Stagebrochure Challenge Program leerjaar 1, 2 en 3 2012-2013
Inleiding Sinds het studiejaar 2009-2010 kent Hogeschool de Kempel een nieuwe opleidingsvariant, het Kempel Challenge Program. Met dit nieuwe programma wil De Kempel ontplooiingskansen bieden voor studenten die een uitdaging niet uit de weg gaan. Het Challenge Program leidt studenten op tot leraren basisonderwijs (bachelor of education) met een ‘plus’. Een ‘plus’ waar het werkveld op zit te wachten. Bestuurders hebben namelijk aangegeven dat er in het basisonderwijs in toenemende mate behoefte is aan ‘innovatieve, ondernemende, kwaliteitsbewuste professionals die kennis hebben van onderwijs en de organisatie daarvan (nationaal en internationaal), kennis hebben van en ervaring hebben opgedaan met veranderingsprocessen en op een onderzoekende wijze vorm geven aan het onderwijs aan jonge leerlingen’.
Uitgangspunten
Leren in leerwerkgemeenschappen Studenten die deelnemen aan het Challenge Program delen kennis binnen een professionele leerwerkgemeenschap. Onder een leerwerkgemeenschap wordt een groep mensen verstaan (studenten, leraren, docenten), die vanuit een gemeenschappelijke ambitie samen willen leren over en van het onderwijs en het onderwijzen in authentieke en professionele onderwijssettingen.
De ‘plus’ van het Challenge Program kan worden toegepitst op een viertal punten. Van de Challenge student wordt verwacht dat hij in staat is om de frontlinie-fixatie te doorbreken, beschikt over academische onderzoeksvaardigheden en –attituden, ondernemingszin toont en een actieve bijdrage kan leveren aan het leren in leerwerkgemeenschappen. Deze punten zullen we kort toelichten.
Programma
Doorbreken van ‘frontlinie-fixatie’
Eerste jaar Het eerste jaar van de opleiding is gericht op het ontwikkelen van de elementaire kennisbasis als onderdeel van het benodigde repertoire van de leraar basisonderwijs. De student komt in aanraking met de leerinhouden en didactiek van de schoolvakken en de principes van het onderwijzen en ontwerpen van onderwijs. De student oriënteert zich op de doorgaande (ontwikkelings)lijn in de basisschool. De verworven kennisbasis zal in de tweede en derde fase van de opleiding worden onderhouden door middel van voortgangstoetsen en facultatief aanbod.
De term ‘frontlinie-fixatie’ verwijst naar situaties waarin professionals ‘vastzitten’ in eigen beelden en de eigen werksituatie. Van afgestudeerden aan het Challenge Program wordt verwacht dat zij in staat zullen zijn om de frontlinie-fixatie te doorbreken. Dit zowel ten aanzien van hun eigen denken als, in stimulerende zin, ten aanzien van het denken van collega-leraren. Academische onderzoeksvaardigheden en –attituden Hbo-bachelors dienen te beschikken over een onderzoekend vermogen dat leidt tot reflectie, tot evidence based practice en tot innovatie. Voor studenten die deelnemen aan het Challenge Program geldt dat in aanvulling op het reguliere bachelorprogramma wordt verwacht dat zij beschikken over academische onderzoeksvaardigheden en –attituden gericht op het kunnen toepassen van de wetenschap.
2
Ondernemingszin Een ondernemende attitude wordt beschouwd als een belangrijke competentie voor hbo-bachelors. Het gaat dan om het zoeken naar nieuwe paden en naar nieuwe oplossingen voor vraagstukken waarmee we worden geconfronteerd. De Challenge student wordt gestimuleerd om, samen met de stageschool, op zoek te gaan naar kansen binnen het onderwijs.
Het Challenge Program bestaat uit een drietal fasen met een gemiddelde studieduur van één studiejaar per fase. Het succesvol doorlopen van de drie fasen leidt tot het behalen van 240 ECTS en daarmee het behalen van het bachelordiploma. Het schema op de volgende pagina toont de volledige opleiding.
Specialisatie
3e jaar
Science & Education of Culture & Education
Onderzoek Competenties op K3-niveau (drie dagen stage) Borging kennisbasis
2e jaar
Science & Education
Special Needs & Education
Culture & Education
Leadership & Education
stage groep 5-8 (Oudere Kind)
stage groep 1-3 (Jonge Kind)
Competenties op K2-niveau (twee dagen stage) Borging kennisbasis
Kennisbasis A Kennisbasis B Intakefase
1e jaar
Onderwijskunde Rekenen-wiskunde Nederlands Geschiedenis Bewegingsonderwijs
Onderwijskunde Rekenen-wiskunde Nederlands Beeldende vorming Bewegingsonderwijs
Kennisbasis C
Kennisbasis D
Onderwijskunde Rekenen-wiskunde Nederlands Muziek G&L Onderzoek
Onderwijskunde Rekenen-wiskunde Nederlands NTO G&L Onderzoek
stage groep 1-4 (JongeSkill-lab Kind) Skill-lab Presenteren Oudergesprekken Onderzoek Schrijven SEO stage groep 1-3 (Jonge Kind)
stage groep 5-8 (Oudere Kind)
Competenties op K1-niveau (twee dagen stage) Derde jaar Tweede jaar Kenmerkend voor het tweede jaar is de structurele aan- In het derde en afsluitende jaar van de studie specialiseren dacht die wordt besteed aan het in hoge mate leren de studenten zich op één van de vier perspectieven uit schakelen tussen de vaak abstracte theorie en de concrete het aanbod van de tweede fase. Vanuit deze specialisatie onderwijspraktijk. Vanuit een viertal perspectieven: Sci- werken de studenten actief mee aan een schoolontwikkelence & Education, Culture & Education, Special Needs & ing en voeren ze, onder begeleiding van het KempellectoEducation en Leadership & Education, wordt voortdurend raat, een ontwikkelingsbegeleidend onderzoek uit. de verbinding met de praktijk in de school gezocht. Door gebruik te maken van wetenschappelijke literatuur en door het uitvoeren van onderzoeksopdrachten wordt een HBO+-niveau gegarandeerd. Dit HBO+ niveau uit zich dan onder andere in de onderzoekskennis en –vaardigheden die studenten verwerven en het aanspreken van een abstract en analytisch denkniveau.
Hogeschool de Kempel “mensen verbinden die leren een warm hart toedragen”
3
Rollen binnen de stage
Mentor
Stagebegeleider
De mentor heeft een belangrijke taak en verantwoordelijkheid bij de begeleiding en beoordeling van de student. De taken van de mentor bestaan uit: • het fungeren als informatiebron voor de student; • het model staan in lesactiviteiten en in de omgang met kinderen en collega’s; • het voorbespreken van een idee voor een les/activiteit; • het bespreken van de schriftelijke lesvoorbereiding; • het observeren van de student tijdens uitvoering van de les/activiteit; • het noteren van goede en minder goede aspecten van de uitgevoerde les/activiteit; • het bespreken van de evaluatie van mentor en student; • het stimuleren van de reflectie van de student aan de hand van de kritische kernen (via systematiek van kritische kernen-, aandachts- en actiepunten); • het invullen van de Kempelscan (na enkele stageweken, halverwege de stage en op het einde van de stage). • bijwonen van mentorenbijeenkomst op Hogeschool de Kempel
Naast begeleiding door de mentor en coach, is er ook sprake van begeleiding door een stagebegeleider van De Kempel. De taken van de stagebegeleider bestaan uit: • het afleggen van drie stagebezoeken per semester; • het bekijken van en reageren op het weblog van de student; • het voeren van begeleidingsgesprekken met de student (m.b.v. systematiek van kritische kernen- aandachts- en actiepunten); • het verhogen van het reflectieniveau van de student; • het voeren van gesprekken met de mentor t.a.v. het functioneren en de ontwikkeling van de student; • het fungeren als informatiebron en aanspreekpunt voor de student, mentor en coach (en eventueel directeur / stagecoördinator). • het zorgdragen voor de administratieve afhandeling ten behoeve van het dossier van de student; • het beoordelen van de student; • het voeren van overleg met de tutor op De Kempel;
Coach Op de stageschool wordt de student begeleid door een coach. De coach begeleidt alle challenge-studenten die op de school stagelopen. De taken van de coach bestaan uit: • het coachen van mentoren bij het begeleiden van studenten; • het stimuleren dat de mentoren zich informeren over de toetscriteria (kempelcompetenties) voor studenten; • het maandelijks voeren van een gesprek met de challenge studenten op de stageschool over de uitgangspunten: doorbreken van de frontlinie-fixatie en ondernemingszin. • bijwonen van intervisiebijeenkomsten op Hogeschool de Kempel.
4
Tutor
De student
De student neemt elke lesweek deel aan de tutorbijeenkomst op De Kempel. In de tutorbijeenkomsten worden studenten voorbereid op hun stage en worden stage - ervaringen besproken en gerelateerd aan het onderwijs op de Kempel. De taken van de tutor bestaan uit: • het geven van informatie over stage / procedures; • het begeleiden van stagegroepsgesprekken; • het voeren van individuele gesprekken over studievoortgang (inclusief stage); • het oefenen van de systematiek van kritische kernenaandachts- en actiepunten; • het verzorgen van oefeningen ten aanzien van reflectie; • het bieden van ondersteuning ten aanzien van het werken binnen het digitaal portfolio; • het leggen van relaties tussen kritische kernen, aanbod en stageopdrachten; • het voeren van portfoliogesprekken.
Van de student mag verwacht worden: • dat hij ruim voor de aanvangstijd van de school aanwezig is. • dat hij zich als gast gedraagt. • dat hij in houding, gedrag en uiterlijke verschijning een voorbeeldfunctie vervult. Hierbij wordt de student geacht de door de school gestelde richtlijnen te volgen. • dat hij initiatief toont en open staat voor zaken die zich in en buiten de klas op het werkterrein van de onderwijsgevende voordoen. Verder: • De student zorgt voor een tijdige voorbereiding van zijn lesactiviteiten op de daarvoor bestemde formulieren, zodat overleg met de mentor hierover mogelijk is. De voorbereiding wordt voor aanvang van de activiteit aan mentor of bezoekende docent overhandigd. • Alle (les)activiteiten moeten zorgvuldig schriftelijk worden voorbereid aan de hand van het lesschemaformulier. • Na afloop van elke activiteit schrijft de student een evaluatieverslag op de daarvoor bestemde plaats in het lesschemaformulier. • Bij afwezigheid in de stage wordt van de student verwacht dat hij/zij de stageschool daarover informeert. Indien er afspraken gemaakt zijn met stagebegeleider i.v.m. bezoek, moeten deze ook op de hoogte worden gebracht van de afwezigheid. • Het aantal geplande stagedagen per semester moet worden ingevuld. Gemiste dagen worden in overleg met de mentor op een andere datum ingehaald.
In geval van problemen in de stage zal een stagebegeleider de tutor hiervan op de hoogte stellen.
5
Stage CP1 In semester 1 van het eerste jaar van de opleiding loopt de Challenge-student stage in een onderbouwgroep (groep 1 tot en met 3). In semester 2 loopt de CP student stage in groep 5 t/m 8. De dinsdagen en woensdagen zijn de vaste stagedagen.
Doel stage De stage van het challenge program richt zich met name op: • de oriëntatie op het beroep leraar basisonderwijs; • het uitvoeren van korte activiteiten voor een kleine groep; • het groeien naar het uitvoeren van activiteiten voor de hele groep; • het organiseren van de overgang tussen activiteiten; • activiteiten voor de hele groep • groei naar aaneengesloten activiteiten, dagdelen.
Kritische kernen en Kempelscan De student bewijst in de stage competent te zijn op het gebied van de kritische kernen. Per semester zijn kritische kernen geselecteerd die gerelateerd zijn aan de onderliggende competenties. De kempelscan brengt in beeld in hoeverre een student op handelingsniveau voldoet aan de bepaalde kritische kernen. De scan kan fungeren als begeleidingsinstrument en wordt daartoe aan het begin van de stage ingevuld door de student om de beginsituatie te bepalen. Halverwege het stagesemester vullen de mentor en student de kempelscan opnieuw in. Studenten kunnen aan de hand van het resultaat hun verder leerproces vormgeven. Aan het eind van het semester wordt de kempelscan nogmaals door mentor en student ingevuld. De kempelscan is dan een beoordelingsinstrument.
De kempelscan wordt on-line ingevuld. De mentor ontvangt hierover schriftelijke uitleg via de student.
Stageopdrachten Vanuit de vakgebieden die geprogrammeerd staan in jaar 1 van het challenge program zijn stageopdrachten geformuleerd. De verplichte en aanbevolen stageopdrachten zijn geschreven op de kritische kernen en vormen voor studenten een leidraad om aan de verschillende kritische kernen te werken. Er zijn drie soorten stageopdrachten: 1. Verplichte stageopdrachten 2. Aanbevolen opdrachten 3. Opdrachten die vanuit de mentor of student geformuleerd worden Daarnaast is er is onderscheid te maken in stageopdrachten op: • Oriëntatieniveau (observatieopdrachten, analyseopdrachten etc.) • Ontwikkelniveau (oefenen van vaardigheden) • Eindniveau Bij elke stageopdracht wordt het niveau vermeld. Alle stageopdrachten zijn in een PDF-document samengebracht.
Stagebegeleiding De student wordt driemaal per semester bezocht door de stagebegeleider. Voor ieder bezoek bereidt de student een activiteit voor en voert deze uit. Naar aanleiding van de activiteit vindt er tussen de stagebegeleider en student een gesprek plaats. Naast het bespreken van de geobserveerde activiteit is er altijd aandacht voor de ontwikkeling ten aanzien van de kritische kernen. De stagebegeleider heeft eveneens een gesprek met de mentor.
Afronding stagesemester Studenten brengen hun ontwikkeling in de stage en ten aanzien van de kritische kernen in beeld in het weblog. Studenten worden in de vormgeving en de inhoud van het weblog begeleid binnen de tutorbijeenkomsten op de Kempel. In de werkmap van het digitaal portfolio verzamelt de student allerlei materialen waaraan hij gedurende de stage en op de Kempel werkt. Lesvoorbereidingen, evaluaties van de mentor, uitwerkingen van stageopdrachten worden opgeslagen in de werkmap. Vanuit weblogberichten worden links gemaakt naar deze materialen. Aan het einde van semester 1 en aan het einde van semester 2 wordt de student door de tutor mondeling getoetst. De student schrijft een leerverslag, een pleidooi waarin hij zijn ontwikkeling ten aanzien van de kritische kernen in beeld brengt.
6
Opbouw van de stage semester 1 CP1
Week 2
Week 37 (start stage)
• •
• •
•
• • •
De student maakt kennis met mentor en klas. De student observeert de activiteiten in de klas en participeert waar mogelijk om zicht te krijgen op de dagindelingen en routines in de klas. Hiervoor moet de student onder andere gebruik maken van de stageopdrachten. De student en mentor maken werkafspraken met betrekking tot de stage. De student en stagebegeleider maken werkafspraken met betrekking tot de stagebegeleiding. De student bereidt een kennismakingsactiviteit met de kinderen voor en voert deze uit.
Afronding stage. Student en mentor vullen de Kempelscan in (beoordeling). Stagekaart wordt door stagebegeleider met tutor besproken.
Week 3 • •
Laatste stageweek eerste semester. Studenten ontvangen eindbeoordeling van de stage eerste semester.
•
Afsluiting stage.
Week 4 •
Stagebeoordelingsvergadering 26-01-2012.
Week 38 •
•
De student geeft vanaf deze week minimaal twee activiteiten per dag en maakt hierbij gebruik van de opdrachten uit het aanbod van de opleiding. De student bereidt de activiteiten voor met behulp van het lesschemaformulier.
Week 39 • •
Mentorenbijeenkomst dinsdag 24-09-2012(16.30 - 18.00 uur) Student vult kempelscan in (beginsituatie).
Week 40 •
Bijeenkomst coaches CP dinsdag 9-10-2012 (16.30 - 18.00 uur)
Week 46 •
Vergadering stagebegeleidingsteam, hierin worden de vorderingen van alle studenten besproken.
Week 47 •
De student en mentor vullen de Kempelscan in. De kempelscan brengt de ontwikkeling van studenten in beeld en levert nieuwe aandachtspunten op voor voortzetting van de stage. Voorafgaand zijn de benodigde gegevens en de werkwijze voor het invullen van de Kempelscan door de student overhandigd aan de mentor.
Week 49 Screening resultaten stage en studie i.v.m. voortgang challenge program.
CP1
•
7
Opbouw van de stage semester 2 CP1 Week 8 (start stage) • •
• • •
De student maakt kennis met mentor en klas. De student observeert de activiteiten in de klas en participeert waar mogelijk om zicht te krijgen op de dagindelingen en routines in de klas. Hiervoor moet de student onder andere gebruik maken van de stageopdrachten die geformuleerd worden door het aanbod. De student en mentor maken werkafspraken met betrekking tot de stage. De student en stagebegeleider maken werkafspraken met betrekking tot de stagebegeleiding. De student bereidt een kennismakingsactiviteit met de kinderen voor.
Week 9 •
• •
De student geeft vanaf deze week minimaal twee activiteiten per dag en maakt hierbij gebruik van de opdrachten uit het aanbod van de opleiding. De student bereidt de activiteiten voor met behulp van het lesschemaformulier. Student vult kempelscan in (beginsituatie).
Week 10 •
Mentorenbijeenkomst di 5 maart 2013 (16.30 - 18.00 uur)
Week 12 •
Bijeenkomst coaches dinsdag 9 maart 2013 (16.30 18.00 uur).
Week 14 •
•
8
De student en mentor vullen de Kempelscan in. De kempelscan brengt de ontwikkeling van studenten in beeld en levert nieuwe aandachtspunten op voor voortzetting van de stage. Voorafgaand zijn de benodigde gegevens en de werkwijze voor het invullen van de Kempelscan door de student overhandigd aan de mentor. Vergadering stagebegeleidingsteam, hierin worden de vorderingen van alle studenten besproken.
Week 17 •
Activiteitenweek: stagedagen op vernieuwingsscholen.
Week 23 • • •
Student en mentor vullen kempelscan in. Stagekaart wordt door stagebegeleider met tutor besproken. Eindgesprekken op de Kempel door tutor. Studenten ontvangen een beoordeling.
Week 24 • •
Laatste stageweek Stagebeoordelingsvergadering 21-06-2012
Beoordeling
De stage neemt in de totale beoordeling van onze studenten een belangrijke plaats in. Aan het einde van het eerste jaar van het challenge program wordt door de docentenvergadering een uitspraak gedaan over de beroepsgeschiktheid van de student. Er zijn 3 mogelijkheden: de student vervolgt het challenge program, de student wordt verwezen naar het reguliere programma of de student moet de opleiding verlaten. Dit advies is gebaseerd op onderwijs- en stageresultaten.
Stagebeoordeling semester 1
Stagebeoordeling semester 2
De beoordeling is voldoende indien de student: • De gestelde doelen op elk gebied van de kritische kernen van semester 1 van jaar 1 volledig heeft bereikt.
Aan het einde van het tweede semester van het challenge program volgt een stagebeoordeling: onvoldoende of voldoende. De stagebeoordeling wordt gegeven door de stagebegeleider en is gebaseerd op de kritische kernen, de beroepshouding en het reflectievermogen van de student.
De beoordeling is onvoldoende indien de student: • De kritische kernen van semester 1 van het challenge program en/of die van beroepshouding en/of van reflectie niet volledig heeft gerealiseerd, en niet in staat geacht wordt deze doelen in een volgende stage te realiseren.
Procedure in geval van twijfel of onvoldoende • •
•
Er worden nog geen studiepunten toegekend. De student ontvangt een Voorlopig Afwijzend Advies (VAA). Wanneer de student de stage in het tweede semester van jaar 1 van het challenge program met een voldoende afsluit, ontvangt hij / zij alsnog de studiepunten van het eerste semester. In geval van onvoldoende of twijfel aan het einde van semester 1 wordt bekeken of voortzetting van het challenge program perspectief biedt of dat de student over dient te stappen naar het reguliere traject.
De beoordeling is voldoende indien de student: De gestelde doelen op elk gebied van de kritische kernen/ beroepshouding op K1 niveau volledig heeft bereikt. De beoordeling is onvoldoende indien de student: De doelen op elk gebied van de kritische kernen en/of die van beroepshouding en/of van reflectie niet heeft gerealiseerd, Er worden geen studiepunten toegekend. De student ontvangt een Afwijzend Advies (AA). Indien de stagebeoordeling twijfelachtig is stroomt de student door naar de k1-fase van de reguliere opleiding. Indien de student de opleiding mag voortzetten volgt een herkansingsprocedure voor de stage uit het eerste jaar van het challenge program (zie verder OER).
Stagekaart De voortgang in de stage van een student wordt door de stagebegeleider bijgehouden op de stagekaart. De stagekaart zal worden ingeleverd bij het stagebureau en bijgevoegd worden in het persoonlijk dossier van de student.
CP1
De beoordeling is twijfelachtig indien de student: • De doelen op het gebied van kritische kernen van semester 1 van het challenge program en/of die van beroepshouding en/of van reflectie niet volledig heeft gerealiseerd, maar wel in staat geacht wordt deze doelen in een volgende stage te realiseren.
9
Kritische kernen semester 1
Interpersoonlijk competent 1.2 “communiceren in de groep”
Ten aanzien van het handelen gaat erom dat je: • rekening houdt met de door de mentor gegeven beginsituatie van leerlingen; • een les/leeractiviteit kan ontwerpen, gebruik makend van het lesschemaformulier (LSF); • beschikt over de vakinhoudelijke kennis die nodig is om leerlingen te begeleiden tot het bereiken van het lesdoel; • binnen de uitvoering van de les/leeractiviteit bewaakt dat het lesdoel bereikt wordt; • de evaluatie gebruikt om vervolgactiviteiten te plannen en uit te voeren.
Je hebt zicht op je eigen communicatief gedrag en dat van de leerlingen onderling in jouw groep.
Organisatorisch competent 4.1 “klassenmanagement”
Ten aanzien van het handelen gaat erom dat je: • je eigen communicatief gedrag in de groep kunt beschrijven; werkvormen hanteert die de communicatie tussen leerlingen onderling en tussen leerlingen en leraar bevorderen.
Je zorgt voor een overzichtelijke en ordelijke sfeer in je lessen met speciale aandacht voor helderheid en continuïteit bij de activiteiten voor de kinderen en jezelf.
Contextvariabelen, in de rol van student: • onder gedeelde verantwoordelijkheid van de mentor; • een dagdeel (einde van semester 1); • stimulerend en (bege)leidend; • werkt op basis van leerkrachtsturing en gedeelde sturing; • leeractiviteiten richt op de groep.
Pedagogisch competent 2.1 “pedagogisch handelen” Je (her)kent de kenmerken van een veilige leef- en leeromgeving in de groep. Je stemt opvoedingsmiddelen en vaardigheden af op behoeften van de groep. Ten aanzien van het handelen gaat erom dat je: • basisbehoeften (relatie, competentie, autonomie) van kinderen herkent en beschrijft; • met behulp van enkele opvoedingsmiddelen en vaardigheden, adequaat reageert op kinderen en de effecten evalueert; • sensitief en responsief handelt. Didactisch competent 3.1 “adaptief omgaan met leerlijnen” Je bereidt systematisch lessen/leeractiviteiten voor, voert deze uit en evalueert ze. Je maakt hierbij gebruik van uitgangspunten van de schoolvakken en van methodes. Je houdt rekening met de beginsituatie van de groep en het lesdoel.
10
Ten aanzien van het handelen gaat het erom dat je: overzichtelijkheid creëert door: • duidelijke afspraken te maken; • regels op een consequente en positieve wijze te hanteren; • een adequate tijdsplanning op te stellen en te volgen. ordelijkheid creëert door: • afspraken te maken met leerlingen over het gebruik van leermiddelen en materialen; • tijdig de leermiddelen en materialen die aansluiten bij de activiteit overzichtelijk klaar te zetten. Omgaan met de omgeving 6.1 “ouders” Je gaat professioneel om met opvoeders en gaat zorgvuldig om met gegevens uit informatieuitwisseling met opvoeders. Ten aanzien van het handelen gaat erom dat je: • open staat voor de informatie vanuit opvoeders en je in het contact met opvoeders positief en beschaafd opstelt; • de opvattingen van de stageschool op het gebied van samenwerken met opvoeders kan weergeven; • activiteiten bijwoont waar ouders bij betrokken zijn.
Kritische kernen semester 2
Interpersoonlijk competent 1.1 “Werken aan groepsvorming” Je creëert een sfeer waarin leerlingen rekening houden met elkaar. Je begeleidt leerlingen bij samenwerking in verschillende onderwijssituaties. Ten aanzien van het handelen gaat erom dat je: relaties en sfeer in de groep beschrijft. • actuele samenwerkingsvaardigheden van de groep in kaart brengt. • de groepsvorming bevordert door leerlingen aan te zetten tot samenwerken. • een plan opstelt, uitvoert en evalueert, gericht op het moge-lijk maken en/of verbeteren van de samenwerking tussen enkele leerlingen in de groep en de begeleiding daarvan. Didactisch competent 3.1 “adaptief omgaan met leerlijnen” Je (her)ontwerpt met behulp van methodisch materiaal activitei-ten en voert deze uit. Je houdt hierbij rekening met het eigene van het schoolvak, de leerlijnen en de beginsituatie van de groep. Ten aanzien van het handelen gaat het erom dat je: • lessen/leeractiviteiten (her)ontwerpt, voorbereidt, uitvoert en evalueert, al dan niet met behulp van methodisch materiaal; • bij de lessen/leeractiviteiten rekening houdt met de beginsituatie van leerlingen en de doorgaande leerlijn; • rekening houdt met de planning van de mentor; • de evaluatie gebruikt om vervolgactiviteiten te plannen en te (her)ontwerpen; • flexibel omgaat met leerinhouden en instructie gericht op het te behalen lesdoel.
Didactisch competent 3.2 “creëren van een krachtige leeromgeving” Je creëert een krachtige leeromgeving voor de groep die aansluit bij de didactische behoeften en de (les) doelen op korte termijn. Ten aanzien van het handelen gaat het erom dat je: • voor het bereiken van lesdoelen en het bevorderen van de betrokkenheid van leerlingen, gebruik maakt van verschillende didactische werkvormen en leermiddelen, waaronder ICT; • bij de inrichting van de leeromgeving rekening houdt met en gebruik maakt van de belevingswereld, de leefomgeving van de leerlingen en de actualiteit. Didactisch competent 3.3 “leren leren” Je begeleidt de groep bij het zelfstandig uitvoeren van activitei ten (individueel of in groepen). Je stemt de begeleiding af op het leerproces van de leerlingen. Ten aanzien van het handelen gaat erom dat je: • leerlingen begeleidt bij het zelfstandig uitvoeren van activiteiten door ze te ondersteunen bij de stappen die ze in hun taak moeten zetten en hen helpt om deze met succes af te ronden. • verschillende oplossingsmethoden met en van leerlingen bespreekt.
Omgaan met collega’s 5.1 “open communiceren” Je stelt je bij de samenwerking met collega’s open, coöperatief en leerbaar op. Ten aanzien van het handelen gaat het erom dat je: • enkele vormen van collegiaal overleg in kaart brengt; • overleg bijwoont dat gericht is op het realiseren van een goed pedagogisch en vakinhoudelijk/didactisch klimaat; • overleg bijwoont dat gericht is op een goede onderlinge samenwerking en schoolorganisatie; • de betekenis beschrijft van dit overleg voor jouw hanelen in de groep. Ten aanzien van de reflectie op dat handelen gaat het er bij alle kritische kernen om dat de student de aanpak en ondersteuning incidenteel verantwoordt op basis van theorieën en/of concepten en zijn beroepsidentiteit.
CP1
De context die hoort bij de kritische kernen in de K1-fase kan als volgt worden omschreven: • De student werkt onder een gedeelde verantwoordelijkheid van de mentor. • De student kan aan het einde van de K1-fase een dagdeel verzorgen. • De student treedt zowel stimulerend als (bege) leidend op. • De student werkt op basis van leerkrachtsturing en gedeelde sturing. • De student richt zijn leeractiviteiten op de groep.
11
augustus 2012 nr.
ma
september 2012 di
31
wo
do
vr
za
zo
nr.
1
2
3
4
5
35
di
wo
do
vr
za
zo
nr.
ma
di
wo
do
vr
za
zo
1
2
40
1
2
3
4
5
6
7
32
6
7
8
9
10
11
12
36
3
4
5
6
7
8
9
41
8
9
10
11
12
13
14
33
13
14
15
16
17
18
19
37
10
11
12
13
14
15
16
42
15
16
17
18
19
20
21
34
20
21
22
23
24
25
26
38
17
18
19
20
21
22
23
43
22
23
24
25
26
27
28
35
27
28
29
30
31
39
24
25
26
27
28
29
30
44
29
30
31
di
wo
do
vr
za
zo
1
2
3
4
5
6
november 2012 nr.
ma
december 2012 di
wo
44
do
vr
za
zo
nr.
1
2
3
4
48
ma
januari 2013 di
wo
do
vr
za
zo
nr.
1
2
1
ma
45
5
6
7
8
9
10
11
49
3
4
5
6
7
8
9
2
7
8
9
10
11
12
13
46
12
13
14
15
16
17
18
50
10
11
12
13
14
15
16
3
14
15
16
17
18
19
20
47
19
20
21
22
23
24
25
51
17
18
19
20
21
22
23
4
21
22
23
24
25
26
27
48
26
27
28
29
30
52
24
25
26
27
28
29
30
5
28
29
30
31
1
31
februari 2013 nr.
ma
maart 2013 di
wo
do
5
vr
za
zo
nr.
1
2
3
9
ma
april 2013 di
wo
do
vr
za
zo
nr.
ma
di
wo
do
vr
za
zo
1
2
3
14
1
2
3
4
5
6
7
6
4
5
6
7
8
9
10
10
4
5
6
7
8
9
10
15
8
9
10
11
12
13
14
7
11
12
13
14
15
16
17
11
11
12
13
14
15
16
17
16
15
16
17
18
19
20
21
8
18
19
20
21
22
23
24
12
18
19
20
21
22
23
24
17
22
23
24
25
26
27
28
9
25
26
27
28
13
25
26
27
28
29
30
31
18
29
30
mei 2013 nr.
juni 2013
ma
di
18
12
ma
oktober 2012
wo
do
vr
za
zo
nr.
1
2
3
4
5
22
juli 2013
ma
di
wo
do
vr
za
zo
nr.
ma
di
wo
do
vr
za
zo
1
2
27
1
2
3
4
5
6
7
19
6
7
8
9
10
11
12
23
3
4
5
6
7
8
9
28
8
9
10
11
12
13
14
20
13
14
15
16
17
18
19
24
10
11
12
13
14
15
16
29
15
16
17
18
19
20
21
21
20
21
22
23
24
25
26
25
17
18
19
20
21
22
23
30
22
23
24
25
26
27
28
22
27
28
29
30
31
26
24
25
26
27
28
29
30
vakantie stage
stage vernieuwingsscholen
mogelijkheid tot stage
Aanbod
CP1
Het eerste jaar van het challenge program is gericht op het ontwikkelen van de elementaire kennisbasis als onderdeel van het benodigde repertoire van de leraar basisonderwijs. De student komt in aanraking met de leerinhouden en didactiek van de schoolvakken en de principes van het onderwijzen en ontwerpen van onderwijs. De student oriënteert zich op de doorgaande (ontwikkelings)lijn in de basisschool. Het aanbod van het Challenge Program vanuit het instituut concentreert zich op maandagen, donderdagen en vrijdagen . Ieder blok kent acht effectieve aanbodsweken. Op de donderdagochtend komen de studenten bij elkaar tijdens een tutorgroepbijeenkomst (TUB), gevolgd door aanbod op het gebied van beweginsgsonderwijs (eerste semester) of godsdienst & levensbeschouwing (tweede semester). Op de maandagmiddag staan skill-labs gepland en krijgt de student tijd om stageactiviteiten voor te bereiden of te werken aan studieopdrachten. De maandagochtend, donderdagmiddag en vrijdag is gereserveerd voor aanbod dat wordt verzorgd door de disciplines Onderwijskunde, Rekenen-wiskunde, Nederlands, Expressie en Oriëntatie op Mens en Wereld. Dit aanbod is gericht op het verwerven van een kennisbasis op het gebied van de schoolvakken en vormingsgebieden die in het basisonderwijs aan de orde zijn. Per dagdeel staat een vak geprogrammeerd. Elk dagdeel bestaat uit een combinatie van contacttijd (les) en zelfstudie. Vaak is het zo dat de studenten het dagdeel starten met les, vervolgens tot verdieping komen door het werken aan opdrachten in de zelfstudietijd, waarna het dagdeel wordt afgesloten met een terugkoppeling in de les.
13
14
De student loopt stage in een basisgroep maar bezoekt ook andere groepen in de school. Hierdoor krijgt hij de kans om de ontwikkeling van de basisschoolleerling aan de praktijk te toetsen.
15
Stage CP2 In semester 1 van het tweede jaar van de opleiding loopt de Challenge-student stage in een bovengroep (groep 4 tot en met 8). In semester 2 loopt de CP student stage in groep 1 t/m 3. De maandagen en dinsdagen zijn de vaste stagedagen. Ook is er een aantal volledige stageweken.
Doel stage De stage van het Challenge Program richt zich met name op het, gecoacht door de mentor: • verwerven van de kempelcompetenties op K2-niveau; • groeien naar het uitvoeren van activiteiten voor de hele groep, met aandacht voor verschillen tussen individuele en groepjes kinderen; • organiseren van de overgang tussen activiteiten; • realiseren van groei naar aaneengesloten activiteiten, dagdelen; • op basis van opleidingsaanbod verbreden en verdiepen van het didactisch en pedagogisch repertoire; • realiseren van groei naar een rol als actief/ondernemend lid van het schoolteam; • verder ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden binnen de context van de basisschool.
Stagebegeleiding Gedurende het jaar wordt de student viermaal door de tutor op de stageschool bezocht (twee bezoeken per semester). Een stagebezoek bestaat uit een klassenbezoek en daaropvolgend een gesprek met de student en een gesprek met de mentor. Afhankelijk van het tijdstip van het stagebezoek wordt gekeken naar mogelijkheden om het gesprek gezamenlijk te voeren. In de gesprekken wordt de ontwikkeling van de student t.a.v. de stagedoelen besproken. Het digitaal portfolio dat de student bijhoudt is een belangrijke bron van informatie tijdens dit gesprek.
De aanwezigheid van een computer is gewenst. De student neemt het initiatief binnen de school om hiervoor passende afspraken te maken.
Relatie met aanbod Gedurende ieder semester volgt de student lesaanbod op De Kempel. In dit aanbod verwerft de student kennis en vaardigheden die voorwaardelijk zijn voor verdere groei in de stage. Vanuit dit aanbod zijn er (toets)opdrachten en suggesties die in de stage uitgevoerd moeten worden. De student past deze opdrachten in overleg met de mentor in in het lesaanbod op de stageschool.
Competenties op K2-niveau In het tweede jaar moeten studenten voldoen aan competenties op K2-niveau (zie hiervoor brochure Kempelcompetenties versie 4.2’ en het overzicht verderop in deze brochure). Een aantal competenties wordt behaald via vastgestelde toetsen die bij het lesaanbod aansluiten. De overige competenties worden door de student binnen de stage behaald. In tutorbijeenkomsten worden studenten gestimuleerd om voor deze competenties doelen te formuleren binnen hun eigen stagecontext. Aan het einde van ieder stagesemester wordt het bereikte niveau beoordeeld in een eindgesprek met de tutor. De beoordeling van de mentor (kempelscan) maakt hier een belangrijk onderdeel van uit.
Kempelscan Aan het eind van een stagesemester wordt de student geacht te voldoen aan de competenties op K2niveau. De Kempelscan dient hierbij als proces- en beoordelingsinstrument. Gedurende het leerproces van de student kan de scan gebruikt worden om ontwikkeling van de student in beeld te brengen.
Digitaal portfolio Het digitaal portfolio bestaat uit een werkmap en een assessmentmap. In de werkmap verzamelt de student allerlei materialen waaraan hij gedurende de stage en op de Kempel werkt. Lesvoorbereidingen, evaluaties van de mentor, uitwerkingen van stageopdrachten worden opgeslagen in de werkmap. Aan het einde van semester 1 en aan het einde van semester 2 wordt de student door de tutor getoetst. De student schrijft een eindbalans, een pleidooi waarin hij aangeeft competent te zijn voor de kritische kernen die dat semester centraal staan. In deze eindbalans wordt gelinkt naar de verzamelde materialen in de werkmap. De eindbalans staat in de assessmentmap.
16
Rollen binnen de stage Mentor De mentor heeft een belangrijke taak en verantwoordelijkheid bij de begeleiding en beoordeling van de student. In het tweede jaar wordt van studenten verwacht dat ze in toenemende mate sturing geven aan hun eigen ontwikkeling. De taken van de mentor bestaan uit: • het fungeren als informatiebron voor de student; • het model staan in lesactiviteiten en in de omgang met kinderen en collega’s; • het bespreken (en bieden) van mogelijkheden voor stagelessen/-activiteiten; • het geven van feedback op plannen van de student; • het bespreken van de schriftelijke lesvoorbereiding; • het observeren van de student; • het geven van feedback; • het bespreken van de evaluatie van mentor en student; • het stimuleren van de reflectie van de student aan de hand van de ontwikkeldoelen van de student en de kempelcompetenties; • het spreken over aspecten van de visie van de student op onderwijs (werkconcept); • het invullen van de Kempelscan (op verzoek van de student);
• •
het voeren van gesprekken met de coach op de school en met de bezoekende tutor; bijwonen van mentorenbijeenkomst op Hogeschool de Kempel.
Coach Op de stageschool wordt de student begeleid door een coach. De coach begeleidt alle Challenge-studenten die op de school stagelopen. De taken van de coach bestaan uit: • het coachen van mentoren bij het begeleiden van studenten; • het stimuleren dat de mentoren zich informeren over de toetscriteria (kempelcompetenties) voor studenten; • het maandelijks voeren van een gesprek met de challenge studenten op de stageschool over de uitgangspunten doorbreken van de frontlinie-fixatie, ondernemingszin en het ontwikkelen van een onderzoekende houding; • het met de studenten bespreken van actuele schoolvernieuwingsprocessen op de stageschool; • bijwonen van intervisiebijeenkomsten op Hogeschool de Kempel.
Tutor De tutor begeleidt de student gedurende het gehele studiejaar zowel op De Kempel als in de stage. De student neemt deel aan de ingeroosterde tutorbijeenkomsten op de opleiding. In de tutorbijeenkomsten worden studenten voorbereid op hun stage en worden stage-ervaringen besproken en gerelateerd aan het onderwijs op de Kempel. Daarnaast worden er individuele begeleidingsgesprekken gevoerd. De taken van de tutor bestaan uit: • het afleggen van twee stagebezoeken per stage-semester. • het bijwonen van (een deel van) activiteiten van de student in de stagegroep; • het voeren van begeleidingsgesprekken met de student op de stageschool en op de opleiding. De te realiseren doelen en K2-competenties zijn hierbij uitgangspunt; • het voeren van gesprekken met de mentor t.a.v. het functioneren en de ontwikkeling van de student;
CP2
De student kan de scan bijvoorbeeld inzetten om zijn beginsituatie op de verschillende competenties vast te stellen. De scan vervult de rol van beoordelingsinstrument op het moment dat de student een stagesemester afsluit of wanneer hij op de opleiding een andere toets moet afleggen. De Kempelscan wordt on-line ingevuld. De studenten hebben uitleg gehad over het gebruik van de Kempelscan. Mentoren ontvangen een brief (de student neemt deze mee naar de stageschool) met daarin de bedoelingen van de Kempelscan en uitleg over het gebruik van de Kempelscan. Het resultaat van de ‘Kempelscan voor mentoren’ wordt door de student opgenomen in zijn digitaal portfolio.
17
•
• • • •
• • •
het fungeren als informatiebron en aanspreekpunt voor de student en de mentor (en eventueel de coach in de school); het met de mentor bespreken van het niveau en de beoordeling van de student; het verhogen van het reflectieniveau van de student; het ondersteunen van de vorming van de visie op onderwijs bij de student; het stimuleren van ondernemingszin, het doorbreken van de frontliniefixatie en een onderzoekende houding bij studenten; het begeleiden en stimuleren van de studievoortgang; het voeren van een portfoliogesprek aan het einde van ieder semester; het zorg dragen voor administratieve afhandeling (studiepunten / dossier).
De student De student werkt gedurende een semester aan de stageen opleidingsdoelen (ondermeer K2-competenties) en verzamelt daarvoor de benodigde bewijzen. Van de student wordt verwacht dat hij: • zijn stage invulling geeft, passend bij de doelen van de opleiding; • initiatieven neemt om met de mentor in gesprek te gaan; • tijdens de stagedagen in de groep aanwezig is en actief participeert; • per stagedag minimaal twee (voorbereide) lessen verzorgt. • er in doen en laten in en buiten de klas er blijk van geeft zich bewust te zijn van zijn rol als (aanstaand) leerkracht; • activiteiten geleidelijk uitbouwt van aaneengesloten lessen naar dagdelen en dagen; • lessen schriftelijk voorbereidt (afbouwend naar een dagvoorbereiding); • lessen schriftelijk evalueert en bespreekt met de mentor; • gesprekken met de mentor, de coach in de stageschool en de tutor voert over de stagevoortgang; • leerdoelen formuleert en hier doelgericht aan werkt, passend bij de dagelijkse praktijk in de stagegroep;
18
• •
• •
zijn plan van aanpak inzake zijn leerdoelen bespreekt met zijn mentor; de mentor vraagt om de kempelscan (en eventuele andere evaluaties) in te vullen na dat zelf gedaan te hebben en de uitslag met de mentor te evalueren; aan de les gerelateerde taken uitvoert, zoals bijvoorbeeld corrigeren en surveilleren; ondernemingszin toont, ondermeer door deelname aan activiteiten zoals b.v. vergaderingen, studiemomenten, vieringen enz.
Opbouw van de stage (semester 1)
Opbouw van de stage (semester 2)
Week 35 • Kennismaking van de student met de mentor en coach van de stageschool.
Week 8 • Start stage (vanaf deze week iedere maandag en dinsdag). • De student verzorgt een kennismakingsactiviteit, oriënteert zich op de gang van zaken in de groep en voert gerichte observaties uit. In overleg worden er indien mogelijk ook enkele lessen uitgevoerd.
Week 37 • Start stage (vanaf deze week iedere maandag en dinsdag). • De student verzorgt een kennismakingsactiviteit, oriënteert zich op de gang van zaken in de groep en voert gerichte observaties uit. In overleg worden er indien mogelijk ook enkele lessen uitgevoerd.
Week 9 •
Week 10 •
Week 38 • Vanaf deze week voert de student dagelijks minimaal 2 lessen uit. Ook bespreekt de student in deze week zijn planning voor de komende weken. Week 39 • Mentorenbijeenkomst (dinsdag 25 september 2012 16.30 - 18.00 uur) op Hogeschool de Kempel.
Week 43 • Stageweek (5 dagen)
Week 12 • Stageweek (5 dagen) Week 17
Week 3 of 4 • Invullen kempelscan en voeren evaluatief gesprek tussen student en mentor.
Week 23 Invullen kempelscan en voeren evaluatief gesprek tussen student en mentor.
Week 24 •
Laatste stagedag, afscheid stagegroep.
Week 26 •
Week 4/5 • Laatste stagedagen: afscheid stagegroep, kennismaking nieuwe stagegroep. • Portfoliogesprek student en tutor op Hogeschool de Kempel.
Geen stagedagen: deelname Ardennen/Eifeltrektocht door studenten.
Week 20 • Stageweek (5 dagen) •
Week 2 • Stageweek (5 dagen).
Mentorenbijeenkomst (dinsdag 5 maart 2013, 16.30 18.00 uur) op Hogeschool de Kempel.
Week 12 • Bijeenkomst coaches (dinsdag 19 maart 16.30 18.00 uur) op hogeschool de Kempel.
•
Week 41 • Bijeenkomst coaches (dinsdag 9 oktober 16.30 18.00 uur) op Hogeschool de Kempel.
Vanaf deze week voert de student dagelijks minimaal 2 lessen uit. Ook bespreekt de student in deze week zijn planning voor de komende weken.
Portfoliogesprekken student en tutor op Hogeschool de Kempel.
CP2
Week 36 • Kunstweek (geen stage)
19
Beoordeling Beoordeling vanuit de stage vindt op verschillende niveaus en momenten plaats: Beoordeling van het algemeen functioneren op K2-niveau aan het eind van een stagesemester. Deze beoordeling wordt gegeven met behulp van de Kempelscan (digitale vragenlijst). • De eindbeoordeling voldoende of onvoldoende van de mentor wordt door de student opgenomen in het digitaal portfolio dat wordt samengesteld voor het portfoliogesprek met de tutor. Een onvoldoende stagebeoordeling leidt altijd tot een onvoldoende beoordeling van het portfolio. • Bij een onvoldoende beoordeling van de stage wordt er een stagecontract opgemaakt dat tijdens de volgende stageperiode in de praktijk wordt uitgevoerd. Door middel van een assessment wordt getoetst of de student voldoet aan de eisen van het contract en worden de studiepunten voor stage alsnog toegekend. De duur van het contract wordt in overleg met student en mentor door de tutor vastgesteld. • Naast bovenstaande stagebeoordeling verzamelt de studenten voor verschillende aanvullende toetsen bewijzen van adequaat handelen. Hierbij schakelt de student waar nodig (tijdig) de mentor in om benodigde evaluatiegegevens te verkrijgen.
20
Competenties Competenties op K2-niveau Als uitgangspunt voor de stage en de meeste overige toetsen op de opleiding dienen de kempelcompetenties. Een Kempelcompetentie is een omschrijving van bekwaam handelen, dat zichtbaar wordt in gedrag en/of resultaten van gedrag, inclusief de reflectie op het handelen, theorieën/(vak)concepten en beroepsidentiteit. De Kempel heeft voor zes gebieden competenties geformuleerd: Interpersoonlijk competent • Kern 1: het scheppen van een vriendelijke en coöperatieve sfeer die leidt tot samenwerken. • Kern 2: het stimuleren van communicatie. Pedagogisch competent • Kern 1: het creëren van een veilig en stimulerende pedagogisch klimaat voor alle leerlingen in de groep. • Kern 2: planmatig sociaal-emotionele ondersteuning bieden aan een leerling (handelingsplan). Didactisch competent • Kern 1: het adaptief omgaan met verschillen in de groep (handelingsplan). • Kern 2: het creëren van een krachtige leeromgeving. • Kern 3: het leren leren.
Competenties 1 t/m 4 hebben te maken met het directe onderwijs in de klas en met het contact met kinderen. Competenties 5 en 6 hebben te maken met het functioneren in het team en de relatie met mensen en instellingen in de omgeving van de school. Van de student wordt gevraagd om aan te tonen wat de gevolgen hiervan zijn voor het eigen handelen in de klas. De competenties staan uitgebreid beschreven in de brochure ‘Kempelcompetenties versie 4.2. De student heeft deze brochure in zijn bezit en overhandigt bij de start van de stage een exemplaar aan de mentor. In de stagebeoordeling aan het eind van ieder semester (via de kempelscan) wordt de student voor een aantal competenties op handelingsniveau door de mentor beoordeeld. Andere competenties worden via andere toetsen op De Kempel beoordeeld. Semester 1: kern 3.1, 3.2, 3.3 (binnen het vakkencluster OMW), 4.2 en 6.3.
Semester 2: kern 2.1, 2.2, 3.1 (rekenen/wiskunde en taal), 5.1 en 5.2.
Organisatorisch competent • Kern 1: klassenmanagement op groepsniveau. • Kern 2: het organiseren van een activiteit en rekening houden met de organisatie op schoolniveau. Omgaan met collega’s • Kern 1: formeel en informeel overleg met collega’s. • Kern 2: een constructieve bijdrage aan schoolontwikkeling (praktijkonderzoek)
CP2
Omgaan met de omgeving • Kern 1: omgaan met opvoeders. • Kern 2: omgaan met zorginstellingen. • Kern 3: omgaan met (sociaal) culurele en levensbeschouwelijke instellingen.
21
Overzicht van overige studieonderdelen De stage is de spil van het leerproces van de student. Naast persoonlijke doelen waaraan in de stage wordt gewerkt, werkt de student aan opdrachten die bij studieonderdelen horen. Deze opdrachten zijn altijd zo geformuleerd dat de student deze in overleg met de mentor aan kan passen aan de stagecontext. Hieronder worden de studieonderdelen per semester genoemd. Steeds staan twee perspectieven centraal, naast vakgericht aanbod voor taal en rekenen/wiskunde. Studenten beschikken via de elektronisch leeromgeving (elo) over gedetailleerdere informatie over al deze studieonderdelen. Semester 1 Science & education Binnen dit perspectief werkt de student aan zijn didactische en vakinhoudelijke ontwikkeling op het gebied van de Bètawetenschappelijke schoolvakken. Naast natuurkunde, biologie en techniek kan dat ook aardrijkskunde zijn. Op de stageschool ontwikkelt de student lessen en voert deze uit. Via de methodiek van SVIB (schoolvideointeractiebegeleiding) ontwikkelen studenten hun didactische vaardigheden op relevante terreinen (bijvoorbeeld het begeleiden van onderzoekend leren). Culture & education Dit perspectief is gericht op de diverse dimensies van het begrip culturele identiteit. Maatschappelijke, politieke, levensbeschouwelijke en kunstzinnige invloeden die inwerken op de leerkracht, school en de leerlingen komen aan bod. Zowel de persoonlijke identiteit van de student, als de identiteit van de school en de leerlingen worden door de student in beeld gebracht. Taal, rekenen/wiskunde en oriëntatie op mens en wereld (OMW) Het aanbod taal en rekenen/wiskunde en OMW is een vervolg op het eerste jaar en vindt plaats in beide semesters. Van studenten wordt verwacht dat ze voor deze vakken ook bijpassende stageactiviteiten uitvoeren. Semester 2 Special needs & education Aandacht voor individuele verschillen en groepjes kinderen binnen de groep staat in dit perspectief centraal. Zowel op pedagogisch vlak, als binnen de vakken taal en rekenen/wiskunde richt de student zich ondermeer op het opstellen en uitvoeren van handelingsplannen in de eigen groep. Leadership & education Hierbij draait het om didactisch pedagogisch en organisatorisch leiderschap in de school. Studenten oriënteren zich op schoolvernieuwingsprocessen in de school en voeren een hierbij passend schoolontwikkelingsonderzoek uit. Hierbij worden ze intensief begeleid door zowel de school als de opleiding. Verdieping in aspecten van leiderschap en het verwerven van onderzoeksvaardigheden zijn belangrijke pijlers. Taal, rekenen/wiskunde en oriëntatie op mens en wereld (OMW) Het aanbod taal, rekenen/wiskunde en OMW is een vervolg op het eerste jaar en vindt plaats in beide semesters. Van studenten wordt verwacht dat ze voor deze vakken ook bijpassende stageactiviteiten uitvoeren. Ardennen/Eifeltrektocht Studenten nemen in groepsverband deel aan de jaarlijkse trektocht door Ardennen of Eifel. Persoonlijke vormingsdoelen staan hierbij centraal.
CP2
22
augustus 2012 nr.
ma
september 2012 di
31
wo
do
vr
za
zo
nr.
1
2
3
4
5
35
ma
oktober 2012 di
wo
do
vr
za
zo
nr.
ma
di
wo
do
vr
za
zo
1
2
40
1
2
3
4
5
6
7
32
6
7
8
9
10
11
12
36
3
4
5
6
7
8
9
41
8
9
10
11
12
13
14
33
13
14
15
16
17
18
19
37
10
11
12
13
14
15
16
42
15
16
17
18
19
20
21
34
20
21
22
23
24
25
26
38
17
18
19
20
21
22
23
43
22
23
24
25
26
27
28
35
27
28
29
30
31
39
24
25
26
27
28
29
30
44
29
30
31
di
wo
do
vr
za
zo
1
2
3
4
5
6
november 2012 nr.
ma
december 2012 di
wo
44
do
vr
za
zo
nr.
1
2
3
4
48
ma
januari 2013 di
wo
do
vr
za
zo
nr.
1
2
1
ma
45
5
6
7
8
9
10
11
49
3
4
5
6
7
8
9
2
7
8
9
10
11
12
13
46
12
13
14
15
16
17
18
50
10
11
12
13
14
15
16
3
14
15
16
17
18
19
20
47
19
20
21
22
23
24
25
51
17
18
19
20
21
22
23
4
21
22
23
24
25
26
27
48
26
27
28
29
30
52
24
25
26
27
28
29
30
5
28
29
30
31
1
31
februari 2013 nr.
ma
maart 2013 di
wo
do
5
vr
za
zo
nr.
1
2
3
9
ma
april 2013 di
wo
do
vr
za
zo
nr.
ma
di
wo
do
vr
za
zo
1
2
3
14
1
2
3
4
5
6
7
6
4
5
6
7
8
9
10
10
4
5
6
7
8
9
10
15
8
9
10
11
12
13
14
7
11
12
13
14
15
16
17
11
11
12
13
14
15
16
17
16
15
16
17
18
19
20
21
8
18
19
20
21
22
23
24
12
18
19
20
21
22
23
24
17
22
23
24
25
26
27
28
9
25
26
27
28
13
25
26
27
28
29
30
31
18
29
30
mei 2013 nr.
juni 2013
ma
di
18
wo
do
vr
za
zo
nr.
1
2
3
4
5
22
juli 2013
ma
di
wo
do
vr
za
zo
nr.
ma
di
wo
do
vr
za
zo
1
2
27
1
2
3
4
5
6
7
19
6
7
8
9
10
11
12
23
3
4
5
6
7
8
9
28
8
9
10
11
12
13
14
20
13
14
15
16
17
18
19
24
10
11
12
13
14
15
16
29
15
16
17
18
19
20
21
21
20
21
22
23
24
25
26
25
17
18
19
20
21
22
23
30
22
23
24
25
26
27
28
22
27
28
29
30
31
26
24
25
26
27
28
29
30
vakantie stage mogelijkheid tot stage
23
In het afsluitende jaar loopt de student twee dagen stage in een groep naar keuze. Daarnaast is hij één dag per week op de school om bij te dragen aan (onderzoek naar) de schoolontwikkeling.
24
25
Stage CP3 In het derde jaar lopen studenten het gehele jaar drie dagen stage (maandag, dinsdag en woensdag) in dezelfde groep. Hierbij worden twee volledige dagen gereserveerd voor het planmatig werken aan de eigen ontwikkeling. De derde dag wordt ingericht met activiteiten voor de specialisatie- en/of de onderzoekslijn. De stage wordt afgesloten met een blokstage van vier weken.
Doel stage De stage van het Challenge Program richt zich met name op het, gecoacht door de mentor: • verwerven van de kempelcompetenties op K3-niveau; • groeien naar het uitvoeren van activiteiten voor de hele groep, met aandacht voor verschillen tussen individuele en groepjes kinderen; • uitvoeren van aaneengeslotendagdelen; • op basis van het doorlopen van planmatige cylci sturing geven aan de eigen ontwikkeling richt startbekwaamheid. • realiseren van groei naar een rol als actief/ondernemend lid van het schoolteam; • verder ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden binnen de context van de basisschool. Blokstage Tijdens de blokstage loopt de student vier weken lang vijf dagen per week stage. In deze periode is het de bedoeling dat de student zoveel als mogelijk de verantwoordelijkheid over de groep draagt waarbij de mentor op afstand begeleidt. De blokstage start wanneer voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: • •
een ondertekende startverklaring van de mentor en tutor; voor minimaal drie van de vier leercycli een voldoende beoordelilng.
Tijdens de blokstage krijgt de student de opdracht zijn onderwijsvisie zichtbaar te maken in de wijze waarop hij zijn functioneren vormgeeft.
26
Stagebegeleiding Gedurende het jaar wordt de student viermaal door de tutor op de stageschool bezocht (twee bezoeken per semester). Een stagebezoek bestaat uit een gesprek met mentor en student, eventueel vooraf gegaan door een klassenbezoek. Afhankelijk van het tijdstip van het stagebezoek wordt gekeken naar mogelijkheden om het gesprek gezamenlijk te voeren. Tijdens het gesprek staat de eigen leervraag van de student centraal en zal waar mogelijk verwezen worden naar de leercyclus die de student doorloopt. Het digitaal portfolio dat de student bijhoudt is een belangrijke bron van informatie tijdens dit gesprek. De aanwezigheid van een computer is gewenst. Relatie met aanbod Gedurende ieder semester volgt de student lesaanbod op De Kempel. Vanuit dit aanbod zijn er (toets)opdrachten en suggesties die in de stage uitgevoerd moeten worden. De student past deze opdrachten in overleg met de mentor in in het lesaanbod op de stageschool.
Competenties op K3-niveau In het derde jaar moeten studenten voldoen aan competenties op K3-niveau (zie hiervoor brochure ‘Kempelcompetenties’ en het overzicht verderop in deze brochure). Een aantal competenties wordt behaald via vastgestelde toetsen die bij het lesaanbod aansluiten. • •
Onderzoekslijn: kern 5.1 en 5.2 Specialisatielijn: kern 5.1 en 6.3
De overige competenties worden binnen de stagelijn behaald. Hierbij werkt de student in vier cycli planmatig aan de eigen ontwikkeling waarbij de competenties het uitgangspunt vormen. Cyclus 1: in kaart brengen van de eigen kwaliteiten Cyclus 2 t/m 4: werken aan de eigen ontwikkeling. Kempelscan Aan het eind van elke cyclus wordt de kempelscan ingevuld. De Kempelscan dient hierbij als proces- en beoordelingsinstrument. Gedurende het leerproces van de student kan de scan gebruikt worden om ontwikkeling van de student in beeld te brengen.
Rollen binnen de stage Mentor De mentor heeft een belangrijke taak en verantwoordelijkheid bij de begeleiding en beoordeling van de student. In het derde jaar wordt van studenten verwacht dat ze in toenemende mate sturing geven aan hun eigen ontwikkeling. De taken van de mentor bestaan uit: • het fungeren als informatiebron voor de student; • het model staan in lesactiviteiten en in de omgang met kinderen en collega’s; • het bespreken (en bieden) van mogelijkheden voor stagelessen/-activiteiten; • het geven van feedback op plannen van de student; • het bespreken van de schriftelijke lesvoorbereiding; • het observeren van de student; • het geven van feedback; • het bespreken van de evaluatie van mentor en student; • het stimuleren van de reflectie van de student aan de hand van de leercyclus van de student en de kempelcompetenties; • het spreken over aspecten van de visie van de student op onderwijs (werkconcept); • het invullen van de Kempelscan (op verzoek van de student);
• •
het voeren van gesprekken met de coach op de school en met de bezoekende tutor; bijwonen van mentorenbijeenkomst op Hogeschool de Kempel.
Coach Op de stageschool wordt de student begeleid door een coach. De coach begeleidt alle Challenge-studenten die op de school stagelopen. De taken van de coach bestaan uit: • het coachen van mentoren bij het begeleiden van studenten; • het stimuleren dat de mentoren zich informeren over de toetscriteria (kempelcompetenties) voor studenten; • het maandelijks voeren van een gesprek met de challenge studenten op de stageschool over de uitgangspunten doorbreken van de frontlinie-fixatie, ondernemingszin en het ontwikkelen van een onderzoekende houding; • het met de studenten bespreken van actuele schoolvernieuwingsprocessen op de stageschool; • bijwonen van intervisiebijeenkomsten op Hogeschool de Kempel.
Tutor De tutor begeleidt de student gedurende het gehele studiejaar zowel op De Kempel als in de stage. De student neemt deel aan de ingeroosterde tutorbijeenkomsten op de opleiding. In de tutorbijeenkomsten worden studenten voorbereid op hun stage en worden stage-ervaringen besproken en gerelateerd aan het onderwijs op de Kempel. Daarnaast worden er individuele begeleidingsgesprekken gevoerd. De taken van de tutor bestaan uit: • het afleggen van twee stagebezoeken per stage-semester. • het bijwonen van (een deel van) activiteiten van de student in de stagegroep; • het voeren van begeleidingsgesprekken met de student op de stageschool en op de opleiding. De leercycli zijn hierbij uitgangspunt; • het voeren van gesprekken met de mentor t.a.v. het functioneren en de ontwikkeling van de student;
CP3
De student kan de scan bijvoorbeeld inzetten om zijn beginsituatie op de verschillende competenties vast te stellen. De scan vervult de rol van beoordelingsinstrument op het moment dat de student een leercyclus af-sluit of wanneer hij op de opleiding een andere toets moet afleggen. De Kempelscan wordt on-line ingevuld. De studenten hebben uitleg gehad over het gebruik van de Kempelscan. Mentoren ontvangen een brief (de student neemt deze mee naar de stageschool) met daarin de bedoelingen van de Kempelscan en uitleg over het gebruik van de Kempelscan. Het resultaat van de ‘Kempelscan voor mentoren’ wordt door de student opgenomen in zijn digitaal portfolio.
27
•
• • • •
• • •
het fungeren als informatiebron en aanspreekpunt voor de student en de mentor (en eventueel de coach in de school); het met de mentor bespreken van het niveau en de beoordeling van de student; het verhogen van het reflectieniveau van de student; het ondersteunen van de vorming van de visie op onderwijs bij de student; het stimuleren van ondernemingszin, het doorbreken van de frontliniefixatie en een onderzoekende houding bij studenten; het begeleiden en stimuleren van de studievoortgang; het voeren van een toetsgesprek aan het einde vanelke leercyclus; het zorg dragen voor administratieve afhandeling (studiepunten / dossier).
De student De student werkt gedurende vier leercycli aan de stage- en opleidingsdoelen (ondermeer K3-competenties) en verzamelt daarvoor de benodigde bewijzen. Van de student wordt verwacht dat hij: • zijn stage invulling geeft, passend bij de doelen van de opleiding en zijn eigen leervraag; • initiatieven neemt om met de mentor in gesprek te gaan; • tijdens de stagedagen in de groep aanwezig is en actief participeert; • per stagedag zoveel mogelijk lessen verzorgt waarbij wordt uitgegaan van een schriftelijk dagvoorbereiding; • er in doen en laten in en buiten de klas er blijk van geeft zich bewust te zijn van zijn rol als (aanstaand) leerkracht; • dag(delen) schriftelijk evalueert en bespreekt met de mentor; • gesprekken met de mentor, de coach in de stageschool en de tutor voert over de stagevoortgang;
28
• •
• •
zijn plan van aanpak inzake zijn leerdoelen bespreekt met zijn mentor; de mentor vraagt om de kempelscan (en eventuele andere evaluaties) in te vullen na dat zelf gedaan te hebben en de uitslag met de mentor te evalueren; aan de les gerelateerde taken uitvoert, zoals bijvoorbeeld corrigeren en surveilleren; ondernemingszin toont, ondermeer door deelname aan activiteiten zoals b.v. vergaderingen, studiemomenten, vieringen enz.
Opbouw van de stage (semester 1)
Opbouw van de stage (semester 2)
Week 34 • Stageweek waarin het accent ligt op kennismaking met mentor, team en stageklas. De student verzorgt een kennismakingsactiviteit, oriënteert zich op de gang van zaken in de groep en voert gerichte observaties uit. In overlegworden er indien mogelijk ook enkele lessen uitgevoerd.
Week 8 • Mentorenbijeenkomst: dinsdag 5 februari 2013 9.30 – 11.30 uur op de Kempel.
Week 36 • Mentorenbijeenkomst: dinsdag 4 september 2012 16.30 – 18.00 uur op de Kempel. Week 43 • Invullen Kempelscan door zowel mentor als student. Week 45 • Toetsing leercyclus 1: geen stage op maandag of dinsdag. • Toetsweek Hogeschool De Kempel: geen stage.
Week 15 • Toetsweek Hogeschool De Kempel: geen stage. Week 17 • Invullen Kempelscan door zowel mentor als student. Week 20 • Toetsing leercyclus 3: geen stage op maandag of dinsdag. Week 21 • Start blokstage indien wordt voldaan aan de daarvoor geformuleerde voorwaarden.
Week 46 • Internationale week: geen stage . Week 50 • Invullen Kempelscan door zowel mentor als student. Week 51 • Extra stagedag op vrijdag i.v.m.Kerstmis Week 5 • Toetsing leercyclus 2: geen stage op maandag of dinsdag.
CP3
Week 5 • Toetsweek Hogeschool De Kempel: geen stage.
29
Beoordeling De Beoordeling vanuit de stage vindt op verschillende niveaus en momenten plaats: Beoordeling leercycli Op vier momenten wordt er een leercyclus van een student beoordeeld. Tijdens deze moment worden de K3competentiekernen beoordeeld die de student inbrengt. Aan het einde van de vierde leercyclus moeten al competentiekernen minimaal 1 x aan bod zijn geweest. Als onderdeel van de beoordeling van een leercyclus wordt de Kempelscan opgenomen. Bij een onvoldoende beoordeling van de Kempelscan is het niet mogelijk de betreffende leercyclus met een voldoende af te ronden. Per leercyclus zijn specifieke toetscriteria geformuleerd die naast de Kempelscan als beoordelingskader gebruikt worden. Beoordeling blokstage Voor de start van de blokstage wordt aan de mentor en de tutor gevraagd een startverklaring te ondertekening waarmee beide aangeven vertrouwen te hebben in de blokstage van de student. Aan het eind van de blokstage wordt aan de mentor gevraagd deze blokstage te beoordelen met een V(oldoende) of O(nvoldoende). Hierbij worden onderstaande criteria meegewogen: • Mate van zelfstandigheid; • Overzicht op uit te voeren activiteiten; • Functioneren binnen het team; Daarnaast voert de student op de opleiding een eindgesprek waarin de eigen visie op onderwijs centraal staat en waarin de student aantoont volgens deze visie te kunnen werken.
30
Competenties Competenties op K3-niveau Als uitgangspunt voor de stage en de meeste overige toetsen op de opleiding dienen de kempelcompetenties. Een Kempelcompetentie is een omschrijving van bekwaam handelen, dat zichtbaar wordt in gedrag en/of resultaten van gedrag, inclusief de reflectie op het handelen, theorieën/(vak)concepten en beroepsidentiteit. De Kempel heeft voor zes gebieden competenties geformuleerd: Interpersoonlijk competent • Kern 1: het scheppen van een vriendelijke en coöperatieve sfeer die leidt tot samenwerken. • Kern 2: het stimuleren van communicatie. Pedagogisch competent • Kern 1: het creëren van een veilig en stimulerende pedagogisch klimaat voor alle leerlingen in de groep. • Kern 2: planmatig sociaal-emotionele ondersteuning bieden aan een leerling (handelingsplan).
Competenties 1 t/m 4 hebben te maken met het directe onderwijs in de klas en met het contact met kinderen. Competenties 5 en 6 hebben te maken met het functioneren in het team en de relatie met mensen en instellingen in de omgeving van de school. Van de student wordt gevraagd om aan te tonen wat de gevolgen hiervan zijn voor het eigen handelen in de klas. De competenties staan uitgebreid beschreven in de brochure ‘Kempelcompetenties versie 4.2. De student heeft deze brochure in zijn bezit en overhandigt bij de start van de stage een exemplaar aan de mentor. In de stagebeoordeling aan het eind van iedereleercyclus wordt de student voor een aantal competenties op handelingsniveau door de mentor beoordeeld (via de kempelscan). Andere competenties worden via andere toetsen op De Kempel beoordeeld.
Didactisch competent • Kern 1: het adaptief omgaan met verschillen in de groep (handelingsplan). • Kern 2: het creëren van een krachtige leeromgeving. • Kern 3: het leren leren. Organisatorisch competent • Kern 1: klassenmanagement op groepsniveau. • Kern 2: het organiseren van een activiteit en rekening houden met de organisatie op schoolniveau. Omgaan met collega’s • Kern 1: formeel en informeel overleg met collega’s. • Kern 2: een constructieve bijdrage aan schoolontwikkeling (praktijkonderzoek)
CP3
Omgaan met de omgeving • Kern 1: omgaan met opvoeders. • Kern 2: omgaan met zorginstellingen. • Kern 3: omgaan met (sociaal) culurele en levensbeschouwelijke instellingen.
31
Overzicht van overige studieonderdelen De stage is de spil van het leerproces van de student. Naast persoonlijke doelen waaraan in de stage wordt gewerkt, werkt de student aan opdrachten die bij studieonderdelen horen. Deze opdrachten zijn altijd zo geformuleerd dat de student deze in overleg met de mentor aan kan passen aan de stagecontext. Hieronder wordt per studieonderdeel beschreven wat van een student in de stage verwacht wordt Stagelijn Studenten werken binnen deze lijn in vier leercycli. Tijdens de eerste leercyclus brengen de studenten de eigen kwaliteiten in beeld en verzamelen hiervan bewijzen in de praktijk. Tijdens leercyclus 2 t/m 4 werken zij planmatig aan het versterken van het eigen functioneren waarbij zij de K3-competenties als uitgangspunt nemen. Tijdens de stage voeren zij een plan uit dat gericht is op de het versterken van dit eigen functioneren. Onderzoekslijn Van september tot april zijn studenten bezig met het opzetten, uitvoeren en evalueren van een praktijkonderzoek gericht op klassenniveau. M.b.v. dit praktijkonderzoek levert de student een constructieve bijdrage aan de klas- of schoolontwikkeling. Specialisatielijn De student kiest uit Science & Education en Culture & Education. Voor beide onderdelen geldt dat de student op een planmatige wijze een educatief ontwerp gaat ontwikkelen, uitvoeren en evalueren. Kennisbasislijn Zowel het onderdeel ‘leeftijdspecialisatie’ als ‘aardrijkskunde-geschieidenis’ formuleren afgebakende opdrachten die uitgevoerd kunnen worden in de praktijk
CP3
32
augustus 2012 nr.
ma
september 2012 di
31
wo
do
vr
za
zo
nr.
1
2
3
4
5
35
ma
oktober 2012 di
wo
do
vr
za
zo
nr.
ma
di
wo
do
vr
za
zo
1
2
40
1
2
3
4
5
6
7
32
6
7
8
9
10
11
12
36
3
4
5
6
7
8
9
41
8
9
10
11
12
13
14
33
13
14
15
16
17
18
19
37
10
11
12
13
14
15
16
42
15
16
17
18
19
20
21
34
20
21
22
23
24
25
26
38
17
18
19
20
21
22
23
43
22
23
24
25
26
27
28
35
27
28
29
30
31
39
24
25
26
27
28
29
30
44
29
30
31
di
wo
do
vr
za
zo
1
2
3
4
5
6
november 2012 nr.
ma
december 2012 di
wo
44
do
vr
za
zo
nr.
1
2
3
4
48
ma
januari 2013 di
wo
do
vr
za
zo
nr.
1
2
1
ma
45
5
6
7
8
9
10
11
49
3
4
5
6
7
8
9
2
7
8
9
10
11
12
13
46
12
13
14
15
16
17
18
50
10
11
12
13
14
15
16
3
14
15
16
17
18
19
20
47
19
20
21
22
23
24
25
51
17
18
19
20
21
22
23
4
21
22
23
24
25
26
27
48
26
27
28
29
30
52
24
25
26
27
28
29
30
5
28
29
30
31
1
31
februari 2013 nr.
ma
maart 2013 di
wo
do
5
vr
za
zo
nr.
1
2
3
9
ma
april 2013 di
wo
do
vr
za
zo
nr.
ma
di
wo
do
vr
za
zo
1
2
3
14
1
2
3
4
5
6
7
6
4
5
6
7
8
9
10
10
4
5
6
7
8
9
10
15
8
9
10
11
12
13
14
7
11
12
13
14
15
16
17
11
11
12
13
14
15
16
17
16
15
16
17
18
19
20
21
8
18
19
20
21
22
23
24
12
18
19
20
21
22
23
24
17
22
23
24
25
26
27
28
9
25
26
27
28
13
25
26
27
28
29
30
31
18
29
30
mei 2013 nr.
juni 2013
ma
di
18
wo
do
vr
za
zo
nr.
1
2
3
4
5
22
juli 2013
ma
di
wo
do
vr
za
zo
nr.
ma
di
wo
do
vr
za
zo
1
2
27
1
2
3
4
5
6
7
19
6
7
8
9
10
11
12
23
3
4
5
6
7
8
9
28
8
9
10
11
12
13
14
20
13
14
15
16
17
18
19
24
10
11
12
13
14
15
16
29
15
16
17
18
19
20
21
21
20
21
22
23
24
25
26
25
17
18
19
20
21
22
23
30
22
23
24
25
26
27
28
22
27
28
29
30
31
26
24
25
26
27
28
29
30
vakantie stage
stage/onderzoek
mogelijkheid tot stage
33
34
Van de Challenge-student wordt verwacht dat hij in staat is om de frontlinie-fixatie te doorbreken, beschikt over academische onderzoeksvaardigheden en –attituden, ondernemingszin toont en een actieve bijdrage kan leveren aan het leren in leerwerkgemeenschappen.
35