HET MEISJE VAN YDE
Tips voor een werkstuk of spreekbeurt Een spreekbeurt geven doe je niet zomaar. De voorbereiding van een spreekbeurt is erg belangrijk. Ook als je een werkstuk gaat maken, is het belangrijk dat je goed nadenkt waar je een werkstuk over wilt maken en wat je over het onderwerp wilt weten. Informatie, waar vind je die? 1. Je wilt een werkstuk maken of een spreekbeurt houden over het meisje van Yde. In dit pakket vind je veel informatie. Als je nog meer wilt weten kun je zoeken op internet, of in de bibliotheek. 2. Bedenk wat jij zou willen weten over het meisje van Yde en schrijf die vragen op. 3. Ga in het pakket op zoek naar de informatie die je nodig hebt om je vragen te kunnen beantwoorden. 4. Heb je alle informatie gevonden die je nodig hebt, lees die dan eerst rustig door. Vaak heb je te veel informatie. Je moet dus goed kijken wat jij belangrijk vindt om te vertellen of op te schrijven. Hoe pak je het aan? Schrijf een inleiding. In een inleiding vertel je waarom je dit onderwerp hebt gekozen en waar je werkstuk in grote lijnen over gaat. Schrijf bij elke vraag die je gesteld hebt een verhaaltje, waarin je antwoord geeft op die vraag. Vaak heb je op deze manier al de hoofdstukken van een werkstuk. Zorg er nu voor dat je de hoofdstukjes in een logische volgorde zet. Dit is de kern van je werkstuk of spreekbeurt. Aan het einde van je verhaal komt een samenvatting of conclusie, het slot. Daarin komt je eigen mening. Verzin nu ook een leuke titel voor je werkstuk, waardoor iemand anders zin krijgt om jouw werkstuk te gaan lezen. Een werkstuk; het oog wil ook wat! Schrijf duidelijk of typ je werkstuk uit op de computer. Geef ieder hoofdstuk een nummer. Geef ook elke bladzijde een nummer. In het begin van je werkstuk maak je dan een inhoudsopgave waarin je ook de nummers van de hoofdstukken en de bladzijdes gebruikt. Maak deze inhoudsopgave pas helemaal aan het einde, zodat alle nummers kloppen. Plaatjes zijn natuurlijk leuk, maar gebruik ze alleen als ze passen bij je verhaal. Maak een voorkant met daarop de titel en eventueel je naam. Een spreekbeurt; het oor wil ook wat! Schrijf het hele verhaal dat je wilt vertellen op papier. Maak ook bij je spreekbeurt een inleiding: waarom heb je dit onderwerp gekozen en wat wil je ongeveer gaan vertellen? Aan het einde kun je een samenvatting geven met je eigen mening. Als je dat leuk vindt kun je ook voor je spreekbeurt een titel bedenken. Lees de hele spreekbeurt nu een paar keer hardop. Dit kan voor jezelf, maar ook voor je ouders, broertjes, zusjes of vriendjes. Maak een samenvatting van je verhaal. Dit doe je door de belangrijkste woorden uit je verhaal op te schrijven. Je maakt een soort spiekbriefje. Oefen nu het vertellen van je verhaal, met alleen dit spiekbriefje voor je. Het is ook leuk om je klasgenoten iets te laten zien: een grote foto of tekening (op het bord), of een voorwerp. Als je handig bent met de computer kun je ook een PowerPointpresentatie maken. Als je alles goed hebt voorbereid kun je je verhaal in de klas vertellen. Praat duidelijk, niet te vlug en kijk zo veel mogelijk naar de klas. Een spreekbeurt duurt ongeveer 10 minuten.
2
INLEIDING
Waar is het meisje van Yde? Die vraag wordt door volwassenen en kinderen heel veel gesteld in het Drents Museum. Dit meisje wordt al meer dan honderd jaar door nieuwsgierige bezoekers bekeken. Er is iets bijzonders aan haar. Van haar lichaam is namelijk meer bewaard gebleven dan alleen een skelet. En ze heeft nog meer: er is een reconstructie van haar hoofd gemaakt. Daardoor heeft ze een gezicht gekregen en lijkt het alsof ze je aankijkt. Een meisje van zestien jaar dat 2000 jaar geleden leefde is daardoor dichter bij ons gekomen. In dit werkstukpakket kun je meer over het meisje van Yde te weten komen. Zo lees je onder andere over haar vondst en haar dood, maar ook over het onderzoek dat naar haar gedaan wordt en hoe ze vroeger geleefd moet hebben. Je leert over het veen en over het maken van offers. Wij hopen dat dit informatiepakket je zal helpen in het maken van je werkstuk. Veel succes!
Afb. 1) Meisje van Yde
3
1 DE VONDST
Op 12 mei 1897 werd het meisje van Yde door twee arbeiders gevonden in het veen in de buurt van het plaatsje Yde. Deze arbeiders, Willem Emmens en Hendrik Barkhof uit Yde, waren het veen aan het baggeren. Toen Willem zijn baggerbeugel omhoog wilde halen, voelde deze erg zwaar aan en hij sprak een verwensing uit: “De duvel haal’ den vent die dat gat heeft gegraven”. Meteen kwam er uit het veenwater een zwart hoofd met rood haar omhoog. Dat was de duivel! dachten ze en ze smeten hun beugels op de grond en renden hard naar huis. Nadat ze van de schrik bekomen waren, werd het lijk uit de blubber omhoog gehaald. Ze wisten eerst niet wat ze ermee moesten doen en ze legden het onder heideplaggen. Op zaterdag 15 mei 1897 verscheen er een klein berichtje in de krant. Dat zag er zo uit:
ALLERLEI.
Afb.2) Turfgravers
Men schrijft ons uit Vries: Door ‘t werkvolk van den heer L. Popken te IJde werd Woensdag jl. in een veentje tusschen Vries en IJde een volledig menschengeraamte gevonden. ’t Haar, ter lengte van wel anderhalven voet, bedekte nog den schedel. Overblijfselen van kleeren waren nog aanwezig. Daar voorwerpen in veen niet dan hoogst langzaam vergaan, kan genoemd lichaam wel al menig dozijn jaren in ’t veen hebben gezeten.
De burgemeester van Yde, meneer Aalfs, heeft dit bericht gelezen en is zelf gaan kijken op 21 mei. Hij vond het lijk dat nog steeds verstopt lag onder de plaggen. Hij bekeek de vondst heel goed en keek ook in het veen of er nog meer verborgen lag. Ondertussen werd er aan de oudste mensen in het dorp Yde gevraagd of er misschien een kind vermist werd. Dit was niet het geval. Omdat er dus niemand vermist werd in het dorp, dachten de mensen dat het lichaam misschien al wel veel langer in het veen lag. Daarom schreef de burgemeester maar een brief aan het Drents Museum, om te vertellen dat er iets bijzonders gevonden was. Hij beschreef hoe het veenlijk eruit zag en dat het wel op een mummie leek. Ook vertelde hij dat hij dacht dat het een vrouw was geweest. Bij de brief stopte de burgemeester het bandje dat om de hals zat van het veenlijk, en een stukje stof van de mantel. Deze brief werd gestuurd naar meneer Joosting; iemand uit het bestuur van het museum. Hij bekeek de stukjes stof heel goed en zag dat het zuivere wol was. Uit het verhaal van de burgemeester dacht meneer Joosting dat het lichaam niet in de 19 e eeuw in het veen terecht gekomen was. Daarom wilde hij zelf graag een kijkje komen nemen. Een paar dagen later ging hij erheen, samen met de burgemeester. Toen ze op de vindplaats aankwamen, deden ze een nare ontdekking. Het veenlijk was kapot gemaakt. De inwoners van Yde waren heel nieuwsgierig geworden en waren komen kijken naar het lichaam. Helaas bleven ze niet alleen maar kijken, want ze hebben, op één na, alle tanden en kiezen meegenomen en het haar zat ook niet meer aan het hoofd vast. Ook waren er wat botten verdwenen. Meneer Joosting verzamelde alles wat er te vinden was en stopte dat in een kistje. Het kistje werd naar het huis van de burgemeester gebracht. Deze zorgde ervoor dat het pakje naar Assen werd gestuurd. Meneer Joosting legde het veenlijk bij hem thuis neer om te laten drogen. Met een borstel verwijderde hij de viezigheid. Ook bekeek hij het veenlijk eens goed. Hij zag dat er een grote wond zat aan de rechterkant van het hoofd en dat het rechterdijbeen gebroken was. Ook zag hij dat het hoofd niet meer recht op de romp stond. Daarnaast geloofde ook meneer Joosting dat het lijk van een vrouw was. Op 19 juni 1897 bracht hij het veenlijk naar het Drents Museum. Daar was het bestuur heel enthousiast over de ontdekking. Op die datum werd het meisje van Yde in het inventarisboek van het Drents Museum bijgeschreven.
4
2 HET ONDERZOEK
WANNEER HEEFT ZE GELEEFD? Meneer Joosting dacht in het begin dat het veenlijk misschien wel 600 jaar oud was. Maar dit veranderde al snel. Hij schreef namelijk met een vrouw uit Duitsland die veel verstand had van veenlijken. Zij meende dat het veenlijk uit de tijd tussen het jaar 200 en 400 na Christus kwam, dus wel 1500 tot 1700 jaar oud moest zijn. Joosting sloot zich hierbij aan. Meer dan 50 jaar later, in 1955, werd het meisje van Yde onderzocht om te kijken hoe oud ze was. Dit deden ze met een onderzoek dat palynologie wordt genoemd. Dat is een onderzoek waarbij ze stuifmeelkorrels van planten gaan onderzoeken. Bij het meisje van Yde werd daarvoor een stukje veen, dat nog op haar lichaam zat, verwijderd en onderzocht. Daarbij kwamen ze erachter dat de stuifmeelkorrels in dat stukje veen uit de tijd kwamen van tussen 200 en 500 na Christus. Dus ook het veenlijk moest in die tijd in het veen terechtgekomen zijn. Wat meneer Joosting al had gedacht, werd bevestigd.
Afb.3) Stuifmeelkorrels van een berk
Alleen is het onderzoek van de palynologie niet zo betrouwbaar. De stukjes veen die op het lichaam zitten van het meisje van Yde, kunnen veel ouder of jonger zijn dan het veenlijk zelf. Daarom werd het meisje in 1988 opnieuw onderzocht, maar dan op een heel andere manier: de C14-methode. Hieronder wordt uitgelegd hoe deze methode werkt. In de lucht die je inademt zit zuurstof, maar er zitten ook andere stoffen in de lucht zoals koolstofdioxide (C14). Planten nemen deze stof op. En omdat mensen platen eten, zoals sla en prei, hebben mensen ook koolstofdioxide in zich. Op het moment dat iemand dood gaat, ‘eet’ hij geen C14 meer en wat er nog in het lichaam zit wordt langzaam afgebroken; het lost op. Met ingewikkelde apparaten kunnen ze meten hoeveel koolstofdioxide er nog in het lichaam zit en omdat ze weten hoe snel het oplost, kunnen ze zeggen hoe oud iets is. Hiervoor hebben ze maar een heel klein stukje huid nodig. Omdat de code van koolstofdioxide C14 is, heet deze manier van meten de C14-methode. Het meisje van Yde is dus ook op deze manier onderzocht. Met een computerprogramma hebben ze uitgerekend in welke tijd zij heeft geleefd. De uitkomst was 54 v. Chr. – 128 na Chr. Dit is dus ouder dan de uitkomst van het onderzoek met de stuifmeelkorrels. Het betekent dat ze nu dus ongeveer 2000 jaar oud is. De tijd waarin ze geleefd heeft noemen wij het einde van de ijzertijd en het begin van de Romeinse tijd.
5
GESLACHT, LEEFTIJD EN LENGTE
Toen het veenlijk gevonden werd, dacht de burgemeester dat het om een vrouw ging. Hij dacht dat omdat de hand klein was en de botten niet grof. Het lange haar speelde daarbij ook een rol. De conclusie van de burgemeester was goed, alleen had hij daar niet echt goede bewijzen voor. Pas veel later is er met onderzoek bewezen dat het veenlijk een meisje was. Dit konden ze zien aan de borsten, ook al waren deze wel zo plat als een dubbeltje. Dat komt omdat het lichaam helemaal uitgedroogd was. Ook hebben meisjes een andere bekkenvorm dan jongens (je beenbotten zitten vast aan het bekken). Met het onderzoek konden ze zien dat het bekken van het veenlijk een vrouwelijke vorm heeft. Ook heeft het meisje van Yde een bochel in haar rug. Haar rug is dus niet recht, maar heeft een s-vorm. Dit word scoliose (een verkromming) genoemd en dat komt bijna alleen maar bij vrouwen voor. Bij het onderzoek is ook uitgezocht hoe oud het meisje was. Hiervoor hebben ze de lange botten (bijvoorbeeld de bovenarm en het bovenbeen) en het gebit onderzocht. Bij de lange botten keken ze hoever die al volgroeid waren. De ruimtes tussen de lange botten (bijvoorbeeld tussen de boven- en onderarm) zijn bij kinderen namelijk nog groot. Bij volwassenen is die ruimte gesloten, het groeit dus dicht. Per bot verschilt het wel wanneer de ruimte sluit. Dat gebeurt op verschillende leeftijden. Zo sluit de ruimte bij de onderkant van je bovenarm tussen je 14 e en 18e jaar en je dijbeen tussen je 15e en 19e jaar. De onderzoekers van het meisje van Yde konden zien dat er bij deze botten nog wat ruimte te zien was. Dat betekende dat het meisje dus nog niet volwassen was. Na wat rekenwerk bleek dat het meisje ongeveer zestien jaar oud moet zijn geweest toen ze overleed. Ook het gebit van het meisje werd onderzocht. Daaraan kun je heel goed zien hoe oud iemand is. De gewone kiezen van het meisje van Yde zijn helemaal ontwikkeld, maar haar verstandskiezen nog niet. Deze waren ook nog niet doorgebroken. Ook dit wijst naar een leeftijd van ongeveer zestien jaar. Het meisje van Yde was niet groot. Nu zijn meisjes van zestien jaar gemiddeld ongeveer 1,67m lang. Om te kijken hoe groot het meisje van Yde was, hebben de onderzoekers haar botten gemeten. Het lichaam is namelijk niet meer compleet en ze konden haar dus niet meer van hoofd tot voeten opmeten. Toen ze de lengte van bepaalde botten wisten, konden de onderzoekers met rekensommen uitrekenen hoe groot ze is geweest. De uitkomst was ongeveer 1,40 m lang. Dat is niet groot voor een meisje van zestien. Maar vroeger waren de mensen ook veel kleiner dan nu. Waarschijnlijk was het in haar tijd een normale lengte. Afb.4) Lengte
6
WAT HEEFT HET MEISJE VAN YDE BIJ ZICH?
Toen het meisje van Yde uit de blubber omhooggetrokken werd, kwamen er ook een aantal stukken stof omhoog. Het gaat om een smal bandje dat om haar hals gewikkeld was, en om een aantal stukken van een groot rechthoekig kledingstuk. Het bandje is heel belangrijk voor het verhaal van het meisje van Yde. Er zit namelijk een schuifknoop in het bandje en een schuifknoop kun je aantrekken… Het bandje is niet meer compleet. Meneer Joosting heeft er in 1897 een stukje afgeknipt en naar iemand in Leiden opgestuurd voor onderzoek. Het bandje heeft nu een lengte van 125cm en een breedte van 4cm. Het is ook op een bepaalde manier gevlochten met lange woldraden. Die manier van vlechten noemen we sprangen. Het is een heel oude vlechttechniek die sommige mensen ook nu nog kunnen maken. Zo heeft een mevrouw in 1989 het sprangbandje van het meisje van Yde nagemaakt. Dat noemen we een replica. Ook is op die manier ontdekt dat het bandje een lengte heeft gehad van 215-220 cm. Dat is best lang en daarom zou het bandje vroeger als tailleband gedragen kunnen zijn. Naast dit sprangbandje zijn er nog zes stukken stof gevonden. Deze stukken stof hebben allemaal in een groot rechthoekig kledingstuk gezeten: een mantel. Deze mantel is ook niet meer compleet. Er zijn stukken vergaan, achtergebleven of meegenomen door nieuwsgierige mensen uit de buurt van Yde. De mantel lijkt op het eerste gezicht mooi egaal bruin. Maar als je goed kijkt zijn er kleurverschillen te zien. Op sommige plaatsen zijn er donkere banen in geweven. Dat de mantel bruin is, komt door het verblijf in het veen. Vroeger is het licht van kleur geweest met donkere banen. Het is niet meer duidelijk hoe de zes stukken aan elkaar hebben gezeten. Daarvoor is er teveel verdwenen. Maar hoe groot de mantel ook is geweest, hij is niet echt mooi gemaakt. De draden zijn onregelmatig en er zitten weeffouten in. Ook is de mantel op sommige plaatsen hersteld omdat er (bijna) gaten in zaten. Maar dit hebben ze met donkere draden gedaan en daar werd de mantel niet mooier van. Door dit alles lijkt het erop dat het meisje van Yde deze mantel lang gedragen heeft: het was een ‘oudje’. Het is heel bijzonder dat er nog kledingstukken bewaard zijn gebleven van ongeveer 2000 jaar geleden. Normaal kun je kleding niet zo lang in de grond bewaren, dat vergaat. Hoe het komt dat er nog wel wat van over is lees je in het volgende hoofdstuk. HOE KAN ALLES ZO GOED BEWAARD ZIJN GEBELEVEN? Niet alleen in het Drents Museum kun je voorwerpen en lichamen bekijken die in het veen zijn gevonden. In meer musea in Noordwest-Europa zijn er vondsten uit het veen te bekijken. Veel bezoekers verbazen zich erover. Hoe kan het dat er voorwerpen en zelfs mensen zo goed bewaard zijn gebleven dat je soms zelfs de baardstoppels op de kin van een veenlijk kan zien? Dit komt omdat het veen conserverende eigenschappen heeft. Dit betekent dat je dingen in het veen kunt bewaren zonder dat het kapot gaat. Normaal kunnen organische materialen (planten, dieren, mensen) namelijk niet zo lang bewaard blijven: het vergaat. Maar het veen sluit bijvoorbeeld een lichaam af van de buitenlucht en verpakt het als het ware luchtdicht, zoals een pak koffie of kaas. Als er geen lucht bijkomt vergaat het ook niet. Ook zitten er in het veen looizuren. Looizuur werd door mensen gebruikt om van dierenhuiden leer te maken. Dit noem je leerlooien. Je kunt zeggen dat dit ook met de veenlijken is gebeurd. De zuren in het veen hebben de huid en de organen van een mens gelooid. Daarom kun je bijvoorbeeld de haren, huid en nagels nog zo goed zien bij een veenlijk. Ook hout, hoorn en kledingstukken van wol, leer en bont blijven goed bewaard in het veen. Linnen kleding vergaat wel helemaal. Botten blijven ook niet altijd goed bewaard. Dat ligt aan het soort veen, dat kalkarm of kalkrijk kan zijn. Kalkarm veen ontrekt kalk aan de botten van een lichaam waardoor er weinig tot geen botten bewaard blijven. Kalkrijk veen onttrekt minder of geen kalk aan de botten zodat er in kalkrijk veen wel botten bewaard blijven.
7
3 DE DOOD VAN HET MEISJE
Het meisje van Yde is in het veen gevonden met een bandje om haar hals. Dat bandje had een schuifknoop. Omdat het meisje ook een groef in haar hals heeft op de plek van het bandje, is het duidelijk dat ze waarschijnlijk gewurgd is. Door het aantrekken van het bandje is het meisje van Yde gestikt. Ook heeft ze een snee op de plaats van haar halsslagader. Wat eerst is gedaan is niet duidelijk. Maar hoe is dat zo gekomen? Is ze vermoord? Was het een straf? Om deze vragen te beantwoorden moeten we eerst kijken naar het veen, want dat is een belangrijke aanwijzing. Behalve het meisje van Yde zijn er namelijk wel veel meer bijzondere dingen gevonden in het Drentse veen. Afb.5) Een sprangband VEEN Vroeger bestonden grote delen van Drenthe uit moeras, een drassig gebied met veel water en planten. Die planten gingen natuurlijk een keer dood. Normaal worden die plantenresten dan door micro-organismen (bacteriën en schimmels) en kleine dieren afgebroken, maar hier is wel zuurstof voor nodig. In moerassen staan planten voor een deel onder water waar geen zuurstof bij kan. Daarom vergaan die planten maar gedeeltelijk of helemaal niet. Zo kunnen planten in een drassig gebied bewaard blijven. Op de resten groeien dan ook weer nieuwe planten, maar ook die rotten niet helemaal weg. Als dit een paar duizend jaar doorgaat ontstaan er metersdikke pakketten plantenresten. Dit noemen we veenvorming. Behalve in Nederland, bestaat er ook veen in bijvoorbeeld de rest van Noordwest-Europa, Azië, Noord-Amerika en Canada. Het totale oppervlak aan veen in de wereld wordt geschat op 150 miljoen tot 500 miljoen hectare. Dat is ongeveer gelijk aan 300 miljoen tot 1 miljard voetbalvelden! Dit lijkt heel erg veel, maar vroeger was er nog veel meer veen. Vanaf de middeleeuwen is de oppervlakte van het veen namelijk steeds kleiner geworden doordat mensen er gingen wonen en er akkers van gingen maken. Vanaf het eind van de middeleeuwen werd het veen steeds meer gebruikt als brandstof. Daarvoor werden er kanalen gegraven, om het water uit het veen weg te laten lopen. Zo kwam de turf vrij dat als brandstof naar de steden kon worden gebracht. Mensen die dit werk deden worden veenarbeiders en turfstekers genoemd. Vanaf de 20 e eeuw is de afgraving van veen sterk verminderd, maar in een paar eeuwen tijd is er veel veen verloren gegaan. Zo had Nederland vroeger ongeveer 1 miljoen hectare veen. Tegenwoordig is dat bijna helemaal verdwenen en het veen dat we nog hebben wordt heel goed beschermd.
8
VONDSTEN
De veenarbeiders vonden bij het turfsteken de meest opvallende dingen. Al vanaf het begin van de turfwinning kwamen er vondsten uit het veen tevoorschijn. Zo horen we al in 1658 over ‘munten van alle soorten (…), ongewone en oude stenen, ook sieraden met bepaalde inscripties, stukken van wapens’, enzovoorts. In de 18e eeuw wordt er in een boek geschreven over ‘lederen kolders, ruige mutzen, schoenen, potten, geplaveide vuursteden, heggen, sloten, wegen, hoorns van ossen en herten, tanden van dieren en andere zaaken, welke men onder de veenen vind.’ Wat er met al deze vondsten gebeurd is, weten we niet. Er bestonden toen nog geen musea die deze dingen konden bewaren. Wel waren er rijke mensen die allerlei spulletjes verzamelden, waaronder ook archeologische vondsten. Maar zij gooiden nogal eens dingen weg. Pas in de 19e eeuw kwamen er musea die de archeologische vondsten wilden bewaren. Zij wilden ook wel wat geld geven voor de gevonden spullen. Toen dat bekend werd kwamen de veenarbeiders met van alles en nog wat naar de musea en ook naar het Drents Museum in Assen. Ze brachten onder andere bijlen van vuursteen en brons, speerpunten en armbanden van brons, aardewerk, houten schalen, zilveren munten, kralensnoeren van barnsteen en haarvlechten. Heel lang hebben de mensen zich niet eens afgevraagd hoe deze vondsten in het veen terechtgekomen zijn en wat ze zouden betekenen. Zo bedachten ze dat een bronzen bijl of speer wel verloren was. Schoenen en kledingstukken moesten ook wel per ongeluk achtergelaten zijn. Bij vondsten van muntschatten werd gedacht dat de eigenaar wat spaargeld had willen verstoppen. Zo was er voor elke vondst wel een verklaring. Pas vanaf het midden van de 20e eeuw kwamen de onderzoekers erachter dat er iets meer aan de hand moest zijn met deze vondsten. Het aantal gevonden spullen was veel te veel om zomaar ‘toevallig verloren’ te zijn. Soms werd een grote hoeveelheid voorwerpen op één plek gevonden. Vooral als die voorwerpen uit verschillende tijden kwamen, kon het dus geen toeval zijn. Ook konden alle voorwerpen op het moment dat ze in het veen terechtkwamen nog gebruikt worden. Ze hadden dus nog waarde en waren kostbaar. Niet alleen in het veen werden deze kostbare voorwerpen gelegd, maar ook in rivierdalen, beken, bronnen en meertjes. Dat zijn dus allemaal vochtige plaatsen. Het was vaak moeilijk om op die plekken te komen en het was er gevaarlijk. Ook hadden die vochtige plaatsen nogal eens last van laaghangende mist. Dat maakte deze plekken geheimzinnig en onheilspellend. Daarom geloofden de mensen vroeger ook in witte wieven en andere wezens. Je moet ook niet vergeten dat de mensen in het verleden te maken hadden met natuurverschijnselen, ziektes en ander onheil dat niet verklaard kon worden. Ze dachten dan dat het te maken had met slechte personen of met boze goden.
Afb. 6) Mist in het veen
Het is dus niet gek dat de mensen de goden gunstig wilden stemmen. Een offer, een cadeau voor een god, was daarvoor heel geschikt. Het leggen van waardevolle spullen in venen, rivieren of andere vochtige plaatsen was dus een manier van de mensen om in contact te komen met de goden. We kunnen alleen nooit zeggen waarom een bepaald voorwerp in het veen is gelegd. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn. Misschien was het een dankoffer voor het beter worden van een zieke of voor een goede oogst. Misschien was het een offer om hulp te vragen tegen de vijand of omdat iemand gewoon iets heel graag wilde hebben. Maar dat zullen we nooit weten.
9
WAS HET MEISJE VAN YDE EEN OFFER?
Behalve voorwerpen werden er ook mensenoffers gebracht en vaak in venen neergelegd. Mensenoffers waren de grootste offers die de mensen konden brengen. Ze waren bedoeld om de goden te bedanken of om hulp te vragen. Het kon zijn dat er een mensenoffer werd gebracht omdat er een erge noodsituatie was zoals droogte, ziekte of oorlog. Maar ook de dood van een belangrijk persoon, een zwaar misdrijf of de vraag om een goede oogst kon een reden daarvoor zijn. Omdat veen vroeger een heel belangrijke betekenis heeft gehad, mag je aannemen dat de meeste spullen en mensen die in het veen zijn gevonden, offers zijn geweest. Het meisje van Yde hoort daar ook bij. Dat zorgt natuurlijk wel voor heel veel vragen: wie waren erbij, hoe was de ceremonie gegaan, wie trok de schuifknoop aan en is dit bij het veentje gebeurd of ergens anders? We kunnen hierbij alleen maar bedenken hoe het moet zijn gebeurd. Omdat het een belangrijke sociale gebeurtenis geweest zou zijn, zullen er best veel mensen aanwezig zijn geweest. De ceremonie zou geleid zijn door één van de oudste mannen van de familiegroep van het meisje. Het is mogelijk dat hij bepaalde waarnemingen heeft gedaan, bijvoorbeeld het ‘lezen’ van houtspanen op een wit doek. Hiermee kon hij het meest geschikte tijdstip bepalen. Het was misschien dezelfde man die later de knoop van het bandje heeft aangetrokken waardoor het meisje stierf. Misschien bleef het niet alleen bij wurgen, maar stak hij ook een mes in haar keel. Net boven het linker sleutelbeen is namelijk een groef te zien. Deze kan door een messteek ontstaan zijn, het kan ook zo zijn dat de snee pas na haar dood is ontstaan. Het ritueel kan op verschillende plekken uitgevoerd zijn. De plaats waar het meisje gewurgd is zou ergens anders gebeurd kunnen zijn dan waar ze in het veen is gelegd. Wat wilden de mensen eigenlijk met dit offer? Sommige archeologen denken dat dit soort mensenoffers – het meisje van Yde is niet de enige – iets met vruchtbaarheid te maken hebben. Een Deense onderzoeker dacht dat deze offers met het voorjaar te maken hadden. We weten alleen niet in welk seizoen het meisje is geofferd. Een andere reden kon de onrustige tijd zijn waarin het meisje leefde. In de eerste eeuw na Christus waren er namelijk veel oorlogen met bijvoorbeeld de Romeinen, en ruzies met andere groepen en families. Deze tijd van stress kon dus een reden zijn om mensenoffers te brengen om bijvoorbeeld de goden te vragen voor vrede. En waarom werd juist het meisje van Yde uitgekozen? Het antwoord is niet zeker. Had het iets te maken met de bochel in haar rug dat alleen maar erger zou worden? Dat kan, maar er zijn ook andere mogelijkheden. Daarvoor kijken we naar het haar. Burgemeester Aalfs van Yde had al gezien dat er iets met het haar aan de hand was. De rechterkant van de schedel was geschoren terwijl de linkerhelft het normale haar nog had. Als je nu naar de schedel kijkt zie je op de rechterhelft stoppels en op de andere helft hier en daar wat langere plukken. Het haar van het meisje was dus kort voor haar dood, misschien wel op de dag zelf, kortgeknipt. Tacitus, een Romeinse schrijver, heeft geschreven over de Nederlanders uit de eerste eeuw na Christus. Hij schrijft ook over het afknippen van vrouwenhaar. Daar vertelt hij bij dat het afknippen van het haar een bestraffing is. Misschien is het meisje van Yde dus wel als offer uitgekozen omdat ze iets gedaan had dat heel erg fout was. Maar misschien betekende het afknippen van het haar wel wat anders, iets dat Tacitus niet heeft opgeschreven. Veel over de laatste dag van het meisje van Yde is onzeker. Eigenlijk kan iedereen de details zelf invullen. Wat zeker is, is dat ze te vroeg is overleden. Maar in het Drents Museum heef ze eigenlijk een tweede leven gekregen. Ze heeft zelfs haar gezicht teruggekregen. Daarover gaat het in het volgende hoofdstuk.
10
4 EEN NIEUW GEZICHT
Het gezicht van het meisje van Yde ziet er gerimpeld en uitgedroogd uit en ze heeft maar één tand. Het lijkt helemaal niet op het gezicht van een jong meisje, maar van een oude vrouw. Er is geprobeerd om het meisje weer een gezicht te geven. Daarvoor moest ze naar het buitenland en mocht ze voor het eerst in een vliegtuig! In 1993 ging ze naar Manchester in Engeland. Daar werkt Richard Neave, een man die veel doet in opdracht van de politie. Hij geeft mensen namelijk weer een gezicht. Wanneer er bijvoorbeeld een lijk gevonden wordt die niet meer te herkennen is, dan maakt hij aan de hand van de schedel het hoofd na met klei. Meestal kan de familie het gezicht dan herkennen. Dit heeft hij ook met het meisje van Yde gedaan. Afb 7) Dr. Richard Neave Omdat het lijk niet beschadigd mocht worden hebben ze van het meisje een CT-scan gemaakt. Met deze scan kan door de huid gekeken worden. Dat is hetzelfde als je in het ziekenhuis een röntgenfoto laat maken als je iets gebroken hebt. De scan maakt heel veel foto’s van de schedel en op de computer komt dan een digitaal plaatje van de schedel. De schedel van het meisje van Yde is niet meer helemaal heel. Er zit een gat in en er zijn een heleboel losse stukjes bot. Met de computer werd de digitale schedel weer in elkaar gezet als een puzzel. Daarna werd er met de computer een schedel uit kunststof gesneden. Daarna kwamen de volgende stappen in een vaste volgorde: In de schedel werden eerst de oogballen aangebracht. Daarna werden er 24 houten pennetjes in voorgeboorde gaatjes gestopt. Het uitstekende stokje gaf de dikte aan van de spieren en de huid. Na het vastzetten van de pennetjes werd de schedel ‘aangekleed’ met klei. Eerst kwamen de belangrijkste spieren, spierbundels en daarna de klieren in de nek en het gezicht. Dan kwam het onderhuidse weefsel en de huid zelf. Nergens mocht de klei dikker zijn dan de lengte van de pennetjes. De neus en de mond waren het moeilijkste om te maken. Toen dit af was, was er alleen maar een hoofd van klei zonder ogen en zonder haar. Daarom moest er een hoofd van was worden gemaakt. In het wassen hoofd werden kunstogen gezet en de huidskleur werd zo goed mogelijk nagemaakt. Als laatste werden de haren er één voor één ingezet. Dat haar was niet rood, maar blond. Als je naar het meisje van Yde kijkt, dan zie je dat er rode haren liggen. Die kleur komt door het veen. Het veen maakt namelijk alles rood en bruin. De haren van het meisje zijn daarom onderzocht om te kijken naar haar eigen kleur. De haarkleur zit namelijk opgeslagen in pigmentkorrels. Zo hebben ze ontdekt dat ze blond was. Ook heeft ze krullend haar. Dat kunnen ze zien aan de vorm van de haarzakjes. Het haarzakje zit in je hoofd waar de haar uit groeit. De vorm van het zakje zorgt er voor dat je steil, krullend of kroeshaar hebt. Volgens Richard Neave zou de moeder van het meisje van Yde haar meteen herkennen. Zo erg zal het beeld op het echte meisje lijken. Er zijn slechts twee dingen die niet zeker zijn. Dat zijn de kleur van de ogen en de vorm van het topje van haar neus. Met dit beeld staan we oog in oog met iemand die in een heel andere tijd leefde. Iemand die andere gewoonten en gebruiken had, andere kleding droeg en in een heel ander huis woonde. Daarover gaat het volgende hoofdstuk.
Afb. 8) Ge zichtsreconstructie
11
5 HET LEVEN ROND HET BEGIN VAN DE JAARTELLING
Stel je eens voor dat je in een wereld leeft waar een heleboel normale dingen niet bestaan. Dus geen steden, winkels, ziekenhuizen, wegen, auto’s, fietsen, computers, telefoons en iPods. Zelfs geen gewone ding als papier. In zo’n wereld zou je bijna niet meer kunnen leven. Het meisje van Yde heeft wel geleefd zonder al deze dingen. Zij leefde rond het begin van de jaartelling, zo rond het jaar 0. Het was een wereld van houten boerderijen, gereedschappen van ijzer, karren met houten wielen, met de hand gemaakte potten en simpele bronzen sieraden. Er stierven in die tijd veel kinderen en de mensen werden niet oud. Er waren altijd wel ruzies met andere groepen uit de buurt en oorlog was heel normaal. Ook deden ze aan toekomst voorspellen. Dat deden ze door houtspanen op een wit doek te gooien of te luisteren naar het gehinnik van de paarden. Zo konden ze bijvoorbeeld kijken of ze een vijand meteen moesten aanvallen of dat ze beter nog even konden wachten. Drenthe zag er 2000 jaar geleden heel anders uit dan nu. In die tijd had Drenthe nog veel loofbos. In die bossen leefden verschillende soorten wilde dieren, zoals wolven, beren, wilde zwijnen, edelherten, elanden, reeën, oerossen en lynxen. In de beken zwommen veel vissen en ook de bever en de otter leefden daar. De beekdalen waren nog niet veranderd in weilanden, maar waren begroeid met elzebroekbos. En er was veel hoogveen. De kleine en grote venen waren nog niet beschadigd en bedekten grote delen van Drenthe. Het veen had ook een hele belangrijke betekenis in het leven van het meisje van Yde en haar tijdgenoten. Ze hadden er ontzag en respect voor omdat ze dachten dat er goden woonden. WOONPLAATS EN HUIS Het meisje van Yde zal niet ver van het veentje waar ze is gevonden, gewoond hebben. Er is een kans dat op de es van Yde een nederzetting, een klein dorpje, heeft gelegen. Een es is een stuk grond die een beetje bol staat. Het is zo bol geworden doordat er eeuwenlang mest en heideplaggen op die plek zijn opgehoopt. Vaak worden er op de Drentse essen veel archeologische vondsten gedaan. Zo worden er plattegronden van boerderijen en bijgebouwtjes gevonden en kuilen waar afval in werd gegooid. Een nederzetting was nooit heel groot. Er stonden ongeveer vier of vijf huizen bij elkaar. Het meisje heeft dus in een gehucht gewoond. Hoe het huis waarin ze geboren en opgegroeid is er precies uitziet, weten we natuurlijk niet. De es van Yde is namelijk nooit onderzocht. Maar haar huis zal wel geleken hebben op de huizen die in het Drentse Noordbarge zijn opgegraven. De plattegronden die ze daarvan vonden, bestonden uit greppels en paalgaten. De greppel laat zien waar de wand heeft gestaan. Daar waar de greppel onderbroken is, hebben ingangen gezeten. De kuilen in het midden van de plattegrond geven de plaats aan waar de palen hebben gestaan die de wand en het dak droegen. De palen in het huis waren niet met spijkers aan elkaar gemaakt. Alles werd met gevorkte palen gedaan, gaten waar houten pennen in werden gezet en touw. De huiswand zal gemaakt zijn van vlechtwerk besmeerd met leem. Het dak zal ver hebben uitgestoken om deze wand te beschermen tegen weer en wind. Het dak zelf was gedekt met stro of riet. Een deel van het huis werd gebruikt als stal voor het vee. Mensen en dieren woonden dus onder hetzelfde dak. In de stal konden koeien staan. Maar koeien waren niet de enige huisdieren. Ook waren er paarden, varkens, schapen en ook wel geiten. Op het erf liepen honden en ganzen rond, maar nog geen kippen en katten. De dieren werden niet alleen voor het vlees gehouden, maar voor zoveel mogelijk dingen gebruikt. De melk van koe, schaap en geit werd gedronken of er werd boter, kaas en karnemelk van gemaakt. Afb. 9) IJzertijdboerderij in Orvelte
12
Koeien en paarden werden gebruikt om op te rijden of om karren mee te trekken. Van de huiden van de runderen werd leer gemaakt. Van schapenwol werd kleding gemaakt en van paardenhaar dekens en touwen. Zelfs de botten werden gebruikt. Daar maakten ze kammen en naalden van. Van vogels konden ze het vlees, maar ook de eieren en de veren gebruiken. Het meisje van Yde woonde dus in een woon-stalhuis. Hoe groot het gezin was dat er woonde weten we niet. Maar het was wel mogelijk dat er drie generaties in één huis woonde. Dat betekent dat het meisje in één huis woonde met haar ouders én grootouders. Iedereen leefde in hetzelfde gedeelte. Niemand had daar echt een kamer voor zichzelf, zoals je dat nu wel hebt. Het gedeelte waarin ze woonden werd verwarmd door een haardvuur. Daar werd ook op gekookt. In hetzelfde deel van de boerderij stonden waarschijnlijk heel eenvoudige houten meubels. Hoe de tafel, banken en bedden eruitzagen, weten we niet. Er zijn nog nooit prehistorische tafels en stoelen teruggevonden. Langs de muren stonden voorraadpotten en potten voor het koken. Deze waren met de hand gemaakt. Ook stonden daar gevlochten manden. Het bestek was heel simpel en gemaakt van hout en bot. HET DAGELIJKSE WERK De vader en moeder van het meisje van Yde waren boer en boerin. Het ploegen, inzaaien en oogsten van de akkers waren belangrijke momenten in het jaar. Het land werd bewerkt met een ploeg of een eergetouw, getrokken door ossen. Op het land verbouwde haar vader tarwe, gerst, gierst en misschien rogge. Ook werden er vlas en tuinbonen verbouwd. Het graan werd geoogst met ijzeren sikkels. Dit graan werd dan verzameld in kleine graanschuurtjes. De moeder van het meisje maalde het graan op ronde maalstenen. Van het meel bakte zij kleine broden die een beetje plat waren. Ook maakte zij graanpap. Voor een beetje extra smaak werden er verse bosvruchten in de pap gedaan. Verder werden er ook kazen gemaakt. De mensen dronken in die tijd water, melk, honingdrank en bier. Wijn kenden ze in dit gebied nog niet. De vader van het meisje deed dus het werk op het land. Haar moeder maalde niet alleen graan. Ze maakte ook de potten en kannen, moest het garen spinnen en werkte met het weefgetouw. Met een weefgetouw kon ze stoffen weven. Daar maakte ze linnen en wollen kleding van voor het gezin. Op zo’n weefgetouw heeft het meisje van Yde samen met haar moeder de mantel gemaakt die in 1897 gevonden is. Ze zijn daar samen zeker een winter mee bezig geweest. En hoe zag de rest van de kleding er eigenlijk uit? Wat hadden haar vader en moeder aan? DE KLEDING Veel mensen denken dat de kleding in het begin van de jaartelling bestond uit dierenvellen. Als je naar het Drents Museum gaat moet je maar eens helemaal naar boven kijken bij de ingang. Daar staat ‘de Germaan’. Hij heeft alleen maar een leren onderstuk aan en voor de rest is hij naakt. De vader van het meisje van Yde heeft zeker weten niet zo rondgelopen. Het weer was ongeveer hetzelfde zoals in onze tijd. Het zou dus heel ongezond zijn om zo weinig kleren aan te trekken. Haar vader droeg een lange wollen broek. Deze werd opgehouden met een leren riem. Verder droeg hij een lang, wollen hemd met mouwen. Om de middel kon een wollen band of leren riem gedragen worden. Om zijn schouders droeg hij een kleurige wollen mantel. De moeder van het meisje droeg een lange jurk zonder mouwen. Een andere vorm was een lange wollen rok met een blouse zonder mouwen. Daar droeg ze een omslagdoek of een mantel bij. Haar lange haar droeg ze waarschijnlijk in een sprangnet. Vader en moeder hadden allebei schoenen aan die uit één stuk leer gemaakt waren. Afb. 10) Kleding
13
Deze werden met een leren veter aangetrokken. Leer werd ook gebruikt voor het maken van capes. Een cape kon door mannen én vrouwen gedragen worden. GELOOF In de tijd van het meisje van Yde geloofden de mensen in verschillende goden. Het landschap had een grote rol in dat geloof. De Romeinse schrijver Tacitus schreef over heiligdommen in het bos, zoals tempeltjes. Op de vochtige plaatsen, zoals rivierdalletjes en grote en kleine venen, werden offers gebracht. Zo werden er bijvoorbeeld potten met eten inhoud in het veen gezet. Ook luxe dingen zoals bronzen mantelspelden werden geofferd. Maar ook voorwerpen zoals maalstenen, eergetouwen en hoorns van runderen werden in het veen gelegd. Dit kan door een boer gedaan zijn die bijvoorbeeld vraagt om een goede oogst en om de geboorte van meer kalfjes. STAMMEN EN FAMILIEGROEPEN In de buurt van het gehucht waar het meisje van Yde woonde, waren natuurlijk meer kleine woonplaatsen. De mensen die in de verschillende plaatsjes woonden hadden een band met elkaar. Ze hoorden bij dezelfde stam. Deze stam had ook een naam. Er was niet één leider die zei wat er gedaan moest worden. De stam bestond uit kleinere groepen die zelfstandig waren. In die groepen leefden weer familiegroepen. Belangrijke beslissingen werden gemaakt door de oudsten uit die familiegroep. Sommige families waren belangrijker dan andere en hadden meer te zeggen. Tacitus, de Romeinse schrijver, heeft een heleboel namen van Germaanse stammen opgeschreven. Hij gaf ook aan waar ze ongeveer woonden. Helaas heeft hij dat niet zo precies gedaan. Er kunnen geen grenzen getekend worden. Juist voor Drenthe weten we bijna niets zeker. Misschien hoorde een deel van Drenthe bij de Frisii (Friezen). Het oosten van Drenthe hoorde misschien bij de Amsivarii (Amsivariërs). We weten het niet zeker, dus het kan ook anders zijn. Tacitus heeft namelijk niet alle namen opgeschreven. Misschien woonde er in Drenthe wel een stam die nooit is opgeschreven. Te onbelangrijk dus om te noemen. Afb. 11) Germaanse stammen
14
6 SAMENVATTING Je hebt net allemaal informatie kunnen lezen over het meisje van Yde. Wat weten we nu allemaal over haar? Op 12 mei 1897 is het meisje gevonden in het veen door twee veenarbeiders. Deze mannen schrokken zich een hoedje en hebben haar weer in het veen laten vallen. Een paar dagen later haalden ze de politie en de burgemeester erbij. Maar niemand wist iets van een moord. Weer wat later kwam er iemand van het Drents Museum om het lijk te bekijken. Maar ondertussen hadden nieuwsgierige mensen het veenlijk beschadigd. Er waren tanden en botten weg. De man van het museum heeft het meisje van Yde mee naar het museum genomen. Daar ontdekten ze dat ze al een paar eeuwen oud moest zijn. Pas in 1988 konden ze goed onderzoeken uit welke tijd ze kwam. Ze hebben toen ontdekt dat ze heeft geleefd in de periode tussen 54 voor Chr. en 128 na Chr. De tijd aan het begin van onze jaartelling. Door allerlei onderzoeken hebben ze steeds meer ontdekt over het meisje van Yde. Hieronder staat een omschrijving van het meisje en haar tijd. Het meisje van Yde was een ongeveer 16 jaar, 1.40 meter lang en ze had blonde, krullende haren. Ze liep niet helemaal recht, ze had namelijk scoliose. Dat is een ziekte waarbij de ruggenwervel scheef groeit. Ze woonde in een gehucht van ongeveer vijf boerderijen. Samen met haar familie leefde ze met de dieren onder één dak. Een eigen kamer had ze niet. Ze kleedde zich in een lange jurk of in een rok met een blouse. Om het wat warmer te krijgen deed ze een omslagdoek om haar schouders of droeg ze een mantel. Haar vader was boer. Hij werkte op het land om het land te ploegen, het graan te zaaien en te oogsten. Haar moeder was boerin. Het meisje van Yde hielp haar altijd. Zo moest er graan gemalen worden, moesten er weer nieuwe potten gebakken worden en waren er weer nieuwe kledingstukken nodig. Samen met haar moeder heeft ze ook haar eigen wollen mantel geweven. Er waren alweer een paar gaten in gekomen, maar die had ze weer gemaakt. Ze maakten niet alleen kleding van wol, maar ook van leer en linnen. Als het meisje om zich heen keek zag ze veel bos. Daar leefden de reeën en de zwijnen, maar ook de wolven en de beren. In de beekjes in de buurt zwommen de vissen en de bevers. En er was veen. Veel veen. Daar kon ze maar beter niet in haar eentje rond gaan lopen. Het was daar gevaarlijk. Maar er leefden ook geesten en goden. Tenminste, dat geloofde het meisje en haar familie. Die goden konden ze maar beter tevreden houden en ze legden wel eens kostbare spulletjes in het veen. Dat was dan een cadeau voor een god, een offer. Dat ze zelf geofferd ging worden kon het meisje misschien niet bedenken. Toch is dat gebeurd. Zestien jaar werd ze. Langer mocht ze niet leven. Ze is met een bandje om haar hals gewurgd en er is een mes in haar hals gestoken op de plek van de halsslagader. Zo is haar leven beëindigd. Over de rest van het hoe en wat op haar laatste dag, daar zullen we naar moeten raden. Was ze geofferd omdat er oorlog op komst was? Hadden ze een slechte oogst gehad? Of wilden ze de goden danken? Dat kan helaas niemand ons meer vertellen… Tweeduizend jaar later ligt het meisje in het Drents Museum. Veel mensen willen haar zien, maar sommigen vinden het eigenlijk ook wel eng. Dat is helemaal niet gek, want ooit was ze een levend meisje. Maar door haar kunnen we ook in het verleden kijken. Ze heeft in 1993 zelfs weer haar eigen gezicht gekregen. Je kan dus eigenlijk zeggen dat ze een tweede leven heeft gekregen. Dat maakt haar ook best bijzonder. In ieder geval is het meisje van Yde beroemd. Ook al weet ze het zelf niet…
15
WAAR KOMEN DE PLAATJES VANDAAN? Afb. 1 – Drents Museum Afb. 2 – The Myserious Bog People - www.bogpeople.org Afb. 3 – Vlaams Instiuut voor Onroerend Erfgoed - www.vioe.be Afb. 4 – Het meisje van Yde - Wijnand van der Sanden Afb. 5 – Den Blauwen Swaen - www.denblauwenswaen.nl Afb. 6 – Jupier Images - www.jupiterimages.com Afb. 7 – The Myserious Bog People - www.bogpeople.org Afb. 8 – The Myserious Bog People - www.bogpeople.org Afb. 9 – De Nostalgie – www.de-nostalgie.nl Afb. 10 – Historisch Openluchtmuseum Eindhoven - www.historisch-openluchtmuseumeindhoven.nl Afb. 11 – Ivan’s World Website – ivan.ahk.nl
16