Het belang van facilitatief werken en kwaliteit van scheidingsregelingen voor de levenskwaliteit van ex-gehuwden Auteur: Rachid Baitar i.s.m. Prof P. Rober en Prof. A. Buysse
Onderzoeksvraag In deze studie willen we verder bouwen op onze eerste analyses, uitgevoerd in de factsheet over ‘De verschillen tussen advocaten en bemiddelaars en het belang van facilitatief werken voor de kwaliteit van scheidingsregelingen’ (verder factsheet 1 genoemd). Hieruit bleek dat ‘wie de professional is’ (met name advocaat of bemiddelaar) en ‘wat er gebeurt tijdens samenkomsten met een professional, met name de mate van facilitatief werken’, samenhangt met de kwaliteit van regelingen van ex-gehuwden. Dit hield concreet in dat wie voor zijn of haar echtscheiding samenkomsten had met een bemiddelaar, zijn of haar scheidingsregeling meer fair, duidelijk, op maat en volledig ervoer dan wie samenkomsten hield met een advocaat. Een ‘faire’ regeling werd hierbij omschreven als een regeling die eerlijk en niet in het voordeel is van slechts één van beide partners. ‘Op maat gemaakt’ betekent dan weer dat de regelingen aangepast zijn aan de specifieke situatie ter zake. Wanneer een regeling weinig discussies teweeg brengt spreken we van een concrete of ‘duidelijke’ regeling. Tot slot definieerden we als ‘volledig’ die regelingen die afspraken inhielden over alle relevante aspecten. Ook is de invloed van de mate van facilitatief werken op twee niveaus vastgesteld. Vooreerst is gekeken naar hoe belangengericht, informerend en processtructurerend de professional te werk ging. Vervolgens is de mate van facilitatief werken ook vastgesteld door de aandacht te richten op de persoonlijke kwaliteiten van de professional. Zo gaven de exgehuwden aan hoe empatisch, authentiek, aanvaardend of onpartijdig ze de professional ervaren hebben. Vertrekkende van het bovenstaande facilitatieve profiel gaven analyses in factsheet 1 aan dat wanneer de professional in kwestie meer informerend, belangengericht en processtructurerend te werk ging of meer empatisch, authentiek, aanvaardend of onpartijdig gepercipieerd werd, de ex-gehuwden inzake hun scheidingsregeling ook steeds een hogere kwaliteit rapporteerden. Deze resultaten zijn interessant gezien het IPOS project vertrekt van de theoretische basisveronderstelling dat het net deze kwaliteit van regelingen is die een invloed zal hebben op de kwaliteit van leven van gescheiden personen. We kunnen ons dus vervolgens afvragen of wat de professional doet (met name de mate van facilitatief werken) ook rechtstreeks dan wel onrechtstreeks via kwaliteit van regelingen de kwaliteit van leven zal
bepalen. Alvorens echter dieper in te gaan op deze veronderstellingen, moeten we eerst even stilstaan bij bevindingen uit bestaand onderzoek over levenskwaliteit en de hieruit vloeiende implicaties voor toekomstig onderzoek. Empirisch onderzoek Empirisch onderzoek naar het welbevinden en kwaliteit van leven na echtscheiding heeft een lange traditie. Zo is er onderzoek dat aantoont dat vrouwen na een echtscheiding financieel veel kwetsbaarder zijn dan mannen en dit ongeacht het aantal gezinsleden. Ander onderzoek wijst dan weer op een laag materieel welbevinden na echtscheiding als waargenomen door een hoger gebruik van drugs en alcohol bij gescheiden personen in vergelijking met gehuwden. Bovendien vertonen gescheiden personen ook meer psychische problemen dan niet-gescheiden personen gedurende de eerste twee jaar na de scheiding. Ze vertonen meer psychosomatische klachten en voelen zich meer ongelukkig. Het aantal contacten en de grootte van sociale netwerken nemen ook doorgaans af na een echtscheiding wat op zijn beurt dan weer negatief kan zijn voor het welbevinden. Deze eenzijdige focus op negatieve gevolgen die klassiek toegeschreven worden aan echtscheiding vertellen natuurlijk niet het volledige verhaal. Zo zal het beëindigen van een huwelijk dat gekenmerkt wordt door fysiek geweld en hoge conflicten wel gepaard gaan met een verhoogd gevoel van veiligheid en welbevinden. Ook het negatieve effect van een objectief verlaagd inkomen op welbevinden verdwijnt wanneer er gecontroleerd wordt voor een toegenomen subjectief gevoel van controle over inkomen. Verder is ook aangetoond dat negatieve effecten op emotioneel en psychisch welbevinden verdwijnen wanneer rekening gehouden wordt met kenmerken die reeds bestonden voor de echtscheiding. Kortom, de verschillende resultaten in bestaande studies nodigen uit om bij nieuw onderzoek met een aantal belangrijke aspecten rekening te houden. Ten eerste zal nieuw onderzoek verder moeten gaan dan het simplistische oorzaak (met name al dan niet echtscheiding) en gevolg denken. We weten immers dat kenmerken die voor de scheiding bestonden een sterke samenhang kunnen vertonen met het welbevinden na de scheiding. Aldus wordt het minder relevant om op één tijdstip gehuwden met exgehuwden te vergelijken, maar de focus te verschuiven naar wat zich afspeelt binnen specifieke groepen. Een tweede aandachtspunt is dan ook om beter te begrijpen wat er zich in het scheidingsproces afspeelt. We weten reeds dat de mate van conflict voor en tijdens de scheiding een belangrijke rol heeft voor het welbevinden. De aandacht binnen nieuw onderzoek verschuift dan ook naar hoe het regelen van deze conflicten een invloed kan hebben op het welbevinden van personen in echtscheiding. Ex-partners die samenkomsten hebben met advocaten worden hiertoe vaak vergeleken met ex-partners die de scheiding regelen via bemiddeling. Uit een eerdere analyse weten we bovendien dat het zeer relevant is om in dergelijke studies rekening te houden met hoe een bepaalde professional te werk gaat. Het is immers te eenvoudig om ervan uit te gaan dat bemiddelaars steeds meer facilitatief te werk zullen gaan en advocaten per definitie niet-facilitatief tussenkomen (zie factsheet 1 voor bespreking). Toekomstig onderzoek moet ten slotte ook concreet specificeren wat bedoeld wordt met welbevinden of levenskwaliteit. Uit een overzicht van scheidingsonderzoek blijkt immers dat verschillende onderzoekers het over verschillende dimensies hebben van levenskwaliteit. Zo heeft de ene het enkel over het financiële, terwijl de andere onderzoeker het psychisch en sociaal functioneren als uitgangspunt neemt voor het welbevinden na de echtscheiding. Dergelijke studies hebben zeker hun verdienste, maar zorgen voor een fragmentarisch inzicht in de levenskwaliteit na de echtscheiding. In het IPOS model is er bijgevolg gekozen om te werken met één construct dat deze verschillende dimensies zinvol integreert. Ex-
gehuwden krijgen de opdracht om te rapporteren hoe tevreden ze zijn over hun levenstandaard, gezondheid, emotioneel welzijn en persoonlijke relaties alsook hun gevoel van maatschappelijke integratie, veiligheid en productiviteit. Het IPOS-model Verder bouwend op bovengenoemde inzichten, vormt het IPOS model onze theoretische conceptualisatie van hoe verschillende variabelen over de tijd een invloed hebben op levenskwaliteit. Specifiek stelt het IPOS model dat vier soorten variabelen de levenskwaliteit rechtstreeks of onrechtstreeks mee zullen bepalen, namelijk (1) inputkenmerken, (2) trajectkenmerken, (3) kenmerken van de scheidingsregeling en (4) bredere contextuele kenmerken (zie figuur 1 voor een overzicht). Figuur 1: het IPOS-model
Context
Input
Traject
Regeling
levenskwaliteit
Het vertrekpunt voor dit model zijn de individuele kenmerken en ervaringen (inputkenmerken) die reeds bestonden voorafgaand aan de juridische scheiding. We rekenen hiertoe bijvoorbeeld het geslacht van de ex-gehuwde, conflictniveau tijdens het huwelijk en wie er de beslissing tot scheiding genomen heeft. Zo is het immers waarschijnlijk dat mannen met een hoog conflictueus huwelijk die niet zelf de beslissing om te scheiden genomen hebben, een andere samenhang met levenskwaliteit zullen hebben dan vrouwen in een weinig conflictueus huwelijk die gezamenlijk met de ex-partner de beslissing genomen hebben. Volgens het IPOS model zullen deze inputkenmerken een invloed uitoefenen op het traject. Met traject bedoelen we onder andere die kenmerken die overeenstemmen met de keuze van het traject (op basis van onderlinge toestemming of niet), de betrokken professional (bv. advocaat of bemiddelaar) en ook wat deze professional effectief in praktijk brengt (met name meer of minder facilitatief werken). Zo is het aannemelijk dat koppels met een gezamenlijke beslissing om te scheiden en weinig conflicten tijdens het huwelijk eerder voor bemiddeling zullen kiezen dan koppels zonder gezamenlijke scheidingsbeslissing met veel huwelijksconflicten. Deze trajectkenmerken zullen vervolgens de kenmerken van de scheidingsregeling bepalen. Zo weten we uit factsheet 1 bijvoorbeeld dat meer facilitatief werken door scheidingsprofessionals samenhangt met meer kwaliteit van regelingen. Het IPOS model stelt vervolgens dat het net deze voorgenoemde kenmerken van regelingen zijn die de meest proximale determinanten zijn voor de levenskwaliteit van personen in scheiding. Voor de volledigheid neemt het IPOS model ook de meer distale contextuele factoren op die een invloed kunnen hebben op alle betrokken elementen in het IPOS model. Zo spreekt het voor zich dat bijvoorbeeld het introduceren van nieuwe wetgeving inzake echtscheiding en de toenemende beschikbaarheid van bemiddeling de ervaringen en trajecten van scheidende personen kunnen beïnvloeden. Dit theoretisch model helpt ons om beter te begrijpen welke factoren de levenskwaliteit al dan niet bevorderen. In het bijzonder leggen we in deze studie de aandacht op de rol van facilitatief werken door de professional en kwaliteit van regelingen voor de levenskwaliteit
van ex-gehuwden. Onderzoeksvragen We onderzoeken in deze factsheet of facilitatief werken tijdens samenkomsten met een professional een invloed heeft op hoe gescheiden personen de kwaliteit van leven beleven. Concreet vragen we ons af … (1) of de mate van informerend, belangengericht en processtructurerend werken samenhangt met de gerapporteerde kwaliteit van leven na de echtscheiding en (2) of de mate van onpartijdigheid of authenticiteit, aanvaarding en empathie samenhangen met de gerapporteerde kwaliteit van leven na de echtscheiding Om deze relaties met kwaliteit van leven beter te kunnen onderzoeken, zullen we echter ook rekening moeten houden met een reeks andere kenmerken die deze relatie zouden kunnen beïnvloeden. In eerste instantie houden we rekening met de ervaren kwaliteit van regelingen. Het IPOS model stelt immers dat het net deze kwaliteit van regelingen is die de levenskwaliteit zal bepalen. Het wordt dus belangrijk om bij statistisch relevante invloeden van facilitatief werken op levenskwaliteit steeds na te gaan of het hier een rechtstreekse invloed betreft dan wel een onrechtstreekse invloed via kwaliteit van regelingen. Verder houden we in lijn met het IPOS model ook rekening met kenmerken die reeds bestonden voor de echtscheiding, namelijk het geslacht (zijn er verschillen in levenskwaliteit tussen mannen en vrouwen?), de kwaliteit van de huwelijksrelatie (hebben meer of minder conflicten tijdens het huwelijk een impact op de levenskwaliteit) en wie er beslist om te scheiden (is er een verschil als je zelf of de ex-partner of samen beslist hebt om te scheiden?). Ook houden we rekening met kenmerken die eigen zijn aan de doorlopen weg om te scheiden. Specifiek hielden we naast het type professional (namelijk advocaat of bemiddelaar) en zijn werkstijl (meer of minder facilitatief werken) ook rekening met de aard van de doorgelopen scheidingsprocedure. Koppels kunnen immers scheiden op basis van wederzijdse toestemming (zgn. EOT-procedure) of op basis van de onherstelbare ontwrichting (zgn. EOO-procedure). We voegen dus al deze variabelen toe in de statistische analyses om zeker te zijn dat de samenhang tussen facilitatief werken en kwaliteit van leven die we rapporteren niet door één of meerdere van deze laatste variabelen verklaard kan worden.
Beschrijving Project Het IPOS project beoogt scheidingstrajecten te optimaliseren met als doel de levenskwaliteit van gezinnen tijdens en na een scheiding te verhogen. Hiervoor worden gedurende vier jaar personen in scheiding, hun kinderen en scheidingsdeskundigen bevraagd en opgevolgd aan de hand van gestandaardiseerde vragenlijsten.
Steekproef Tussen 17 maart 2008 en 16 maart 2009 werd in de rechtbanken te Antwerpen, Mechelen, Gent en Kortrijk aan alle personen in scheiding via folders met antwoordkaarten gevraagd om deel te nemen aan het IPOS project. Van de 8896 kaarten kwamen er 3924 (44%) terug met bereidheid tot deelname, waarvan uiteindelijk 1850 (20,8%) volwassen de vragenlijst volledig invulden.
De IPOS vragenlijst bestond uit twee delen; een basisdeel dat iedereen invulde en een bijkomend, verdiepend deel over een bepaald topic, dat ad random aan de deelnemers werd toegewezen. Voor deze studie betekent dit concreet dat we de analyses ook splitsen in twee delen. Voor de eerste steekproef ligt de focus op de rol van de kenmerken belangengericht, informerend en processtructurerend werken door de professional. Voor een subset van deze personen evalueren we verder ook de rol van de grondhoudingen van de professional en met name hoe empatisch, aanvaardend en authentiek de professional enerzijds is alsook hoe onpartijdig de professional anderzijds is. Zoals besproken in de inleiding van deze factsheet is het verder belangrijk dat onderzoek gebruik maakt van eenduidige inclusiecriteria. De volwassenen in deze analyses betroffen bijgevolg enkel die personen die allen voldoen aan de vijf inclusiecriteria van deze studie, namelijk (1) ex-gehuwd(e) zijn, (2) vragenlijst volledig ingevuld hebben, (3) een scheidingsregeling bekomen hebben, (4) met behulp van een scheidingsprofessional, die (5) advocaat of bemiddelaar is. Dit resulteerde respectievelijk in data van 469 en 117 personen voor de statistische analyses. Tabel 1 (zie bijlage) geeft een overzicht van de voornaamste kenmerken van beide steekproeven in functie van echtscheiding op basis van onderlinge overeenstemming (EOT) en echtscheiding op basis van de onherstelbare ontwrichting (EOO).
Resultaten Deel 1: belangengericht, informerend en processtructurerend werken Steekproefomschrijving Deze steekproef bestaat uit 469 ex-gehuwden, waarvan 43.50% gescheiden mannen en 56.50 % gescheiden vrouwen. De gemiddelde leeftijd is 43.72 jaar, waarvan de oudste persoon een leeftijd van 76 jaar heeft en de jongste een leeftijd van 21 jaar. Verder is voor alle deelnemers de levenskwaliteit vastgesteld. We vroegen de ex-gehuwden om een score op te geven op een schaal van 0 (helemaal niet tevreden) tot 10 (helemaal tevreden) met betrekking tot hun materieel, fysiek, emotioneel en relationeel welzijn alsook ervaren maatschappelijke integratie, veiligheid en productiviteit. Wanneer we deze verschillende dimensies van levenskwaliteit samennemen, blijkt dat ex-gehuwden gemiddeld een score opgaven van 6.50. Dit is gemiddeld een punt lager dan de ‘gouden standaard’ van 7.50 die door internationaal onderzoek herhaaldelijk voor de algemene bevolking vastgesteld is. Dit betekent dus dat de deelnemers in deze studie hun levenskwaliteit als substantieel minder goed beleven dan de algemene bevolking. Voor een gedetailleerd cijferoverzicht verwijzen we naar Tabel 1 in de bijlage of naar de steekproefomschrijving van deel 1 in factsheet 1. Resultaten deel 1 Voor de analyses is gebruik gemaakt van een meervoudige lineaire regressie. We wilden hierbij nagaan wat het verband is tussen de gerapporteerde kwaliteit van leven enerzijds en facilitatief werken anderzijds. Met facilitatief werken doelen we hierbij enkel op de kenmerken belangengericht, informerend en processtructurerend werken. We controleren verder ook steeds voor de mogelijke invloed van andere variabelen. De statistische analyses geven aan dat de levenskwaliteit van ex-gehuwden niet rechtstreeks beïnvloed is door wie er de beslissing tot scheiding genomen heeft, noch door het doorlopen van een EOO dan wel een EOT-traject. Dit is dus vergelijkbaar met de resultaten voor kwaliteit van regelingen zoals besproken in factsheet 1. Verschillend is echter dat wat het conflictniveau was tijdens het huwelijk of wie de betrokken professional is
(namelijk advocaat of bemiddelaar) geen rechtstreekse samenhang vertoont met levenskwaliteit. We zien echter wel dat hoe hoger de kwaliteit van de scheidingsregeling ervaren wordt, hoe hoger de kwaliteit van leven gerapporteerd wordt. Deze bevinding is essentieel gezien we enerzijds uit factsheet 1 weten dat conflictniveau tijdens huwelijk en professionaltype wel een invloed hebben op kwaliteit van regeling, maar in deze analyses geen rechtstreeks effect hebben op kwaliteit van leven. Samengenomen betekent dit dus dat wie de professional is (advocaat of bemiddelaar) en hoe hoog het conflictniveau was tijdens het huwelijk wel relevant kan zijn voor de mate van levenskwaliteit, maar enkel door zijn invloed op de kwaliteit van scheidingsregelingen. Een belangrijke relatie is verder deze tussen geslacht en kwaliteit van leven. Zo zien we dat vrouwen die gescheiden zijn, een levenskwaliteit rapporteren die lager is dan die van gescheiden mannen. Een dergelijke relatie van gender wordt in internationaal onderzoek vaak teruggevonden. Klassiek wordt er dan gecontroleerd of dergelijke relaties niet een artefact zijn van iets anders. Zo is het immers geweten dat vrouwen het financieel veel moeilijker hebben dan mannen tijdens en onmiddellijk na de echtscheiding. We hebben dan ook bijkomende analyses uitgevoerd om na te gaan of dit verschil tussen mannen en vrouwen niet verklaard kan worden door een verschil in inkomen of werksituatie. Met inkomen bedoelen we het inkomen voor de scheiding en met werksituatie begrijpen we hier de werkstatus van de ex-gehuwd(e) dat kan variëren van geen werk, ongeschoolde arbeider, ... tot vrije beroepen. Zoals verwacht is het verschil in levenskwaliteit tussen mannen en vrouwen terug te voeren tot een verschil in socio-economische kenmerken (Tabel 2.B in bijlage). Tot slot is ook de rol van facilitatief werken voor levenskwaliteit onderzocht. De resultaten geven aan dat hoe meer de professional gepercipieerd wordt als iemand die informerend, belangengericht en processtructurerend tussenkomt, hoe hoger de levenskwaliteit van de ex-gehuwden is (Tabel 2.A). Dit is des te interessanter wanneer rekening gehouden wordt met het feit dat (1) facilitatief werken een invloed uitoefent op de kwaliteit van de scheidingsregeling (zie factsheet 1) en dat (2) deze analyses aangeven dat een hogere kwaliteit van regeling samengaat met een hogere levenskwaliteit. Volgens het IPOS model zullen immers trajectkenmerken (met name de mate van facilitatief werken) een invloed uitoefenen op de kwaliteit van scheidingsregeling en deze laatste zal op zijn beurt de levenskwaliteit bepalen. In een vervolganalyse zijn we derhalve nagegaan of de kwaliteit van regeling niet verantwoordelijk is voor de gevonden samenhang tussen facilitatief werken en levenskwaliteit. Hieruit bleek dat informerend, belangengericht en processtructurerend werken, onafhankelijk van de kwaliteit van scheidingsregeling, samenhangt met de levenskwaliteit. Kortom, facilitatief werken heeft een rechtstreekse invloed op de levenskwaliteit van ex-gehuwden (Tabel 2.A voor een overzicht). Deel 2: Onpartijdig en empathisch, aanvaardend en authentiek werken Steekproefomschrijving 2 De analyses inzake de persoonlijke kwaliteiten van de professional worden uitgevoerd op een subset van 24.95 % (n=117) van de eerder genoemde representatieve steekproef van 469 personen. Deze steekproef omvat 41.88 % mannen en 58.12 % vrouwen. De gemiddelde leeftijd is 44.58 jaar, waarvan de jongste persoon 25 jaar is en de oudste persoon 67 jaar. Voor deze deelnemers betrof de levenskwaliteit gemiddeld 6.80 op een 11punten schaal met 0 helemaal niet tevreden en 10 helemaal tevreden. Deze score is vergelijkbaar met de gemiddelde levenskwaliteit van de grotere representatieve steekproef uit deel 1 en is dus lager dan de 'gouden standaard van 7.5' die teruggevonden wordt in de algemene bevolking. We kunnen dus stellen dat de kenmerken van deze steekproef vergelijkbaar zijn met de kenmerken van de grotere steekproef in deel 1. Voor een verder gedetailleerd cijferoverzicht
verwijzen we naar Tabel 1 in de bijlage of naar de steekproefomschrijving van deel 2 in factsheet 1. Resultaten deel 2 Uit de analyses van factsheet 1 weten we dat hoe de persoonlijke kwaliteiten van de professional door de ex-gehuwd(e) gepercipieerd wordt, een statistisch verband toont met hoe de ervaren kwaliteit van de scheidingsregeling is. Parallel vinden we in deze analyses terug dat hoe meer de ex-gehuwd(e) zich (1) niet veroordeeld, maar aanvaard heeft gevoeld in een (2) warme en steunende context waar (3) echtheid en diepgaande inzet ervaren is, deze zijn levenskwaliteit hoger zal inschatten. Daarentegen is de mate van onpartijdigheid niet statistisch relevant gebleken. Een meer of minder partijdige of onpartijdige professional tijdens de onderhandelingen heeft dus geen rechtstreekse invloed op de levenskwaliteit van ex-gehuwden (Tabel 3.A). Uit factsheet 1 weten we echter wel dat een professional die te vaak het standpunt van de ex-partner goedkeurt of teveel zijn eigen standpunt opdringt, de ervaren kwaliteit van scheidingsregelingen negatief beïnvloedt. Aldus blijft onpartijdigheid relevant voor de levenskwaliteit van ex-gehuwden in zoverre dat het een bijdrage levert aan de kwaliteit van de scheidingsregeling. Vertrekkende vanuit de logica binnen het IPOS model is tot slot echter ook opnieuw gekeken of de bovengenoemde invloed van facilitatief werken op kwaliteit van leven niet verklaard kon worden door een eventuele invloed van kwaliteit van regeling. De resultaten gaven inderdaad aan dat zelfs al houden we rekening met de kwaliteit van regeling, wat de professional doet (de mate van empatisch, aanvaardend en authentiek werken) een rechtstreekse invloed blijft hebben op kwaliteit van leven (zie Tabel 3.B voor een overzicht).
Besluit Uit deze studie kunnen we besluiten dat facilitatief werken een onafhankelijke invloed uitoefent op de levenskwaliteit van ex-gehuwden. Meer facilitatief werken gaat samen met een hogere levenskwaliteit. Vrouwen hebben een significant lagere levenskwaliteit dan mannen, maar dit verband is te wijten aan een intrinsiek verschil in inkomen en werksituatie tussen mannen en vrouwen. Ook zien we dat de kwaliteit van scheidingsregelingen rechtstreeks samenhangt met de levenskwaliteit. Hoe hoger de kwaliteit van scheidingsregelingen, hoe hoger de levenskwaliteit. Samen met resultaten uit factsheet 1 betekent dit dus dat ‘het conflictniveau tijdens het huwelijk’ en ‘wie de professional is (advocaat of bemiddelaar)’ relevant is voor levenskwaliteit, maar enkel in zoverre dat het de kwaliteit van scheidingsregelingen beïnvloedt.
Mogelijke implicaties Volgens deze analyses moeten professionals niet alleen goede scheidingsregelingen kunnen opstellen, maar ook over persoonlijke kwaliteiten en competenties beschikken die bijdragen tot een positieve werkrelatie met de ex-gehuwden. In de opleiding van scheidingsdeskundigen moet naast de eigen vakspecifieke kennis ook aandacht zijn om professionals te trainen in:
- Goed te luisteren en rekening te houden met wat cliënten belangrijk vinden (eerder dan eenzijdig expertgedreven te werk te gaan) - Goed informeren en uitleggen (eerder dan adviseren en opleggen) - Planmatig en met duidelijke regels werken (eerder dan vanuit een niet te vatten methodiek tussen te komen) - Empatisch, authentiek, en aanvaardend zijn tijdens onderhandelingen (eerder dan formeel, afstandelijk) De cliënten zijn hierbij niet passieve ontvangers van kennis en expertise, maar zullen actief mee participeren in het onderhandelingsproces. Verder is het ook belangrijk om voor de levenskwaliteit niet enkel aandacht te hebben voor een juridisch correcte regeling, maar ook te toetsen hoe fair, duidelijk, volledig en op maat deze regeling is volgens ex-gehuwden. Scheidingsregelingen moeten dus ook sociaalpsychologisch gedragen worden. Het beleid zal er verder op gericht moeten zijn om de structureel financieel kwetsbare positie van vrouwen in echtscheiding te versterken.