Inleiding Het begon met een vraag van twee mannen van Uitgeverij Lannoo. Ze vroegen me of ik geen zin had om een boek te maken met tien vrouwenportretten. De vrouwen mochten uit alle sectoren komen, uit Nederland of uit Vlaanderen, bekend zijn of onbekend. Het enige wat ze met elkaar gemeen moesten hebben, was minstens veertig zijn. Ik ging zeven jaar terug in de tijd en zei ja. Zou het niet mooi zijn, bedachten we toen al pratend, als er ook portretfoto’s instonden die op hun specifieke manier een leven vertellen? Ook gemaakt door een vrouw. Portretfotografe Lieve Blancquaert – op de rand van veertig - vond zich meteen terug in het project. Lieve en ik gingen vervolgens rond de tafel zitten. Zoekend naar namen beseften we al snel dat de persoonlijke levensverhalen van deze tien vrouwen symbool zouden staan voor de vele vrouwen die ons in het dagelijkse leven omringen. Iedere vrouw moet immers vroeg of laat nadenken over haar lichaam, relaties, een carrière, kinderen, afscheid nemen, oud worden. Lezen hoe anderen dat soms met de moed der wanhoop maar ook met veel humor hebben gedaan, kan een troost en een steun zijn. Veertig is immers de leeftijd waarop het voor een vrouw anders wordt. De kinderwens moet noodgedwongen worden opgeborgen, de huid is nooit meer strak te krijgen, een kleurshampoo verbergt niet langer het grijze haar. Aan de vrouw de keuze: haar leeftijd aanvaarden of er met alle cosmetische en plastische middelen tegenin gaan. Het stond van bij het begin vast: in dit boek zouden we kiezen voor vrouwen die ‘s ochtends in de spiegel kijken en uit hun rimpels de verhalen van hun leven durven lezen. Dat ze gelachen hebben, veel. Gepiekerd en gehuild. Dat met de tijd ook rust is gekomen, weten wat je waard bent, wat je kunt en wilt. En wat de buitenwereld ervan denkt, doet niet langer veel ter zake. Veertig. Het getal bleef in Lieves hoofd zitten. Een reeks kinderportretten voor de klas van haar dochter bracht op een avond de inspiratie voor wat het tweede luik van het boek is geworden. Veertig bijna lichtgevende vrouwenportretten tegen eenzelfde tederblauwe achtergrond, blote schouders en zonder juwelen, het gezicht vrij, allen opgemaakt door visagiste Kim Printemps. Alles en niets te verliezen. Trots, maar zacht. Vrouwen. Altijd iemands moeder, dochter, geliefde. Maar na veertig, ook en vooral: zichzelf. Ze hebben ons hun verhalen verteld, open en vrijmoedig. Kwetsbaar en sterk. Voor die moed zijn we hen ontzettend dankbaar. Betty Mellaerts en Lieve Blancquaert
Uit: Vrouw, ISBN 90-209-4964-0 © Uitgeverij Lannoo, 2003 www.lannoo.com
1
Fragment uit het interview met Kaat Tilley In een grote nieuwe opslagruimte bij ons huis bewaarde mijn vader producten voor de schoonheid en de esthetiek van de vrouw. Hij had een parfumerie en verkocht alle denkbare materialen voor kapsalons. Hij was een zakenman met een warm hart die door veel mensen geliefd werd, maar bij ons thuis was hij streng. Hij zei weinig, maar als hij sprak, hadden zijn woorden gewicht. Van het oude magazijn mocht ik mijn slaapkamer maken. Het was een zalige ruimte, heel groot, en ik mocht ermee doen wat ik wilde. Als klein meisje al was ik creatief bezig. Ik had een goede stem, zong in een koor, vaak ook solopartijen. Toen ik een jaar of acht was, kreeg ik van mijn ouders een gitaar. Ik heb ze niet echt goed leren bespelen, maar ik beeldde me toch in dat ik een groot zangeres was. Met vriendjes deden we alsof we een beroemde popgroep waren. Mijn kamer heb ik om de haverklap anders gedecoreerd, ze heeft alle kleuren van de regenboog gehad. De meubeltjes waren oud, maar ik schilderde ze telkens anders en ik had er veel planten staan, sommige heb ik jarenlang gekoesterd. In je jeugd wordt de kiem gelegd van alles wat je later gaat worden en ik mag van geluk spreken: ik heb veel mogelijkheden gekregen om me te ontplooien. Op de humaniora had ik het gevoel dat ik op alle manieren verstoten werd. Ik had een paar vrienden, vaak meisjes uit de hoogste klassen die ook een artistieke neiging of achtergrond hadden. Tussen de anderen paste ik niet. Naar mijn gevoel liepen zij te rechtdoor in het leven, ik wou graag de zijstraatjes nemen. Met de leerkrachten die mij graag mochten, had ik een speciale band. Voor de anderen was ik een onmogelijk kind. Ik moest er altijd ergens uitspringen, kon niet braaf in een hoekje van de klas zitten zonder op te vallen. Was het niet met mijn kleding, dan zorgde ik er wel voor dat ik iets zei of deed waardoor ik de aandacht trok. Dat deed ik ook met mijn zus. Zij is vijf jaar ouder dan ik en als ze vriendinnen op bezoek had, stelde ik me enorm aan. In mijn puberteit is die drang om druk te doen gekanteld en heb ik me in mezelf gekeerd. Ik werd ontzettend verlegen en gesloten. De zin voor avontuur en de behoefte om te experimenteren bleven wel, maar dat deed ik in stilte. Toen ik vijftien was, wou ik weg van school. Ik had geen idee wat ik zou gaan doen. De oplossing kwam van vrienden van mijn ouders, heel ernstige mensen. Hun zoon studeerde fotografie aan Sint-Lukas in Brussel, een school die in de jaren zeventig een kwalijke reputatie had: er zaten hippies! Ik wist niet wat Sint-Lukas precies voorstelde, alleen dat je er niet zo betutteld werd als in het traditionele onderwijs en er artistiek bezig kon zijn. Op voorwaarde dat ik de afdeling binnenhuisarchitectuur volgde -- daarin zat nog het woord ‘architect’ -- mocht ik van mijn ouders overstappen. Van zodra ik op Sint-Lukas was, stapte ik over op plastische kunsten terwijl ik helemaal niet de gave had om fantastisch te kunnen tekenen. Maar mijn vader schilderde. In zijn vrije tijd maakte hij kopieën van grote meesters en daar was ik door geïmponeerd. Hij hield er echt van en kon er heel passioneel over praten. Dat eerste jaar was een tegenvaller voor mijn ouders, maar fantastisch voor mij. Ik kwam uit een strenge nonnenschool en kreeg plotseling de totale vrijheid. Die kon ik niet aan. Ik leerde vrienden kennen, kwam in een andere wereld terecht, ‘broste’ veel en zakte voor mijn examens. Mijn vader riep me streng tot de orde: ‘Je krijgt een tweede kans, maar als je dan niet slaagt, moet je gaan werken.’ Achteraf bekeken zou hij dat dreigement nooit uitgevoerd hebben, maar op dat moment meende hij wel wat hij zei en dat wist ik. Van dan af heb ik mijn studies serieus aangepakt, de mislukking heeft in mijn hoofd een knop omgedraaid. In het tweede jaar kwam er een grote gedrevenheid over me, ik wou kost wat kost leren tekenen. Ik werkte ’s|avonds door én in de weekends, ik was altijd bezig. Ik behoorde tot de minder getalenteerden van de klas, ik keek zo op naar sommige van mijn medeleerlingen! Zij zagen een voorwerp en konden dat dan zomaar tekenen. Ik moet nog altijd doordenken over hoe ik een idee op papier ga zetten. Maar uiteindelijk ben ik een van de enigen die de opleiding daadwerkelijk in een beroep heeft omgezet. Het is Uit: Vrouw, ISBN 90-209-4964-0 © Uitgeverij Lannoo, 2003 www.lannoo.com
2
dus niet omdat je het talent in je vingers hebt, dat je het ook gebruikt. Misschien is het wel te gemakkelijk als het zo vanzelf gaat en moet de inspiratie vanuit je binnenste komen. Ik geef nu al zeven jaar les op de avondschool, en aan de mensen met weinig tekentalent en veel angst om iets op papier of doek te zetten, zeg ik ook: ‘Je moet er gewoon zin in hebben, het willen doordrijven.’ Meer dan eens hebben zij mij verrast met hun resultaten en mij geraakt door de goede moed die ze daaruit putten. Op scholen die toelatingsexamens organiseren voor creatieve vakken, gaat het dikwijls verkeerd, precies omdat ze mensen beoordelen nog voor ze iets hebben kunnen waarmaken. Van mij mag iedereen meedoen. Ik laat mijn studenten veel werken en dat zorgt al snel voor een natuurlijke selectie. Wie niet echt wil doorzetten, geeft vanzelf op. Schilderen doe ik zo vaak ik kan, meestal ’s|avonds na mijn dagtaak en bij kaarslicht, dan is de verrassing ’s|ochtends des te groter. De laatste tijd krijg ik meer en meer aanvragen om mijn schilderijen te exposeren, maar dat geeft me het gevoel dat ik meer moet produceren en ik heb geen zin om te schilderen in functie van een tentoonstelling. Zo heb ik ook een dubbel gevoel bij de verkoop van mijn schilderijen. Eigenlijk wil ik ze niet kwijt, maar het geeft me wel de bevestiging dat men ze goed genoeg vindt. Misschien stap ik op een dag over van kleding ontwerpen op schilderen, het is tenslotte al schilderend dat mijn verhaal ontstaan is, maar voorlopig heb ik ze nog allebei nodig om voldoening te hebben van mijn werk. Schilderen is mijn passie en tekenen is een onmisbaar onderdeel van mijn vak. Mijn schilderijen zijn dagboekfragmenten, net als de schetsboeken waarin ik de ontwerpen van mijn collecties teken en passerende hersenspinsels noteer. Flitsen uit het leven en uit mijn fantasie. Het komt van diep, het is niet zomaar kleedjes tekenen. Mijn schetsboeken vind ik op de vlooienmarkt. Het zijn oude boeken, sommige hangen half uit elkaar en moet ik met linten samenbinden. Nu eens schilder ik de bladeren helemaal wit, dan weer laat ik de onderliggende tekst of tekening er nog doorheen komen omdat hij me inspireert of omdat hij past bij wat ik wil uitdrukken. Ik beeld de kleren altijd af op dezelfde lange, smalle, elegante figuren. Ik noem ze insectenvrouwtjes. Zij zijn helemaal geen ideaalbeeld van de vrouw die ik voor ogen heb. Mijn ontwerpen zijn bedoeld voor elke vrouw, hoe ze er ook uitziet. Kleding praat zonder woorden en ik wil tonen: of je nu groot bent of klein, dik of mager, je moet je goed voelen in deze kleren, ze aantrekken als een tweede huid. Een vrouw moet zich niet voor de buitenwereld kleden, maar voor zichzelf. Daarom laat ik zoveel combinatiemogelijkheden open, ik maak geen vaste silhouetten. De kleren zijn na een seizoen niet voorbijgestreefd want het eigen verleden van de vrouw hoort er ook bij. Als je het kledingstuk dat je vorig jaar kocht opnieuw combineert, krijg je nieuwe stukken. Daardoor kan iedere vrouw haar eigenheid in haar stijl leggen en draagt ze niet wat alle anderen aanhebben. Mijn vader speelde een enorme rol in mijn drijfkracht. Als ik thuis kwam van de school toonde ik hem altijd wat ik had gemaakt. Hij vertelde wat hij in mijn tekeningen zag, vroeg wat ik bedoeld had, praatte over de techniek, de compositie of de kleuren, maar telkens opnieuw zei hij ook: ‘Jij kunt wel veel beter.’ Dat maakte mij kwaad, ik dacht: wacht maar, je zult wel zien. Soms had ik daardoor het gevoel dat hij mij niet graag zag, ik voelde zijn liefde niet. Of ik was triest omdat hij nooit zei: ‘Dat heb je goed gedaan.’ En toch ben ik eigenlijk precies geworden zoals hij. Jarenlang was ik hard voor mezelf, maar ook voor de anderen, heel karig met complimenten. Ik heb ondertussen geleerd milder te zijn en probeer mijn medewerkers of studenten te stimuleren in wat ze doen. Ik ben blij met de harde manier waarop mijn vader met mij is omgegaan, ik had een strenge hand nodig. Voor mijn zus was hij zacht, maar zij heeft nadien het tekort van die houding gevoeld. Zij vond dat ze niet echt iets bereikt had omdat ze geen doorzettingsvermogen heeft. Na zijn dood heeft ze zich wel creatief ontplooid maar toen ze jonger was, zei ze wel eens tegen mij: ‘Jij hebt alles, jij kunt alles.’ Dat is niet waar, ik ben ervan overtuigd dat ieder mens iets kan Uit: Vrouw, ISBN 90-209-4964-0 © Uitgeverij Lannoo, 2003 www.lannoo.com
3
bereiken, je moet er alleen maar heel hard voor werken. Zij en ik konden daar heel moeilijk over praten, terwijl ik me niet gelukkig voelde met een oudere zus naar wie ik altijd had opgekeken en die dat nu met mij deed. Boven anderen staan is nooit het doel in mijn leven geweest, ik wil alleen maar groeien en sterk zijn in mezelf. Mijn kracht kwam uit het omgekeerde voort. Door de jaren van grote verlegenheid had ik eerder een minderwaardigheidsgevoel gekregen. Ik ben dat kwijtgeraakt door hard te werken. En nog altijd probeer ik bij te leren, mezelf vanbinnen rijker te maken. Ik ben heel leergierig, wil veel zien, weten, lezen, studeren, en alles wat ik op die manier opsteek, probeer ik bij elke collectie in één thema samen te brengen. Met elke collectie zet ik een stap verder in mijn ontwikkeling, ben ik een levenservaring rijker en probeer ik die met andere vrouwen te delen. Als een boodschapper geef ik de rijkdom die ik heb vergaard door in mijn werk. Daarom wil ik altijd maar het doel verleggen, al doe ik dat in kleine stappen. Op het einde van mijn leven wil ik rijk zijn van de indrukken die ik heb opgedaan. Die kan niemand je afnemen. Wat ik tot nu toe heb bereikt heeft me een lange aanlooptijd gekost en de zoektocht naar mezelf, mijn werk en hoe ik mijn ideeën moet uitbeelden, is nog altijd niet voorbij. Er komt pas een eind aan als ik verzadigd zal zijn van kennis en beelden, maar zover ben ik nog niet. Er is nog veel te vertellen. Ik heb dus geen schrik dat de inspiratie zou wegblijven, wel dat ik niet genoeg meer zou evolueren. Ik heb mijn eigen stijl, men herkent die inmiddels ook, maar ik wil vernieuwend genoeg blijven. Meestal slaag ik daar wel in, hoewel ik natuurlijk niet ieder seizoen een even sterke lijn heb, dat kan ook niet. Een sterke collectie betekent niet dat ze per definitie goed verkoopt, het ene gaat niet altijd samen met het andere. Tijdens mijn opleiding in Sint-Lukas maakte ik al mijn eigen kleding. Op zolder ging ik naar oude kleren zoeken en die knipte ik -- soms tot ergernis van mijn moeder -- aan stukken om er nieuwe van te maken. Oude jeans vermaakte ik tot rokken met lappen. Ik heb er nooit een opleiding voor gekregen, maar er stond een oude naaimachine in huis om kleine ‘retouches’ te doen en dat heb ik mezelf aangeleerd. Van techniek had ik geen enkel benul. Als je die kleren vanbinnen bekeek, was het een rotzooi, maar dat zag niemand. Door ook een cursus beeldhouwen te volgen, had ik een gevoel voor het driedimensionale van het lichaam gekregen. Ik maakte geen patronen, maar mat alles op mezelf. Daardoor hadden mijn ontwerpen geen enkele grens, een besef dat me achteraf goed heeft geholpen. Wie van een patroon uitgaat, blijft te dicht bij wat technisch vastligt en dat kan heel statisch zijn. Ik deed de meest onwaarschijnlijke dingen, drapeerde de stof rond mij, spelde ze vast en zag hoeveel mogelijkheden dat bood. Ik kreeg er hoe langer hoe meer plezier in, ik werkte alsmaar door en elke dag had ik een ander kledingstuk aan. Toch begon ik na de plastische kunsten eerst nog aan een hogere opleiding schilderkunst. Maar het liep mis. De prof was er bijna nooit. Wij zaten hele dagen alleen, soms met een model, maar er was geen communicatie met ons. Ik kon daar niet mee verder bouwen, ik had kritiek en ondersteuning nodig. Ik stopte met Sint-Lukas en wou naar de modeacademie in Antwerpen. Mijn ouders waren nog bereid om mijn studies te betalen, maar ik wou financieel onafhankelijk zijn en voor mezelf zorgen. Ik ging werken. Dat heb ik niet lang volgehouden. Ik had een job gevonden in een boetiek waar ik kleren verkocht. Dat had me in principe moeten interesseren en ik kon het ook wel, maar ik stond constant te dromen. Ik dacht: Kaat, dit is je ding niet, je moet tekenen en schilderen. Na drie maanden gaf ik het op, maar ik had een aardig centje verdiend. Het jaar nadien ging ik in Antwerpen op kot maar toch leek het na Sint-Lukas alsof ik een stap terugzette en mijn vrijheid weer moest inleveren. De modeafdeling van de academie had een collegementaliteit. De directrice was heel streng, vijf minuten te laat en ze liet je niet meer binnen. Zij was rond de zestig en eigenlijk een stoute vrouw, maar ze boekte resultaat met haar leerlingen. We moesten iedere dag van half negen tot middernacht werken. ‘Wie dat niet doet, komt er niet,’ zei ze. Er bleef Uit: Vrouw, ISBN 90-209-4964-0 © Uitgeverij Lannoo, 2003 www.lannoo.com
4
werkelijk geen tijd over voor iets anders dan de school. Ik deed het wel graag, maar ze heeft me toch aardig veel nachtmerries bezorgd en momenten waarop ik dacht: dit houd ik niet vol. Zo selecteerde ze de gemotiveerde leerlingen natuurlijk, maar daarnaast creëerde ze ook een grote onderlinge concurrentie. Ze wilde dat we allemaal individuen waren, vriendschappen moesten kapot. Ik had een hartsvriendin, mijn toeverlaat op momenten dat het slecht ging met ons, maar geregeld riep de directrice haar bij zich. Heel subtiel liet ze zich dan ontvallen dat ze in ons werk zag dat we door elkaar beïnvloed werden, en dat we er zo niet zouden geraken. Op die manier haalde ze ons uit elkaar, wat ons allemaal heel eenzaam maakte. We zijn allemaal individuen geworden, haar opzet is geslaagd. Maar het betekende ook dat er geen samenhorigheid was in de groep studenten en dat vind ik heel spijtig. In mijn lessen pas ik die tactiek alleszins niet toe. Ik laat de mensen veel samenwerken en toch komen daar heel eigen resultaten uit. Het had dus helemaal anders gekund. Door die directrice zijn er van de academie bekwame studenten weggebleven omdat ze het moreel niet aankonden. We zijn met twintig aan de opleiding begonnen en met drie geëindigd. Mijn hartsvriendin zat daarbij, maar dat was ze op het einde niet meer. We hebben elkaar later nog ontmoet, maar we dragen de sporen nog. We zijn teleurgesteld in elkaar omdat we ons hebben laten doen. Alleen de Zes van Antwerpen, die enkele jaren hoger zaten, hebben zich tegen haar systeem verzet. Zij zijn een groep gebleven en hebben zich ook zo aan de buitenwereld getoond. Met drie ontbrak ons die kracht. Iedere zaterdagnamiddag keek ik naar de Hollywoodfilms op de televisie, naar die droomvrouwen en hun ridders. De romantiek die daarvan uitging, heeft mijn fantasie aan het werk gezet. Ik ben afgestudeerd met een collectie die geïnspireerd was op Mahler en Venetië. Het was mijn oprechte droom om hedendaagse vrouwen iedere dag te kleden in lichtgekleurde, lange jurken. Dat is in onze maatschappij met het jachtige leven dat ze leiden niet mogelijk. Zelf draag ik wel altijd nogal serieuze gewaden, ik trek het mij niet aan wat men van mij denkt of zegt. Maar van mij wordt het makkelijker aanvaard, ik ben de ontwerpster. Toch vind ik het jammer dat niet meer vrouwen doorzetten. Nu dragen ze die droomjurken alleen op hun trouwdag wanneer ze zich een droomvrouw voelen en het van hun omgeving ook mogen zijn. Ik trek me nog vaak terug in mijn droomwereld. Spanningen of stress maken mij kapot en als er te veel druk op mij staat, kan ik moeilijk werken. Dan trek ik muren rond me op en verschuil me in mijn hoofd, in een wereld waar alles mooi is en ik me gelukkig kan voelen. Daar ontstaan mijn collecties en schilderijen. Ik doe niet alsof de buitenwereld niet zou bestaan. Die is er wel en ik kan hem ook relativeren, maar ik probeer mijn deel bij te dragen om de wereld beter te maken. Ik voel me heel erg verantwoordelijk voor het beeld dat ik met mijn collecties naar buiten breng, ook tegenover iedere vrouw die mijn kleren draagt. Eén seizoen had ik skeletten op de stoffen, symboliek speelt een grote rol in mijn ontwerpen. Ik wou laten zien dat ik tot op het bot ging, mezelf uitpuurde. Zonder skelet kun je immers niet leven, dan ben je een vod. Daar heb ik negatieve reacties op gekregen, men vond het luguber. Terwijl ik met mijn collecties juist vecht tegen het negatieve, bijna destructieve maatschappijbeeld dat de media en de modewereld de afgelopen jaren op straat hebben gebracht. Het leven is al zo’n gevecht, waarom moeten we dat negatieve ook nog eens met onze kleding benadrukken? Ik wil poëtisch zijn, maar ook de geschiedenis is belangrijk in mijn ontwerpen. Ik heb een collectie wel eens een pelgrimstocht genoemd door alles wat voorbij is. Zonder het verleden zijn wij vandaag niets. Ik kopieer die kleding niet, maar je mag voelen dat de vormgeving soms doet denken aan een vroegere periode uit de geschiedenis. Gedurende twee seizoenen heb ik op het thema van de Vlaamse Primitieven gewerkt en nog zijn de ideeën niet opgebruikt. Ik wilde terug naar mijn eigen roots: wat betekent het om Vlaming te zijn in dit land? Het heerlijke van mijn werk is dat ik me in die vragen kan verdiepen waar je anders geen tijd voor vrijmaakt. Maar in die periode Uit: Vrouw, ISBN 90-209-4964-0 © Uitgeverij Lannoo, 2003 www.lannoo.com
5
heb ik pas echt gemerkt hoe eenzaam ik aan het vechten was tegen de rest van de modewereld. Op de stoffenbeurs van Parijs die ik nu al meer dan twintig jaar bezoek, komen topfabrikanten van over de hele wereld samen om hun stalen te laten zien. Ik heb geen enkele aflevering gemist omdat de beurs telkens een nieuw begin inluidt en me zin geeft in vernieuwing. Maar de rijkdom aan aangeboden stoffen verminderde met de jaren omdat de beurs de minimalistische ontwerpers volgde. De stoffen waren vaak experimenten met synthetische materialen, sober, koel en koud, terwijl ik meer structuur en reliëf zoek, warmte en kleur. Ik was heel teleurgesteld, ik vond zo goed als geen stoffen voor mijn collectie en ik had niet meer de tijd om ze allemaal voor mij te laten fabriceren. Niemand was met dat soort stoffen bezig. Ik herinner me dat ik zelfs naar interieurfabrikanten geweest ben om mijn collectie te kunnen vervolledigen en dat ik me moest behelpen met kant en borduursels. Na de Vlaamse Primitieven heb ik op het thema van de begijnen en courtisanes gewerkt. Ik zocht naar wat hen samenbrengt en kwam uit bij passie, geloof in hun overtuiging, esthetiek, doorzettingsvermogen. Geen verschil dus met wat de hedendaagse vrouw drijft. Begijnen waren heel extreme en creatieve dames die in de maatschappij zoals ze toen georganiseerd was, met hun ideeën nergens terecht konden behalve als heks op de brandstapel. Zodra ze trouwden, verloren ze hun onafhankelijkheid. Ze kozen niet altijd uit volle overtuiging voor een devoot leven, maar wel voor hun persoonlijke vrijheid. Courtisanes stonden midden in het mondaine leven. En in tegenstelling tot wat de mannen met hun echtgenotes voor ogen hadden, aanvaardden ze van hun minnaressen wel dat ze studeerden. Begijnen en courtisanes waren dus eigenlijk hetzelfde type vrouw, op zoek naar een manier om hun vrijheid te bewaren. Ik wil ook onafhankelijk zijn en ruimte hebben voor mezelf. Dan vliegen de creaties er zo uit. Wanneer ik als een vogel in een kooi terechtkom, sterf ik stilletjes. Het lukt me stilaan om ook hier te kunnen tekenen en schilderen, maar om een nieuwe collectie te bedenken ga ik altijd naar het buitenland. Andere plaatsen opzoeken scherpt mijn zintuigen aan. Er is de afstand tot thuis, er zijn andere geuren, voorwerpen, geluiden. Ik lees, luister naar muziek, praat wat met de mensen van de streek, en met al die nieuwe indrukken begin ik onafgebroken kinderlijk intuïtief te tekenen. Ginder is er een wereld die niets van mij vraagt. Ik kan twaalf uur zonder onderbreking doorwerken, er is niets waardoor ik word afgeleid. Soms zit ik in kleine huisjes zonder elektriciteit en met weinig comfort. Maar sfeer schep je zelf en totaal verenigd zijn met de natuur geeft me een ongelooflijk gevoel. Het sterkt me dan dat ik het aankan zo te leven, want we zijn hier zo verwend geraakt. Soms logeer ik bij vrienden, maar ze weten dat ik werk en ze laten me in mijn eigen ritme leven. Je voelt ook heel vlug van wie je kracht krijgt of aan wie je die verliest. ’s|Avonds eten we samen en praten we over hun leven en het mijne. Zo kun je mekaar stimuleren en energie geven, dat ervaar ik als een vorm van geluk. Het is inspirerend om het leven te delen met mensen uit andere plaatsen in de wereld zonder grenzen in cultuur, religie of politieke overtuiging omdat het mijn grote betrachting is om wereldkleding te maken, ontwerpen waar iedere vrouw iets voor kan voelen, waar zij ook leeft. Op dit moment worden mijn kleren maar op een paar kleine verkooppunten in het buitenland verkocht. Het is moeilijk om dat van op een afstand in de hand te houden. Ik heb nu zeventien vrouwen in dienst en stond voor de keuze: doorgroeien en uitbreiden of een kleinere, compacte, hoogwaardige collectie erop nahouden. Juist toen ik met stelligheid de keuze had gemaakt voor dat laatste, reisde ik af naar Italië om met de eigenaars van een fabriek die al dertien jaar stoffen voor mij maakt, de productie van een volgende collectie te bespreken. Wat krijg ik daar te horen? ‘Je maakt zoveel mooi werk dat je maar in kleine regio’s in het buitenland verkoopt. Waarom zou je met onze hulp je internationale distributie niet uitbouwen? Denk er eens over na en laat ons weten wat je dromen zijn.’ Ik die altijd met weinig middelen Uit: Vrouw, ISBN 90-209-4964-0 © Uitgeverij Lannoo, 2003 www.lannoo.com
6
zoveel mogelijk heb proberen te verwezenlijken, mag nu diep in mijn binnenste afdalen om te vinden wat ik echt wil! Ik weet heel goed wat het voorstel inhoudt en heb te veel respect voor mijn bedrijf om er lichtzinnig mee om te springen, maar het zou wel eens een goed moment kunnen zijn om het toch uit te bouwen. Er is de afgelopen tijd veel veranderd. Twee jaar geleden heb ik een paar pijnlijke beslissingen moeten nemen, daar had ik lang over nagedacht. Ik zag de samenwerking met mijn zakelijke partner niet meer zitten, maar dat durfde ik haar niet te zeggen. Ik was bang om haar te kwetsen. We hebben dertien jaar samengewerkt en het voelde als een relatie die uitgebloeid is. Ermee stoppen was hard nodig, maar omdat ik de kracht niet had om het haar te zeggen, werd ik tobberig en voelde me ongelukkig. Toen heb ik toch mijn moed in beide handen genomen en haar mijn besluit aangekondigd. Het bleek ook voor haar een opluchting. We wisten beiden heel goed dat de redenen waarom we uit elkaar moesten, rechtvaardig waren en daarom hebben we de vriendschap kunnen bewaren. Het jaar dat daarop volgde, werd ik wel geconfronteerd met de hele leiding van de zaak en met wat er in de jaren voordien was fout gelopen. Het was verschrikkelijk zwaar, ik moest een grote reorganisatie doorvoeren. Nu begin ik weer boven water te komen. Op anderhalf jaar tijd is de verkoop in de boetiek in Brussel met 46 procent gestegen. Dat schrijf ik ook toe aan het feit dat mensen het minimalistische en het negatieve in de mode beu zijn. Ze hebben zin in warmte en in meer barokke kleding, vrouwen willen zich weer tooien. Maar we zijn er nog niet. Het is hard sleuren en trekken om er te komen, we mogen nog niet op onze lauweren rusten. Nu sta ik dus voor de keuze van de uitbreiding in het buitenland. Maar zelfs als het internationale plan niet lukt, dan is het belangrijkste voor mij dat deze mensen mij dit voorstel hebben gedaan. Het bewijst dat ze in mij geloven. Mijn creatieatelier ligt in een bijgebouw van de oude watermolen die we in 1997 als woonhuis hebben gekocht. Het oudste gedeelte dateert van 1160 en dat was het enige wat we voor de aankoop hebben gezien. Het was het meest verwaarloosde stuk van het huis, vol spinnenwebben en rommel, maar ik was er weg van omdat ik de geest van dat oude gebouw kon voelen. Er was in geleefd, er was van alles in gebeurd. Hier bij de vijvers, in de wilde natuur, voelde ik mij als in het boek Pallieter. Ik wist: hier wil ik wel oud worden. Behalve de molen was er een grote schuur en nog een reeks ‘koterijen’. Omdat ze losstonden van elkaar, besefte ik dat ik de restauratie financieel wel zou aankunnen omdat ze in kleine stukjes kon plaatsvinden. We zijn begonnen met het huis en het atelier. In het begin was het moeilijk om het werk van het wonen te scheiden, maar ik heb een strikte opdeling tussen beide ingevoerd. Als ik terugkom van mijn buitenlandse reis, staan de medewerkers met veel verwachtingen klaar. Zij willen zo gauw mogelijk mijn tekenboek zien want zij moeten de prototypes van de modellen uitwerken in baalkatoen. We praten veel, zij komen in de sfeer van mijn tekeningen, en we bepalen al meteen de technieken voor de afwerking. Het is de eerste toets van mijn ontwerpen met de werkelijkheid. Daarna zet ik de modellen die ik bedacht heb voor mijn insectenvrouwtjes om in technische tekeningen, maar dat is een gedeelte van mijn werk dat ik stilaan aan anderen zou willen overlaten. Zodra ik mijn ideeën voor een bepaalde collectie heb doorgegeven, is het emotionele aspect ervan voor mij voorbij. De verkoop aan de boetieks is in handen van een medewerkster die met hart en ziel mijn basisideeën volgt. We bespreken de ontwerpen: het imago, het thema, de combinatiemogelijkheden, tot ze zegt: hier kan ik mee aan de slag. Ik zou niet aanwezig kunnen zijn als ze de collectie in de winkels aanbiedt. Sommige inkopers trekken de combinaties uit elkaar om alles op hun eigen manier samen te stellen met stukken van andere ontwerpers omdat ze denken dat het dan beter verkoopt. Of ze kopen het basisgedeelte aan, maar niet de accessoires terwijl die zo belangrijk zijn. Mijn ervaring in al die jaren is dat wie trouw het beeld volgt dat ik breng, het beste verkoopt en een boeiende winkel opbouwt. Er wordt aan dat totaalbeeld immers hard gewerkt. Maar ik heb leren Uit: Vrouw, ISBN 90-209-4964-0 © Uitgeverij Lannoo, 2003 www.lannoo.com
7
loslaten. Er zijn tenslotte een aantal boetieks die deze waarden volgen en er is nog onze eigen winkel in Brussel waar de verkoopsters wel mijn ideeën doorgeven aan de klant. Ik ben er ondertussen tegen gewapend, maar de modewereld is hard. Dat heb ik heel in het begin van mijn carrière in Parijs gezien waar men mij als een onnozel trieneke beschouwde en probeerde ons financieel ‘in de zak te zetten’. Je hebt er om te beginnen een persagente nodig. Zij bepaalde hoe mijn collectie gepresenteerd moest worden. Dat wou ik niet, ik heb ze twee keer op mijn manier getoond. Zij wou mijn collectie ook in de trendmarkt brengen. Daar had ik geen zin in, ik wou mijn eigen trend zijn. Ik beweeg mij tussen schilderkunst en mode, daarin vinden mijn collecties hun plaats, terwijl het toch draagbare kleding is. In Parijs werd alles teruggebracht tot een commercieel product dat moest beantwoorden aan een markt, een zakelijke transactie. Terwijl mijn collectie uit het hart komt, het is mijn levenswerk. Er werd mij veel te veel gezegd wat ik moest doen en op welke manier, maar de enige eerlijke situatie is dat ik naar mezelf luister. Ik heb de medewerking met de agente opgezegd nadat ze me was komen melden dat ze alles geprobeerd had, maar dat ze mijn collectie aan niemand kon verkopen. Dat kwam hard aan, want het is precies alsof je opnieuw van nul moet vertrekken. Ik ben nog even doorgegaan zonder haar, maar besefte dat Parijs niet mijn plaats was. Zelfs op mijn manier zou ik mij er forceren in een haaienwereld waar ik financieel niet tegenop kon. Het spijt me niet dat het zo is gelopen, die ervaring heeft me een enorme levensles gegeven. Ze heeft me teruggebracht naar de basis, niet om me in mijn schulp terug te trekken, maar om een andere straat in te slaan. Het was kiezen voor de lange weg, maar ik moet zijn wie ik ben. Misschien vonden ze dat ik naïef was, maar ik heb doorgezet en op den duur krijg je toch appreciatie, zelfs in de harde modewereld. Teruggaan en een andere richting kiezen, dat lef moet je hebben. Ik was een doorzetter, dat voelde mijn vader ook aan. Hij had graag gezien dat ik zijn zaak overnam. Na Sint-Lukas wou hij dat ik een handelsrichting zou kiezen; mijn beslissing om naar de modeacademie te gaan, was voor hem dus een teleurstelling. Bovendien besliste ik zelf om op kot te gaan, zonder hem daarvoor de toestemming te vragen. Dat maakte hem zo kwaad dat we twee jaar lang niet met elkaar hebben gesproken, we communiceerden via mijn moeder. Ik ben altijd gefixeerd geweest op mijn vader en de schoonheid en de sterkte van mijn moeder heb ik pas gezien na zijn dood. Bij haar kon ik altijd terecht. Zij was kapster toen ze jong was en met twee zussen hield ze een bloeiend kapsalon open, gerenommeerd in de hele omgeving. Zij deed dat heel graag, maar toen ik geboren ben, hield ze ermee op. Mijn vader had haar het voorstel gedaan om een hulp in huis te nemen en haar beroep verder uit te oefenen, maar zij heeft voor haar kinderen gekozen. Toen ik doorging met de academie, is hij een paar jaar later met zijn zaak gestopt. Hij vond dat hij er een beetje te oud voor was geworden en hij wou wat rustiger gaan leven. Mijn vader en ik hebben onze ruzie uiteindelijk bijgelegd. We hadden gewoon hetzelfde karakter. We waren twee koppige mensen, en dat maakte het niet evident om met elkaar om te gaan. Mijn vader was enorm in zichzelf gekeerd, ik denk dat hij veel verdriet uit zijn verleden meedroeg. Hij was een fantastische man voor mijn moeder en een hele goede vader voor ons, maar ik vond hem een mysterie. Vandaar dat hij mij zo aantrok. Na mijn huwelijk had ik een huis gekocht, niet zo heel ver bij mijn ouders vandaan. Daar kwam hij elke dag langs, plantte voor ons groenten in de tuin, groette de meisjes in mijn atelier. Hij was geboeid door iedere stap die ik ondernam, maar van op een afstand. Toen ik meer bekendheid begon te krijgen, was hij enorm fier, maar heel ingetogen. Op mijn allereerste defilé stond hij op de achtergrond, maar ik zag hoe hij straalde. Complimenten zonder woorden. Ik ben hem mijn werk blijven tonen, vertelde hem over mijn plannen. We waren heel dicht bij elkaar gekomen. Acht jaar geleden is hij plotseling gestorven aan een hartaderbreuk. Het gekke was dat hij mij een paar dagen voordien alles over de tuin was komen Uit: Vrouw, ISBN 90-209-4964-0 © Uitgeverij Lannoo, 2003 www.lannoo.com
8
uitleggen. Hij gaf me toen ook adressen van fabrikanten van wie hij dacht dat ze me misschien konden helpen. Ik stond op het punt naar Mallorca te vertrekken om de collectie te gaan tekenen en vertelde hem dat ik een huisje had gevonden op een rots, helemaal weg van de wereld.Hij antwoordde: ‘En wie gaat er daar voor je zorgen?’ Ik, die al twee kinderen had en een man. Had hij een voorgevoel? Mijn ouders hadden een toffe kaartavond gehad bij vrienden, ze hadden allebei gewonnen. Toen ze thuiskwamen riep mijn vader mijn moeder bij zich, geheel tegen zijn gewoonte in. Ook zij wist eigenlijk niet hoe het met hem of zijn gezondheid ging. Hij voelde zich niet goed. De dokter liet hem naar het ziekenhuis gaan in observatie. Mijn moeder heeft ons gebeld, maar ik sliep al, doodmoe, want het was een drukke periode. Frank nam de telefoon op. Hij vertelde me het nieuws en zei: ‘Slaap maar verder, ik rijd wel met je moeder naar het ziekenhuis. Ga jij morgen maar naar hem toe.’ Twee uur later was hij dood. Ik heb er veel spijt van gehad dat ik niet ben opgestaan om mee te gaan. Zijn dood was een enorme klap. Ik wou de reis naar Mallorca annuleren. Mijn moeder zei: ‘Je moet gaan’, en we hebben de begrafenis vervroegd. Helemaal alleen ben ik vertrokken en veertien dagen heb ik enorm gerouwd. In mijn eenzaamheid kreeg ik de kans om mijn verdriet uit te wenen zonder dat ik het aan iemand hoefde te tonen, maar ik voelde ook hoe mijn vader bij mij was. Ik zat in een huisje aan een inham van de zee. ’s|Avonds weerkaatste de zon op het water en dat gaf allemaal sterren. Voor mij was hij het die schoonheid bracht. Ik heb er een heel sterke collectie getekend en ‘Frederiek’ is ontstaan, de kinderlijn die ik naar hem heb genoemd. Verdriet is spijtig genoeg wel een goede stimulans om te tekenen, eenzaamheid ook. Maar precies omdat het mijn creatieve proces stimuleert, moet ik ervoor opletten dat ik die situaties niet creëer. Na veertien dagen was het verdriet natuurlijk niet over, maar ik ben teruggekomen en de collectie die ik meebracht, trok de familie op. Iedereen kwam kijken. We verwerkten het afscheid door veel over mijn vader te praten, hij is nog altijd aanwezig in de familiegesprekken. Of in huis. Hij staat hier en ik groet hem iedere dag. Ik heb ook sterk het gevoel dat ik met hem kan communiceren. Op een bepaald moment was er van alles misgelopen in mijn huwelijk. Ik was een jaar of achttien toen ik Frank ontmoette. Hij was de broer van een goede vriendin van mij en vijf jaar ouder dan ik. Hij was helemaal niet het type man dat ik als een mogelijke echtgenoot in gedachten had. Hij is heel sportief terwijl ik veel meer ingetogen en artistiek ben. We hebben elkaar eerst maanden als vrienden ontmoet, maar plotseling ging het snel en onze relatie heeft twintig jaar geduurd. Toen we trouwden was ik twintig en in mijn hoofd nog zeer jong, echt een kind. Daar is pas verandering ingekomen rond mijn dertigste en toen ging het bij Frank de andere kant op. Hij die zo sterk stond toen ik met hem ging leven, kende professionele tegenslagen en die heeft hij niet kunnen verwerken. Ik groeide intussen en hoewel hij een breeddenkend iemand is, verloor hij bij wijze van spreken zijn mannelijkheid door mijn succes en mijn kracht. Denk ik, want je kunt niet altijd de antwoorden vinden op de vragen die je je stelt als een relatie stukloopt. Maar het is duidelijk dat mensen soms in zulke uit elkaar lopende richtingen evolueren dat je, ook uit respect voor elkaar, een huwelijk moet ontbinden. Ik had niets meer aan Frank, hij werd ook wat depressief, zat de hele dag voor de televisie. Daar hadden we veel discussies over en ook mijn vader had hem er dikwijls opmerkingen over gemaakt. Op een middag, ik woonde nog in Kapellen-op-den-bos, zat ik aan mijn bureautje voor het raam. Ik was helemaal alleen en voelde me down. Rond vijf uur begon het te onweren en ik keek naar buiten. Voor mijn neus sloeg de bliksem in in een oude eik. Hij werd helemaal in twee gespleten, ik kreeg de schrik van mijn leven. Maar door de blikseminslag was ook de televisie kapot en ik was er zeker van dat mijn vader mij wilde zeggen: hou eens op met tobben, en tegen Frank: het moet echt afgelopen zijn met naar die televisie te kijken. Ik heb er veel goede moed door gekregen, ik was te veel met kleine dingen bezig. Uit: Vrouw, ISBN 90-209-4964-0 © Uitgeverij Lannoo, 2003 www.lannoo.com
9
Net toen ik beslist had dat ik voor de rest van mijn leven bij Frank zou blijven, zijn we uit elkaar gegaan. Dat overkomt me vaker. Als ik begin na te denken en tot een besluit kom, regelt het leven het zo dat ik de stap niet zet. Nu leven we al vijf jaar apart, maar we zijn nog altijd niet gescheiden. Frank wil met mij nog graag één link behouden en eigenlijk heb ik enorm veel moeite om mensen die er ooit zijn geweest uit mijn leven te bannen. Ik kan zelfs amper leven met de gedáchte dat ik met hen zou moeten breken en dat we mekaar nooit meer zouden zien. Ik denk: zonder hen zou ik niet zijn wat ik nu ben, net als het verleden in mijn werk. Maar in menselijke verhoudingen geeft het complicaties, niet iedereen kan dat appreciëren. Sindsdien heeft geen van de relaties die ik heb gehad, ooit standgehouden. Ik voelde me vaak beknot in mijn vrijheid. Als een vrouw persoonlijkheid heeft, krijgen mannen schrik van haar. Men heeft al een oordeel over mij, nog voor men mij echt kent omdat mijn werk er is, mijn naam. Hoe dikwijls hoor ik niet dat mannen over mij zeggen dat ik een heks ben of een kwaaie. Ik zou niet eens weten waar ik dat moest halen, maar dat wordt ervan gemaakt omdat ik zoveel kracht uitstraal. Daar kan ik wel triestig over zijn en soms denk ik dat ik ook echt een moeilijk mens ben, maar vrienden spreken dat tegen. ‘Je vindt alleen niet de juiste man om mee te leven,’ zo troosten ze me. Frank vond het boeiender om kinderen te hebben dan ik, maar na enkele jaren dachten we: het kan nu wel. Ik stond er verder niet bij stil en hield op met anticonceptiva. Ik was ontspannen en het gebeurde. Het is te vlug gegaan. Ik was vierentwintig toen mijn oudste dochter geboren werd. We noemden haar Rebekka naar het romanpersonage van Daphne du Maurier, een mysterieuze vrouw met een duivelse kant. Ik kon niet begrijpen dat ik moeder was, ik was zelf nog te veel kind. Instinctief nam ik mijn verantwoordelijkheid wel op, maar ik was er niet klaar voor. Het was alsof we als twee kleine vriendinnen samen verder gegroeid zijn. Mijn tweede dochter, Epiphany, is vijf jaar later geboren. Haar naam staat voor de mystieke periode van Driekoningen die ook in gebruik was bij de druïden. Het is een mysterie waarom het begrip van de ene in de andere religie overging. Daar hou ik wel van. Na de geboorte van mijn jongste dochter is met mij alles misgelopen. Ik kreeg de ziekte van Hodgkin, een klierkanker. Heel confronterend, maar leerrijk omdat het me heeft doen nadenken over het leven en de kracht die ik had om ertegen te vechten. Door de geboorte van Epi was mijn vermoeidheid zo groot dat ik snel erge symptomen vertoonde. In dat vroege stadium kon de ziekte nog goed behandeld worden. Ik kon het gevecht wel aan, ik had meer pijn van het feit dat mijn familie verdriet had om mijn ziekte. Ik zei hen: het komt wel in orde. Dat geloofde ik ook, ik had er alle moed op. Alleen het eerste uur na de diagnose is de wereld even ingestort. Ik dacht: nu kan ik evengoed in een afgrond springen want het is toch met mij gedaan. Frank en ik moesten die avond naar een feestje. Eerst had ik geen zin, maar een uur later zijn we toch vertrokken. We hebben alle twee de avond doorgebracht met tranen in de ogen, maar we hebben ook genoten. Ik wou me niet laten gaan, dacht: ik heb twee dochters, ik ben net bevallen en dertien dagen geleden is mijn winkel in Brussel opengegaan. Allemaal nieuwe dingen in mijn leven. Hoop. Ondertussen is het dertien jaar geleden en ik ben niet hervallen. De behandeling heeft twee jaar geduurd. Ik heb leren leven met achteruitgang in mijn leven. Bestralingen maken je twintig, dertig jaar ouder. Je huid wordt grijs alsof al het bloed eruit is weggetrokken. De therapie mat je ongelooflijk af. Ik kon mijn baby zelfs niet uit haar bed tillen, zo zwak was ik en alle energie die ik had, stak ik in mijn werk. Buiten de familie en de vrienden heeft bijna niemand ooit geweten dat ik ziek ben geweest. Alles is blijven voortgaan. Twee en een half jaar na het begin van mijn behandeling gingen we met de familie en een hoop vrienden met vakantie. Ik was eindelijk genezen en ik bruiste, het waren ongelooflijk toffe weken. We kwamen terug en Epi werd ziek. Salmonella dacht men, Uit: Vrouw, ISBN 90-209-4964-0 © Uitgeverij Lannoo, 2003 www.lannoo.com
10
van op reis, maar de medicijnen hadden geen effect. In het universitair ziekenhuis in Brussel ontdekten ze dat het om een kwaadaardiger virus ging: een hemolytisch uremisch syndroom. Dat is een beest dat je hele lichaam vergiftigt. Alle besmette kinderen die ze tot dan hadden behandeld, waren eraan gestorven. We hebben een maand op intensive care gezeten. Epi heeft alle complicaties gekregen die de ziekte met zich bracht. Ze is drie of vier keer geopereerd en zweefde constant tussen leven en dood. Maar ze heeft nooit opgegeven. Ze trok zich op aan het feit dat ze thuis de bloemen en de planten water moest geven, wat ze altijd met mijn vader deed. Dat bleef ze iedere dag herhalen, heel pakkend. De laatste operatie was de zwaarste. Niemand wist of ze het er levend af zou brengen. Frank en ik moesten afscheid van haar nemen en dat is het ergste wat je kan overkomen, daarbij vergeleken was mijn ziekte niks. Wij waren ervan overtuigd dat ze het niet zou halen want geen enkele dokter gaf ons ook maar enige hoop. Maar de operatie slaagde en een week later was ze thuis. Voor mij was die donkere periode heel bepalend in de evolutie van mijn werk. Tegenslagen brengen je op de rand van het leven, ze doen je twijfelen. Maar je put er ook al je levenskracht en moed uit. Epi is er een heel sterk jong meisje door geworden, een doorzetter. Volgens mij heeft ze tijdens die doodsstrijd de basis voor haar leven gelegd, ze heeft net als ik een tweede kans gekregen en ze gegrepen. Ik besef dat zij en ik geluk hebben gehad. Veel mensen verliezen hun gevecht of wie hen dierbaar is. Toch vind ik het belangrijk dat je verdriet probeert om te zetten in schoonheid. Wie zich door verdriet laat meeslepen, brengt niks meer bij. Integendeel, je omgeving zal je stilaan verlaten. Zelfs je beste vrienden kun je op die manier kwijtraken. Je moet niet bang zijn voor verdriet, het laat je groeien, maar ik heb ook momenten gehad dat ik twijfelde aan het nut van het leven, dat ik ’s|morgens dacht: waarom zou ik nu opstaan? Dat is gelukkig voorbij en door me zo positief op te stellen, komen er mooie dingen op me af. Zo is een drukkerij die voor grote bedrijven werkt, me komen vragen of ze mijn tekeningen mochten gebruiken om een kalender te maken waarmee ze aan een wedstrijd zouden deelnemen. In ruil kreeg ik er een aantal met mijn werk. Dat was een buitenkans, want de materialen waarmee ze werken en de zorg die ze aan het drukwerk besteden, zijn anders onbetaalbaar voor ons. Onlangs werd ik samen met vijf andere ontwerpers van over de hele wereld uitgenodigd in Izmir om er Turkse ontwerpers te ontmoeten. Het werden vijf onvergetelijke dagen. Al die mensen uit verschillende culturen, bezig met vormgeving en kleding! Iedereen toonde zijn werk, ook een dame van wie ik later hoorde dat ze Madame Z heette, tweeëntachtig was en een van de meest gerenommeerde Turkse ontwerpsters. Ze was groot en stuurs, er kon geen glimlach af, maar ze toonde ongelooflijk mooi werk. Op de gala-avond kwam ik naast haar aan tafel te zitten. Zij had een vertaalster bij zich via wie ik liet zeggen dat ik haar werk zo mooi had gevonden en ze nodigde me uit om eens naar haar atelier te komen kijken. ’s|Anderendaags kwamen mijn medewerkster en ik terecht in een boudoir zoals bij de oude Franse couturières, met veel gedrapeerde gordijnen en foto’s van beroemde vrouwen aan de muur die haar ontwerpen droegen. Ze toonde tekeningen van haar creaties, met de hand gemaakt, sommige kostten miljoenen. Op het einde van het gesprek zei mijn medewerkster: ‘Zou jij je boek ook eens niet tonen?’ Ik overwon mijn schroom, madame Z bekeek het en vroeg: ‘Do you have a calendar?’ Plotseling had ze geen vertaalster meer nodig. Ze had de kalender gekregen van een van de topmannen van Coca-Cola in Izmir voor wie het drukkersbedrijf ook werkt en ze vertelde dat ze er zo van onder de indruk was geweest dat ze naar België had willen komen om mij te ontmoeten. Ze pakte mij vast alsof ik haar dochter was. Dat is een van de mooiste dingen die ik in mijn leven heb meegemaakt, pure rijkdom. En ook het Italiaanse textielbedrijf heeft me behalve het voorstel om in buitenlandse vestigingen te investeren nog meer te bieden. Ze bezitten ook een bedrijf waar ze de techniek beheersen om een schilderij in Uit: Vrouw, ISBN 90-209-4964-0 © Uitgeverij Lannoo, 2003 www.lannoo.com
11
vierkleurendruk op doek over te brengen. Dat is een droom van mij, want daardoor kan ik mijn tekenboeken laten reproduceren op grote doeken die ik kan tentoonstellen wanneer en waar ik het wil. Al deze gebeurtenissen kunnen geen toeval zijn, ik ben ervan overtuigd dat het voorbestemd is en dat ik er nu klaar voor ben. De juiste tijd is aangebroken.
Uit: Vrouw, ISBN 90-209-4964-0 © Uitgeverij Lannoo, 2003 www.lannoo.com
12