Verslag Expertmeeting Seksuele gezondheid en weerbaarheid van transgenders Expertmeeting over het onderzoek naar seksualiteit, seksuele beleving en ervaringen met seksueel geweld van transgenders Datum: 25 september 2014 Aanwezig: Annelou de Vries (Kennis en Zorgcentrum voor Genderdysforie VUmc), Frederique Retsema, Herman Groen (Patiëntenvereniging Transvisie), Marjan Groefsema (Pharos), Paula Vennix, Ruth Kaufmann (Transvisie Zorg), Sophie Schers (TNN), Tamara Rosenbach (GGD/Volksgezondheid Gemeente Utrecht), Bouko Bakker (Rutgers WPF), Ciel Wijsen (Rutgers WPF), Hanneke de Graaf (Rutgers WPF), Marianne Cense (Rutgers WPF). Verslag: Mariëtte Hermans
Inleiding Uit de LHBT-survey over seksuele gezondheid kwamen opvallende gegevens naar voren over de brede groep transgenders. Tijdens deze expertmeeting bespreekt Rutgers WPF met een groep inhoudelijk deskundigen deze uitkomsten. En wat zijn logische vervolgstappen? Tamar Doorduin heeft de hoofdstukken over seksuele gezondheid van transgenders geschreven. Zij is vandaag echter niet aanwezig en daarom presenteert Hanneke de Graaf, co-auteur en onderzoeker van de survey, de resultaten. De middag is ingedeeld in drie delen: het eerste deel gaat over de diversiteit in de groep mensen die transgender-zijn, het tweede over seksualiteit en het derde over ervaringen van seksueel misbruik en geweld onder transgenders.
1
Diversiteit
Allebei, deels of niet De survey had een aparte vragenlijst voor transgenders. Deelnemers zijn via een internet panel geworven, maar daar kwam weinig respons van transgenders op, dus zijn ook via transgenderorganisaties mensen geworven om de vragenlijst online in te vullen. Uiteindelijk deden 576 mensen aan het onderzoek mee bij wie geboortegeslacht en genderidentiteit niet (geheel) met elkaar overeenkomen. Het ging om een groep met veel onderlinge verschillen, waarin de onderzoekers vier subgroepen onderscheiden. De ene helft bestaat uit transvrouwen en transmannen, dat wil zeggen mensen die zich helemaal vrouw of man voelen. De andere helft zijn mensen die zich deels man en deels vrouw, ertussenin of geen van beide voelen. Zij worden, al naar gelang hun geboortegeslacht ‘mannaar-vrouw (MV) transgenderisten’ en ‘vrouw-naar-man (VM) transgenderisten’ genoemd. Bi en ‘anders’ Wat betreft de transitiewens en de wens om hormonen te gebruiken of geslachtsaanpassende operaties te ondergaan, geldt grofweg dat deze onder transvrouwen en transmannen groot is, en onder transgenderisten beperkt. De diversiteit in seksuele oriëntatie is onder deze respondenten groter dan onder de algemene bevolking. Hierover werden dezelfde vragen gesteld als in algemene studies, namelijk: Voel je je aangetrokken tot alleen vrouwen, alleen mannen, tot mannen en vrouwen of tot niemand/weet niet/anders? Een veel grotere groep dan de algemene bevolking gaf aan op beide te vallen. Minder dan de helft van de respondenten noemt zich heteroseksueel. Een grote groep noemt zich bi, of ‘anders’. De seksuele oriëntatie blijkt vaak niet te veranderen na de transitie. Genderdichotoom-denken De onderzoekers doen de aanbeveling om kennis over deze grote diversiteit onder de groep transgenders uit te dragen aan de groep zelf, de algemene bevolking (om acceptatie te bevorderen), en aan professionals zodat zij de doelgroep beter kunnen ondersteunen. Daar zijn de aanwezigen het mee eens. De wens om van man-naar-vrouw of van vrouw-naar-man te veranderen, is bij het grote publiek wel bekend, maar het genderdichotoom-denken blijft
1
Rutgers WPF, 2014
Verslag Expertmeeting Seksuele gezondheid en weerbaarheid van transgenders d.d. 25 september 2014
dominant. Mensen die ertussenin zitten, veroorzaken grote verwarring. Ook onderling is er weinig begrip, aldus Paula Vennix: “Travestieten hebben weinig begrip voor transseksuelen en andersom.” Zelf geeft ze met de Vereniging voor Genderdiversiteit voorlichting aan psychologiestudenten van de universiteit. Er bestaat voldoende geschikt materiaal daarvoor. Zo heeft het Vlaamse www.gelijkekansen.be de publicatie Alles wat je altijd al wilde weten over transgenders online staan. Ook de brochure Feiten over gendermensen uit 2013 van de Vereniging voor Genderdiversiteit is geschikt. Een aparte groep zijn de mensen met een interseksconditie. Zij herkennen zichzelf helemaal niet in de biologieles, aldus Annelou de Vries. Ze komen vaak verward uit de puberteit, omdat ze een afwijkend lichaam hebben. Praten met peers Ruth Kaufmann ervaart in haar werk met kinderen en jongeren met genderdysfore gevoelens dat LHB wel bekend is onder professionals, bijvoorbeeld bij Sense. Maar er bestaat een blinde vlek op T. Het is daarbij belangrijk om informatie over transgender in algemene voorlichting te integreren. Juist wanneer jongeren zichzelf nog niet benoemen en dus niet gericht op zoek gaan, is het belangrijk dat ze op algemene sites tegen de juiste informatie aanlopen. Bouko Bakker vult aan dat er op de site www.sense.info inmiddels informatie over LHBT staat: Rutgers WPF en Soa Aids Nederland hebben de site aangevuld. Voor de doelgroep zelf geldt dat het belangrijk is om mensen te attenderen op ontmoetingsmogelijkheden, zo voegt Bakker toe: het helpt om met peers te praten. Lotgenotencontact, bijvoorbeeld via social media, kan voldoende zijn om een hulpvraag te beantwoorden. Transvisie Zorg organiseert open groepen voor jongeren van 12 – 16 jaar, en voor jongeren van 16 – 25 jaar. Andere activiteiten van Transvisie Zorg voor jongeren zijn o.a. een jongeren weekend en een jongerenkamp. Sophie Schers benadrukt dat transmannen en transvrouwen de weg wel vinden, maar er is minder bekend over transgenderisten: wat is hun hulpvraag? Wereld te winnen En als je professionals wilt voorlichten, om welke professionals gaat het dan precies? Om kinderen en jongeren te bereiken, moet je je volgens Bouko Bakker richten op JGZ verpleegkundigen, leraren en docenten. Tamara Rosenbach noemt daarnaast de nieuwe buurtteams of wijkteams in gemeenten. “De professionals in die teams gaan een grote rol spelen bij hulp en ondersteuning en daar valt een wereld te winnen als het over LHBT gaat.” Paula Vennix voegt huisartsen toe: misschien via vakbladen zoals Medisch Contact? En ook in opleidingen van professionals is het belangrijk om genderdiversiteit te onderwijzen. Al met al moet op verschillende plekken goede (verwijs-) informatie beschikbaar zijn: een taak voor alle aanwezigen, ieder binnen de eigen netwerken.
2
Seksualiteit
Minder tevreden over het seksleven De gegevens over verschillen in de seksuele gezondheid tussen mensen met en mensen zonder transgender-gevoelens komen uit de Monitor Seksuele Gezondheid in Nederland, een onderzoek dat al jaren loopt, en in 2011 ook gevraagd heeft naar transgendergevoelens. Uit deze monitor blijkt dat mensen met transgender-gevoelens slechter af zijn wat betreft hun seksuele gezondheid. Transgender-zijn heeft invloed op iemands seksueel gedrag, seksuele beleving en seksuele problemen. Dit kan komen, zo blijkt uit het kwalitatieve onderzoek Gaat het ook over mij? (Doorduin & Van Lee, 2013), door het gevoel dat iemands lichaam en de verwachte genderrol niet met elkaar kloppen, door een ander verloop van seksuele ontwikkeling, door de lichamelijke behandeling en door reacties van de omgeving, bijvoorbeeld bij dating en relaties. Uit de survey in 2013 blijkt dat transgenders veel vaker dan gemiddeld geen seks hebben, waarschijnlijk door de afwezigheid van een partner. Een groot deel vindt dat jammer. De tevredenheid met het eigen seksleven is lager, waarschijnlijk omdat ze vaak geen seks hebben. Wat betreft negatieve gevoelens, is de onzekerheid over het eigen lichaam groot.
2
Verslag Expertmeeting Seksuele gezondheid en weerbaarheid van transgenders d.d. 25 september 2014
Rutgers WPF, 2014
Problemen met opwinding Een kwart tot een derde van de respondenten heeft minstens een seksueel probleem. De onderzoekers vroegen om welke problemen het ging. Het bleken vooral opwindings- en orgasmeproblemen. Zelf ervaren de respondenten dit ook als probleem. Transgenders met seksuele problemen: Zijn minder tevreden over hun lichaam Zijn minder psychisch gezond (met name VM-transgenders). Transmannen lijken weinig problemen met opwinding en verlangen te ervaren, transvrouwen en transgenderisten veel meer. Mogelijk dat dit bij transmannen beïnvloed wordt door het gebruik van testosteron? Ook spelen de verwachtingen ten aanzien van een behandeling en het resultaat daarvan een grote rol, zo vult Ruth Kaufmann aan. Frederique Retsema vindt dat daarover ook goede voorlichting zou moeten komen. Volgens haar hebben transvrouwen na de operatie hoge verwachtingen van hun nieuwe lichaam en wat dat allemaal zou kunnen. In de survey geeft twee derde van de transvrouwen aan behoefte aan informatie te hebben en de helft heeft behoefte aan hulp. Transvrouwen en transmannen hebben behoefte aan informatie over de invloed van hormoonbehandeling en operaties op seksualiteit, en het omgaan met nieuwe relaties. Transgenderisten geven vooral aan dat ze informatie willen over omgaan met transgender-zijn in bestaande relaties, seksuele voorkeuren ontdekken en benoemen en de invloed van hormoonbehandeling op seksualiteit. Sekswerk Tamara Rosenbach mist de groep sekswerkers in dit onderzoek. Het grootste deel van de werkers op de tippelzone is transgender. Daarom is het belangrijk dat prostitutiehulpverleners ook de juiste informatie krijgen. Paula Vennix deed ooit onderzoek naar klanten van transgenders op de tippelzones van Rotterdam en Amsterdam. Daarin staan aanbevelingen voor hulpverleners. Hanneke de Graaf licht toe dat ze wel gevraagd heeft naar betaalde seks in het onderzoek maar dat er te weinig sekswerkers in de steekproef zaten. Frederique Retsema erkent dat het gescheiden kanalen zijn en dat onder veel transvrouwen de angst leeft om op een hoop gegooid te worden met sekswerkers. Transvisie Zorg geeft deskundigheidsbevordering en intervisie aan maatschappelijk werkers van P&G292 die in Amsterdam transgender-sekswerkers begeleiden. Goede anamnese Bij de beleving van seksualiteit is het hebben van wel of geen partner belangrijk, zo voegt Frederique Retsema toe. Sommige transgenders gaan onder druk van hun partner minder ver in transitie dan ze zouden willen. En Paula Vennix voegt toe dat de seks minder kan worden als partners transgenders niet accepteren. Op dit gebied is misschien meer kwalitatief onderzoek nodig. Ruth Kaufmann merkt op dat transgenders die op latere leeftijd van geslacht veranderen zich vaak niet bewust zijn van het verloop van hun seksuele ‘carrière’: na de transitie kunnen ze gevoelsmatig opnieuw in een soort puberteit terecht komen en een nieuwe seksuele carrière starten met hun nieuwe – beter passende – lichaam. Ze hebben in die fase misschien weinig geduld met zichzelf, weinig gelegenheid om dingen uit te proberen, maar wel veel zin. Ook voor hulpverleners is het belangrijk om te beseffen dat mensen nieuwe ervaringen opdoen. Dat ze in hun seksuele ontwikkeling en ervaringen niet 47 jaar zijn, maar veel jonger. Hulpverleners moeten dus doorvragen, waar mensen staan, hoe lang ze aan de hormonen zijn, en wat dat voor hen betekent. Al met al gaat het over een goede anamnese afnemen. Professionele nazorg Annelou de Vries van het VUmc brengt in herinnering dat er al vaker is aangegeven dat mensen na behandeling van een genderteam behoefte hebben aan nazorg. De genderteams bieden die nazorg niet. Tegelijkertijd geven patiënten aan dat het lastig is om deskundige hulp te vinden. Het genderteam leidt hulpverleners op en het zou goed zijn als er verspreid over het land gespecialiseerde en duidelijk herkenbare hulp bestaat. Voor de kwaliteit zou een keurmerk of accreditatie moeten worden bedacht, een zorgstandaard waaraan hulpverleners moeten voldoen. Binnen de Alliantie Transgenderzorg Nederland wordt daarover nagedacht. Via www.rozehulpverlening.nl zijn wel gespecialiseerde hulpverleners te vinden. Deze site, in beheer bij COC Nederland, wordt echter beperkt actueel gehouden, en er vindt geen
3
Rutgers WPF, 2014
Verslag Expertmeeting Seksuele gezondheid en weerbaarheid van transgenders d.d. 25 september 2014
kwaliteitsbewaking plaats. Tegelijkertijd oppert men dat de beoordeling van hulpverleners van de doelgroep zelf kan komen, via een online waarderingssysteem. Via forums kunnen mensen met elkaar uitwisselen wat ze voor hulp zoeken en waar die te krijgen is.
3
Ervaringen van seksueel misbruik en geweld
Kwetsbaar Tijdens het derde deel van de middag kwam Marianne Cense aan het woord. Zij deed samen met Tamar Doorduin het kwalitatieve onderzoek Dubbel kwetsbaar – Transgenders en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daarover is nog niet gepubliceerd dus deze presentatie is een primeur. Zij startten dit onderzoek nog voordat de uitkomsten van de survey bekend waren, omdat er al duidelijke aanwijzingen waren dat transgenders onevenredig veel seksueel geweld melden. Voor dit onderzoek zijn achttien respondenten van de survey benaderd voor een verdiepend interview: vijf transvrouwen, vijf transmannen, vier VM transgenderisten en vier MV transgenderisten. De uitkomsten zijn samen te vatten in drie kernboodschappen. Er zijn bepaalde risicofactoren die transgenders kwetsbaar maken voor seksueel grensoverschrijdend gedrag. Tegelijkertijd heeft transgender-zijn impact op de beleving en de gevolgen van seksueel grensoverschrijdend gedrag en tot slot houdt goede hulpverlening rekening met het transgender-zijn en met seksueel geweldservaringen. Grote psychische schade Als illustratie van de interviews citeert Cense een van de respondenten: “In mijn hoofd was ik altijd dat leuke jongetje. Het was net alsof hij gewoon op dat moment een vrouw van mij gemaakt had. Dat wilde ik totaal niet.” Dit citaat is van een transman voor zijn transitie over de verkrachting door een vriend op school, waardoor zijn ongewenste geboortegeslacht juist bevestigd werd. De respondenten hebben ervaring met verschillende soorten geweld op verschillende plekken, dus van leeftijdgenoten, maar ook tijdens het uitgaan binnen het homocircuit. De meeste ervaringen deden ze op voor hun 25e. Ook de transvrouwen en transmannen waren in die tijd meestal nog niet in transitie, maar ze hadden allemaal wel een gender non-conforme uitstraling. De daders waren voornamelijk mannen. En de gevolgen waren uiteenlopend: van leerervaringen tot grote psychische schade. Trigger Specifieke gevolgen voor transgenders zijn dat het seksueel geweld gepleegd kan worden vanuit transnegativiteit en in dat geval versterkt dat de gevolgen. Ook het sociaal isolement waarin transgenders al zitten, kan de gevolgen van seksueel geweld versterken (angst, schaamte, eenzaamheid). Seksueel geweld bevestigt voor transgenders bovendien vaak de afkeer en vervreemding van het eigen lichaam en van seks. Specifieke gevolgen voor transgenders hebben bovendien betrekking op hun transgender-zijn. Zo kunnen ze in verwarring raken dat hun wens om van geslacht te veranderen of tussen de geslachten in te leven een gevolg is van het seksueel misbruik. Ook kunnen medische ingrepen een trigger zijn voor herbeleving van het trauma. Stomme opmerking Wat vergroot de kans op seksueel misbruik? Vaak zijn het jongeren die al gepest worden, en in een sociaal isolement leven. Maar er zijn ook risicofactoren die samenhangen met transgender-zijn. Zo kunnen de respondenten minder goed hun grenzen voelen en aangeven, omdat bijvoorbeeld hun borsten niet ‘eigen’ voelen. Ook hebben zij een andere risicoperceptie omdat er een kloof bestaat tussen hun gendersocialisatie en hun genderbeleving. Ook kunnen ze extra gevoelig voor seksueel getinte aandacht zijn omdat ze behoefte hebben aan bevestiging van hun genderidentiteit. Als transgendermeiden bijvoorbeeld niet van jongsaf aan hebben geleerd hoe jongens op een kort rokje kunnen reageren, zullen ze dat eerder opvatten als compliment dan als stomme opmerking. In de hulpverlening blijkt het onderwerp niet vanzelfsprekend naar voren te komen: gesprekken gaan of over transgender, of over seksueel geweld maar niet over allebei. Ook ervaren de respondenten die hulp hebben gezocht een gebrek aan empathie of kennis. Bovendien lopen ze in de hulpverlening ook tegen de timing aan: wat moet er eerst aangepakt worden, transgender-zijn of
4
Verslag Expertmeeting Seksuele gezondheid en weerbaarheid van transgenders d.d. 25 september 2014
Rutgers WPF, 2014
de verwerking van het seksueel geweld? Zo kreeg een respondent te horen: “Na wat jij hebt meegemaakt, moet je niet beginnen aan een transitie.” Preventie Ruth Kaufmann herkent dit dilemma bij transgenders zelf: “Mensen denken dat ze vrij van trauma’s moeten zijn voordat ze bij het genderteam aankloppen?” Annelou de Vries reageert dat het genderteam sinds het opheffen van de patiëntenstop per 1 juni jl. geen lange wachtlijst meer heeft. In een voortraject bij verwijzende hulpverleners kan al veel werk met betrekking tot exploratie van genderidentiteitsvragen en behandeling van eventuele bijkomende psychische problematiek gebeuren. Het advies is om alvast aan de slag te gaan. “Met nieuwsgierigheid en door mensen gewoon te laten vertellen. Ik zeg altijd, het is niet anders dan met andere cliënten. Wees gewoon open.” Het geldt ook voor mensen die geen medisch traject willen: die moeten elders goed geholpen worden, zeker als ze seksueel geweldservaringen hebben. Om seksueel misbruik te voorkomen bevelen de onderzoekers preventie op drie niveaus aan: primaire preventie (voorkómen van seksueel geweld), secundaire preventie (vroegtijdig signaleren en ingrijpen) en tertiaire preventie (tegengaan van langdurige gevolgen door hulpverlening en kans op herhaling verkleinen). Het gaat dan ten eerste dus om algemene voorlichting om transnegatieve attitudes te veranderen en de weerbaarheid van transgenders te vergroten. Secundaire preventie richt zich bijvoorbeeld op scholen, ouders en homo-uitgaansgelegenheden. Tertiaire preventie gaat over deskundigheidsbevordering van hulpverleners, zodat zij respectvol transgenders te woord kunnen staan en verder helpen, zowel op het gebied van seksueel misbruik als van transgender-zijn. Label niet herkenbaar Tamara Rosenbach is een voorstander van weerbaarheidstrainingen. “Daar hebben kinderen de rest van hun leven voordeel van.” Juist voor gender non-conforme jongeren geldt dat weerbaarheid belangrijk is. Hanneke de Graaf vult aan dat er in trainingen niet alleen aandacht moet zijn voor de slachtoffers, maar ook voor de daders: zodat zij leren om grenzen te respecteren. Hoe jonger de doelgroep van de trainingen, hoe algemener het thema, dus voor jonge kinderen zou het bijvoorbeeld gaan over respect. Volgens Ruth Kaufmann kunnen de algemene lespakketten voor seksuele vorming aangepast worden met gender non-conforme voorbeelden. Frederique Retsema waarschuwt dat een lesuur over ‘LHBT’ vaak te weinig aandacht voor T laat, laat staan voor de diversiteit binnen T. Volgens haar moet er naast voorlichting in het onderwijs ook aandacht voor zijn in de mainstream media. De portretten in het programma van Arie Boomsma, Hij is een zij, waren echter nog te weinig divers, aldus een aantal deelnemers. Tegelijkertijd leverde de serie veel oprechte vragen en aanmeldingen bij Transvisie Zorg op. Sophie Schers merkt op dat het programma het eerste in zijn soort is. Haar ervaring is dat de makers erg hun best hebben gedaan om een diversiteit aan verhalen te brengen, maar dat veel transgenderisten niet voor de camera willen. Ze vindt wel dat er meer rolmodellen en goede voorbeelden op de buis moeten komen, zoals bijvoorbeeld in de serie Faking it. Over beeldvorming gesproken, Ruth Kaufmann vertelt dat ze nooit over ‘transgender’ praat met ouders of in schoolklassen. Ze presenteert het open, met ruimte voor alle mogelijkheden. Het label ‘transseksualiteit’ is niet herkenbaar voor jongeren met twijfels. Frederique Retsema vindt het woord ‘genderdysforie’ ook niet geschikt, omdat het uitgaat van een afkeer of ongemak van het geboortegeslacht, terwijl daar niet altijd sprake van is. Definitie Door invoering van de zogenaamde ‘transgenderwet’ komt er nu wettelijk ruimte tussen de seksen: de sterilisatie-eis is afgeschaft en daarmee is het mogelijk om je geslacht te veranderen zonder een medische behandeling te hebben ondergaan. De definitie van wat een vrouw en wat een man is, is daarmee veranderd. Ook daar zou op scholen of in campagnes aandacht voor moeten zijn. Deze herdefinitie van man en vrouw zou ook een plaats op de tijdlijn van Rutgers WPF moeten krijgen, aldus Paula Vennix.
5
Rutgers WPF, 2014
Verslag Expertmeeting Seksuele gezondheid en weerbaarheid van transgenders d.d. 25 september 2014
In het laatste deel van de bijeenkomst resumeren de deelnemers wat nodig is om de positie van transgenders te verbeteren.
Bestaande onderwijspakketten en leermethoden screenen op genderdiversiteit; door o.a. Rutgers WPF, Soa Aids Nederland, Edudivers, SLO. Beïnvloeding van de beeldvorming en lobby naar de media inzetten, bijvoorbeeld als criterium voor de NPO; rol voor alle betrokkenen. Seksuele voorlichting aan transgenders, inclusief aandacht voor nieuwe seksuele carrière en de rol van partners. Informatie en counseling over verwachtingen na transitie en risico’s op grensoverschrijding of geweld. Nazorg verbeteren, nadenken over een systeem van kwaliteitsbewaking of klantenbeoordeling; o.a. Alliantie Transgenderzorg Nederland, bestaande ‘roze’ netwerken. Deskundige zorg op veel plekken organiseren, zodat transgenders die niet bij het genderteam komen, ook zorg kunnen krijgen. Niet alleen hulpverleners en onderwijzers, maar bijvoorbeeld ook haptonomen, coaches, fysiotherapeuten. Bijscholing huisartsen, maatschappelijk werkers, docenten, onderwijzers en psychologen; lobby onder de beroepsverenigingen opzetten; o.a. door Transvisie Zorg, Genderteams, Alliantie Transgenderzorg Nederland. In weerbaarheidstrainingen voor kinderen aandacht besteden aan gender non-conform gedrag en preventie van grensoverschrijdend gedrag. Ook weerbaarheidstrainingen organiseren voor transgenders op oudere leeftijd, en counseling op weerbaarheid tijdens behandeling/transitie. Aangiftebereidheid onder transgenders vergroten. In voorlichting kan worden uitgedragen dat aangifte doen helpt en geweld tegengaat. Politie trainen op bejegening.
6