwen. Het bieden van een gevoel van veiligheid vormt de pedagogische basis in de kindercentra. Een veilig en vertrouwd gevoel draagt bij aan het welbevinden van kinderen. Het is noodzakelijk voor een goede ontwikkeling. Vanuit een gevoel van vertrouwen en veiligheid kunnen en durven kinderen ook zichzelf te zijn." "De interactie tussen pedagogisch medewerker en kind is een belangrijk pedagogisch middel om het kind een gevoel van veiligheid te bieden. De basishouding is een positieve benadering van de kinderen met een opgewekte, vriendelijke, uitstraling met warmte en hartelijkheid. We dragen zorg voor een prettige sfeer, waarin het kind zich welkom voelt en op zijn gemak is, zodat het zich “thuis’ voelt. We kijken en luisteren met aandacht naar elk kind en letten op verbale en nonverbale signalen." 6 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
"De beroepskracht heeft een respectvolle houding naar de kinderen. Voorbeeld: Als we met de kinderen praten letten we op onze toon en houding. We zorgen voor positieve aandacht en stimulering van positief gedrag. We proberen in te schatten wat het kind begrijpt en kent en houden hier rekening mee." Constateringen in de pedagogische praktijk: De sociaal-emotionele veiligheid van de kinderen op De Nissehoff wordt niet gewaarborgd. Kinderen zijn bang voor de houder volgens beroepskrachten en de houder zelf, die dit beaamt. Daarnaast blijkt uit interviews met de vijf aanwezige beroepskrachten dat er een gespannen sfeer heerst en de houder ervoor zorgt dat er geen saamhorigheid en tolerantie is. De houder bevestigt dit wederom tijdens een gesprek waarin ze zegt dat ze zelf de reden is dat er geen saamhorigheid en tolerantie is. Van een gemoedelijke en huiselijke sfeer is dan ook totaal geen sprake. De houder geeft enkele voorbeelden van haar gedrag bij bijvoorbeeld een kind dat niet luistert. Ze zegt het kind te hebben vastgepakt en in een stoel te hebben gedrukt, maar niet te hebben geslagen, zoals in een van de klachten wordt gesuggereerd. Ze sluit ook niet uit een kind te hebben geduwd en fel te hebben gereageerd, maar geeft aan absoluut niemand te hebben geslagen. Uit gesprekken met de houder en de aanwezige beroepskrachten blijkt dat de houder veel spreekt met stemverheffing en een negatieve houding heeft t.o.v. zowel de kinderen als het personeel. Er zijn beroepskrachten die aangeven de houder liever niet op de groep te zien omdat dit zou zorgen voor onrust, stress en angst onder de kinderen. Eén van de beroepskrachten zegt hierbij dat kinderen beginnen te huilen bij binnenkomst van de houder. Tijdens een telefonisch gesprek na het inspectiebezoek op 23-01-2014 tussen de toezichthouders en de houder van de Nissehoff, roept de houder met harde stem naar één of meerdere kinderen, “Hou nu toch eens een keer je mond, je ziet toch dat ik aan het bellen ben!!”. De toezichthouders concluderen dat er binnen de Nissehoff sprake is van een onverantwoorde situatie m.b.t. het waarborgen van de sociaal-emotionele veiligheid. Door de angstcultuur die er heerst bij beroepskrachten én bij de kinderen is het niet mogelijk een veilige, vertrouwde, hartelijke en gemoedelijke omgeving te creëren waar het kind zichzelf kan zijn en waar het welbevinden van het kind is gewaarborgd. Er is geen sprake van een positieve basishouding van de houder. Ze zegt altijd op de groep aanwezig te zijn met een “politiepet” om de zaken in goede banen te leiden. Ze zegt dat haar temperamentvolle karakter hier een rol bij speelt net zoals de huidige financiële situatie van De Nissehoff. De houder zegt al een jaar in een burn-out te zitten en melancholisch te zijn. Het is in de ogen van de toezichthouders niet verantwoord om deze houder in deze gemoedstoestand in de kinderopvang te laten werken.
7 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Ontwikkeling van persoonlijke competentie: Citaten uit pedagogisch beleidsplan van De Nissehoff (versie 2013, 2e editie, januari 2013): “Kinderen bootsen na wat zij in hun omgeving zien. Dit nabootsen is de basis voor hun ontwikkeling. Bovendien vinden ze het prachtig te doen wat wij doen, in de echte wereld met echte spullen.” “Het kind is gevoelig voor stemmingen van buiten en ontvankelijk voor de intenties en de innerlijke houding van waaruit de opvoeders handelen. Vanuit de inleving in een ander mens beweegt het kind als het ware mee met de bewegingen die van het ander uitgaan; het neemt impulsen over. Ook een baby die in de ontwikkeling nog niet zover is dat hij de gebaren en klanten van de volwassene al in uiterlijke zin kan nabootsen, beweegt innerlijk mee met elk gebaar en elke stembuiging.” “Pedagogische medewerkers hebben respect voor de eigenheid van het kind. De pedagogisch medewerker gelooft in het vermogen van het kind zich zelfstandig te ontwikkelen en is zich bewust van haar voorbeeld gedrag” Constateringen in de pedagogische praktijk: De houder zegt zelf nogal fel te reageren op de kinderen en regelmatig met stemverheffing te spreken. De aanwezige beroepskrachten zeggen dat de houder vaak schreeuwend en tierend door het kindcentrum loopt en met de deuren gooit. Het is mogelijk dat, met het oog op hetgeen in het pedagogisch beleidsplan beschreven staat, de kinderen dit negatieve gedrag overnemen en nabootsen. Door haar gedrag naar zowel de kinderen als de beroepskrachten toont de houder niet het respect waar ze voor zou moeten staan. Er is absoluut geen sprake van voorbeeldgedrag en geen sprake van het kunnen komen tot ontwikkeling van de (gewenste) persoonlijke competentie. Sociale competentie: Citaten uit pedagogisch beleidsplan van De Nissehoff (versie 2013, 2e editie, januari 2013): “In de BSO leeftijd hebben de kinderen veel behoefte aan duidelijkheid en helderheid. Ook belangrijk in deze fase is het benadrukken van respect en beleefdheid. Respect voor de ander en respect voor de pedagogisch medewerkers..” “De beroepskracht ondersteunt de kinderen in het voorkomen en oplossen van conflicten. Er wordt bijvoorbeeld geprobeerd zoveel mogelijk het zeggen van “nee of niet doen” te vermijden. Constateringen in de pedagogische praktijk: De houder benadrukt in haar werk negativiteit door zoals ze zelf zegt constant met een “politiepet” op te lopen. De aanwezige beroepskrachten beamen dat de houder zich richt op negatief gedrag op de groepen met negatieve weerkaatsing. “Nee en niet doen” zijn daarbij eerder regel dan 8 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
uitzondering. Doordat ze zelf geen respect en beleefdheid gebruikt in haar benadering naar de kinderen toe, kan redelijkerwijs ook niet worden verwacht dat de kinderen dit van haar leren. Normen en waarden: Citaten uit pedagogisch beleidsplan van De Nissehoff (versie 2013, 2e editie, januari 2013): “Rol pedagogisch medewerker: Een goede kind-leid(st)er relatie ligt aan de basis van kwalitatief goede opvang.” “Vanuit de gehechtheidrelatie met de pedagogisch medewerker ervaart het kind de veilige basis die nodig is om op eigen houtje dingen te durven ondernemen. Als het kind zich niet zo prettig voelt kan het terugvallen op deze persoon. De pedagogisch medewerkers zijn zich bewust van de gehechtheidrelatie en gaan hier zorgvuldig mee om. “ “Als een kind agressief of gevaarlijk gedrag vertoont zal de pedagogisch medewerker uitleggen waarom dit gedrag niet gewenst is met een boodschap waarin zij spreekt vanuit haar eigengevoel.” “Het respect voor een kind is erg belangrijk. Ook belangrijk in deze fase is het benadrukken van respect en beleefdheid.” “Beroepskrachten geven zelf in hun spreken en handelen het goede voorbeeld”. “In de BSO-leeftijd kan het nogal eens moeilijk zijn voor elkaar te krijgen wat de pedagogisch medewerker wenselijk vindt. Van groot belang is het niet op te geven. Dreigen is daarbij geen middel.” Constateringen in de pedagogische praktijk: Door de angst die er volgens houder en beroepskrachten bij de kinderen is kan er geen sprake zijn van een goede relatie tussen houder/kinderen en houder/beroepskrachten. Door de negatieve opstelling van de houder wordt het “durven ondernemen” niet gestimuleerd. Het kind zal door de angst voor de houder niet terug vallen op deze persoon wat zorgt voor onveiligheid, wantrouwen en onrust. Het aan de kinderen uitleggen waarom agressief of gevaarlijk gedrag niet gewenst is, is niet goed over te brengen wanneer de houder zelf gedrag vertoont wat ongewenst en onverantwoord is. Volgens een van de beroepskrachten is er (conform een melding van een beroepskracht op 24-012014 bij de GGD) op 05-12-2013 een situatie op het kindcentrum voorgevallen waarbij de houder tegen een van de kinderen zegt: “Als je nu niet gaat luisteren naar de beroepskracht ,dan bel ik Sinterklaas op om te zeggen dat hij jou geen cadeautjes moet brengen vanavond!” om vervolgens weg te lopen zeggende: ”Ik ben het zat dat die kinderen niet luisteren!”.
9 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Op basis hiervan is geconstateerd dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan: De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid.
(art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen. (art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. (art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden. (art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (d.d 23-01-2014 (houder is tevens beroepskracht op de BSO)) Interview anderen (Beroepskrachten d.d. 03-02-2014) Observaties (Groepsruimtes bekeken) Pedagogisch beleidsplan (versie 2013, 2e editie, januari 2013)
10 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Personeel en groepen De BSO bestaat uit twee ruimtes waar de groep Regenboogland gebruik van maakt. De maximale groepsgrootte is 20 kinderen. Tijdens een extra controle-inspectie op 03-02-2014 zijn er 11 kinderen feitelijk aanwezig op de BSO samen met 2 beroepskrachten. De toezichthouders hebben steekproeven genomen onder de dagschema's van BSO Regenboogland in de periode van 06-01-2014 t/m 21-01-2014.
Beroepskracht-kindratio De toezichthouders hebben steekproeven genomen onder de dagschema's van BSO Regenboogland in de periode van 06-01-2014 t/m 21-01-2014. Er zijn geen overtredingen op het gebied van de beroepskracht-kindratio geconstateerd. Uit de door de door de houder tijdens het inspectiebezoek aangeleverde personeelsplanningen en dagschema's van 06-01-2014 t/m 24-01-2014 blijkt dat er veel discrepantie zit tussen de opgestelde planning van personeel en de daadwerkelijke inzet volgens dagschema. Uit de aangeleverde dagschema's blijkt dat de houder op de volgende datum op de BSO Regenboogland heeft gewerkt. Volgens de personeelsroosters wordt de houder regelmatig ingepland op de BSO-groep. Dit blijkt uit de volgende data: 06-01-2014 07-01-2014 09-01-2014 13-01-2014 14-01-2014 21-01-2014
Regenboogland Regenboogland Regenboogland Regenboogland Regenboogland Regenboogland
14.30-17.45u 14.15-17.15/18.00u 14.15-17.45/18.00u 14.30-17.00/17.30u 14.15-17.15/18.00u 14.15-18.00u
Volgens het dagschema blijkt dat de houder op bovengenoemde data met haar zoon op de bso werkt. Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (d.d 23-01-2014 (houder is tevens beroepskracht op de BSO)) Interview anderen (Beroepskrachten d.d. 03-02-2014) Observaties (Groepsruimtes bekeken) Presentielijsten (06-01-2014 t/m 24-01-2014) Personeelsrooster (week 2, 3 en 4 van 2014)
11 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Veiligheid en gezondheid Tijdens het gesprek met de houder ten kantore van De Nissehoff hebben de toezichthouder de door de houder gehanteerde meldcode ingezien. De bijbehorende sociale kaart is volgens de houder en beroepskrachten op elke groep terug te vinden. Meldcode kindermishandeling De houder hanteert de meldcode van Brancheorganisatie Kinderopvang (versie 7, 2013). De toezichthouders hebben deze tijdens de inspectie in kunnen zien. De beroepskrachten kunnen de meldcode op kantoor raadplegen en op elke groep bevindt zich volgens de houder en beroepskrachten tevens een geregionaliseerde sociale kaart. De beroepskrachten tonen aan de inhoud van de meldcode te kennen. M.b.t. de ontvangen klachten geeft een beroepskracht van de BSO aan bewust geen verdere actie te hebben ondernomen omdat ze zegt bang te zijn voor de houder en voor haar eventuele gevolgen. De toezichthouders hebben tijdens de extra controle-inspectie op 03-02-2014 op locatie een e-mail ingezien van de houder aan alle beroepskrachten waarin zij aangeeft gerechtelijke stappen te ondernemen wanneer de beroepskrachten het opgelegde spreek- en media-verbod overtreden. De oudercommissie geeft aan niet op de hoogte te zijn van de meldplicht bij de vertrouwensinspecteur van de inspectie van het onderwijs. De meldcode zegt hier het volgende over: "Melding door een medewerker over de houder zelf Indien de medewerker aanwijzingen heeft dat de houder zelf een geweld- of zedendelict begaat (of heeft begaan) en een kind hiervan het slachtoffer is dan is de medewerker verplicht tot het doen van aangifte bij de politie. Hij/zij kan hierover in overleg treden met de vertrouwensinspecteur. De vertrouwensinspecteur kan de medewerker begeleiden bij het doen van aangifte." De houder bevordert de kennis van de meldcode, echter hebben de beroepskrachten verzuimd te handelen volgens route II van de meldcode (route bij signalen van mogelijk geweld- of zedendelict door de collega jegens een kind). Op basis hiervan is geconstateerd dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan: De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode. (art 1.51a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Gebruikte bronnen: Vragenlijst oudercommissie (26-01-2014) Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (d.d 23-01-2014 (houder is tevens beroepskracht op de BSO)) Interview anderen (Beroepskrachten d.d. 03-02-2014) Notulen oudercommissie (d.d. 05-09-2013) Meldcode kindermishandeling (versie juli 2013)
12 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Ouderrecht Naar aanleiding van een ontvangen klacht bij de oudercommissie is besloten de oudercommissie te betrekken in dit onderzoek. Oudercommissie De oudercommissie van de Nissehoff bestaat uit drie leden; een ouderpaar en één ouder. In een toegezonden vragenlijst aan de oudercommissie op 23-01-14, die vervolgens door de toezichthouders is ontvangen op 26-01-2014, geeft de oudercommissie aan dat het tot op zekere hoogte de eigen werkwijze kan bepalen. De houder houdt volgens de oudercommissie graag een vinger aan de pols. Dit wordt echter niet als storend ervaren. Het e-mailadres van de oudercommissie dat bekend is bij de GGD blijkt volgens een lid van de oudercommissie niet toegankelijk te zijn voor de oudercommissie. Concreet betekent dit dat het inspectierapport en andere voor de oudercommissie relevante zaken niet zonder tussenkomst van de houder toegestuurd kan worden. Daarnaast geeft de oudercommissie aan wel eens advies te hebben gegeven over de manier van communiceren door de houder. Op basis hiervan is geconstateerd dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan: De houder verstrekt de oudercommissie tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft. (art 1.60 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Klachten In tegenstelling tot hetgeen beschreven is in het pedagogisch beleidsplan zoals hieronder beschreven: "Kindcentrum “de Nissehoff” werkt volgens een interne klachtenprocedure met klachtenformulier. Na ontvangst van de schriftelijke klacht ontvangt de ouder een exemplaar van de klachtenregeling. Wanneer de klacht niet opgelost kan worden binnen De Nissehoff, kunnen de ouders zich richten tot de sKK" kunnen ouders rechtstreeks de externe klachtencommissie benaderen zonder de klacht eerst kenbaar te maken bij de Nissehoff. Daarnaast wordt een exemplaar van de klachtenregeling pas aan ouders verstrekt na het indienen van een schriftelijke klacht in plaats van bijvoorbeeld bij de intake. Dit kan een drempel opwerpen voor ouders om een daadwerkelijke klacht in te dienen. Volgens het pedagogisch beleidsplan kunnen ook de leden van de oudercommissie een klacht in dienen. Voor hun is er een aparte meldkamer. Dit is de meldkamer oudercommissie. Omdat er nog geen klachtenjaarverslag over 2013 is ontvangen door de GGD is er geen zicht op eventueel in- en extern ingediende klachten. Op basis hiervan is geconstateerd dat aan de volgende voorwaarde(n) niet is voldaan: De houder brengt de klachtenregeling voor ouders op passende wijze bij hen onder de aandacht. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
Gebruikte bronnen: Vragenlijst oudercommissie (26-01-2014) Interview houder en/of locatieverantwoordelijke (d.d 23-01-2014 (houder is tevens beroepskracht op de BSO)) Interview anderen (Beroepskrachten d.d. 03-02-2014) Notulen oudercommissie (d.d. 05-09-2013) Website (www.kindercentrumdenissehoff.nl)
13 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Inspectie-items Pedagogisch klimaat Pedagogische praktijk De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. (art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen. (art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. (art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden. (art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Personeel en groepen Beroepskracht-kindratio De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: - 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 4 jaar. - 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar. Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 3 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
OF De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: - 2 beroepskrachten en een extra volwassene per 30 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Veiligheid en gezondheid Meldcode kindermishandeling De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld welke voldoet aan de beschreven eisen. (art 1.51a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode. (art 1.51a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
14 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Ouderrecht Oudercommissie De houder heeft een oudercommissie ingesteld.
(art 1.58 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder en personen werkzaam bij het kindercentrum zijn geen lid. (art 1.58 lid 2 en 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder stelt de oudercommissie in de gelegenheid haar eigen werkwijze te bepalen. (art 1.58 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder stelt de oudercommissie in staat haar advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit met betrekking tot de genoemde onderwerpen in artikel 1.60 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. (art 1.60 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder verstrekt de oudercommissie tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft. (art 1.60 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Van een gevraagd advies van de oudercommissie wijkt de houder alleen af indien hij schriftelijk en gemotiveerd aangeeft dat het belang van de kinderopvang zich tegen het advies verzet. (art 1.60 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Klachten De houder brengt de klachtenregeling voor ouders op passende wijze bij hen onder de aandacht. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
15 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening Website Aantal kindplaatsen
: De Nissehoff : http://www.nissehoff.nl : 28
Gegevens houder Naam houder KvK nummer
: Antonia Gerarda Johanna Achten - Peeters : 12040855
Gegevens toezicht Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD Adres Postcode en plaats Telefoonnummer Onderzoek uitgevoerd door
: : : : :
Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam gemeente Adres Postcode en plaats
: VENRAY : Postbus 500 : 5800AM VENRAY
Planning Datum inspectie Opstellen concept inspectierapport Zienswijze houder Hoorzitting Vaststelling inspectierapport Verzenden inspectierapport naar houder en oudercomissie Verzenden inspectierapport naar gemeente Openbaar maken inspectierapport
: : : : : :
GGD Limburg-Noord Postbus 1150 5900BD VENLO 088-1191200 JP Brizzi J. Pijls
23-01-2014 en 03-02-2014 06-02-2014 19-02-2014 06-03-2014 10-03-2014 11-03-2014
: 11-03-2014 : 13-03-2014
16 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport. GGD Limburg-Noord t.a.v. de heer J.P. Brizzi en mevrouw J. Pijls Postbus 1150 5900 BD VENLO Aantekenen Tevens per e-mail:
[email protected] en
[email protected] Veldhoven, 19 februari 2014 Inzake
: Achten-Peeters/Gemeente Venray
Uw kenmerk
:
Ons kenmerk
: TJ/eme/TJ21400168
E-mail
:
[email protected]
Geachte heer Brizzi, geachte mevrouw Pijls, Tot mij heeft zich gewend mevrouw A.G.J. Achten-Peeters, wonende te (5804 AK) Venray aan de Bosweg 46. Cliënte exploiteert kindercentrum “De Nissehoff” op het adres (5804 AK) Venray aan de Bosweg 48. Op 23 januari 2014 en 3 februari 2014 is een onderzoek uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 4 van de Wet Kinderopvang en Kwaliteitseisen Peuterspeelzalen. Dit onderzoek is verricht naar zowel het kinderdagverblijf (verder: KDV) als de buitenschoolse opvang (verder: BSO). Bij mail van 6 februari jl. heeft cliënte (verder: houder) de concept rapporten ontvangen. Bij mail van 10 februari 2014 is aan cliënte medegedeeld dat zij gedurende 14 dagen, aldus tot en met 19 respectievelijk 20 februari 2014, in de gelegenheid wordt gesteld een zienswijze in te dienen. Cliënte heeft mij verzocht deze zienswijze voor haar in te dienen. Deze zienswijze wordt hierbij – aldus tijdig – ingediend. De zienswijze geldt voor zowel het KDV en de BSO. Inleiding Houder is moeder van 4 kinderen. Zij heeft een zeer ruimte ervaring in de kinderopvang-branche. Sinds 1987 was zij werkzaam als gastouder. Sinds 2000 exploiteert zij (destijds tesamen met haar echtgenoot) een kinderdagverblijf. Sinds 2007 exploiteerde zij het kinderdagverblijf op de onderhavige locatie (Bosweg te Venray).
17 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Houder kampt concreet met drie problemen. In de eerste plaats is in 2007, kort na de opening van de onderhavige locatie, haar echtgenoot overleden. Alle taken binnen het kinderdagverblijf die in het verleden door haar en haar echtgenoot tesamen werden verricht dienden vanaf dat moment geheel door haar zelf te worden verricht. De werkdruk op houder is aldus groot. In de tweede plaats kampt houder, net als andere kinderdagverblijven, met een teruglopende omzet waardoor de financiële exploitatie al enige tijd onder druk staat. In de derde plaats heeft houder moeten constateren dat er een slechte verhouding is tussen haar en een deel van de beroepskrachten. Volgens houder is het zo dat een aantal beroepskrachten niet in staat zijn orde en rust te bewaren in de groepen. Houder heeft diverse malen brandjes moeten blussen en, zoals zij zelf aangeeft, met de “politiepet” moeten optreden om kinderen en/of groepen weer tot rust te brengen. De hoofdtaak van houder is echter de exploitatie van het kinderdagverblijf. Als zij werkzaam is op groepen werkt zij vooral op de BSO en vrijwel nooit op het KDV. Houder is in verband met beroepskrachten-kind ratio’s en vier-ogenbeleid nimmer alleen aanwezig op een groep. Voor wat betreft de feiten wordt nog opgemerkt dat in het rapport ten onrechte staat dat in de BSO op Wichtelland 12 kinderen aanwezig zijn. Dit moet zijn 8 kinderen. De verhouding is dus niet 20 (Regenboogland) en 12 (Wichtelland), doch 20 (Regenboogland) en 8 (Wichtelland).
Directe aanleiding onderzoek GGD De directe aanleiding voor het onderzoek van de GGD zijn meldingen bij GGD en Gemeente Venray van mishandeling. Nu reeds wordt opgemerkt dat uit het onderzoek van de GGD van 23 januari en 3 februari 2014 niet is gebleken van mishandeling. Na het inwinnen van informatie bij (5) beroepskrachten, de oudercommissie en zelfstandig onderzoek is namelijk niet gebleken van enige mishandeling. In dit verband merkt cliënte op dat uit de “inspectiegeschiedenis” welke op blz. 3 van het concept rapport staat blijkt dat in de genoemde periode 2009 tot en met 2012 weliswaar tekortkomingen zijn geconstateerd die later al dan niet zijn opgelost doch nimmer eerder sprake is geweest van een incident dat in verband staat met mishandeling of iets dergelijks. Houder wijst ook op de jaarverslagen van de Stichting Klachten Kinderopvang (SKK). Uit de jaarverslagen over De Nissehoff blijkt dat nimmer sprake is geweest van een melding met betrekking tot mishandeling dan wel een soortgelijk (ernstig) incident.
18 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Van ontoelaatbaar gedrag in de zin van slaan, hardhandig duwen danwel enigerlei andere fysieke en/of geestelijke mishandeling is aldus niet gebleken. Dit rapporteert uw GGD ook niet in voormelde rapporten. Meldingen Concreet zijn er houder twee meldingen bekend. Ter wille van privacy zullen hieronder overigens geen namen van kinderen, ouders, leden oudercommissie en/of beroepskrachten worden genoemd. De eerste melding betreft kind X (3 jaar). Kind X wordt door een vader bij het ophalen overstuur aangetroffen bij de wipkip (op het buitenterrein). Houder geeft aan dat het kind overstuur was omdat een ander kind zou zijn voorgedrongen. Later geven de ouders van het kind aan dat het kind aangeeft dat houder haar pijn heeft gedaan en/of bang zou zijn voor de houder. Houder gaat vervolgens een gesprek met de ouders aan en geeft (nogmaals) weer wat er in haar beleving is gebeurd. Houder heeft het kind beslist geen pijn gedaan en/of anderszins aangeraakt. Zoals gezegd was het kind overstuur omdat een ander kind zou zijn voorgedrongen op de wipkip. Nota bene: uit het onderzoek van de GGD blijkt nader op geen enkele wijze dat sprake is geweest van ontoelaatbaar gedrag. Hoe dan ook: de ouders van het betreffende kind besluiten het kind van het kinderdagverblijf te halen. Houder heeft toen aan de ouders nog voorgesteld een gesprek met ouders en kind te voeren teneinde te onderzoeken of het kind werkelijk bang was voor houder. De ouders wensten dat gesprek evenwel niet. Houder betreurde doch respecteerde die keuze. Vervolgens wordt houder in december 2013 geconfronteerd met een nieuwe opzegging. Een ouderpaar van twee kinderen (respectievelijk 3 en 4 jaar) geeft aan dat hun kinderen met inachtname van de opzegtermijn vanaf 1 februari 2014 niet meer naar het kinderdagverblijf zullen worden gebracht. Er wordt geen reden opgegeven. Houder gaat zelf het gesprek aan. De ouders (vader) geven aan dat de kinderen hebben aangegeven dat houder de kinderen “billenkoek” zou hebben gegeven, nadat zij hun kinderen hadden ondervraagd naar aanleiding van de eerste melding over een ander kind. Houder geeft aan dat dit beslist niet is gebeurd. Later bespreekt houder dit nog met de betreffende kinderen, in het bijzijn van andere kinderen en beroepskrachten. De kinderen geven aan niet bang te zijn voor houder en ook overigens bevestigen de kinderen het verhaal van de billenkoek niet.
19 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Ook terzake van deze melding komt aldus op geen enkele wijze vast te staan dat sprake is geweest van ontoelaatbaar gedrag. Onderzoek GGD GGD heeft gesproken met houder, 5 beroepskrachten en de oudercommissie. Houder stelt vast dat ten onrechte niet gesproken is met haar assistent leidinggevende mevrouw X. Houder heeft juist om de verhouding tussen haarzelf en beroepskrachten te verbeteren mevrouw X aangenomen. Zij is inmiddels 4 maanden in dienst en heeft zelf geruime tijd een kinderdagverblijf geëxploiteerd. Deze assistent leidinggevende was aldus zeer ervaren. Voor een correct beeld zou ook deze assistent leidinggevende moeten worden gehoord. In zoverre is onjuist dat in het GGD rapport wordt gesteld dat alle beroepskrachten zijn gehoord. Terzake de oudercommissie merkt houder het volgende op. Hangende het onderzoek stuurt een lid van de oudercommissie op 29 januari 2014 een e-mail aan houder. Ter wille van privacy zal deze e-mail niet worden aangehecht. Vanzelfsprekend kan deze door de GGD wel worden ingezien. In die e-mail staat onder meer het navolgende: “De GGZ heeft mij afgelopen vrijdag nog een vragenlijst gestuurd over het reilen en zeilen met betrekking tot de OC van de Nissehoff. Geen idee waar ze dit voor nodig hebben, hier is verder niets schokkends uitgekomen want dit loopt allemaal naar tevredenheid.” En voorts: “De ouders dienen geen officiële klacht in. In hoeverre er onrust is bij de ouders, persoonlijk denk ik dat het meevalt”. De oudercommissie schetst hier dus beslist geen negatief beeld. Op 1 februari 2014 stapt de OC op. Houder respecteert dit. In het kader van informatievoorziening meldt houder dit op 3 februari 2014 aan de heer Brizzi van de GGD.
20 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Op 5 februari 2014 reageert hij per mail als volgt: “Bedankt voor je melding. Het bestaan van de oudercommissie heeft momenteel voor ons geen prioriteit”. Concreet verzoekt houder u alsnog assistent-leidinggevende X te horen. Contactgegevens kunt u opvragen bij houder. Onderzoeksopzet Blijkens blz. 3 van het concept rapport zijn onderzocht de domeinen: 1. Pedagogisch klimaat. 2. Personeel en groepen. 3. Veiligheid en gezondheid. 5. Ouderrecht. Blijkens uw rapport gaat het met name om het pedagogisch klimaat (1.). Daarop zal hieronder nader worden ingegaan. Eerst zal worden ingegaan op de domeinen personeel en groepen, veiligheid en gezondheid en ouderrecht (respectievelijk domeinen 2., 3. en 5.). Personeel en groepen (domein 2) Het domein persoon en groepen wordt uitgewerkt op blz. 12 van het concept rapport. De conclusie is dat er een discrepantie tussen planning en daadwerkelijke inzet van beroepskrachten is doch er zijn geen overtredingen op het gebied van de beroepskrachten-kindratio geconstateerd. Met andere woorden: er staan steeds voldoende beroepskrachten op de groepen. Veiligheid en gezondheid (domein 3) Dit punt wordt uitgewerkt op blz. 13 van het concept rapport. Er is een meldcode kindermishandeling. Houder hanteert die meldcode. Uit de bevindingen van het GGD rapport blijkt echter dat de beroepskrachten verzuimd hebben te handelen volgens de meldcode. Dit wordt houder als exploitant kennelijk aangerekend doch houder heeft er zelf alles aan gedaan om de meldcode kindermishandeling onder de aandacht te brengen van de beroepskrachten. Immers tijdens het interview tonen de beroepskrachten aan de inhoud van de meldcode te kennen. Zoals gezegd hebben zij evenwel niet conform die meldcode gehandeld.
21 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Voor wat betreft het vier-ogen-principe luidt de conclusie dat geen verwijt kan worden gemaakt aan houder, immers houder geeft invulling aan het vier-ogen-principe en er zijn volgens het rapport voldoende maatregelen getroffen om het werken met het vier-ogen-principe door middel van grote ramen in de groepen en glazen duren tussen de groepen/gangen te waarborgen. Voorts is het zo dat blijkens dat rapport door de bouwtechnische voorzieningen er te allen tijde zicht is op hetgeen er elders gebeurt. Terzake het domein veiligheid en gezondheid lijkt er aldus weinig aan de hand met dien verstande dat een bepaalde meldcode door de beroepskrachten niet goed is toegepast. Ouderrecht (domein 5) In de eerste plaats wordt geconcludeerd dat het e-mailadres van de oudercommissie dat bekend is bij de GGD volgens een lid van de oudercommissie niet toegankelijk zou zijn voor de oudercommissie. Dit is voor houder volstrekt onbekend. Hier zijn nimmer problemen en/of klachten over geweest. De oudercommissie heeft altijd goed gefunctioneerd en alle informatie gekregen waarom zij heeft verzocht. Voor wat betreft het aspect “klachten” is het volgens het pedagogisch beleidsplan van de Nissehoff zo dat een exemplaar van de klachtenregeling pas aan ouders wordt verstrekt na het indienen van een schriftelijke klacht. Dit zou niet afdoende zijn. Houder zou de klachtenregeling kennelijk direct bij intake aan de ouders ter hand moeten stellen. Dit is helaas niet gebeurd. Indien eerder opgemerkt zou houder conform de aanbeveling hebben gewerkt door de klachtenregeling direct ter hand te stellen. Overigens merkt houder op dat de klachtenprocedure in het beleidsplan staat, welk beleidsplan op de website van De Nissehoff staat, aldus is via de website de klachtenprocedure kenbaar. Op de website staat ook de melding kindermishandeling en de procedure daarover vermeld. In dit verband merkt houder op dat over dit aspect eerder door de GGD geen opmerkingen zijn gemaakt. Conclusie : Voor wat betreft de domeinen personeel en groepen, veiligheid en gezondheid alsmede ouderrecht (domeinen 2, 3 en 5) is gebleken van een enkele overtreding doch is op geen enkele wijze gebleken van ontoelaatbaar gedrag, laat staan gedrag dat enig negatief effect op de kinderen van de KDV en BSO zou kunnen hebben!
22 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Pedagogisch klimaat (domein 1) : Terzake dit domein zal in de eerste plaats worden ingegaan op de inspectiegeschiedenis (blz. 3) concept rapport. Nogmaals wordt opgemerkt dat uit de inspectierapporten van de periode 16 januari 2009 tot en met 4 december 2013 nimmer is gebleken van ontoelaatbaar gedrag van de houder in welke vorm dan ook. Op 23 januari 2014 wordt gemeld dat er twee klachten zijn. Deze klachten zien evenwel op één en hetzelfde incident, namelijk het hierboven geschetste incident met het kind dat overstuur werd aangetroffen bij de wipkip. Het incident is gemeld bij zowel GGD als Gemeente Venray. Tijdens een extra controleonderzoek (bezoek) op 3 februari 2014 worden 13 punten gerapporteerd. Houder merkt daarover het volgende op: Ad 1 Geen opmerkingen. Ad 2 Er was wel een formeel leidinggevende op de werkvloer, namelijk de hierboven aangegeven mevrouw X (assistent-leidinggevende). Zij was assistent-leidinggevende sinds 4 maanden. Zij was aangetrokken opdat houder zich meer met “kantoorwerk” bezig zou kunnen houden en de assistent leidinggevende, die zoals gezegd zelf een kinderdagverblijf heeft geleid, leiding zou geven op de werkvloer. Dat gebeurde feitelijk ook. Ad 3 Juist is dat er geen oudercommissie meer was. Zoals hierboven aangegeven heeft de GGD aangegeven daaraan geen prioriteit te geven. Zou dat wel zo zijn en had de GGD aangegeven dat dit wel prioriteit had dan had houder een nieuwe oudercommissie in kunnen stellen al dan niet een interim oudercommissie. Ad 4 Onduidelijk is wat hier bedoeld wordt. Zoals gezegd was er een slechte verhouding tussen een aantal beroepskrachten en houder. Van intimidatie is zeker geen sprake geweest. Houder heeft beroepskrachten wel verzocht rust te bewaren en geen contact op te nemen met de media. In dat verband wijst houder erop dat, in het kader van privacy, in de arbeidscontracten staat opgenomen dat de beroepskrachten een geheimhoudingsplicht hebben. Houder wijst overigens op de volgende 23 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
e-mails van een van de beroepskrachten aan de overige beroepskrachten. De e-mails zijn in te zien bij houder: “Hoi dames, Ik ben ook trots op ons allemaal. Wij hebben het allemaal heel netjes gedaan naar buiten toe. En …top. Met … op t.v. heel netjes! En de zorg voor de kids en het vertrouwen naar de ouders is het allerbelangrijkste nu. Dat wij allemaal helemaal niet blij zijn met deze situatie lijkt niet iedereen te snappen….. Helaas, we kunnen er nu alleen maar voor de kids, ouders en elkaar zijn.” En voorts in een mail van diezelfde datum: “Ik ben het helemaal met je eens. Maar jij was gister echt een topper! Ik vind dat je het echt supergoed hebt gedaan op t.v.!”. En voorts (in weer een andere mail): “Ik wil jullie zeggen dat ik ontzettend trots ben op jullie allemaal! Ik vind echt dat wij een goed team zijn en goed voor de kinderen zorgen!” De beroepskrachten zelf zijn aldus klaarblijkelijk van mening hun werk naar behoren te verrichten en nog steeds te kunnen verrichten. Ad 5 Er is mailwisseling geweest tussen houder en beroepskrachten doch met name om de ontstane situatie onder controle te houden en juist om escalatie te voorkomen. In de mailwisseling zijdens houder is geen onvertogen woord gevallen. Ad 6 Houder heeft de beroepskrachten verzocht niet met de media te spreken. Houder heeft enerzijds willen wijzen op de geheimhoudingsplicht en anderzijds heeft houder wel de vooruitzichten voor De Nissehoff aan de orde willen stellen. Ad 7 Houder heeft geen bijeenkomst in het vooruitzicht gesteld waarin aan de orde zou komen welke beroepskracht wat zou hebben gezegd. Houder wilde in de bijeenkomst de stand van zaken uiteen zetten. Ad 8 Gesuggereerd wordt dat beroepskrachten in contact komen met houder. Dit is onjuist. Na de gerezen problemen heeft houder zich teruggetrokken in haar woning. Deze is fysiek volledig 24 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
gescheiden van het KDV en de BSO. Zij heeft geen contact gezocht met beroepskrachten. Een beroepskracht is zelf – spontaan en ongevraagd – geld komen brengen aan de voordeur. Houder heeft de deur opengedaan en het geld aangenomen. Van reële angst kan geen sprake zijn geweest. Ad 9 De uitdrukking “pislink” is onjuist. De assistent-leidinggevende heeft aangegeven dat houder teleurgesteld en boos is. Ad 10 Dat onzekerheid onder de beroepskrachten zou toenemen blijkt nu niet bepaald uit de hierboven geciteerde mails. Ad 11 Juist is dat vier kinderen zijn afgemeld. Het is overigens in deze tijd volstrekt niet ongebruikelijk dat kinderen (tussentijds) worden afgemeld (vaak om financiële redenen). Ad 12 Houder kan erkennen wel eens kortaf te zijn geweest tegen de beroepskrachten. Voorts is het zo dat indien houder onregelmatigheden constateerde in de werkwijze van de beroepskrachten, zij de beroepskrachten daarop aansprak. Voorts is het zo dat houder, zoals zij dat zelf zegt, regelmatig de politiepet op heeft omdat enkele beroepskrachten niet in staat zijn gebleken de orde te handhaven of op pedagogisch gebied moeten worden bijgesteld. Houder diende dan te hulp te schieten om de orde te herstellen en/of aanwijzingen te geven. Ad 13 Er is veel media-aandacht geweest. Houder heeft ervoor gekozen de media niet te woord te staan. Hieronder zal worden ingegaan op de klachtengeschiedenis. Klachtengeschiedenis Er wordt gesproken over ouders die kinderen weghalen in verband met het vermoeden van slaan en/of duwen. Het zou gaan om incidenten op 18 december 2013 en 7 januari 2014. Het gaat hier echter om één en hetzelfde incident. Het hierboven genoemde incident met het kind dat overstuur was bij de wipkip. Nogmaals: van ontoelaatbaar gedrag in de zin van slaan en/of duwen is objectief op geen enkele wijze gebleken.
25 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Klachtengeschiedenis na incidenteel onderzoek op 23-1-2014 Houder zal hieronder ingaan op de klachtengeschiedenis na het incidenteel onderzoek op 23 januari 2014 zoals beschreven op blz. 4 en 5 van het concept-rapport. In de eerste plaats wordt op 24 januari 2014 kennelijk door een beroepskracht geklaagd over een incident dat 6 weken eerder (!) heeft plaatsgevonden. Voor zover houder zich kan herinneren, was hier het volgende aan de orde. Een beroepskracht meldde dat een kind een ander kind in de neus had geknepen. Daarop heeft houder het betreffende kind ook in de neus geknepen en aangegeven dat indien hij dat niet fijn vindt, hij dat ook niet bij andere kinderen dient te doen. Tussen de beroepskracht en houder hebben daarover verschillende gesprekken plaatsgevonden. Het aspect is uitgepraat met de betreffende beroepskracht. In ieder geval is het niet zo dat sprake is geweest van dreigen, schreeuwen, schudden en/of in de stoel drukken van het betreffende kind. Daarvan is beslist geen sprake geweest. In de tweede plaats zou een beroepskracht advies hebben gevraagd. Dit ziet op het volgende. Een van de hierboven genoemde incidenten betreft kinderen die zouden hebben aangegeven dat houder hen “billenkoek” zou hebben gegeven. Houder heeft dit later in bijzijn van twee beroepskrachten en een stagiaire aan de kinderen gevraagd en met hen besproken. Uit dat gesprek kwam naar voren dat er in feite niets was gebeurd. Houder heeft een verslag gemaakt. Zij heeft slechts een beroepskracht gevraagd mede te ondertekenen omdat deze aanwezig was geweest bij het gesprek. Het staat de beroepskracht vervolgens vanzelfsprekend vrij na te vragen of ze verplicht is dat verslag mede te ondertekenen. Met name stelde de beroepskracht zich op het standpunt dat zij niet bij het gehele gesprek aanwezig was geweest. In de visie van houder (en de andere beroepskracht en stagiaire) was dat wel zo. De melding door houder zelf van 3 februari 2014 betreft de kinderen van het ouderpaar dat in de oudercommissie zat. Omdat zij zijn opgestapt, hebben zij ook hun kinderen van het kinderdagverblijf afgehaald. Daaraan lag niet ten grondslag ontoelaatbaar gedrag jegens die kinderen. Verder zou een ouder op 3 februari 2014 hebben gemeld dat haar kind ook slachtoffer zou zijn van knijpen en slaan door de houder. Hiervan is aan houder niets gemeld. De betreffende ouder heeft het nooit bij haar gemeld, de beroepskrachten hebben het niet bij haar gemeld en de oudercommissie evenmin. Voorts klaagt een beroepskracht op 3 februari 2014 over een uit de hand gelopen vergadering in augustus 2013. Ook hier de opmerking dat eerst bijna 6 maanden na dato een incident wordt gemeld (!). Er is wel sprake geweest van een woordenwisseling tussen houder en één of meer beroepskrachten. Houder heeft niemand verbaal bedreigt en/of fysiek de toegang versperd. 26 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Beroepskracht X kan dat bevestigen. Overigens gaat het hier om een vergadering waarbij houder en de beroepskrachten aanwezig waren. Hier waren geen kinderen aanwezig. Op 4 februari 2014 klaagt een beroepskracht anoniem over het feit dat zij zich geïntimideerd voelt door houder naar aanleiding van een ontvangen mail. Van objectieve intimidatie is volstrekt geen sprake. Houder heeft na 30 januari jl. uitsluitend per e-mail gecommuniceerd om de gemoederen te bedaren. Juist om contact te vermijden en de rust weder te laten keren. Er was geen enkele aanleiding voor de beroepskracht om zich geïntimideerd te voelen. Op 4 februari 2014 wordt ook geklaagd door een ouder die een signaal neerlegt over ontoelaatbaar gedrag van de houder. De houder zou hardhandig een kind hebben aangepakt en hebben geknepen. Zonder naam van een kind, datum en/of situatie kan zij hier niet op reageren. In ieder geval betwist zij dat ze ontoelaatbaar gedrag zou hebben vertoond tegen welk kind dan ook. Op 5 februari 2014 meldt de Gemeente dat de situatie escaleert. Houder vindt het onbegrijpelijk dat de gemeente dit meldt. Er zou sprake zijn van verbaal geweld en intimidatie. Dit was en is volstrekt niet aan de orde. Kortom: uit de klachten blijkt van een slechte verhouding tussen houder en een aantal beroepskrachten. Uit geen enkele klacht blijkt evenwel van objectief ontoelaatbaar gedrag van houder jegens welk kind dan ook. Voortgang Op blz. 5 van het concept rapport wordt de voortgang besproken. In de visie van houder zelf heeft zij een goed en open gesprek gevoerd met de twee medewerkers van de GGD. Juist is dat de houder heeft aangegeven dat er in haar leven sprake is van veel ups en downs. Juist is voorts dat zij temperamentvol is en corrigerend kan optreden. Ook in dit gesprek is evenwel niet gebleken van ontoelaatbaar gedrag jegens welk kind dan ook. Zoals in het rapport staat betwist houder iedere beschuldiging met betrekking tot slaan van kinderen. Houder heeft expliciet niet aangegeven althans is dit uit de context gehaald, dat zij kinderen heeft geduwd. Het is wel eens zo dat kinderen aan de arm worden genomen. Van hardhandig duwen is nimmer sprake geweest. Houder heeft evenmin gesteld danwel is dit uit de context gehaald, dat kinderen bang voor haar zijn. Het tegendeel is waar. Houder kan opmerken dat op de babygroepen baby’s wel eens schrikken van een persoon die zij niet vaak zien. Houder zagen zij niet vaak omdat houder vrijwel uitsluitend werkzaam was op de BSO. Bij jonge kinderen kan ook sprake zijn van een eenkennigheidsfase. Dat kinderen schrikken of afwijzend reageren, doet zich dan voor bij meerdere personen en niet uitsluitend bij houder. 27 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Houder heeft het (financieel) moeilijk. Er is niet gebleken van onkunde aan haar zijde. Er is ook niet – sec – gebleken van onkunde bij de beroepskrachten. Houder merkt hierbij uitdrukkelijk op dat de sfeer en de onderlinge verhoudingen juist aanzienlijk waren verbeterd doordat houder een assistent-leidinggevende, voormelde mevrouw X, heeft ingeschakeld ter vervanging van houder. Op zichzelf zouden de gemoederen al bedaard zijn indien houder thuis zou blijven en zich bezig zou houden met administratieve werkzaamheden en de beroepskrachten zich bezig houden met de kinderen bij het KDV en de BSO waarbij voornoemde mevrouw X verder werkzaam kan zijn als leidinggevende.
Advies aan College van B&W Op blz. 5 wordt in het concept rapport gesteld dat sprake is van een onveilig opvangklimaat waardoor emotionele veiligheid van kinderen ernstig in het geding komt. Met alle respect: deze conclusie wordt niet gedragen door de feiten. Wat naar voren komt is, nogmaals gesteld, een vertroebelde verhouding tussen houder en een aantal beroepskrachten. Dit heeft op zichzelf geen enkele invloed op het welzijn van de kinderen. Constateringen Op blz. 8 van het concept rapport staan de constateringen in de pedagogische praktijk. Feiten worden niet juist weergegeven danwel uit de context gehaald. De conclusies worden niet gedragen door de feiten. Niet gebleken is dat de sociaal-emotionele veiligheid van de kinderen niet wordt gewaarborgd. Kinderen zijn niet bang voor de houder. Zij heeft dit ook niet beaamd. Houder kan zich wel voorstellen dat kinderen onder de indruk zijn indien zij in een groep waarbij de orde volkomen is verstoord, de rust moet herstellen. Houder ziet zelf dat zij hierin een soort “nanny-achtige” taak heeft omdat op momenten de beroepskrachten zelf kennelijk niet in staat zijn de rust en orde te bewaren. Er is aldus eerder sprake van een probleem in personele sfeer dan een probleem met kinderen, dat wil zeggen problemen tussen houder en een aantal beroepskrachten en geen problemen tussen houder en kinderen. Houder merkt hierbij nogmaals op dat de laatste tijd de sfeer aanzienlijk was verbeterd als gevolg van het inschakelen van een assistent-leidinggevende. Ook voorbeelden worden uit de context gehaald. Houder heeft inderdaad wel eens een kind vastgepakt en in de stoel gezet. Dat is iets anders dan in een stoel “gedrukt”.
28 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Houder erkent ook wel eens fel te hebben gereageerd maar nimmer een kind hardhandig te hebben geduwd. Houder spreekt inderdaad wel eens met stemverheffing en heeft inderdaad wel eens een negatieve houding ten opzichte van vijf beroepskrachten. Nimmer heeft zij een negatieve houding ten opzichte van de kinderen. Indien beroepskrachten aangeven dat de houder in de groep zorgt voor onrust, stress en angst is dit onjuist. Dit gevoel leeft zeker niet onder de kinderen. Juist is dat een telefoongesprek is gevoerd met één van de inspecteurs van de GGD. Houder liep weg van een groep en een aantal kinderen liepen achter haar aan. Houder heeft daarop inderdaad met harde stem gezegd dat ze aan het bellen was. Dat is geen ontoelaatbaar gedrag maar het tot de orde roepen van kinderen. Houder deelt dan ook niet de conclusie van de toezichthouders dat er sprake is van een onverantwoorde situatie met betrekking tot het waarborgen van de sociaal-emotionele veiligheid. Zelfs als het zo is dat het in de ogen van de toezichthouders niet verantwoord zou zijn geweest houder in deze gemoedstoestand in de kinderopvang te laten werken dan zou het advies moeten zijn houder gedurende enige tijd niet toe te laten tot het KDV en de BSO. Houder zou dan van huis uit kunnen werken. De beroepskrachten die blijkens de mails hierboven zichzelf goed in staat achten de kinderen te begeleiden zouden onder leiding van de assistent leidinggevende de situatie kunnen normaliseren. Terzake de opmerkingen over de persoonlijke competentie (blz. 9 concept rapport). Houder betwist dat zij schreeuwend en/of tierend door het kindcentrum loopt en/of met deuren gooit. Dit is zeker niet aan de orde van de dag. Met betrekking tot de sociale competentie (blz. 9 van het concept rapport) merkt houder het volgende op. Dat houder regelmatig corrigerend heeft moeten optreden op een, zoals gezegd, “nanny-achtige” wijze betekent niet dat er sprake is van negativiteit. Het is eerder zo dat een aantal beroepskrachten niet in staat zijn zelf orde te handhaven of moeten worden bijgestuurd. Voor wat betreft het aspect normen en waarden wordt verwezen naar al hetgeen hierboven is aangegeven. Er is geen angst bij de kinderen. Houder vertoont geen gedrag wat ongewenst en/of onverantwoord is. Corrigerend optreden indien kinderen grenzen overschrijden is niet ongewenst en/of onverantwoord.
29 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Steunbetuigingen Na de feitelijke sluiting door de Gemeente (woensdag 5 februari 2014) heeft houder onder ouders een inventarisatie gehouden. In dat kader heeft houder zeer veel steunbetuigingen van ouders gekregen. Deze mails zijn ter inzage voor de GGD. Hieronder zal worden geciteerd uit mails. In verband met privacy zullen wederom geen namen worden genoemd: Mail 9 februari 2014: “Graag gedaan, hoor! Wij zijn altijd heel blij geweest met de manier waarop jullie voor onze ….. gezorgd hebben. Wij hopen ook echt dat …… ook in de toekomst gewoon naar de Nissehoff kan blijven komen”. Mail 10 februari 2014: “Wij denken dat wij nog steeds ons kind naar de Nisshoff willen brengen. Wij zijn heel tevreden geweest van alle leidsters en het feit dat kinderen veel buiten zijn geweest”. Mail 9 februari 2014: “Gelukkig hebben onze kinderen met de Nissehoff geen vervelende ervaring”. Mail 9 februari 2014: “Wij zijn wel bereid om onze dochter …… weer aan de Nisshoff toe te vertrouwen. Voorzien de leidsters dezelfde blijven.” Mail 9 februari 2014: “We zouden het erg fijn vinden als we de omgeving en de mensen die voor haar zorgen zoveel mogelijk hetzelfde kunnen houden en zijn altijd erg tevreden geweest over de Nissehoff.” Mail 8 februari 2014: “Inmiddels zijn we op zoek naar een ander kinderdagverblijf maar we staan open om onze zoon weer terug te laten gaan naar de Nisshoff”. Mail 6 februari 2014: “Ik weet niet wat er allemaal is gebeurd, ik weet ook niet wie ik moet geloven en wat er nu wel of niet waar is, maar hoe dan ook onze meiden zijn altijd erg graag naar de Nissehoff gekomen en zij 30 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
hebben een hele fijne tijd bij jullie gehad. Zij vinden het echt heel erg dat zij niet meer kunnen komen spelen en ze missen iedereen nu al”. Mail 5 februari 2014: “Werken met kinderen moet tegenwoordig met een “wit zijden handschoentje”. Ouders hebben tegenwoordig zelf geen tijd en discipline meer om “kordaat” op te voeden, maar o wee……. Onze kinderen hebben in ieder geval een hele fijne tijd gehad. Ik zeg altijd dat ik dat als moeder zelf niet had kunnen waarmaken, vingerverven, knutselen, eindeloos puzzelen (X), wandelen, op tijd en uur gezond eten, samen spelen, samen delen en ga zo maar door”. Mail 2 februari 2014: “Wij willen echt benadrukken, zeker na de laatste paar dagen, dat wij altijd zo blij zijn geweest met de zorg die Anita (houder) en team aan X hebben gegeven en ook de hartelijkheid waarmee X is ontvangen deze maand. Het vertrouwen is niet veranderd alleen onze eigen situatie thuis. Wij hebben in gesprekken met jullie altijd het idee gehad dat jullie onze X echt kennen en goed inschatten. Dat zou met X niet anders geweest zijn” (de tweede X is een ander kind). Mail 31 januari 2014: “Heb net de uitzending gekeken op L1. Man man wat een opgeblazen toestand! Wij staan achter je! Blijf vertrouwen hebben in de toekomst!Als mensen goed geluisterd hebben weten ze dat het opgeblazen is! Sterkte! Zelfde ouder op 31 januari 2014: “Wij hebben nooit getwijfeld aan jullie kundigheid en oprechtheid naar de kinderen toe, onze jongens vonden het altijd helemaal super bij jullie! Ik wil je dan ook heel veel sterkte wensen en hoop het beste voor je. Stuur dit maar door naar de GGD!”. Nader toelichten Houder zou het bovenstaande graag nader toelichten. Aan houder is aangegeven dat een nadere toelichting niets zal veranderen aan het concept rapport. In dat geval is een nadere toelichting vanzelfsprekend zinloos. Het komt houder echter voor dat een nadere toelichting wel zinvol kan zijn.
31 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Conclusie Van ontoelaatbaar gedrag in de zin van slaan en/of hardhandig aanpakken van kinderen is geen sprake geweest. Er is wel sprake van een slechte verhouding tussen houder en een aantal beroepskrachten. Niet alle beroepskrachten, met name de assistent-leidinggevende zijn gehoord. Dit dient alsnog te gebeuren. Niet alle regels zijn nageleefd in de zin van klachtenregelingen en meldcodes. Dit had verbeterd kunnen worden doch heeft geen invloed op het welzijn van de kinderen. Er zijn inderdaad opzeggingen geweest, er zijn twee ouderparen die hun kinderen hebben weggehaald. Daartoe hebben die ouders het volstrekte recht. Dat betekent niet dat sprake is van ontoelaatbaar gedrag. Het enige dat houder heeft gedaan is dat zij – noodgedwongen – op een nanny-achtige wijze kinderen en/of groepen heeft moeten corrigeren, met name ook omdat beroepskrachten daartoe zelf niet in staat waren. Daarbij is wellicht sprake geweest van stemverheffing. Daarbij is wellicht ook sprake geweest van het vasthouden van kinderen en het begeleiden naar hun plaats. Dit heeft niet tot problemen geleid bij de kinderen. Wellicht vinden een aantal ouders en/of beroepskrachten deze aanpak te ouderwets. Wat hiervan zij: herhaald wordt dat nimmer sprake is geweest van grensoverschrijdend en/of ontoelaatbaar gedrag. Op geen enkele wijze is gebleken dat het welzijn van welk kind dan ook in het gedrang is geweest. Advies Namens houder verzoek ik u dan ook het advies te herzien in die zin dat u aangeeft dat wellicht een aantal maatregelen noodzakelijk zijn doch niet dat persé zware handhaving in de zin van sluiting van het KDV en/of de BSO noodzakelijk is. Zoals gezegd is houder bereid het bovenstaande nader toe te lichten. De hierboven geciteerde mails zijn ter inzage. Graag ontvangt houder zo spoedig mogelijk een afschrift van de definitieve rapporten. Zij verzoekt, zoals te doen gebruikelijk, deze zienswijze bij te voegen bij het rapport. Ook verzoekt zij een en ander aan haar toe te zenden alvorens deze rapporten openbaar te maken. In afwachting van uw berichten verblijf ik, hoogachtend,
mr. T.I.P. Jeltema
32 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Reactie toezichthouder n.a.v. ingediende zienswijze Naar aanleiding van de door de heer T.I.P. Jeltema, van TRC advocaten, namens u, mevrouw.G.J. Achten-Peeters, exploitante van kindercentrum “De Nissehoff” ingediende zienswijze van 19 februari 2014 en de op 6 maart 2014 gehouden hoorzitting, berichten wij u als volgt. Verloop procedure Op 5 februari 2014 is ons concept inspectierapport KDV aan u persoonlijk overhandigd en op 6 februari 2014 heeft u zowel het concept inspectierapport BSO als het concept inspectierapport KDV per e-mail ontvangen. Op 8 februari 2014 heeft u per e-mail aangegeven af te zien van informele recht op hoor/wederhoor en dat u een zienswijze wilt indienen welke u mondeling wenst toe te lichten. Op 19 februari 2014 ontvingen wij zienswijze van de heer T.I.P. Jeltema, van TRC advocaten, namens u. Op 6 maart 2014 heeft u uw zienswijze mondeling toegelicht. Het verslag van de hoorzitting treft u hierbij aan. Ontvankelijkheid Uw zienswijze is ingediend binnen veertien dagen na ontvangst en de zienswijze voldoet ook aan de overige door de Algemene wet bestuursrecht gestelde eisen, zodat uw zienswijze ontvankelijk is. Wettelijk kader Het indienen van een zienswijze wordt mogelijk gemaakt op basis van artikel 1.63 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (WKO). In het derde lid van dit artikel staat: “Alvorens het rapport vast te stellen, stelt de toezichthouder de houder in de gelegenheid van het ontwerprapport kennis te nemen en daarover zijn zienswijze kenbaar te maken. De toezichthouder vermeldt de zienswijze van de houder in een bijlage bij het rapport. Dit lid is niet van toepassing op een inspectierapport dat wordt opgesteld naar aanleiding van een onderzoek als bedoeld in artikel 1.62, vijfde lid.”. Wij zijn met u van mening dat als er zienswijze worden ingediend wij daar inhoudelijk naar moeten kijken, reden waarom wij u in de gelegenheid hebben gesteld tot het geven van een mondelinge toelichting. Korte inhoud zienswijze Als gronden van uw zienswijze voert u aan: 1. Persoonlijke omstandigheden: overlijden echtgenoot, daardoor een hoge werkdruk. 2. Teruglopende omzet waardoor de financiële exploitatie al enige tijd onder druk staat. 3. Er is nimmer sprake geweest van grensoverschrijdend en/of ontoelaatbaar gedrag. Op geen enkele wijze is gebleken dat het welzijn van welk kind dan ook in het gedrang is geweest. U geeft hierbij aan dat er geen sprake is van enige mishandeling (blijkens huidige en verleden inspecties, uit eigen onderzoek of jaarverslagen).Er is ook geen sprake geweest van 33 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
4.
5.
6.
7.
ontoelaatbaar gedrag in de zin van slaan, hardhandig duwen danwel enigerlei andere fysieke en/of geestelijke mishandeling. Dit staat ook niet in de rapporten. Er is sprake van een slechte verhouding is tussen u en een deel van de beroepskrachten. Een aantal beroepskrachten zouden niet in staat zijn orde en rust te bewaren in de groepen. U voert daarbij o.a. het volgende aan: - Er is sprake van een slechte verhouding tussen een aantal beroepskrachten en u. Van intimidatie is zeker geen sprake geweest. U heeft beroepskrachten wel verzocht rust te bewaren en geen contact op te nemen met de media. In dat verband wijst u erop dat, in het kader van privacy, in de arbeidscontracten staat opgenomen dat de beroepskrachten een geheimhoudingsplicht hebben. U wijst daarbij op verschillende e-mails. Daaruit blijkt ook dat er geen sprake is van onzekerheid onder de beroepskrachten. - Gesuggereerd wordt dat beroepskrachten in contact komen met u. Dit is onjuist. Na de gerezen problemen heeft u zich teruggetrokken in uw woning. Deze is fysiek volledig gescheiden van het KDV en de BSO. U heeft geen contact gezocht met beroepskrachten. Een beroepskracht is zelf – spontaan en ongevraagd – geld komen brengen aan de voordeur. U heeft de deur opengedaan en het geld aangenomen. Van reële angst kan geen sprake zijn geweest. - U erkent wel eens kortaf te zijn geweest tegen de beroepskrachten. Voorts is het zo dat indien u onregelmatigheden constateerde in de werkwijze van de beroepskrachten, u de beroepskrachten daarop aansprak. Voorts is het zo dat u regelmatig de politiepet op heeft omdat enkele beroepskrachten niet in staat zijn gebleken de orde te handhaven of op pedagogisch gebied moeten worden bijgesteld. U diende dan te hulp te schieten om de orde te herstellen en/of aanwijzingen te geven. Niet alle regels zijn nageleefd in de zin van klachtenregelingen en meldcodes. Dit had verbeterd kunnen worden doch heeft geen invloed op het welzijn van de kinderen. U voert daarbij o.a. het volgende aan: - Het was u niet bekend dat het e-mailadres van de oudercommissie niet toegankelijk zou zijn voor de oudercommissie. - U erkent dat u de klachtenregeling direct bij intake aan de ouders ter hand had moeten stellen. U betreurt dat dit niet is gebeurd. - U hanteert de meldcode. Uw beroepskrachten hebben verzuimd te handelen volgens de meldcode. U bent van mening dat dit u niet aangerekend mag worden. - Er was wel een formeel leidinggevende op de werkvloer, namelijk een assistentleidinggevende. - De conclusie is dat er een discrepantie tussen planning en daadwerkelijke inzet van beroepskrachten. Doch er zijn geen overtredingen op het gebied van de beroepskrachtenkindratio geconstateerd. Met andere woorden: er staan steeds voldoende beroepskrachten op de groepen. U heeft – noodgedwongen – op een “nanny-achtige wijze” kinderen en/of groepen moeten corrigeren, met name ook omdat beroepskrachten daartoe zelf niet in staat waren. Daarbij is wellicht sprake geweest van stemverheffing. Daarbij is wellicht ook sprake geweest van het vasthouden van kinderen en het begeleiden naar hun plaats. Dit heeft niet tot problemen geleid bij de kinderen. Wellicht vinden een aantal ouders en/of beroepskrachten deze aanpak te ouderwets. Wat hiervan zij: herhaald wordt dat nimmer sprake is geweest van grensoverschrijdend en/of ontoelaatbaar gedrag. Op geen enkele wijze is gebleken dat het welzijn van welk kind dan ook in het gedrang is geweest. U voert daarbij o.a. het volgende aan: - U kunt zich niet vinden in de uitdrukking “pislink”. De assistent-leidinggevende heeft aangegeven dat u teleurgesteld en boos bent. - Niet gebleken is dat de sociaal-emotionele veiligheid van de kinderen niet wordt gewaarborgd. Kinderen zijn niet bang voor u. U heeft dit ook niet beaamd. U kunt zich wel voorstellen dat kinderen onder de indruk zijn indien u in een groep waarbij de orde volkomen is verstoord, de rust moet herstellen. U ziet zelf dat u hierin een soort “nanny-achtige” taak heeft omdat op momenten de beroepskrachten zelf kennelijk niet in staat zijn de rust en orde te bewaren. U deelt dan ook niet de conclusie van de toezichthouders dat er sprake is van een onverantwoorde situatie met betrekking tot het waarborgen van de sociaal-emotionele veiligheid. - U betwist dat u schreeuwend en/of tierend door het kindcentrum loopt en/of met deuren gooit. Dit is zeker niet aan de orde van de dag. U bent, in verband met beroepskracht-kind ratio en vier-ogenbeleid nimmer alleen aanwezig op een groep. U geeft invulling aan het vier-ogen-principe en er zijn volgens het rapport voldoende maatregelen getroffen om het werken met het vier-ogen-principe door middel van grote ramen in de groepen en glazen duren tussen de groepen/gangen te waarborgen. Voorts 34 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
is het zo dat blijkens dat rapport door de bouwtechnische voorzieningen er te allen tijde zicht is op hetgeen er elders gebeurt. 8. In het concept rapport staat ten onrechte dat in de BSO op Wichtelland 12 kinderen aanwezig zijn. Dit moet zijn 8 kinderen. De verhouding is dus niet 20 (Regenboogland) en 12 (Wichtelland), doch 20 (Regenboogland) en 8 (Wichtelland). 9. U reageert inhoudelijk op de incidenten en meldingen in de navolgende zin: Bij u zijn twee meldingen bekend. Voor de volledigheid worden alle incidenten hierin opgenomen. incident 1: Een kind van 3 jaar dat door de vader bij het ophalen overstuur werd aangetroffen bij de wipkip. U stelt dat het kind overstuur was omdat een ander kind zou zijn voorgedrongen. Later geven de ouders van het kind aan dat het kind aangeeft dat u haar pijn heeft gedaan en/of bang zou zijn voor de u. Ondanks gesprekken besluiten de ouders het betreffende kind van het kinderdagverblijf te halen. Incident 2: Een ouderpaar van twee kinderen (respectievelijk 3 en 4 jaarhalen hun kinderen van het kinderdagverblijf en geven in een gesprek aan dat de kinderen hebben aangegeven dat u de kinderen “billenkoek” zou hebben gegeven, nadat u de kinderen had ondervraagd naar aanleiding van de eerste melding over een ander kind. U stelt dat dit beslist niet is gebeurd. U stelt dan ook dat op geen enkele wijze vast is komen te staan dat er sprake is geweest van ontoelaatbaar gedrag. Incident 3: Een beroepskracht meldde dat een kind een ander kind in de neus had geknepen. Daarop heeft u het betreffende kind ook in de neus geknepen en aangegeven dat indien hij dat niet fijn vindt, hij dat ook niet bij andere kinderen dient te doen. Tussen de beroepskracht en u hebben daarover verschillende gesprekken plaatsgevonden. Het aspect is uitgepraat met de betreffende beroepskracht. In ieder geval is het niet zo dat sprake is geweest van dreigen, schreeuwen, schudden en/of in de stoel drukken van het betreffende kind. Daarvan is beslist geen sprake geweest. Er is bij u niets bekend over incident 4: Een ouder zou op 3 februari 2014 hebben gemeld dat haar kind ook slachtoffer zou zijn van knijpen en slaan door u. De beroepskrachten hebben het niet bij u gemeld en de oudercommissie evenmin. Over Incident 5: de klacht van een beroepskracht, over een op 3 februari 2014 uit de hand gelopen vergadering in augustus 2013. Geeft u aan dat er wel sprake is geweest van een woordenwisseling tussen u en één of meer beroepskrachten. U heeft niemand verbaal bedreigd en/of fysiek de toegang versperd. Er is een beroepskracht die dat kan bevestigen. Hier waren geen kinderen bij aanwezig. Incident 6: Op 4 februari 2014 klaagt een beroepskracht anoniem over het feit dat zij zich geïntimideerd voelt door u naar aanleiding van een ontvangen mail. U bent van mening dat er van objectieve intimidatie volstrekt geen sprake is. U heeft na 30 januari jl. uitsluitend per email gecommuniceerd om de gemoederen te bedaren. Juist om contact te vermijden en de rust weder te laten keren. Er was geen enkele aanleiding voor de beroepskracht om zich geïntimideerd te voelen. Incident 7: Op 4 februari 2014 wordt ook geklaagd door een ouder die een signaal neerlegt over ontoelaatbaar gedrag van u. U zou hardhandig een kind hebben aangepakt en hebben geknepen. Zonder naam van een kind, datum en/of situatie kunt u hier niet op reageren. In ieder geval betwist u dat u ontoelaatbaar gedrag zou hebben vertoond tegen welk kind dan ook. Kortom: uit de klachten blijkt van een slechte verhouding tussen u en een aantal beroepskrachten. Uit geen enkele klacht blijkt evenwel van objectief ontoelaatbaar gedrag van u jegens welk kind dan ook. 10. Er is ten onrechte niet gesproken met uw assistent leidinggevende. In zoverre is onjuist dat in het GGD rapport wordt gesteld dat alle beroepskrachten zijn gehoord. U verzoekt ons om alsnog de assistent leidinggevende te horen. 11. De oudercommissie schetst geen negatief beeld. 12. U kunt zich niet vinden in de melding op 5 februari 2014 van de Gemeente dat de situatie escaleert. Er zou sprake zijn van verbaal geweld en intimidatie. Dit was en is volstrekt niet aan de orde. 35 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
Op 6 maart 2014 is er een hoorzitting gehouden waarbij door u een toelichting gegeven is op bovenstaande punten. Het verslag van deze hoorzitting is bijgevoegd. Tijdens deze hoorzitting is als extra het navolgende punt naar voren gekomen: 13. Op 3 februari 2014 heeft u tijdens een hoorzitting bij de Gemeente Venray vernomen dat de Gemeente Venray reeds over het concept rapport beschikte, terwijl zij pas op 6 februari het concept heeft ontvangen. Hierna bespreken wij uw zienswijze. Beoordeling zienswijze 1. U stelt dat er sprake is van bijzonder persoonlijke omstandigheden. Naar ons oordeel zijn die in deze casus niet relevant. Wij betwisten deze niet maar zien geen reden om daar extra rekening mee te houden. Van u als professional mag verwacht worden dat deze omstandigheden geen gevolgen hebben op uw functioneren en het functioneren van uw kinderdagverblijf. Uw zienswijze op dit punt geeft dan ook geen aanleiding tot aanpassing van ons rapport. 2. Voorts stelt u dat de financiële exploitatie al enige tijd onder druk staat. Wij betwisten dit niet, maar zien geen reden om daar extra rekening mee te houden. Uw zienswijze op dit punt geeft dan ook geen aanleiding tot aanpassing van ons rapport. 3. Voorts stelt u dat er nimmer sprake is geweest van grensoverschrijdend en/of ontoelaatbaar gedrag. Naar ons oordeel zijn de door ons naar voren gebrachte incidenten dusdanig ernstig van aard dat hier wel sprake van is geweest. Uw zienswijze op dit punt geeft dan ook geen aanleiding tot aanpassing van ons rapport. 4. Voorts stelt u dat er is sprake van een slechte verhouding is tussen u en een deel van de beroepskrachten. Tijdens de hoorzitting heeft u aangegeven dat u met 5 beroepskrachten onenigheid heeft. Wij delen uw constatering dat er sprake is van een slechte werkverhouding. Wij zijn echter van mening dat u als houder eindverantwoordelijk bent en kan en mag u zich niet achter slechte verhoudingen verschuilen. Het is juist uw taak om daar actie op te ondernemen. Uw zienswijze op dit punt geeft dan ook geen aanleiding tot aanpassing van ons rapport. 5. Voorts stelt u dat het niet naleven van alle regels in de zin van o.a. klachtenregelingen en meldcodes verbeterd had kunnen worden maar dat dit geen invloed heeft gehad op het welzijn van de kinderen. Naar ons oordeel is het niet naleven van regels u aan te rekenen, zo ook het niet rapporteren van uw beroepskrachten. U bent eindverantwoordelijke en dient daar op toe te zien, niet alleen maar aanwijzingen geven. Dat dit geen gevolgen zou hebben op het welzijn van de kinderen is voor deze constateringen niet relevant. Uw zienswijze op dit punt geeft dan ook geen aanleiding tot aanpassing van ons rapport. 6. Voorts stelt u dat noodgedwongen op een “nanny-achtige wijze” kinderen en/of groepen heeft moeten corrigeren, met name ook omdat beroepskrachten daartoe zelf niet in staat waren. Naar ons oordeel hebben wij een ander beeld van uw optreden gekregen. Wij zijn van mening dat wij voldoende informatie hebben gekregen om tot een andere conclusie te komen. Uw zienswijze op dit punt geeft dan ook geen aanleiding tot aanpassing van ons rapport. 7. Voorts stelt u dat u voldoende invulling heeft gegeven aan het vier-ogen-principe. Naar ons oordeel zijn de door u geschetste maatregelen voldoende om aan dit principe te voldoen. Uw zienswijze op dit punt geeft dan ook geen aanleiding tot aanpassing van ons rapport. 8. Voorts stelt u dat in het concept rapport staat ten onrechte dat in de BSO op Wichtelland 12 kinderen aanwezig zijn. Dit moet zijn 8 kinderen. De verhouding is dus niet 20 (Regenboogland) en 12 (Wichtelland), doch 20 (Regenboogland) en 8 (Wichtelland). Naar ons oordeel zijn de door u aangeleverde cijfers correct. Deze ingediende zienswijze geeft dan ook aanleiding tot aanpassing van het rapport en wel in de volgende zin: Op pagina 3 van 17 komt onder Beschouwing te staan: De Nissehoff biedt opvang aan voor kinderen van 0-13 jaar verdeeld over een kinderdagverblijf en een buitenschoolse opvang. De houder exploiteert één kindercentrum vanaf 2000. De Nissehoff is een kindercentrum op antroposofische grondslag. Bij De Nissehoff zijn vier groepen 36 van 39 Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY
9.
10.
11.
12.
13.
dagopvang en twee groepen voor buitenschoolse opvang. Regenboogland bso: twee groepen van 20 en 8 kinderen. Voorts reageert u inhoudelijk op de incidenten en meldingen. Het verweer dat u voert op de aangehaalde incidenten geven voor ons geen aanleiding om nader onderzoek te verrichten of zaken aan te passen. Uw zienswijze op deze incidenten geeft dan ook geen aanleiding tot aanpassing van ons rapport. Voorts stelt u dat er ten onrechte niet gesproken is met uw assistent leidinggevende ondanks het feit dat deze bij beide inspecties niet aanwezig was. Naar ons oordeel hebben wij voldoende mensen gesproken om een duidelijk beeld te krijgen van de situatie rondom uw kinderdagverblijf. Zeker gezien de korte tijd dat uw assistent leidinggevende bij u werkzaam is sterkt ons in de overtuiging dat deze geen toegevoegde waarde zou kunnen leveren, anders dan wellicht bevestiging van uw mening en deze is duidelijk in uw zienswijze uiteengezet. Uw zienswijze op dit punt geeft dan ook geen aanleiding tot aanpassing van ons rapport. Voorts stelt u dat de oudercommissie geen negatief beeld schetst. Naar ons oordeel hebben de acties van de oudercommissie een duidelijk negatief beeld geschetst. Er is door ons ook regelmatig gesproken met leden van de oudercommissie die een bijzonder negatief beeld schetsten. Uw zienswijze op dit punt geeft dan ook geen aanleiding tot aanpassing van ons rapport. Voorts stelt u dat u zich niet kunt vinden in de melding op 5 februari 2014 van de Gemeente dat de situatie escaleert. Naar ons oordeel vallen uitlatingen van de Gemeente buiten ons en kunnen en willen wij daar geen oordeel over geven. Uw zienswijze op dit punt geeft dan ook geen aanleiding tot aanpassing van ons rapport. Tijdens de hoorzitting op 6 maart 2014 heeft u verder nog aangegeven dat u van de Gemeente Venray op 3 februari 2014 heeft vernomen dat de Gemeente Venray reeds over het concept rapport beschikte, terwijl u pas op 6 februari het concept heeft ontvangen. De Gemeente Venray heeft ons op 30 januari 2014 telefonisch verzocht om feitelijke informatie over de situatie. Wij hebben daarop ons werkdocument verzonden. Daarbij is nadrukkelijk vermeld dat er nog geen sprake was van een definitieve concept rapport laat staan het definitieve rapport. Het verzenden van deze informatie heeft niet geleid tot een reactie van de gemeente Venray. Op geen enkele wijze heeft dit geleid tot aanpassing van het rapport. Wij betreuren dat op deze manier met onze informatie is omgegaan en zullen ons intern beraden over onze wijze van informeren hierover. Uw zienswijze op dit punt geeft echter geen aanleiding tot aanpassing van ons rapport.
Beslissing In afwijking van ons concept rapport 6 en 7 februari 2014 passen wij het aantal kinderen aan die aanwezig mogen zijn zoals door u gesteld. Wij handhaving ons advies: Zware handhaving inzetten op basis van domein 1 Pedagogisch klimaat; (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) én (art 1.49 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen); domein 3 Veiligheid en gezondheid; (art 1.51a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) en domein 5 Ouderrecht; (art 1.60 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen). Hoogachtend Namens het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio Limburg-Noord
Manager Gezondheid H. Marell 37 van 39
Definitief inspectierapport BSO incidenteel onderzoek 23-01-2014 / Extra controle onderzoek 03-02-2014 De Nissehoff te VENRAY