INNOVATIE VALUE ADDED LOGISTICS LIMBURG
EINDRAPPORTAGE juni 2010 B. Vogel
EINDRAPPORTAGE INNVALL
Auteur: Datum: Versie:
Ben Vogel Juni 2010 2.0
Innovatie Value Added Logistics Limburg (INNVALL) www.fontys.nl/innvall
INNVALL
2
EINDRAPPORTAGE INNVALL
Voorwoord Waarde toevoegen in de logistieke keten Het zogenaamde INNVALL-project heeft 2 jaar geduurd. Centraal in het project heeft de vraag gestaan op welke wijze de kleinere logistiek dienstverleners in Limburg meer toegevoegde waarde kunnen creëren in de grote interconti¬nentale goederenstroom via de havens van Rotterdam en Antwerpen van/naar Europa (de markt). Om de logistieke bedrijven in Limburg meer te laten profiteren van de intercontinentale goederenstromen, hebben wij in het project een 10-tal MKBbedrijven begeleid om hen aan te zetten tot het verrichten van meer VAL- (Value Added Logistics) en VAS-activiteiten (Value Added Services). De begrippen VAL en VAS zijn door het project toegankelijker gemaakt voor bedrijven, maar ook voor het onderwijs. Verder is de organi¬satie van de goederenstroom gericht op Limburg vanuit de diverse mainports en de rest van Europa onderzocht. In dit eindrapport doen wij kort verslag van de ervaringen en de resultaten in de afgelopen 2 jaar en geven wij adviezen. De kennis die wij bij dit project hebben opgedaan distribu¬eren wij naar de rest van het bedrijfsleven en naar het onderwijs. Zo hopen wij in Limburg een bijdrage te leveren aan het op een hoger niveau tillen van de logistieke bedrijven. Het INNVALL-project is uitgevoerd door medewerkers van Fontys Hogeschool Techniek & Logistiek (Vervoersacademie Venlo) in nauwe samenwerking met Syntens, onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken. Het project is gesubsidieerd door SIA-RAAK (Stichting Innovatie Alliantie, Regionale Actie en Aandacht voor Kenniscirculatie, Ministerie van O&W). De site www.fontys.nl/innvall, waar nog meer informatie m.b.t. het project voor u vandaan te halen is, zal tot juli 2011 beschikbaar blijven. Wij hebben met veel drive en plezier aan dit project gewerkt en vinden zelf dat we in belangrijke mate aan de verwachtingen voldaan hebben. De samenwerking tussen Vervoersacademie en Syntens is vruchtbaar gebleken. De projectpartners, Venlo, juni 2010 Fontys Vervoersacademie Venlo H. Betlem J. Becker M. Reuter R. Seton B. van der Steen B. Vogel Syntens Roermond W. Heldens S. de Lange B.Persoon INNVALL
3
EINDRAPPORTAGE INNVALL
Inhoud Voorwoord ___________________________________________________________ 3 Inhoud _______________________________________________________________ 4 1.
Doelen project INNVALL ___________________________________________ 5
2.
Opzet project INNVALL ____________________________________________ 7
3.
Resultaten desk-research __________________________________________ 8 Rapport 1 Intercontinentale goederenstromen via Limburg __________________ 8 Rapport 2 Goederenstromen van en naar Limburg __________________________ 9 Rapport 3 Value Added Logistics__________________________________________ 11 Rapport 4 Hoogwaardige bulkstromen ____________________________________ 11 Rapport 5 Over- en opslagtechnieken op terminals _________________________ 11 Rapport 6 The Authorised Economic Operator (AEO)________________________ 11
4.
Resultaten field-research _________________________________________ 12
5.
De benchmarktool VAL/VAS ______________________________________ 15
6.
Aanbevelingen __________________________________________________ 17
7.
Evaluatie ________________________________________________________ 18
8.
Tot slot _________________________________________________________ 19
INNVALL
4
EINDRAPPORTAGE INNVALL
1.
Doelen project INNVALL
Puntsgewijs komen de doelen van dit SIA-RAAK project neer op het volgende: • Logistiek-Limburg in de MKB-sfeer meenemen in “de vaart der volkeren” door deze bedrijven een spiegel voor te houden • Logistiek werk gaan doen waar meer mee te verdienen is Æ VAL, VAS en regie • Logistiek-Limburg meer aandacht laten krijgen voor de ‘supply chain’ • Onderwijs en bedrijfsleven dichter bij elkaar brengen Toelichting. “De vaart der volkeren” verwijst naar de toenemende containerstroom. Zie figuur 1. Ondanks een wereldwijde recessie, die overigens met name in het Westen gevoeld wordt, is de structurele trend een forse groei van het aantal containers dat over de wereldzeeën verscheept wordt. Deze groei zit of komt binnenkort wereldwijd op een percentage tussen 5 en 10 (per jaar) en betekent in 10 jaar een verdubbeling van het wereldcontainervolume. Figuur 1
Verwachting ten aanzien van de groei van diverse typen containerstromen (2005 en 2015);bron:Rapport 1.
De logistieke bedrijven in Limburg moeten op deze groei in intercontinentale goederenstromen zien in te spelen, daarbij niet alleen lettend op containerstromen (veelal stukgoed) maar ook op bulkgoed. Het versterken van Logistiek-Limburg wordt in dit SIA-RAAK project gedaan door uitdrukkelijk MKB-bedrijven bij te staan in hun strategievorming. Dit wordt niet alleen gedaan door hen algemene ideeën voor te houden maar juist door met hen mee te denken in hun strategievorming. Uitgangspunt daarbij is de strategievorming te richten op het meer oppakken van VAL/VAS-activiteiten, enerzijds omdat deze activiteiten de bedrijven meer opleveren dan zuiver transport, op- en overslag (zie figuur 2), anderzijds om de kwaliteit van de ondernemingen te versterken. De manier om VAL/VAS-activiteiten INNVALL
5
EINDRAPPORTAGE INNVALL
te vinden is het bestuderen van de ketens waarin de bedrijven nu actief zijn. Dit houdt in dat men hierbij gericht moet zijn op het kennen van de behoeften van de klant van de klant om vervolgens een logistieke doorvertaling te maken. Figuur 2
Het logistieke sectorhuis: Toegevoegde waarde per werknemer afhankelijk van het type activiteit in de logistieke onderneming
Logistiek sectorhuis
(TNO 2008)
3 3
De naam INNVALL sluit bij dit denkconcept aan: bedrijven in de MKB-sfeer zich qua ondernemersstrategie laten innoveren met bijzondere aandacht voor ‘Value Added Logistics’-activiteiten, specifiek gericht op Limburge ondernemers in de branche van vervoer en logistiek. Nevendoel, maar voor de subsidiegever het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen hoofddoel(!), is de wederzijdse bevruchting van bedrijven en (hbo)onderwijs. Beide ‘partijen’ moeten van elkaar leren en elkaar verder brengen.
INNVALL
6
EINDRAPPORTAGE INNVALL
2.
Opzet project INNVALL
In de oorspronkelijke projectaanvraag van 2007/2008 is de volgende opzet schematisch gegeven. Zie figuur 3. Figuur 3
Opzet project; bron: Projectaanvraag 2008
Deze opzet is ook als een soort zandloper weer te geven: vanuit een brede verkenningsfase, waarin deskresearch gedaan wordt en kennis (m.n. van TNO betrokken) wordt binnengehaald, komen tot ‘focus’ en een aanpak die gevolgd kan worden bij de deelnemende INNVALL-bedrijven (field-research). Deze field-research houdt in feite in dat in diverse workshops met individuele INNVALL-bedrijven een innovatieplan wordt opgesteld culminerend in een serie concrete acties. In de laatste fase worden ten slotte de opgedane kennis en ervaringen bij de deelnemende bedrijven gedeeld met geheel Logistiek-Limburg.
INNVALL
7
EINDRAPPORTAGE INNVALL
3.
Resultaten desk-research
De deskresearch heeft geleid tot 6 rapportages die hieronder kort worden gekenschetst.
Rapport 1 Intercontinentale goederenstromen via Limburg Ondanks een terugval van wel 30 à 40 procent in het jaar 2009 kan toch gezegd worden dat de groei van de intercontinentale containerstromen structureel is. De trend is dat er van nivellering in de wereldwijde economie sprake is. Oost-Azië is nog steeds ‘booming’. Er is enorme groei in China en India (in het laatste land van 1 miljard inwoners is het productieniveau in het 1e kwartaal van 2010 8,6 % hoger dan in het 1e kwartaal van 2009). Australië als grootleverancier van grondstoffen aan China heeft in de afgelopen jaren zelfs niet eens een depressie meegemaakt! Ondertussen is het in het Westen (VS en Europa) kommer en kwel. Het Westen moet het steeds meer hebben van de dienstensector. Het geld dat daarmee verdiend wordt kan besteed worden aan importen van producten uit goedkope-lonenlanden. Dit heeft zich reeds vertaald in gigantische onbalansen in de goederenstromen tussen Oost-Azië aan de ene kant en VS en Europa (in mindere mate) aan de andere kant. Zie figuur 4. Figuur 4
INNVALL
Wereldhandelsstromen 2006 in beeld (cijfers in miljarden dollars); bron: Rapport 1
8
EINDRAPPORTAGE INNVALL
In deze figuur uit rapport 1 is in feite Europa overgedimensioneerd omdat in de gegeven cijfers de onderlinge leveringen tussen de EU-landen worden meegenomen, iets wat bijvoorbeeld bij de Verenigde Staten van Amerika niet gedaan wordt. Dit wordt in rapport 1 betoogd. Aangenomen mag worden dat productie in toenemende mate “local for local” zal gaan gebeuren. Dit is een voorstelbare trend. Wereldwijd gezien zal massafabricage van (standaard) halffabricaten en onderdelen gebeuren in landen waar de “handjes” het goedkoopst zijn. Assemblage kan dan vervolgens dicht bij de afzetmarkten verricht worden. Overigens, hier liggen dan enorme kansen voor de branche van logistiek dienstverleners! In toenemende mate zullen eerst China en op termijn India en andere landen gewone afzetgebieden worden met een geweldig potentieel. Hiermee is in feite de verwachting uitgesproken dat de wereldwijde stukgoederenstromen (dus containerstromen) de neiging hebben diffuser te worden: niet alleen meer gericht op de VS en Europa maar ook op andere gebieden in de wereld, met name overigens tussen de Oost-Aziatische landen. De snelheid van deze ontwikkeling is natuurlijk de vraag. Onze verwachting, gebaseerd op de enorme economische groeicijfers op dit moment en de enorme aantallen mensen in China en India, is dat figuur 4 in 10 à 20 jaar tijd een geheel ander beeld te zien zal geven. Rapport 1 concentreert zich op handelsstromen en containerstromen. Dit betekent dat in dit rapport bulkstromen nauwelijks aan de orde komen.
Rapport 2 Goederenstromen van en naar Limburg Rapport 2 bevat enorm veel informatie en concentreert zich op het zogenaamde inland-transport van voornamelijk intercontinentale lading. Voor Europa betekent dit dat goederen uit de rest van de wereld via zeehavens ‘aanlanden’ in Europa en dan continentaal verder getransporteerd worden middels shortsea, binnenvaart, rail- en wegvervoer. Ditzelfde geldt uiteraard voor het transport in omgekeerde richting. Het rapport betoogt dat Nederland nog steeds een aantrekkelijke “gateway to Europe” is. Factoren die aan de aantrekkelijkheid van Nederland ten grondslag liggen zijn de geografische locatie, de nabijheid van een zeer goed bereikbare grote zeehaven Rotterdam, de aanwezigheid van een belangrijke internationale luchthaven (Amsterdam Airport), de nabijheid van belangrijke afzetmarkten, de kwaliteit van de transportinfrastructuur t.b.v. de achterlandverbindingen, de stabiele overheid, de wet- en regelgeving, weinig sociale conflicten, niet te vergeten een gunstige fiscale wetgeving, lage vestigingskosten, kwaliteit van de nutsvoorzieningen en communicatiemiddelen en de internationale oriëntatie. Ook bestaat de Nederlandse handelsgeest gelukkig nog steeds! Limburg kán in Nederland doorgroeien tot logistieke hotspot nr.1. Dit is dus niet voorbehouden aan Limburg-Noord. Hiervoor is wel nodig dat de partijen in de transportketen in Limburg hun activiteiten nog beter op elkaar afstemmen. Een belangrijke vorm van coördinatie wordt “extended gateway” genoemd. Deze kreet INNVALL
9
EINDRAPPORTAGE INNVALL
suggereert dat organisatorisch gezien de inland-regio (bijvoorbeeld Venlo of Limburg als geheel) in feite onderdeel van de zeehavens zelf is. Een zo goede organisatie ondersteunt per definitie de transportketen van/naar de inland-regio in optima forma en is nodig om de inland-regio tot logistieke hotspot te promoveren. Logistieke bedrijven in Limburg die in deze logistieke transportketen optimaal weten te opereren en/of VAL/VAS-activiteiten optimaal weten in te richten doen vervolgens de rest. Een taak die voor logistieke bedrijven (in Limburg) voor het oprapen lijkt te liggen, is bijdragen aan het optimaal repositioneren van lege containers. Er is immers sprake van een forse onbalans in containerstromen (meer Europese import dan export). Limburg met een sterke potentie in de grootschalige en daardoor dus in principe per vervoerde eenheid relatief goedkope transportsystemen binnenvaart en railvervoer, kan deze systemen inzetten om de lege containers terug naar de zeehavens te brengen op momenten dat daar ook behoefte aan is. Samenwerking met de eigenaren van de containers, de zeerederijen, al is het maar op het gebied van informatie-uitwisseling, versterkt Logistiek-Limburg. Het overnemen van de regie over lege containerstromen zal moeilijk zijn omdat de grootste rederijen om commerciële redenen niet graag het beheer ervan uitbesteden. ‘Modal shift’ van wegvervoer naar binnenvaart en spoor is in Europa en in Nederland overheidsbeleid. In een teruggaande transportmarkt worden binnenvaart en railvervoer door het dan noodlijdende wegvervoer er gemakkelijk uitgeconcurreerd; in een opgaande markt zijn er wel duidelijk positieve kansen. Informatiesystemen, gebonden aan de zeehavens, zoals Portbase (Rotterdam/Amsterdam) en Switch (Antwerpen) bieden de inland-transportsystemen extra kansen om tot wrijvingsloos achterlandtransport te komen. We hebben moeten constateren dat de registratie van containerstromen in Europa zeer gebrekkig is. Dit bemoeilijkt het verder ontwikkelen van transportbeleid door overheden en transportbedrijven. Modal shift naar binnenvaart is met name in Limburg met de – gekanaliseerde Maas als infrastructurele drager een zeer goede mogelijkheid. Modal shift naar rail op het vervoer van zeehavens naar Limburg is ook goed mogelijk. Venlo, Born en Stein bieden goede railterminal-faciliteiten. Knelpunten in de coördinatie van transportketens in wegvervoer, railvervoer en binnenvaart en mogelijke oplossingen daarvoor worden in de dissertatie van prof. Peter de Langen besproken. Knelpunten in de technische infrastructuur worden in rapporten van de Provincie Limburg geïnventariseerd en lijken op middellange termijn in principe oplosbaar, tenminste als de Duitse deelstaat Nordrhein Westfalen wil meewerken. De kwaliteit van de achterlandrailverbindingen naar belangrijke Europese transportcentra Duisburg, Keulen en Luik is van het grootste belang om Europees gezien Limburg tot echte logistieke (VAL/VAS) hotspot te maken.
INNVALL
10
EINDRAPPORTAGE INNVALL
Rapport 3 Value Added Logistics VAL/VAS is een aantrekkelijk waardetoevoegende optie (zie figuur 2, TNO”Logistiek Huis”). Toch zijn VAL/VAS-activiteiten niet zo gemakkelijk door een logistiek bedrijf te realiseren, want het betekent dat deze bij haar opdrachtgevers werk, dat dáár gebeurt, gaat overnemen. De logistiek dienstverlener moet dat dan beter en goedkoper kunnen doen, veelal op basis van logistieke kennis en ervaring, flexibiliteit en zo mogelijk door schaalgrootte. Verder moeten uiteraard de systemen van de logistiek dienstverlener erop ingericht zijn. Daar zijn investeringen voor nodig die terugverdiend moeten kunnen worden, waarvoor hechte en langdurige relaties in stand gehouden moeten kunnen worden. In rapport 3 wordt duidelijk gemaakt welke activiteiten tot VAL en VAS gerekend kunnen worden. Bij de verderop behandelde VAL/VAS-benchmarktool wordt gebruik gemaakt van indelingen in dit rapport.
Rapport 4 Hoogwaardige bulkstromen Bij de INNVALL-bedrijven behoren heel wat bedrijven die bulklading transporteren en overslaan. Hoe hoogwaardiger bulkgoederen (bijvoorbeeld bepaalde soorten ertsen) zijn, des te hoger de opbrengst voor de benodigde logistieke activiteiten. Het verkrijgen van zicht op de bulkstromen voor individuele logistieke bedrijven vraagt omstandig marktonderzoek. Enkele van deze onderzoeken zijn door Duitse studenten van de internationale Fontys-opleiding Commerciële Economie (FIHE) in het kader van een 2e-jaars leermodule opgepakt.
Rapport 5 Over- en opslagtechnieken op terminals Rapport 5 is geschreven voor één van de INNVALL-overslagbedrijven die op zoek is naar nieuwe lading waar vervolgens nieuwe investeringen voor gedaan zullen moeten worden.
Rapport 6 The Authorised Economic Operator (AEO) De door de douane verleende AEO-status aan bedrijven moet leiden tot meer veiligheid en snellere doorstroming in de containerketen en is daardoor voor de Limburgse logistieke dienstverleners en daarmee voor Logistiek Limburg van het grootste belang. Rapport 6 is gebaseerd op een recent stagerapport van een VA-student die bij een verlader heeft nagegaan wat er allemaal in het bedrijf gedaan moet worden om de AEO-status überhaupt te kunnen verkrijgen. Uit ervaringen op dit moment blijkt dat de AEO-status voor de betreffende bedrijven nog onvoldoende oplevert. Dit is – naar verwachting – vooralsnog te wijten aan de traagheid waarmee de douaneorganisatie intern kan veranderen. Op middellange termijn biedt de AEO-status belangrijke potentie.
INNVALL
11
EINDRAPPORTAGE INNVALL
4.
Resultaten field-research
De 12 à 13 bedrijven die vanaf het begin zich hadden aangemeld bij het INNVALLproject zijn allemaal MKB-bedrijven en zijn in te delen in twee hoofdgroepen: 1. terminal- c.q. overslagbedrijven 2. transportbedrijven c.q. logistiek dienstverleners. Bij deze bedrijven zijn in de loop van de 2 projectjaren diversie instrumenten ingezet. Onderstaande tabel geeft een overzicht.
Instrument
Doel
-
TNO-workshops Ronde Tafeloverleg
Informatieoverdracht
-
ILEC-bedrijfsinventarisatie tool TNO bedrijfsstrategiepositioneringstool Fontys/INNVALL Positioning Tool VAL&VAS
Bewustwording
Syntens innovatiescan workshops (drijfveren, PMC, definiëring acties) Syntens/UvM: waardepropositie VA-stage- en afstudeeropdrachten FIHE-marketingonderzoekprojecten RGO-workshops (resultaatgericht ondernemen)
Bewustwording en beïnvloeding
-
-
# deelgenomen bedrijven 10 10 10 8 10
Verandering
10 3 1 2 5/6
In de verkennende fase van het INNVALL-project is regelmatig dankbaar gebruik gemaakt van kennisoverdracht van TNO naar de projectpartners (Fontys en Syntens) enerzijds en de INNVALL-bedrijven anderzijds. Die kennisoverdracht verliep voornamelijk via het zogenaamde ronde-tafel-overleg. Het ronde-tafeloverleg is overleg tussen de projectpartners en de INNVALL-bedrijven geworden en heeft gedurende het gehele project plaatsgevonden om beide ‘partijen’ dicht bij elkaar te houden. In de verkennende fase is door Fontys/ILEC een quickscan-achtige methode gehanteerd m.b.v. de ILEC-bedrijfsinventarisatie-tool. Doel ervan was om de projectpartners in korte tijd een goed beeld te geven van de INNVALL-bedrijven. Ter voorbereiding van het komen tot voorstellen m.b.t. een nieuwe bedrijfsstrategie per individueel bedrijf en ter verdere kennismaking met de bedrijven is TNO de projectpartners weer voorgegaan met behulp van de TNObedrijfsstrategiepositioneringstool i.c. een workshop per bedrijf van een halve dag uitmondend in de formulering van logistieke aspiraties van het bedrijf en een snelle SWOT-analyse. Deze gestructureerde wijzen van kennismaking met de bedrijven hebben ook tot bewustwording bij de bedrijven zelf geleid. Vervolgens heeft Syntens de ‘lead’ genomen met haar innovatiescanning bij de individuele bedrijven. In een tweetal workshops bij de individuele bedrijven is INNVALL
12
EINDRAPPORTAGE INNVALL
vertrokken bij de drijfveren van de betreffende directeuren om daarna via bespreking van de positie van de product-marktcombinaties van de bedrijven en de sterkten en zwakten te komen tot een 5- tot 10-tal concrete acties. De belangrijkste acties waar óf Syntens óf Fontys rechtstreeks bij betrokken zijn geweest en die ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd, zijn: - het bedrijven van een nieuwe manier van marketing, waardepropositie genoemd, ontwikkeld door de Universiteit van Maastricht in samenwerking met Syntens; - workshops met individuele bedrijven op het vlak van resultaatgericht ondernemen (RGO); - stage- en afstudeeropdrachten vervuld door studenten van de Vervoersacademie; - marketingonderzoekopdrachten vervuld door 2e jaars studenten van Fontys FIHE (Commerciële Economie voor internationale studenten). In de laatste fase van het project is door Fontys een benchmarktool ontwikkeld om voor bedrijven snel in kaart te brengen hoe zij ervoor staan m.b.t. VAL en VAS. Deze tool is bedoeld om te werken aan bewustwording bij de bedrijven maar ook ter beïnvloeding van de bedrijven om zich in positieve zin verder te ontwikkelen. In paragraaf 5 wordt stil gestaan bij deze tool. Er is veel energie gestopt in ondernemerschap. Steeds is het aantal actieve INNVALL-bedrijven rond de 10 gebleven. Enkele bedrijven zijn afgehaakt, aan de andere kant zijn er ook bedrijven geweest die later ingestapt zijn. Het grote aantal instrumenten dat ingezet is geeft de daadkracht van het project aan. Het enthousiast meedoen aan RGO en de andere instrumenten heeft ook de daadkracht van de INNVALL-bedrijven laten zien. Hieronder worden voorbeelden van acties gegeven die uitkomst zijn geweest van de Syntens innovatiescans bij de bedrijven: • • • • • • • • •
Verrichten van een interne procesanalyse Het opzetten van een informatiebeheerssysteem Uitbreiding van service-pakket met VAL/VAS Onderzoek naar mogelijke overslagtechnieken Onderzoek naar een meer gestructureerde wijze van marktonderzoek One-stop-shopping mogelijk maken Meer resultaatgericht ondernemen Beter benutten van ICT-mogelijkheden Zoeken naar onderscheidende toegevoegde waarde
Om een beeld te geven van het ‘gehalte’ van die acties zijn deze afgezet in de product-marktontwikkelingsmatrix van Ansoff:
INNVALL
13
EINDRAPPORTAGE INNVALL
Figuur 5
Product-marktontwikkelingsmatrix van Ansoff
De 3 belangrijkste acties per bedrijf zijn in bovenstaande matrix ondergebracht. Daaruit komt het volgende beeld naar voren voor het totaal van de INNVALLbedrijven: Figuur 6
INNVALL
Inschaling acties in de Ansoff-matrix
14
EINDRAPPORTAGE INNVALL
Het kwadrant “productontwikkeling” scoort het beste, maar niet alle productontwikkeling heeft noodzakelijkerwijs te maken met VAL/VAS. Opvallend is ook het grote aandeel van acties die ‘slechts’ werken aan het scheppen van de voorwaarden tot innovatie. Gebleken is dat het voor MKB-bedrijven in het transport niet eenvoudig is om grenzen te verleggen en bedrijfsstrategieën aan te passen. Men is volledig gericht op het dagelijks zo goed mogelijk vervullen van de wensen van de klant.
5.
De benchmarktool VAL/VAS
Op basis van rapport 3 is door Fontys/ILEC een benchmark-tool ontwikkeld waarmee logistieke bedrijven zich kunnen positioneren op het gebied van VAL en VAS. Vandaar de naam INNVALL Positioning Tool VAL & VAS. Bedoeling ervan is om enerzijds aan bewustwording te werken bij de bedrijven en anderzijds om hen te stimuleren kansen op deze activiteitsgebieden op te pakken. Dit moet leiden tot kwaliteitsverbetering van de bewuste bedrijven. In de tool wordt onderscheid gemaakt tussen: - VAL: Value Added Logistics, goederengerelateerde fysieke activiteiten zoals: assembleren, bewerken, her- en omverpakken, labelen, malen, mengen, onderhoud, ontgassen, reconditioneren, repareren en ook (kwaliteits-)controle; - VAS: Value Addes Services, activiteiten die van of voor diensten of producten van de klant van de klant van de logistiek dienstverlener verricht worden, zoals: o administratieve activiteiten, voorbeelden: verzekeren, douaneafhandeling, facturering, customer service; o plannings- en beheerstaken, zoals voorraadbeheer/VMI, onderdelen- en spare partsbeheer, retourenmanagement, transportplanning, beheer ladingdragers; o andere niet-fysieke activiteiten (niet gerelateerd aan de beheersing en aansturing van de eigen processen), zoals tracking & tracing, TMS, WMS, bewaking en beveiliging; - Regie-taken: het aansturen van andere partijen in de keten ten behoeve van de realisatie van de doelstellingen van de klant. Bij de INNVALL-bedrijven hebben we met de tool geëxperimenteerd en zijn we inmiddels op versie 1.4 uitgekomen. Met deze versie is het voor bedrijven mogelijk om zowel de huidige als een gewenste situatie in beeld te brengen. Er mogen alleen activiteiten vermeld worden die omzet genereren, echter als waarde van die activiteiten wordt de kostenwaarde gebruikt om op die manier een zo zuiver mogelijk beeld van de operationele bedrijfssituatie te geven. Gebleken is dat voor ondernemers het niet altijd gemakkelijk is om die kostenwaarde uit de boeken te halen. In onderstaande figuren 7 en 8 worden de resultaten van de INNVALL-bedrijven weergegeven die de tool (versie 1.4) hebben toegepast. Opvallend is dat bijna alle INNVALL-bedrijven stappen richting VAL/VAS willen maken. Bedrijf E is zelfs op het punt van regievoering ver gevorderd.
INNVALL
15
EINDRAPPORTAGE INNVALL
Figuur 7
Verschuivingen van huidige naar gewenste situatie m.b.t. het verrichten van VAL en VAS
Figuur 8
Aandeel van transport- en opslaggerelateerde activiteiten en VAL/VAS- activiteiten bij een aantal INNVALL-bedrijven
INNVALL
16
EINDRAPPORTAGE INNVALL
6.
Aanbevelingen
Als INNVALL-projectgroep zijn wij tot de volgende aanbevelingen gekomen. Wij hebben daarbij nadrukkelijk willen aansluiten bij acties die nu reeds in Limburg ondernomen worden ter versterking van het idee Logistiek-Limburg. Aanbevelingen die gericht zijn op het individuele bedrijf: 1. 2.
3. 4.
De VAL/VAS-benchmarktool moet door bedrijven toegepast worden omdat deze aan bewustwording werkt en te gebruiken is om zich te positioneren en vervolgens zich te verbeteren. Het beleggen van bijeenkomsten voor niet-INNVALL bedrijven, waarin marktontwikkelingen en de ervaringen van de INNVALL-bedrijven gedeeld worden, is een goed middel om de uitkomsten van INNVALL verder uit te dragen. Verdergaande ketenanalyse moet kunnen leiden tot het ontdekken van nieuwe VAL/VAS-activiteiten in de keten waar logistieke bedrijven reeds actief zijn. Logistieke bedrijven in Limburg moeten zich meer actief tonen op het gebied van VAL/VAS/Regie. Dit verhoogt tevens de kwaliteit van deze organisaties en daarmee van “Logistiek Limburg”. Hiervoor is de instelling nodig van “kennen van de klant van de klant”, logistiek gesproken: “kennen van de supply chains waar je onderdeel van bent”. In de ene keten moet iets anders nagestreefd worden dan in een andere keten. Dit vraagt flexibele organisaties.
Aanbevelingen die gericht zijn op de regio: 5.
6.
7. 8.
INNVALL
VAL/VAS/Regie-activiteiten kunnen zeker ook op ROC’s/terminals opgepakt worden. Een grote(re) regierol van de inlandcontainerterminals stimuleert modal shift en daarmee schaalvergroting en verduurzaming van het inland transport van de structureel groeiende intercontinentale goederenstromen. Logistiek-Limburg moet zich meer als entiteit zien te profileren door middel van clustervorming van bedrijven. Dit betekent niet het creëren van “eenheidsworst”; zij moeten juist blijven doen waar zij in excelleren; Logistiek-Limburg is erbij gebaat als de logistieke bedrijven optimaal complementair aan elkaar zijn. Deze clustervorming zou zich moeten richten op knooppuntregie en het realiseren van Limburg als extended gate van de zeehavens. Logistieke centra rond Multimodale Centra Limburg Noord en Zuid (MCLN en MCL-Z) zijn van groot belang voor modal shift en ontlasting van weginfrastructuur en voor het aanjagen van regionale economische ontwikkeling. Het roepen van de benamingen MCL-N en MCL-Z helpt deze centra van de grond te doen komen. Dit is van groot belang voor Logistiek-Limburg. Ook in een sterk competitieve markt is een vorm van samenwerking mogelijk en effectief. Hoe samenwerking tussen overslagcentra moet/kan gebeuren bieden de gedachten van prof. Peter de Langen aanknopingspunten. Gebleken is dat ook de bewuste overslagbedrijven kansen voor verdergaande samenwerking zien, 17
EINDRAPPORTAGE INNVALL
9.
10.
gelukkig. Wildgroei van terminals en overslagcentra moet voorkomen worden om voldoende schaalgrootte in overslag te kunnen realiseren. Limburg moet zich verder ontwikkelen tot een belangrijke VAL-regio aanhakend in een Europees transportnetwerk (Duisburg, Keulen, Luik). Wat verbetering van de technische transportinfrastructuur betreft, moet nu echt prioriteit gegeven worden aan een betere railverbinding tussen Venlo en Duisburg. Voor Zuid-Limburg moet een “logistieke agenda” ontwikkeld worden.
Meer algemene aanbevelingen: 11.
12.
13. 14.
7.
Registratie van containerstromen van en naar Limburg moet verbeterd worden. Voor een betere registratie van containerstromen zien wij primair een taak weggelegd voor het CBS. Die organisatie zou o.i. de ‘lead’ moeten nemen om informatie die her en der beschikbaar is (GHR, NEA, CBS, TNO, KIM, RWS, Incodelta, Provincies) te verknopen. Inland-beheer van lege containers kan beter en biedt VAS-kansen voor de multimodale centra. Dit beheer zou in principe door inlandterminals kunnen worden opgepakt en verstevigt hun positie als regievoerder in de inland-transportketen. De grootste rederijen zoals Maersk bieden daartoe helaas weinig kansen. De kleinere rederijen zoals MCL bieden wat dit betreft wel meer perspectief. De AEO-status voor alle Limburgse logistieke partijen is belangrijk om speler te kunnen zijn/worden in intercontinentale goederenstromen. De opgeleverde INNVALL-rapporten bieden geactualiseerd ‘leesvoer’ voor studenten in de (distributie)logistiek op hbo-niveau. De Vervoersacademie moet bekijken hoe de uitkomsten van INNVALL in het onderwijs in distributielogistiek en transport opgenomen kunnen worden. Een eerste stap is reeds gezet: het meewerken aan een doorlopende leerlijn MBO-HBO-WO op het gebied van douanezaken.
Evaluatie
Tijdens uitvoering van het INNVALL-project is al snel gebleken dat lang niet alle bedrijven direct in de grote stromen zitten maar vaak bij specifieke, meer lokale, goederenstromen betrokken zijn. Maar ook binnen die stromen zijn de concepten van VAL en VAS (Value Added Services) relevant. Puntsgewijs vindt u hieronder enkele evaluatieve opmerkingen: •
•
•
Reacties van INNVALL-bedrijven: – Nieuwe inzichten ontstaan – Bevestiging van ingezette bedrijfsstrategie – Geleerd van andere bedrijven Reactie van INNVALL-projectgroep van de Vervoersacademie: – Serieuze partner in Logistiek-Limburg geworden – In project is concept van SCM onvoldoende benut Reactie van INNVALL-projectpartner Syntens: – Voor innovatie bij bedrijven blijkt veel ondersteuning nodig te zijn.
INNVALL
18
EINDRAPPORTAGE INNVALL
8.
Tot slot
Het verder benutten van de kennis en ervaring die met INNVALL zijn opgedaan kan in principe op de volgende twee wijzen: 1)
zichzelf informeren:
De site www.fontys.nl/innvall, die nog een jaar in de lucht zal blijven, bevat alle gepubliceerde rapporten. Deze zijn daar in te zien en te downloaden. Voor studenten zijn in de Fontys-Venlo mediatheek de INNVALL-rapporten opgenomen. Stagiairs en afstudeerders zullen gestimuleerd worden om de VAL/VASpositioneringstool te gebruiken bij opdrachten in transportbedrijven. Deze tool is overigens voor iedereen van de genoemde site te douwnloaden. 2)
hulp inroepen van Fontys ILEC (Fontys Internationaal Logistiek Expertise Centrum) en Syntens
ILEC kan met de opgebouwde kennis en ervaring bedrijven individueel helpen om VAL/VAS-innovatie tot stand te brengen. De consultancy-poot van ILEC is als volgt te bereiken: Fontys ILEC Dhr. Ing. Micha Reuter
[email protected] 0877 877 005 Hulsterweg 2-6 Postbus 141 5900 AC Venlo www.fontys.nl/ilec Syntens kan individuele bedrijven behulpzaam zijn bij strategievorming, resultaatgericht ondernemen en het op een nieuwe manier bedrijven van marketing: “waardepropositie”. Syntens in Limburg is als volgt te bereiken: Syntens 088 444 0 444 Buitenop 8 E Postbus 1311 6040 KH Roermond www.syntens.nl
INNVALL
19
EINDRAPPORTAGE INNVALL
Fontys Venlo, i.c. de Vervoersacademie met ILEC en het SCM-lectoraat, zal met de INNVALL-kennis en -ervaring in de komende jaren betrokken zijn bij de Dinalogprojecten “Knooppuntregie” en “Extended Single Window”. Dit laatst genoemde project sluit aan op de AEO-certificeringsontwikkeling die ook door INNVALL is aangehaald. Het mede door de Vervoersacademie creëren van een doorlopende leerlijn MBO-HBO-WO in samenwerking met de douane en met bedrijven is reeds in gang gezet.
INNVALL
20
EINDRAPPORTAGE INNVALL
EINDRAPPORTAGE INNVALL
Innovatie Value Added Logistics Limburg (INNVALL) www.fontys.nl/innvall
INNVALL
21