CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Inleiding..................................................................................4 Hoofdstuk 1: Werking van de Commissies van Toezicht.................6 1. Vergaderingen: Frequentie en belangrijke agendapunten .....6 2. Werking maandcommissaris .............................................6 3. Samenwerking gevangenisdirectie – Commissie ..................7 4. Samenwerking met het administratief, medisch en psychosociaal personeel ......................................................8 5. Samenwerking tussen de Commissies en externe diensten ...8 6. Werkingsmiddelen...........................................................9 7. Vormingsmogelijkheden................................................. 10 8. Door de Commissies van Toezicht ontvangen klachten....... 10 Hoofdstuk 2 : Vaststellingen aan de hand van de jaarverslagen van de Commissies van Toezicht .................................................... 16 Titel 1. Gegevens met betrekking tot de inrichting ...................... 16 1. Bestemming van de inrichting......................................... 16 2. Populatie...................................................................... 17 2.1. Overbevolking......................................................... 17 2.2. De gevolgen van de overbevolking ............................ 17 3. Personeel ..................................................................... 18 3.1. Opleidingen ............................................................ 18 3.2. Onderliggende verhoudingen .................................... 19 3.3. Absenteïsme ........................................................... 19 4. Infrastructuur ............................................................... 20 4.1. Werkplaatsen .......................................................... 20 4.2. Bezoekruimten ........................................................ 20 4.3. Veiligheid ............................................................... 21 4.4. Toegankelijkheid en gebruik ..................................... 21 Titel 2. Leven in de gevangenis ................................................ 21 1. Materiële omstandigheden – Levensomstandigheden in de gevangenis ...................................................................... 21 1.1. De voeding van de gedetineerden ............................ 21 1.2. De hygiëne in de inrichting ..................................... 22 1.3. De kledij............................................................... 23 1.4. Celruimte ............................................................. 23 1.5. Het aanwezig sanitair buiten de cel (wc, douche, lavabo) 24 1.6. De mogelijkheden van de kantine ............................ 24 PV1 – jvdw 00081
1
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
1.7. De wandeling ........................................................ 25 1.8. Het steunfonds ...................................................... 25 2. Gezondheidszorg en –bescherming.................................. 26 2.1. Aanwezigheid van artsen in de algemene geneeskunde, geneesheren-specialisten en verzorgend personeel ............ 26 2.2. Externe gezondheidszorg.......................................... 27 2.3. Preventieve gezondheidszorg en informatie ................ 28 2.4. Medische ruimten .................................................... 28 2.5. Medisch geheim ...................................................... 28 2.6. Verdeling en verbruik van geneesmiddelen ................. 29 3. Onthaal en informatie ................................................... 29 3.1. Rechten en plichten van gedetineerden ...................... 29 3.3 Procedure van de vervroegde invrijheidstelling ............. 31 3.4 Geneesheer – psychosociale dienst ............................. 31 3.5 Familie .................................................................... 32 4. Contacten met de buitenwereld ...................................... 32 4.1. Bezoek................................................................... 32 4.2. Telefoon ................................................................. 33 4.3. Briefwisseling.......................................................... 33 5. Regime ........................................................................ 34 5.1. De samenlevingsvoorwaarden ................................... 34 5.2. Activiteiten voor bepaalde doelgroepen ...................... 35 5.3. Incidenten .............................................................. 35 5.4. Het gebruik van dwangmiddelen, veiligheidsmaatregelen en afzonderingsregimes .................................................. 36 5.5. Toepassing van de tuchtprocedure............................. 37 5.6. De tuchtsancties...................................................... 38 5.7. Inspraakmogelijkheden ............................................ 38 5.8. Klachtmogelijkheden................................................ 38 5.9. Eerbiediging van de privacy. ..................................... 39 6. Arbeid ......................................................................... 39 6.1. Arbeidsmogelijkheden .............................................. 39 6.2. Ongevallen ............................................................. 40 6.3. Arbeidsaanbod ........................................................ 40 6.4. Aard van de arbeid .................................................. 40 6.5. Arbeidsverdeling...................................................... 40 7. Ontspanning................................................................. 40 8. Godsdienst en levensbeschouwing................................... 43 Titel 3: Gegevens met betrekking tot reclassering en herstel ....... 45 1. Opleiding ..................................................................... 45 1.1 Algemene opleiding .................................................. 45 1.2. Beroepsopleiding ..................................................... 46 PV1 – jvdw 00081
2
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
1.3. De organisatoren van de opleidingen ......................... 48 1.4. Deelname aan het opleidingsaanbod .......................... 49 1.5. Bekendmaking van het opleidingsaanbod ................... 51 1.6. Beantwoordt het aanbod aan de behoeften? ............... 52 1.7. Infrastructuur ......................................................... 54 1.8. Gedetineerden die de opleidingen voltooien ................ 54 een gebrek aan motivatie of interesse, vaak verband houdend met de detentieomstandigheden;........................ 55 overplaatsing naar een andere gevangenis; ................. 55 2. Hulpverlening – Behandeling en individuele begeleiding ..... 55 3. Herstel ........................................................................ 62 Hoofdstuk 3: Algemeen besluit en aanbevelingen ....................... 65 Bijlagen ................................................................................ 69
PV1 – jvdw 00081
3
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Inleiding
De
Commissies
van
Toezicht
en
de
Centrale
Toezichtsraad
voor
het
Gevangeniswezen werden opgericht door het K.B. van 4 april 2003 tot wijziging van het K.B. van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen. Het behoort tot de opdracht van deze organen om toezicht te houden op de bejegening van de gedetineerden en de naleving van de ter zake geldende voorschriften. Het betreft een onafhankelijk toezicht ten opzichte van de penitentiaire administratie. Dit betekent niet dat de toezichtorganen zich actief mengen in het lokaal of centraal beleid. Wel dienen waarnemingen gerapporteerd te worden aan de minister van Justitie en het federaal Parlement en worden adviezen geformuleerd over penitentiaire aangelegenheden.
De
leden
van
de
Commissies
van
Toezicht
zijn
zodoende
bevoorrechte
waarnemers van het gevangeniswezen. Door hun opdrachten dragen zij bij tot een betere werking van de gevangenissen. Belangrijke voorvallen en incidenten die zich voordoen in de inrichting waaraan zij verbonden zijn en die mogelijk wijzen op een slechte werking van de inrichting worden niet alleen geïdentificeerd en geïnventariseerd. Steeds wordt er, in overleg met de directie, de centrale administratie en de Centrale Raad, naar een oplossing gezocht. Hierbij vertrekken de commissieleden vanuit de opvatting dat elke mens uniek is en respect verdient voor zijn waardigheid en voor de uitoefening van zijn rechten, dat niemand kan herleid worden tot de daden die hij heeft gesteld en dat iedere samenleving moet zorgen voor een maximaal welzijn van al haar leden.
Het K.B. van 4 april 2003 stelt dat bij elke gevangenis, zowel arresthuizen als strafinrichtingen, een Commissie Van Toezicht dient opgericht. Elke Commissie dient minimaal zes en maximaal tien leden te tellen, waaronder ten minste één magistraat, één advocaat en één arts. Zij zijn benoemd voor een periode van vier jaar.
Tot op heden is er in elke gevangenis een Commissie van Toezicht opgericht, met uitzondering van de ‘Instelling voor Sociaal Verweer’ te Paifve. Ook in de gevangenis van Aarlen is geen Commissie actief: het toezicht in Aarlen combineren met de toezichtsopdracht in de gevangenis van Namen blijkt voor PV1 – jvdw 00081
4
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
één en dezelfde Commissie niet haalbaar. Er kan eveneens de vraag gesteld of er geen nood is aan de oprichting van een commissie van toezicht in de gesloten jeugdinstelling te Everberg.
Zoals verder in dit rapport blijkt, kampen de Commissies van Toezicht met heel wat werkingsproblemen toe te schrijven aan een gebrek aan omkadering. Tot op heden functioneren zij op louter vrijwillige basis. Dit gegeven maakt het erg moeilijk om in alle inrichtingen tot de installatie van een voltallige, actieve Commissie te komen. Deze problematiek werd reeds in het jaarrapport 2005 aangekaart. Tot op heden werden hierop echter geen afdoend antwoord gegeven.
In dit kader dient vermeld dat de Basiswet Gevangeniswezen aankondigt dat, eens het beklagrecht voor gedetineerden in werking is getreden, in de schoot van elke Commissies van Toezicht een formele Klachtencommissie zal moeten worden opgericht. Deze zal de rol van formele klachtencommissie opnemen. In de schoot van
de
Centrale Raad
zal
een
Beroepscommissie worden
opgericht. Dit
vooruitzicht, met name de oriëntering van de Commissies en Centrale Raad naar een formele rechtscolleges, zet de nood aan professionalisering en een betere omkadering van deze organen nog meer in het licht.
PV1 – jvdw 00081
5
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Hoofdstuk 1: Werking van de Commissies van Toezicht
1. Vergaderingen: Frequentie en belangrijke agendapunten De Commissies van Toezicht vergaderen minimum één keer per maand. Gedurende deze vergaderingen wordt voornamelijk aandacht besteed aan het functioneren van de Commissie, de bevoegdheden, het penitentiair beleid en de ontvangen klachten. Eveneens wordt aandacht besteed aan actuele onderwerpen hetzij
van
feitelijke,
hetzij
van
juridische
aard
zoals
bijvoorbeeld
de
drugproblematiek, het geweld, het aantal zelfmoorden en dergelijke meer. Daarnaast wordt in vele Commissies kennis gemaakt met andere actoren die binnen de gevangeniswereld werkzaam zijn.
2. Werking maandcommissaris Elke Commissie duidt maandelijks een ‘maandcommissaris’ aan1. Het behoort tot de taak van de maandcommissaris om erop toe te zien dat het welzijn van de opgesloten personen in acht wordt genomen. Deze maandcommissaris bezoekt in principe wekelijks de gevangenis en heeft daarbij aandacht voor de brieven en klachten van gedetineerden. Tevens bezoekt hij de personen die zich in de strafcel bevinden, maakt hij een rondgang in de inrichting en controleert hij specifieke aspecten binnen de inrichting zoals de hygiëne in de keuken, nazicht en netheid van het sanitair, brandveiligheid, veiligheid in de werkhuizen, het verloop van de nieuwe disciplinaire procedure en dergelijke meer. Wanneer de klachten eerder structurele problemen betreffen, zal de maandcommissaris zo veel mogelijk gegevens verzamelen om de Commissie op de eerstvolgende vergadering grondig in te lichten.
1
K.B. van 4 april 2003 tot wijziging van het K.B. van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van
de strafinrichtingen, zoals gewijzigd door het K.B. van 29 september 2005. PV1 – jvdw 00081
6
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Het verslag van al deze verrichtingen wordt tijdens de maandelijkse vergadering voorgebracht en besproken. De vergadering beslist nadien welk gevolg dient te worden
voorbehouden
aan
de
individuele
klachten.
Aan
de
betrokken
gedetineerden wordt, indien nodig, steeds schriftelijk het gevolg meegedeeld dat aan hun klachten en/of probleem werd gegeven.
Gelet op het groot aantal gedetineerden, het vrijwilligersstatuut van alle commissieleden en hun drukke beroepsbezigheden, is het volgens de Commissie te Brugge echter niet haalbaar om de gevangenis wekelijks te laten bezoeken door een maandcommissaris. Dit wekelijks bezoek lijkt ook in de gevangenis te Antwerpen moeilijk vol te houden wegens de serieuze onderbezetting van deze Commissie. De Commissies van Nijvel, Ittre en Jamioulx melden dat er maandelijks met twee maandcommissarissen wordt gewerkt.
3. Samenwerking gevangenisdirectie – Commissie Uit de jaarverslagen blijkt dat de samenwerking tussen de Commissies en de gevangenisdirecties ook in het jaar 2006 over het algemeen vlot is verlopen. De meeste Commissies vermelden dat hun voorzitter maandelijks door de directeur wordt ontvangen. Tijdens deze vergadering haalt de voorzitter de verslagen aan die door de commissarissen zijn opgesteld en vraagt hij verduidelijkingen aan de directie over de vermelde punten of worden ontvangen klachten met hem besproken. Daarenboven bestaat de mogelijkheid om gerichte vragen te stellen en belangrijk nieuws te vernemen. De gevangenisdirectie neemt indien nodig de nodige stappen om een probleem onmiddellijk op te lossen (indien deze niet van structurele of budgettaire aard zijn). Sommige
gevangenisdirecties
stellen
daarenboven
een
vergaderzaal
ter
beschikking in de gevangenis zelf (Antwerpen, Brugge, Sint-Gillis, Ieper…).
De samenwerking met de gevangenisdirectie te Merksplas daarentegen leek enige tijd verzuurd. Voornamelijk ten gevolge de heisa en de persaandacht eind 2006 naar aanleiding van klachten die de Commissie ontving over mishandelingen en onregelmatigheden
in
deze
strafinrichting,
was
het
de
ervaring
van
de
commissieleden dat zij niet altijd de volledige en juiste informatie kregen die werd gevraagd.
PV1 – jvdw 00081
7
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Ook de Commissie te Gent betreurt dat zij zelden spontaan op de hoogte werd gesteld van informatie die haar aanbelangt. De samenwerking verloopt enkel retroactief naar aanleiding van bepaalde vragen of klachten.
4. Samenwerking met het administratief, medisch en psychosociaal personeel Voor wat betreft de samenwerking tussen de Commissie en het administratief, medisch en psychosociaal personeel melden de meeste Commissies van Toezicht dat deze niet systematisch, maar wel op een vlotte en constructieve manier verloopt.
Vooral de Commissie te Verviers meldt ons evenwel een zwakke samenwerking: « Pour ce qui concerne la collaboration avec le personnel administratif (y compris les agents) la Commission de Verviers nous informe une très bonne collaboration avec certains. Mais, une attitude de méfiance (voir boycott) de la part d’autres, ceux-là meme qui sont opposés à toute forme d’évolution ou de changements et qui sont souvent aussi à la base de mouvements de mécontentement et qui constituent en outre un noyeau dur gangrenant les bonnes volontés. Avec le personnel médical, la commission nous informe d’une collaboration faible et équivoque ».
De Commissie te Gent ondervindt meer problemen in de samenwerking met de psychosociale diensten: “Met de PSD daarentegen is geen samenwerking aangezien de directie beslist heeft geen rechtstreekse communicatie toe te laten met de PSD. Vragen aan de PSD moeten via de directie gesteld worden.”
5. Samenwerking tussen de Commissies en externe diensten Op vele plaatsen is er overleg of samenwerking tussen de Commissie van Toezicht en de dienst Justitieel Welzijnswerk uitgebouwd. De Commissie van Hasselt startte in het jaar 2006 met de samenwerking met externe diensten, net zoals de Commissies te Antwerpen, Gent en Mechelen die contact opnamen met het Justitieel Welzijnswerk. De Commissie te Nijvel meldt dat er contacten zijn met de vzw ‘la Touline’ (Service d'Aide aux Détenus). PV1 – jvdw 00081
8
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
6. Werkingsmiddelen De Commissies van Toezicht evenals de Centrale Toezichtsraad betreuren ten zeerste dat er ook in het jaar 2006 geen minimaal werkingsbudget (voor telefonie, papier, postzegels…) werd voorzien. Elk lid van de Commissies en Centrale Raad draagt zelf de kosten die hij of zij maakt voor de uitvoering van de opdracht.
De bevoegdheden van de Commissies en de taken voor de leden krijgen een steeds grotere omvang doch, daar wordt anderzijds geen honorering voor voorzien. Nog steeds wordt met andere woorden te veel vrijwilligheid verwacht vanwege de commissieleden waardoor het niet evident is om nieuwe leden te rekruteren.
Daarenboven rijst de vraag naar de verzekering van de leden van de Commissies en de Centrale Toezichtsraad. Immers, tot op de dag van vandaag zijn deze leden niet verzekerd voor de taken en bevoegdheden die ze in het kader van hun benoeming uitvoeren.
Voor wat betreft de zitpenningen van de secretarissen is er wel beterschap opgetreden aangezien de betalingsachterstand tot en met het jaar 2006 werd weggewerkt.
De
terugbetaling
van
de
verplaatsingsvergoedingen
van
de
commissieleden daarentegen verliep chaotischer en onregelmatiger. Nog steeds werden commissieleden die hun aanvraag hebben ingediend niet uitbetaald.
Het is onontbeerlijk dat er voor de leden wordt voorzien in een redelijke onkostenvergoeding (zitpenning). Wanneer voldoende financiële en materiële middelen worden ter beschikking gesteld, zal ook de zoektocht naar voldoende leden vergemakkelijken. Reeds een positief vooruitzicht is evenwel de belofte vanwege het kabinet van de minister van justitie om aan alle Commissies een laptop en een printer ter beschikking te stellen.
PV1 – jvdw 00081
9
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
7. Vormingsmogelijkheden Ook voor wat betreft de vormingsmogelijkheden werd door de bevoegde minister van justitie nog geen budgetten vrij gemaakt die het voor de commissieleden mogelijk maken om zich voor vormingen in te schrijven. Wenst men met andere woorden een vorming of studiedag bij te wonen, zijn de leden op eigen initiatief aangewezen en dragen ze hiervoor zelf voor 100% de kosten.
Nieuwe regelgeving wordt wel steeds aan de voorzitters van de Commissies kenbaar gemaakt vanuit het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen en vanwege de Centrale Toezichtsraad. Maar, met het oog op de tenuitvoerlegging van de wet Dupont en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten, werd nog steeds niet voorzien in een noodzakelijke vorming voor de commissieleden.
8. Door de Commissies van Toezicht ontvangen klachten
Tabel 1: aantal klachten ontvangen door de Commissies van Toezicht
Commissie van Toezicht
Aantal ontvangen klachten in 2006
Oudernaarde
14
Dendermonde
40
Turnhout
22
Merksplas
98
Antwerpen
100
Brugge
1822
Hasselt
152
Gent
90
Mechelen
34
Wortel
24
Hoogstraten
0
Doornik
198
Nijvel
50
Verviers Vorst-Berkendael
2
150 à 200 0 tot 8 per maand
Dit betreft zowel klachten van het jaar 2005 als het jaar 2006. PV1 – jvdw 00081
10
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Zoals kan vastgesteld in voorgaande tabel is het aantal klachten dat door de verschillende
Commissies
van
Toezicht
in
2006
werd
behandeld
zeer
uiteenlopend; variërend van geen ontvangen klachten tot een 200-tal. In Dendermonde is een aanzienlijke stijging in het aantal ontvangen klachten gerapporteerd (in 2005 werden door deze Commissie slechts 7 schriftelijke en enkele mondelinge klachten ontvangen). Van de Commissies die niet zijn opgenomen in voorgaande tabel ontving de Centrale Toezichtsraad geen cijfergegevens.
De behandelde klachten zijn zeer divers. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de belangrijkste klachten die per Commissie werden ontvangen. Het is evenwel betreurenswaardig te moeten vaststellen dat de meeste klachten, net zoals in 2005, nog steeds betrekking hebben op:
-
De concrete leefomstandigheden van de gedetineerden ten gevolge van de problematische overbevolking3
Figuur 1: overzicht overbevolkingsproblematiek op 1 maart 20064
3
Overzicht van de overbevolkingsproblematiek per gevangenis: zie bijlage 2.
4
De cijfers omtrent de gevangenispopulatie in dit onderdeel zijn afkomstig van: FOD Justitie, Justitie
in cijfers 2006, Brussel, 2006, http://www.just.fgov.be/img_justice/publications/pdf/182.pdf; Cijfers DG Penitentiaire Inrichtingen PV1 – jvdw 00081
11
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
900
Werkelijk aantal gedetineerden Voorziene capaciteit
800
700
600
500
400
300
200
100
De
gevangenispopulatie
blijft
de
laatste
tien
jaren
gestaag
toenemen.
Onderstaande cijfergegevens tonen aan dat het aantal gedetineerden gedurende de laatste zeven jaren is blijven stijgen tot zelfs 9.635 gedetineerden. Dit terwijl de voorziene gevangeniscapaciteit slechts 8.492 plaatsen bedraagt. Tabel 2: gevangenisbevolking per categorie op 1 maart van het desbetreffende jaar5
Jaar
Voorlopig
Veroordeelden
Geïnterneerden7
Diversen8
Totaal
E.T9.
5
Cijfergegevens vanwege de FOD Justitie, DG Penientiaire Inrichtingen.
6
In toepassing van de wet op de voorlopige hechtenis
7
de geïnterneerden opgesloten in de inrichtingen tot bescherming van de maatschappij van Doornik
en Bergen zijn niet inbegrepen. 8
Ter beschikking van de regering: minderjarigen en geïnterneerde landlopers, recidivisten en
gewoontemisdadigers, vreemdelingen ter beschikking van de dienst Vreemdelingenzaken, voorlopig geplaatste minderjarigen, opgeslotenen op bevel van de waterschout, (geschorste) voorwaardelijk PV1 – jvdw 00081
12
Wortel
Vorst
Verviers
Turnhout
Sint-Hubert
Sint-Gillis
Ruiselede
Paifve
Oudenaarde
Nijvel
Namen
Merksplas
Mechelen
Marneffe
Leuven-H
Leuven-C
Lantin
Jamioulx
Ittre
Ieper
Hoogstraten
Hoei
Hasselt
Gent
Doornik
Dinant
Dendermonde
Brugge
Bergen
Antwerpen
Andenne
Aarlen
0
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
gehechten6 2000
3.023
4.900
640
125
8.688
12
2001
2.951
4.776
675
142
8.544
22
2002
3.238
4.497
644
226
8.605
167
2003
3.680
4.807
718
103
9.308
286
2004
3.614
4.713
783
135
9.245
278
2005
3.550
4.830
856
139
9.375
277
2006
3.530
5.082
862
161
9.635
337
Deze overbevolking, gekoppeld aan de veelal verouderde infrastructuur, zorgt dan ook vaak voor moeilijke leefomstandigheden voor de gedetineerden en moeilijke werkomstandigheden voor het personeel (cf. de geregelde rellen alsook stakingen bij het personeel)
-
De hygiëne en kwaliteit van de kleding
Meerdere gedetineerden klaagden ook in 2006 over te weinig kledij, kledij in slechte staat, onaangepaste kledij of kledij die onvoldoende snel ververst wordt. In Merksplas hadden enkele klachten ook betrekking op de infrastructuur en hygiëne in de gevangenis (schimmelvorming, externe bediening van het licht,…),
-
Het gebrek aan werk voor de gedetineerden
Het gebrek aan werk voor gedetineerden werd meermaals aangeklaagd. Een voldoende werkaanbod is nochtans essentieel voor de sociale rehabilitatie van de gedetineerde. Het is dan ook wenselijk dat op het centraal niveau, desgevallend
in
samenwerking
met
de
gewestelijke
overheid,
afdoende
oplossingen worden gevonden om het werkaanbod binnen de gevangenissen uit te breiden.
-
De kwaliteit van de medische en psychologische dienstverlening
Een opvallende vaststelling is dat bijna alle Commissies melding maken van het groot aantal klachten dat betrekking heeft op de werking van de psychosociale en medische dienst. De personeelskaders van de medische en psychosociale diensten
(verplegers,
psychologen,
maatschappelijk
assistenten,….)
zijn
vrijgestelden, voorlopig opgeslotenen in afwachting van de vi, personen veroordeeld in het buitenland, voorlopig aangehoudenen met het oog op herroeping probatie. 9
Niet inbegrepen in de kolom totaal. PV1 – jvdw 00081
13
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
onderbezet waardoor deze diensten onder zeer grote druk moeten werken. Dit laat zich voelen bij de behandeling en voorbereiding van allerhande dossiers welke bij gebrek aan personeel soms onredelijk lang op zich laten wachten. Gedetineerden
moeten
daarenboven
steeds
rekening
houden
met
lange
wachtlijsten wanneer het gaat om contactnamen voor medische zorgen of contactnamen met de psychosociale dienst. De organisatie van andere nuttige en noodzakelijke activiteiten voor de gedetineerden komt hierdoor in het gedrang. Het is dan ook aangewezen dat de verantwoordelijke overheden er een prioriteit van maken om de personeelskaders verder in te vullen, desgevallend uit te breiden, zodat de werkdruk voor de diverse personeelsleden draaglijker wordt en de dossiers binnen een redelijke termijn kunnen worden afgewerkt.
-
De toepassing van tuchtsancties
Er werden verschillende klachten geuit met betrekking tot de toepassing van tuchtsancties.
In
de
meeste
gevallen
had
de
klacht
betrekking
op
de
disproportionaliteit van de sanctie.
-
Het voedsel en de voedselbedeling
Andere vaak wederkerende klachten hadden voornamelijk betrekking op het voedsel en de voedselbedeling.
-
Het gebrek aan informatie
Een behoorlijk aantal contactnemingen vanwege gedetineerden had eveneens tot doel de hulp in te roepen van de Commissie met het oog op het bekomen van informatie. De Commissie van Gent stelt in haar jaarverslag dat de meeste klachten of vragen het gevolg lijken te zijn van een gebrek aan transparantie bij de besluitvorming ten aanzien van de gedetineerden. Gedetineerden weten niet altijd wanneer een bepaalde beslissing tegen hen werd genomen waardoor ze zich steeds meer naar de Commissie van Toezicht richten indien ze meer informatie wensen te ontvangen over het bezoek, het intrekken van voorwaardelijke invrijheidstelling of voorlopige invrijheidstelling, het toegepaste regime en de reden daarvan, de tucht, de transfers en dergelijke meer. Communicatie blijft net zoals in 2005 met andere woorden een belangrijk werkpunt
binnen
de
verschillende
penitentiaire
instellingen.
Genomen
beslissingen ten aanzien van gedetineerden dienen duidelijker te worden gemotiveerd. PV1 – jvdw 00081
14
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
PV1 – jvdw 00081
15
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Hoofdstuk 2 : Vaststellingen aan de hand van de jaarverslagen van de Commissies van Toezicht Dit hoofdstuk schetst een beeld van het actuele leven in de Belgische gevangenissen. Er wordt ingegaan op de concrete levensomstandigheden in de inrichtingen en de wijze waarop gedetineerden bejegend worden. Deze foto is gemaakt op basis van individuele klachten en meldingen van gedetineerden bij de Commissies van Toezicht ontvangen in 2006, alsook op informatie verkregen tijdens de wekelijkse bezoeken van de maandcommissarissen van de Commissies in de verschillende gevangenissen en een aantal inspectiebezoeken van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen.
Titel 1. Gegevens met betrekking tot de inrichting
1. Bestemming van de inrichting Tegenover 2005 is er met betrekking tot de bestemming van de inrichtingen in 2006 niets gewijzigd. De meeste gevangenisinstellingen zijn gesloten inrichtingen die stervormig werden gebouwd en vaak verschillende afdelingen hebben. Uit de jaarverslagen blijkt dat de meeste inrichtingen nog steeds zowel dienst doen als arresthuis en als strafinrichting. In
de
Belgische
gevangenissen
worden,
zoals
overal,
de
mannelijke
gedetineerden gescheiden van de vrouwelijke. Een aantal inrichtingen hebben een aparte vrouwenafdeling. Alleen de gevangenis van Berkendael is uitsluitend bestemd voor vrouwelijke gedetineerden. In twee inrichtingen is er ook een echte ziekenhuisafdeling
(Sint-Gillis en
Brugge). In de psychiatrische annex van sommige arresthuizen, bevinden zich een groot aantal personen in afwachting van hun doorverwijzing, bijvoorbeeld in Antwerpen en Vorst. Dit gebrek aan een aangepaste behandeling beantwoordt niet aan de eisen van een menswaardige detentie.
PV1 – jvdw 00081
16
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
2. Populatie Uit de dit jaar verkregen inlichtingen blijkt niet veel over de populatie en dit omdat vermoedelijk deze samenstelling niet substantieel gewijzigd is. Uiteraard met uitzondering van het steeds groeiend aantal gedetineerden. Het merendeel van de Belgische gevangenen is mannelijk en wat de leeftijd en nationaliteit betreft, merkt men een duidelijk onderscheid tussen de verdachten en de niet-definitief veroordeelden enerzijds en de definitief veroordeelden anderzijds. 2.1. Overbevolking Ondanks de steeds wederkerende problemen, persberichten, parlementaire vragen en dringende en gevaarlijke toestanden blijft de overbevolking in de Belgische gevangenissen, een enorm probleem. Nochtans stelt dit probleem zich niet in alle gevangenissen: kleinere instellingen hebben er minder mee te kampen. De overbevolking is vooral terug te vinden in instellingen die dienst doen als arresthuis en die vele voorlopig gehechten opsluiten. Deze instellingen kennen een
groot
verloop
en
worden
dagelijks
geconfronteerd
met
nieuwe
aangehoudenen die uiteraard onmiddellijk moeten opgenomen worden. De instellingen in de grote steden zoals Antwerpen, Brussel (Vorst, Sint-Gillis) en Gent, kampen nog steeds met een méér dan structureel probleem van overbevolking. 2.2. De gevolgen van de overbevolking De gevolgen van deze overbevolking zijn uiteraard op vele vlakken voelbaar. Zo moeten gedetineerden op de grond slapen en is er niet voldoende sanitaire voorziening (Mechelen), is er een gebrek aan linnen en matrassen en wordt ook een gebrek aan stoelen in de cel (Berkendael en Vorst) vastgesteld. Er zijn eveneens geen aparte faciliteiten voor rokers voorzien. Dit leidt tot problemen waar rokers en niet-rokers samen op cel moeten zitten (Ieper). Er wordt vaak enkel in een aparte rookruimte voor het personeel voorzien. In Vorst en Berkendael wordt hiervoor een celruimte ingenomen, waardoor deze niet voor de eigenlijke bestemming kan gebruikt worden.
PV1 – jvdw 00081
17
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Bovendien zijn de gevolgen van de overbevolking in alle instellingen nefast voor een goede werking van de inrichting. Immers, heel wat cellen zijn overbevolkt waardoor de leefbaarheid van de gedetineerden onder de grens van het aanvaardbare ligt. Bovendien komen hierdoor ook de meest elementaire rechten van de gevangenen in het gedrang (beperkte douches, onvoldoende hygiëne, beperkt bezoek, slapen op matrassen op de grond, beperkte bewegingsruimte enz.) wat uiteraard tot gevolg heeft dat er spanningen ontstaan tussen gedetineerden onderling en met het personeel. Ook voor het personeel is deze overbevolking niet werkbaar. Demotivering en stakingen zijn bijgevolg niet te vermijden. Overbevolking zorgt immers voor heel wat stress bij zowel de gedetineerden als bij het personeel met alle gevolgen van dien. De problemen hebben eveneens hun weerslag op het absenteïsmecijfer bij het personeel.
3. Personeel Tegenover vorig jaar werd geen nieuwe informatie verkregen met betrekking tot personeelsinzet,
waaruit
kan
afgeleid
worden
dat
de
situatie
niet
sterk
evolueerde. De Centrale Toezichtsraad heeft weet van uitbreidingen van personeel in de loop van 2006, dit meestal ten gevolge van acties van personeel of problemen met gedetineerden in de gevangenis zelf. Deze
kleine
personeelsuitbreidingen
in
enkele
gevangenissen
hebben
het
algemene probleem echter niet opgelost: in elke instelling wordt geklaagd over een groot tekort aan personeel (directie, penitentiaire beambten, psychosociaal en medisch personeel). Men beseft evenwel heel goed dat dit voornamelijk te wijten is aan een budgettair probleem. 3.1. Opleidingen Dit jaar werden er meer opmerkingen gemaakt over de opleiding van het personeel en dit in negatieve zin. Zo vermeldt Ittre ondermeer dat het gebrek aan opleiding van het personeel gevolgen heeft voor de verhouding
met de
gedetineerden en tussen het personeel onderling.
PV1 – jvdw 00081
18
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Het volgen van een opleiding kan echter wel voor problemen zorgen omdat het personeel dan wordt gemist en er soms verre verplaatsingen voor nodig zijn. Hierdoor gaat heel wat tijd verloren. De commissie van Nivelles merkt bv op : de meeste penitentiaire beambten “cherchent un emploi, pas un travail”.
Er wordt aangegeven dat 10% van de
beambten nooit een boek zou lezen en geen eenvoudige tekst kan schrijven. 3.2. Onderliggende verhoudingen Uit de rapporten van de diverse plaatselijke Commissies van Toezicht blijkt dat de problematiek rond het personeel ook de situatie van de gedetineerden treft. In Dendermonde zijn er bv. klachten over gezagsmisbruik en het feit dat de verhouding personeel/gedetineerden sedert de “grote ontsnapping” er niet op vooruit is gegaan.
Wat
de
verhoudingen
van
het
personeel
met
de
directie,
collega’s
en
gedetineerden betreft, valt op dat de evaluatie dit jaar aanzienlijk minder gunstig is dan vorig jaar en dat onderlinge wrijvingen zich meer manifesteren en tot problemen leiden.
In Nivelles was de toestand voor 18 april 2006 nogal extreem door de situatie van de directeur en de plaatselijke Commissie stelt dat er helemaal “geen piloot meer in het vliegtuig was”. Eveneens in Nivelles kan men spreken van verschillende clans en wordt o.m. de positie van de directeur geraakt door de macht van de vakbonden. 3.3. Absenteïsme Enkel de Commissie van Nivelles maakt in haar jaarverslag een opmerking over absenteïsme
dat
20%
zou
bedragen
(10
%
zieken
en
10
%
pré
gepensioneerden). De desorganisatie zou demoraliserend werken. Voor het overige zijn er geen nieuwe opmerkingen gegeven; de toestand is gelijklopend met die in 2005. In sommige instellingen is er nog sprake van absenteïsme gebaseerd op de zogenaamde “verworven rechten” en stelt men dat er nood is aan een meer doorgedreven ziektecontrole. Ook blijkt het ziekteverzuim in sommige instellingen samen te vallen met geweigerde verlofdagen.
PV1 – jvdw 00081
19
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
4. Infrastructuur Op enkele uitzonderingen na zijn de meeste instellingen zeer oud. Dit heeft uiteraard zijn weerslag op de volledige infrastructuur die niet is aangepast aan de moderne tijd en een archaïsche indruk geeft. In de loop van 2006 zijn in diverse instellingen renovatiewerken bezig of net afgerond. Heel wat van de aangekondigde en beloofde renovaties laten echter op zich wachten of worden gewoon doorgeschoven naar een later moment. In Dendermonde werden een aantal aanpassingen gedaan naar aanleiding van de ontsnapping; blijkbaar moet er eerst iets ernstigs gebeuren voor men een initiatief neemt. In Leuven-Centraal zijn in vleugel F geen toiletten en verzakt de keukenvloer door de onderliggende gangen van ratten. De Centrale Toezichtsraad heeft bij diverse bezoeken in meerdere instellingen moeten vaststellen dat de situatie onaanvaardbaar is met middeleeuwse toestanden: geen stromend water op cel, een toiletemmer die één maal per 24 uur mag geledigd worden, schimmel in douches waardoor de cellen ernaast aangetast en onbruikbaar worden...
De toestand in sommige gevangenissen doet soms denken aan de situatie van huurders van huisjesmelkers of onhygiënische restaurants. 4.1. Werkplaatsen Hoewel de meeste inrichtingen over een werkplaats voor de gedetineerden beschikken, is dit in de arresthuizen meestal niet het geval. Dit is vermoedelijk te verklaren door de snelle doorstroming van gedetineerden. Over het algemeen zijn er geen opmerkingen over deze werkplaatsen. 4.2. Bezoekruimten Op een aantal uitzonderingen na beschikt elke instelling over een bezoekruimte voor
het
gewone
bezoek,
het
intiem
bezoek,
het
kinderbezoek
en
gespreksruimtes voor advocaten en hulpverleners. Sommige commissies klagen echter aan dat er onvoldoende ruimte is. Hierbij wordt in eerste instantie blijkbaar geraakt aan de ruimte voor advocaten en externe hulpverleners. Dit is bijvoorbeeld het geval in de gevangenis te Sint-Gillis.
PV1 – jvdw 00081
20
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
4.3. Veiligheid Voor wat de veiligheid van de instellingen betreft (arbeidsplaatsen, beveiliging, brandbeveiliging e.d.m.), dient de Centrale Toezichtsraad vast te stellen dat er niet veel gewijzigd is tegenover 2005. De brandveiligheid laat in de meeste instellingen te wensen over en hoewel iedereen de gevaren kent, wordt er niets gedaan om de toestand te verbeteren. Samenhangend met de brandveiligheid dient ook vastgesteld te worden dat de elektriciteit niet naar behoren en conform de regels werkt en dat de meeste intercoms hun nut verloren door gebrek aan herstellingen en onderhoud. Er kan de vraag gesteld of er eerst ongelukken moeten gebeuren voor er iets aan deze problematiek wordt gedaan. 4.4. Toegankelijkheid en gebruik Uitgezonderd de bemerkingen die verder worden gemaakt onder meer met betrekking tot de hygiëne, zijn er zo goed als nergens klachten met betrekking tot het gebruik, uitrusting, onderhoud, en toegankelijkheid van de ruimtes. Wel wordt de vraag gesteld wat men kan en mag verwachten in een gevangenis en op basis waarvan men het bovenstaande dan moet evalueren. Ook wordt over het algemeen gesteld dat het wenselijk zou zijn om de mogelijkheden van het bezoek uit te breiden en een aangepaste infrastructuur te voorzien aan de huidige tijd.
Titel 2. Leven in de gevangenis
1. Materiële omstandigheden – Levensomstandigheden in de gevangenis 1.1. De voeding van de gedetineerden In de meeste inrichtingen is de kwaliteit van de voeding aanvaardbaar. Er wordt rekening gehouden met dieetvoeding en met religieuze voedingsvoorschriften. Toch hebben enkele commissies van toezicht vastgesteld dat er onvoldoende fruit en/of groenten op het menu staan (Ittre, Doornik, Sint-Gillis, Vorst, LeuvenCentraal), dat de individuele porties te klein zijn (Lantin, Jamioulx, Verviers, Ittre, Sint-Gillis, Vorst) of nog dat het eten te koud wordt opgediend (Sint-Gillis, Vorst, Jamioulx).
De Centrale Raad stelt vast dat in vergelijking met vorig jaar meer
PV1 – jvdw 00081
21
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Commissies melden dat er onvoldoende eten bedeeld wordt, hetgeen totaal onaanvaardbaar is. De commissies van Hoogstraten, Verviers, Dendermonde, Vorst en Wortel klagen terecht de lage voedingsprijs aan. Deze zou reeds gedurende jaren vastgesteld zijn op iets meer dan 3 euro. Deze Commissies pleiten voor het optrekken van het voedingsbudget. Bovendien zou het
voedingsbudget moeten berekend
worden op basis van de normale capaciteit van de inrichting en niet op basis van de reële capaciteit, wat leidt tot moeilijkheden in geval van grote overbevolking. 1.2. De hygiëne in de inrichting In de meeste inrichtingen heeft de hygiëne te lijden onder de verouderde infrastructuur en de permanente overbevolking. Zo worden in Jamioulx, Lantin, Sint-Gillis, Leuven en Vorst grote problemen gemeld rond
de
aanwezigheid
van
heel
wat
ongedierte
(muizen,
ratten,
kakkerlakken,…) en schimmel op de celmuren en in de douches. Deze onhygiënische
en
mensonwaardige
toestand
werd
in
de
beide
Brusselse
gevangenissen eveneens vastgesteld door de Centrale Toezichtsraad tijdens een in 2006 uitgevoerd inspectiebezoek. In de inrichtingen te Turnhout, Jamioulx en Lantin werd eerder reeds de keuken, na een inspectie door de bevoegde diensten, afgekeurd.
In Turnhout zijn de
werken aan het nieuwe keukencomplex momenteel volop aan de gang en in Jamioulx worden er werkzaamheden gepland in 2008. Voor Lantin wordt er geen melding gemaakt van enig plan in die richting. Ook in St-Gillis stelt de Commissie van Toezicht zich heel wat vragen bij de hygiëne in de keuken. De Commissie van Vorst daarentegen meldt een lichte verbetering in vergelijking met vorig jaar. In de inrichtingen van Vorst, Sint-Gillis en Doornik wordt de erbarmelijke staat van de strafcel aangekaart, meer in het bijzonder de staat van de matrassen en de ondraaglijke geur die er heerst. De mogelijkheden op persoonlijke hygiëne bij een verblijf in de strafcel laat ook te wensen over: geen wissel van ondergoed, niet kunnen beschikken over een tandenborstel, geen of althans geen dagelijkse douchemogelijkheid.
PV1 – jvdw 00081
22
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Andermaal beklemtoont de Centrale Toezichtsraad dat onderhouds-, sanitaire- en verzorgingsproducten zoals tandpasta, zeep, wc-papier, bleekwater en dergelijke meer, gratis ter beschikking moeten gesteld worden van de gedetineerden met het oog op hun persoonlijk onderhoud en het onderhoud van hun leefruimte. In de meeste inrichtingen moeten deze producten aangekocht worden via de kantine.
Hierdoor
worden
de
gedetineerden
die
niet
beschikken
over
bestaansmiddelen gediscrimineerd. 1.3. De kledij
Slechts in een kleine minderheid van de inrichtingen is er voldoende en degelijk materiaal voorhanden.
In de meeste inrichtingen is de gevangeniskledij echter
oud, in slechte staat en zijn de juiste maten niet altijd beschikbaar. De voorraden zijn zeer klein of uitgeput. Het bestellen en aankopen van kledij verloopt via het centraal bestuur, maar er wordt slechts traag en onregelmatig geleverd. In de gevangenis van Verviers was de situatie dermate dat de Commissie de hulp ingeroepen heeft van het Rode Kruis. De commissie van Dendermonde blijft zich vragen stellen
omtrent de hygiëne
van kledij en beddengoed. Zo worden dekens en schoeisel van de ene naar de andere gedetineerde doorgegeven zonder enige reiniging. In Doornik mogen gedetineerden hun eigen kledij dragen maar blijkt het onderhoud van de kledij ter plaatse zeer moeilijk te verlopen wegens een gebrek aan wasautomaten. De Commissie van Merksplas betreurt dat er geen eenduidige nationale richtlijn bestaat met betrekking tot de mogelijkheid om persoonlijke sportschoenen te dragen. De Commissies van Gent en Sint-Gillis maken melding van het feit dat persoonlijke kledij van gedetineerden wel eens verloren gaat in de inrichting. 1.4. Celruimte
De basisuitrusting van de cel is, voor zover deze bevolkt wordt door het voorziene aantal gedetineerden, in de meeste inrichtingen in orde. Dit is evenwel niet het geval voor de meeste arresthuizen waar een chronische overbevolking heerst. Vaak moet men improviseren door matrassen (als deze er al zijn) op de grond te PV1 – jvdw 00081
23
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
leggen in veel te kleine cellen. Bv In Vorst moeten de gedetineerden soms op de grond op een deken slapen. Sommige Commissies (Verviers, Dendermonde, SintGillis) vermelden dat beschadigingen aan het meubilair niet steeds hersteld of vervangen worden. Een inventaris opmaken bij de ingebruikname van de cel zou naderhand discussies over beschadigingen kunnen vermijden. Bepaalde cellen van de gevangenissen van Hoogstraten, Leuven-Centraal, Turnhout, Vorst, Merksplas, Namen, en Doornik beschikken anno 2006 nog steeds niet over de nodige sanitaire voorzieningen.
Op deze afdelingen zijn er
geen WC’s op de cellen noch stromend water. Men maakt er nog gebruik van WCemmers en kruiken met water. Het spreekt voor zich dat deze toestand mensonwaardig is. De Commissie van Gent meldt dat door de overbevolking gedetineerden op één cel verblijven met geïnterneerden met ernstige psychiatrische aandoeningen. Vermelden we nog dat niet-rokerscellen niet voorzien zijn in de strafinrichtingen. 1.5. Het aanwezig sanitair buiten de cel (wc, douche, lavabo)
In de meeste inrichtingen voldoet het sanitair aan de vereisten. Toch zijn er overal
wel wat terugkerende kleine mankementen: lekkende kranen, verstopte
WC’s, schimmels in de douches,… In de gevangenissen van Sint-Gillis, Doornik, Vorst,
Marneffe
en
Jamioulx
daarentegen
worden
grote,
onaanvaardbare
mankementen gemeld op het vlak van het aantal beschikbare douches, over de staat
waarin
deze
zich
bevinden
(volledig
met
schimmels
bedekte
doucheruimtes!) en over hun onderhoud. De toevoer van te koud of te warm water in de douches is een probleem in Sint-Gillis en Lantin. 1.6. De mogelijkheden van de kantine
De meeste Commissies geven aan dat er zeer ruime kantinemogelijkheden zijn en hebben geen klachten ontvangen over de organisatie ervan. Alleen in Antwerpen, Vorst en Doornik is het aanbod, vooral van verse producten, te beperkt. In Antwerpen zijn er ook problemen met de leveringstermijnen. In Ittre en Vorst stellen de Commissies vast dat de aangerekende prijs niet altijd overeen stemt met de geleverde hoeveelheid.
PV1 – jvdw 00081
24
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Een
andere
belangrijke
vaststelling
is
dat,
met
uitzondering
van
de
gevangenissen te Nijvel, Hoogstraten en Andenne, de Commissies van toezicht vaststellen dat de kantineprijzen in quasi alle inrichtingen te hoog zijn. Een aantal Commissies suggereert dan ook terecht om witte producten aan te bieden of om beroep te doen op goedkopere winkelketens. Ook voor wat betreft de prijs die gedetineerden moeten betalen voor de huur van een TV-toestel en/of elektrische kookplaat is de Commissie van Doornik de mening toegedaan dat deze prijs niet in verhouding staat tot de kostprijs van deze toestellen in de handel. 1.7. De wandeling
In alle inrichtingen hebben de gedetineerden de mogelijkheid om dagelijks te wandelen op de binnenplaats. De duur van de wandeling varieert naargelang de inrichting van 1 uur (in Vorst) tot 4 uur (in Hasselt). Wel merkt de Commissie van Sint-Gillis op dat de individuele wandeling voor gedetineerden op strafcel niet mogelijk is. Tijdens de weekends of in de zomermaanden worden in de meeste inrichtingen nog bijkomende wandelingen georganiseerd. 1.8. Het steunfonds
Het steunfonds kan enerzijds worden aangewend voor de individuele financiële steun
van
behoeftige
gedetineerden
maar
anderzijds
ook
voor
bepaalde
betalingen ten voordele van de gedetineerden (treinticket bij vrijstelling, tussenkomst in reiskosten van familieleden, financiering van socio-culturele activiteiten ten voordele van de gedetineerden, aankoop sportinfrastructuur, …). De criteria voor de toegankelijkheid evenals de frequentie van het gebruik van het steunfonds zijn in de meeste inrichtingen echter niet duidelijk en weinig transparant. De wijze waarop behoeftige gedetineerden geholpen worden varieert sterk van inrichting tot inrichting. Zo krijgt een gedetineerde in Sint-Gillis bijvoorbeeld 1 euro belwaarde per week en 5 euro sociale kantine per maand.
In
Andenne
daarentegen kunnen behoeftige gedetineerden 45 euro per maand krijgen waarover ze vrij kunnen beschikken. Diverse Commissies maken de bedenking PV1 – jvdw 00081
25
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
dat het niet duidelijk is welke criteria gebruikt worden om minder begoeden te definiëren en te selecteren. Opgemerkt wordt dat op sommige plaatsen de toegekende hulp net volstaat voor het huren van een TV–toestel. In Vorst is het huren van een TV-toestel zelf verplicht en wordt de huurprijs aangerekend aan elke individuele gedetineerde ook al verblijft hij samen met twee andere gedetineerden op een matras op de grond van een overvolle cel.
2. Gezondheidszorg en –bescherming 2.1. Aanwezigheid van artsen in de algemene geneeskunde, geneesherenspecialisten en verzorgend personeel
Zoals in 2005, kan de aanwezigheid van de artsen in de algemene geneeskunde en
hun
prestaties
als
bevredigend
worden
omschreven,
behalve
in
de
arresthuizen waar de uren waarover zij beschikken ontoereikend zijn om voldoende tijd te besteden aan de nieuwe en de overige gedetineerden. Dit leidt tot talrijke klachten.
Net zoals in 2005 klagen de Commissies erover dat de psychiatrische zorgen ontoereikend zijn. De uren toegewezen aan de psychiaters zijn ruim onvoldoende, gelet op het groot aantal opgesloten verslaafden en het gegeven dat de gevangenispopulatie met meer ernstige psychiatrische stoornissen te maken krijgt. De oorzaak van deze tekortkomingen moet worden gezocht in de gebrekkige financiering van de gezondheidszorgen in het gevangeniswezen.
Verschillende Commissies stellen de ontoereikendheid van de kinesitherapie en de tandverzorging aan de kaak. Er is zeer veel vraag naar tandverzorging. Wat deels is toe te schrijven aan een gebrek aan tandverzorging voorafgaand aan de detentie, een slechte mond- en tandhygiëne te wijten aan het gebruik van drugs of slechte socio-economische omstandigheden.
Vaak is er ook een tekort aan verplegend personeel dat gewend is in een strafinrichting
te
werken.
De
vervanging
door
uitzendpersoneel
leidt
tot
problemen inzake efficiëntie en financiering. PV1 – jvdw 00081
26
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Zoals in 2005 hebben de stakingen van het bewakingspersoneel nefaste gevolgen voor de gezondheidszorg; enkel zeer dringende zaken worden dan opgevolgd.
De artsen, psychiaters en tandartsen werden met meer regelmaat uitbetaald dan in 2005. De betrokken diensten moeten ertoe worden aangemoedigd een beleid te voeren dat de dienstverleners op financieel vlak eerbiedigt. De achterstallen ten aanzien van de leveranciers daarentegen blijven hoog, zodanig dat bepaalde ondernemingen weigeren nog medisch materiaal te leveren zolang de uitstaande rekeningen niet betaald zijn.
Dit verstoort vanzelfsprekend de werking van de
medische diensten. 2.2. Externe gezondheidszorg
Zoals in 2005 doen weinig gedetineerden een beroep op een externe arts van hun keuze, waarschijnlijk wegens financiële redenen. Om redenen van plaatselijke organisatie moet soms weken of maanden gewacht worden op overbrenging naar het ziekenhuis voor een raadpleging of onderzoek. De wachttermijnen voor de gedetineerden zijn langer dan voor de lokale bevolking. De gezondheid van de gedetineerden blijkt niet altijd een prioriteit te zijn. De gelijkwaardigheid van de verzorging wordt niet nageleefd, en lijkt enkel vanzelfsprekend te zijn voor het medisch korps. Verschillende actoren en elementen zijn betrokken bij de organisatie en de verwezenlijking van de uithalingen: ziekenhuis,
lokaal bestuur, griffie, veiligheidsdiensten, beschikbaarheid in het vakbondsgeschillen…
De
toestand
zal
steeds
slechter
worden
aangezien het aantal vragen om onderzoeken en advies stijgt omdat de geneeskunde evolueert.
Tijdens de uithalingen om medische redenen worden de gedetineerden van de gevangenis van Sint-Gillis systematisch geboeid en aan hun bed vastgemaakt tijdens een ziekenhuisopname. Dit is strijdig met de aanbevelingen van het CPT en getuigt van weinig eerbied voor de inherente waardigheid van de mens.
Zoals voorheen vindt het grootste deel van de invrijheidstellingen plaats zonder dat de medische dienst vooraf wordt gewaarschuwd, hetgeen schadelijk is voor de continuïteit van de zorgen, vooral voor patiënten die lijden aan chronische ziekten. PV1 – jvdw 00081
27
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
2.3. Preventieve gezondheidszorg en informatie
Zoals in 2005 wordt de informatie inzake preventie vaak enkel gericht gegeven of onder de vorm van een brochure of posters die te vaak eentalig zijn. Soms wordt de informatie door externe diensten verzorgd. De opsporing van tuberculose gebeurt in alle gevangenissen stelselmatig en in samenwerking met VRGT-FARES. Er is nergens voorzien in toelichting over tandhygiëne. De gedetineerden zouden over tandpasta en een tandenborstel moeten beschikken, ongeacht hun financiële mogelijkheden. Het is onaanvaardbaar dat niet-rokers niet kunnen beschikken over een rookvrije cel. 2.4. Medische ruimten
De medische ruimten zijn over het algemeen toereikend, behalve in Vorst waar de ruimten zeer klein zijn en wordt gekampt met onderbemanning.
De
Commissies te Merksplas, Andenne, Hoei en Marneffe maken dezelfde opmerking. 2.5. Medisch geheim
Het medisch geheim wordt over het algemeen in acht genomen in de gevangenissen. De vereiste vertrouwelijkheid wordt echter met de voeten getreden als de penitentiaire beambten ermee worden belast de geneesmiddelen te verdelen. Tijdens de onderzoeken die buiten de gevangenis worden uitgevoerd of tijdens een ziekenhuisopname, wordt het medisch geheim niet nageleefd omdat penitentiaire beambten verplicht aanwezig moeten zijn. De arts te Ieper beschikt nog steeds niet over een persoonlijke telefoon, waardoor hij moet bellen vanuit het kantoor van een penitentiair beambte, met het gebrek aan geheimhouding dat daarmee gepaard gaat.
Er bestaat een interpretatieverschil over het recht van toegang van de arts van de Commissie van toezicht tot het medisch dossier van een gedetineerde, zulks met zijn toestemming.
Dit zou de opdracht de naleving van de regels inzake
gezondheidszorg te controleren evenwel niet mogen hinderen:
een beperkte
toegang die de mogelijkheid biedt de gestelde vraag te beantwoorden, in aanwezigheid van of na contactname met de verantwoordelijke arts, moet mogelijk zijn. PV1 – jvdw 00081
28
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
2.6. Verdeling en verbruik van geneesmiddelen
In 2006 werd methadon in de gevangenis te Dendermonde steeds in de vorm van capsules voorgeschreven. Dat kan aanleiding geven tot handel en intoxicatie.
De geneesmiddelen worden nu voorgeschreven via een computerprogramma en dagelijks verdeeld in een persoonlijk medicijnendoosje, door een plaatselijke apotheker.
Elke
medische
dienst
beschikt
over
een
kleine
geneesmiddelenvoorraad voor de noodgevallen. Dankzij dit systeem zijn er minder vergissingen, maar het stelt de gedetineerden die overgeplaatst worden naar een andere gevangenis systematisch bloot aan een tijdelijke onderbreking van hun gebruikelijke behandeling. Dit kan zeer schadelijk zijn voor hun gezondheid.
Het voorschriftbeleid inzake methadon aan verslaafden is zeer uiteenlopend, in bepaalde
gevangenissen
zou
de
snelle
ontwenning
de
regel
zijn.
Meer
éénvormigheid in beleid terzake dringt zich op. De behandeling van verslavingen zou overal de taak van gespecialiseerde medico-psycho-sociale teams moeten zijn.
3. Onthaal en informatie 3.1. Rechten en plichten van gedetineerden
Het dagelijkse leven
in de gevangenis in 2006 biedt de gedetineerden
onvoldoende mogelijkheid om duidelijke informatie te krijgen over hun rechten en plichten. Ook over de vooruitgang op regelgevend en juridische vlak in het kader van de Basiswet Gevangeniswezen wordt onvoldoende geïnformeerd.
De duizend en één kleine details die zijn opgenomen in het specifieke reglement van een welbepaalde inrichting, zouden normaliter omschreven moeten zijn in het huishoudelijk reglement. Er worden stappen ondernomen opdat alle inrichtingen hierover zouden beschikken.
De Centrale Toezichtsraad stelt echter vast dat ondanks haar aanbeveling op dat vlak in haar jaarrapport 2005, de inrichtingen van Antwerpen, Doornik, Jamioulx, Sint-Gillis, Verviers en Vorst nog steeds niet schijnen te beschikken over een huishoudelijk reglement. PV1 – jvdw 00081
29
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Het huishoudelijk reglement wordt nochtans beschouwd als een referentiewerk dat onmisbaar is voor alle partijen (personeel en gedetineerden). Van dat instrument wordt verwacht dat het behoorlijk wat verschillen wegwerkt die voortvloeien uit een gebrek aan regels, uit de invoering van persoonlijke regels, dan wel uit de persoonlijke interpretatie van regels die niet nauwkeurig genoeg zijn (Verviers). Te Sint-Gillis bijvoorbeeld varieert hetgeen intern is toegelaten in de cel zeer sterk door de afwezigheid van een huishoudelijk reglement.
Met de Commissie van Vorst kunnen we stellen dat “het onvoldoende informeren van gedetineerden over hun rechten en plichten zorgt voor veel onduidelijkheid en misverstanden en het kan bij de gedetineerden het gevoel opwekken of versterken dat beslissingen arbitrair genomen worden”.
In de meeste van de gevangenissen wordt aan nieuwe gedetineerden min of meer gedetailleerde basisinformatie gegeven in de vorm van een brochure over de rechten en de plichten in de inrichting. De kwaliteit van de geboden informatie en de regelmaat waarmee deze informatie verspreid wordt varieert echter sterk van inrichting tot inrichting. Zo blijkt in Vorst de ter beschikking gestelde informatiebrochure totaal ontoereikend en verouderd te zijn. Ook in Nijvel, Sint-Gillis en Lantin is de informatiebrochure moeilijk begrijpbaar en/of zijn er problemen met de verdeling.
Gelet op de diversiteit van talen onder de gedetineerden pleiten de meeste Commissies van Toezicht ervoor om de informatie beschikbaar te stellen in meerdere talen. Een aantal commissies wijzen ook op het probleem van ongeletterdheid onder de gedetineerden. Dit heeft een nefaste invloed op hun mogelijkheden om de ter beschikking gestelde informatie te begrijpen. In de gevangenis van Mechelen werd in 2006 het initiatief genomen om een maandelijks groepsonthaal te organiseren om er mee voor te zorgen dat iedere gedetineerde maximaal en correct geïnformeerd wordt over zijn rechten, plichten en mogelijkheden. De bestaande infobrochures werden geactualiseerd en worden aan iedere inkomende gedetineerde persoonlijk overhandigd. Vorst beschikt over een informatievideo in 5 talen met nuttige informatie over het detentieverloop. Hoewel deze video in principe aan alle binnenkomers moet vertoond worden, heeft de Commissie van Vorst ook dit jaar vastgesteld dat dit niet altijd het geval is. PV1 – jvdw 00081
30
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
3.2 Basiswet gevangeniswezen De structurele juridische vooruitgang inzake de interne rechtspositie van gedetineerden die met de Basiswet gevangeniswezen is geboekt, of wordt voorbereid, leidt vanzelfsprekend tot heel wat vragen en aanzienlijke bezorgdheid bij zowel het personeel als de gedetineerden. Hoewel in een aantal inrichtingen toelichting werd gegeven, blijkt de geboden informatie vaak onvoldoende toegankelijk of op maat van de gedetineerden (Dendermonde, Vorst, Ittre, Sint-Gillis, Doornik; ...). Verschillende Commissies (Leuven, Dendermonde) vragen dan ook
in de bibliotheek geactualiseerde,
toegankelijke juridische documentatie ter beschikking te stellen. 3.3 Procedure van de vervroegde invrijheidstelling
In de meeste inrichtingen ontvangen de gedetineerden bij hun aanmelding informatie over de procedure van de vervroegde invrijheidstelling.
In andere
inrichtingen wordt deze procedure, evenals andere elementen met betrekking tot het detentieverloop, slechts toegelicht op vraag van de gedetineerden of indien deze van toepassing is. 3.4 Geneesheer – psychosociale dienst
Volgens de wettelijke bepalingen moeten gedetineerden binnen de 24 uur gezien worden door de gevangenisdirecteur en de geneesheer van de inrichting. Vaak worden de gedetineerden binnen de vijf dagen ook gezien door de psychosociale dienst. Op deze regel worden weinig onregelmatigheden vastgesteld. De Commissie van Vorst meldt wel dat het onderzoek door een dokter eerder zeldzaam is en dat gedetineerden bij hun aankomst meestal gezien worden door een verpleegkundige. In Vorst worden nog andere onregelmatigheden bij het onthaal
vastgesteld.
Zo
zou
de
onthaalprocedure
niet
correct
verlopen:
gedetineerden zouden verplicht worden documenten te tekenen zonder ze gelezen te hebben en er zouden persoonlijke spullen van gedetineerden in de vuilbak gegooid worden in het bijzijn van de betrokken gedetineerden. Ook het onthaal van alle nieuwe gedetineerden door de psychosociale dienst blijkt in Vorst verre van automatisch en regelmatig te verlopen. De Commissie van Verviers merkt op dat het onthaal van nieuwe gedetineerden door de diverse diensten soms op zich laat wachten.
PV1 – jvdw 00081
31
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
3.5 Familie
De meeste Commissies zijn van mening dat er voldoende informatie verstrekt wordt aan de familieleden van gedetineerden. Zo bestaat er in een aantal inrichtingen een informatiebrochure ten behoeve van familieleden, kunnen de familieleden meestal
een onderhoud vragen met de directie of met de
psychosociale dienst, of kunnen ze terecht bij de diensten Justitieel Welzijnswerk van de Gemeenschappen. In een aantal inrichtingen zijn er specifieke projecten ten behoeve van familieleden van gedetineerden. In de gevangenis van Vorst organiseren de bicommunautaire diensten Justitieel Welzijnswerk elke voormiddag (met inbegrip van zaterdag) een onthaalpermanentie ten behoeve van familieleden in de wachtzaal van de gevangenis. In Jamioulx staat ook een dergelijk project in de steigers. Het “wachtzaal-onthaal” is een gezamenlijk project van de locale toezichtscommissie en van de VZW Espace Libre. In Oudenaarde wordt jaarlijks een onthaaldag voor familieleden georganiseerd. In Leuven Centraal en Hasselt organiseert
Justitieel
Welzijnswerk
een
praatgroep
voor
familieleden
van
gedetineerden. In Mechelen nam de herstelconsulente samen met het Stedelijk Cultuurcentrum Mechelen het initiatief om het kinderboek “Papa is weg” te realiseren via een praatgroep van vaders in de gevangenis. Met dit boek wordt er een instrument aangereikt aan iedereen die moet omgaan met kinderen wiens vader in de gevangenis zit.
4. Contacten met de buitenwereld 4.1. Bezoek
Aan de gedetineerden moet de mogelijkheid geboden worden om de contacten met hun familie en/of naasten, en dan voornamelijk met hun echtgenoot of partner en met hun kinderen, te onderhouden.
De interne bezoekfaciliteiten zijn over het algemeen vrij gunstig. In alle inrichtingen wordt familiebezoek, ongestoord bezoek (in de gevangenis van Vorst vanaf begin 2007) en extra kinderbezoek georganiseerd.
De materiële omstandigheden (bezoeklokalen) zijn doorgaans behoorlijk. De akoestiek in sommige spreekplaatsen achter glas is echter problematische (Vorst).
In diezelfde inrichting zijn er eveneens klachten over de beperkte PV1 – jvdw 00081
32
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
mogelijkheden van tafelbezoek in vergelijking met andere inrichtingen (slechts na 3 maanden voorhechtenis voor verdachten)
In Sint-Gillis zijn er nog steeds maar 4 spreekkamers beschikbaar voor het bezoek
van
advocaten,
politiediensten
en
externe
hulpverleners.
Deze
infrastructuur is absoluut ontoereikend voor een arresthuis met een reële capaciteit van 620 gedetineerden. Advocaten en externe hulpverleners ontvangen hun cliënten noodgedwongen aan een tafel in de gang, waar personeel en medegedetineerden constant voorbij lopen en een permanent lawaai is. Dit is ontoelaatbaar gezien de noodzakelijke vertrouwelijkheid van deze gesprekken.
Alle inrichtingen besteden de nodige aandacht aan het behoud van de kindouderrelatie.
In de meeste inrichtingen worden de speciale kinderbezoeken op
woensdagnamiddag begeleid en/of geanimeerd door hulpverleners van Relais Enfants-Parents of van de diensten Justitieel Welzijnswerk. In quasi alle inrichtingen worden gezamenlijke festiviteiten op touw gezet n.a.v. bijvoorbeeld Sinterklaas,
vader-
en/of
moederdag,…
In
11
inrichtingen
praatgroepen voor gedetineerde vaders of moeders.
bestaan
ook
Deze worden meestal
georganiseerd door externe diensten zoals Relais Enfants-Parents of Justitieel Welzijnswerk. 4.2. Telefoon
In alle inrichtingen kunnen de gedetineerden dagelijks of om de twee dagen telefoneren op voorwaarde dat ze over voldoende belkrediet beschikken.
In 7
inrichtingen (Vorst, Sint-Gillis, Lantin, Doornik, Andenne, Mechelen en Ittre) vinden de Commissies dat de gesprekskosten veel te hoog liggen in verhouding tot telefoniekosten buiten de gevangenis. Dit is vooral een groot probleem voor buitenlandse
gedetineerden.
Meestal
is
de
telefoon
immers
hun
enig
communicatiemiddel met de buitenwereld en noodzakelijk voor de organisatie van hun terugkeer. De Commissie van Mechelen vraagt zich dan ook terecht af of voor de gevangenissen niet kan voorzien worden in een sociaal telefoontarief. 4.3. Briefwisseling
In alle inrichtingen is onbeperkte briefwisseling mogelijk. De binnenkomende post (met uitzondering van brieven van advocaten) wordt gecontroleerd. De uitgaande
PV1 – jvdw 00081
33
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
post wordt niet gecontroleerd en wordt derhalve gesloten afgegeven. In het algemeen zijn er geen misbruiken of schendingen van het briefgeheim gekend. In Ittre blijken de brieven van advocaten soms (per ongeluk) geopend te worden en in Doornik werden klachten geformuleerd met betrekking tot de interne briefwisseling. Zo blijken rapportbriefjes aan interne gevangenisdiensten of aan externe hulpverleners vaak “verloren” te gaan. De directie is aan deze klacht gedeeltelijk tegemoetgekomen via het installeren van brievenbussen waarin de gedetineerden
hun
brieven
aan
externe hulpverleners persoonlijk kunnen
deponeren.
5. Regime 5.1. De samenlevingsvoorwaarden
De samenlevingsvoorwaarden vormen de kern van de interne rechtspositie van gedetineerden. Het is namelijk de mate waarin gedetineerden met mekaar en met anderen in contact kunnen treden, die zal bepalen hoe de specifieke rechten, gunsten
en
plichten
kunnen
geconcretiseerd
worden.
Daarom
kunnen
samenlevingsvoorwaarden getypeerd worden met het begrip ‘regime’ in zijn specifieke betekenis van ‘de geldende vorm van samenleven in een bepaalde inrichting’. In de Belgische gevangenissen vindt de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen plaats in drie vormen: het gemeenschapsregime, het regime van de beperkte gemeenschap en het individueel regime. De eerste twee zijn de basisregimes, het derde is een uitzonderingsregime.
Eigenlijk is het op basis van de indeling en de bestemming van de inrichtingen dat de penitentiaire administratie het regime vaststelt. Zo kan men in de praktijk grosso modo stellen dat er een regime van gemeenschap heerst in de open en de halfopen
inrichtingen,
en
in
bepaalde
strafinrichtingen
voor
al
dan
niet
langgestrafte veroordeelden. In dit regime verblijven de gedetineerden in gemeenschappelijke werk- en leefruimten en nemen zij deel aan de in de gevangenis georganiseerde activiteiten. De directeur en/of het huishoudelijk reglement bepalen de tijdstippen en de omstandigheden waarin de gedetineerden op cel verblijven (bijvoorbeeld tijdens de avond en de nacht, tijdens de maaltijden en om redenen van een minimale bescherming van de privacy).
PV1 – jvdw 00081
34
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
In de arresthuizen heerst een regime van beperkte gemeenschap waarbij de gedetineerden in de cel blijven maar waarbij wel activiteiten worden aangeboden die zij in gemeenschap kunnen uitoefenen. Het individueel regime is een uitzonderingsregime en wordt enkel opgelegd om redenen van de handhaving van de orde en de veiligheid, vanwege tuchtredenen of om redenen van gerechtelijke of medische aard.
Het valt op dat in de meeste arresthuizen de cellen bezet worden door twee of meerdere gedetineerden. Ook in enkele strafinrichtingen worden noodgedwongen of op vraag van de gedetineerden de cellen gedeeld. 5.2. Activiteiten voor bepaalde doelgroepen
In een aantal inrichtingen zijn er onderwijsprojecten voor analfabeten. Deze projecten worden ondersteund door externe diensten. Ook zijn er in de meeste inrichtingen specifieke activiteiten voor gedetineerde vaders. In de inrichtingen voor vrouwen zijn de activiteiten specifiek gericht op de problemen en noden van de vrouwelijke gedetineerden. In zowat de helft van de gevangenissen zijn er activiteiten voor drugverslaafden. Het valt op dat er in meer en meer inrichtingen specifieke activiteiten voor anderstaligen worden georganiseerd (Ieper, Wortel, Antwerpen, Oudenaarde, Turnhout en Merksplas). Er zijn nergens specifieke projecten voor de uithandengegeven minderjarigen.
In bepaalde inrichtingen wordt geklaagd dat de middelen onvoldoende zijn om de gepaste activiteiten aan te bieden (o.a. Vorst, Berkendael en Sint-Gillis). Voor Sint-Gillis is dat volgens de Commissie van Toezicht ondermeer te wijten aan het feit dat de vakbonden gekant zijn tegen een te groot aanbod van activiteiten omdat daardoor de bewegingen van gedetineerden in de inrichting veel werk voor het personeel met zich zouden meebrengen. De Commissie van Vorst benadrukt dat het gebrek aan activiteiten en vorming de grote populatie van anderstalige gedetineerden sociaal isoleert. In Berkendael is er nood aan een “schrijver” voor de analfabete gedetineerden. 5.3. Incidenten
Een minderheid van de inrichtingen heeft te maken met ontvluchtingen. In de meeste gevallen leidt een poging tot ontvluchting tot een transfer naar een andere inrichting. Het kan ook aanleiding geven tot verscherpte controle of een PV1 – jvdw 00081
35
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
tuchtmaatregel. De massale ontsnapping in Dendermonde heeft geleid tot een versnelde aanpak van een aantal veiligheidsproblemen in deze inrichting.
In
tien
gevangenissen
hebben
er zelfmoorden
plaatsgevonden,
in
negen
inrichtingen is een gedetineerde een natuurlijke dood gestorven. Opvallend is dat bijna alle inrichtingen te maken hebben met geweld t.a.v. het personeel en de medegedetineerden. Geweld t.a.v. de bezoekers komt bijna niet voor en is dan nog meestal verbaal (Sint-Gillis, Oudenaarde en Nijvel). In de gevangenissen van Mechelen en Jamioulx heeft de Commissie er weet van dat het escalerende geweld te maken heeft met de drugtrafiek en de daarmee gepaard gaande rivaliteit tussen Oost-Europeanen en Marokkanen.
Sommige Commissies van Toezicht klagen erover dat zij geen of onvoldoende informatie krijgen over incidenten, of dat de informatie zelfs voor hen wordt achtergehouden (Verviers).
Een aantal Commissies van Toezicht schrijft bepaalde incidenten toe aan het gebrek aan opleiding van het personeel dat in sommige gevallen totaal verkeerd reageert (Hasselt). In Sint-Gillis zijn er zelfs gevallen gekend van conflicten tussen personeel (voornamelijk tussen Vlamingen en Walen), en staat één afdeling gekend voor racisme.
Vaak zijn de oorzaken van het geweld de overbevolking, het gebrek aan gelijkheid en rechtszekerheid, de dominantie van bepaalde gedetineerden over anderen die toch geen klacht durven indienen en zoals reeds gesteld de handel in verdovende middelen. In de open inrichtingen is bijna geen geweld t.a.v. het personeel gekend en is de agressie tussen de gedetineerden beperkt tot het verbale (fysieke agressie leidt in de open inrichtingen sowieso tot een transfer naar een gesloten inrichting). 5.4. Het gebruik van dwangmiddelen, veiligheidsmaatregelen en afzonderingsregimes
In alle inrichtingen wordt gereageerd op incidenten via de veiligheids- en tuchtmaatregelen. Het is de directeur die de beslissingen neemt. De Commissies van Toezicht hebben niet altijd zicht op de incidenten omdat deze vaak voor hen verborgen worden gehouden (Verviers, Oudenaarde, Gent). PV1 – jvdw 00081
36
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
In de meeste gevallen wordt wettig en rechtmatig omgegaan met het gebruik van deze maatregelen. Wanneer de Commissies klachten ontvangen, gaat het wel vaak over de duur van die veiligheidsmaatregelen, omdat de gedetineerden deze toch als zeer belastend ervaren. Ook wordt er af en toe geklaagd over het gebrek aan transparantie i.v.m. de reden, de tijdsduur en de verlenging van die maatregelen (Gent en Vorst).
De celinspecties worden in sommige inrichtingen niet op regelmatige wijze uitgevoerd. Soms gebeuren deze te drastisch in de zin dat de cel wordt overhoop gehaald. De Commissie van Ittre signaleert dat zij volgens de directie van de gevangenis niet gerechtigd zou zijn om toezicht te houden op de celinspecties. De isolatiecel of strafcel is in bepaalde inrichtingen niet menswaardig (Andenne, Marneffe, Sint-Gillis en Vorst). De zogenaamde naaktfouilles in Brugge, Turnhout en Merksplas waarborgen allerminst de bescherming van de privacy (zie recente veroordelingen door de rechter in kortgeding). De Commissie van Dendermonde en de Centrale Toezichtsraad blijven herhalen dat het gebruik van de waterspuit als dwangmiddel zeer laakbaar is. 5.5. Toepassing van de tuchtprocedure
Bij een inbreuk op de regels van het huishoudelijk reglement of van de penitentiaire regelgeving, en bij het plegen van strafbare feiten wordt een tuchtrapport opgesteld. Het zwaarst wordt gereageerd op fysieke agressie t.a.v. het personeel en de medegedetineerden. De directie en het personeel van sommige inrichtingen vinden de tuchtprocedure nogal zwaar en tijdrovend. Dit leidt soms tot een minder respect voor de rechten van verdediging (Sint-Gillis). Soms oordeelt de commissie dat er te vaak te hard wordt opgetreden voor kleine inbreuken en dat overleg een betere oplossing zou zijn (Brugge). De Commissie van Andenne vindt dat de straftoemeting in bepaalde gevallen te arbitrair is en dat het opstellen van een tuchtrapport varieert van beambte tot beambte. Een veel gehoorde klacht is dat de opsluiting in de strafcel voor de gedetineerde een zeer zware sanctie is die dan nog vaak gecombineerd wordt met een strikt individueel regime van enkele maanden.
De Commissie van Oudenaarde pleit ervoor dat aan het gevangenispersoneel een opleiding wordt gegeven i.v.m. de rechtspositie van gedetineerden uitgewerkt PV1 – jvdw 00081
37
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
door de Basiswet Gevangeniswezen, en inzonderheid over de tucht. Dit om een meer eenvormig tuchtbeleid te creëren. 5.6. De tuchtsancties
De waaier van tuchtsancties is groot: van het afnemen van gunsten tot de opsluiting in de strafcel. De nieuwe tuchtprocedure leidt tot een rechtvaardiger tuchtrecht. In Mechelen en Dendermonde is er een consequent tuchtbeleid: bepaalde overtredingen zijn gekoppeld aan bepaalde sancties (zogenaamde “spiegelende sancties”). De Commissie van Ittre vindt dat de stopzetting van een opleiding nooit als sanctie zou mogen uitgesproken worden. In de inrichtingen van Andenne, Marneffe, Vorst en Sint-Gillis vinden de Commissies het “cachot” ronduit middeleeuws. 5.7. Inspraakmogelijkheden
In de meeste inrichtingen zijn er geen inspraakmogelijkheden of is er geen overlegorgaan ingesteld dat advies kan geven over de zaken van algemeen belang van de gedetineerden. Inspraak beperkt zich dan tot een individuele vraag via een rapportbriefje aan de directie. In sommige gevangenissen zien bepaalde gedetineerden de opsluiting in de strafcel als enige mogelijkheid om de directie te kunnen spreken (Andenne en Vorst). De gevangenissen van Oudenaarde, Wortel, Leuven Hulp en Dendermonde kennen wel een (beperkt) systeem van inspraak.
Een aantal Commissies ziet in een overlegorgaan wel een meerwaarde om de sfeer in de inrichting te verbeteren en bepaalde problemen preventief te kanaliseren. Zij hebben ook de indruk dat er door de werking van hun Commissie ook op dat vlak inspraak via de gedetineerden komt. 5.8. Klachtmogelijkheden
In geen enkele inrichting bestaat een uitgewerkte procedure van klachtenrecht bij een onafhankelijke instantie, zoals dit in de toekomst door de Basiswet zal vereist worden. De klachten gaan nu via een rapportbriefje bij de directie. Sommige klachten gaan ook naar de Commissies van Toezicht die op een informele wijze tot een oplossing trachten te komen. Daarbij wordt in de meeste gevallen voldoende steun ontvangen vanwege de directie. Echter in bepaalde gevallen is het probleem structureel en kan er geen oplossing gevonden worden, bijv. gebrek PV1 – jvdw 00081
38
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
aan psychosociaal personeel (Hasselt). Ook worden soms klachten gericht aan de politiediensten en het parket.
In
sommige
inrichtingen
klagen
de
gedetineerden
dat
hun
klachten
via
rapportbriefje verdwijnen en niet tot bij de directie geraken of niet beantwoord worden (Sint-Gillis en Vorst). Sommige Commissies horen van de gedetineerden dat de penitentiair beambten het niet appreciëren dat zij klachten indienen (bijv. Oudenaarde), of dat er absoluut geen tegenspraak is (Ittre). 5.9. Eerbiediging van de privacy.
Er zijn in een minderheid van de inrichtingen klachten over de eerbiediging van de privacy. Wel zijn de Commissies er zich van bewust dat in een totaalinstituut als de gevangenis, de bescherming van de privacy niet gemakkelijk te waarborgen is. Zo is er de controle van
de briefwisseling, zijn er de
bezoekerslijsten met naam van de bezoekers en wordt het telefoongebruik gecontroleerd via de opgegeven telefoonnummers. Ook de fouilleringen, en vooral de naaktfouille, en de celinspecties worden door de gedetineerden soms als privacyschendend aangevoeld. Vooral wanneer die op een constante manier gebeuren zonder dat er ernstige aanwijzingen zijn.
Er stelt zich in sommige inrichtingen een probleem i.v.m. het uitlekken door het personeel van de strafbare feiten waarvoor de gedetineerden zijn opgesloten (bijv. in Verviers door de niet beveiliging van de informatica, misbruik door beambten in Gent en Sint-Gillis). Dit zijn uitzonderingsgevallen.
6. Arbeid 6.1. Arbeidsmogelijkheden
In alle inrichtingen zijn er arbeidsmogelijkheden in het huishoudelijk werk en in de werkplaatsen (zij het soms miniem). In Jamioulx, Dendermonde, Turnhout, Merksplas, Verviers en Mechelen geven de Commissies van Toezicht aan dat er ook kan gewerkt worden op cel. In Hoogstraten en Ruiselede is werk mogelijk in de landbouwbedrijven. De strafinrichting van Hoogstraten organiseert ook buitenstages.
PV1 – jvdw 00081
39
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
6.2. Ongevallen
Er vinden bijna geen arbeidsongevallen plaats. Hier en daar maken de Commissies gewag van kleine ongevallen (Vorst, Oudenaarde, Dendermonde en Ittre). De regels m.b.t. de arbeidsveiligheid worden gevolgd. 6.3. Arbeidsaanbod
In de meeste inrichtingen is het aanbod te beperkt, slechts in Hoogstraten en Ittre is het aanbod bevredigend. De andere inrichtingen kampen met een serieus tekort en de wachtlijsten zijn zeer lang. Sommige Commissies opperen daarbij het voorstel om de penitentiaire arbeid niet langer centraal te sturen maar meer bevoegdheid te geven aan de lokale directies. Wel dient de centrale administratie onderhandelingen aan te knopen met de sector of de middelen daarvoor ter beschikking te stellen. 6.4. Aard van de arbeid
De arbeid is meestal niet gevarieerd genoeg en richt zich bijna uitsluitend op laaggeschoolden. In de open inrichtingen is het werk meer gevarieerd, evenals in de gevangenissen van Berkendael, Wortel, Nijvel, Turnhout, Merksplas en Ittre. Er
wordt
vastgesteld
dat
de
geboden
gevangenisarbeid
gedetineerden
onvoldoende voorbereidt op het arbeidsleven buiten de gevangenis (immers onvoldoende
overeengestemd
met
de
gangbare
verwachtingen
op
de
arbeidsmarkt). 6.5. Arbeidsverdeling
Een aantal Commissies hebben klachten ontvangen met betrekking tot de arbeidsverdeling. Deze zou niet op een eerlijke manier gebeuren en er zou sprake zijn van favoritisme door de verantwoordelijke penitentiair beambten. Dit kon evenwel niet hard gemaakt worden. Wel pleiten bepaalde commissies voor een transparant systeem van de arbeidsverdeling en van de opmaak van de wachtlijsten. Transfers of tuchtsancties zouden geen invloed mogen hebben op de werkzekerheid.
7. Ontspanning Zoals vorig jaar reeds werd vastgesteld, beschikken alle gevangenissen over een minimum
aan
infrastructuur
voor
ontspanning
PV1 – jvdw 00081
(bibliotheek,
sportzaal, 40
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
wandelruimte). De kwaliteit en beschikbaarheid van de infrastructuur verschilt echter erg van gevangenis tot gevangenis.
De ontspanning van de gedetineerden bestaat vooral uit televisiekijken en de dagelijkse wandeling op de binnenplaats. Er moet worden onderstreept dat de televisie in de gevangenis niet gebruikt wordt als een instrument voor een gepland ontspanningsbeleid, maar als een accessoire dat zo goed als onmisbaar geworden is in de cel. Gezien gedetineerden hiervoor dienen te betalen is dit enkel beschikbaar voor diegenen die hiervoor geld ter beschikking hebben.
De Brusselse Commissies halen talrijke en terugkerende klachten aan van gedetineerden over het gebrek aan activiteiten (Vorst) en wijzen op de grote tekortkomingen op dat vlak voor bepaalde categorieën van gedetineerden (gedetineerden van de vleugels C en D in Vorst). Wat Sint-Gillis betreft moet worden vastgesteld dat er eigenlijk geen echte ontspanningsinfrastructuur aanwezig is.
In Vorst hebben de gedetineerden onder het individueel beveiligingsregime geen enkele activiteit, met uitzondering van een dagelijkse individuele wandeling van een uur. Blijkbaar worden ook voor gedetineerden op de psychiatrische annex erg weinig activiteiten georganiseerd wat het regime op deze afdeling bijzonder zwaar maakt. Wanneer een gedetineerde in de isoleercel wordt ondergebracht, leidt dat er eveneens toe dat hij niet meer mag wandelen. In Vorst kan niet worden gewandeld als het wandeluur samenvalt met een bezoek of een gesprek met de maatschappelijk werker.
De overbevolking in de gevangenissen heeft heel wat gevolgen voor de ontspanningsmogelijkheden voor gedetineerden. Te Lantin zijn de activiteiten afgeschaft, met uitzondering van die in het arresthuis. In Mechelen heeft de overbezetting in de ontspanningsruimten, tijdens de
weinige
spanningen.
openingsuren De
waarin
gevangenis
heeft
aanvankelijk een
voorzien
oplossing
PV1 – jvdw 00081
was,
uitgewerkt
geleid
tot
waarbij
het 41
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
tijdschema voor de avondwandeling dat normaliter enkel in de zomer geldt, het volledige jaar van kracht is.
Uit de beoordelingen van de verschillende commissies kan worden opgemaakt dat vooral activiteiten die geen groepsengagement op langere termijn vragen het meest gewaardeerd worden. Zo stijgt de vraag van de gedetineerden om individuele sporten te kunnen beoefenen, zoals fitness of powertraining, op zodanige wijze (deels ook door de overbevolking) dat de meeste inrichtingen moeite hebben om voldoende aanbod op dit vlak te verstrekken. Men moet het inderdaad stellen met een
sportinfrastructuur die maximaal
benut wordt
(Antwerpen, Verviers, Wortel, Nijvel, Ittre) of slechts een beperkte capaciteit heeft (Vorst, Mechelen). Het intensief gebruik van het materiaal voor deze sporten leidt tot slijtage wat regelmatig onderhoud en vervanging vraagt waarin niet altijd voldoende wordt voorzien (Vorst).
In de gevangenissen in het Franstalige landsgedeelte kan vooral het gebrek aan gezamenlijke activiteiten worden vastgesteld, of het nu om sport (Doornik: geen enkele teamsport) of om gezamenlijke ontspanning gaat (geen gezelschapsspelen in een gemeenschappelijke zaal te Sint-Gillis).
Bijna alle gevangenissen beschikken over een bibliotheek die bestemd is voor de gedetineerden. Het gebruik ervan is sterk afhankelijk van de inrichting, de aard van de aanwezige werken (stripverhalen, werken van een toegankelijk niveau, een aanbod in verschillende talen) en de motivatie van het personeel dat er is aangesteld. Een goede combinatie van deze factoren kan ertoe leiden dat van de bibliotheek regelmatig gebruik wordt gemaakt (Ittre).
Het
blijkt
dat
gedetineerden
sportactiviteiten
verkiezen
boven
culturele
activiteiten (muziek, toneel, zowel activiteiten als voorstellingen), die zeldzamer zijn en met externe actoren moeten worden opgezet. Bijgevolg wordt de culturele infrastructuur (bioscoop- en toneelzaal) soms slechts af en toe gebruikt (Mechelen, Verviers, Lantin:
toneelzaal wordt gerenoveerd). De weinige
voorstellingen te Verviers worden tot op zekere hoogte bijgewoond. In Jamioulx is daarentegen besloten de theatervoorstellingen volledig af te schaffen bij gebrek aan interesse van de gedetineerden. Ook de muziekvoorstellingen kennen er slechts een matig succes. PV1 – jvdw 00081
42
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Over het algemeen wordt vastgesteld dat de georganiseerde activiteiten goed worden begeleid, vooral in Vlaanderen. Het belangrijkste aandachtspunt blijkt echter om een goede afstemming te vinden tussen vraag en aanbod.
8. Godsdienst en levensbeschouwing Zoals verwacht, bevestigen de nieuwe observaties van de Commissies de algemeen positieve vaststelling die ter zake eerder was gedaan.
Wat het aanbod aan vertegenwoordigers van erediensten of lekenconsulenten betreft, wordt meestal voldaan aan de verwachtingen in verband met de verschillende
overtuigingen,
althans
voor
de
belangrijkste
christelijke
godsdiensten (katholiek en protestant). In de gevangenis van Vorst zou een mank lopende organisatie er soms toe geleid hebben dat gedetineerden, die nochtans ingeschreven waren voor de eredienst, niet uit hun cel werden gehaald. Het gegeven dat dezelfde gedetineerde hier meer dan eens mee werd geconfronteerd, leidt evenwel tot twijfel over de legitimiteit van de motivatie («geen plaats meer ») aangevoerd als antwoord op de vragen om uitleg van de Commissie.
De situatie is problematischer voor de orthodoxen in sommige inrichtingen waar niets voor hen georganiseerd is (Vorst, Verviers). Soms krijgen ze de toelating, bij gebrek aan een betere oplossing, om de wekelijkse katholieke eredienst bij te wonen (Dendermonde).
Verviers betreurt de totale afwezigheid van een lekenconsulent, ondanks de verzoeken.
Wat de islamitische eredienst betreft, blijken heel wat inrichtingen niet of onvoldoende te beschikken over de diensten van een imam. De Commissie van Gent meldt dat er slechts een sporadische aanwezigheid is, in Vorst zou de werking van de imam volledig zijn stopgezet. In Mechelen werd de imam na ziekte niet vervangen. De Commissie te Sint-Gillis beklaagt dat de imams problemen ondervinden om de inrichting binnen te komen. Een bijkomend probleem in Sint-Gillis is dat de enige imam die toelating heeft om de PV1 – jvdw 00081
43
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
“terroristische” gedetineerden te ontmoeten niet naar deze inrichting komt. Enkele Commissies melden dat de imams nog wachten op hun officiële aanstelling (Oudenaarde,
Doornik). Enkele inrichtingen zouden niet beschikken over een
vertegenwoordiger
van
de
islamitische
eredienst
(Andenne,
Lantin).
In
Berkendael komt sinds mei een dame die de islamitische eredienst verzorgt.
In het algemeen bieden de strafinrichtingen de gedetineerden een aanpassing van het regime dat vereist is om de specifieke voorschriften van hun godsdienst na te leven. Er zijn hierop, bij wijze van uitzondering, enkele specifieke problemen gemeld: de onmogelijkheid om samen te bidden tijdens de ramadan (Hoogstraten) of de ongepaste onderbreking van het persoonlijk gebed dat sommige personeelsleden als voorwendsel gebruiken om de gedetineerde te straffen (bezoek, advocaat, telefoon, ...) (Doornik).
In 2006 zijn er geen specifieke problemen gemeld tijdens de ramadan. De gevangenissen
organiseren
zich
om
de
tijdens
die
periode
opgelegde
vastenschema’s na te leven, hetzij door een andere organisatie van de maaltijdbedeling, hetzij door de warme maaltijden twee keer te verdelen (Vorst), hetzij door de maaltijden “zo laat mogelijk” te bedelen (Sint-Gillis). De wijziging van het levensritme tijdens de ramadan sluit niet aan bij de interne werkwijze van de gevangenis wat maakt dat de staat van de cellen bezet door moslims soms te wensen overlaat op het vlak van hygiëne en sanitair (Mechelen).
Het bedrag van iets meer dan 3 euro per persoon voor het voorzien in dagelijks voedsel leidt ertoe dat het moeilijker wordt de religieuze voedselvoorschriften na te leven naarmate de beginselen die moeten worden nageleefd strenger worden. Wat de «koosjere» gerechten betreft, geëist door degenen die de joodse godsdienst belijden, meldt de Commissie van Hoogstraten dat beroep kan worden gedaan op speciaal voedsel dat niet in de gevangenis werd bereid. Voor het overige proberen de gevangenissen zo goed mogelijk in te gaan op de vragen om over een aangepast dieet te beschikken. Hiervoor wordt in drie opties voorzien:
normaal, vegetarisch
en
zonder
varkensvlees (Sint-Gillis). Voor
gedetineerden die de voorschriften van hun godsdienst zo strikt mogelijk willen naleven geeft dit echter niet steeds een volledig antwoord: er is een gebrek aan zekerheid dat het voedsel halal is, er is vraag naar voedsel dat niet in aanraking is geweest met varkensvlees,… (Vorst, Doornik). PV1 – jvdw 00081
44
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Tot besluit kan worden gesteld dat het belangrijkste aandachtspunt waarop de Commissies wensen te wijzen de noodzaak is van de aanwezigheid in de gevangenis van voldoende bedienaars van de islamitische eredienst.
Titel 3: Gegevens met betrekking tot reclassering en herstel
1. Opleiding 1.1 Algemene opleiding
Met uitzondering van de gevangenis te Wortel bestaat de mogelijkheid om algemene opleidingen te volgen in alle gevangenissen. De Commissies actief in de Nederlandstalige gevangenissen melden dat de opleidingen, vooral georganiseerd door de Centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s)
en
Centra
Basiseducatie
van
de
Vlaamse
Gemeenschap,
op
gestructureerde wijze en met succes verlopen. Het betreft doorgaans nietkwalificerende opleidingen die op vrij systematische wijze worden georganiseerd in onder meer de volgende materies: alfabetisering, Nederlands, Engels, Frans, Nederlands voor anderstaligen, informatica, sociale vaardigheden, begeleiding bij afstandsonderwijs,… De Commissies maken ook melding van de organisatie van meer gerichte cursussen
en
vormingen,
zoals
opvoeding
van
kinderen
(Dendermonde),
permanente vorming (Gent), modules voor de bewustmaking van de dimensie van het slachtoffer (Hasselt),…
De Commissies actief in de Franstalige gevangenissen melden dat de opleidingen, meestal niet-kwalificerend, op vrij systematische wijze worden georganiseerd in onder meer de volgende materies: alfabetisering, Frans, bijwerking, wiskunde, Frans voor anderstaligen, Nederlands, Engels, sociale vaardigheden, informatica, bedrijfskunde, begeleiding bij afstandsonderwijs,… Andere cursussen worden meer lokaal georganiseerd: begeleiding bij het behalen van het diploma lager onderwijs en lager middelbaar onderwijs (Jamioulx, Verviers en de Franstalige gedetineerden te Vorst); module hulp bij professionele re-integratie en workshop leren schrijven (afdeling veroordeelden Lantin); Spaans, Pools, sociaal recht en handelsrecht, individuele begeleiding bij de PV1 – jvdw 00081
45
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
voorbereiding op een assisenproces (de Franstalige gedetineerden te Vorst), een gedetineerde die examens geschiedenis aflegt als vrije student aan de ULB (zeer zelden!) (Ittre); relaxatie (arresthuis te Lantin); workshop lezen en schrijven (Ittre); toneel, yoga, aerobics, djembé (Berkendael); tuinieren (ook moestuin), gezelschapsspelen, sociaal schilderen (Vorst – psychiatrische afdeling); muziek; brevet van EHBO’er van het Rode Kruis (Doornik),…
Volgende
moeilijkheden
met
betrekking
tot
het
opleidingsaanbod
werden
aangekaart: -
het aanbod is de laatste jaren uitgebreid, maar voor heel wat gedetineerden stelt zich het probleem dat zij zich niet voor langdurige programma’s of modules kunnen inzetten vanwege een korte detentieduur, overplaatsingen,… (Antwerpen);
-
de opleiding informatica gegeven door de KULeuven werd stopgezet omdat de gedetineerden de cursusdocumenten onmogelijk konden ontvangen via internet (Leuven-Centraal);
-
er is een gebrek aan algemene opleidingen die toegang geven tot een beroep (Sint-Gillis).
Volgende positieve punten werden benadrukt: -
de inrichting te Hoogstraten beschikt over een uitgebreid intramuraal opleidingsaanbod dat geïntegreerd is in het open regime in deze inrichting;
-
verschillende onderwijsinstellingen gaan over tot evaluatietests om het niveau van de reeds verworven competenties te bepalen met het oog op een goede studiekeuze (Lantin, Doornik).
1.2. Beroepsopleiding
De meeste Commissies geven aan dat de mogelijkheid bestaat om een beroepsopleiding te volgen, zowel intra muros als extra muros.
In de Nederlandstalige inrichtingen worden opleidingen intra muros hoofdzakelijk georganiseerd te Hoogstraten. Dankzij het project “Buitenkans”, gesubsidieerd door het Europees sociaal fonds en gerealiseerd via een partnership met de penitentiaire beambten-technici, justititeel welzijnswerk en de VDAB, krijgen de gedetineerden de mogelijkheid een arbeidsintegratietraject in de bouwsector te volgen
(schilder-behanger,
elektricien,
metselaar,
PV1 – jvdw 00081
stukadoor).
De
VDAB 46
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
organiseert
tevens
opleidingen
tot
automecanicien,
magazijnier
en
heftruckchauffeur. Het onderwijs voor sociale promotie (OSP) geeft opleidingen tuinonderhoud, keukenhulp en informatica. De opleidingen ‘Kantoor’ en ‘Keuken’ worden georganiseerd in Oudenaarde. De meeste Commissies vermelden de mogelijkheid voor de gedetineerden om deel te nemen aan opleidingen extra muros. Deze worden voornamelijk georganiseerd door de VDAB, in sociale werkplaatsen en verwante bedrijven voor sociale economie of in andere opleidingscentra. Enkel gedetineerden onder het regime van beperkte detentie of onder elektronisch toezicht kunnen er aan deelnemen.
De VDAB voorziet met het programma « Aan de Bak » in detentieconsulenten die zetelen in de inrichtingen. Deze detentieconsulenten bieden de gedetineerden een begeleiding, oriëntering en desgevallend een opleiding aan bij de actieve zoektocht naar werk. Het programma wordt uitgevoerd in 8 gevangenissen in Vlaanderen. In
de
Franstalige
gevangenissen
sommen
verschillende
Commissies
de
mogelijkheden op tot het volgen van opleidingen intra muros, voornamelijk georganiseerd door het onderwijs voor sociale promotie: metselen (Jamioulx en Lantin),
vloeren
en
stukadoorwerk
(Verviers),
sanitair
(Jamioulx),
lassen
(Andenne), industriële metaalbewerking (Lantin/afdeling veroordeelden), koken (Andenne, Berkendael en Nijvel), bedrijfskunde (Jamioulx en Verviers), confectie (Lantin/vrouwenafdeling), informatica (Andenne, Berkendael, Lantin, Verviers), gelaatsverzorging/esthetiek (Franstaligen te Berkendael),…
De organisatie van beroepsopleidingen wordt door de Commissies en de Centrale Raad als zeer positief geëvalueerd, gezien de grote meerwaarde voor de reïntegratiekansen van de betrokkenen. Een officiële erkenning van de gevolgde beroepsopleiding blijkt erg motiverend te werken voor de deelnemers.
De
Commissies
wijzen
echter
op
de
volgende
zijn
beroepsopleidingen
lacunes
in
het
aanbod
beroepsopleidingen: -
in
arresthuizen
quasi
onbestaande
(Vorst/Berkendael); PV1 – jvdw 00081
47
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
-
in Mechelen hebben enkel gedetineerden die zich na vrijlating zullen huisvesten in Mechelen toegang tot de opleidingen extra muros van de VDAB;
-
ten gevolge van vakbondsacties en een akkoord terzake tussen het ministerie van
justitie
en
de
vakbonden
werd
een
aanzienlijk
deel
van
het
opleidingsaanbod in Sint-Gillis geschrapt, waaronder de beroepsopleiding tuinbouw; -
gedetineerden ervaren moeilijkheden om stages extra muros te lopen zolang zij niet onder het regime van beperkte detentie vallen (Verviers).
1.3. De organisatoren van de opleidingen
Over het algemeen organiseren voorzieningen van de gemeenschappen en gewesten onderwijs, vorming en opleidingen in alle inrichtingen. Een grote meerderheid van de inrichtingen doet eveneens een beroep op vrijwillige leerkrachten. Enkele gevangenissen zetten ook penitentiaire beambten in als monitor bij beroepsopleidingen (Hoogstraten, Nijvel).
In de Nederlandstalige gevangenissen zijn de organisatoren van het algemeen onderwijs- en vormingsaanbod: -
de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s) van de Vlaamse Gemeenschap die steeds meer kwalificerende en niet-kwalificerende opleidingen verstrekken in verschillende inrichtingen;
-
de Centra Basiseducatie;
-
privé-leerkrachten;
-
vrijwilligers via diensten justitieel welzijnswerk;
-
Afstandsonderwijs B.I.S. (Begeleid Individueel Studeren);
-
Vormingsinstelling ‘De Rode Antraciet’;
-
de VDAB.
Beroepsopleidingen worden aangeboden door: -
de VDAB (extra muros);
-
het onderwijs voor sociale promotie;
-
enkele penitentiaire beambten-technici die beroepsopleidingen begeleiden (Hoogstraten).
Beroepsoriëntatie en
arbeidstrajectbegeleiding worden aangeboden door
de detentieconsulenten van de VDAB in 8 inrichtingen.
PV1 – jvdw 00081
48
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
In de Franstalige gevangenissen zijn de organisatoren van het algemeen onderwijsaanbod: -
ADEPPI (Atelier d’éducation permanente pour personnes incarcérées), actief in 7 inrichtingen;
-
bepaalde diensten voor sociale hulpverlening aan gedetineerden (Lantin, Hoei);
-
enkele organisaties die in beperkte mate actief zijn in enkele strafinrichtingen (« Lire et écrire », Université du travail de Charleroi, CEFOC,…);
-
vrijwillige leerkrachten.
Inzake beroepsopleidingen (vooral vooropleidingen) is het onderwijs voor sociale promotie de belangrijkste actor van de Franse Gemeenschap. Op regelmatige basis zijn oriëntatieconsulenten van Forem aanwezig in de gevangenissen, hoofdzakelijk via de acties in het kader van het Europees project “RE-Insert” (begrotingslijn “Equal”). De Commissies van Nijvel en Doornik benadrukken een goede samenwerking tussen de verschillende aanwezige actoren.
In de Brusselse gevangenissen zijn de actoren voor algemene opleidingen quasi dezelfde als die in de Nederlandstalige en Franstalige gevangenissen. In het bijzonder in Vorst wordt echter een gebrek aan overleg en coördinatie tussen de verschillende buitendiensten vastgesteld, wat het gevolg is van een versnipperde aansturing vanuit de verschillende bevoegde overheden (Cocof, VGC, GGC, gemeenten,…).
Er
is
echter
geen
enkele
aanbodverstrekker
voor
beroepsopleidingen actief in de Brusselse gevangenissen.
Verschillende Commissies geven aan dat er bij de organisatie van opleidingen een gebrek aan medewerking van het penitentiair personeel ervaren wordt. Het is moeilijk lesgevers gemotiveerd te houden. Een aanvoelen dat de inrichting het organiseren van opleidingen niet ondersteunt dreigt demotivatie van lesgevers in de hand te werken (Andenne, Jamioulx). 1.4. Deelname aan het opleidingsaanbod
Ongeveer een derde van de Commissies stelt vast dat iedere gedetineerde die dit wenst, een opleiding kan volgen.
PV1 – jvdw 00081
49
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
In verschillende gevangenissen vermelden de Commissies het bestaan van selectiecriteria en beperkingen voor de deelname. In principe hebben de Commissies geen bezwaar tegen selectiesystemen op voorwaarde dat deze transparant zijn en berusten op objectieve criteria. Volgende selectiecriteria en beperkingen worden aangehaald: -
Dendermonde: selectie op grond van criteria inzake veiligheid, talenkennis en vaardigheden;
-
Hasselt: het principe is dat alle gedetineerden kunnen deelnemen aan de opleidingsactiviteiten maar het aanbod is gericht op specifieke groepen;
-
Ittre: selectiecriteria zijn de duur van de straf en de duur van de opleiding, tuchtmaatregelen gelden als uitsluitingscriterium en kunnen ook inhouden dat een reeds participerende gedetineerde de evaluatietest bij het beëindigen van de opleiding niet mag afleggen;
-
Jamioulx: slechts recht op twee keer drie uur algemene cursussen per week, geen toegang tot de beroepsopleidingen voor de gedetineerden in het afzonderingsregime;
-
Lantin: enkel toegang tot een opleiding middels akkoord van de directeur en de hoofdbewaarder, eventuele uitsluiting op basis van lichamelijke of geestelijke gezondheidsproblemen;
-
Mechelen en
Ieper:
enkel
veroordeelden
kunnen deelnemen aan een
opleiding; -
Sint-Gillis: toegang tot de opleidingen beperkt tot de gedetineerden van bepaalde afdelingen mits ten aanzien van hen geen tuchtsancties zijn genomen;
-
Doornik: beroepsopleidingen enkel toegankelijk voor veroordeelden, de keuze van een opleiding is onderworpen aan bepaalde voorafgaande vereisten geëvalueerd via een oriëntatietest;
-
Verviers:
vage
selectiecriteria
bekritiseerd
door
de
gedetineerden;
de
opleidingsmogelijkheden zijn beperkt voor de zedendelinquenten.
Een belangrijk knelpunt, aangekaart door verschillende Commissies, is dat werken in de gevangenis en het volgen van een (beroeps)opleiding met elkaar in concurrentie treden. Vermits de verloning van het werk veel hoger is dan de aanmoedigingspremie toegekend aan een
student-gedetineerde,
kiezen de
kansarme gedetineerden bij voorrang voor de gevangenisarbeid. Dit gaat ten PV1 – jvdw 00081
50
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
koste van het volgen van een vorming of opleiding in functie van de reïntegratie. Het is daarom aangewezen systemen uit te werken (halftijds werk/opleiding, opleiding na de werkuren,…) waardoor dit kan voorkomen worden. 1.5. Bekendmaking van het opleidingsaanbod
In de Nederlandstalige gevangenissen gebeurt de algemene bekendmaking van het opleidingsaanbod het vaakst via affiches, brochures, flyers en via ‘mond aan mond reclame’. Andere, meer specifieke bekendmakingprocedures worden vooral in bepaalde gevangenissen
of
voor
bepaalde
categorieën
gedetineerden
gebruikt:
de
bijzondere aandacht van de maatschappelijk werker van de PSD ten aanzien van de analfabeten (Dendermonde); een gesprek met de PSD en de culturele dienst (Gent); verschillende kanalen zoals het justitieel welzijnswerk, de VDAB en de PSD
(Hasselt);
de
oriëntatieconsulenten
onthaalbrochure (Hoogstraten);
van
interne
de
gevangenis
communicatie
en
de
(Leuven-Hulp);
communicatie via het videokanaal (Antwerpen, Hasselt, Mechelen); door het door justitieel welzijnswerk opgesteld programma (Wortel).
In de Franstalige gevangenissen geschiedt de bekendmaking via het aanplakken in de afdelingen of een ontmoeting met de lesgevers (Vorst, Jamioulx); folders verspreid
in
de
cellen
en
mondelinge informatie
van
de
PSD
(Lantin);
systematisch georganiseerde informatiesessies voor de “primaire” gedetineerden in het kader van het project van vleugel A en via ‘mond aan mond reclame’ voor de anderen (Franstaligen te Sint-Gillis); affiches, folders in alle cellen en informatiesessies
georganiseerd
door het
ADEPPI
(Doornik);
pedagogische
coördinator (Verviers). Een aantal Commissies wijzen echter op de volgende moeilijkheden: -
Gedetineerden inzonderheid
melden aan
de
dat
informatie
analfabete
niet
altijd
gedetineerden.
wordt
doorgegeven,
Penitentiaire
beambten
zouden de doorstroming van informatie belemmeren (Doornik). -
Er is nood aan een beter beheer van de bekendmaking en een meer doordacht beleid inzake informatieverstrekking; verouderde affiches moeten worden weggenomen gezien de grote hoeveelheid nutteloze informatie de aangeplakte relevante informatie ontkracht (Vorst / Berkendael).
PV1 – jvdw 00081
51
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
1.6. Beantwoordt het aanbod aan de behoeften?
Hoewel de Commissies bevestigen dat alle gedetineerden zonder beperkingen opleidingen kunnen volgen, maken zij meestal de aantekening dat het aanbod te beperkt is en niet of onvoldoende overeenkomt met de behoeften.
Enkel de Commissies te Gent en Hoogstraten zijn van oordeel dat de opleidingen aan de behoeften van gedetineerden voldoen. Enkel te Gent wordt aangegeven dat het aanbod ook toereikend is.
De Commissies wijzen op de volgende lacunes: -
Andenne: enkel algemene opleidingen die over het algemeen niet leiden tot een diploma of een getuigschrift, heel wat niet beantwoorde aanvragen en een zekere administratieve logheid;
-
Dendermonde: nood aan meer opleidingsprogramma’s die actief gericht zijn op de sociale reïntegratie;
-
Doornik: moeilijkheden om groepen op te richten aangepast aan de specifieke behoeften van de analfabete niet-Franstalige gedetineerden; grote vraag naar beroepsopleidingen en artistieke, sportieve en ludieke
activiteiten (potten
bakken en muziek) en minder vraag naar algemene cursussen; het belang om het aanbod uit te breiden, zeer lange wachttijden gelet op het onvoldoende aantal beschikbare plaatsen; -
Hasselt: het aanbod is te weinig structureel ingeplant en wordt bepaald door de financiële mogelijkheden en de tijd die de externe partners kunnen besteden aan de activiteiten intra muros, er is behoefte aan een ruimer en veelzijdiger aanbod “op maat”, een uitgebreider aanbod voor vrouwen en een groter aanbod taalcursussen voor anderstaligen;
-
Ieper: beperking van de opleidingsmogelijkheden deels te wijten aan het feit dat de inrichting een arresthuis is met een zeer wisselende bevolking en dat de directie vooral de nadruk legt op de veiligheid en het behoud van de rust in de gevangenis;
-
Ittre: een gebrek aan behoeftebepaling bij gedetineerden en afstemming van het opleidingsaanbod op de noden, gebrek aan aandacht voor continuïteit in het opleidingsaanbod bij vrijlating of overplaatsing;
-
Jamioulx:
een
gebrek
aan
opleidingen
voor laaggeschoolden
en
voor
buitenlandse gedetineerden, een tekort aan alfabetiseringsprogramma’s en PV1 – jvdw 00081
52
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
aan begeleiding bij afstandsonderwijs; de beschikbare budgetten voor vorming, opleiding en culturele activiteiten zijn ontoereikend; -
Lantin: noodzaak om te voorzien in een echt statuut voor de “studentgedetineerde” met een aangepast regime, gebrek aan een theoretische opleiding rijbewijs; onvoldoende schriftelijke follow-up van de cursussen wat ontmoedigend werkt, voor bepaalde opleidingen onvoldoende plaatsen terwijl andere cursussen niet beginnen door een gebrek aan inschrijvingen, nood aan een overplaatsingsbeleid voor gedetineerden die een opleiding willen volgen in een andere gevangenis;
-
Leuven-Hulp: een gebrek aan budgetten en organiserend personeel;
-
Mechelen: ontbreken van beroepsopleidingen, de plaatselijke VDAB oriënteert zich enkel op de gevangenen die belangstelling hebben voor reïntegratie in de regio Mechelen;
-
Nijvel: gebrek aan een basisaanbod, aan individuele opleidingstrajecten op maat en aan kwalificerende opleidingen;
-
Sint-Gillis: zeer beperkt opleidingsaanbod en gebrek aan beroepsopleidingen met als gevolg dat de meest gemotiveerde gedetineerden hun toevlucht nemen tot het afstandsonderwijs;
-
Verviers: gebrek aan onderwijs- en opleidingsaanbod op maat;
-
Vorst / Berkendael: de grote turnover van gedetineerden bemoeilijkt de organisatie van cursussen, de vraag is groter dan het aanbod, er worden vooral recreatieve activiteiten geboden, cursussen worden slechts tijdelijk en onregelmatig gegeven afhankelijk van de goede wil en de bereidwilligheid van de organisatoren, er is een gebrek aan lesgevers, cursussen en werkuren overlappen, er is nood aan een trajectmatige, modulaire aanpak op maat en afgestemd op het detentietraject.
Enkele Commissies geven
aan
dat
er de laatste jaren wel
aanzienlijke
inspanningen werden geleverd (Antwerpen, Hasselt), maar dat deze tot op heden nog ontoereikend blijven. Positieve ontwikkelingen zijn: -
Regelmatige behoeftepeilingen bij gedetineerden, waarvoor beroep wordt gedaan op onderzoeksgroepen – met hulp van de Vlaamse overheid – of thesisstudenten (Gent);
-
Perspectieven geboden in het kader van het ‘Vlaams Strategisch plan voor hulp- en dienstverlening aan gedetineerden’. Dit plan voorziet in een kwalitatieve en kwantitatieve uitbouw van het onderwijs-, opleidings- en PV1 – jvdw 00081
53
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
vormingsaanbod in de inrichtingen. Met dit plan wordt in het bijzonder beoogd het aanbod beter af te stemmen op de behoeften van gedetineerden (Hasselt). -
Organisatie van activiteiten na de werkuren zodat gevangenisarbeid en cursussen kunnen gecombineerd worden (Vorst);
-
Meer aandacht voor animatieactiviteiten, onder meer georganiseerd door de herstelconsulent (Doornik).
1.7. Infrastructuur
Minder dan de helft van de Commissies is van oordeel dat de infrastructuur voor onderwijs, vorming en opleiding voldoet.
De volgende infrastructurele moeilijkheden worden vermeld: -
Hasselt: de beschikbare ruimten zijn niet voldoende om het huidige aanbod ten uitvoer te leggen;
-
Dendermonde: de inrichting beschikt over een te beperkte en verouderde infrastructuur;
-
Vorst:
lessen
worden
gegeven
in
moeilijke
omstandigheden
in
een
gespreksruimte voor de advocaten, het lokaal in de cellenblok is moeilijk bereikbaar en de penitentiaire beambten verzetten zich tegen het gebruik ervan omdat het tot teveel toezichtwerk zou leiden; -
Lantin: er zijn geen ruimten beschikbaar in het arresthuis, in de afdeling voor veroordeelden
zijn
de
ruimten
gevestigd
in
een
celvleugel
die
voor
gedetineerden uit de andere afdelingen moeilijk bereikbaar zijn, bovendien is geen sanitair bij de lesruimten voorzien; -
Leuven-Hulp: er werden de laatste jaren belangrijke maar nog steeds ontoereikende inspanningen geleverd om de infrastructuur aan te passen;
-
Mechelen: er is slechts een kleine ruimte met een beperkt aantal oude computers ter beschikking;
-
Nijvel: de inrichting beschikt over onvoldoende leszalen welke niet rationeel gesitueerd zijn ondanks het feit dat de gevangenis in 1998 is uitgebreid en gerenoveerd.
1.8. Gedetineerden die de opleidingen voltooien
De meeste Commissies beschikken niet over uitgewerkte statistieken over het aandeel gedetineerden dat opleidingen voltooit. Zij kunnen bijgevolg enkel PV1 – jvdw 00081
54
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
informatie geven die gegrond is op informele contacten (het percentage gevangenen die de opleidingen voltooien, schommelt tussen 2 en 80%) of zij beschikken over helemaal geen informatie terzake.
De Commissie te Hasselt geeft in dit verband aan dat er in het kader van het Strategisch plan voor hulp- en dienstverlening aan gedetineerden instrumenten ontwikkeld worden die een betere opvolging van de participatie aan activiteiten zullen toelaten.
Als voornaamste redenen waarom gedetineerden opleidingen niet afronden, geven de Commissies de volgende motieven aan: -
een gebrek aan motivatie of interesse, vaak verband houdend met de detentieomstandigheden;
-
overplaatsing naar een andere gevangenis;
-
tucht- of veiligheidsredenen;
-
vrijlating;
-
de verplichting te kiezen tussen gevangenisarbeid en een opleiding.
Enkele Commissies vermelden bijkomende redenen zoals gedragsproblemen of problemen
van
psychosociale
aard
(Dendermonde,
Hasselt),
onvoorziene
technische redenen (Hoogstraten), conflicten met de andere cursisten of redenen van
groepscohesie
(Hoogstraten,
Doornik),
een
gebrek
aan
begeleiding
(Mechelen), een gebrek aan continuïteit in modules of interactie tussen verschillende opleidingsinstanties (Doornik) en veelvuldige overbrengingen naar het gerechtsgebouw (Vorst).
In dit kader dient vermeld dat er bij het uitstippelen van het penitentiair traject niet steeds voldoende rekening wordt gehouden met het opleidingstraject dat een gedetineerde doorloopt; bijv. gedetineerden overplaatsen op het einde van de opleiding of op de vooravond van een examen (Lantin).
2. Hulpverlening – Behandeling en individuele begeleiding
2.1. Intern aanbod (bijvoorbeeld de PSD)
PV1 – jvdw 00081
55
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Wat het intern aanbod betreft, halen de commissies vrijwel enkel
de
Psychosociale Diensten (PSD) en hun officiële opdracht aan: onthaal en informatie,
begeleiding/oriëntering
van
het
detentietraject,
deskundigenopdrachten met het oog op het uitbrengen van advies inzake het toepassen
van
reclasseringsplan,
strafuitvoeringsmodaliteiten, de
doorverwijzing
van
de
uitwerking
seksuele
van
delinquenten
het naar
gespecialiseerde inrichtingen, de behandeling van drugsverslaafden door de psychiaters.
Vrijwel alle commissies klagen het personeelstekort en de overbelasting van de psychosociale diensten
aan, met
gevolgen
die verschillen
naargelang
de
gevangenis:
-
Brugge en Gent: weinig tijd voor hun opdrachten op het vlak van onthaal en individuele
begeleiding
gezien
quasi
alle
aandacht
gaat
naar
de
deskundigenopdrachten met het oog op reïntegratie; -
Dendermonde: gebrekkige voorlichting van de gedetineerden over de stappen die ondernomen moeten worden met het oog op hun voorwaardelijke invrijheidsstelling;
-
Vorst/Berkendael: gedetineerden voelen zich onvoldoende gesteund en evenmin behoorlijk geïnformeerd: vragen die zonder gevolg blijven of waarop de PSD een summier antwoord geeft, zodat de gedetineerden in het ongewisse verkeren over de behandeling van hun dossier; zij wenden zich tot bepaalde beambten, die zelf telefonisch contact opnemen met de PSD om de gedetineerden een meer nauwkeurige uitleg te geven;
-
Ittre: laattijdige maatschappelijke enquêtes van de PSD, waardoor de voorwaardelijke invrijheidsstellingen vertraging oplopen;
-
Jamioulx: weinig wisselwerking tussen het werk van de PSD en het opleidingstraject;
-
Sint-Gillis: behandeling van dossiers verdaagd op het personeelscollege, waardoor reclasseringsplannen in het gedrang komen en procedures niet op tijd afgerond zijn.
-
Verviers: het gevangenisreglement bepaalt dat de maatschappelijk werkers van de PSD de nieuwe gedetineerden moeten ontmoeten binnen 36 uur na hun aankomst, wat niet altijd het geval is; PV1 – jvdw 00081
56
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
-
Ieper:
oriëntatieopdracht
uitgevoerd
door
de
externe
diensten;
communicatieproblemen met niet-Nederlandstaligen.
Enkele commissies brengen ook de volgende positieve punten aan:
-
Hasselt: verhoogd aanbod inzake individuele psychosociale bijstand en intensievere follow-up van recidivisten;
-
Doornik: behoorlijke samenwerkingsstructuren tussen de Commissie van Toezicht en de interne diensten.
2.2. Extern aanbod (bijvoorbeeld Justitieel Welzijnswerk)
De commissies merken op dat in het algemeen: -
het belangrijkste externe aanbod voornamelijk komt van de diensten Justitieel Welzijnswerk (JWW), erkend door de Vlaamse Gemeenschap; de Services d’aide sociale aux détenus (SASD), erkend door de Franse Gemeenschap; en de bicommunautaire diensten voor justitiële welzijnswerk, erkend door de Gemeenschappelijke
Gemeenschapscommissie
(GGC)
van
het
Brussels
Hoofdstedelijk Gewest; -
andere organisaties een meer specifieke rol spelen.
Deze diensten doen al het mogelijke op het vlak van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden ondanks hun soms geringe financiële middelen.
Sommige commissies formuleren de volgende opmerkingen: -
Vorst: goede of slechte coördinatie, naargelang het standpunt van de verschillende gesprekspartners, tussen de diensten voor sociale hulpverlening aan gedetineerden en justitiabelen van de verschillende gemeenschappen en de PSD; problematische toegankelijkheid tot de externe diensten waarbij de gedetineerden door een gebrek aan informatie geen weet hebben van het gevarieerde aanbod aan diensten;
-
Gent: bepaalde verzoeken om hulp zijn gericht aan de Commissie van Toezicht, waaruit zij afleidt dat het JWW niet bij machte is aan deze verzoeken te voldoen;
-
Ieper: werk van het JWW onvoldoende gesteund door de directie, die niet de nodige middelen verschaft voor een duidelijke werking in de inrichting; PV1 – jvdw 00081
57
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
-
Sint-Gillis: werking bemoeilijkt doordat
verwachte invrijheidsstellingen
uitblijven. Een en ander heeft te maken met het feit dat de PSD (onderbezet langs Franstalige kant) niet in staat is de dossiers voor te bereiden zodat deze verdaagd worden op het personeelscollege.
Sommige commissies sommen de volgende positieve punten op: -
Hasselt: het Departement Welzijn van de Vlaamse Gemeenschap heeft het "Strategisch Plan, Hulp- en Dienstverlening aan gedetineerden" in 2006 ten uitvoer gelegd in de gevangenis te Hasselt. Dit heeft in het kader van een algemeen actieplan (als organisatiekader voor inzonderheid de informatie, inschrijvingen, communicatie ten aanzien van de penitentiair beambten, indeling van de activiteiten in een algemene planning, onthaal van medewerkers van de verschillende diensten,….) in concreto geleid tot een intensievere hulpverlening en begeleiding in het inschakelingstraject, rekening houdend met de directe sociale omgeving van de gedetineerde. Op de verschillende deeldomeinen (opleiding, onderwijs, sport, bibliotheek, sociaal-cultureel werk, oriëntatie naar de arbeidsmarkt, begeleiding van de familie en kinderen van de gedetineerde, rechtsbijstand, schuldbemiddeling, opvang bij verslaving…) organiseerden werkgroepen de planning, uitvoering en evaluatie van de structuren. In de gevangenis werd een overlegstructuur opgericht om de gedetineerden ertoe aan te zetten gebruik te maken van het bestaande aanbod aan hulpverlening en diensten.
-
Vorst: sterk gewaardeerde aanwezigheid van de vrijwillige bezoekersdienst; de
diensten
justitieel
welzijnswerk
die
afhangen
van
de
diverse
gemeenschappen zullen in 2007 starten met een onthaal van de nieuwe gedetineerden. -
Mechelen: zeer actief JWW en regelmatige contacten met de gedetineerden;
-
Doornik: inspanningen, gestart in samenwerking met het Rode Kruis, ter verbetering van de opvang van de kinderen van de gedetineerden tijdens het wekelijks bezoek.
2.3.
Specifieke
infrastructuur
voor
de
verwezenlijking
van
de
hulpverlening
De overgrote meerderheid van de commissies is van mening dat de ruimten voor hulpverlening en bijstand, behandeling en individuele begeleiding ontoereikend PV1 – jvdw 00081
58
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
zijn, inzonderheid de ruimten bestemd voor de externe diensten. De commissies te Hasselt, Hoogstraten, Ieper, Jamioulx, Nijvel, Doornik, Sint-Gillis en Wortel wijzen nadrukkelijk op het plaatsgebrek. Het delen van de ruimten met andere diensten leidt vaak ertoe dat de vertrouwensbasis voor de gesprekken ontbreekt en dat er bij de gedetineerden verwarring over de rollen ontstaat.
Voorts uiten verschillende commissies specifieke kritiek over de infrastructuur van de inrichting(en) waar zij optreden: -
Vorst: om de gedetineerden te ontvangen, moeten de maatschappelijk werkers van de PSD prefabruimtes (“aquariums”) delen waar zij niet beschikken over al hun dossiers, terwijl de psychologen de gedetineerden in hun eigen kantoor kunnen ontvangen; de externe diensten zijn verplicht hun gesprekken te houden in piepkleine spreekkamers zonder verluchting;
-
Jamioulx en Doornik: beperkte toegang tot de telefoon;
-
Lantin: de gesprekken verlopen niet in een vertrouwelijke sfeer gelet op de slechte geluidsisolatie van de ruimtes.
In dat verband heeft de Centrale Toezichtsraad zelf in Sint-Gillis vastgesteld dat er een zodanig ruimtegebrek heerst dat tal van gesprekken in een gang moeten plaatsvinden.
2.4. Hoe wordt de post-penitentiaire fase voorbereid? (sociaal, familiaal, professioneel, medisch, huisvesting,…)
De commissies wijzen erop dat de voorbereiding van de invrijheidstelling verloopt via samenwerking tussen de PSD en de diensten justitieel welzijnswerk van de diverse gemeenschappen. Deze samenwerking is afhankelijk van de verschillende tijdstippen waarop de straf wordt geïndividualiseerd (uitgangsvergunningen, verloven, voorwaardelijke invrijheidstelling, beperkte detentie en elektronisch toezicht),
het
reclasseringsplan
en
de
eisen
van
de
commissies
voor
voorwaardelijke invrijheidstelling. Voor de meeste Commissies van Toezicht is de verstrekte hulpverlening over de ganse lijn onvoldoende.
Sommige commissie halen de volgende problemen aan: -
Brugge: follow-up is vaak beperkt tot adviezen en onderzoeken met het oog op reïntegratie; PV1 – jvdw 00081
59
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
-
Dendermonde: voornamelijk klachten over de PSD met betrekking tot de voorbereiding van de voorwaardelijke invrijheidsstelling: het is voor een gedetineerde
geen
eenvoudige
opgave
te
achterhalen
welke
stukken
noodzakelijk zijn en welke stappen ondernomen moeten worden; voornemen van de commissie om een vergadering met de PSD te beleggen om het te hebben over de noodzaak de gedetineerden beter voor te lichten over wat van hen
verwacht
wordt
met
het
oog
op
de
voorbereiding
van
hun
reclasseringsdossier; -
Vorst en Berkendael: in die inrichtingen, die in feite arresthuizen zijn, bestaat er amper enige voorbereiding op de post-penitentiaire fase; de PSD is niet bij machte deze fase op zich te nemen; de veroordeelden zijn nauwelijks op de hoogte van de voorwaarden voor de invrijheidsstelling en de mogelijkheden inzake hulpverlening.
-
Gent en Saint-Hubert: laattijdige goedkeuring van de uitgangsvergunningen en penitentiaire verloven, bijgevolg ondervinden de veroordeelden problemen bij
het
maken
van
de
nodige
afspraken
ter
voorbereiding
van
hun
reïntegratie; -
Ittre: voorbereiding van het ontslag uit de gevangenis met de externe diensten, de structuren zijn evenwel ontoereikend;
-
Jamioulx: bij de voorbereiding van de voorlopige invrijheidsstelling worden, in tegenstelling inspanningen
tot
de
voorwaardelijke
geleverd;
vaak
is
invrijheidsstelling,
er
geen
sprake
geen
van
ernstige
voortgezette
geneeskundige verzorging na de invrijheidsstelling; -
Lantin: herhaalde aanpassingen van het reclasseringsplan geëist door de commissie
voor voorwaardelijke invrijheidsstelling ondanks een vaak goede
begeleiding door SASD bij de uitwerking ervan, zodat de gedetineerde gedemotiveerd en ontmoedigd geraakt; -
Mechelen: gebrek aan opleidingsactiviteiten die nochtans een cruciale rol spelen in het integratieproces na het verlaten van de gevangenis;
-
Nijvel: vele gedetineerden voelen zich aan hun lot overgelaten bij de voorbereiding
van
hun
sociale
reïntegratie;
de
contacten
tussen
de
psychosociale diensten en de gedetineerden met het oog op hun reïntegratie zijn niet regelmatig of stelselmatig genoeg; -
Sint-Gillis: nood aan meer samenwerking tussen de PSD en de diverse voorzieningen voor sociale hulpverlening aan gedetineerden; PV1 – jvdw 00081
60
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
-
Saint-Hubert: de slechte werking van de commissie voor voorwaardelijke invrijheidsstelling heeft aanzienlijke gevolgen met betrekking tot de termijnen inzake voorwaardelijke invrijheidsstelling;
-
Verviers: de meeste gedetineerden hebben niet de mogelijkheid te werken in de
gevangenis,
wat
de
voorbereiding
op
het
beroepsleven
niet
vergemakkelijkt; de gedetineerden ondervinden grote moeilijkheden bij het vinden van huisvesting; er is onvoldoende coördinatie tussen PSD en SASD; -
Wortel: nood aan een kwaliteitsvol detentieplan, voorzien van professionele begeleiding en ondersteuning, wat thans niet het geval is;
Sommige commissies benadrukken de volgende positieve punten: -
Hasselt: intensieve samenwerking tussen het JWW en de PSD, in de eerste plaats gericht op de gedetineerden die 2 jaar van hun invrijheidsstelling verwijderd zijn, met betrekking tot de organisatie van de post-penitentiaire begeleiding:
structurele
samenwerking
dienstverleningsorganisaties
met
(ziekenhuizen,
verschillende
therapeutische
hulp-
en
gemeenschap,
ambulante hulp aan drugsverslaafden, opleiding en werk, wonen onder toezicht
en
begeleid
wonen);
proactief
aanbod
aan
familieleden
van
gedetineerden, met aandacht voor het sociaal netwerk van de gedetineerden (familiale
detentiebegeleiding,
praatgroepen
voor
familieleden,
kinderateliers,…); -
Hoogstraten: positieve rol van de stages die buiten de gevangenis in het kader van het project “Buitenkans” plaatsvinden; ontmoetingen die worden georganiseerd
met
externe
diensten
voor
residentiële
of
ambulante
begeleiding; -
Oudenaarde: regelmatige organisatie van een dag ter promotie van het onderwijs; aanwezigheid van de VDAB, die follow-up verzekert vanaf het verzoek tot en met de definitieve
inschakeling op de arbeidsmarkt;
ontwikkeling van nieuwe projecten die de opleiding en de gevangenisarbeid beter afstemmen op de huidige eisen van de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld in de bouwsector); -
Doornik: nut van het informatieplatform met de externe actoren, die door de gedetineerden regelmatig kunnen worden geraadpleegd;
-
Wortel: de VDAB-consulent speelt een belangrijke rol bij de begeleiding van het professionele integratietraject. PV1 – jvdw 00081
61
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
3. Herstel Herstel van de schade ten aanzien van het slachtoffer is één van de doelstellingen bij de uitvoering van de vrijheidsberovende straf. In een herstelgerichte gevangenis worden gedetineerden op een respectvolle wijze aangesproken om stil te staan bij de gevolgen van de feiten en wordt hen mogelijkheden geboden om daadwerkelijk betekenisvolle stappen in herstel van de schade ten aan zien van het slachtoffer te zetten.
Sinds 2000 is in elke gevangenis een herstelconsulent, adviseur van de gevangenisdirectie, aangesteld. Deze dient het veranderingsproces naar een herstelgerichte gevangeniscultuur en –structuur te begeleiden.
Het valt op dat de Commissies van Toezicht in zeer verschillende mate rapporteren over de herstelactiviteiten in de gevangenis. Een aantal Commissies geeft een uitvoerig overzicht van het herstelaanbod, deelname hieraan en ervaart knelpunten. Anderen geven hierover niets weer. Dit zegt iets over de zichtbaarheid van het bestaande herstelaanbod, en de bekendheid hiervan bij de Commissies van Toezicht. Tegelijkertijd moet ook vastgesteld
dat
de
wijze
waarop
en
de
intensiteit
waarmee
aan
een
herstelgerichte strafuitvoering gewerkt wordt, zeer verschillend is van gevangenis tot gevangenis. De prioriteiten die herstelconsulenten hierbij leggen blijken erg te variëren.
Een aantal Commissies geeft aan dat de herstelconsulent in de gevangenis aan diverse werkgroepen en fora participeert. Gezien de nood aan inbedding van een meer herstelgerichte kijk en aanpak in de ganse organisatie van de gevangenis is deze ontwikkeling toe te juichen. Tegelijkertijd houdt een zeer brede insteek het risico in dat de functie van herstelconsulent wordt geherdefinieerd tot iets wat, hoewel misschien beantwoordend aan een lokale nood in de gevangenis, inhoudelijk zeer ver afwijkt van de kern van de opdracht: de uitvoering van de gevangenisstraf meer oriënteren naar herstel tussen dader, slachtoffer en samenleving.
PV1 – jvdw 00081
62
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
In de meeste gevangenissen organiseert en coördineert de herstelconsulent herstelgerichte activiteiten. Als belangrijkste herstelgerichte activiteiten worden de volgende aangehaald: -
gespreksgroepen (stilstaan
bij
voor de
gedetineerden
gepleegde
over
feiten
en
herstelgerichte de
thema’s
gevolgen
ervan,
detentiebeleving,…) -
vormingsprogramma’s zoals ‘Slachtoffer In Beeld’ en ‘Conflictbeheersing’
-
informatiesessies over relevante thema’s als slachtofferschap, burgerlijke partijstelling,
schuldenproblematiek,
juridische
gevolgen
van
de
veroordeling, … -
herstelbemiddeling tussen dader en slachtoffer.
Doorgaans worden hiervoor externe diensten ingeschakeld. Het is dan ook erg belangrijk dat de herstelconsulent een breed netwerk vormt met externe organisaties en voorzieningen die op dit vlak een bijdrage kunnen leveren.
Deze
(minimale)
activiteiten
worden
echter
niet
georganiseerd
in
alle
gevangenissen. Een aantal Commissies geeft aan dat er helemaal géén herstelactiviteiten georganiseerd worden (Niivel). Infrastructurele beperkingen en een enge focus op veiligheid worden hiervoor als redenen aangegeven. Ook laat de vervanging van de herstelconsulent vaak erg lang op zich wachten, waardoor de organisatie en continuïteit van herstelactiviteiten sterk in het gedrang komen (Sint-Gillis).
Wat de deelname van gedetineerden aan herstelactiviteiten betreft, wordt over het algemeen aangegeven dat deze bedroevend klein is, vergeleken met de totale gevangenispopulatie. Per activiteit worden doorgaans slechts kleine groepen van gedetineerden bereikt. Een aantal Commissies stelt vragen bij de interesse en de motivatie van de deelnemers. Er wordt de vraag gesteld of gedetineerden in deze ook niet actiever moeten aangesproken worden.
De kwaliteit van het geboden aanbod wordt door de Commissies van Toezicht niet in vraag gesteld.
Verschillende Commissies van Toezicht geven aan dat werken aan financieel herstel ten aanzien van het slachtoffer (vergoeding van de burgerlijke partij) een fundamenteel deel is van een herstelgerichte strafuitvoering. Er worden terzake PV1 – jvdw 00081
63
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
echter
een
aantal
structurele
knelpunten
vastgesteld.
De
te
betalen
schadevergoedingen zijn vaak zo hoog dat het voor velen niet realistisch is deze ooit volledig in te lossen. Tegelijkertijd beschikken de meeste gedetineerden niet over een inkomen en hebben zij vaak reeds schulden bij binnenkomst in de gevangenis. Bovendien is er een tekort aan gevangenisarbeid waardoor de mogelijkheden om af te betalen erg ingeperkt worden. En ook de voorbereiding van de reclassering of ondersteuning van het gezin kunnen een financiële inspanning van de gedetineerde vragen. Voorgaande elementen maken dat een aantal gedetineerden niet in de mogelijkheid verkeert om verantwoordelijkheid op het vlak van financieel herstel tijdens de gevangenisstraf op te nemen. Er is bovendien het aanvoelen dat in de gestelde verwachtingen aan gedetineerden niet
steeds
alle
verschillende
belangen
op
evenwichtige
wijze
worden
meegenomen.
Dit structurele probleem wijst ondermeer op de grote nood aan budgetbeheer en schuldbemiddeling in de gevangenis, waarbij het afbetalen van de burgerlijke partij een plaats kan krijgen binnen een globaal budgetbeheer of in een globale aanpak van een bredere schuldenproblematiek.
PV1 – jvdw 00081
64
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Hoofdstuk 3: Algemeen besluit en aanbevelingen Ondanks de publicatie van de Basiswet Gevangeniswezen in het Belgisch Staatsblad van 1 februari 2005, is er nog steeds maar een kleine minderheid van de bepalingen van deze wet in werking getreden. De Centrale Raad dringt aan op een snelle uitvoering van alle bepalingen van de wet zodat de gedetineerden eindelijk een volwaardig juridisch statuut krijgen dat beantwoordt aan de eisen van een rechtsstaat.
Het
is
een
blijvende
vaststelling
dat
er
in
de Belgische gevangenissen
onvoldoende celcapaciteit is om de gedetineerden op een menswaardige manier op te sluiten. Deze overbevolking is hét pijnpunt van het gevangeniswezen en heeft zowel een nefaste invloed op de bejegening van de gedetineerden, op de werkomstandigheden van het personeel, op de interne en externe veiligheid, op de toegankelijkheid en werkbaarheid voor de bevoegde personen en diensten van buiten de gevangenis als op de vlotte behandeling van de dossiers inzake vervroegde invrijheidstellingen en alternatieve strafuitvoeringsmodaliteiten.
De Centrale Raad is geschokt bij diverse bezoeken aan meerdere instellingen te hebben vastgesteld dat de huisvestingssituatie van gedetineerden totaal onaanvaardbaar blijft met middeleeuwse toestanden: geen stromend water op cel, een toiletemmer die één maal per 24 uur mag geledigd worden, schimmel in douches waardoor de cellen ernaast aangetast en onbruikbaar worden en een gebrek aan licht en ruimte in de cellen. Ook op het vlak van brandveiligheid en elektriciteitsvoorzieningen worden onaanvaardbare situaties vastgesteld. Ondanks de gedane beloften van de beleidsverantwoordelijken, blijft de situatie nog steeds onverantwoord in het licht van de meest elementaire, menswaardige normen inzake hygiëne en veiligheid. De Centrale Toezichtsraad dringt er bij de bevoegde autoriteiten op aan om prioritair de noodzakelijke renovatie- en aanpassingswerken te laten uitvoeren. De gemiddelde kostprijs van één dag detentie overstijgt in de meeste gevangenissen 100 euro per dag. Slechts een bijzonder klein deel daarvan, iets meer dan 3 euro, wordt aangewend voor de voeding van de gedetineerden. Dit bedrag is reeds sedert jaren niet meer aangepast. De Centrale Raad pleit ervoor PV1 – jvdw 00081
65
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
dat de dagelijkse voedingsprijs regelmatig wordt aangepast aan de veranderde realiteit. Tegelijkertijd dienen de budgetten voor voeding gebaseerd op de reële gevangenisbevolking in plaats van op de voorziene gevangeniscapaciteit.
Het aanwenden van veiligheidsmaatregelen loopt niet in elke inrichting volgens de eisen van de rechten van de mens. Al te vaak leiden een cumul van verschillende maatregelen, een gebrek aan transparantie van de regelgeving en de uitvoering van deze maatregelen in niet aangepaste regimes in het algemeen of (isolatie)cellen in het bijzonder tot een inhumane detentie. Duidelijker geformuleerde regels inzake veiligheidsmaatregelen en –regimes die kenbaar zijn en die de rechten van verdediging waarborgen, zijn noodzakelijk.
In
bepaalde
gevangenissen,
vooral
de
arresthuizen,
is
het
aanbod
van
penitentiaire arbeid te beperkt waardoor wachtlijsten ontstaan. De arbeid is ook
meestal
monotoon
aanbevelingswaardig
om
en
enkel
zowel
de
gericht
op
centrale
laaggeschoolden. overheid
als
de
Het
is
lokale
gevangenisdirecties toe te laten en te stimuleren om arbeidsmogelijkheden aan te trekken. Alleszins dient de arbeidsverdeling tussen de gedetineerden eerlijker en doorzichtiger te gebeuren om favoritisme tegen te gaan.
Gevangenissen worden algemeen beschouwd als plaatsen die bedoeld zijn om delinquenten te straffen en om de maatschappij te beschermen. Daarbij wordt vergeten dat het ook plaatsen zijn waar aan gezondheidsbevordering en ziektepreventie moet worden gedaan. Om de geneeskunde in de gevangenis uit te oefenen, is ook een dosis luisterbereidheid en medeleven nodig. Dit vraagt eigenlijk om een apart gesprek, en dus om meer dan de enkele minuten die momenteel ter beschikking van de gevangenisarts staan. De gevangenisgeneeskunde moet dan ook worden opgewaardeerd door de toekenning van meer middelen en de opleiding van de artsen, bijvoorbeeld via een
specialisatiediploma.
Gedetineerden
vormen
immers
een
specifieke
bevolkingsgroep, die veel vaker dan normaal worstelt met acute of chronische drugsgerelateerde problemen. Weinig gedetineerden werden voor hun opsluiting medisch begeleid. Roken en slechte mondhygiëne zijn schering en inslag en ook psychiatrische aandoeningen komen veelvuldig voor.
PV1 – jvdw 00081
66
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
De doeltreffendheid en de veiligheid van de behandeling van het gebruik van opiaten via methadonprogramma’s is voldoende aangetoond in wetenschappelijke studies. Om het drugsgebruik in de gevangenissen te beperken, zou er een algemeen methadonbeleid moeten worden gevoerd en voorzien worden in de nodige psycho-medisch-sociale begeleiding, evenals in begeleiding na het verlaten van de gevangenis.
De Commissies van Toezicht en de Centrale Raad erkennen dat het integreren van een herstelgerichte benadering in een punitieve context enkel stapsgewijs kan groeien. Cultuurverandering is een proces dat tijd vraagt. Zowel in de lokale gevangenissen als op het centrale niveau vraagt dit blijvende inspanningen. Het is aanbevelenswaardig de rol van de herstelconsulent als begeleider van dit proces meer te expliciteren. De
wijze
waarop
strafuitvoering
en
gewerkt
de
intensiteit
wordt,
lijkt
waarmee
erg
te
aan
variëren
een van
herstelgerichte gevangenis
tot
gevangenis. Een specifieke lokale gevangeniscontext legitimeert eigen accenten. Het is echter aangewezen dat een minimaal programma uitgetekend en in alle gevangenissen uitgevoerd wordt. Financieel herstel dient hierin plaats te hebben, gekaderd in een globale benadering van de gedetineerde. Ook op dit terrein is samenwerking en afstemming tussen de verantwoordelijken van justitie en aanbodverstrekkers van de Gemeenschappen en de Gewesten noodzakelijk.
De
hulpverlening,
behandeling
en
individuele
begeleiding
van
gedetineerden is een gezamenlijke opdracht van de FOD Justitie en van de diensten van de diverse Gemeenschappen en Gewesten bevoegd voor hulp- en dienstverlening aan gedetineerden. Deze gezamenlijke opdracht wordt uitgevoerd vanuit een onderscheiden rol en onderscheiden taak. De Centrale Toezichtsraad dringt erop aan dat de diverse betrokken actoren meer overleg zouden plegen teneinde een efficiënte, effectieve en integrale hulp- en dienstverlening aan gedetineerden te realiseren in alle gevangenissen. Het is belangrijk dat deze samenwerking gebeurt op basis van gelijkwaardigheid van de diverse actoren onafgezien hun bevoegdheidsniveau.
Bij de afhandeling van de dossiers met betrekking tot een vervroegde invrijheidstelling en alternatieve strafuitvoeringsmodaliteiten worden in bepaalde gevangenissen niet steeds de tijdsvoorwaarden gerespecteerd. Hierdoor PV1 – jvdw 00081
67
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
komen de reclasseringsplannen van de gedetineerden in het gedrang. De Centrale Toezichtsraad dringt erop aan dat de FOD Justitie zo vlug mogelijk een geschikte oplossing vindt opdat met gedetineerden in alle gevangenissen binnen de gevraagde termijnen volwaardige dossiers kunnen opgebouwd worden.
De commissies stellen vast dat het inzake vorming in de gevangenissen ontbreekt aan een algemeen beleid en aan een gestructureerd en geïntegreerd aanbod afgestemd op de behoeften van de gedetineerden. De
Centrale
Toezichtsraad
stelt
daarom
voor
om
in
de
gevangenissen
vormingsactiviteiten te organiseren die aan minimum één van de volgende voorwaarden zouden voldoen: inspelen op de ontwikkeling van sociale en andere basisvaardigheden, het aanbieden van een gediversifieerd vormingsaanbod, aandacht voor korte leermodules, mogelijkheid tot het verwerven van een diploma of getuigschrift, afstemming op het aanbod buiten de gevangenis zodat bij vrijlating de continuïteit gegarandeerd wordt. Er moet ook nagedacht worden over de introductie van een statuut voor de “gedetineerde student”.
PV1 – jvdw 00081
68
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Bijlagen Bijlage 1: Voorzitters van de Commissies van Toezicht en leden van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen
Naam voorzitter Willem Castelyns
Commissie van toezicht Antwerpen
Adres van de penitentiaire inrichting Gevangenis Antwerpen Begijnenstraat 42 2000 Antwerpen
Koenraad Stubbe
Brugge + Ruiselede
Penitentiair complex Brugge Lege Weg 200 8200 Brugge * Penitentiair landbouwcentrum Ruiselede Bruggesteenweg 128 8755 Ruiselede
Paul Putteman
Dendermonde
Gevangenis Dendermonde Sint Jacobstraat 26 9200 Dendermonde
Tom Vander Beken
Gent
Gevangenis Gent Nieuwe Wandeling 89 9000 Gent
Luc Smeets
Hasselt
Gevangenis Hasselt Zwarte Brugstraat 3500 Hasselt
Jan Leysen
Ieper
Gevangenis Ieper Elverdingsestraat 72 8900 Ieper
Henri Haex
Leuven (Centraal + Hulp)
Leuven Centraal Geldenaaksevest 68 3000 Leuven * Hulpgevangenis Leuven Maria Theresiastraat 74 3000 Leuven
Godelieve Meysmans
Mechelen
Gevangenis Mechelen Liersesteenweg 2 2800 Mechelen
De Smet Freddy
Oudenaarde
Strafinrichting Oudenaarde Bourgondiëstraat 4 9700 Oudenaarde
Paul Van Rompaey
Turnhout + Merksplas
Gevangenis Turnhout Wezenstraat 1 2300 Turnhout * Strafinrichting Merksplas Steenweg op Wortel 1 2330 Merksplas
Lucien Van Leuven
Wortel + Hoogstraten
Penitentiair schoolcentrum Gelmelstraat 131 2320 Hoogstraten
PV1 – jvdw 00081
69
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Strafinrichting Wortel Koloniënlaan 17 2323 Wortel Réginald de Beco
Forest - Vorst
Gevangenis Vorst – Prison de Forest Avenue de la Jonction Verbindingslaan 52 1190 Brussel – Bxl * Prison Femmes – Vrouwengevangenis 44 rue Berkendaelstraat 1190 Brussel
Lieven RAL
Saint-Gilles – Sint-Gillis
Av. Ducprétiauxlaan 106 1060 Brussel - BXL
Bernard WOITRIN
Andenne + Huy + Marneffe
Prison d’Andenne 2 rue du Géron 5300 Andenne * Prison de Huy 4 rue de la Résistance 4500 Huy * Etablissement pénitentiaire école 208 rue du Sart 4210 Marneffe
Dominique Duchatel
Arlon
Prison d’Arlon 29 rue Léon Castillon 6700 Arlon
Roland Amir
Dinant + Saint Hubert
Prison de Dinant 1 place d’Armes 5500 Dinant * Prison de Saint-Hubert Thiers den Born 6870 Saint-Hubert
Jean-François Funck
Ittre
Prison d’Ittre 100 rue de Clabecq 1460 Ittre
Pierre Dandois
Jamioulx
Etablissement pénitentiare de Jamioulx 172 rue François Vandamme 6120 Jamioulx
Rita Vandeweyer
Lantin
Etablissement pénitentiaire de Lantin Rue des Aubépines 4450 Lantin
Yvon Stuaert
Mons
Prison de Mons 24 boulevard Winston Churchill 7000 Mons
Dominique Duchatel
Namur
Prison de Namur 7 place Abbé Joseph André 5000 Namur
Jean-Claude Liénart
Tournai
Prison de Tournai 1 rue du Chantier 7500 Tournai
Claude Spinoit
Nivelles
Prison de Nivelles 4 avenue du Burlet
PV1 – jvdw 00081
70
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
1400 Nivelles Thérèse Crespin
Verviers
PAS DE COMMISSION
Prison de Verviers 83 rue chaussée de Heusy 4800 Verviers
EDS Paifve
Etablissement de défense sociale Route de Glons 4452 Paifve
Leden van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen Voorzitter:
Michel Rozie
Vice-voorzitter :
Nathalie Colette-Basecqz
Secretaris:
Lore Van Loock Johan Van De Winkel (v.a. november 2007)
Leden:
Yves Van Den Berge Alain Harford Martine Pieraerts Ann Collin Christian Berten Antoine Donot Marie-Sophie Devresse Tina Demeersman Georges Lejeune Julie Strypstein
Contactgegevens: Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen T.a.v. Johan Van De Winkel Waterloolaan 115 1000 Brussel Tel. : 02 542 75 15
[email protected]
Jaarrapport 206 gepubliceerd in januari 2008 PV1 – jvdw 00081
71
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Bijlage 2: Overzicht van de ontvangen klachten per Commissie van Toezicht
Bevolking11
Prioritaire problemen volgens ontvangen klachten bij de commissies van toezicht vanwege de gedetineerden
Vrouwen
Mannen
Voorziene capaciteit
Boerderij
Drugproject
Psychiatrische annex
Ziekenhuis
Arresthuis
Verhoogde Veiligheid
Halve vrijheid
Werkelijk aantal
Capaciteit 200610
Aard instellingen
Strafuitvoering
Instelling
Brugge X
X
X
X
X
X
728
608
629
99
98
67
98
-
378
283
338
40
Ieper
X
X
Gent X
10 11
X
X
- Gebrek aan werk voor gedetineerden - klachten met betrekking tot comfort en eten - de kwaliteit van de medische en psychologische dienstverlening - vragen m.b.t. disproportionaliteit tuchtsancties - bezoekrecht - de concrete leefomstandigheden van de gedetineerden.en de problematische overbevolking - de hygiëne en kwaliteit van de kleding - de kwaliteit van de medische en psychologische dienstverlening - de hygiëne in het algemeen en kwaliteit van de kleding - bezoekrecht - de concrete leefomstandigheden van de gedetineerden.en de problematische overbevolking (samenleven met
Situatie op 1 maart 2006 Situatie op 1 maart 2006
72
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Ruiselede Oudenaarde
X X
X X
X
51 149
48 132
51 149
X
Dendermonde
X
X
X
209
168
209
147
155
147
153
150
153
639
694
639
Hoogstraten X Wortel X
X
X
X
Merksplas X
geïnterneerden) - de kwaliteit van de medische en psychologische dienstverlening - het gebrek aan werk voor de gedetineerden - disproportionaliteit van de tuchtsanctie - Een behoorlijk aantal contactnemingen vanwege gedetineerden had eveneens tot doel de hulp in te roepen van de commissie met het oog op het bekomen van informatie NIET GEPRECISEERD - de kwaliteit van de medische en psychologische dienstverlening - disproportionaliteit van de tuchtsanctie - geweigerd ongestoord bezoek
- de hygiëne en kwaliteit van de kleding. - het gebrek aan werk voor de gedetineerden - te beperkt lessenaabod - de kwaliteit van de medische en psychologische dienstverlening - disproportionaliteit van de tuchtsanctie - tijdelijke ongemakken tengevolge stakingen - Voornamelijk indrukken van gedetineerden van mogelijke behandeling van racistische inslag - Voornamelijk indrukken van gedetineerden van mogelijke behandeling van racistische inslag - Incidenten tussen personeel en gedetineerden (klachten met betrekking tot bedreigingen, celcontrole en fouillering niet volgens regels, geweld…) - infrastructuur en hygiëne in de
73
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Turnhout X
X
X
X
152
140
152
X
X
X
X
646
439
602
102
72
102
Antwerpen
Mechelen
X
X
Sint Gillis X
X
X
X
608 307
Leuven-Centraal X
502 315
608 307
44
gevangenis (schimmelvorming, bediening licht,…), - de kwaliteit van de medische en psychologische dienstverlening - disproportionaliteit van de tuchtsanctie - de kwaliteit van de medische en psychologische dienstverlening - disproportionaliteit van de tuchtsanctie - concrete leefomstandigheden van de gedetineerden.en de problematische overbevolking - te lang verblijf voor opname in psychiatrische instelling - disproportionaliteit van de tuchtsanctie - kantine - de kwaliteit van de medische en psychologische dienstverlening - concrete leefomstandigheden van de gedetineerden.en de problematische overbevolking - de kwaliteit van de medische behandeling - de kwaliteit van de kleding. - kantine - toepassing van de regelgeving - de concrete leefomstandigheden van de gedetineerden.en de problematische overbevolking - infrastructuur en hygiëne in de gevangenis (schimmelvorming, bediening licht,…)
- pestgedrag ten aanzien van gedetineerden - problemen met betrekking tot arbeid in de gevangenis - hygiëne laat vaak de wensen over - kwaliteit van de maaltijden
74
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Leuven-Hulp X
X
178
149
178
X
445
450
422
23
X
645
469
567
78
209
202
209
359
319
318
337
269
337
Hasselt
X
X
Vorst X Tournai
X
Mons Jamioulx
X
X
X
X
X
X
X
X
41
- gebrek aan psychologische bijstand - de problematische overbevolking - gebrek aan werkplaatsen - lange wachttijden bij psychiater en tandarts - concrete leefomstandigheden van de gedetineerden.en de problematische overbevolking - de kwaliteit van de medische dienstverlening - incidenten tussen gedetineerden en tav personeel (pesterijen, grof gedrag, machtsmisbruik) - gebruik dwangmiddelen (afzondering in strafcel) - vragen mbt VI procedure - de concrete leefomstandigheden van de gedetineerden.en de problematische overbevolking - de hygiëne en kwaliteit van de kleding - voornamelijk het gedrag van bepaalde penitentiaire agenten (het lastig vallen van gedetineerden, discriminatie, wispelturigheid van disciplinaire rapporten, …) - het gebrek aan werk voor de gedetineerden - de kwaliteit van de medische en psychologische dienstverlening - disproportionaliteit van de tuchtsanctie GEEN JAARRAPPORT ONTVANGEN - de concrete leefomstandigheden van de gedetineerden (kosten kantine, ..) - de hygiëne (kakkerlakken) - kwaliteit van de kleding
75
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
- problematische medische zorgen - gebrek aan basisproducten (toiletpapier) - de meerderheid van de klachten hebben betrekking op de strengheid van de regels en de eis deze te moeten respecteren - Eveneens enkele klachten met betrekking tot de eenzijdige en onevenwichtige voeding - de kwaliteit van de medische en psychologische dienstverlening
Ittre X
X
396
420
396
X
X
220
192
220
X
218
140
194
Nivelles
Namur Dinant
Paifve
X
X
X
X
X
X
- relatie onder de gedetineerden, met de penitentiaire agenten en de directie
24
- onhandige/ onbekwame verdeling van de medicamenten
X
162
170
162
X
827
694
771
X X
123 79 383
131 64 396
123 79 383
X
222
194
222
Lantin
Marneffe Huy Andenne Verviers
X
X
X X X
X
X
X
X
- voeding GEEN JAARRAPPORT ONTVANGEN
X
56
- ongewone en onevenredige kosten van telefonie NOG GEEN COMMISSIE VAN TOEZICHT ACTIEF - de kwaliteit van de medische en psychologische dienstverlening - de hygiëne - de voeding - de prijzen van de kantine et de telefonie NIET GEPRECISEERD NIET GEPRECISEERD NIET GEPRECISEERD - de kwaliteit van de medische en psychologische dienstverlening - de hygiëne en kwaliteit van de kleding - gebrek aan werk voor gedetineerden - kantine - vertragingen in de dossiers en het opvolgen van de administratieve dossiers
76
CENTRALE TOEZICHTSRAAD VOOR HET GEVANGENISWEZEN – JAARRAPPORT 2006
Saint-Hubert
Arlon
X
245
282
245
X
119
111
119
- onhandige/ onbekwame verdeling van de medicamenten
- ongewone en onevenredige kosten van telefonie GEEN JAARRAPPORT ONTVANGEN
77