666
14. 5.2. Levensbeschouwing en zingeving in het zorgplan drs W.v.d.Wouw
Inleiding In het leven van mensen met een verstandelijke beperking spelen levensbeschouwing en zingeving een voorname rol. Derhalve zullen deze levensaspecten in het persoonlijk plan een plek moeten hebben. In deze paragraaf wordt aangegeven hoe dat zou kunnen. Eerst wordt ingegaan op het belang van het levens-
667
verhaal. Vervolgens wordt de relatie tussen zingeving en zorgplanning verder uitgediept. Nadat verschillende zorgplanmodellen verkend zijn, worden tenslotte de kernpunten ervan verhelderd. Tenslotte wordt aangegeven op welke wijze de geestelijk verzorger bij het formuleren van vragen op het gebied van zingeving betrokken kan zijn.
Het levensverhaal1 Een mens met een verstandelijke handicap wil zoals ieder ander gekend en verstaan worden, ook in zijn vragen over zijn leven, zijn zin- en geloofsbeleving. Een goed middel hiertoe is het levensverhaal. Het is van belang zowel voor het zelfverstaan van de verstandelijk gehandicapte zelf alswel voor het verstaan door degenen die hem ondersteunen.2We willen aangeven waarom dat zo van belang is. Ieder mens heeft een geschiedenis. Hij is gevormd door opvoeding en omgeving. Die achtergrond maakt hem tot persoon, geeft hem een zekere identiteit. Van huis uit krijgt hij ook waarden en normen mee. Zijn verwachtingen krijgen de eerste contouren en daarmee zijn toekomstperspectief. Die geschiedenis maakt waarom hij zó tegen het leven aankijkt en waarom hij op déze wijze in het leven staat. Nieuwe ervaringen en ontmoetingen op zijn levensweg geven voortdurend een nieuwe kleur aan zijn achtergrond. In het leven van alledag speelt deze achtergrond meestal onbewust mee. Maar op bepaalde momenten in het bestaan zal uitdrukkelijk blijken wat het waard is en of wat deze mens heeft meegekregen en heeft gevormd ook perspectief biedt. Te denken valt bijvoorbeeld bij verliessituaties, levensovergangen, ziekte, verandering in wonen of werken of bij het naderende levenseinde. De mens met een verstandelijke handicap wil gekend worden, juist ook in zijn levens- en zingevingsvragen –ook al spreekt hij daarover niet met zoveel woorden, maar drukt het wellicht des te meer uit in gedrag. Ondersteuners zullen veelal interpretoren en vertalers zijn van die vragen. Om dat mogelijk te maken zullen zij kennis moeten hebben van de persoon, kennis dus van zijn levensverhaal. Het gaat om vragen als: Wat is zijn geschiedenis? Wie en wat is daarin bepalend geweest? Wie of wat heeft hij daarin verloren en wat betekende dit voor hem? Waaraan beleefde hij geborgenheid, angst, hoop, vertrouwen? Welke verhalen en beelden zijn hem vertrouwd. Wat drukken zij uit? Wat betekent geloof voor hem en welke beelden heeft hij daarbij? Maar ook is het belangrijk kennis te hebben van zijn huidige zingevingsbronnen.3 Waarvan leeft hij nu? Hoe beleeft hij zichzelf en hoe anderen? Wat is zijn drijfveer, wat is zijn perspectief? Om een levensverhaal te kunnen maken zullen verschillende bronnen moeten worden aangeboord. Methodische interviews met de betrokkene allereerst en met degenen die hem goed kennen of in het verleden hem goed gekend hebben. Ook dossieronderzoek kan relevante gegevens opleveren. Daarnaast is nauwkeurige observatie door degenen die bij de ondersteuning betrokken zijn van belang,
668
maar tegelijk vraagt het om meer dan dat. Het vraagt vooral om een onbevangen blik. Want in een levensverhaal zijn we niet alleen geïnteresseerd in de feiten, maar vooral in de betekenis die deze feiten voor de betrokkene hebben. Het vraagt kortom om een goede inleving. We zullen ons zo goed mogelijk moeten proberen te verplaatsen in de ander, in zijn beleving. Vooral in datgene wat in het leven van deze mens als zinvol of misschien wel als zinloos wordt beleefd. Het levensverhaal veronderstelt namelijk geen object-benadering, die bijvoorbeeld eigen is aan diagnostiek en waarbij de persoon tot object wordt genomen om bepaalde gedragingen zo objectief mogelijk te kunnen beschrijven. Het levensverhaal vertrekt vanuit het subject en beschrijft zijn belevingen en de betekenissen die hij geeft aan bepaalde gebeurtenissen, relaties en handelen.Met andere woorden een levensverhaal ontstaat vanuit de ontmoeting en heeft een dialogaal karakter.4 Of die beleving of betekenis overeen komen met de feitelijkheid is minder van belang. Voor een goede methodische inleving zijn methoden ontwikkeld, die het beste door meerdere personen die de betrokkene goed kennen kan worden gevolgd. Een dergelijke intersubjectieve benadering kan het beste garanderen dat al té eenzijdige interpretaties worden gezeefd.5 Aan dit alles ligt de overtuiging ten grondslag, dat alle gedrag –hoe bizar soms ook- zin en betekenis heeft. Die betekenis wordt vaak pas duidelijk als we naar het levensverhaal van betrokkene kijken en afstand durven nemen van onze eigen opvattingen en oordelen.6 Veel van wat tot dan toe onbegrepen was, kan verstaan worden, kan in ieder geval beter geaccepteerd en gerespecteerd worden. Zo kan ook beter de vraag begrepen worden die achter dit gedrag verscholen ligt. Niet zelden gebeurt het, dat er dan ook weer nieuwe perspectieven gezien worden om iemand te ondersteunen. Immers een mens is méér dan zijn afwijking of tekort. Bepaalde beelden en opvattingen kunnen immers ook hulpverleners tot gevangenen maken van eigen of aangeleerde ideeën die verhinderen dat er nieuwe wegen worden ingeslagen omdat men zich neerlegt bij de feiten. Zo is het levensverhaal een belangrijke bron om zingeving, levens- en geloofsvragen op het spoor te komen van een mens met een verstandelijke handicap, waardoor hem weer een nieuwe perspectief kan worden aangereikt. Aanvankelijk werden levensverhalen van mensen met een verstandelijke handicap vooral plaatsvervangend door zorgondersteuners en/of naasten gemaakt. Nu steeds meer het belang wordt onderkend om mensen met een verstandelijke handicap zodanig te ondersteunen dat zij zoveel mogelijk de regie over hun eigen leven kunnen nemen en zelf keuzen kunnen maken, worden zij in toenemende mate ook zelf auteur en beheerder van hun eigen levensverhaal. Om die reden zijn de laatste jaren methoden ontwikkeld die mensen met een verstandelijke handicap kunnen helpen om hun eigen levensverhaal te ‘schrijven’.7 Maar ook levensboeken8 worden steeds vaker gebruikt en vormen een persoonlijk document waarin met name de levenslijn, gebeurtenissen, relaties en activiteiten die voor betrokkene van belang zijn worden gevisualiseerd. Soms bestaat er naast het levensboek een op schift gesteld levensverhaal, waarin met name de betekenis van voor betrokkene belangrijke gebeurtenissen, relaties en activiteiten wordt verwoord. Omdat de mogelijkheden van deze mensen erg variëren kan men nooit volstaan met het ontwikkelen van één model dat in alle
situaties toepasbaar is. Vaak zal een grote mate van creativiteit nodig zijn om uit het voor handen zijnde materiaal een compositie te maken die aansluit bij de mogelijkheden van deze mens
Zingeving in relatie tot het zorgplan of het persoonlijk plan Het is van belang dat zorgondersteuners en zorgaanbieders zorgvuldig omgaan met de wijze waarop aan zingevingsaspecten van het leven aandacht wordt geschonken. Zoals op veel gebieden gekeken wordt waar en hoe mensen ondersteuning nodig hebben om de kwaliteit van hun bestaan te bevorderen, zo moet dat ook gebeuren ten aanzien van zingeving en levensbeschouwing als onderdeel van kwaliteit van bestaan. Daarom dient deze vorm van begeleiding integraal onderdeel te zijn van zorgverlening. Binnen het geheel van zorgvoorzieningen kan men stellen, dat de geestelijke verzorging binnen de zorg voor en ondersteuning van mensen met een verstandelijke handicap een specifieke plaats inneemt. Immers de mens met een verstandelijke handicap stelt zelf meestal geen acute en directe vraag naar geestelijke verzorging. Toch is er die vraag wél. Het is de vraag naar iemand die waakt over zijn levensverhaal en over de humaniteit van de zorg. Maar voor het verstaan en eventueel formuleren van zijn vraag is de mens met een verstandelijke handicap in belangrijke mate afhankelijk is van wat anderen voor hem -plaatsvervangendformuleren. In zorginstellingen worden voor iedere zorgvrager afzonderlijk persoonlijke of ondersteuningsplannen ontwikkeld op basis van een individuele ondersteuningsvraag. Er worden verschillende termen gebruikt voor wat eerder meer algemeen een zorgplan genoemd werd en de laatste tijd onder invloed van ontwikkelingen ondersteunings-, begeleidingsplan of persoonlijk toekomstplan wordt genoemd. Hierin wil men tot uitdrukking brengen dat de participatie en eigen keuzen van een mens met een verstandelijke beperking meer centraal staan. Soms wordt de term ‘zorgplan’ nog afzonderlijk gebruikt, met name voor cliënten waarbij het accent meer op zorg ligt dan op ondersteuning omdat zij in veel opzichten afhankelijk zijn van de begeleiding van anderen. Te denken valt aan mensen met een (zeer) ernstige verstandelijke handicap of mensen die vanwege ouderdom, ziekte of mate van handicap verpleegbehoeftig zijn. Daarnaast komt ook de term ‘behandelplan’voor. Het betreft dan vooral cliënten met psychische of gedragsproblemen, waarvoor een psychologische en/of psychiatrische behandeling is geïndiceerd. Wij kiezen voor de term 'persoonlijk plan', omdat in deze benaming het individuele karakter het beste tot zijn recht komt. Steeds meer worden mensen met een verstandelijke beperking zelf betrokken bij de totstandkoming van een persoonlijk plan. Wat wij eerder hebben gezegd over het participeren van de betrokkene zelf bij het maken van het levensverhaal, geldt ook voor het persoonlijk plan. Er zullen op maat gesneden methodieken moeten worden gezocht of ontwikkeld, die maximale participatie aan het totstandkomen van het persoonlijk plan van betrokkene kan garanderen Het is evident dat ondersteuningsvragen een bijdrage zullen moeten leveren aan de levenskwaliteit van deze individuele mens. Die kwaliteit is individueel bepaald en zal onmiddellijk samen hangen met datgene wat voor deze mens zin- en bete-
670
kenisvol in zijn leven is. Zoals we gezien hebben biedt het levensverhaal hiervoor belangrijk bronmateriaal. In dat levensverhaal dient ook de eventuele godsdienstig-culturele achtergrond een plaats te hebben omdat het mede bepaalt wie deze mens is. “Bij het formuleren van de zorgvraag zal een belangrijke paragraaf moeten handelen over in inschatting hoe de betreffende persoon op het gebied van zingeving, levens- en geloofsvragen in de wereld staat.”9 Ook bij het formuleren van het concrete ondersteuningsaanbod zal moeten worden aangesloten bij de achtergrond en de levensweg van deze mens met een verstandelijke beperking.
Verschillende modellen In verschillende modellen van persoonlijke plannen zien we meer of minder uitdrukkelijk een onderdeel zingeving of levensbeschouwelijke aspecten zoals de Inspectie dat bedoelt. Modellen die in de praktijk gebruikt worden zijn in de kern herleidbaar tot twee modellen. Als onderdeel In het persoonlijk plan wordt een apart onderdeel ‘Zingeving’opgenomen naast andere onderwerpen zoals bijvoorbeeld Zelfverzorging, Dagbesteding/Werk, Ontspanning e.d. Hierin wordt concreet gemaakt wat voor betrokken cliënt vanuit zijn eigen levensbeschouwelijke en/of geloofsachtergrond belangrijk is. Dat kan breed verstaan worden in die zin, dat wordt aangegeven wat voor betrokkene zingevend is op het vlak van relaties en activiteiten. Soms wordt het ‘smal’vertaald tot het godsdienstige domein en worden de voorkeuren en activiteiten aangegeven waarmee betrokkene uiting geeft aan zijn religieus/godsdienstige behoeften. Het nadeel van dit ‘model’ is, dat zingeving tot een afzonderlijk domein wordt gemaakt op gevaar af, dat het geen verbinding heeft met andere aspecten van het leven. Het voordeel van dit model is, dat in het dagelijks handelen meer aandacht zal zijn om ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan datgene wat is vastgelegd en dat het in evaluaties ook toetsbaar wordt. Als fundament.10 Omdat zingeving natuurlijk nooit 'los verkrijgbaar' is, maar de basis vormt van het hele bestaan, lijkt het ons fundamenteler om datgene wat zingevend is in het bestaan van een mens met een verstandelijke handicap de basis te laten zijn voor een persoonlijk plan. Het levensverhaal levert hiervoor de bronnen. Anders gezegd: het levensverhaal vormt het fundament waarop vervolgens het persoonlijk plan wordt gebouwd. Het Leitmotiv van of rode draad in het levensverhaal dient het leidende principe te zijn voor het perspectief van deze mens. Kennis van zijn zingevingsbronnen maken het mogelijk hieraan een concrete vertaling te geven. Deze zingevingsbronnen kunnen belangrijke relaties zijn, maar ook activiteiten of bepaalde waarden. Soms zijn zingevingsbronnen weggevallen en ontbreken daardoor belangrijke elementen die het leven de moei-
671
te waard maken. Dan zal ondersteuning erop gericht dienen te zijn om voorwaarden te creëren dat het mogelijk maakt nieuwe zin te vinden. Kernpunten Het is bijna onmogelijk om in deze bijdrage een concrete handleiding te geven op welke wijze zingeving onderdeel dient te zijn van een persoonlijk plan. Omdat steeds vaker mensen met een verstandelijke handicap zelf een actieve rol vervullen in zowel in het totstandkomen van zijn levensverhaal als persoonlijk plan, worden afhankelijk van hun mogelijkheden diverse methoden gevolgd. Op grond van het levensverhaal zouden in het persoonlijk plan in ieder geval de volgende vragen gesteld moeten worden en zou een weg aangegeven moeten worden om tot een antwoord te komen, dat realiseerbaar is: - Welke mensen zijn voor mij belangrijk? Wat beleef ik aan het contact met hen? Hoe kan ik dit contact bestendigen? En als deze relaties er niet (meer) zijn: Welke contacten zoek ik en wat zou ik daar aan willen beleven? - Welke activiteiten (in werk, dagbesteding, hobby's) zijn voor mij belangrijk? Wat ontleen ik hieraan? Zijn er andere activiteiten waarbij mijn gevoel van eigenwaarde zou toenemen? - Welke verwachtingen heb ik van mijn leven? Waarmee wil vertrouwd raken? Waarvoor of waartegen wil ik beschermd worden? - Wat zijn mijn vragen bij mijn leven (en geloven)? Hoe laat ik dat zien? Hoe wil ik dat anderen mij daar bij helpen? - Welke (geloofs)beelden of (geloofs)verhalen kunnen mijn groei bevorderen of juist een belemmering vormen? Hoe wil ik dat anderen daarmee omgaan? Hoe kan ik daar een vorm aangeven die bij mij past? Al jaren geleden noemde een inspecteur van de Geestelijk Volksgezondheid, betrokken bij de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, de beantwoording van levens- en geloofsvragen een belangrijk criterium voor zorgkwaliteit. “Als bij hulpverleningsplannen en in zorgverleningshandelen niet uitdrukkelijk plaats zou zijn voor dit hoofdaspect van zorg is het goed mis. Deze kwaliteitstoets wordt en zal blijven worden gelegd vanuit de GIGV.”11 De Inspectie zal bovendien de concrete vertaling vanuit het persoonlijk plan in het dagelijks leven toetsen. Immers zo stelt de Inspecteur: “Mooie woorden garanderen nog geen goede zorg”.12
Voorbeelden We willen een drietal voorbeelden geven van concrete modellen, waarin de zingeving beschreven wordt. Model ‘Philadelphia’ Het model Levensbeschouwelijk ondersteunen van Stichting Philadelphia Zorg ten behoeve van zorgkundigen om mensen met een verstandelijke handicap levensbeschouwelijk te ondersteunen.13 Dit model gaat uit van een viertal lagen in de communicatie met een cli
672
ënt: de laag van de feiten, de gevoelens, de (dagelijkse) levensbeschouwing en spiritualiteit. Met behulp van deze communicatielagen worden de leefsferen van een cliënt in beeld gebracht. Deze leefsferen bestaan uit wonen, werk, vrije tijd, relaties en zorg. De lagen vormen als het ware concentrische cirkels. Het model veronderstelt een goed contact en dus en sfeer van vertrouwen tussen zorgkundige en cliënt, waarin het levensverhaal gedeeld kan worden. Maar dit model veronderstelt tevens een juiste attitude aan de kant van de zorgkundige om in de communicatie ook de ‘binnenkant’van de cliënt in beeld te krijgen. Bijscholing van zorgkundigen zal noodzakelijk zijn om hen in deze wijze van communiceren te scholen. De cliënt staat in dit model centraal en houdt de regie over zijn leven. Bij een goede dialoog met hem zal duidelijk worden welke doelen hij zichzelf stelt met betrekking tot de verschillende levensdomeinen. Dat kan vervolgens een vertaalslag krijgen in een persoonlijk plan waarin wordt uitgewerkt op welke wijze de cliënt deze doelen wil bereiken en welke ondersteuning hij daarbij behoeft. Model ‘Mensen met een verhaal’ Een ander voorbeeld vormt het model “Levensverhaal”.14 In dit model worden concrete handreikingen gegeven voor het maken van een Levensverhaal. De nadruk ligt hierin nog sterk op de betrokkenheid van belangrijke anderen, maar de praktijk leert dan de eigen mogelijkheden van de cliënt voldoende benut kunnen worden om zijn eigen bijdrage te kunnen leveren. Onderdeel van dit model is het zogeheten inlevingsverhaal. Belangrijke anderen (uit het netwerk van de cliënt) leven zich aan de hand van concrete vraagstellingen in de cliënt in en bespreken dit met elkaar met als doel zicht te krijgen op de eigen beleving van de cliënt. In dit model kunnen zogeheten zingevingsbronnen en vragen uit het levensverhaal worden gedestilleerd. Deze kunnen aanleiding zijn om ondersteuningsvragen te formuleren. In dit model worden verschillende trajecten uit de praktijk beschreven waarin de relatie van het levensverhaal (zingeving) en ondersteuningsplan concreet wordt gemaakt. Ook dit model veronderstelt een vertrouwensvolle communicatie en dialoog met de cliënt. Bijscholing van ondersteuners is ook hier een wezenlijke voorwaarde voor een goed functioneren. Model Levensboek ‘Vizier’ Tenslotte noemen wij het model “Levensboek”.15 Feitelijk betreft het een in beeld gebracht levensverhaal, dat in het bezit en dus eigendom is van de cliënt. Afhankelijk van zijn mogelijkheden ondersteunen belangrijke anderen uit het netwerk van de cliënt hem in het maken van het levensboek. Een handleiding geeft hiervoor praktische aanwijzigingen. Het levensboek beslaat alle belangrijke levensdomeinen van de cliënt. Doel is niet alleen de feitelijkheden in beeld te brengen maar ook de zinbeleving. De kwaliteit van de communicatie zal een belangrijke voorwaarde zijn om de zinbeleving daadwerkelijk zichtbaar te maken. Het levensboek kan een belangrijk communicatiemiddel voor de cliënt vormen om met anderen in gesprek te gaan over wat voor hem belangrijk is. Het is evident dat ondersteuners die betrokken zijn bij het maken
van een persoonlijk plan kennis dienen te hebben van de inhoud van het levensboek. Deze samenhang wordt wel als wenselijk gezien, maar wordt niet concreet beschreven.
Betrokkenheid van de geestelijke verzorging Juist omdat de individuele ondersteuningsvraag allesbepalend is voor ondersteuning die op welk vlak dan ook wordt geboden, is het zaak dat ook de Geestelijke Verzorging betrokken is en blijft in het proces waarbij de vragen op het gebied van zingeving worden geformuleerd. Ook hiervoor zijn verschillende routes denkbaar. Welke route (strategisch) het beste gevolgd kan worden zal afhangen van een aantal factoren, dat per voorziening kan verschillen. Daarbij is onderscheid te maken tussen de voorbereidings- en uitvoeringsfase. In de voorbereidingsfase wordt namelijk bepaald welke onderdelen een persoonlijk plan zal bevatten en wie concreet bij de uitvoering betrokken zullen zijn. In de uitvoeringsfase worden de concrete ondersteuningsvragen bepaald en tevens de weg waarlangs deze worden gerealiseerd. In de voorbereidingsfase is de vraag belangrijk: Welke actoren zijn bepalend in het proces waarin keuzen worden gemaakt voor de vorm en inhoud van het levensverhaal en het persoonlijk plan en het te volgen traject om hieraan uitvoering te geven? Is daarin ruimte voor de geestelijk verzorger? Of ziet hij kans de opinion leaders in dat proces positief te beïnvloeden en te motiveren? Als dat het geval is, kan hij mogelijk mede -direct of indirectde inhoud van een persoonlijk plan bepalen, waardoor de plaats van zingeving het beste kan worden gegarandeerd. Het model dat uiteindelijk gekozen wordt (zingeving als afzonderlijk domein of als fundament) zal mede afhangen van de mens- en zorgvisie van de voorziening en de wijze waarop de opinion leaders binnen de voorziening bereid zijn hierop inhoudelijk te reflecteren. In dit proces kan de geestelijk verzorger een katalysatorfunctie vervullen. Ook ten aanzien van de uitvoeringsfase, als dus de levensverhalen en persoonlijke plannen worden gemaakt, is het belangrijk dat de geestelijk verzorger betrokken blijft. De wijze waarop hij aan zijn betrokkenheid gestalte geeft zal wederom afhangen van eerdere keuzen die binnen de voorziening zijn gemaakt en waarop hij of zij al dan niet invloed heeft kunnen uitoefenen. Maar het zal ook afhangen van fysieke mogelijkheden, zoals het aantal cliënten enerzijds en het aantal beschikbare geestelijk verzorgers anderzijds. Grofweg geschetst zijn hierbij vier routes denkbaar: 1) De geestelijk verzorger neemt zelf het onderdeel zingeving voor zijn rekening in afstemming met de cliënt en zijn belangenbehartigers en in samenwerking met de eerstverantwoordelijke ondersteuner. Dat kan zowel t.a.v het levensverhaal als voor een onderdeel zingeving in het persoonlijk plan. 2) De geestelijk verzorger is betrokken bij besprekingen van het persoonlijk plan en kan zo zijn inbreng garanderen. 3) De geestelijk verzorger kan zich laten consulteren door degenen die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van het persoonlijk plan. Hierbij is natuurlijk
674 wel van belang dat betrokkenen goed weten wanneer en waarvoor zij hem kunnen consulteren. 4) De geestelijk verzorger biedt in de vorm van bijscholing de noodzakelijke kennis, attitude en vaardigheden aan ten behoeve van degenen die verantwoordelijk zijn voor het maken van het persoonlijk plan. Welke van deze routes gevolgd wordt zal o.a. afhangen van de hierboven geschetste factoren, van de plaats van de geestelijke verzorging binnen de voorziening en van wat strategisch wenselijk c.q. haalbaar is. Maar dat de geestelijk verzorger betrokkenheid dient na te streven c.q. te claimen ter wille van integrale en goede kwaliteit van zorg, moge duidelijk zijn.
Noten 1
Onder het levensverhaal verstaan wij een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van de wijze waarop een persoon zin en betekenis aan zijn leven beleeft, waaraan hij dat beleeft en hoe dat vroeger is geweest. Eigenlijk is ‘levensverhaal’ in de betekenis waarin wij het willen verstaan synoniem voor ‘zingevingsverhaal’ omdat in het levensverhaal de zingevingsbronnen besloten liggen. De reconstructie van het levensverhaal kan geschieden vanuit diverse bronnen, waarvan het historische levensverhaal er één is. Het verhaal is dynamisch van aard, dat wil zeggen het wordt verder geschreven, is nooit af en kan altijd verder worden genuanceerd. Cfr. Oosterhout, A. van, Spit, Th., Wouw, W. van de, Mensen met een verhaal. Een narratief-pastorale benadering van mensen met een verstandelijke handicap. Hoevelaken. 1996. Hierin wordt de betekenis van het levensverhaal en de implementatie ervan in de zorgverlening uitvoerig beschreven; tevens worden er concrete werkmodellen aangereikt. Een studie van levensverhalen is te vinden in de bijdrage van Meininger, H.P., Werken met levensverhalen: een narratief-ethische verkenning. In: Nederlands tijdschrift voor de zorg aan verstandelijk gehandicapten, jrg.29, nr. 2 (juni 2003), p. 102-119 2 Nusselder drs. I., Het zal ons een zorg zijn (doctoraalscriptie). Assen 2002. Uitgave in eigen beheer. p. 74 3 Het betreffen belangrijke waarden, relaties en vormen van handelen. Hierbij gaat het vooral om de betekenis ervan. 4 Het dialogale karakter van het levensverhaal komt volgens Meininger vooral tot uitdrukking in het model van Van Oosterhout, Spit en Van de Wouw. Zie: Meininger, H.P., Zorgen met zin. Ethische beschouwingen over zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. Amsterdam, SWP 2002, p.112 e.v. Wouw, W.v.d., Levensverhaal als middel tot ontmoeting. In: Meininger H.P. (red), Van en voor allen. Wegwijzers naar een inclusieve geloofsgemeenschap met mensen die een verstandelijke handicap hebben. Zoetermeer, Meinena, 2004, p. 157 e.v. 5 Het inlevingsverhaal is een ontworpen methodiek, waarbij wordt getracht door middel van inleving of identificatie te beschrijven hoe een ander mens in zijn leven staat en wat hij daarin belangrijk vindt en hoe hij zich daarin openbaart. Een werkmodel en voorbeelden hoe dit in de praktijk te gebruiken zijn te vinden in: Oosterhout e.a. (1996) 6 Gielen, J., Gedrag en zingeving. In: Gedragsgestoordheid. De stand van zaken. NGBZ 1985. 7 Voorbeelden hiervan zijn o.a. de Persoonlijke Toekomstplanning, Persoonlijk Plan (Meare, Eindhoven). 8 Werkgroep Vizier, Levensboek en handleiding, Budel: Damon 2000. 9 Klapwijk, drs. E, inspecteur Gezondheidszorg verstandelijk gehandicapten, Beantwoording van levens- en geloofsvragen als criterium van zorgkwaliteit. In: Aandacht voor levens- en geloofsvragen, Groningen 1993 10 Oosterhout e.a. (1996), ibid 11 Klapwijk (1993), ibid. 12 Klapwijk (1993), ibid. 13 Levensbeschouwelijk ondersteunen. Uitgave van Stichting Philadelphia Zorg 2004 14 Oosterhout, e.a. (1996), ibid. 15 Werkgroep Vizier, Levensboek en handleiding, Budel: Damon 2000.
675 Literatuur Gielen, J., Gedrag en zingeving. In: Gedragsgestoordheid. De stand van zaken. NGBZ 1985. Klapwijk, drs. E, inspecteur Gezondheidszorg verstandelijk gehandicapten, Beantwoording van levens- en geloofsvragen als criterium van zorgkwaliteit. In: Aandacht voor levens- en geloofsvragen, Groningen 1993. drs. I Nusselder, Het zal ons een zorg zijn (doctoraalscriptie). Assen 2002. Uitgave in eigen beheer. p. 74 Oosterhout, A. van, Spit, Th., Wouw, W. van de, Mensen met een verhaal. Een narratief-pastorale benadering van mensen met een verstandelijke handicap. Hoevelaken. 1996. H.Rijksen (red.), Leven in het zorgplan. Levensvragen in het zorgplan voor mensen met een verstandelijke handicap. Damon, Budel 2002. J.H.Smit, Levensbeschouwelijk ondersteunen. Stichting Philadelphia Zorg. Nunspeet 2004. Werkgroep Vizier, Levensboek en handleiding. Damon, Budel 2000.