Inleiding Het bioscoopbezoek in Nederland kende een zeer opmerkelijk begin. In tegenstelling tot de rest van Europa en de Verenigde Staten, werd de bioscoop in Nederland niet vaak bezocht. Uit het onderzoek van Karel Dibbets blijkt dat een Nederlander in 1930 gemiddeld 3,8 keer per jaar naar de bioscoop ging, terwijl een Engelsman twintig keer per jaar een filmtheater bezocht.1 Was dit lage cijfer te wijten aan het weinige aantal Nederlandse films die werden gemaakt en in de bioscopen verschenen? Legden Nederlanders zich liever toe op ander vertier? Hadden ze geen geld voor de bioscoop, of lag het ergens anders aan? Over dit onderwerp bestaat al jarenlang een wetenschappelijke discussie. Zo beweert Karel Dibbets in “Het taboe van de Nederlandse filmcultuur” dat het geringe bioscoopbezoek in Nederland te danken is aan de verzuiling. Doordat de bioscoop ervoor gekozen had neutraal te blijven in het verzuilde Nederland, werd elke film nauwkeurig gecontroleerd op beelden die voor bepaalde mensen als ongenoegzaam konden worden gezien. Zo werden katholieken en protestanten bijvoorbeeld nooit tegenover elkaar gezet in een film. ‘Verzuiling hield immers in: openbare confrontaties vermijden en de lieve vrede bewaren’.2 Door zijn neutraliteit bleef de bioscoop onder de zuilen een verdacht fenomeen. Een bezoek werd niet afgeraden, maar ook zeker niet aangeraden; je kon per slot van rekening als katholiek zo naast een protestant komen te zitten. De markt was volgens Dibbets zodoende niet alleen kleinschalig op zich, maar ook versnipperd door de verzuiling, waardoor het bioscoopbezoek bemoeilijkt werd.3 Waar Dibbets het geringe bioscoopbezoek volledig aan de verzuiling verwijt, reageren Judith Thissen, André van der Velden en Thunnis van Oort erop dat hij een hypothese poneert, maar dat deze, zoals hij zelf ook erkend, niet empirisch bewezen is. Dit empirische bewijs, zo stellen Thissen et al., is eventueel te verkrijgen, niet door op landelijk niveau top-down te kijken naar het bioscoopbezoek, zoals Dibbets doet, maar door bottom-up onderzoek te doen. Kijkend op lokaal niveau naar de samenstelling en de klassenindeling van de maatschappij, wordt het wellicht makkelijker te bepalen wie nu precies naar zo’n bioscoop ging.4 Dit onderzoek geldt niet slechts voor de centrumbioscopen, maar juist voor de bioscopen die zich in de periferie bevinden. Historicus Robert C. Allen bespreekt in zijn tekst “Decentering Historical Audience Studies” het feit dat veel mediageschiedschrijving is gefocust op de bioscopen die in de binnenstad staan, terwijl meer mensen juist naar de perifere bioscopen gingen.5 Door de picture palaces wat meer achterwege te laten en meer te focussen op verschillende kleine buurtbioscopen, zal er een nauwkeuriger beeld ontstaan van het bioscooppubliek van toen.
1
Karel Dibbets, “Het taboe van de Nederlandse filmcultuur: Neutraal in een verzuild land” Tijdschrift voor Mediageschiedenis 9-2 (2006), 46. 2 Ibidem, 51. 3 Ibidem, 55. 4 Judith Thissen et al., “Over de eigenheid van de Nederlandse filmcultuur” Leidschrift 24-3 (2009), 117. 5 Robert Allen, “Decentering Historical Audience Studies” In Hollywood in the Neighborhood: Historical Case Studies of Local Moviegoing, geredigeerd door Kathryn H. Fuller-Seeley. (Berkeley en Los Angeles: University of California Press 2008): 21- 33.
2
De concretisering van dit bottom-up onderzoek zal in deze cursus aan bod komen. Door kleine buurtbioscopen in Amsterdam en omstreken onder de loep te nemen, zal stukje bij beetje meer inzicht komen in de vraag waarom de Nederlandse filmcultuur een buitenbeentje was. De bioscoop die wij toegewezen hebben gekregen is Olympia, bijgenaamd de Plump. Deze buurtbioscoop was gesitueerd aan de Bellamystraat in Oud-West Amsterdam. Op nummer 49 werd bioscoop Olympia in 1928 geopend om in 1965 de deuren voorgoed te sluiten. De letters ‘Olympia’ staan echter nog groot op de gevel, waardoor het gebouw nog steeds als Olympia-gebouw bekend staat. Nadat het pand tot 2002 als Turks ontmoetingscentrum diende, waren er veel krakers.6 Sinds 2005 behelst het pand de dansschool Amsterdam Dance Centre. Door eerst een situatieschets te geven, zal duidelijk worden hoe de buurt in elkaar zat. Als bekend is in wat voor soort buurt Olympia stond en waar de drukke winkelstraten zaten, kan de bioscoop een plaats gegeven worden in de buurt. Kijkend naar het soort mensen, de klasse waarin zij zich bevonden en de algemene sfeer onderling, zal ik aantonen hoe de samenstelling in elkaar stak. Vervolgens zal ik de bioscoop zelf toelichten. Hoe zag het gebouw eruit en welke programmering was er? Daarnaast is het ook interessant de meningen van voormalig Olympia-bezoekers mee te nemen in mijn onderzoek. Hoewel deze bronnen voorzichtig behandeld dienen te worden, zijn oud-bezoekers de enige die Olympia daadwerkelijk hebben gekend. Welke ervaringen hadden zij met Olympia? Door elk van hen dezelfde vragen te stellen, zullen er wellicht overeenkomende antwoorden ontstaan. Hieruit kunnen beter conclusies getrokken worden dan uit één bron. Ten slotte zal ik de bioscoop koppelen aan de buurt waarin zij zich bevond. Op welke manier was Olympia ingebed in de buurt en waar ging men nog meer naar toe? In mijn onderzoek wil ik me het meest richten op de uitstraling van Olympia. In de omgeving waren nog meer bioscopen. Als deze een heel ander karakter hadden, is het interessant om te kijken wanneer men koos voor Olympia en wat de reden was om er juist niet heen te gaan. Dit onderzoek zal betrekking hebben op de eind jaren ’40, begin jaren ‘50. Dit is ongeveer op de helft van het leven van Olympia en drie orale bronnen leveren veel waardevolle informatie over deze periode. Naast deze oral history, zijn sites als ‘Geheugen van West’ en ‘Vervlogen Tijden’ zeer nuttige bronnen waar meerdere ervaringen van mensen samenkomen.7 Deze specifieke primaire bronnen zullen extra zorgvuldig behandeld worden, in verband met de niet-empirische aard ervan. Andere primaire bronnen uit het Stadsarchief van Amsterdam zullen tevens informatie verschaffen en ook secundaire bronnen van bijvoorbeeld Thomas Leeflang zullen bijdragen aan de verificatie van informatie. De hoofdvraag die
6
Anonymus, “Olympia in de Bellamybuurt verrassend ontruimd” http://indymedia.nl/nl/2004/08/21198.shtml, 24-08-2004. In de jaren ’80 bestond de buurtkrant “De Havelaarkrant”. Deze krant had een column, genaamd ‘Uit de oude doos’. Hierin vertelde steeds iemand anders uit de Kinkerbuurt een verhaal over vroeger. Toen de Havelaarkrant werd opgeheven, werd deze specifieke column gedigitaliseerd en gecategoriseerd op de website Vervlogen Tijden. Hier konden andere voormalige bewoners van de Kinkerbuurt (en omstreken) hun herinneringen bijdragen aan verschillende topics die behandeld worden. 7
3
ik in mijn conclusie hoop te beantwoorden is: Hoe stond Olympia in de eind jaren ’40, begin jaren ‘50 bekend in de buurt en met welke andere faciliteiten moest Olympia haar publiek delen?
Situatieschets Een schetsing van de buurt toentertijd toont aan dat zowel de Agatha Dekenstraat als de Elisabeth Wolffstraat beiden winkelstraten waren. Bij het woord ‘winkelstraat’ zal menigeen direct de Kalverstraat te binnen schieten, of de Haarlemmerstraat in Leiden, maar in dit geval waren het vooral verzorgingswinkeltjes. Alleen al in de Agatha Dekenstraat zaten zo’n vier adressen waar motor- en rijwielen gekocht en gestald konden worden, terwijl de Elisabeth Wolffstraat ook nog over drie fietsenstallingen beschikte.89 Al in 1927 was er een soepele tramverbinding welke een halte had bij de Wiegbrug aan de Clerquestraat. Waar zowel de Elisabeth Wolffstraat als de Agatha Dekenstraat hun oorsprong vinden aan het Bellamyplein, monden ze uit in deze Clerquestraat. De tram kwam elke tien minuten en voor 75 cent had je een retourtje Amsterdam-Haarlem. De Budapester-tram van toen was 50 meter lang en kon ongeveer 1500 mensen per rit meenemen. De Kinkerbuurt was op deze manier zeer eenvoudig te bereiken voor mensen uit Amsterdam, maar ook voor mensen uit Haarlem.10 Zoals ook op het onderstaande kaartje te zien is, zat er een Openbare Lagere School der 1sten klassen 94 aan de Bellamystraat. In heel Oud-West zaten 23 scholen, waaronder een college en een lyceum. De meeste waren openbaar of christelijk. Slechts één school had een specifiek katholieke achtergrond, de St. Vincentiusschool.11 Deze school heeft dezelfde naam als de katholieke St. Vincentiuskerk aan de Jacob van Lennepkade, waardoor een verband kan worden gelegd. Naast deze kerk was er nog een kerk in de Kinkerbuurt, genaamd De Liefde. Ook dit is een Rooms Katholieke kerk. Daarnaast was er een club, genaamd De Bark, aan de Borgerstraat. Deze was tevens katholiek. Op basis hiervan zou (voorzichtig) de hypothese kunnen worden geponeerd dat de Kinkerbuurt overwegend katholiek was, maar dat het niet overheerste. Joop Komen, oud bewoner van de Staatsliedenbuurt (vlakbij de Kinkerbuurt), had hier echter geen erg in. ‘Alles rommelde zo’n beetje door elkaar heen. Hervormd, katholiek, jood, communist of socialist. Alleen de liberalen en de gereformeerden vond je hier niet’.12
Anonymus, “Agatha Dekenstraat Winkels” Vervlogen Tijden. http://vervlogentijden.nl/agatha_dekenstraat_winkels.htm. Anonymus, “Elisabeth Wolffstraat” Vervlogen Tijden. http://vervlogentijden.nl/elisabeteh_wolffstraat.htm. 10 Anonymus, “De eerste tramlijn van onze buurt” Vervlogen Tijden. http://vervlogentijden.nl/de_eerste_tramlijn_van_onze_buurt.htm. 11 “Gerangschikt op Oud-West” Homepage Amsterdamse Schoolnamen. http://www.schoolnamen.nl/gerangschikt_op_adres_in_oud.htm. 12 Joop Komen, geboren in 1931. Interview per e-mail, 12 april 2011 (zie bijlage 5). 8 9
4
A: Olympia, Bellamystraat 49 B: Kinkerstraat (belangrijkste winkelstraat) C: Agatha Dekenstraat D: Elisabeth Wolffstraat E: Openbare Lagere School, Bellamystraat 19
F: De Bark, Borgerstraat G: R.K. Kerk “De Liefde” H: R.K. Kerk “St. Vincentius” I: Tramlijn J: Bellamyplein
Qua klassenindeling behoorde de Kinkerbuurt niet tot de meest luxe buurten. Er woonden vooral arbeiders, wat onder andere af te leiden is aan de fabrieken die vroeger rond de woonwijk stonden. Aan de hand van een overzichtskaartje dat voormalige buurtbewoners op de site van Vervlogen Tijden hebben geschetst, is te zien dat er een suikerraffinaderij, een leerlooierij, een ijzergieterij, een zwavelzuurfabriek, een lakfabriek en een loodwitfabriek stonden.13 Daarnaast zaten de mensen allemaal dicht op elkaar. De huizen waren klein en men betaalde er doorgaans weinig voor. Zo kwam de familie Roor in 1927 aan de Bellamystraat te wonen en betaalde een huur van slechts F.6,- per week.14 Verder waren er in de Elisabeth Wolffstraat en in de Agatha Dekenstraat allerlei verschillende winkeltjes. Deze verzorgwinkeltjes werden vrijwel allemaal gerund door de
13
Anonymus, “Oude buurtkaart verwerkt met huidige” Vervlogen Tijden. http://vervlogentijden.nl/Oude%20Buurtkaart.htm. De anonieme persoon die de kaart gemaakt heeft, zegt er tevens bij dat dit de situatie van 1870 was. Hoe lang alle fabrieken er hebben gestaan en hoe lang ze open zijn gebleven, is niet onderzocht. 14 Anonymus, “Echtpaar Roor 50 jaar gewoond in de Bellamystraat” Vervlogen Tijden. http://vervlogentijden.nl/echtpaar_roor_50_jaar_gewoond_in%20Bellamystraat.htm.
5
mensen die in de verdieping boven de winkel woonden. Zodoende waren er naast arbeiders ook diverse, kleine ondernemers. Ook waren veel mensen marktkooplui, die werkten op de markt in de Ten Catestraat (zie afbeelding).15 Deze bestaat overigens nog steeds. Een educatief filmpje, met beelden van het stadsarchief, bevestigt de lage klasse van de Kinkerbuurt. In 1928 opende de HEMA zijn eerste filiaal in de Kinkerstraat. Eigenaren van de Bijenkorf hadden opgemerkt dat er ook een markt was van minder rijke mensen en dus was in de eerste HEMA geen enkel product duurder dan 50 cent.16 Waar in de Wolffstraat en Dekenstraat zodoende voornamelijk verzorgingsproducten te koop waren, kon men in de Kinkerstraat echt winkelen, zoals wij dit nu kennen.
Olympia bioscoop Op Bellamystraat nummer 49 stond in de jaren ’20 een paardenstal van Van Gend en Loos. Deze werd in 1927 gerenoveerd en omgebouwd tot een bioscoopgebouw. Aan het einde van het jaar 1928 werd Olympia geopend, met Bernardus (Ben) Wilhelmus Gerardus van Royen als directeur. Na een jaar hield hij het echter al voor gezien en werd hij directielid van diverse andere Amsterdamse bioscopen, waaronder De Witte Bioscoop, Asta en het Hallentheater.17 De directie van Olympia kwam in handen van de familie Ottema. Bartus Ottema kreeg hulp van medefirmant A.H. van der Linden bij de directie, tot die eerste in 1949 overleed.18 Zijn zoon G.N. Ottema vroeg in 1950 zowel verlenging van de bioscoopvergunning als een vergunning voor het vertonen van films aan, waardoor duidelijk werd dat hij de zaak over zou nemen.19 De Bioscoopcommissie verleende deze later dat jaar.20 De Olympia bioscoop is de rest van zijn bestaan (tot 1965) in de handen van de familie Ottema gebleven. Architect Phillipi ontwierp het Olympia-gebouw waarbij je door een boogje naar binnen kon lopen. Daar trof je als eerste de caissière bij wie je een kaartje kocht voor F.0,10 (matinee) of F.015 (avondvoorstelling).21 In latere jaren kon je nog steeds voor onder de F.030 naar de film bij Olympia.22 Vervolgens ging je rechts van haar een heel steile en lange trap op naar boven. Hierdoor kwam je uit boven de letters van Olympia, die op de gevel te zien zijn. De benedenverdieping was een garage, waar zelfs vrachtwagens konden staan.23 Olympia had maar één zaal zonder balkon, waardoor er slechts één film tegelijk kon worden getoond. Over het filmdoek valt te discussiëren. Zo beweert Thomas Leeflang in zijn boek Verstomde
Loes Kuijkens, “Markt Ten Catestraat” Geheugen van West 8-12-2009 http://www.geheugenvanwest.nl/page/12342/nl. Kinkerstraat – Amsterdam. Educatief filmpje gemaakt door ETV.nl. 2008. http://www.zideo.nl/index.php?option=com_youtube&tag=brand+beuving&tubeid=QQN6Uv2Sfns&feature=youtube_gdata _player&zideo=6b773d3d. 17 Anonymus, “B.W.G. van Royen” Cinema Context. http://www.cinemacontext.nl/id/P000002. 18 Begraafregister De Nieuwe Ooster (1894-2005) Indexen, gemeentearchief Amsterdam. 19 Bioscoopcommissie, 5337: map 3, Stadsarchief Amsterdam, Brief van G.N. Ottema aan de Bioscoopcommissie. 5 januari 1950. 20 Bioscoopcommissie, 5337: map 3, Stadsarchief Amsterdam, Brief aan de burgemeester van de Secretaris van de Bioscoopcommissie: bioscoopvergunning voor G.N. Ottema wordt verleend. 7 juni 1950. 21 Anonymus, “Een (buurt)-bioscopie pikken..?” Vervlogen Tijden. http://vervlogentijden.nl/bioscoop.htm. 22 Joop Komen, geboren in 1931. Interview per e-mail. 12 april 2011. 23 Hans Versteeg, “Foto’s en beschrijving” Per e-mail verstuurde foto’s met beschrijving. 27 maart 2011 (zie bijlage 3). 15 16
6
Films: Verdwenen Amsterdamse bioscopen dat de enige projector die er was, achter het doek stond.24 Het filmdoek moest volgens hem nat gehouden worden, zodat het doorzichtig werd en het beeld beter was. Cinema Context bevestigt dit. Vreemd is het echter dat geen van de orale bronnen die wij hebben aangehaald, zich iets hiervan kan herinneren. “Olympia had geen filmdoek maar een witgeschilderd vierkant op een muur”, zegt oud-bezoeker Joop Komen.25 Ook Frits de Ruijter bevestigt dit in een bericht in het gastenboek van het Geheugen van West.26 Hoe het daadwerkelijk geweest was, valt hier niet met zekerheid te zeggen. Olympia is nooit een première-bioscoop geweest; op het programma van de Plump stonden voornamelijk B-films of zeer oude films, die al lang niet meer in de andere bioscopen draaiden. Volgens Leeflang maakten deze daarom soms een comeback in Olympia.27 Een voorbeeld hiervan is de film DE PASSAGIER, DIE VERDWEEN.28 Deze film komt oorspronkelijk uit 1939, maar werd pas in 1946 getoond in Olympia.29 Naast deze, van oorsprong Duitse film, is ook MARTHE RICHARD, DE SPIONNE een voorbeeld van een oude film.30 Ook deze werd pas in 1946 vertoond, terwijl de film al in 1937 uitkwam. HET RECHT VAN DE STERKSTE werd in 1947 in Olympia vertoond, maar stamt uit 1940.31 Het feit dat er oudere films werden gedraaid was te wijten aan het kleine budget van de bioscoop. Wat verder opvalt, is dat er veel buitenlandse films werden gedraaid, die eerst vertaald zijn naar een Nederlandse versie voordat ze hier verschenen. Vandaar dat er waarschijnlijk lange tijd tussen de uitgave en vertoning in Olympia zat: de vertaling duurde al langer, waarna de film eerst in de grote bioscopen terecht kwam en later pas in de Plump. Het genre was vooral cowboy- en actiefilm, maar ook fantasy en komedies kwamen regelmatig aan bod. Kijkend naar de advertenties die in augustus 1948 in Het Vaderland: Staat- en Letterkundig Nieuws stonden, waren er inderdaad veel cowboyfilms te zien. 13 tot en met 19 augustus
Thomas Leeflang, Verstomde films: Verdwenen Amsterdamse bioscopen. (Soesterberg: Aspekt, 2008): 97. Joop Komen, geboren in 1931. Interview per e-mail, 27 maart 2011 (zie bijlage 1). 26 Frits de Ruijter, “Wandeling door Oud-West”, Geheugen van West. http://www.geheugenvanwest.nl/page/6875/nl, 30 april 2008. 27 Leeflang, 99. 28 De passagier, die verdween. Reg. Paul Mundorf, Scen. Géza von Cziffra en Hans Meddin, Act. Gustav Diessl, Carola Höhn en René Deltgen. UFA, 1939. 29 Anonymus, “Filmvoorstellingen Olympia Bioscoop” Cinema Context. http://www.cinemacontext.nl/id/B000102. 30 Marthe Richard, de spionne. Reg. Raymond Bernard, Scen. Bernard Zimmer, Act. Edwige Feuillère, Délia Col en Marthe Mellot. Paris Film, 1937. 31 Het recht van de sterkste. Reg. Hal Roach Jr. en Hal Roach, Scen. Mickell Novak en George Baker, Act. Victor Mature, Carol Landis en Lon Chaney Jr. Hal Roach Studios, 1940. 24 25
7
draaide bijvoorbeeld de film NIEMANDSLAND met acteur Gene Autry.32 De film zelf is nauwelijks bekend, maar de acteur stond bekend als ‘the greatest western star of all time’.33 Een week later stond DE LACHENDE VREEMDELING op het programma: een komedie voor alle leeftijden.34 De week daarna kwam opnieuw een film met Gene Autry in Olympia: DOWN MEXICO WAY uit 1941.35 Opvallend is dat de cowboyfilms allemaal vanaf veertien jaar zijn en de komedies voor alle leeftijden. Hieruit valt op te maken dat Olympia zich in de eind jaren ‘40 vooral richtte op de jeugd. In de laatste jaren van Olympia (1955-1965) werden volgens Hans Versteeg (1947-) steeds meer erotisch-getinte films gedraaid; allicht dat de leeftijdsgrens omhoog zal zijn gegaan. ‘Ik kan me herinneren dat er in een `jason´ film, een fantasy mythologische film, dames met ontbloot bovenlichaam verschenen, tja, toen steeg er natuurlijk een enorm gejuich op uit de zaal’. 36 Kijkend naar de programmering is het niet vreemd dat er vooral jongeren naar Olympia kwamen. Twee orale bronnen hebben bevestigd dat dit het geval was. Joop Komen (1931-) woonde vroeger met zijn familie in de Staatsliedenbuurt. In een interview per e-mail vertelde hij dat hij altijd met zijn vriendjes naar Olympia ging en dat er maar weinig oudere mensen waren. ‘In de periode 1944-1954 bestond het merendeel van het publiek uit jeugdige schoffies en enkele oudere volksmensen die meestal sjofel in de kleren zaten’.37 Ook Hans Versteeg weet dit nog goed: ‘In de jaren ’50 kwamen er bijna geen volwassenen. Films waren meer op jeugd gericht’.38 Gezien de verschillende periodes waarover beide mannen spreken, is op te merken dat er qua publieksamenstelling weinig tot niets veranderde. Naast het feit dat het publiek jeugdig was, vroeg ik ook aan de mannen van wat voor klasse het publiek was. Beiden antwoordden dat ‘De Plump’ duidelijk een bioscoop was voor de lagere klasse. Dit valt nog te onderbouwen met de lage toegangsprijs en de kwaliteit van de films. Hoewel de jeugd afkwam op de voor hen bestemde programmering, vertellen Hans, Joop en Wil dat ze eigenlijk helemaal niet voor de film zelf naar Olympia gingen. Zo zegt Joop: ‘In die tijd draaiden er vooral detectives, cowboyfilms en andere goedkope knoktroep waar wij als pubers natuurlijk gek op waren, hoewel we vooral naar de Plump gingen om rotzooi te trappen’.39 Volgens Hans was ‘het altijd heel luidruchtig in de bioscoop, met veel geschreeuw en boe geroep. De sfeer was echter zeker niet agressief, meer kwajongensachtig’.40 ‘De films die daar volgens mij gedraaid werden stelden niet zoveel voor, maar je ging voor de gezelligheid’, zegt Wil op de Olympia-hyve die Milou en ik hebben gemaakt voor eventueel geïnteresseerden.41 Orale bronnen moeten uiteraard altijd met
Klein materiaal: bioscopen. 15009: 13499. Filmprogramma’s, advertenties bioscopen. 13-19 augustus 1948. Anonymus, “Gene Autry” IMDB. http://www.imdb.com/name/nm0000810/. 34 Klein materiaal: bioscopen. 15009: 13499. Filmprogramma’s, advertenties bioscopen. 20-26 augustus 1948. 35 Klein materiaal: bioscopen. 15009: 13499. Filmprogramma’s, advertenties bioscopen. Augustus 1948. 36 Hans Versteeg, geboren in 1947. Interview per e-mail. 27 maart 2011 (zie bijlage 2). 37 Joop Komen, 27 maart 2011. 38 Hans Versteeg, 27 maart 2011. 39 Joop Komen, 27 maart 2011. 40 Hans Versteeg, 27 maart 2011. 41 Wil, “Voormalige Olympia Bioscoop (Bellamystraat)” Hyves krabbels. http://olympiabioscoop.hyves.nl/, 31 maart 2011 (zie bijlage 4). 32 33
8
een korreltje zout genomen worden, maar wanneer drie bronnen hetzelfde zeggen, acht ik mijzelf wel in staat hier conclusies uit te trekken. Een gerucht over Olympia dat ook de ronde deed, was dat er jongens tijdens de film in de gang stonden te plassen. Joop kon zich dit niet herinneren, maar vond het ook niet ondenkbaar in Olympia. Ook vertelt hij dat vlooien en luizen in die tijd normale huisdieren waren, en niet alleen in Olympia.42 Erg hygiënisch was Olympia dus niet. Hans wist nog dat er in de pluchen stoelen overal brandplekken zaten van uitgedoofde sigaretten, die volop gerookt werden tijdens de film.43 Kortom, over het algemeen had men niet zo’n hoge pet op van de Olympia bioscoop aan de Bellamystraat. Vooral jongeren bezochten de Plump en gingen er voornamelijk heen om rotzooi te trappen, meer dan voor de film zelf.
Ander cultureel vertier Hoewel de Kinkerbuurt al in de beginjaren van Olympia een zeer goede bereikbaarheid kende, hield dit niet in dat iedereen automatisch naar Olympia kwam. In de laat jaren ’40 waren er zeker veertig bioscopen waar men heen kon gaan en wanneer men niet naar de bioscoop ging, waren er vast nog wel andere dingen te doen in de omgeving. De vraag is zodoende: wanneer ging iemand naar Olympia en wat deed men anders? In dit onderzoek zal ik me beperken tot een aantal bioscopen die het dichtst bij Olympia waren gesitueerd of die vergelijkbaar waren. Bioscoop De Liefde zat aan de Da Costakade, ook in de Kinkerbuurt. Deze bioscoop had een iets chiquer karakter. Op de site van Vervlogen Tijden beweert men dat je deze bioscoop met het hele gezin bezocht: ‘Dit was een echt familiegebeuren alwaar je met twee hoofdfilms de gehele avond echt uit was’.44 Ook het Hallentheater aan de Jan van Galenstraat was meer voor de middenklasse. Guus Luijters omschrijft deze bioscoop in zijn boek Voormalige Amsterdamse Bioscopen als een ‘volmaakte buurtbioscoop’.45 De bioscoop had bij opening (1936) 700 zitplaatsen, wat er ongeveer 450 meer waren dan bij Olympia.46 Wat betreft programmering richtte Hallen zich aanvankelijk op de jeugd, maar ging zich later ook meer op het oudere publiek specificeren. Het is dus goed mogelijk dat het Hallenpubliek gevarieerder was dan het publiek dat naar Olympia ging. Zoals bij De Liefde het geval was om met het hele gezin naar de bioscoop te gaan, zo ging de jeugd vooral met vriendjes en vriendinnetjes naar Olympia.47 Meisjesfilms werden bijna nooit
42 Joop Komen, 27 maart 2011. 43 Hans Versteeg, 27 maart 2011.
Anonymus, “Een (buurt)-bioscopie pikken..?” Vervlogen Tijden. http://vervlogentijden.nl/bioscoop.htm Guus Luijters, Voormalige Amsterdamse bioscopen. (Amsterdam: De Kan, 1992). 46 Anonymus, “Een nieuw bioscoop-theater te Amsterdam” Het Vaderland. http://kranten.kb.nl/view/article/id/ddd%3A010016542%3Ampeg21%3Ap011%3Aa0232, 17 april 1936: 3. 47 Joop Komen, 27 maart 2011. 44 45
9
gedraaid, maar omdat niemand veel om de film gaf en het vooral om de gezelligheid ging (zoals Wil, Joop en Hans alle drie beweren) kwamen beide geslachten op de buurtbioscoop af. Naar Olympia gingen de kinderen voornamelijk met vriendjes, maar in de Plump hoefden ze waarschijnlijk niet op een ‘romantisch avondje naar de bioscoop’ te rekenen. Zodoende vroeg ik Joop waar hij zijn vriendinnetje vroeger mee naartoe nam. ‘Ik ging op mijn achttiende in 1949 voor het eerst met een vriendinnetje naar het nette Tuschinski theater. En de Olympia heb ik na mijn vijftiende jaar nooit meer bezocht. Dat buurttheatertje was ons te min geworden’.48 Het is niet duidelijk of alle kinderen van vijftien zo over Olympia dachten, maar het is goed mogelijk dat het louter voor de jonge jeugd leuk was. Ook Hans zou zijn vriendin zeker niet hebben meegenomen naar Olympia: ‘dan zou ik naar Tuschinski, City of Royal zijn gegaan, vooral om dan indruk te maken’.49 Andere theaters die qua uitstraling vergelijkbaar waren met Olympia, waren het Prinsentheater, aan de Prinsengracht en Hollandia aan de Haarlemmerdijk. Op Vervlogen Tijden wordt het Prinsentheater omschreven als een ‘gribus’ en bij Hollandia werd door ‘knapen van 14/15 regelmatig gebruik gemaakt van de achterdeur’, aldus een herinnering op het Geheugen van West.5051 Omdat het Olympia-publiek vooral uit jongeren bestond, heb ik gekeken naar wat de jeugd nog meer deed, behalve naar de bioscoop gaan. Zo vroeg ik aan Joop of er misschien een clubhuis was of een vereniging waar ze wellicht naartoe gingen om spelletjes te spelen. ‘Nee, in mijn jeugd moest je jezelf kunnen vermaken met voetbal, diverse spelletjes op straat zoals bussietrap, pinkelen, slagbal, dieffie met verlos, bok bok berrie, tikkertje, verstoppetje en veel andere spelletjes. Toen de hormonen gingen opspelen (13 - 14 jaar) werd er met de meiden veel gerotzooid in de portieken en trapportalen’, aldus een man die zich geen dag heeft verveeld.52 Veel kinderen zaten tevens bij een sportvereniging en sommige gingen op dansles vanaf hun zestiende. Dansschool Jan Daniëls werd druk bezocht en is nog altijd aan de Jan van Duivenvoordenstraat gesitueerd. In de Borgerstraat was echter toch een soort jeugdhonk gesitueerd, genaamd De Bark. Hier werd geknutseld (zoals figuurzagen en kleien) met kleine kinderen en Hans kon zich nog herinneren dat ook hier soms films werden gedraaid.53 De Bark was katholiek, maar dat maakte niet uit; iedereen kwam er. Kortom, de jeugd kon zich prima vermaken in de omgeving van de Kinkerbuurt en natuurlijk in de Kinkerbuurt zelf. Olympia was slechts één van de vele bioscopen die bezocht kon worden en tegenwoordig is het vrijwel onmogelijk uit te zoeken hoe het publiek
48 Joop Komen, 12 april 2011.
Hans Versteeg, interview per e-mail, 13 april 2011 (zie bijlage 6). Anonymus, “Een (buurt)-bioscopie pikken..?” Vervlogen Tijden. http://vervlogentijden.nl/bioscoop.htm. 51 Joop1, “Re: Het Westerpark als speelplaats” Geheugen van West. http://www.geheugenvanwest.nl/page/2498/nl, 1 augustus 2006. 52 Joop Komen, 12 april 2011. 53 Hans Versteeg, e-mail, 14 april 2011. 49 50
10
daadwerkelijk in elkaar stak en of er misschien ooit wel eens niemand in de zaal zat. Echter, de Bellamystraat ligt beneden polderpeil, waardoor de straat in de laat jaren ’40 en in de jaren ‘50 wel eens onder water liep. Eventueel zou dit een andere reden kunnen zijn, waarom er een keer niemand was of waarom er die week geen film draaide.54
A: Olympia bioscoop, Bellamystraat 49 B: Bioscoop De Liefde, Da Costakade C: Hallen theater, Jan van Galenstraat D: Jeugdhonk De Bark, Borgerstraat
54
Anonymus, “Echtpaar Roor 50 jaar gewoond in de Bellamystraat” Vervlogen Tijden. http://vervlogentijden.nl/echtpaar_roor_50_jaar_gewoond_in%20Bellamystraat.htm.
11
Conclusie Recapitulerend zal ik de hoofdvraag opnieuw aanhalen en proberen te beantwoorden aan de hand van een korte samenvatting van het onderzoek. Hoe stond Olympia in de eind jaren ’40, begin jaren ‘50 bekend in de buurt en met welke andere faciliteiten moest Olympia haar publiek delen? Hoewel de jeugdige kijkers in Olympia werden aangetrokken door de knokfilms en komedies, was de programmering van weinig belang. De jongeren gingen er namelijk vooral heen om rotzooi te maken en voor de gezelligheid. Voor een romantisch avondje was je bij de Plump aan het verkeerde adres. De bioscoop werd vooral bezocht door de lagere klasse. Rijkere mensen gingen liever naar de binnenstad, naar de grote picture palaces. Olympia werd net als het Prinsentheater en Hollandia een gribus genoemd. De jeugd ging erheen om lol te maken, tot ze zich te oud begonnen te voelen: ze groeiden als het ware eruit en maakten plaats voor de nieuwe jeugd. In deze conclusie wil ik ook graag kijken hoe de hamvraag ‘waarom Nederland een achterstand had wat betreft filmcultuur’, zich manifesteert op het lokale niveau van Olympia. Waarom gingen er minder mensen naar de bioscoop? De grootste reden die aan de hand van dit onderzoek te bedenken is, zou zijn dat de jeugd (het publiek van Olympia) nog veel meer manieren had om zich te vermaken. Olympia was slechts één van de veertig Amsterdamse bioscopen. Het feit dat er een tramverbinding was, betekende niet alleen dat Olympia bereikbaar was voor mensen uit Amsterdam en Haarlem, maar ook dat de andere bioscopen bereikbaar werden voor mensen uit de Kinkerbuurt. Daarnaast wisten de kinderen zich op straat ook prima te vermaken. Olympia had veel concurrentie wat vertier betreft, vooral toen de televisie zijn intrede maakte. Hans wist nog dat er eind jaren ’50 in een paar ijswinkels aan de Kinkerstraat en de Ten Catestraat, zwart-wit televisies waren. Hier werden voornamelijk kinderprogramma’s en voetbalwedstrijden gekeken, wat veel interessanter was dan naar de bioscoop gaan.55 Zodoende werd Olympia in de loop der jaren steeds minder bezocht en net als vele andere bioscopen werd ook de Plump de dupe van de komst van de televisie.
55 Hans Versteeg, 13 april 2011.
12
Interviews 1. Joop Koomen, per e-mail op 27 maart 2011 1. Wat voor sfeer tekende de bioscoop en rond welke tijd was dat? (welk decennium?) ‘De sfeer was erg volks, armoedig/ordinair mag je wel zeggen. Ik spreek dan over 1944 - 1954.’ 2. Wat voor films draaiden er vooral en naar welke ging u het liefst? ‘In die tijd draaiden er vooral detectives, cowboyfilms en andere goedkope knoktroep waar wij als pubers natuurlijk gek op waren, hoewel we vooral naar de Plump gingen op rotzooi te trappen. (Zie mijn artikeltje in Het Geheugen van West).’ 3. Uit een andere bron hebben wij vernomen dat ‘de jongens in de gang piesten’ en dat je na afloop van de film in Olympia thuis op vlooienjacht moest gaan. Is dit waar? ‘Piesen in de gang en vlooienjacht is in de jaren waarover ik spreek niet noemenswaardig voorgekomen. Dat piesen heb ik nog nooit gemerkt en erover gehoord, maar gezien de sfeer in die bioscoop is het best mogelijk dat het wel eens voorkwam. Vlooien en ook luizen waren in oorlogstijd en nog jaren er na normale huisdieren en niet alleen in de Olympia.’ 4. Wat voor publiek kwam er? Jong, oud, man, vrouw, netjes gekleed of in oude kloffie? ‘In de periode waarover ik spreek bestond het merendeel van het publiek uit jeugdige schoffies en enkele oudere volksmensen die meestal sjofel in de kleren zaten.’ 5. Hoe vaak ging u naar Olympia? ‘We gingen vooral met een groepje op ongeregelde tijden naar de Olympia. In die tijd had je de keus uit meer dan veertig bioscopen in Amsterdam en naar Olympia en de Prinsen op de Prinsengracht en de Hollandia op de Haarlemmerdijk ging je meer om rotzooi te trappen dan voor de film.’ 6. Weet u nog hoe het er van binnen uitzag? ‘Van de drie bioscopen die ik hiervoor noem was de Olympia de armoedigste. Geen balkon en geen filmdoek maar een witgeschilderd vierkant op een muur. Tenslotte was de Olympia voordat het een bioscoop werd in 1924 een paardenstal van Van Gend en Loos.’ 7. Wat was de reden dat u voor Olympia koos? ‘We kozen niet voor de Plump (Olympia), we kozen altijd één bioscoop uit de ruim veertig in Amsterdam en soms kozen we er wet twee op 1 dag.’ 8. Woonde u in de Kinkerbuurt? ‘Mijn vriendjes en ik woonden op loopafstand van de Kinkerbuurt in de van Beuningenstraat (Staatsliedenbuurt).’ 9. Liep de Bellamystraat werkelijk drie keer onder water vanwege het polderpeil? ‘De Bellamystraat liep wel eens onder water door de lage ligging, maar die drie keer is dat per dag of per jaar? Ik zou zeggen dat men daar soms natte voeten kreeg.’ 10. Wat voor soort buurt was het? ‘De mensen waren daar redelijk hecht met elkaar, maar dat was in alle volksbuurten van Amsterdam, waarbij de Jordaan in gehechtheid de kroon spanden.’
13
2. Hans Versteeg, per e-mail op 27 maart 2011 1. Wat voor sfeer tekende de bioscoop en rond welke tijd was dat? (welk decennium?) ‘Voor mijzelf was dat rond 1955-1965, het was altijd heel luidruchtig in de bioscoop, met veel geschreeuw en boe geroep. De sfeer was echter zeker niet agressief, meer kwaaijongens achtig, maar het was wel heel duidelijk dat dit een bioscoop was voor de zogenaamde lagere klasse.’ 2. Wat voor films draaiden er vooral en naar welke ging u het liefst? ‘In de bioscoop draaiden vooral westerns, en fantasy films. Ik kan me herinneren dat er in een `jason´ film, een fantasy mythologische film dames in ontblood bovenlichaam verschenen, tja, toen steeg er natuurlijk een enorm gejuich op uit de zaal. Omdat je nooit van tevoren wist welke film er werd gedraaid, dat zag je pas bij entree, was het altijd weer een verrassing, ikzelf als pubertje vond ik die `jason´ films ook niet erg.’ 3. Uit een andere bron hebben wij vernomen dat ‘de jongens in de gang piesten’ en dat je na afloop van de film in Olympia thuis op vlooienjacht moest gaan. Is dit waar? ‘Dat soort dingen kan ik me echt niet herinneren, het was niet echt schoon-helder, best wel een beetje sjebbie, maar als kind-puber trok ik me daar niet zoveel van aan. Er werd wel erg veel gerookt in de zaal, aan de brandveiligheid had men lak. In de pluchen stoelen zaten heel veel brandplekken.’ 4. Wat voor publiek kwam er? Jong, oud, man, vrouw, netjes gekleed of in oude kloffie? ‘Jong in hun dagelijkse kleding, zowel jongens als meisjes, wat ik mezelf het meest kan herinneren is dat er jongens kwamen, er werden niet echt ´meisjes´ films gedraaid. Ik weet dat er(1) een film over de hele week werd gedraaid. Volwassenen kwam er bijna niet. Films waren meer op jeugd gericht.’ 5. Hoe vaak ging u naar Olympia? ‘Als het financieel kon, elke week, dan had ik tenminste een uitstapje.’ 6. Weet u nog hoe het er van binnen uitzag? ‘Apart van deze email, zal ik jullie hierover een mail sturen, met de omschrijving van de fotos die ik gemaakt heb.’ (zie bijlage 3) 7. Wat was de reden dat u voor Olympia koos? ‘Omdat het bij mij om de hoek was, en de kosten (heel laag).’ 8. Woonde u in de Kinkerbuurt? ‘Ja, in Kinkerstraat no. 174 2 hoog boven de toenmalige paardenslager.’ 9. Liep de Bellamystraat werkelijk drie keer onder water vanwege het polderpeil? ‘Ja zeker weten, vooral in 1953, tijdens de watersnoodramp in Zeeland.’ 10. Wat voor soort buurt was het? ‘Arbeidersbuurt, lage inkomen, lage levenstandaard. Was de Kinkerbuurt een hechte buurt of leefde iedereen een beetje langs elkaar heen? De buurt was hecht, maar er werd tweestrijd geleverd door verschillende jeugdbendes.’
14
3. Foto’s en omschrijving van Hans Versteeg Foto 1 Op deze foto zie je het Olympia gebouw. De boog aan de linkerkant was de entree naar de bioscoop. Daar moest je een hele steile en hele lange trap omhoog. Het bioscoopgedeelte is eigenlijk het bovenste gedeelte van het gebouw, boven het woord Olympia. Het gedeelte onder de vierkante ramen, was in mijn tijd (vanaf 1946) een garage/werkplaats, waar zelfs vrachtwagens in stonden. Parkeergarage is nu waar je rechts het ijzeren hek ziet. De bioscoop had slechts een zaal. Waarschijnlijk zat links in het torentje boven in de projector kamer gezeten. Foto 2 en foto 3 Op deze foto’s is duidelijk de koepelvormige entree te zien van de bioscoop. Volgens mij is de lantaarnpaal nog identiek aan de tijd van de bioscoop.
Foto 4 Momenteel zit in dit hele gebouw de Henny Jurriens stichting , een dansschool, ook gericht op klassiek, ten zien aan foto 5 waar ik door het raam balletdans kleding heb gefotografeerd. http://www.hjs.nl/news.html
Herinneringen die opkomen: In 1953 was er een overstroming waardoor de bioscoop zeker 50 centimeter onder water heeft gestaan, omdat de bioscoop in een verdieping stond.
15
4. Interview met Wil op 12 april 2011 1. Wat voor sfeer tekende de bioscoop en rond welke tijd was dat? (welk decennium?) ‘De sfeer kan ik mij niet zo goed meer herinneren. De tijd was eind vijftiger jaren.’ 2. Uit een andere bron hebben wij vernomen dat ?de jongens in de gang piesten? en dat je na afloop van de film in Olympia thuis op vlooienjacht moest gaan. Kunt u zich zoiets herinneren? ‘Nee dat was niet het geval.’ 3. Wat voor publiek kwam er? Jong, oud, man, vrouw, netjes gekleed of in oude kloffie? ‘Meestal jongeren (jongens en meisjes) en je ging gewoon gekleed.’ 4. Hoe vaak ging u naar Olympia? ‘Meestal iedere zondagmiddag.’ 5. Hoeveel kostte het om een film te zien? Verschilde dit per film? ‘Wat het kostte dat weet ik niet meer, maar in ieder geval niet veel.’ 6. Wat was de reden dat u voor Olympia koos? ‘Het was een echte buurt bioscoop.’ 7. Was de Plump niet meer een jongensbioscoop vanwege de cowboyfilms etc.? ‘Nee dat vond ik niet.’ 8. Met wie ging u naar Olympia? Als u naar een andere bioscoop ging, ging u dan met andere mensen? ‘Meestal met een vriendinnetje.’ 9. Werd u door uw ouders wel eens naar de bioscoop gestuurd, bij wijze van kinderdagverblijf? ‘Nee.’ 10. Wat deed u als u niet naar de bioscoop ging (en vrij van school had)? ‘Buiten spelen of naar een club.’ 11. Woonde u in de Kinkerbuurt? Waar ongeveer? ‘Tussen de Jan Pieter Heijestraat en de Nic. Beetsstraat.’ 12. Wat voor soort buurt was het? Was de Kinkerbuurt een hechte buurt of leefde iedereen een beetje langs elkaar heen? ‘Het was een hechte buurt.’ 13. Kunt u zich iets herinneren van de verzuiling? Waren er bijvoorbeeld veel katholieken of protestanten, socialisten of liberalen en was er hierdoor een (sterke) verdeling in de Kinkerbuurt? ‘Geen idee.’ 14. Ik heb vernomen dat de Kinkerbuurt geen rijke buurt te noemen was. Hoe was dit te zien? (bijvoorbeeld, wat voor werk deden de mensen? Wat voor kleding droeg men?) ‘Er woonden over het algemeen gewone arbeiders.’ 15. Waren er in de omgeving (Kinkerbuurt) nog meer gebouwen waar entertainment was? Bijvoorbeeld een jeugdvereniging of een clubhuis als de Klinker nu? ‘Die zullen er ongetwijfeld geweest zijn maar dat weet ik niet meer.’
16
5. Tweede interview met Joop (12 april 2011) 1. U vertelde in uw vorige antwoorden dat u met uw vriendjes naar Olympia ging, vooral om rotzooi te trappen. Maar ging u ook met uw eventuele vriendinnetje naar Olympia of zocht u dan een wat nettere bioscoop op? Welke? ‘Ik ben van 1931 en was een jaar of twaalf toen ik voor het eerst naar de Olympia ging. Ik denk dat we van 1943 tot 1946 deze bioscoop bezochten. In die tijd durfde je pas met een vriendinnetje naar de bioscoop te gaan als je een jaar of 17, 18 was. En in die tijd was het toch behoorlijk zeldzaam om vóór je 17de,18de jaar een vriendinnetje te hebben. Ja, de tijden zijn behoorlijk veranderd. En ik ging op mijn achttiende in 1949 voor het eerst met een vriendinnetje naar het nette Tuschinski theater. En de Olympia het ik na mijn vijftiende jaar nooit meer bezocht. Dat buurttheatertje was ons te min geworden.’ 2. Hoeveel geld kostte het om een film te kijken in Olympia? Verschilde dit per film? ‘De vaste toegangsprijs weet ik niet meer precies, maar dat hield met een cent of dertig wel op. Dat was een vaste prijs in de Olympia voor alle rangen.’ 3. Werd u wel eens door uw ouders naar de bioscoop gestuurd bij wijze van kinderdagverblijf? ‘Nee, ik ben nooit door mijn ouders naar de bioscoop of naar het zwembad, of waar dan ook naar toe gestuurd. Wel werden we op zaterdag met een kwartje en een handdoek en een stuk zeep naar het badhuis in de Polanenstraat gestuurd.’ 4. Wat deed u als u niet naar de bioscoop ging (en vrij van school had)? ‘De meesten van ons gingen vaak voetballen langs de Ringdijk bij Sloterdijk en ikzelf was daarnaast vanaf mijn twaalfde jaar lid van de voetbalclub D.W.S. Ook veel andere vriendjes waren lid van een voetbalclub of ze zaten op judo, boksen of een andere sportclub. En natuurlijk gingen we op dansles bij Jan Daniels vanaf ons zestiende jaar.’ 5. Ik heb vernomen dat de Kinkerbuurt geen rijke buurt te noemen was. Hoe was dit te zien? (bijvoorbeeld, wat voor werk deden de mensen? Wat voor kleding droeg men?) ‘De Kinkerbuurt was een arbeidersbuurt en ook Willem Holleeder woonde daar. (In de Borgerstraat), maar dat was 25 jaar mijn tijd. Men droeg normale, goedkope kleding, meestal van C & A. Trouwens, ikzelf woonde niet in de Kinkerbuurt maar in de Staatsliedenbuurt, de zogenaamde "koperen knopenbuurt". (vanwege de tramconducteurs, politieagenten en andere uniformdragers die er woonden).’ 6. Kunt u zich iets herinneren van de verzuiling? Waren er bijvoorbeeld veel katholieken of protestanten, socialisten of liberalen en was er hierdoor een (sterke) verdeling in de Kinkerbuurt? ‘Verzuiling zoals nu bestond in die tijd niet. Alles rommelde zo'n beetje door elkaar heen. Hervormd, katholiek, jood, communist of socialist. Alleen de liberalen en de gereformeerden vond je daar niet. De welgestelde liberalen vond je vooral in Amsterdam Zuid (Apollobuurt) en de gereformeerden vond je sowieso niet in Amsterdam op een paar honderd na dan.’
17
7. Waren er in de omgeving (Kinkerbuurt) nog meer gebouwen waar entertainment was? Bijvoorbeeld een jeugdvereniging of een clubhuis als de Klinker nu? ‘Nee, in mijn jeugd moest je jezelf kunnen vermaken met voetbal, diverse spelletjes op straat zoals bussietrap, pinkelen, slagbal, dieffie met verlos, bok bok berrie, tikketje, verstoppetje en veel andere spelletjes. Toen de hormonen gingen opspelen (13 - 14 jaar) werd er met de meiden veel gerotzooid in de portieken en trapportalen. Maar zelfs de woorden jeugdhonk, jeugdvereniging e.d. bestonden toen nog niet eens. En ik heb me in die tijd nooit een dag verveeld. En nu, met al die jeugdhonken, hangplekken e.d. straalt de verveling van de smoeltjes van de jeugd af.’
6. Tweede interview met Hans (13 april 2011) 1a. Met wie ging u voornamelijk naar Olympia? ‘Ik ging voornamelijk alleen, ik was nogal een einzelganger.’ 1b. Ging u met deze mensen ook naar andere bioscopen of verschilde dit? Ging u bijvoorbeeld uw eventuele vriendinnetje naar Olympia of zocht u dan een wat nettere bioscoop op? Welke? ‘Ik zou zeker niet met een vriendinnetje naar deze bioscoop zijn gegaan, dan zou ik naar Tuschinski, City of Royal zijn gegaan, vooral om dan indruk te maken.’ 2. Hoeveel geld kostte het om een film te kijken in Olympia? Verschilde dit per film? ‘Heel goedkoop, maar de exacte prijs weet ik echt niet meer, het verschilde echter niet per film.’ 3. Werd u wel eens door uw ouders naar de bioscoop gestuurd bij wijze van kinderdagverblijf? ‘Nee, ik ging uit vrije wil. Ik werd s´zondag wel door mijn ouders naar zondagschool gestuurd bij wijze van kinderdagverblijf. Ik denk dat mijn ouders niet eens wisten dat ik naar de Plum ging.’ 4. Wat deed u als u niet naar de bioscoop ging (en vrij van school had)? ‘Fietsen, o.a.naar IJmuiden naar de Pier en de bunkers in de duinen. Naar zondagschool of rolschaatsen op het Bellamyplein.’ 5. Ik heb vernomen dat de Kinkerbuurt geen rijke buurt te noemen was. Hoe was dit te zien? (bijvoorbeeld, wat voor werk deden de mensen? Wat voor kleding droeg men?) ‘De Kinkerbuurt was in mijn tijd (lees jaren 50/60) een echte arbeidersbuurt, vooral met marktkooplui. Mijn eigen vader was taxi chauffeur, mijn moeder werkte als huishoudster bij rijkere mensen in het centrum van Amsterdam. IK weet dat mijn ouders een soort afbetalingsysteemspaarsysteem hadden van spaarzegels om kleding te kunnen kopen in de Kinkerstraat (Sanders kleding). Dan moet je denken aan zondagse kleding, terlenka broekje met een overhemdje en een stropdasje.’ 6. Kunt u zich iets herinneren van de verzuiling? Waren er bijvoorbeeld veel katholieken of protestanten, socialisten of liberalen en was er hierdoor een (sterke) verdeling in de
18
Kinkerbuurt? Heeft dit iets te maken met die jeugdbendes waar u in uw vorige antwoorden over sprak? ‘Er was in mijn tijd in deze buurt geen sterke verdeling wat geloof of politieke opvatting betrof, meer bij de jeugd onderling, scheiding-strijd tussen de straten onderling. De jeugdbendes waren een beetje straat-nationalistisch, zo iets van ik woon in deze straat en die is beter dan die van jou, en jongeren onderling bevochten elkaar vanwege de status van hun straat. Jeugd uit de Kinkerstraat voelde zich bijvoorbeeld beter te zijn dan jeugd uit de ´mindere´ Tollenstraat. Dit was eigenlijk zonder enige echt gefundeerde reden, meer omdat de Kinkerstraat toen al een drukke winkelstraat was.’ 7. Waren er in de omgeving (Kinkerbuurt) nog meer gebouwen waar entertainment was? Bijvoorbeeld een jeugdvereniging of een clubhuis als de Klinker nu? ‘Je had een katholiek jeugdhonk, de Burcht, waar ook films werden gespeeld, met de entreeprijs van een kwartje. Ook daar ging ik wel eens naar toe. Het maakte niet uit dat honk katholiek was, de jeugd was allang blij dat er nog iets in de buurt gebeurde. Wat ik zelf erg leuk vond was het tweedehands boekenwinkeltje in de Jacob van Lennepstraat, met oude stripboekjes en pockets. Ik kocht Raffles (meesterinbreker) of Biggles (piloot RAF verhalen). In dit winkeltje kwam best veel jeugd bijeen. Wat ik me kan herinneren is de introductie van de televisie. (ongeveer 1958). De ijswinkels in de Kinkerstraat en de ten Katestraat hadden allebei een zwart wit televisie, met een ijsje mocht je dan voor die televisie naar kinderprogrammas en voetbalwedstrijden kijken. Dit was eigenlijk nog veel spannender dan naar de bioscoop gaan, vooral omdat de programmas op de televisie in het Nederlands waren en er eigenlijk helemaal geen nederlandse films in de bioscoop werden gedraaid.’
19
Logboek Vrijdag 18 februari 2011 13.00 – 15.00 uur
Dinsdag 22 februari 2011 14.30 – 18.00 uur en 18.30 – 20.00 uur
Dinsdag 1 maart 2011 10.30 – 15.30 uur Dinsdag 8 maart 2011 11.00 – 14.00 uur
14.30 – 16.30 uur
Dinsdag 15 maart 2011 11.00 – 18.30 uur Zaterdag 26 maart 2011 ? Zondag 27 maart 2011 10.00 – 11.00 uur
Woensdag 30 maart 2011 19.30 – 21.00 uur
Gezocht op site van het gemeentearchief en nummers noteren van bruikbare mappen voor bezoek archief. (Bijvoorbeeld map van de Bioscoopcommissie.) Gezocht naar eventuele bronnen op Picarta, Omega en de site van de UB. Site www.vervlogentijden.nl gevonden waar veel informatie op te vinden is (minder betrouwbare primaire informatie i.v.m. herinneringen). Bezoek stadsarchief Amsterdam met Milou Kwee. - Documenten bioscoopcomissie (5337): Map 1 t/m 10. Bezoek stadsarchief Amsterdam met Milou Kwee. - Krantenknipsels over diverse bioscopen; Nederlandse bioscoopbond; filmfestivals (15008 : 355). - Klein materiaal: Filmprogramma’s (15009 : 13499). - Klein materiaal: Bellamystraat (15009 : 2806). - Secundaire literatuur: Thomas Leeflang – Verstomde films: Verdwenen Amsterdamse bioscopen (2008). - Secundaire literatuur: Guus Luijters - Voormalig Amsterdamse biocopen. (1992). Bezoek Kinkerbuurt met Milou. - Bellamy Buurtmuseum: gesproken met een medewerkster en telefoonnummers en e-mailadressen verzameld van personen met informatie over de Kinkerbuurt. - Buurthuis De Havelaar: gesproken met medewerkers en telefoonnummer verschaft van persoon met meer informatie. - Gebouw Olympia, nu Amsterdam Dance Centre. Telefoonnummer van kantoor en eigenaar verschaft, eigen telefoonnummer achtergelaten. Dossier en poster gemaakt met Milou. Op aanraden van Hans Versteeg een Olympia-hyve aangemaakt: http://olympiabioscoop.hyves.nl/. Vragen bedacht en opgestuurd naar orale bronnen Hans en Joop. Dezelfde dag kregen we van allebei antwoorden terug (zie interview 1 en 2). Opbouw gemaakt voor mijn eindpaper: alvast bedacht welke informatie ik onder welk kopje wilde scharen.
20
Zaterdag 9 april 2011 13.00 – 17.00 uur
Inleiding paper geschreven.
Zondag 10 april 2011 11.00 – 14.00 uur
Begin van de situatieschets geschreven.
Maandag 11 april 2011 14.00 – 17.00 uur Dinsdag 12 april 2011 10.00 – 12.00 uur
Woensdag 13 april 2011 9.00 uur
Donderdag 14 april 2011 9.30 – 17.00 uur
Situatieschets afgemaakt en Olympia beschreven: ‘directie’, ‘hoe zag het eruit’, ‘programmering’, ‘publiek’ en ‘tijdens de voorstelling’. Nieuwe vragen bedacht voor Hans en Joop. Het eerste vragenlijstje gecombineerd met deze nieuwe vragen voor Wil (een vrouw die lid was geworden van de hyve en zich Olympia ook nog kon herinneren). Wil en Joop stuurden diezelfde dag hun antwoorden. Antwoorden bekeken die Hans had opgestuurd.
Alles in elkaar zetten: voorblad en inhoudsopgave gemaakt, literatuurlijst compleet gemaakt, conclusie geschreven en spelling gecontroleerd.
Vrijdag 15 april 2011 Eindpaper opgestuurd.
21
Literatuurlijst Secundaire literatuur Allen, Robert. “Decentering Historical Audience Studies” In Hollywood in the Neighborhood: Historical Case Studies of Local Moviegoing, geredigeerd door Kathryn H. Fuller-Seeley. (Berkeley en Los Angeles: University of California Press 2008): 21- 33. Dibbets, Karel. “Het taboe van de Nederlandse filmcultuur: Neutraal in een verzuild land” Tijdschrift voor Mediageschiedenis 9-2 (2006): 46-64. Leeflang, Thomas. Verstomde Films: Verdwenen Amsterdamse bioscopen. Soesterberg: Aspekt, 2008. Luijters, Guus. Voormalige Amsterdamse bioscopen. Amsterdam: De Kan, 1992. Thissen, Judith, et al. “Over de eigenheid van de Nederlandse filmcultuur” Leidschrift 24-3 (2009): 111-130. Bronnenmateriaal Anonymus. “Agatha Dekenstraat Winkels” Vervlogen Tijden. http://vervlogentijden.nl/agatha_dekenstraat_winkels.htm. Anonymus. “B.W.G. van Royen” Cinema Context. http://www.cinemacontext.nl/id/P000002. Anonymus. “De eerste tramlijn van onze buurt” Vervlogen Tijden. http://vervlogentijden.nl/de_eerste_tramlijn_van_onze_buurt.htm. Anonymus. “Echtpaar Roor 50 jaar gewoond in de Bellamystraat” Vervlogen Tijden. http://vervlogentijden.nl/echtpaar_roor_50_jaar_gewoond_in%20Bellamystraat.htm. Anonymus, “Een (buurt)-bioscopie pikken..?” Vervlogen Tijden. http://vervlogentijden.nl/bioscoop.htm. Anonymus. “Een nieuw bioscoop-theater te Amsterdam” Het Vaderland 17 april 1936: 3. http://kranten.kb.nl/view/article/id/ddd%3A010016542%3Ampeg21%3Ap011%3Aa0232. Anonymus. “Elisabeth Wolffstraat” Vervlogen Tijden. http://vervlogentijden.nl/elisabeteh_wolffstraat.htm. Anonymus. “Filmvoorstellingen Olympia Bioscoop” Cinema Context. http://www.cinemacontext.nl/id/B000102. Anonymus. “Gene Autry” IMDB. http://www.imdb.com/name/nm0000810/. Anonymus. “Gerangschikt op Oud-West” Homepage Amsterdamse Schoolnamen. http://www.schoolnamen.nl/gerangschikt_op_adres_in_oud.htm. Anonymus. “Olympia in de Bellamybuurt verrassend ontruimd” 24-08-2004, http://indymedia.nl/nl/2004/08/21198.shtml. Anonymus. “Oude buurtkaart verwerkt met huidige” Vervlogen Tijden. http://vervlogentijden.nl/Oude%20Buurtkaart.htm. Begraafregister De Nieuwe Ooster (1894-2005) Indexen, gemeentearchief Amsterdam.
22
Bioscoopcommissie, 5337: map 3. Stadsarchief Amsterdam. Brief aan de burgemeester van de Secretaris van de Bioscoopcommissie: bioscoopvergunning voor G.N. Ottema wordt verleend. 7 juni 1950. Bioscoopcommissie, 5337: map 3. Stadsarchief Amsterdam. Brief van G.N. Ottema aan de Bioscoopcommissie. 5 januari 1950. Joop1. “Re: Het Westerpark als speelplaats” Geheugen van West 1 augustus 2006. http://www.geheugenvanwest.nl/page/2498/nl. Kinkerstraat – Amsterdam. Educatief filmpje, gemaakt door ETV.nl. 2008. http://www.zideo.nl/index.php?option=com_youtube&tag=brand+beuving&tubeid=QQN6Uv2Sfns&f eature=youtube_gdata_player&zideo=6b773d3d. Klein materiaal: bioscopen. 15009: 13499. Stadsarchief Amsterdam. Filmprogramma’s, advertenties bioscopen. Augustus 1948. Komen, Joop. Geboren in 1931. Interview per e-mail, 27 maart en 12 april 2011 (zie bijlage 1 en 5). Kuijkens, Loes. “Markt Ten Catestraat” Geheugen van West, 8-12-2009 http://www.geheugenvanwest.nl/page/12342/nl. Kwee, Milou en Wendy Kerkvliet. “Voormalige Olympia Bioscoop (Bellamystraat)” Hyves - 26 maart 2011. http://olympiabioscoop.hyves.nl/. Marthe Richard, de spionne. Reg. Raymond Bernard, Scen. Bernard Zimmer, Act. Edwige Feuillère, Délia Col en Marthe Mellot. Paris Film, 1937. Passagier, die verdween, de. Reg. Paul Mundorf, Scen. Géza von Cziffra en Hans Meddin, Act. Gustav Diessl, Carola Höhn en René Deltgen. UFA, 1939. Recht van de sterkste, het. Reg. Hal Roach Jr. en Hal Roach, Scen. Mickell Novak en George Baker, Act. Victor Mature, Carol Landis en Lon Chaney Jr. Hal Roach Studios, 1940. Ruijter, Frits de. “Wandeling door Oud-West”, Geheugen van West 30 april 2008 http://www.geheugenvanwest.nl/page/6875/nl. Versteeg, Hans. Geboren in 1947. Interview per e-mail, 27 maart en 13 april 2011 (zie bijlage 2, 3 en 6) Wil. Interview per e-mail 12 april 2011, krabbel op hyves 31 maart 2011 (zie bijlage 4).
23