INIS-mf--10896
Jaarverslag 1985
Energieonderzoek Centrum Nederland
Bestuur Ir. J.H. Bakker Drs. L. Alting Dr. ir. H.L. Beckers Prof. dr. ir. H. van Dam Mr. drs. C.W.M. Dessens Ir. R. van Erpers Royaards Mr. F.W.R. Evers Ir. F.H.M, van Eyndhoven Ir. W.A. de Jong Ir. G. Kardaun Dr. P. van 't Klooster Ir. W.W. Nijs Dr. E. van Spiegel
Voorzitter
Wetenschappelijke Advies-Raad Prof. dr. J.J. van Loef Prof. drs. P.J. van den Berg Prof. ir. C.J. Hoogendoorn Prof. ir. P. Jongenburger Dr. L. Lindner Prof. ir. P. Mostert Prof. dr. J.R.H. Ross Drs. R.P. van Stapele Prof. dr. H. de Waard
Voorzitter
Directie Drs. R.W.R. Dee Ir. J. Pelser Dr. J.F. van de Vate Samenstelling op 1 juni 1986
Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland Scheveningseweg i l 2 , 2584 AE 's-Gravcnhage
Voorzitter
Jaarverslag 1985
Energieonderzoek Centrum Nederland
Inhoud Voorwoord
5
Inleiding
7
Nucleair onderzoek
9
Onderzoek van fossiel»; energiedragers en milieu-aspecten daarvan
18
Stromingsenergie
23
Energiestudies
26
Materiaalonderzoek
30
Informatica
32
Onderzoek met behulp van reactorneutronen
34
Niet-programmagebonden dienstverleningen en spin-off
40
Bedrijf van de onderzoekreactoren
47
Personeel
50
Financieel verslag
53
Accountantsverklaring
65
Publikaties 1985
66
Voordrachten
78
Lijst van afkortingen
80
Voorwoord Dit verslag aangaande de werkzaamheden en de toestand van de Stichting in 1985, de rekening van ontvangsten en uitgaven over dit jaar en de balans per 31 december 1985 is door het bestuur op 24 april jl. goedgekeurd. In mei is afgetreden prof.dr. C.M. Braams, sedert 1967 lid van het bestuur en sinds 1975 vice-voorzitter. Gedurende deze lange periode, waarin ECN veel ontwikkelingen heeft doorgemaakt, is de heer Braams bestuur en directie tot steun geweest met creatieve en opbouwende adviezen, voortkomend uit een grote kennis van zaken. Ook op andere wijzen heeft hij ECN belangrijke diensten bewezen. Graag geef ik op deze plaats uiting aan onze waardering voor zijn inzet ten behoeve van ECN. De in het vorige jaarverslag gesignaleerde gunstige ontwikkelingen hebben zich in 1985 voortgezet. De positie van ECN als instituut, gericht op de voorziening in specifieke behoeften van overheid en bedrijfsleven, werd verder versterkt. Bij het verwezenlijken van de uitgestippelde strategie zijn belangrijke stappen gezet. Toch zal het voortgaan op deze weg niet gemakkelijker worden. ECN beschikt over internationaal gerespecteerde competenties en zal deze moeten onderhouden en versterken om een vooraanstaande plaats in het onderzoek te kunnen behouden. Naast aandacht voor de maatschappelijke behoeften blijft daarom het maken van goede keuzen voor het op de verdere toekomst gerichte onderzoek voor ECN van levensbelang.
Sinds de opstelling van dit jaarverslag heeft op 26 april in Tsjernobyl een ongeluk in één van de daar aanwezige kerncentrales plaatsgevonden. Dit ongeluk en de gevolgen daarvan zullen ongetwijfeld van invloed zijn op de verdere toepassing van kernsplijting voor de elektriciteitsopwekking, zoals reeds blijkt uil het recente uitstel van een beslissing ten aanzien van de bouw van nieuwe kerncentrales in ons land. Gezien de know-how van ECN op het gebied van reactorsystemen mag worden verwacht, dat ECN bij een analyse van het ongeluk en de gevolgen daarvan een belangrijke rol zal spelen. Ten behoeve van de voortzetting van het werk ter uitvoering van de uitgestippelde strategie en als gevolg van de aan bovengenoemde analyse verbonden werkzaamheden zal gedurende het lopende jaar, zoals ook in het verslagjaar het geval was, een aanzienlijke inspanning van het personeel zijn vereist. Ik moge daarom dit voorwoord afsluiten met de waardering van het bestuur uit te spreken voor de wijze waarop directie en medewerkers in het verstreken jaar hun taak hebben verricht. J.H. Bakker
Werkgebieden van ECN.
thermische reactoren verwerking en opslag van radioactief afval geavanceerde reactoren algemeen kernsplijtingsonderzoek kernfusie milieuvriendelijke conversietechnieken verzuring bodem/water/lucht windenergie zonne-energie energie-opslag energieonderzoek-planning penetratie nieuwe energiesystemen nationale energieverkenningen milieustudies internationale energiestudies sociaal-wetenschappelijk energie- en milieu-onderzoek keramische materialen mechanisch onderzoek probleemoplossende software toegepaste informatica documentaire informatica vaste-stoffysica kernfysica positronenannihilatie > marktverkenning, literatuur- en octrooistudies ontwikkeling van toepassingen
Inleiding In het verslagjaar zijn belangrijke nieuwe stappen gezet op de veranderingsweg die ECN aflegt. Uitgaande van een analyse van het potentieel van ECN in relatie tot de behoefte aan onderzoek werd in het voorjaar een strategie voor de komende jaren geformuleerd in de nota 'Onderzoek met energie'. Deze strategie wordt gekenmerkt door de volgende algemene doelstellingen: - versterking van de functie van ECN als het centrale Nederlandse instituut voor energieonderzoek; - een meer directe gerichtheid op de behoeften van de overheid en het bedrijfsleven; - concentratie op hoofdthema's van onderzoek; - het realiseren van enkele 'centres of excellence' op de ECN-werkgebieden; - versterking van de kennisoverdracht en de commercialisatie van nieuwe technologie. Per werkgebied worden in deze strategienota ontwikkelingen aan de vraagzijde beschreven, keuzen gemaakt en centrale thema's van onderzoek vastgesteld, waarvan de beleidsconsequenties voor de komende vijfjaren worden aangegeven. Tot de verwerkelijking van de gestelde doelen werd in de jaren 1984 en 1985 de aanzet gegeven. Uit dit verslag mag blijken dat belangrijke vorderingen in de gewenste richting zijn gemaakt. Deze gunstige ontwikkeling is zeker bevorderd door de in het verslagjaar voltooide wijzigingen in de organisatiestructuur, waardoor de marktgerichtheid, de besluitvaardigheid en de kwaliteitsbewust heid door de gehele organisatie heen zijn versterkt. Dat de nieuwe aanpak tot goede resultaten leidt blijkt onder meer uit de groei van de opdrachtenportefeuille. Naar het zich thans laat aanzien zal deze groei zich in de komende jaren, zij het ook waarschijnlijk in mindere mate, voortzetten. De financiële positie van ECN wordt daardoor gunstig beïnvloed, met als gevolg dat meer ruimte ontstaat voor de investeringen in mankracht en middelen, noodzakelijk om de mogelijkheden van groeigebieden waar te maken. Zeker niet minder belangrijk is dat het merendeel van de opdrachten zich concentreert rond de hoofdthema's van de strategie voor het
onderzoek op langere termijn. In deze situatie dragen de contacten met de opdrachtgevers in belangrijke mate bij aan een goede verbinding met de toekomstige markt, ook bij het onderzoek op langere termijn. Een van de taken van ECN waarop in de laatste jaren meer nadruk is komen te liggen betreft het leveren van bijdragen aan de voor het Nederlandse bedrijfsleven noodzakelijke innovaties. Goede vorderingen tekenen zich vooral af op de gebieden windenergie en materiaalonderzoek. Voor wat dit laatste gebied betreft zijn in het verslagjaar besluiten genomen die de weg hebben vrijgemaakt voor het inrichten van een nationaal keramisch atelier in Petten, dat openstaat voor alle Nederlandse organisaties die technische keramiek toepassen. De vestiging van dit keramisch atelier op het ECN-terrein kan gezien worden als een erkenning van de expertise waarover ECN op dit gebied beschikt. Zijn dit geruststellende ontwikkelingen, er blijft toch reden tot extra aandacht. Deze betreft vooral de krachtsinspanning die op veel gebieden nodig is om ECN ook op langere termijn in staat te stellen, zijn nuttige plaats binnen een steeds veranderende maatschappij te behouden. ECN zal nieuwe ideeën moeten genereren en deze in veelbelovende onderzoekprojecten moeten omzetten om de impulsen te kunnen geven die door de overheid en het bedrijfsleven worden verlangd. Lange-termijnafspraken met de overheid en het bedrijfsleven zullen nodig zijn om het voor ECN mogelijk te maken, een personeelsbestand met erkende en gevraagde kundigheden in stand te houden en dit tijdig op nieuwe taken voor te bereiden.
,
Organisatieschema van ECN.
Algemeen Directeur drs. R.W.R. Dee Technisch Directeur ir. J. Pelser Wetenschappelijk Directeur dr. J.F. van de Vate
Chemie en Materiaalkunde drs. J.G. van Raaphorst
Programmabureau dr. C.A.M, van der Klein
Programma Verbrandingsen Stromingsenergie ir. N. van der Kleij
Fysica dr. J. Bergsma
Algemeen Secretariaat mr. F.A. Star Busmann
Programma Toepassing van Technieken en Materialen dr. R. Blackstone
Energie-Technologie ir. W.G. Bonsel
Financiën en Administratieve Organisatie drs. E.L. Wout
Energie Studie Centrum ir. J.A. Over
Personeelszaken R.B. Mark
Technische en Wetenschappelijke Informatie dr. H.M. Rietveld
Voorlichting A.H. Lindhout
Programma Kernenergie ir. A.M. Versteegh
Rekencentrum ir. H.P. Struch
Reactor Afdeling ir. R.J. Swanenburg de Veye
Interne Dienst ir. H. Bergmans
Gezondheids Beschermings Dienst ir. J.R.D. Stoute
Nucleair onderzoek Het werk op het gebied van de nucleaire energie omvat zowel kernsplijting als kernfusie. Hierbij worden ook gerekend onderwerpen zoals stralingshygiëne. Het werkgebied is ingedeeld in de volgende terreinen: - Risico's en veiligheid van thermische reactoren - Verwerking en opslag van radioactief afval - Geavanceerde splijtingsreactoren - Algemeen kernsplijtingsonderzoek - Bijdrage Europees fusie-onderzoek. Het voorlaatste terrein betreft enkele specifieke activiteiten zoals splijtstofbewaking, alsmede dienstverlening. Risico's en veiligheid van thermische reactoren Het onderzoek op dit gebied is tot op zekere hoogte een voortzetting van het zogenaamde Interim Programma dat in 1981 door het parlement werd goedgekeurd en dat diende tot - het verschaffen van kennis nodig voor het veilig bedrijven van de twee bestaande kerncentrales in Nederland - het zo goed mogelijk in stand hou-
In de atmosfeer van een veiligheidsomhulling van een watergekoelde kernreactor bevinden zich na een kernsmeltongeval radioactieve deeltjes. Door verschillende processen, zoals uitzakken, maar vooral door stoomcondensatie op de wanden, verdwijnen die deeltjes weer uit de atmosfeer. Het stoomcondensatieproces is hierbij echter nog onvoldoende onderzocht. Experimenten op kleine schaal (0,3 m') laten zien dat de deeltjes-massaconcentratie (in mg per m ! ) exponentieel afneemt (curve M). Deze experimenteel bepaalde curve is getoetst aan drie in de literatuur voorgestelde theorieën. De afneming komt redelijk overeen met de voorspelling volgens een theorie (weergegeven met SW) die het meesleuren van deeltjes door condenserende stoom veronderstelt en waarbij wordt gecorrigeerd voor het soms tussen de stoom doorslippen van de deeltjes. De theorieën SF en WM zijn resp. te optimistisch of te pessimistisch.
den van de nucleaire competentie, hangende de besluitvorming ten aanzien van de bouw van nieuwe kerncentrales. Het werk van ECN op het gebied van thermische reactoren heeft zich het afgelopen jaar toegespitst op risico's en veiligheid. Gestreefd wordt naar het integreren van de hiermee verkregen kennis en kunde in een programmatuur voor centrale ongevalsdiagnose die eventueel voor de Nederlandse kerncentrales gebruikt zou kunnen worden. Enkele interessante ontwikkelingen op het gebied van de veiligheid: - In 1985 kwam een samenwerkingsovereenkomst gereed met de US Nuclear Regulatory Commission (NRC) waardoor een belangrijke bron van gegevens over rekenprogramma's en experimentele resultaten beschikbaar komt op het gebied van risico's en veiligheid van thermische reactoren. - Analyses van het splijtstofstaafgedrag en van splijtstoffalen bij koelmiddelverlies werden voor Belgonucléaire met bij ECN beschikbare rekencodes uitgevoerd. Deze analyses zijn vooral
Hl
WM
0.1
0 lijd (in min.)
60
120
180
10
koningin iieutm hr,»chl i>p S iimenibei in hel Lkiei \;in h.i.ii uerkbe/<>eken np la-i L'ehieil win hel miiieuheheei en de .il\.ilhe\u-ikniu. een he zoek .1.111 tie ( enli.tle (>i L'.i.iivüie \ o m K.ulio .kMel AU.il 1( ' >VK-\ l i \ ) en .i.ln Je I I \ ue:kiiii>iM-.i.ill,ilii> \«•• • r Milhuenet .iK.il
u-i
van belaim voor de \oiguiiinnj:\ciieiiinti. Kennis op het gebied van splijlsiolsiaal'gedrai: woidi lunendien in siand uehmiden dooi de deelneinini; van i ( N en KI-MA in liei Ol-.Ci)NI-.A-proJL'L'l Ie Halden (Noorwegen). - l e n Amerikaanse rekenende werd samen mei Siudsvik (/weden) uilyehreid urn koelniiddeKnniniien en oniievalsvei lopen in hel piiniaire koeKvsleem heler ie kunnen anaKseren. l e n aanlal herekeninjjen werd uiljievoerd, onder aiulei van hednjKproeedures van de kemeenlrale B<nssele en van ;jeposiuleerde ongevallen in de heide \edeilaiuKe kei neenl rales. Mel jiediaj; van splijiinüsprodiiklen hii oiieevalssiinaiie1- m de '.eiligheidsoinhullinu vvoidl mede bepaald tloor hel eoudenseien van -.loom op koude wanden. Meelineihoden weiden be pioeld vooi een in aanbouw /inule opsiellinu vooi oiklei/oek van de sinuiiiiisis- eu warmie-overdraehipro u'ssen die ondei deiüeliike omsiandii.'
heden opireden in een veiliuheidsomhullitiL!. Hel benelt hier een studieeoniraet voc>r de lurnpese ( ommissie In hei/elfde kader werd de natuurlijke verwijdering van aerosolen door sloomeondensatie op de wanden bestudeerd. De tvsisehe aehterurond van dit voor de bronterm belanuriike proees kon worden vasij;esield en in een rekenmodel worden opgenomen. • Voor de analvse van de uevoken van een emstiii reaetoronueval zijn de iherinodvnamisehe eiuensehappen van vrijkomende stollen van urooi belani;. In hel kader van de samenvserkiiiji met l SNR( worden themu>dvnamisehe eieensehapjien bepaald van verbindinüen die door radioaetieve s|->lijlini;sprodukteu kunnen worden
gevormd. In opdracht van de Imopese (.\>nimissie steil K \ mei hei Atomie Inergv Researeh I siablishuiem. Hatwell een gegevensbesiaiKl sairen. Ilienn woidt een !iieial(iui-kiitiM.ii
11
bewerkt overzicht van thermodynamische eigenschappen van voor de reactoi veiligheid belangrijke verbindingen van splijtingsprodukten gegeven. - Een door ECN ontwikkeld rekenprogramma voor faalanalyse werd verder verbeterd. Het programma is thans uitgegroeid tot een commercieel produkt, dat onlangs in licentie is gegeven aan het Franse staatsbedrijf Electricité de France (EdF). Eveneens op het gebied van de risicoanalyse werd gewerkt aan een opdracht van de Kernfysische Dienst om na te gaan welke rol 'Probabilistic Risk Assessment' voor nieuwe kerncentrales zou kunnen spelen.
Gebruikers van laboratoria en verwerkers van radioactieve stoffen zien zich bij storingen of beëindiging van bepaalde werkzaamheden geplaatst voor een radioactief afvalprobleem. ECN biedt voor die gevallen zijn specialistische kennis aan om een beter inzicht en afbakening van te nemen voorzorgsmaatregelen te verschaffen. Indien de opdrachtgever dit wenst, worden de voorgestelde werkzaamheden door ECN volledig uitgevoerd. De in dit kader uitgevoerde projecten liggen alle op het gebied van decontaminatie en/of ontmantelingswerkzaamheden.
Het Nederlandse onderzoek van het beheer en de opberging van radioactief afval vindt plaats in het kader van het Verwerking en opslag van radioactief Integraal Landelijk Onderzoek Nuafval cleair Afval (ILONA).In dit kader wordt ook het onderzoekprogramma Het radioactief afval dat ontstaat bij inzake geologische opberging uitgehet kernsplijtingsproces en bij andere voerd. In de nu lopende eerste fase van toepassingen van nucleaire technieken moet op een veilige en milieuvriendelij- het onderzoekprogramma is ECN betrokken bij: ke wijze verwerkt en opgeborgen worden. Uitzicht op een aanvaardbare op- - mijntechniek lossing voor het kernsplijtingsafval is - veiligheidsstudies (samen met het door de Tweede Kamer als voorwaarde Rijksinstituut voor Volksgezondheid gesteld voor een positief besluit inzake en Milieuhygiëne) uitbreiding van het aantal kerncentrales - berekeningen van het thermomechain Nederland. Het ECN-onderzoek nisch gedrag (samen met de Rijksgeopast goed in deze doelstelling. logische Dienst en de Rijksuniversiteit Utrecht) - het experimentele werk in de ASSEVoor de verwerking van voornamelijk zoutmijn in de BRD (samen met het laag-radioactief afval heeft het onderGesellschaft für Strahlen und Umweltzoek zich gericht op verbranding als forschung (GSF) en Technische Hogemiddel voor volumevermindering. Beschool Delft). gin 1985 werd een in opdracht van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer uitge- Naar de uitvoeringsvormen van de vervoerde studie afgerond van de diverse schillende opbergmogelijkheden wordt systemen voor verbranding van vast samen met RIVM een studie uitgemateriaal. Dit jaar werd een studie be- voerd. Zowel een gecombineerde opgonnen van de mogelijkheden om berging van laag- en middel-actief afvloeibaar organisch afval te verbranval (LAVA en MAVA) en kernsplijtingsden. afval (KSA) als een volledig gescheiden berging wordt bestudeerd. Er is een dalende tendens te constateren in het aanbod van te verwerken ra- De veiligheidsberekeningen van opslag dioactief afval. De bij ECN, alsmede in steenzout steunen in belangrijke mabij de andere in Petten gevestigde bete op thermomechanische en stralingsdrijven -Mallinckrodt Diagnostica BV effect-berekeningen. Berekeningen van en het Gemeenschappelijk Centrum het globale gedrag van een steenzoutvoor Onderzoek (GCO)- genomen afformatie, waarin warmteproducerend valbeperkende maatregelen hebben tot afval is opgeborgen, geven aan dat gevermindering van het aanbod geleid. durende de gehele opslagperiode een De voor COVRA behandelde hoeveelgrote drukspanning in de steenzoutforheid afval is redelijk stabiel gebleven. matie gewaarborgd is, waardoor scheurvorming niet kan optreden. Deze berekeningen zijn mede gebaseerd op ECN heeft zich in 1985 vooral toegede ECN-waarnemingen van het druklegd op serviceverlening aan derden.
12
en temperatuurverloop na het inbrengen van een verwarmde gesimuleerde afvalcontainer in het zogenaamde 300 m gat in de Asse-mijn. De experimentele werkzaamheden in de Asse-mijn concentreren zich op de samen met het GSF uit te voeren proefopslag van een aantal KSA-containers. Aan de voorbereidingen van dit omvangrijke project, dat loopt van 1985 tot 1989, is in 1985 veel werk besteed. Geavanceerde splijtingsreactoren Er moet vanuit worden gegaan dat de huidige typen lichtwaterreactoren op langere termijn opgevolgd zullen moeten worden door reactoren die zuiniger met het uranium omgaan. Een radicale oplossing met een aanzienlijke beperking van het uraniumgebruik biedt de snelle reactor. Aan de ontwikkeling daarvan heeft Nederland Berekende temperatuurstijging in zout door de opslag van containers met kernsplijtingsafval. De figuur geeft de temperatuurverdeling 5 jaar na aanvang van de proef in een drietal boven elkaar gelegen vlakken. Het onderste vlak ligt op een diepte van 812 m, op halve hoogte van de acht met afval gevulde gaten. Het middelste vlak ligt op 809 m, juist aan de bovenzijde van afvalcontainers. Het bovenste vlak ligt op een diepte van 800 m, ter hoogte van de galerijen.
meegewerkt in het internationale DeBeNe-samenwerkingsverband. Dit heeft geleid tot de bouw van de SN-300 die mogelijk in 1986 gereedkomt. Aan de in 1984 opgezette nieuwe spir'enwerkingsovereenkomst tussen DeBeNe en Frankrijk, Italië en Engeland neemt Nederland nog niet deel. Het onderzoek van snelle reactoren bij ECN concentreerde zich op het splijtstofgedrag onder transiënte condities en op de vermindering van de mechanische eigenschappen die het gevolg zijn van de niateriaalbeschadiging door neutronenbestraling in de reactor. Uit kruipexperimenten van met neutronen bestraald staal is gebleken dat voor austenitisch staal het verbrossingseffect en de drempelwaarde voor verbrossing per charge verschillen. Met microscopisch onderzoek kon worden vastgesteld dat die verschillen voortvloeien
diepte - 800 m
13
50 • A • •
HFR test temp.: 823 K Phénix test temp.: 823 K HFR test temp.: 923 K Phénix test temp.: 923 K
30
Roestvast austcnitisch staal is zowel in de HFR als in de Franse snelle kweekreactor Phénix bestraald. Bij deze bestraling vinden kernreacties plaats van neutronen met de boriumsporen in staal onder de vorming van helium. Dit helium verbrost het staal, waardoor de treksnelheid afneemt. Na de bestraling is de materiaaltoestand van de trekstaven gelijk (evenveel helium en verplaatsing), hoewel de bestralingen in de twee reactoren -door de verschillende neutronenfluxen- van zeer verschillende duur waren (600 uur in HFR en 18.000 uur in Phénix). Uit de grafiek blijkt dan ook dat de ductiliteit (gezien de voornaamste parameter, de reksnelheid) gelijk is ongeacht in welke reactor de bestraling heeft plaatsgevonden.
20
10
10 •
K)
10
10
KI
4
10 -
10
irckMielheid s
uit de mate waarin helium, dat bij bestraling uit borium ontstaat, op de korrelgrenzen aanwezig is. Veel onderzoek van bestralingseffecten in permanente kernconstructies voor een kweekreactor wordt uitgevoerd met bestralingen in materiaalonderzoekreactoren met een gemengd neutronenspectrum zoals de HFR. Met behulp van neutronenberekeningen voor SNR-300 en HFR kan worden afgeleid dat de HFR-bestralingen met betrekking tot heliumgehalten en verplaatsingsschade representatief zijn voor de permanente kernconstructies van natriumgekoelde kweekreactoren zoals SNR-300. Nabetralingsonderzoek van staal bestraald in de kern van de Franse snelle kweekreactor Phénix heeft aangetoond, dat in de HFR neutronenbestralingen kunnen worden uitgevoerd, die representatief zijn voor permanente kerncomponenten van kweekreactoren. Met het oog op de weerstand tegen vermoeiing en scheuruitbreiding -van belang voor veiligheidsbeoordelingen en ontwerpanalyses- werden proefstaven gedurende een langere periode in de HFR bestraald. Beproevingen onder wisselende rekbelasting bij 450 °C wijzen op een gunstig effect van deze bestraling op de vermoeiingslevensduur. Een belangrijke nieuwe onderzoekacti-
viteit is het nagaan van de bruikbaarheid van nieuwe elastoplastische grootheden voor de weerstand tegen scheuruitbreiding. Hierbij worden gekerfde proefstukjes aan belastingsstappen onderworpen. Het onderzoek naar het splijtstofgedrag onder transiënte condities in een snelle reactor is eind 1985 afgesloten. De onzekerheid over de Nederlandse deelneming in het nieuwe Europese samenwerkingsverband alsmede de opdracht van de Europese Commissie aan het Franse Commissariat a l'Energie Atomique voor soortgelijke experimenten heeft ertoe geleid het eerder voorgenomen, langdurige en relatief kostbare TOP-programma niet uit te voeren. Wel zal in het kader van een studie-opdracht van de Europese Gemeenschap worden nagegaan aan welke experimenten onder transiënte bedrij fscondities er binnen de Gemeenschap behoefte bestaat en welke rol de ontwikkelde bestralingsfaciliteit en de HFR daarin zouden kunnen spelen. Algemeen kernsplijtingsonderzoek Nucleaire analyse Voor reactorberekeningen is het nodig enerzijds reactorfysische rekenprogramma's en -methoden te ontwikkelen of te moderniseren en anderzijds de benodigde invoergegevens (werkzame doorsneden) te evalueren en te testen. ECN heeft een aanzienlijke bijdrage geleverd
14
aan een Europees project voor een bestand van geëvalueerde kernfysische gegevens, dat met medewerking van de NEA Data Bank lot sland is gekomen. In het kader van de samenwerking op het gebied van snelle reactoren tussen Frankrijk en DeBeNe werd met de Fransen een uitgebreide kwaliteitsstudie uitgevoerd van de splijtingsproduktgegevens met behulp van integrale metingen die eerder in Nederland, Frankrijk en VS werden uitgevoerd. Uit nauwkeurige analyses is aan het licht gekomen dat verbeteringen nodig zijn van de inelastische strooiingsdoorsneden. Een ander resultaat van de studie is dat in een reactor de bestaande onzekerheid over de totale neutronenvangst van alle splijtingsprodukten tezamen teruggebracht kon worden tot slechts enkele procenten. Gebruikmakend van een door ECN ontwikkeld model kon worden vastgesteld dat deze onzekerheid verband houdt met het weglekken en migreren van gasvormige en vluchtige splijtingsprodukten uit de (hete) kern naar het (koelere) gasplenum vlak buiten de kern. Dit resultaat is van belang voor de verdere ontwikkelingen van splijtstofelementen met een hoge versplijtingsgraad. Splijtstofbewakingsonderzoek Op het terrein van de splijtstofbewaking en proliferatie wordt de noodza-
In de cascadehal van de verrijkingsfabriek van URENCO in Almelo worden metingen verricht in het kader van het splijtstofbewakingsonderzoek.
kelijke kennis op peil gehouden door het doen van onderzoek en door deelname in de Europ an Safeguards Research and Development Association (ESARDA). Ten behoeve van de URENCO-verrijkingsfabrieken in Almelo werd een aantal metingen verricht. Reactonvis en signaalanalyse Door het meten van de fluctuaties in de plaatsafhankelijke neutronenflux, druk, temperatuur, etc. in een reactor kan informatie worden verkregen over de dynamische toestand van de reactor. DOP: ECN zijn statistische analysemethoden verder ontwikkeld om uit deze fluctuaties vroegtijdige signalering van storingen te kunnen verkrijgen. In de kerncentral'; Borssele worden metingen verricht om na te gaan welke mogelijkheden deze technieken hebben om vroegtijdig afwijkend gedrag te kunnen constateren. Hiervoor wordt een groot aantal signalen per telefoonverbinding overgebracht naar Petten waar ze met behulp van computers worden geanalyseerd. De resultaten daarvan zijn zodanig dat in 1986 een display-systeem in Borssele zal worden geïnstalleerd, waarop on-line gemeten waarden, verwerkt met behulp van de ruisanalyse, voor de reactoroperators gevisualiseerd worden.
15
21KMI
16IHI
1200
Slid
i.
—
400
•
raltaü
1 ilicp/ec
D
rattail
2 diep/cc
•
rullail
3 diep/w
1
lint kust» al er
0 maaguarmttand maagdarminhüud
Het internationale onderzoekprogramma naar de invloed van zeedumpingen op het voorkomen van radionucliden in diepzee-organismen had tot doel een meer realistische schatting dan voorheen te verkrijgen van de stralingsdoses als gevolg van het vrijkomen van radioactieve stoffen uit gedumpt afval. Om een indruk te verkrijgen van de mogelijke biologische effecten van die stralingsdoses is het van belang te weten hoe groot de stralingsdoses zijn die de diepzeeorganismen van nature al krijgen. Vanwege het natuurlijke voorkomen van de alfastraler polonium-2 10 in de diepzec kon, op grond van gegevens over organismen uit kustwater, verwacht worden dat dit radionuelide daar een belangrijk aandeel in heeft. Om dit te verifiëren werd een onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van dit radionuelide in een aantal soorten diepzeeorganismen afkomstig van ca. 4000 m diepte in de N.O. Atlantische Oceaan, [n de figuur zijn de resultaten weergegeven voor verschillende organen en weefsels van een drietal voor dit onderzoek beschikbare exemplaren van een diepzeevis, de "rattail". Ter vergelijking zijn ook opgenomen de gemiddelde poloniutn-210 concentraties in overeenkomstige delen van een aantal exemplaren van een vissoort uit kustwater, de "fint". Die vergelijking toont aan dat de concentraties polonium-210 in de diepzeevis van dezelfde orde zijn als in de kustwatervis. Daaruit volgt dat ook de stralingsdoses in de weefsels die door de aanwezigheid van polonium-210 worden veroorzaakt bij de twee vissoorten van vergelijkbare grootte zijn. De figuur illustreert ook een algemene tendens dat de polonium-210 concentratie in het spierweefsel van zeevis veel lager is dan in overige organen of delen. Dit is vooral van belang in verband met de natuurlijke stralingsbelasting van de mens als gevolg van consumptie van zeevis. Over het algemeen wordt namelijk alleen het spierweefsel van zeevis voor menselijke consumptie gebruikt.
spier
Radio-ecologie en -biologie Het radio-ecologisch onderzoek bij ECN heeft tot doel inzicht vr verkrijgen in de stralingsbelasting van de mens en andere organismen als gevolg van kunstmatige en natuurlijk voorkomende radionucliden in het watermilieu. Het onderzoek in verband met de zogenaamde zeedumpingen naar het voorkomen van het natuurlijke radionuelide van polonium-210 in diepzeeorganismen uit de N.O. Atlantische Oceaan werd afgesloten. Daaruit bleek dat Po-210 in sterk variërende en soms hoge concentraties in deze organismen voorkomt. Het dosistempo waaraan diepzee-organismen door dit radionuelide van nature zijn blootgesteld, is vrijwel even groot als bij organismen uit kustwater en vertoont dezelfde variatie. Voor het radiobiologisch onderzoek wordt gebruik gemaakt van de Lage Flux Reactor. Dit onderzoek betreft de effecten van neutronen die door splijting van uranium-235 worden gevormd en de vergelijking hiervan met de effecten van röntgenstraling. De analyse van de stralingsgevoeligheid van verschillende celpopulaties in de thymus voor splijtingsneutronen en röntgenstraling werd dit jaar voltooid.
De celpopulaties werden onderscheiden door merking van de cellen met monoklonale antilichamen. Dit onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met de afdeling Celbiologie van de Erasmus Universiteit. De samenwerking met het Laboratorium voor Histologie en Celbiologie van de Faculteit der Geneeskunde van de RU-Utrecht heeft de stralingsgevoeligheid van de spermatogenese tot onderwerp. Het onderzoek dat tot dusver is uitgevoerd rnet de muis en de Chinese hamster naar de variatie in stralingsgevoeligheid van de spermatogoniale stamcellen als functie van hun delingsactiviteit leidde tot de conclusie dat deze cellen het meest stralingsgevoelig zijn in de rusttoestand. In opdracht van Mallinckrodt Diagnostica BV werden radioactieve preparaten, bestemd voor medische diagnostiek, getest in proefdieren. Kernfusie
Het ECN-onderzoekprogramma inzake kernfusie draagt bij aan het meerjarige Europese kernfusieprogramma, dat door de Europese Commissie gecoördineerd wordt. De basis van het programma wordt gevormd door plasmafysisch onderzoek in diverse met Euratom geassocieerde nationale laborato-
16
Montage van een HFR-bestralingsfaciliteit in de Centrale Werkplaats van ECN. Deze faciliteit wordt gebruikt voor onderzoek van tritiumproduktie door bestraling van keramische tritiumkweekmaterialen in de HFR. Hij bestaat uit een herlaadbare houder, TETRA (2), waarin de vier kanalen plaats bieden aan vier monsterhouders (3) en een instrumentatiekop (1). In de instrumentatiekop zijn ondergebracht: een reeks koppelingen (4) die de diverse gas-aan- en -afvoerleidingen tussen de monsterhouders en het gasstation verbinden, thermokoppelverbindingen en twee verticale verplaatsingseenheden (5), waar de vier monsterhouders aan hangen. De lengte van de verschillede componenten is als volgt: de monsterkolom, twee per monsterhouder, elk ca. 13 cm, de complete monsterhouder, bestaande uit twee capsules met monsters en omgeven door drie "containments" ca. 64 cm, de TETRA houder ca. 4 m en de instrumentatiekop ca. 1,40 m.
ria, waaronder in Nederland het FOMInstituut voor Plasmafysica te Nieuwegein. De culminatie van het onderzoek is het Joint European Torus Experiment (JET) te Culharr. in Engeland, waarin men nu geleidelijk de temperatuur van een magnetisch opgesloten plasmaring van waterstofisotopen tot de thermonucleaire ontbrandingsconditie tracht op te voeren. ECN draagt aan JET bij met neutronentransportberekeningen waarvoor ECN een rekenprogramma heeft ontwikkeld, waarmee in de uiterst complexe geometrie van een Tokamak alle relevante aspecten van de neutroiienhuishouding berekend kunnen worden, zoals energiedissipatie, activering, stralingsschade en tritiumkweekfactor. Een andere bijdrage die in dit verband van belang is betreft het verzorgen van de European Fusion File van nucleaire gegevens, in het bijzonder voor de reacties met neutronen. Sinds enkele jaren wordt in Garching een haalbaarheidsstudie uitgevoerd voor een eerste fusiereactorexperiment NET (Next European Torus). Hierop is het technologische deel van het Europese Fusieprogramma en dus ook het fusietechnologische programma van ECN gericht. De Hoge Flux Reactor (HFR) van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) te Petten is een belang-
rijk instrument voor het Europese Fusieprogramma in het algemeen en dat van ECN in het bijzonder. Een onderzoek werd begonnen van de mogelijkheden van keramische lithiumverbindingen voor het kweken van tritium. Dit project is een samenwerking van ECN met UKAEA Springfields Power and Development Laboratory (SNL), het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK/CEN) te Mol en met het GCOPetten. Een eerste bestralingsexperiment bevatte LiAlO2 en Li 2 Si0 3 proefmateriaal van verschillende microstructuur. Het tweede bestralingsexperiment, dat momenteel wordt geassembleerd, zal voornamelijk Li2O monsters bevatten. In andere projecten wordt de HFR gebruikt voor bepaling van de stralingsbeschadiging van het constructiemateriaal voor de eerste wand en de kweekmantel. Na bestraling worden de veranderingen in mechanische eigenschappen zoals kruip, vermoeiing en scheurgroei met een voor straling afgeschermd instrumentarium in het Laboratorium voor Sterk-radioactieve Objecten (LSO) onderzocht. Daarbij betreft het voornamelijk het roestvaste staal AISI 316 voor NET, maar ook vanadiumlegeringen die vanwege een geringere activering gunstiger lijken voor toepassing in fusiereactoren. In Europese werkgroepen neemt ECN deel aan veiligheidsstudies. Zo werden de gevolgen berekend van pijpbreuk en van het wegvallen van koeling in het concept van een watergekoelde lithiumlood kweekmantel voor NET. De studie van gevolgen van plasmadisrupties werd uitgebreid met een analyse van mogelijkheden om de toruswand te beschermen met een hittebestendige coating van materiaal bestaande uit lichte elementen. In dit verband werd ook begonnen met simulatieproeven met behulp van een krachtige laser. Vooral in combinatie met de wisselende mechanische belasting zou dit de levensduur van de eerste wand kunnen beperken. Tezamen met het Schweizerisches Institut für Nuklearforschung (SIN) en het Comitato Nazionale per l'Energia Nucleare e Alternativa (ENEA) te Frascati, werkt ECN aan de ontwikkeling van niobium-tin geleiders voor de toroïdale magneetspoelen van NET. In eerste instantie betreft dat de vervaardiging van een drietal spoelen (elk van de partners
één) voor de SUI.TAN-faciliieit in Villigen, om de/e op te voeren lot een veldsterkte van 12 lesla. In de Lt'Nspoel /.al voor de eerste maal op grote schaal niobium-tin draad toegepast worden, gemaakt volgens eigen procédé. Vooruitlopend op de produktie van de/e draad door een nieuw op te richten dochteronderneming, werden in Petten voorbereidingen getroffen voor de verkabeling en verbindingstechniek voor het samenstellen van een 6A geleider. In nauwe samenwerking niet hel NET-team te Garching hebben de SULTAN-partners vele concepten aangedragen voor realisering van de geleiders voor de NET-spoelen. Voor ECN moeten deze activiteiten uitmonden in de aanmaak van 30 m lest lengte in 1986. Aangezien in Europees verband geen mogelijkheden bestaan om de geleider integraal te testen, zal de/e in de bestaande opstelling slechts op deelaspecten kunnen worden beproefd. Bij een gunstig resultaat van de/e activiteiten bestaat voor de Nederlandse industrie een reële kans om te participeren in de daarop volgende grootschalige ontwikkeling van supergeleidende magneten voor toepassing bij kernfusie.
l)c \ er schil lende componenten van een sanienizcMelde supergeleider worden bijeengebracht (Innen) en in vie sokieetMraai xaniei)üe\oei:d (oiulei).
!8
Onderzoek van fossiele energiedragers en milieu-aspecten daarvan Het onderzoek van ECN aan fossiele energiedragers is gericht op voorkómen of verminderen van de gevolgen van het gebruik van deze energiedragers. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen onderzoek naar milieuvriendelijke omzettingsmethoden en onderzoek naar effecten van verontreinigende stoffen die bij de energieopwekking ontstaan. Dit onderzoekprogramma wordt voor het grootste deel uitgevoerd ter ondersteuning en voorbereiding van het overheidsbeleid (ministerie van Economische Zaken (EZ) en ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)). Het
programma is verdeeld in drie hoofdprojecten: milieuvriendelijke conversietechnieken, verzuring en milieuonderzoek bodem/water/lucht. Milieuvriendelijke conversieiechnieken ECN draagt met dit onderzoek bij tot het verbeteren en ontwikkelen van conversietechnieker., zodanig dat de vorming van milieuvervuilende stoffen voorkomen of verminderd wordt. Het onderzoek richt zich voornamelijk op de conversie van steenkool en aardgas. Voor het Projectbeheerbuieau Energie-
- rookgaireiniging
• wervelbed • vergasser - underfeeder • katalylisehe brande
verbranding xcruussinu
- olie - kolen - afval - aardgas - W(asle) D(erived) Fluel»
brandMotkarakieriserine
19
onderzoek (PEO) werd een programma voor onderzoek van gesmolten-carbonaat brandstofcellen geformuleerd. Deze conversietechniek wordt algemeen gezien als zeer milieuvriendelijk. Bovendien is het energieconversie-rendement hoog. In dit programma is samenwerking voorzien met de Technische Hogescholen van Eindhoven, Twente en Delft, alsmede met TNO. ECN zal zich met name richten op experimenteel en fysisch-chemisch onderzoek en op componentontwikkeling en zal als hoofduitvoerder van het nationale programma optreden.
De samenstelling van steenkool-mineralen en de omzetting daarvan in de vlam beïnvloeden de hechting van afzettingen op de wanden in een pocderkoolketel. Röntgenspectrografische analyse van uit de vlamzone bemonsterde vliegassen geeft een beeld van de minerale omzettingen die in de vlam optreden. In het gegeven voorbeeld is een verschuiving ie zien van laagsmeltende (figuur A) naar hoogsmeltende silicaten (figuur B). Afzettingen van de laatste zullen in mindere male sinteren en gemakkelijker door roetblazen te verwijderen zijn. In samenwerking met IFRF, Umuiden, vindt thans onderzoek plaats naar de invloed van steenkoolsoort (o.a. mineralen en maling) en stookcondities op de aard van de afzettingen in een roederkooünstallatie.
Als onderdeel van het Nationaal Onderzoekprogramma Kolen 'Handhaving en verdere opbouw van fundamentele kennis over het gebruik van steenkool voor de Nederlandse energievoorziening' zijn bij ECN twee projecten in uitvoering. Eén project betreft de bouw en bedrijfsvoering van een kolenvergasser met een capaciteit van 200 k'vVth ten behoeve van experimenteel werk met het geproduceerde kolengas door de Universiteiten van Amsterdam en Utrecht en door de TH-Twente. Het onderzoek geschiedt in overleg met TNO. In hetzelfde kader voert
56 52 48 44 40 36
laagsmeltende silicaten
32 + • •
hartlijn van de vlam 30 cm links van hartlijn 30 cm rechts van hartlijn
28 24 20 40 afstand van brandermond, cm
60
80
100
38 34
hoogsmeltend silicaat
30 26 22 18 14 10 6 20 40 afstand \an brandermond, cm
60
80
100
20
HeprooingM-iraiü w>or biMiionsierinijsiechnieken unir aemsolen. Mc! circuit hooist de omstandigheden (lempcraluiii, süominu, Mimcnsicllinu) na in een rotiktuiskanaal.
EC'N samen mei de Universiteit van Amsterdam onderzoek uit naar de werking van katalysatoren, zoals kaliumearbonaai, bij de vergassing van steenkool. Het ECN-onderzoek toont aan dat een mengsel van zouten een hogere katalytisehe activiteit heeft dan een afzonderlijk zo ui. In opdracht van VROM wordt onderzoek uitgevoerd naar de katalytisehe verbranding van aardgas. Hel onderzoek richt zich daarbij op vermindering van de vorming van stikstofoxide. [X' mogelijkheden worden onderzocht om katalytisehe branders te ontwikkelen die toepasbaar zijn in centrale verwarmingsketels en kleinere industriële installaties. De eerste resultaten wijzen uil dal vervanging van een stoomketelbrander door een kaialyiisehe vuurgangbrandcr leidt lol een sterke verlaging van het keielvermogen. Kaialyiisehe vlampijpbranders lijken hier een oplossing te bieden. Uil het katalysatoronder zoek blijkt dal chloride een negalieve invloed heel'i op de activiteit van plalina katalysatoren. Palladium katalysatoren vertonen de hoogste activiteit.
vorming van zwavel- en stikstofverbindingen bij de verbranding van steenkool te kunnen verminderen. Het onderzoek is in de loop van 1985 gestart. ECN voert samen met het Internationaal Vlaminsiiiuut onderzoek uit en is verder als operating agent verantwoordelijk voor de coördinatie en de voortgang van het werk. Dit jaar is een nieuw geavanceerd systeem voor het bemonsteren en analyseren van rookgassen gereedgekomen en aangesloten op een sehroefstuwsioker met een capaciteit van 3(X) kWih. Hen nog te bouwen AF-'BC-ketel mei een capaciteit van 350 kWih wordt ook met het analyse-systeem verbonden. Deze faciliteiten worden gebruikt voor hel uitvoeren van opdrachten voor verbrandingsonderzoek van allerlei vaste en in het geval van de AIBC-keiel ook slurryvormige brandstoffen. De sehroefstuwstoker is ingezet ten behoeve van verbrandings- en emissie-onderzoek van uil afval gewonnen brandstof. Dit belieft een opdracht van hel bedrijfsleven. Verzuring
In IhA-verband wordt samen mei West-Duitsland en Canada onderzoek uitgevoerd naar het gedrag van minerale bestanddelen in een poederkool vlam. In/ichi in deze materie is nodig om de
Hel verzuringsonderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de ministeries van lieonomische Zaken en van Volkshuisvesting. Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer: hel is ondereebraelu in
21
het Additioneel Nationaal Verzuringsprogramma waarbinnen een groot aantal onderzoekinstellingen samenwerken. Bij het emissie-onderzoek kwamen de test- en calibratiefaciliteiten ten behoeve van rookgasaerosol-meetapparatuur gereed. Ten behoeve van een gezamenlijke meetcampagne met de KEMA aan rookgassen van kolengestookte centrales is een gedetailleerd meetprogramma opgesteld. Het ECN-model voor de natte depositie van rookpluimcomponenten is geoptimaliseerd met behulp van uit-
wasmetingen uitgevoerd onder de rookpluim van de Amer-centrale. Met behulp van dit model is de bijdrage van de centrale tot de natte depositie berekend. Hieruit is gebleken dat verzurende stoffen en chloride^ fluoride- en boorverbindingen een belangrijk aandeel hebben in de natte depositie. De eerste rekenresultaten betreffende de neerslagsamenstelling, bepaald met behulp van het import/export model van ECN en Rijksuniversiteit Utrecht, komen goed overeen met de meetresultaten, behalve voor NH 3 en NH4+. Het onderzoek van mist en dauw, dat samen met de Universitat Paderborn
Schema van wervelbed, schroefstuwstoker en centraal rookgassysteem. O, CO
CO
NO
bemonstering •••••••••• karakterisering
NO,
so.
deelt jesgrootle-verdeling organische componenten Cl, F m e iaien
C\H CH.t
schoorsteen
dlX'klïllLM'
cyeloon
hrandMof
vJ
retort . lucht wervelbed, 350 kW,,
schroel'stuwstoker, 300 kW,,
22
(BRD) wordt uitgevoerd, werd voortgezet. Uit het onderzoek naar schade aan planten ten gevolge van blootstelling aan waterstofperoxide komt steeds duidelijker een verband tussen de waterstofperoxideeoneentralie en de mate van schade naar voren. De schade betreft een verstoring van het voedsel- en afvalstoffentransportsysteem van de plant. Er werd geen aanwijzing verkregen dat deze effecten invloed hebben op de verdamping van water uit beukenbladeren en sparrenaalden. Een mistgeneratie-opstelling met een mistvat van 20 m' is gereedgekomen. Met behulp van deze opstelling wordt de werking van mistmonsternemers gekarakteriseerd in het kader van de samenwerking met Duitsland. In dil val zal ook de werking van een door ECN gebouwde infrarood-mistmonilor worden getest. Bij de analyse van neerslag te Petten zijn hoge concentraties van H : O 2 (1,5 ppm) en organische peroxides (2,5 ppm) aangetroffen. In samenwerking met het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) is een optimale meetstrategie voor trendmetingen ontwikkeld. Een net bestaand uit 12 afzonderlijke ECN-regenvangers, aangevuld met twee meetlokaties met vier vangers, wordt hiervoor opgebouwd. De interactie tussen de zure depositie en de bodem leidt tot verandering in de samenstelling van het grondwater. Hierbij is vooral het gehalte aan aluminium en de microbiologische omzetting van ammonium van bijzonder belang. Onderzoek hiernaar wordt te Petten uitgevoerd samen mei de Landbouw Hogeschool Wageningen. Milieu-onderzoek bodem/water/lucht In dit hoofdproject zijn projecten ondergebracht die betrekking hebben op milieuproblemen in bodem, water en lucht. In de verslagperiode is begonnen met een project interactie water/slib/ bodem met als doel vast te stellen wat de interactie is van opgeloste verontreinigingen met zwevend slib en van verontreinigde waterbodems met de erboven staande waterkolom. Hierbij wordt onder meer een door ECN gemodificeerde doorstroomeentrifuge toegepast die onder veldcondities inzetbaar is en waarmee deeltjesgroottefraeties van
slib afgescheiden en onderzocht kunnen worden. Deze apparatuur is onder andere gebruikt bij het onderzoek van de Indonesische wateren in het kader van de Nederlands-Indonesische samenwerking met betrekking lot de Snellius-ll expeditie, waarbij het transport van (spoor)elementen uit rivieren in de kustwateren en de oceaan onderzocht is. De adsorptie van de meeste geloosde spoorverontreinigingen blijkt vooral op de fijne fractie van het zwevende stof plaats te vinden. Deze adsorptie verloopt zeer snel. Daarom kan de kwaliteitsbewaking van oppervlaktewater het beste geschieden door analyse van zwevend stof. Dit onderzoek is een samenwerking met het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee en het Institut für Meerkunde te Kiel. Het deelproject 'Fysiscne en chemische karakterisering van vliegas in cementgebonden toepassingen' werd afgerond. De belangrijkste conclusies uit dit onderzoek zijn dat het materiaal sterker is en de uitloging e.d. minder als de vliegasdeeltjes kleiner zijn dan 10 micrometer. Samen met RIVM, TNO, INTRON en ECN worden in opdracht van PEO en VROM de milieuconsequenlies en toepassingen van reststoffen op of in de bodem onderzocht. ECN ontwikkelt hiervoor een gegevensbestand betreffende uitloging. In opdracht van VROM wordt onderzoek uitgevoerd, dat gericht is op het ontwikkelen van apparatuur voor een gestandaardiseerde, continue en automatische meting van zwartvervuilende rook. Deze apparatuur zal toegepast worden ter controle op de naleving van door de overheid gestelde richtlijnen voor o.a. rook en zwevend stof.
Stromingsenergie Het ECN-onderzoek van stromingsenergie betreft voornamelijk windenergie en in beperkte mate zonne-energie en energie-opslag in vliegwielen. Hel windenergie-onderzoek wordt grotendeels uitgevoerd in het kader van het Nationaal Ontwikkelingsprogramma Windenergie (NOW-II) in opdracht van het Projectbeheerbureau Energieonderzoek (PEO). Tevens worden in toenemende mate opdrachten van derden uitgevoerd. Met het Nationaal Luchten Ruimtevaart Laboratorium (NLR) wordt sinds 1983 officieel samengewerkt. Met de TH-Delft zijn contacten gelegd om ook tot een nauwere samenwerking te komen. Eveneens bestaan er langdurige contacten met de TH-Eindhoven. Windenergie Het hoofdthema van het ECN-windenergieprogramma is het mogelijk maken van de toepassing van windenergie door bij te dragen aan de ontwikkeling van windturbines met lagere kosten en langere levensduur. Veel inspanning werd gestoken in de ontwikkeling van geavanceerde rekenprogrammatuur nodig om het omwerp van een windturbine te kunnen beoordelen. Ook kwam een rekenprogramma gereed waarmee de belastingen bij de ontwerpcondities van horizontale as windturbines met starre en scharnierende bladen kunnen
ECN organiseerde in 1985 in samenwerking met de Stichting Energie Anders, de Nederlandse Windenergievereniging (NEWIN) en het Projectbeheerbureau Energieonderzoek voor de derde maal de Nationale Windenergie Conferentie.
23
worden berekend en geanalyseerd. Vervolgens werd begonnen met een uitbreiding van dit programma voor flexibele rotorbladen en niet-stationaire aerodynamische effecten. Dergelijke rotorbladen worden geacht de levensduur van windturbines te kunnen vergroten. In een samenwerking in IEA-kader zijn de referentie-belastingsspectra van de bladwortel van de Horizontale As Turbine (25 m HAT) bepaald. Deze spectra zullen als invoer dienen voor computergestuurde vermoeiingsmachines om de levensduur voor bladconstructies beter te kunnen schatten. In verband met de komende vervanging van de huidige stijve rotorbladen van de 25 m HAT door flexibele biaden is FDO samen met ECN begonnen aan een voorontwerp van een nieuwe rotor met 30 m Uiameter. Deze rotor is een model op kleine schaal van het voorontwerp van de 80 m diameter GROte Horizontale As Turbine (GROHAT), waarnaar een door EZ geëntameerde stuc"ie is uitgevoerd. Het ECN-testveld voor windturbines, sinds 1982 in bedrijf, functioneert goed. Windturbines worden hier beoordeeld en beproefd op mechanische, aerodynamische en elektrische eigenschappen. Ook wordt de geluidsproduktie van windturbines bepaald. In de verslagperiode werden vier nieuwe windturbines op het testveld geplaatst
24
met rotordiameters van 3 tot 20 meter en geïnstalleerde vermogens van 1 tot 160 kW. Standaardmetingen, zoals bepaling van de vermogenskromme en de geluidsproduktie, worden op verzoek van fabrikanten steeds vaker verricht aan windturbines buiten het testveld. Enkele interessante ontwikkelingen - ECN heeft het gegevensverwerkingssysteem ontworpen, gebouwd en afgeleverd voor de metingen aan de NEWECS-45 windturbine in Medemblik, gebouwd door FDO in opdracht van PEN. Bovendien heeft ECN het veiligheidssysteem van de 45 m NEWECS beoordeeld en een opzet
In de Wieringermeer, bij Medemblik, werd op 11 december Nederlands grootste windturbine, de NEWECS-45, door minister Van Aardenne in bedrijf gesteld. ECN voert in opdracht van de eigenaar, het Provinciaal Elektriciteitsbedrijf van Noord-Holland (PEN), een omvangrijk meetprogramma uit.
gemaakt voor een veiligheidsbeproeving die begin 1986 zal beginnen. - Aan de 15 m rotordiameter Verticale As Turbine (15 m VAT) in Amsterdam is een uitgebreid meetprogramma verricht. De resultaten zullen worden gebruikt bij het ontwerp van ean 21 m VAT. Uit een studie is gebleken dat de kWh-kosten van verticale as turbines ongeveer even hoog zullen zijn als die van horizontale as turbines. - In de loop van S985 is van Centrum voor Constructie en Mechanisatie opdracht verkregen om een bijdrage te leveren aan het voorontwerp van een horizontale as windturbine met een
25
De Rolor As Aandrijf Fadlileit (RAAF). Een regelbare elektromotor drijft de as aan van een te testen windturbine. De normaal door de wind veroorzaakte effecten op de onderdelen van de windturbine kunnen op deze wijze in het laboratorium worden nagebootst.
economische kWh-prijs van ongeveer 1! cent, indien geplaatst in een van de meest windrijke gebieden van Nederland. - In de verslagperiode werd een belangrijke uitbreiding gerealiseerd door de bouw en inbedrijfstelling van de Rotor As Aandrijf Faciliteit (RAAF). Met deze faciliteit kunnen gondelsystemen zonder rotor worden getest. Onder meer kan het rendement van tandwielkast plus generator als functie van het toegevoerd vermogen worden bepaald. Zonrte-energie en energie-opslag In het onderzoek naar beproeving en optimalisatie van zonne-energie dampcollectoren zijn met behulp van een testcircuit rendements- en vermogenscurven vastgesteld voor VTR 36t-co!lectoren bij verschillende instralingsniveaus en systeemtemperaturen. Doel van het onderzoek is na te gaan welke energetische systemen in combinatie met deze dampcollectoren kunnen worden toegepast. Bij het onderzoek naar energie-opslag in vliegwielen zijn in de verslagperiode diverse vliegwielen uitgetest. Deze vliegwielen worden door het Kunststoffen- en Rubberinstituut TNO vervaardigd en bij ECN beproefd. Uit deze tests, waarbij een van de vliegwielen
bezweek, is veel informatie verkregen over het dynamisch gedrag en de sterkte-eigenschappen van de betreffende vliegwielen. Het werk wordt onder andere uitgevoeid in opdracht van DAF ten behoeve van de ontwikkeling van een geschikt concept voor toepassing in een stadsbus.
26
Energiestudies Het werkgebied Energiestudies omvat studies ten behoeve van het voorbereiden, formuleren en ondersteunen van energiebeleid en daaraan gerelateerd milieubeleid en van het energieonderzoekbeleid. Het ministerie van Economische Zaken is de belangrijkste opdrachtgever, maar er worden ook studies uitgevoerd voor de ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Buitenlandse Zaken. Het werkgebied omvat de volgende hoofdprojecten: - Studies ten behoeve van energieonderzoekplanning - Studies met betrekking tot penetratie van energiesystemen - Het ontwikkelen van scenario's voor het nationale energiebeleid, de zg. Nationale Energie Verkenningen - Studies naar milieu-aspecten van het energiebeleid, ter ondersleuning van het beleid op het raakvlak energie/ milieu - Studies ten behoeve van het energiebeleid op Westeuropese schaal en ten behoeve van de energieplanning van ontwikkelingslanden - Studies omtrent gedragswetenschappelijke aspecten van energie/milieu vraagstukken. Energieonderzoekplanning Studies ten behoeve van energieonderzoekplanning hebben tot doel een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen omtrent het Nederlandse energieonderzoek voor de lange termijn, zowel integraal als voor specifieke energiesystemen. De eerste fase werd afgerond van een studie waarbij op grond van de huidige energieontwikkelingen werd geëxtrapoleerd naar 2000-2010, terwijl daarnaast normatieve schetsen voor de verdere toekomst ontwikkeld werden. Uit een systeemanalylische confrontatie van deze twee beelden kunnen probleemvelden worden verkregen voor de oplossing waarvan lange-termijnonderzoek met hoog i aatschappelijk nul kan worden uitgevoerd. Door aanvullende aspectenstudies kunnen concrete onderwerpen voor onderzoek worden aangegeven. De gehele studie loopt tot eind 1987. Een studie werd uitgevoerd over de op-
zet en uitvoering van onderzoekprogramma's voor nieuwe energiebronnen in Japan. Dit land voert een consistent en geïntegreerd beleid op het terrein van de introductie van nieuwe energiebronnen en -technieken en actualiseert dit beleid voortdurend. Penetratie van energiesystemen Dit hoofdproject omvat enerzijds dieptestudies voor specifieke energietechnologieën teneinde de snelheid, omvang en gevolgen van de penetratie te kannen inschatten, rekening houdend met technische, economische en milieuaspecten die hierbij een rol spelen. Anderzijds wordt tegelijkertijd een systeemanalytische modelstudie gemaakt van het in onderlinge interactie penetreren van een groot aantal energiekostenbesparende technieken in de marktsectoren. In 1985 is de eerste fase afgerond van een studie die een beeld geeft van de markt voor warmte/krachtkoppeling (WKK)systemen in de negentiger jaren bij de grootschalige energieverbruikers. Een interactief rekenprogramma voor de marktverwachting gebaseerd op de rentabiliteit van diverse WKK-systemen en deelmarkten werd ontwikkeld. In het kader van de samenwerkende instellingen ten behoeve van beleidsanalytische studies (SIBAS) is een bijdrage geleverd aan een studie naar de organisatorische, juridische en bedrijfseconomische consequenties van de samenvoeging van de utiliteitsbedrijven voor gas, elektriciteit en stadsverwarming in de provincie Utrecht. De ECN-bijdrage betrof de bedrijfseconomische evaluatie van de inbreng van de diverse fusiepartners. Voor de provincie Zuid-Holland is een studie verricht van de adequate hoogte van betalingsregelingen in verband met decentraal elektrisch produktievermogen. Een analyse en evaluatie is uitgevoerd van de na-isolatie, werkgelegenheid en besparingen in het noorden des lands. In deze regio is het Nationaal Isolatie Programma versneld uitgevoerd met extra middelen. Uil de studie is gebleken dat het effect van deze extra steun beperkt is gebleven. Het rapport doet ook aanbevelingen om de werkgelegen-
27
heid en de positie van isolatiebedrijven in deze regio effectiever ie bevorderen. Nationale energieverkenningen Voor het te voeren energiebeleid bestaat bij de overheid behoefte aan inzicht in de lange-termijnontwikkelingen, die vraag en aanbod van energie bepalen. Gegeven de omvangrijke sociaal-economische en milieuhygiënische gevolgen van energiegebruik dient de overheid tijdig mogelijke knelpunten te voorzien. Hierbij is een kwantitatieve, modelmatige scenario-analyse van belang omdat de samenhang van beleidsuitgangspunten moet worden behouden en prioriteiten op grond van meerdere criteria moeten worden afgewogen. ECN voert dergelijke verkenningen uit in opdracht van het ministerie van Economische Zaken. Dit houdt tevens in het ontwikkelen van de benodigde energiemodellen.
Voor het Nationaal Additioneel Verzuringsonderzoek wordt een integraal model omwikkeld. Het doel van dil onderzoek is hel nagaan van de effectiviteit van de bestrijdingsmaatregelen. ECN levert een bijdrage in de modules emissies en lucht.
In samenwerking met de RU-Utrecht werd een studie uitgevoerd van de economie van inpassing van windvermogen in het Nederlandse elektriciteitssysteem. Hierbij is gebruik gemaakt van een tweetal hiervoor ontwikkelde modellen, waarmee situaties met en
zonder windvermogen kunnen worden beschreven. Het verschil is dan de besparing. In het geval van een opgesteld windvermogen van 350 MW decentraal en 650 MW centraal in het jaar 7.000 blijkt de break-even prijs 10,8 et (1984) per kWh te bedragen. Dit houdt in dat de maximale investering ƒ 2270/kW bedraagt, uitgaande van een levensduur van 15 jaar. Een model werd ontwikkeld en operationeel gemaakt waarmee lange-termijnontwikkelingen in de Nederlandse raffinaderijsector kunnen worden geanalyseerd; daarbij gaat het vooral om de energie-, economische en milieubeheer-ontwikkelingen. Het model zal worden ingezet bij de ontwikkeling van nieuwe energiescenario's voor EZ. Een interactief rekenprogramma voor energieprijsscenario's werd opgesteld waarmee wereldenergieprijsprognoses kunnen worden omgezet in gedetailleerde energieprijsscenario's voor diverse gebruikerscategorieën. Milieustudies De milieustudies van ECN dienen zowel ter ondersleuning van het milieubeleid als hel energiebeleid. Hiervoor is
criteria
schade
schade evaluatie schade
schade
28
het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de belangrijkste opdrachtgever. Aan het systeemonderzoek verzuring in het kader van het Nationaal Additioneel Verzuringsonderzoek wordt bijgedragen met het emissiemoduul en met het leveren van scenariogegevens en structuren voor een demonstratiemodel. De ontwikkeling van energieverbruik en van emissies in het verkeer wordt systeemanalytisch onderzocht met het oog op de aanscherping van emissienormen en technische mogelijkheden. Een markant resultaat van de studie is dat naar verwachting het aandeel van dieselmotoren gestaag zal blijven toenemen, terwijl de kansen in de jaren negentig van de motor met hoge compressie en arm mengsel hoger moeten worden ingeschat dan de kansen van de driewegkatalysatoren.
Resultaten van een studie die werd uitgevoerd over het energiegebruik bij de staal fabricage in verschillende landen.
Met behulp van nieuwe gegevens van de Emissie Registratie Lucht werd een overzicht gemaakt van het brandstofverbruik naar aard en omvang van de 1000 grootste (totaal 28.000 MWth) van de circa 10.000 installaties in Nederland (totaal circa 45.000 MWth).
Internationale energiestudies
In opdracht van het Directoraatgeneraal voor internationale samenwerking werd samen met het Nationaal Economisch Instituut en het Rijksinstituut voor Natuurbehoud een technischeconomische en ecologische evaluatie uitgevoerd van de gebruiksmogelijkheden van turf voor elektriciteitsopwekking in West-Kalimantan (Indonesië). Geconcludeerd werd, dat de vooruitzichten voldoende interessant zijn voor het opzetten van een pilot plant en dat voor het platteland de aandacht moet worden gericht op kleinschalige installaties. Indien deze acties succesvol verlopen, kunnen zulke installaties op vele plaatsen in turfrijke gebieden in Indonesië worden opgezet. Met het ministerie van Buitenlandse Zaken is overeengekomen dat ECN adviezen zal verlenen over onderwerpen betreffende energieplanning in ontwikkelingslanden. In de loop van 1985 werd geadviseerd inzake de prioriteitsstelling bij de financiering van VNprojecten over stromingsbronnen in het ESCAP Regional Energy Development Programme en het Biomass Users Network.
deiail negatief energiegebruik o \ \ staalfabriek H armband wal seri i
blok wal seri i com inu-gici machine Siemens- Man imn en oxyslaal fabriek
hoomnen
pellet
-|
sinier-
j> fabriek
cokes-
J
29
Een verkennende studie werd uitgevoerd betreffende het energieverbruik in de staalfabricage. In samenwerking met Hoogovens is op basis van gedetailleerde enquête-resultaten een vergelijking gemaakt van het energiegebruik per processtap voor 17 staalbedrijven in 11 landen. Een integrale en consistente vergelijking werd gemaakt van het totale energieverbruik per ton warmgewalste staal. Sociaal-wetenschappelijk onderzoek Het sociaal-wetenschappelijk onderzoek bij ECN beoogt vergroten van het inzicht in de maatschappelijke acceptatie van energie- en milieutechnologie. De analyse van sociaal-psychologische en bestuurlijk-organisatorische aspecten van energie- en milieutechnologieën staat in dit onderzoek centraal. In opdracht van het ministerie van VROM werden in de SlBAS-samenwerking twee studies verricht. Een eerste betrof de beleidsaspecten van de Iokatiekeuze van de opslag van radioactief afval. Hoofdconclusie was, dat in Nederland, waar de overheid veel verantwoordelijkheid op zich heeft genomen voor milieu en volksgezondheid en waar ervaring bestaat met bevolkingsparticipatie, in de beleidsstrategie de nadruk zou moeten liggen op rechtvaardigheid bij de beslissingen en op participatie van de betrokkenen alvorens beslissingen worden genomen. In een andere verkennende studie werd de rol nagegaan van risico-onderzoek bij de besluitvorming inzake risicodragende activiteiten. Naast de rationele afweging van vooren nadelen dragen ook belangen en subjectieve voorkeuren bij in de aanvaardbaarheid van dergelijke activiteiten. Daarom zullen de besluitvorming en het risico-onderzoek beter op elkaar afgestemd dienen te worden. Het eindrapport geeft een aantal wegen aan voor een betere integratie in het beleid van zowel de meer technisch/economisch gerichte risicoanalyse als het op de risicobeleving gerichte onderzoek.
30
Materiaalonderzoek Conform het werkplan 1985 heeft ECN het werkgebied materialen belangrijk uitgebreid, zowel in programmatisch als in organisatorisch opzicht. Het materialenonderzoek vormt reeds lang een zwaartepunt in het energieonderzoekprogramma van ECN. Bovendien kan ECN met zijn deskundigheid en faciliteiten op dit gebied, in het bijzonder betreffende keramische materialen, een centrale rol spelen ir. het nationale innovatiebeleid terzake. De activiteiten pasten zeer goed in de strategische plannen die ECN inzake materiaalonderzoek in het voorjaar van 1985 ontwikkelde. Aan het eind van dit jaar werd ECN door de minister van Onderwijs en Wetenschappen aangewezen als vestigingsplaats van het Nationaal Keramisch Atelier, zulks in het kader van het door hem ontwikkelde beleid inzake zwaartepuntsvorming op materiaalonderzoekgebied. Het materiaalonderzoek omvatte in 1985 enerzijds onderzoek en ontwikkeling van keramische membranen en MHD-elektroden en de ontwikkeling van plasma-spraytechnieken, en anderzijds beproeving van materialen. Deze mechanische beproeving maakte deel uit van energieonderzoekprojecten. Hierover werd verder in voorgaande hoofdstukken gerapporteerd. Een groot deel van de voor het Natio-
Opstelling voor hel meten van de korrelgrootte en korrelgroot Ie-verdeling van poeders in hel gebied van 1 tol 1800 micrometer door middel van de laser-dilïraclietechniek.
naal Keramisch Atelier benodigde apparatuur, voor zover niet reeds aanwezig, werd besteld. Een complex van laboratoriumzalen werd gereedgemaakt om aan de bestaande keramische laboratoria te worden toegevoegd.
De keramische membranen, te bereiden volgens een aan de TH-Twente gevonden procédé, worden ontwikkeld voor hoge temperatuur gasscheiding, maar op korte termijn lijken er ook toepassingen op het gebied van de vloeistofscheiding voor te zijn, zowel voor ultraals voor microfiltratie. Uitgegaan wordt van een poreus dragermateriaal waarop een dunne fijn-poreuze tussenlaag moet worden aangebracht en vervolgens de eigenlijke, zeer dunne, membraanlaag. Het bleek onmogelijk te zijn een geschikt dragermateriaal in buisvorm bij de gevestigde keramiekproducenten te krijgen. De eisen betreffen vooral een homogene en nauwe poriëngrootteverdeling. Te grote poriën leiden tot lekkende membranen. Als onderdeel van de ontwikkeling van spuittechnieken voor spuiten onder inert gas werd een speciale spuitinrichting ontwikkeld. Plamaspuittechnieken werden toegepast voor het aanbrengen van een titanium-carbidelaag op staal voor fusiereactor-doeleinden. Deze laag doorstond schokbelasting met een beperkt aantal laserpulsen (6 per minuut
31
van 0,15 joule per mm2) als simulatie van de belasting bij het bedrijf van een fusiereactor.
Voorstellen voor Innovatiegerichte Onderzoek Projecten (IOP'S) betreffende poreuze keramiek, dichte keramiek en poederontwikkeling werden opgesteld en ingediend bij de ProgrammacomAls kandidaten voor kathodemateriaal missie van het IOP Technische Keravoor de gesmolten-carbonaat brandstofcel werden lithiumferriet en lithium- miek. manganiet geselecteerd. De werkzaamheden betroffen verder synthese-optimaiisatie, tabletvcrdichting en elektrische karakterisering van kathode-keramiek. Hel aanbrengen van corrosie-, hitte- en slijtagebestendige deklagen door middel van de plasmaspuiitechniek.
In een luchtstraalmolen (rechts op de foto) van het Nationaal Keramisch Atelier kunnen poederdeeltjes contaminatievrij worden verkleind. Naast de luchtslraalmolen slaat een hydraulische pers waarin keramische platen worden geperst.
32
Informatica Computergebruik en informatica spelen overal in de ECN-organisatie een belangrijke rol. Veelvuldig worden speciale computerprogramma's ontwikkeld voor het uitvoeren van projecten op het gebied van energieonderzoek met geavanceerde middelen te kunnen uitvoeren. Het betreft hier zowel gegevensverwerking en procesbesturing als hel doorrekenenen van modellen. Verspreid over verschillende hoofdstukken wordt over de ontwikkeling en toepassing van dergelijke computerprogramma's gerapporteerd. De ontwikkelde programma's kunnen merendeels ook door derden worden gebruikt. Een voorbeeld is de rekencode VITESSE die in 1985 vrijwel gereed kwam. Met deze code kunnen wervels worden berekend die, als gevolg van niet axisymmetrische geometrie in pijpbundels, dwars op de stroomrichting van vloeistoffen ontstaan. Hoewel deze dwarsstroming een zeer kleine fractie (0,25%) is van de hoofdstroming, speelt ze een grote rol in de warmteoverdracht. Nauwkeurig onderzoek met laserdoppler anemometrie heeft de juistheid van de rekenresultaten en de bruikbaarheid van VITESSE voor dergelijke belangrijke en gecompliceerde processen bevestigd. Een ander voorbeeld is de samenwerking met het US Department of Energy in de Energy Information Database. ECN verzorgt in Nederland hiervoor de document-acquisitie. In het verslagjaar werden 925 Nederlandse publikaties ingevoerd. Rekencentrum
De activiteiten van het Rekencentrum van ECN zijn sinds 1976 ondergebracht bij ENR, een samenwerkingsverband op computergebied tussen ECN, MARIN en het Waterloopkundig Laboratorium. ENR stelt zich ten doel de participanten en derden in de meest brede zin zijn diensten te verlenen voor het oplossen van technisch-wetenschappelijke rekenproblemen. De hiervoor benodigde infrastructuur wordt gevormd door het ENR-netwerk waarin Control Data Cyber-computers, Digital VAXsystemen en een Cray-supercomputer zijn opgenomen. Communicatie tussen de in het netwerk opgestelde computers vindt plaats op basis van het in ei-
gen beheer ontwikkelde ENR-net protocol.De vestigingen van de partners zijn nu alle via breedbandverbindingen op de centrale faciliteiten aangesloten. In het vorige jaarverslag is voor het eerst melding gemaakt van de ontwik keling van Epsilon, een besturingssysteem voor IBM personal computers en daarmee compatibele machines. Dit jaar is de eerste officiële versie beschikbaar gekomen en is gestart met het in binnen- en buitenland op de markt brengen van dit produkt. Op het ECNterrein zijn nu 40 PC's uitgerust met Epsilon, dat de gebruikers onder andere in staat stelt lokale en centrale verwerking integraal te doen plaatsvinden. Door de in ENR deelnemende instituten wordt de betekenis van de informatica voor hun toekomstige positie terdege onderkend. ENR kon een bijdrage leveren aan deze ontwikkeling door de samenwerking te bevorderen tussen de medewerkers van de instituten voor de oplossing van gemeenschappelijke problemen op in format ica-gebied. Zo is in werkgroepverband een onderzoek ingesteld naar de eisen te stellen aan lokale netwerken binnen de instituten. Aan de hand van het opgestelde pakket van eisen is intensief overleg gepleegd met potentiële aanbieders van systemen. Eén en ander heeft geresulteerd in aanbevelingen voor de instituten. Realisatie van de gedane voorstellen houdt in dat ENR dank zij de voorziene standaardisatie de benodigde ondersteuning op zich kan nemen. In de sfeer van programmatuurvoorzieningen is op initiatief van het WL het programmapakket UNIRAS gezamenlijk geëvalueerd en vervolgens aangeschaft. Met behulp van UNIRAS kunnen op eenvoudige wijze uitgebreide twee- en driedimensionale contour- en oppervlakte-plaatjes in kleur worden gegenereerd. Het pakket is geïnstalleerd op één van de VAX-computers van het WL. Toegang tot deze computer en UNIRAS kan worden verkregen via het ENR-net waarin dit jaar de zogenaamde transportlaag is geïmplementeerd. Voor ECN is gewerkt aan de installatie en het systeembeheer van een VAX-780 computer. Op deze machine gaat ECN het IBIS-bedrijfsinformatiesysteem draaien. Het Rekencentrum levert een
33
bijdrage aan de programmering van één van de deelprojecten van IBIS. De overige programmeringswerkzaamheden zijn ook dit jaar voornamelijk geconcentreerd geweest op het oplossen van technisch-wetenschappelijke rekenproblemen voor ECN. Overleg zal gaan plaatsvinden hoe ENR op een meer gestructureerde wijze kan gaan voorzien in de permanente programmeerbehoeften van ECN.
Kleurenperspectief, gemaakt met hel UNIRAStekenpakket. Het betreft rekenwerk dat is uitgevoerd door de ENR-panner Waterloopkundig Laboratorium in Delft. bodemgeometrie mond Nieuwe Waterweg, gezien vanaf Noordzee
34
Onderzoek met behulp van reactorneutronen Het onderzoek met behulp van reactorneutronen was, zoals in voorgaande jaren, overwegend gericht op fysische problemen van meer fundamentele aard (kernfysica, vaste-stoffysica). Meer en meer krijgt nu ook het ge-
bruik van deze onderzoektechnieken voor technische toepassingen de aandacht. Wat betreft de neutronenverstrooiing gaat het hierbij vooral om de meting van inwendige spanningen in en textuur van materialen. De techniek
35
Bundelkanalen bij HFR. De figuur geeft een schematisch overzicht van de experimenten, die buiten de afscherming van de HFR zijn opgesteld bij de zogenaamde horizontale bundelkanalen: buizen waardoor op geconditioneerde wijze neutronenstraling vanuit de reactorkern naar de te onderzoeken preparaten op de meetopstellingen kan worden geleid. Tijdens de vatvervanging waren deze opstellingen alle verwijderd. In de loop van 1985 zijn deze weer opnieuw geïnstalleerd, veelal met vernieuwingen, wijzigingen en/of verbeteringen. De opstellingen worden enerzijds gebruikt voor fundamenteel onderzoek naar de structuur en dynamische eigenschappen van vaste stoffen en vloeistoffen (zowel atomaire als magnetische eigenschappen) en naar bouw en eigenschappen van atoomkernen. Anderzijds vindt hiermee ook toegepast onderzoek plaats, namelijk materiaalkarakteriseringen en bestralingen ( activeringsanalyse, gefilterde bundels voor verschillende toepassingen). HB 1 Diffractometer voor diffuse verstrooiing/drie-kristalspectrometer HB 2 Opstelling voor kernpolarisatie HB 3 Drie-kristal-/vliegtijdspect rometer HB 4 Gefilterde bundelfaciliteit/experiment met promple vangstgamma's HB 5 Poederdiffractometer HB 6: Open HB 7: Opstelling voor gepolariseerde neutronenvangst HB 8: Neutronenradiografie-opstelling HB9a: Eén-kristaldiffractometer HB9b: Diffractometer met gepolariseerde neutronen HB JO:FASY-bestralingsfaciliteit voor activering HB 11: Neutronenvangst-opstelling HB 12:Gefilterde bundelfaciliteit/opstelling met protonenpolarisator
Kernoriëntatie-opstelling bij bundelkanaal HB2 van de vernieuwde HFR.
van de kleine hoekverstrooiing is een uitstekend hulpmiddel bij het bestuderen van structuurkenmerken op nanometerschaal zoals bij voorbeeld fijne dispersies, of hollen en poriën in materialen. Men maakt dan bij voorkeur gebruik van langgolvige (> 4 A; subthermische) neutronen, hetgeen de installatie van een 'koude' neutronenbron in de reactor vereist. Met het ontwerp van een koude bron en van een installatie voor kleine hoekverstrooiing werd een begin gemaakt. Vrijwel al het werk werd uitgevoerd in
nauwe samenwerking met universiteiten, TH's en andere instituten, in zowel binnen- als buitenland. Een samenwerkingsovereenkomst betreffende het onderzoek met en het gebruik van neutronenbronnen (bundelwerk en radiochemie) met het Interuniversitair Reactor Instituut kwam vrijwel gereed. Hoewel leidend tot vertraging in uit te voeren onderzoek werden na de HFRvatvervanging aanzienlijke verbeteringen aangebracht tijdens de herinstallatie van apparatuur rond de bundelkanalen.
36
Neulronenverstrooiing Gedurende het eerste kwartaal werd vrijwel alle inspanning gericht op de herinstallatie van de experimentele opstellingen bij de bundelkanalen van de HFR. Alle in-pile collimatoren werden bij die gelegenheid vervangen door nieuwe, welke zowel verbeterd als vereenvoudigd zijn. Daardoor nam onder meer van de beide kanalen van het (tweeling-)bundelkanaal HB9 de bundelintensiteit toe. Tot de verdere verbeteringen behoorde de installatie van een computer voor HB1. Het werk droeg bij aan drie universitaire promoties in 1985. Enige interessante ontwikkelingen - Een nieuw promotieonderzoek aan
Schematische voorstelling van de kernoriëntalieopstelling, waarin een preparaat wordt afgekoeld met behulp van de kerndemagnetisatiemethode; een polarisatieveld is aangebracht door middel van een supergeleidende spoel.
magnetische supergeleiders werd gestart. - Een begin werd gemaakt met de metingen ter karakterisering van de structuur en dynamica van enkele koperverbindingen, waarin zich quasiééndimensionale magnetische correlaties voordoen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd samen met THE. - In samenwerking met THD werd een onderzoek gedaan naar structuur en structuurrelaxatie van door supersnelle stolling (splash-cooling) verkregen metaal-metalloïde glazen, waaronder die van de systemen FeNiB, FeNiP, FeB, alsmede van amorf NiNb. In samenwerking met het Instituut voor Kernfysisch Onderzoek in Krakau werd theoretisch en praktisch onderzoek gedaan aan dichtheden van magnetische momenten in legeringen
mengkamer
warmteschakelaar
demagnetisalieveld (7,5T)
neutronenbundel
horizontale detector (0 = 90°)
polarisatieveld (8T)
verticale detector (© = 0°)
37
van overgangsmetalen. De experimentele kant omvatte metingen bij 4,2 K met gepolariseerde neutronen. - Een begin werd gemaakt met het ontwerpen en testen van componenten voor een opstelling voor kleine hoekverstrooiing. Deze techniek wordt op een aantal plaatsen met succes toegepast bij onderzoek van materialen. Kernfysica
Evenals voor de activiteiten op het gebied van neutronenverstrooiing geldt voor de kernfysica dat het grootste deel van het werk wordt uitgevoerd in samenwerking met gastmedewerkers van andere instituten en door promotiestagiaires. De afhankelijkheid die dit meebrengt werd in het verslagjaar duidelijk voelbaar. Door concentratie van de voor kernfysica in Nederland beschikbare middelen op de beide grote instituten, NIKHEF en KVI-Groningen, liep het aantal promotieplaatsen bij de ECN-kernfysicagroep sterk terug. Door FOM werd ten slotte een promotieplaats bij ECN beschikbaar gesteld. Veel tijd werd besteed, vooral in het eerste kwartaal, aan herinstallatie en apparatuur. Dit leidde tot aanzienlijke verbeteringen. Zo kon de flux van gepolariseerde neutronen bij HB2 met een factor 10 worden verhoogd door gebruik van een spiegelsysteem in plaats van een kristal. De flux van de 24 keV neutronen kon circa 20 maal
vergroot worden door gebruik van de HB12-bundel met Fe-filter. De fluxverhoging kwam onder meer tot stand door het vrijwel elimineren van de waterlaag in het neutronenpad. Vermindering van de waterlaag gaf ook in de overige bundels enige fluxverhoging. Het onderzoek van de Doppler-verschuiving bij de borium n-alfareactie werd afgerond. De experimentele resultaten komen uitstekend overeen met de theoretische voorspellingen. Ten behoeve van NIKHEF werd de werkzame doorsnede gemeten van lutetium. Het isotoop l76Lu is een zeer lang levende kern. Het wordt gevormd door neutronenvangst. Door nauwkeurige meting van de isomere vangstdoorsnede van de 175Lu (n, gamma) 176 Lu-reactie voor 24 keV neutronen (komt globaal overeen met de temperatuur in bepaalde sterren, die als broedstoof hebben gediend voor de in ons zonnestelsel aanwezige elementen, de zogenaamde Rode Reuzen) kan het oorspronkelijke voorkomen van 176Lu worden bepaald, hetgeen tot belangrijke inzichten in de stellaire nucleosynthese en de leeftijd van het zonnestelsel zal kunnen leiden. In samenwerking met NIKHEF werd een begin gemaakt met het onderzoek van virtuele mesonische stromen in lichte kernen. Door meting van gammastraling kan bepaald worden hoeveel virtuele pi-mesonen (pionen) zich in de
Doorsnede door de zg. Lock-Crisp-Wesl (LCW) verdeling in het (lOO)-vlak in palladium. Deze verdeling wordt verkregen uit de hoekcorrelatieverdeling van annihilatiestraling van positronen door alle bijdragen die corresponderen mei de hogere Brillouin-zones terug te vouwen in de eerste Brillouin-zone en daar te sommeren. De aldus verkregen verdeling wordt periodiek herhaald. De LCW-verdeling bestaat uit een constante bijdrage van de elektronen in de gesloten schillen en een variabel deel, evenredig met een lijnintegraal door het Fermi-oppervlak. De minima in de verdeling zijn te wijten aan een klimrek-achtige buizenstructuur (het "jungle gym") van onbezette elektronentoestanden binnen het Fermi-oppervlak (zie figuur op blz. 38). Punten: experiment; kromme: theorie.
KI hoek 0 (mrad)
10
38
kern bevinden tijdens het n-gammaproees. Dit werk geeft inzicht in zwakke bindingskrachten in de kern. Positronenannihilalie De opstelling voor het meten in twee dimensies van de hoekcorrelatie van annihilatiestraling heeft goed gefunctioneerd. Alleen de tel-efficiëntie liet enigszins te wensen over. Hoekcorrelatie-metingen aan een éénkristal van palladium werden geanalyseerd met behulp van de, naar hun initiators genoemde, Lock-Crisp-Westmethode (LCW-methode). De gemeten en berekende LCW-verdelingen vertonen een opmerkelijk goede overeenkomst. Hieruit blijkt dat de moderne elektronenbanden-theorie een goede beschrijving levert van de elektronenstructuur van palladium en dat
Doorsnede van de buizensirucluur van onbezette elektronentoestanden binnen het Fermi-oppervlak van palladium (zg. "jungle gym"). De gearceerde stukken zijn doorsneden van buizen loodrecht op het vlak van tekening. De pijlen corresponderen met de minima in de figuur op blz. 37.
positron-elektronen veel-deeltjeseffeeten, die de analyse van hoekcorrelatieverdelingen plegen te bemoeilijken, bij de LCW-methode nauwelijks een rol spelen. De oorzaak hiervan is nog onbekend. Voorts werd werk gedaan aan halfmetallische Heusler-legeringen. Een voorbeeld hiervan is NiMnSb. Er wordt gebruik gemaakt van de inherente polarisatie van de positronenbundel cm de spindichtheid in de impulsruimte te meten. NiMnSb is ferromagnetisch, dus er is geen spin-ontaarding. De verbinding is half metallisch: de elektronen met meerderheidsspin hebben een metallische bandenstructuur, die met minderheidsspin een halfgeleiderstructuur. De analyse van de meetresultaten vindt nog plaats. Inmiddels werden voorbereidingen getroffen voor een meting onder een andere oriëntatie.
39
Positronenannihilatie is eigenlijk de enige methode waarmee de elektronenstruciuur van niet-verdunde ongeordende legeringen onderzocht kan worden. Allereerst werd de aandacht geconcentreerd op Hume-Rothery-verbindingen van koper, waaraan reeds op vrij uitgebreide schaal theoretisch werk gedaan is. Metingen aan Cu O9 |Ge oo9 werden uitgevoerd, die aan Cii^gA^ werden voorbereid. De substitutie van Cu-atomen door Ge-atomen leidt tot een goed waarneembare uitzetting en gecompliceerder structuur van het Fermi-oppervlak. De theorie van de bandenstructuur van ongeordende legeringen is de laatste tijd met sprongen vooruitgegaan. Thans zijn bij voorbeeld theoretische voorspellingen mogelijk van de stabiliserende effecten van bepaalde legeringsbestanddelen of roosterdefecten, zoals vacatures, op de structuur. Activeringsanalyse en radiotracerwerk Naast veel opdrachten werd een aanzienlijke hoeveelheid werk gedaan, gericht op verbetering van methoden en apparatuur. Wat activeringsanalyse betreft werd vooral de bepaling van fluor en jodium sterk verbeterd. Aciiveringsanalyse is zeer geschikt voor deze elementen. Systematisering van vöörconcentratietechnieken en het gebruik van Comptononderdrukking door middel van anti-coïncidentietelling verruimt de mogelijkheden voor werk aan lage specifieke activiteiten, nodig voor, bij voorbeeld, radio-ecologie. Voorts werd werk gedaan aan chromatografische scheidingstechnieken in combinatie met radiotracer-experimenten. Dit geeft de mogelijkheid ook voor één of enkele zorgvuldig gekozen groepen van moleculaire microverontreinigingen tot bepalingsvoorschriften te komen. Ten slotte werd aandacht besteed aan de verbetering van de opstelling voor radio-HPLC met on-line detectie en gegevensverwerking. De ondergrond voor deze bepalingen wordt circa 20 maal verlaagd door toepassing van een capillaire opslagring. Door combinatie met 'pre-column labelling' zal deze werkwijze een algemener toepasbaarheid krijgen dan alleen voor van tevoren reeds radioactief gemerkte verbindingen.
Neutrografie met koude neutronen Er werden goede vorderingen gemaakt met de bouw van de opstelling voor neutrografie met koude neutronen. Deze opstelling wordt gebouwd als aanvulling op de reeds jaren in gebruik zijnde neulrografie-opstelling. In vele gevallen is een beter contrast te krijgen met koude neutronen, bij voorbeeld als het gaat om detectie in vrij dikke monsters van sporen waterstof of organische verbindingen in staal en andere ijzerlegeringen. Bij de nieuwe opstelling wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van reeds beschikbare componenten. Met name de collimatorplug is echter nieuw. Met deze plug deden zich aanzienlijke problemen voor, uitmondend in lekkage van de koelhuizen, veroorzaakt door corrosie Na vervanging van de aangetaste onderdelen zijn plug, het bewegingsmechanisme en de afscherming getest. Tijdens de zomerstop van de HFR werd de plug op zijn plaats gebracht. De eerste karakteriseringstests werden uitgevoerd, zowel met neutronen als gammabundels. Ook de modificatie van de afscherming voor het onderbrengen van de filters werd uitgevoerd.
40
Niet-programmagebonden dienstverleningen en spin-off In het afgelopen jaar is bijzondere aandacht besteed aan het versterken van de opdrachten-portefeuille van ECN. Het merendeel van de werkzaamheden in opdracht wordt uitgevoerd als onderdeel van lopende programma's, alsmede in de vorm van dienstverleningen, die geen deel uitmaken van onderzoekprogramma's. De uitkomsten uit opdrachten zijn in 1985 met ongeveer 15% gestegen, en wel van ƒ 19 naar ƒ 22 miljoen; hierin zijn niet meegerekend de inkomsten uit de bedrijfsvoering van de HFR en uit ENR. Daarnaast zijn mogelijkheden benut om kennis en infrastructuur ook buiten het gebied van de energievoorziening in te zetten, o.m. ter versterking van innovatieve ontwikkelingen bij het bedrijfsleven. Dit houdt meestal een aanpassing in van door ECN ontwikkelde technieken en rekenprogramma's. Vooral de aanpassing van rekenprogramma's en de uitbreidng van het toepassingsgebied daarvan is voor ECN een belangrijke 'spin-off-activiteit geworden. Hieronder zijn enkele tot de categorieën 'opdrachten' en 'spin-off te rekenen activiteiten beschreven.
grondslag aan de vertraging van INaS (Informatie Systeem Navier-Stokes vergelijkingen), een samenwerkingsproject van NLR, WL, Marin, ECN, THD en THT op het gebied van de stromingsleer. Hier werd hoofdzakelijk oriënterend werk gedaan. De gezamenlijke inspanning om te komen tot een goede projectdefinitie had goede voortgang. In externe opdracht werd een aanzienlijke hoeveelheid applicatiewerk gedaan met betrekking tot ongevalssituaties. Toegepaste mechanica In hel project 'Betrouwbaarheid van constructies' werden door ECN samen met Poolse vakgenoten benaderende berekeningen uitgevoerd van spanningsintensiteits-factoren, in verband met vermoeiingsgedrag van gelaste verbindingen. ECN verzorgt in deze samenwerking literatuur en numerieke berekeningen. Er bestaan betrouwbare maar rekenintensieve methoden voor het berekenen van de genoemde factoren. Onderzocht wordt, door vergelijking met gedetailleerde numerieke oplossingen, in hoeverre benaderende methoden bruikbare resultaten opleveren.
Het project 'Restlevensduur van onder kruip belaste constructies', onder Voor het thermohydraulische rekenpro- auspiciën van het Nederlands Instituut gramma CHARME-01, waarmee onder voor Lastechniek (NIL), is vrijwel afgerond. ECN verzorgt hier, samen met meer dynamische belastingen op leiMT-TNO, het experimentele deel. De dingsystemen door (uit)stromende experimenten worden uitgevoerd aan vloeistoffen worden berekend, werd de documentatie voltooid. Begonnen werd gestileerde componenten, bij voorbeeld met werkzaamheden aan de uitgebreide een T-stuk uit pijpmateriaal. Bestudeerd werd onder meer het verloop van versie CHARME-02, waarin onder de rekconcentraties in de tijd (20.000 meer leidingvertakkingen, warmteuur) van een belaste fictieve compoafgifte aan de omgeving, supersone nent met een complexe geometrie met stroming en (model-)componenten worden meebeschouwd en waarin gege- spanningsverhogende vormen. Een belangrijke vraag is of het tijdverstevivens interactief kunnen worden ingegingsmodel dan wel het rekverstevivoerd. Ook werd een begin gemaakt gingsmodel de beste beschrijving van met de omzetting naar Fortran-77 en het gedrag oplevert. Het gedrag lijkt met de correctie voor temperatuursmeer op dat volgens het rekversteviinvloeden. gingsmodel maar de experimenten hebEen oriënterende studie werd begonnen, ben hieromtrent geen duidelijkheid gegericht op een opzet van CHARME-01 schapen. Het evaluatierapport kwam vrijwel gereed; er zal waarschijnlijk een en de ontwikkeling van CHARME-02 vervolgproject worden voorgesteld. als multi-client project. Verschillende bedrijven hebben belangstelling voor deze programmatuur-ontwikkeling, Eveneens een NIL-project (althans wat doch zijn niet bereid of in staat de ont- Nederland betreft, het gehele project wikkelingskosten alleen te dragen. wordt uitgevoerd in een hechte internaFinancieringsproblemen lagen ook ten tionale samenwerking) is het project Thermohydraulische rekenprogramma's
41
M
B
boven 1169 1079- 1169 989 - 1079 899- 989 809- 899 718- 809 628- 718 538- 628 448- 538 358- 448 268- 358 onder 268
Als proefstuk voor mechanisch onderzoek, speciaal voor de meting van de groeisnelheid van vermoeiingsscheurtjes in staal, wordt tegenwoordig vaak het Compact Tension monster gebruikt (rechts). Dit is een monster van bepaalde standaardafmetingen, waarin loodrecht op de belastingsrichting een scherpe kerf is gezaagd. Hierdoor wordt ter plaatse een spanningsconcentratie veroorzaakt. Vanuit de punt van de kerf ontstaat een vermoeiingsscheur in het materiaal. De figuur boven toont het resultaat van een elastoplastische spanningsberekening van het monster. Op een plattegrond van het monster is verticaal de hoogte van de spanning uitgezet. Duidelijk is te zien dal de spanning sterk is verhoogd op de plaats van de scheurtip en naar verhouding wat lager is dan gemiddeld vlak voor de scheurtip.
erop dat het echte gedrag van platen afwijkt van het voorspelde gedrag. Nadere analyses zijn nodig. Ruisanalyse In het kader van een verdere ontwikkeling van de ruisanalyse-techniek voor een breder toepassingsgebied werd een groot aantal demonstraties gegeven van het on-line monitoring systeem en van de on-line verwerking bij een aantal bedrijven, instituten en ingenieursbureaus in binnen- en buitenland. Ter voorbereiding van verder onderzoek werden in enkele gevallen met het betrokken bedrijf experimenten uitgevoerd. 'Breuktaaiheid van elastoplastische materialen'. Hierin verzorgt TNO het exBetrouwbaarheid van systemen perimentele werk, ECN het rekenwerk. Het project betreft breukmechanicaIn de afgelopen jaren is bij ECN uitgetoepassingen in de buitengaatse mijnbreide deskundigheid verkregen op het bouw. Het gaat hierbij om de vraag "ebied van de systeembetrouwbaarhoe goed de huidige theoretische conheidsanalyse Deze kennis is nodig cepten werken voor platen en grote voor ondersteuning van het overheidscomponenten. Het project heeft verbeleid inzake besluitvorming ten aanschillende onderdelen, zoals proeven zien van kernenergie Binnen deze aan proefstaafjes, karakterisering van besluitvorming vormen risicoanalyses het breukgedrag, proeven aan platen en een belangrijk aspect, waarbij de beaan componenten. Het werk aan trouwbaarheidsanalyse van systemen proefstaafjes werd uitgevoerd. Op een belangrijk onderdeel van een risicogrond van klassieke concepten is het analyse is. De opgebouwde kennis is breukgedrag gekarakteriseerd. Met bevoor een groot deel ingebracht in het hulp hiervan is met 3-dimensionale betrouwbaarheidscomputerprogramma elastoplastische analyse, met meebePHAMISS. Dit door ECN ontwikkelschouwing van scheuren, het gedrag de programma is uitgegroeid tot een voorspeld. Voorlopige resultaten wijzen commercieel produkt, waarvoor zowel
42
microprocessor I
signaalconditionering
(l'l)l 1 II 24
VA\-7S()enarra\ pr
analyse van processignalen
I
overwicht van proeev signalen
signaaldigitalisering
- speet rumdecompositie
• tijdreeksanalysc: -correlatie- functies -AR/MAR-functies
mathematische modellen
- ppartiële en multipele coherentie
- AR/MAR modellen
lokaal analyse
+
lokaal registratie
impuls/stap response en tijdconstanten van opnemers On-situ lest)
frequentie-analyse -APSD'CPSD/I'ase/ coherentie -overdracht functies
t
fcfeinsie-kwadraaiaanpassing voor overdracht tune t i c (1-5 orde)
- identificatie van ruisconiributie
display
- plot - print - grafische display • waarschuwing (alarmering)
H protocol communicatie
^^^^H^
o
signaal-
signaal- " ^ "
^^^H
p
conditio-
digilaü-
^
frequeniieverdeling modem
en
- signaaltransmis* analyse
hogere momenten patroonherkenning (in voorbereiding)
microprocessor 2
Een door ECN ontwikkelde signaalanalysetechniek gebaseerd op ruisaiialysc wordl reeds geruime tijd toegepast voor de bewakingsexperimenten met de reactor in Borssele. Er zijn evenwel legio andere toepassingen mogelijk, zoals bewaking van draaiende machines en van vcilighcidsen regelkleppen, Het signaalanalysesysteem, zoals dat tot nu toe gebruikt is voor on-line experimenten met de reactor te Borssele, is in 1985 uitgebreid met een tweede on-line systeem. Dit tweede systeem is gebruikt voor splijlstofgedrag-experimcntcn in de HFR en voor experimenten van scheurgroei in staal. Een kopie van het systeem is verkocht aan CiRSGarching voor het uitvoeren van experimenten met de Neckarwestheim vermogensreactor.
in het binnenland als in het buitenland belangstelling bestaat. Recentelijk is PHAMISS in licensie gegeven aan het Franse Staatsbedrijf Electricité de France (EdF). Deze organisatie start in 1986 met omvangrijke veiligheidsanalyses voor het nucleaire park in Frankrijk. De daarbij optredende problematiek is zodanig complex en omvangrijk, dat men genoodzaakt is geavanceerde programmatuur toe te passen voor de uit te voeren berekeningen. Onderdelen hiervan betreffen het berekenen van de kans op systeemfalen en het vaststellen van de oorzaken welke leiden tot dit falen. Na een evaluatie van verschillende computerprogramma's in binnen- en buitenland heeft EdF uiteindelijk gekozen voor PHAMISS vanwege de grote diversiteit van berekeningen welke met het programma uitgevoerd kunnen worden en vanwege de hoge mate van
opslag van data
efficiency en gebruiksvriendelijkheid ervan. Hoge gradiënt magnetische scheiding (HGMS) Het onderzoek naar een bredere toepassing van deze techniek bestond hoofdzakelijk uit een aantal oriënterende metingen aan zuivering van afvalstromen bij verschillende industrieën. In een aantal gevallen, waarvooi nog een economische evaluatie wordt uitgevoerd, blijkt de methode goed te werken. Membraantechnologie Enkele jaren geleden is ECN begonnen met de ontwikkeling van keramische membranen voor gasscheiding in het kader van een samenwerkingsovereenkomst, aangegaan met de TH-Twente, afdeling Chemische Technologie, om
43
Betrouwbaarheids»:omputerprogramma PHAMISS. De figuur geeft de foutenboom weer van een (gefingeerd) elektrisch netwerk, dat uit zes componenten bestaat: b.v. de weerstanden Rl t/m R6. In de foutenboom worden door middel van logische "of-poorten (OR) en "en"-poorten (AND) storingen op een lager niveau (bij voorbeeld R4 faalt) gekoppeld aan de ongewenste systeemstoring, de zogenaamde TOP-gebeurtenis. TOP, Gl en G2 zijn de namen van de betreffende poorten (gates). In deze foutenboom treedt de systeemstoring (geen stroom door het netwerk) op als óf Rl faalt (bij voorbeeld de weerstand is doorgesmolten) óf als de en-poort GI optreedt óf als de of-poort G2 optreedt, óf als een combinatie van deze gebeurtenissen optreedt.
Het aantal door ECN opgestelde contractrapporten is de laatste jaren sterk toegenomen. 45
36
27
18
1977 1978 jaar van publikalic
1979
1980
1981
1982
1983
1984
1985
44
een aldaar ontwikkeld procédé verder te ontwikkelen tot keramische membranen in plaat- of pijpvorm. Daarbij wordt gebruik gemaakt van ECN-kennis op het gebied van keramische splijtstof en MHD-elektroden. Vervolgonderzoek betreft verdere applicatiemogelijkheden bij temperaturen tot 700 °C en in chemisch agressieve milieus. Lopende dit project is tevens belangstelling gerezen voor toepassing bij vloeistofscheiding, waarvoor een zakeIn de door ECN bedreven Hoge Flux Reactor (eigendom van de Europese Gemeenschap) worden veel bestralingsopdrachten uitgevoerd.
lijke relatie is aangegaan met de firma Najade Filter BV in Heerhugowaard. De eisen aan keramische membranen lopen weinig uiteen voor de toepassing bij gas- en vloeistofscheiding, zodat voorlopig de materiaalontwikkeling gecombineerd is. Activering van silicium Voor de fabricage van chips wordt gebruik gemaakt van silicium, waarbij de zuiverheid onder andere bepaald kan worden met behulp van activerings-
45
Massaspcctronicler in eohruik \ooi chemische analyses.
analyse. ECN heeft voor het Natuurkundig Laboratorium van Philips een bestralingsfaeiliteit ontwikkeld, waarin dit materiaal mei behulp van thermische neutronen geactiveerd wordt. Philips levert silieium-schijven hiervoor, die /.ich in een monsterhouder van kwarts bevinden. De/e monsterhouder wordt op zijn beun weer in een aluminium irommel geplaatst. De bestralingv laciliteil zorgt voor een juiste positionering van de trommel in het neulronenveld van de HFR. Een waterstraal doet de trommel roteren, waardoor een gelijkmatige activering plaatsvindt. Ei en inductieve opnemer signaleert ol de irommel draait. Chemische analyses ECN behoort tol hel netwerk van laboratoria dat voor het International Atomic Energy Agency (IAEA) in Wenen chemische analvses uitvoert in het
kader van de controle op de verspreiding van kernwapens. De analyses houden in hei bepalen van hoeveelheden uranium en plutonium en de isotopensamenstelling hiervan. De bepaling van de isotopensamenstelling geschiedt met thermische ionisatie massaspectromeirie. Voor het bepalen van hoeveelheden uranium en plutonium in produkten als uraniumoxyde, plutoniumoxyde ol' mengoxydes worden titraties toegepast, terwijl voor bestraalde materialen en oplossingen afkomstig van splijtstofopwerking isotopenverdunningsanalyse gebruikt wordt. In het afgelopen jaar zijn voor hel IAEA vele grote series van dergelijke bepalingen uitgevoerd. In hel /elfde kader, maar dan voor Euratom werden analyses uitgevoerd aan uranium-plutoniummengoxydcs, pluioniumoxyde, uranium-aluminium legeringen en uranium-plutoniumnitraai oplossingen.
46
Kwaliteitscontrole en kwaliteitsborging zijn begrippen die ook in chemische laboratoria steeds belangrijker worden. Eén van de middelen voor het controleren van de analysekwaliteit is het analyseren van zogenaamde referentiematerialen. De Europese Gemeenschappen, Bureau BCR, hebben een uitgebreid programma voor het fabriceren en certificeren van deze materialen. Ook in 1985 heeft ECN deelgenomen aan deze certificatiewerkzaamheden. Zo werden analyses gedaan aan veevoeder, steenkolen, bloed, serum, zircaloy, broodmeel, bruinbrood, melkpoeder, rioolslib, lever, nier, spierweefsel, waterplanten, olijfbladeren en polycyclische aromaten. De elementen en bestanddelen die bepaald werden waren velerlei zoals: H, C, N, O, F, Al, P, S, Cl, Ca, V, Cr, Mn, Ni, Cu, Zn, As, Se, Cd, I, Hf, Hg, Tl, Pb, H2O, SiO2. De technieken die toegepast werden waren ook zeer verscheiden in aard, zoals neutronenactiveringsanalyse (instrumenteel en na radiochemische afscheiding), atomaire absorptie-spectrometrie (vlam- en grafietoven), anionic stripping voltametrie, stabiele isotopenverdunningsanalyse, ionenchromatografie en flashverbranding met bepaling van de reactieprodukten. Dank zij deze veelzijdigheid krijgt ECN veel opdrachten voor chemische analyses, zoals bij vooi beeld op het gebied van milieuverontreinigende stoffen. In het kader van de WACOM verleent het ECN service in de vorm van analyses aan mineralen en gesteenten, veelal door middel van instrumentele neutronenactiveringsanalyse van sedimenten. Dit zijn projecten van de Rijksuniversiteit van Utrecht en het Rijksmuseum voor Geologie en Mineralogie te Leiden. Van deze sedimenten worden hoofd- en spoorelementen bepaald voorzover dat met deze techniek mogelijk is. Het aantal monsters heeft in 1985 circa 400 bedragen.
Bedrijf van de onderzoekreactoren Voor beproeving van reactormaterialen, radio-isotopenproduktie, fundamenteel fysisch onderzoek en andere toepassingen van neutronen staan op het Pettense onderzoekcentrum twee beproevingsreactoren ter beschikking, te weten: - de Lage Flux Reactor (LFR), met een vermogen van maximaal 30 kW; ECN is zowel eigenaar als gebruiker, en - de Hoge Flux Reactor (HFR), met een vermogen van maximaal 50 MW, ressorterende onder het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (Petten) van de Europese Gemeenschappen. Ruim 40% van de capaciteit van de HFR wordt door ECN benut.
De Hoge Flux Reactor op het terrein van hel Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de EG in Penen.
Beide reactoren gebruiken plaatvormige, hoog-verrijkte uranium-aluminium splijtstofelementen, worden gekoeld en gemodereerd met water en beschikken over een scala aan experimentele faciliteiten voor bestralingstoepassingen. Be-
47
drijf, technisch beheer en toezicht op de veiligheid van bedrijf en gebruik van beide reactoren wordt uitgevoerd door ECN. Voor de HFR gebeurt dit in opdracht van het GCOP. Bedrijf, ontwikkeling en gebruik van de Hoge Flux Reactor De bedrijfsvoering van de HFR werd hervat op 14 februari 1985. De in 1984 begonnen vervanging van het reactorvat en van de aanverwante technische en experimentele faciliteiten heeft circa 14 maanden in beslag genomen. Na reparatie van een aantal tijdens de eindbeproeving aan de dag getreden gebreken, zoals beschadigingen aan de bodem van de waterbassins en montagefouten aan de vernieuwde koelsystemen in het reactorbassin, was de reactor medio januan voor het eerst geladen met splijtstof. De nucleaire beproeving
48
nam daarna nog een viertal weken in beslag. Deze beproeving omvatte onder meer vaststelling van de neutronenfluxkarakteristieken van de kern, meting van de stralingsniveaus rond de reactorsystemen en neutronenbundelopstellingen en verificatie van de goede werking van de elektronische en mechanische besturings- en beveiligingssystemen. Met deze beproeving kon onder andere worden bevestigd dat de sterk gewijzigde koelvoorzieningen rond het reactorvat voldoende afzuigcapaciteit hebben om het opstijgen van geactiveerd bassinwater -en de daarbij te verwachten verhoogde stralingsniveaus boven de bassins- te voorkomen. Het goed functioneren van reactor en reactorsystemen werd verder bevestigd gedurende de rest van 1985 dat de HFR op vol vermogen in bedrijf was. De bezetting van de reactor bleef iets achter bij de verwachtingen, vanwege capaciteitsproblemen bij het grote aantal met het oog op de vatvervanging aangepaste of vernieuwde bestralingsfaciliteiten. De reactor werd gebruikt voor splijtstofonderzoek (zowel voor licht-waterreactoren als voor snelle reactoren), materiaalbeproeving (ook voor fusiereactoren), fundamenteel fysisch onderzoek en voor radio-isotopenproduktie.
Na de vervanging van hel reaetorvai werd de HFR op 14 februari 1985 weer in gebruik genomen.
Begonnen werd met het aanbrengen van een aantal technische wijzigingen. Hiertoe behoren de vervanging en tevens capaciteitsverhoging van de primaire en bassinwarmtewisselaars, de invoering van een tweede fluxbeveiligingssysteem, de vervanging van de beryllium reflectorelementen, de verhoging van het reactorvermogen (tot 55 MW) en de uitbreiding van het gebouwencomplex rond de reactor. Een evaluatie van de mogelijke toepassing van laag-verrijkt (i.e. 20% U-235) in plaats van het huidige hoog-verrijkte (93%) uranium als splijtstof voor de HFRkern leidde tot de vaststelling van nucleaire en technisch geoptimaliseerde splijtstofelementspecificaties. Op grond hiervan zal in 1986 met een aantal proefbestralingen worden begonnen. De Lage Flux Reactor Op 28 september 1985 was het vijfentwintig jaar geleden dat de Lage Flux Reactor voor de eerste maal in bedrijf werd genomen. Dit jubileum werd herdacht met een colloquium met als titel 'Een kwart eeuw LFR'. De LFR is gedurende zijn hele bestaansperiode zonder noemenswaardige onderbrekingen bijna dagelijks in bedrijf geweest. Het aantal bestralingen is
49
De U-R was dit jaar /.onder noemenswaardige onderbreking 25 jaar in bedrijf.
dit jaar verder toegenomen, ondanks het feit dat de Hoge Flux Reactor na de vervanging van het reactorval weer in bedrijf is. Vooral de verbetering van de efficiëntie van de aan de LFR-bestralingsfaciliteiten gekoppelde analyseapparatuur voor concentratiebepalingen heeft een belangrijke bijdrage geleverd tot het verhoogde gebruik. Ten behoeve van activeringsanalyses werden 2025 monsters bestraald. Een groot deel hiervan werd uitgevoerd in opdracht van derden, zoals bij voorbeeld Community Bureau of Reference (BCR) te Brussel, KEMA, Kon. Shell Laboratorium Amsterdam (KSLA), Rijksinstituut voor de Zuivering van Afvalwater (RIZA), Rijksuniversiteit Groningen (RUG), Vrije Universiteit (VU) en ZWO. Zij betroffen voornamelijk gesteenten, sedimenten, katalysatoren, percolaten, vliegas en afval watermonsters. Verder werden bestralingen uitgevoerd ten behoeve van ouderdomsbepalingen in gesteenten en analyses van bot- en hersenbiopten. Op de bestralingswagen werden met de Fast Neutron Irradiation Facility (FNIF), bestralingen uitgevoerd ten behoeve van biologisch onderzoek. Met de neutrografie-opstelling zijn opnamen gemaakt, zowel in het kader van
ECN-onderzoek als in opdracht van externe instellingen. De LFR werd ook ingezet bij practica, de externe cursus Kerntechniek en de cursus Stralingsdeskundige (niveau 3), voor studenten Kernfysica en Reactorfysica, voor studenten Geoehemie van de Rijksuniversiteit Utrecht en de Universiteit van Amsterdam als onderdeel van het practicum 'Radioanalylische methoden', voor studenten van het Bakhuis-Roozenboom Instituut te Beverwijk en voor chemiesludenten van de HTS Amsterdam. Daarnaast werd de LFR-hal gebruikt voor de practica in het kader van de externe cursus Ioniserende straling.
50
Personeel De programma-ontwikkelingen waarvan dit verslag melding maakt staan in wisselwerking met de kennisfuncties en bekwaamheden die in het personeelbestand verzameld moeten zijn. De in de strategie beoogde versnelling van vernieuwingsprocessen en de versterking van posities op onderzoekgebieden hebben in sterkere mate de aandacht gericht op de toekomstige samenstelling van het personeel. De grote lijnen daarvan worden aangegeven in personeelsplannen die in de meerjarenplannen zullen worden geïntegreerd. De realiseerbaarheid van de personeelsplannen is voorwaarde voor een verantwoord lange-termijnbeleid.
Per saldo is de samenstelling van het personeelsbestand in het verslagjaar niet ingrijpend gewijzigd, zoals blijkt uit het volgende overzicht. 31-12-1984 31-12-1985
Wetenschappelijke en leidinggevende functies 159 Hogere technische en administratieve functies 232 Middelbaar technische en administratieve functies 271 Lager technische en administratieve functies 132 Algemeen ondersteunend werk 53 Totaal
Voor wat de realisering van personeelsplannen betreft verkeerde ECN in de afgelopen jaren niet in een eenvoudige situatie. Hoewel de behoefte aan instroming van nieuw talent zich in toenemende mate manifesteerde, waren de mogelijkheden beperkt. Bij een geringe exierne mobiliteit moest wegens verlaging van de rijkssubsidie een inkrimpingsplan worden uitgevoerd. Gelijktijdig moesten belangrijke programma-ombuigingen worden tot stand gebracht die in verschillende sectoren versterking van personeelsinzet wenselijk maakten. Aan het einde van het verslagjaar was de inkrimping grotendeels achter de rug. Daarnaast werd in de vervulling van een aantal urgente vacatures voorzien. Dat dit laatste mogelijk was is te danken aan drie omstandigheden: - de groei van de opdrachtenportefeuille die gedeeltelijk van structurele aard is; - de arbeidstijdverkorting en het in verband daarmede ter beschikking komen van gelden ter financiering van herbezetting; - toeneming van de externe mobiliteit. In verband met de arbeidstijdverkorting worden door het ministerie van Economische Zaken extra middelen ter beschikking gesteld als bijdrage in de kosten van herbezetting van arbeidsplaatsen. In totaal werden in het verslagjaar 50 nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd, waarvan 16 werden gefinancierd uit meerinkomsten door opdrachten en 34 uit extra middelen, verbandhoudende met de arbeidstijdverkorting.
847
165 232 261 133 49 840
In het verslagjaar zijn 53 personeelsleden uit dienst getreden, waarvan 11 met gebruikmaking van de VUT-regeling, terwijl 21 personeelsleden in dienst traden bij een andere werkgever. De gemiddelde leeftijd van het personeel bleef nagenoeg ongewijzigd en was aan het einde van het verslagjaar bijna 43 jaar. De personeelsopbouw is zodanig dat een daling van de gemiddelde leeftijd eerst na 1990 kan worden verwacht. De gemiddelde diensttijd bedroeg ruim 15 jaar. In toenemende mate is merkbaar dat de arbeidsmarkt aantrekt. Naast de sectoren informatica, elektronica en toegepaste mechanica, waar de werving van personeel de laatste jaren altijd moeilijk is geweest, is ook in de sectoren engineering, chemie en materiaalkunde in toenemende mate schaarste merkbaar, met name in de categorie met een hogere beroepsopleiding. In het verslagjaar zijn contacten met instellingen van onderwijs geïntensiveerd met het doel de wervingskracht te vergroten. Veel aandacht is ook besteed aan mogelijkheden de interne mobiliteit en de inzetbaarheid van medewerkers te vergroten. In het verslagjaar werden 25 interne overplaatsingen tot stand gebracht; in een groter aantal gevallen werden gedeeltelijke functiewijzigingen in het kader van loopbaanplanning bevorderd. Vorderingen werden geboekt bij de opzet van het stafontwikkelingssysteem. Op basis van potentieelbeoordeling en
51
Bedrijfskantine van ECN en GCO-Peilen.
ranking van medewerkers zijn plannen opgesteld voor wenselijke overplaatsingen, doorstromingen en carrière-verbeteringen. In het overleg daarover is door de volledige directie geparticipeerd. Op basis van de verzamelde gegevens en plannen is een systematische voorbereiding en aanpak van mutaties en benoemingen gerealiseerd. Op het gebied van de arbeidsvoorwaarden hebben zich in de verslagperiode geen belangrijke veranderingen voorgedaan. Voor ECN, aangewezen als zg. trendvolger, was tot het einde van het jaar de Tijdelijke Wet arbeidsvoorwaarden collectieve sector van toepassing. De op grond van deze wel geldende maatregelen waren gekoppeld aan de maatregelen voor het overheidspersoneel. In de afgelopen jaren is door ECN een nieuw functiewaarderingssysteem ontwikkeld waarin 16 functieniveaus worden onderscheiden. In het verslagjaar werd in het overleg met de Ondernemingsraad en de Samenwerkende Bonden voor het Overheidspersoneel overeenstemming bereikt over de aan de functiewaardering te koppelen salariëringssystematiek. De/.c is voldoende flexibel om ruimte te bieden voor het extra belonen van goede prestaties.
De Ondernemingsraad heeft in hei verslagjaar grote activiteit ontplooid. Veel aandacht werd door de raad besteed aan de problematiek van de strategiebepaling en de meerjarenplanning. In maart werden door de OR twee bezinningsdagen aan dit onderwerp gewijd. Aan de discussies tijden-) de tweede dag werd tevens door de directie en een aantal staffunctionarissen deelgenomen. De Ondernemingsraad behandelde een groot aantal zaken op het gebied van veiligheid en gezondheid, arbeidsvoorwaarden en interne organisatie. In het merendeel van deze zaken werd de Ondernemingsraad, zoals bij ECN gebruikelijk is geworden, in een beginstadium bij de voorbereidingen betrokken. Deze betrokkenheid kwam ook tot uiting in de participatie van de OR in het werk van door de directie ingestelde werkgroepen.
Financieel verslag
53
Balans per 31 december 1985
54
Staat van baten en lasten over 1985
55
Toelichting op de balans per 31 december 1985
56
Toelichting op de staat van baten en lasten over 1985
62
54
Balans per 31 december 1985
Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland
31 december 1985 31 december 1984' r
ƒ VASTE ACTIVA Immateriële vaste activa - octrooirechten Materiële vaste activa - bedrijfsgebouwen en terreinvoorzieningen - bedrij fsinstallaties en -inrichting - instrumenten, machines e.d. - vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering - woningen Financiële vaste activa - deelnemingen - vorderingen op deelnemingen - overige effecten - overige vorderingen
P.M.
P.M.
12.486.304 9.688.024 11.873.319 2.280.421 -
13.959.401 11.653.076 8.605.578 3.767.815 116.047
700.000 3.684.021 21.496.391 3.976.101
700.000 1.000.000 8.691.000 3.715.982
66.184.581
52.208.899
3.706.943 25.774.336 18.333.188
1.563.500 34.088.650 11.419.147
47.814.467
47.071.297
KORTLOPENDE SCHULDEN Schulden en overlopende posten
29.035.474
21.668.046
UITKOMST VAN VLOTTENDE ACTIVA MIN KORTLOPENDE SCHULDEN
18.778.993
25.403.251
84.963.574
77.612.150
20.050.000 10.025.377
12.000.000 12.393.805
30.075 .377
24 .393 .805
54.888 .197
53.218 .345
84.963 .574
77 .612 .150
VLOTTENDE ACTIVA Voorraden - onderhanden werk Vorderingen en overlopende posten Liquide middelen
VOORZIENINGEN Voorziening voor reorganisatiekosten Overige voorzieningen
EIGEN VERMOGEN
' aangepast voor vergelijkingsdoeleinden
Staat van baten en lasten over 1985 Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland Subsidies en andere opbrengsten - algemene bijdrage Staat der Nederlanden - doel- en overige subsidies - opbrengsten van dienstverleningen en andere opdrachten Toeneming voorraden onderhanden werk Waarde toegekend aan in eigen werkplaatsen vervaardigde materiële vaste activa Overige bedrijfsopbrengsten
55
1985
1984*
55.665.000 21.932.242
68.714.000 22.104.105
42.555.015
38.134.778
120.152.257 2.143.443
128.952.883 5.500
31.643 381.237
SOM DER BEDRIJFSOPBRENGSTEN
122.708.580
62.424 71.847 129.092.654
Personeelskosten Afschrijvingen op materiële vaste activa Overige bedrijfskosten
69.217.437 7.498.912 39.059.923
70.514.283 6.110.144 34.497.170
115.776.272
111.121.597
6.932.308
17.971.057
1.778.204 526.983
658.478 553.455
- 1 .224.541
-1.343.102
-90.531 - 884.285
UITKOMST DER FINANCIËLE BATEN EN LASTEN
_ 262.456
237.117
VOORDELIG RESULTAAT UIT GEWONE BEDRIJFSUITOEFENING
6.669.852
18.208.174
SOM DER BEDRIJFSLASTEN VOORDELIG BEDRIJFSRESULTAAT Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren en van effecten Andere rentebaten Waardeverminderingen van vorderingen die tot de vaste activa behoren en van effecten Rentelasten
Buitengewone baten Buitengewone lasten
VOORDELIG RESULTAAT VAN HET BOEKJAAR, toegevoegd aan het vermogen
5,.000.000 -10,,000.000
-3.990.195
-5.,000.000
-3.990.195
1.669.852
14.217.979**
* aangepast voor vergelijkingsdoeleinden ** in het verslagjaar 1984 werd rechistreeks ten gunste respectievelijk ten laste van het vermogen gebracht ƒ 7.294.620 aan investeringsbijdragen respectievelijk ƒ 6.307.576 aan afschrijvingen
56
Toelichting op de balans per 31 december 1985
Inleiding
Met ingang van het jaar 1985 worden de afschrijvingen niet meer rechtstreeks op het vermogen in mindering gebracht, doch als last in de staat van baten en lasten verantwoord. Voorts is de jaarrekening zoveel mogelijk opgemaakt overeenkomstig de voorschriften van Titel 8 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, welke Titel is gebaseerd op de 4e EG-riehtlijn.
Waarderingsgrondslagen
De immateriële vaste activa hebben betrekking op octrooi rechten. De kosten verbonden aan het verkrijgen van deze rechten worden niet geactiveerd doch ten laste van de staat van baten en lasten gebracht. De waardering is derhalve P.M. De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen historische aanschaffingswaarde of de bestede kosten onder aftrek van toegepaste afschrijvingen. De afschrijvingen worden berekend op basis van de lineaire methode. Op grond wordt niet afgeschreven. De afschrijvingspercentages zijn: - Onderzoekcentrum Petten •bedrijfsgebouwen •tijdelijke gebouwen en terreinvoorzieningen •bedrijfsinstallaties en -inrichting •instrumenten, machines enz. •wijzigingen aan reeds geheel afgeschreven activa - Hoofdkantoor Den Haag, kantoorpanden
5% 10% 10% 20% 100% 2%
Activa, welke in het tweede halfjaar in gebruik worden genomen, worden vanaf het volgende boekjaar in de berekening van de afschrijvingen betrokken. De benadering van de actuele waarde wordt gezien de specifieke aard van de investeringen niet zinvol geacht. De aandelen in en vorderingen op deelnemingen zijn opgenomen tegen aanschaffingswaarde onder aftrek van eventuele voorzieningen. De effecten zijn gewaardeerd tegen aanschafwaarde of-indien lager- tegen beurswaarde, doch niet hoger dan pari; koersverschillen worden in de staat van baten en lasten verantwoord. De voorraden onderhanden werk zijn gewaardeerd op basis van de daaraan bestede kosten onder aftrek van een voorziening voor te verwachten verliezen. De voorziening voor reorganisatiekosten is gesield op de conianle waarde van de in de toekomst te verwachten kosten. De rekenrente bedraagt 7%. De overige activa en passiva zijn opgenomen voor de nominale bedragen; op de vorderingen wordt een aftrek toegepast voor nodig geoordeelde voorzieningen.
57
VASTE ACTIVA Materiële vaste activa
Slanii per 31 december 1984
Mulaiies in 1985 \cx zake van investeringen
desimesleringen
Slatid per devcmber 19H5
ƒ - Bedrijfsgebouwen en terrein voorzieningen 37.429.400 Aanschaffingswaarde Afschrijvingen 23.469.999 - Bedrijfsinstallaties en -inrichting Aanschaffingswaarde Afschrijvingen - Instrumenten, machines e.d. Aanschaffingswaarde Afschrijvingen - Vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering Aanschaffingswaarde
- Woningen Aanschaffingswaarde Afschrijvingen - Totaal Aanschaffingswaarde Afschrijvingen
13.959.401
22.869 1.494.278 -1.471.409
34.946 33.258 1.688
37.417.323 24.931.019 12.486.304
41.578.040 29.924.964
103.276 2.068.328
2.000.000 2.000.000
39.681.316 29.993.292
11.653.076
-1.965.052
52.169 .299 43.563 .721 8.605 .578
7.241.635 3.936.306 3 .305.329
3.767,.815
- 1 , ,487.394*
200.223 84.176 116.047
9.688.024
1.702 .657 1.665 .069 37 .588
57.708.277 45.834.958 11.873.319
2.280.421
-
200.223 84.176
-
-
116.047
-
135.144.777 97.042.860
5.880.386 7.498.912
3 .937.826 3.782.503
137.087.337 100.759.269
38.101.917
-1.618.526
155.323
36.328.068
Nadere toelichting: - Bedrijfsgebouwen en terreinvoorzieningen Ultimo 1985 zijn in deze post tot een bedrag van b i j n a / 2 miljoen (aanschaffingswaarden) terreinvoorzieningen begrepen zoals wegen, terreinverlichting en -afrastering en bronbemaling; het terrein zelf is in 1957 van Staatsbosbeheer in erfpacht verkregen tol 1 augustus 2007.
* na aftrek van ƒ 3.672.247 wegens overboeking van gereedgekomen activa
58
Financiële VaSle activa
Boekwaarde per 31 december 1984
- Deelnemingen ENR v.o.f. COVRA BV BVSLE - Vorderingen op deelnemingen Rentedragende vorderingen op: ENR v.o.f. BVSLE
ƒ
ƒ
100.000 600.000 -
700.000
700.000
700.000
1.000.000
500.000 2.184.021 2.684.021
1.000.000 - Overige effecten Obligaties - Overige vorderingen Centraal Beheer Pensioen verzekering NV UCNNV
Totaal
Mutaties in )98S ter zake van investeringen
8.691.000
3.715.982 P.M. 3.715.982 14.106.982
desinvesteringen
ƒ
260.119
31 december 1985
ƒ
ƒ
-
700.000
100.000 600.000
-
700.000
700.000
_ -
13.454.817 124.885
260.119
Boekwaarde
uaardeverminderingen
-
1.500.000 _ 2.184.02 J - 3.684.021 524.541 21.496.391
-
3.976. 101
P.M. - 3.976. 101
17.098.957 124.885 1.224.541 29.856.513
Nadere toelichting: -
Deelnemingen
•In het Technisch Wetenschappelijk Rekencentrum ENR v.o.f. te Den Haag wordt naast ECN deelgenomen door de stichting Maritiem Research Instituut Nederland (MARIN) en de stichting Waterbouwkundig Laboratorium (WL) te Delft. Het door vennoten gestorte vermogen van de vennootschap bedraagt / 200.000, het aandeel van ECN daarin beloopt / 100.000. De totale kosten van de v.o.f. worden, onder aftrek van de opbrengsten van derden, in een tussen de vennoten onderling overeengekomen verhouding doorbelast aan de vennoten. Het door de v.o.f. aan ECN in rekening gebrachte aandeel in de exploitatiekosten van de v.o.f. is begrepen in de post Overige bedrijfskosten. De vennootschap onder firma is per I januari 1986 omgezet in een commanditaire vennootschap. Als beherend vennoot van deze vennootschap zal het Technisch Wetenschappelijk Rekencentrum ENR Beheer BV i.o. optreden; in laatstgenoemde vennootschap zal ECN voor 50% deelnemen. •De Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval BV (COVRA) te Den Haag, welke is belast met het transport, de verwerking en de opslag van radioactief afval, heeft een maatschappelijk kapitaal van ƒ 40 miljoen, waarvan ƒ 8 miljoen geplaatst; daarin wordt voor 30% of ƒ 2,4 miljoen door ECN deelgenomen. Bij toetreding.is een eerste storting van 25% door de aandeelhouders verschuldigd.
59
Voor de vestiging van een faciliteit voor interimopslag van radioactief afval is in 1983 een terreingedeelte van het onderzoekcentrum te Petten aan de COVRA ter beschikking gesteld. In verband daarmede is overeengekomen dat ECN een aantal diensten zal verlenen. Ten tijde van het opmaken van de jaarrekening was het resultaat van de vennootschap over 1985 nog niet bekend. •De per 8 februari 1985 gestarte BV Superconductors Lips-ECN (SLE) heeft ten doel de ontwikkeling, fabricage, verkoop en verhandeling van supergeleiders en aanverwante produkten. Het maatschappelijk kapitaal van deze vennootschap bedraagt ƒ 8 miljoen; in het geplaatste kapitaal ad ƒ 1,8 miljoen neemt ECN deel voor een bedrag van ƒ 0,7 miljoen. Overeengekomen is dat Lips ten behoeve van de fabricage tegen vergoeding bedrijfsruimten met outillage te Drunen ter beschikking stelt. Anderzijds zal de verdere ontwikkeling voor rekening van SLE voor een periode van maximaal drie jaar nog bij ECN plaatsvinden. De vennootschap leed in 1985 een verlies van / 1.682.523. Aangezien vooralsnog geen voldoende zekerheid bestaat omtrent de continuïteit van de onderneming is een voorziening ten bedrage van ƒ 0,7 miljoen getroffen. - Overige effecten De obligaties, welke mede ter belegging strekken van de Voorziening voor reorganisatiekosten, staan ter vrije beschikking van de stichting. De waardevermindering heeft betrekking op de afwaardering van de aankoopkosten boven pari. De beurswaarde per ultimo 1985 bedroeg ƒ 22.842.900. - Overige vorderingen De vordering op Centraal Beheer Pensioenverzekering NV betreft een rentedragende depotrekening ten behoeve van de voorziening voor mogelijke toekomstige verbetering van de pensioenregeling. Over 1985 is door CBPV ƒ 260.119 rente aan het depot toegevoegd. De aan Ultra-Centrifuge Nederland NV verstrekte langlopende lening bestaat uit: 3) december 1985
31 december 1984
/
ƒ
Langlopende achtergestelde renteloze lening verkregen uit hoofde van overgedragen kennis 42 winstbewijzen a / 500
15.000.000 P.M.
15.000.000 P.M.
Af: Voorziening
15.000.000 15.000.000
15.000.000 15.000.000
De lening ad ƒ 15 miljoen is in 1976 verkregen als vergoeding voor overgedragen kennis van het ultracentrifugeprocédé. Aan deze lening is vooralsnog geen waarde toegekend. De verwachting bestaat dat aan het eind van dit decennium een aanvang zal worden gemaakt met aflossingen. Deze aflossingen zullen in het desbetreffende jaar als bate worden verantwoord. In het kader van de financiële herstructurering van UCN per september 1981 is de langlopende achtergestelde -renteloze lening ad ƒ 21.000 kwijtgescholden tegen de ontvangst van 42 winstbewijzen. Op deze winstbewijzen zal een uitkering uit de winst in enig jaar worden verkregen zodra het eigen vermogen van UCN ten minste gelijk is aan het nominaal op aandelen gestorte kapitaal.
60
VLOTTENDE ACTIVA Vorderingen en overlopende posten
Vorderingen op deelnemingen - ENR v.o.f. in rekening-courant - COVRA BV, inzake dienstverlening ten behoeve van zijn vestiging te Petten - BV SLE, inzake dienstverlening Staat der Nederlanden, inzake te verrekenen bijdragen Commissie van de Europese Gemeenschappen, inzake de bedrijfsvoering van de HFR en dienstverlening aan het centrum te Petten, alsmede fusieonderzoek Mallinckrodt Diagnostica (Holland) BV, inzake dienstverlening ten behoeve van zijn vestiging te Petten Stichting Projectbeheerbureau Energieonderzoek, voornamelijk inzake nationale onderzoek- en ontwikkelingsprogramma's Overige debiteuren inzake verrichte diensten en leveranties Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen, te ontvangen omzetbelasting Centraal Beheer Pensioenverztkcring NV, vooruitbetaalde pensioenpremies 1986 Gemeenschappelijk Administratiekantoor, terug te ontvangen premies sociale-verzekeringswetten Lopende rente obligaties Diverse vorderingen en overlopende posten
Liquide middelen KORTLOPENDE SCHULDEN Schulden en overlopende posten
279.19 453.52 12.49 745.20 3.147.97
5.036.20:
419.98:
7.503.21: 1.765.771
437.621
3.950.29;
888.6K I.010.2H 869.24C 25.774.33f
Hieronder is opgenomen een bedrag van ƒ 12 miljoen aan kortlopende deposito's.
Vooruitontvangen inzake opdrachten van derden Crediteuren inzake leveringen en diensten van derden Sociale lasten en overige personeelskosten Diverse schulden en overlopende posten
J
2.817.01" 18.282.085 6.482.105 1.454.267 29.035.474
VOORZIENINGEN Voorziening voor reorganisatiekosten
Deze post is bestemd voor de financiering van de kosten als gevolg van — de afvloeiing van personeel in verband met de vanaf 1983 door de overheid toegepaste besnoeiingen op de algemene bijdrage; de totale kosten zijn geraamd op ƒ 28 miljoen; - de voorgenomen overplaatsing van het hoofdkantoor naar Petten; de kosten hiervan zijn begroot op ƒ 6 miljoen en hebben voornamelijk betrekking op afvloeiing van personeel. Rekening houdend met de onttrekking voor de in 1984 en 1985 gemaakte kosten ad respectievelijk bijna ƒ 2,6 miljoen en ruim ƒ 3 miljoen bedraagt de contante waarde van deze verplichtingen per balansdatum ruim ƒ 20 miljoen. De voorziening per ultimo 1984 ad muteerde in 1985 als volgt: Af: Onttrekking voor gemaakte kosten
ƒ 12.000.000
3.032.983 8.967.017
Bij: Dotatie, opgenomen onder Buitengewone lasten Rekenrente
10.000.000
1.082.983 20.050.000
61
Overige voorzieningen
31 december 1985
31 december 1984
ƒ
7
5.976.101
5.715.982
1.398.000 2.651.276
3.191.425 3.486.398
10.025.377
12.393.805
Voorziening voor mogelijke toekomstige verbetering van de pensioenregeling Voorziening voor toekomstige opslag c.q. behandeling van radioactief afval Overige voorzieningen
De onder dit hoofd opgenomen posten hebben in het algemeen een langlopend karakter. EIGEN VERMOGEN
Per 31 december 1984
Mutaties in 1985
ƒ 100.000
/
Stichlingskapitaal 100.000 Vermogen bestaande uit to en mei 1984 voornamelijk van de Staat der Nederlanden ontvangen investeringsbijdragen verminderd met afboekingen voor toegepaste afschrijvingen 38.701.917 Batige saldi 14.416.428
53.218.345
Per 31 december 1985
1.669.852 1.669.852
38.701.917 16.086.280 54.888.197
NIET UIT DE BALANS BLIJKENDE VERPLICHTINGEN Verplichtingen ingevolge regeling voor vervroegde uittreding
Op basis van de bij de overheid geldende regeling is in 1981 een zogenoemde VUT-regeling getroffen. De hieruit voor de stichting voortvloeiende kosten worden overeenkomstig een door het ministerie van Economische Zaken gedane toezegging door dit ministerie vergoed; over het jaar 1985 is ter zake ƒ 1.992.306 in de Staat van baten en lasten onder Doel- en overige subsidies opgenomen.
Latente verplichting uit hoofde van borgstelling
Onder bepaalde voorwaarden wordt door de overheid aan BV SLE een subsidie ad ƒ 2 miljoen alsmede een rentedragend krediet ad ƒ 5,7 miljoen verstrekt. Indien de voorwaarden gesteld in de overeenkomst ter zake niet worden nageleefd is BV SLE gehouden tot terugbetaling van zowel de ontvangen subsidiebedragen als het nog uitstaande gedeelte van het krediet inclusief rente, eventueel verhoogd met een boete. Blijkens de in de subsidie- en kredietovereenkomst opgenomen borgstelling heeft ECN zich hoofdelijk aansprakelijk verklaard ten aanzien van een deel van de voorwaarden welke door BV SLE moeten worden nageleefd.
62
Grondslagen voor de resultaatbepaling BEDRIJFSOPBRENGSTEN Algemene bijdrage Staat der Nederlanden
Toelichting op de staat van baten en lasten over 1985 Baten en lasten worden verantwoord in het boekjaar waarop zij betrekking hebben. Van de voor 1985 beschikbaar gestelde bijdrage ad ƒ 60.665.000 is ƒ 5 miljoen bestemd voor de Voorziening voor reorganisatiekosten en in de staat van baten en lasten verantwoord onder Buitengewone baten.
Doel- en overige subsidies De specificatie van deze post is: Ministerie van Economische Zaken inzake - studies energiebeleid ESC - onderzoek opslag radioactieve afvalstoffen - deelneming aan het Severe Accident Research Programme in de VS (SARP) - herbezetting i.v.m. arbeidsduurverkorting - regeling vervroegd uittreden (VUT) - diversen
1985
1984
ƒ
/
532.211 467.637
2.249.044 935.780
215.000 704.000 1.992.306 138.643 4.049.797
580.000 322.000 1.178.265 4.239.965 9.505.054
Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen inzake keramisch atelier
700.000
Ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer inzake milieuonderzoek
1.742.956
1.648.491
3.027 .796 249 .019 3.276.815
1.569.056 943.729 2.512.785
Commissie van de Europese Gemeenschappen inzake - fusieonderzoek - diversen
Gesellschaft für Strahlen- und Umweltforschung mbH inzake onderzoek opslag radioactieve afvalstoffen
1.217.000
Stichting Projectbeheerbureau Energieonderzoek inzake milieu- en windenergieonderzoek
9.212 .764
7..340.731
Overige subsidies en bijdragen
1.732.910
1.097.044
21.932.242
22. 104.105
Totaal
63
Opbrengsten dienstverleningen en andere opdrachten
Onder dit hoofd zijn opgenomen: Commissie van de Europese Gemeenschappen inzake - de bedrijfsvoering van de HFR - dienstverlening aan het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek te Petten Technisch Wetenschappelijk Rekencentrum ENR v.o.f. inzake dienstverlening Mallinckrodt Diagnostica (Holland) BV inzake dienstverlening aan de vestiging te Petten Behandeling radioactief afval (w.o. dienstverlening aan COVRA BV) BV Superconductors Lips-ECN inzake dienstverlening Overige opdrachten
Andere baten - vergoedingen wegens beschikbaarstelling personeel - cursussen, publikaties, documentatiewerkzaamheden - diversen
Vrijgevallen respectievelijk getroffen voorzieningen voor vergoedingen welke betrekking hebben op de toekomstige opslag c.q. behandeling enz. van radioactief afval
1985
1984
ƒ
ƒ
18.977.758
19.609.296
3.990.526
3.281.625
7.568.416
8.235.379
922.726
1.179.870
2.006.760
2.486.913
1.861.705 4.692.986
2.685.586
40.020.877
37.478.669
560.755
653.628
70.317 109.641
141.388 65.138
40.761.590
38.338.823
1.793.425
204.045
42.555.015
38.134.778
Waarde toegekend aan in eigen werkplaatsen vervaardigde materiële vaste activa
Deze post omvat de kostprijs van de in de balans opgenomen materiële vaste activa welke in het verslagjaar in eigen werkplaatsen zijn vervaardigd.
Overige bedrijfsopbrengsten
Onder dit hoofd zijn de op afgestoten materiële vaste activa per saldo behaalde boekwinsten opgenomen.
BEDRIJFSLASTEN Personeelskosten
1985
1984
58.718.973 9.910.195 1.546.256 2.074.996
57.689.249 9.760.379 3.606.056 2.057.821
72.250.420
73.113.505
f Salarissen, toelagen en overige uitkeringen Sociale lasten Pensioenlasten Overige personeelskosten \f: Ten laste van Voorziening voor reorganisatiekosten
3.032.983
2.599.222
69.217.437
70.514.283
64
De gemiddelde personeelsbezetting was in
1985
1984
persoonsjaren
Met doorlopend dienstverband - wetenschappelijk/technische afdelingen en diensten - directie, programma-management en staforganen
730,7 93,5
105,1
Met tijdelijk dienstverband
824,2 9,1
865,5 15,9
833,3
881,4
760,4
In deze aantallen zijn niet begrepen de uit hoofde van de onderwijstaak op tijdelijke basis werkzame promovendi, sludent-stagiairs en practicanten. Afschrijvingen op materiële vaste activa
1985
Bedrijfsgebouwen, -installaties, -inrichting en terreinvoorzieningen Instrumenten en overige inventaris Woningen
1984
ƒ 3.562.606 3.936.306
2.963.990 3.142.664 3.490
7.498.912
6.110.144
De wijze waarop deze afschrijvingen zijn bepaald is in de Toelichting op de balans onder het hoofd Waarderingsgrondslagen vermeld (zie blz. 56). Overige bedrijfskosten
Onder dit hoofd zijn opgenomen:
1985
1984
Kosten van voor afdelingen en diensten aangeschafte materialen, kleine apparatuur, hulpstoffen, chemicaliën enz., van door derden verleende diensten en van voor de uitvoering van onderzoekprojecten aangeschafte instrumentatie 32.229.194 Huisvestingskosten 6.830.729
27.861.467 6.635.703
39.059.923
34.497.170
FINANCIËLE BATEN EN LASTEN Rentelasten
Betreft rente toegevoegd aan de Voorziening voor: - reorganisatiekosten - mogelijke toekomstige verbetering van de pensioenregeling
ƒ 1.082.983 260.119 1.343.102
BUITENGEWONE BATEN EN LASTEN
Het onder Buitengewone lasten opgenomen bedrag ad ƒ 10 miljoen betreft de doiatie aan de Voorziening voor reorganisatiekosten voor de kosten welke verband houden met de afvloeiingsregeling getroffen in 1983 (ƒ 5 miljoen) en de verplaatsing van het hoofdkantoor (ƒ 5 miljoen). Met betrekking tot de eerstgenoemde regeling is in het verslagjaar van de overheid een bijdrage ontvangen van ƒ 5 miljoen, welk bedrag onder Buitengewone baten is verantwoord. 's-Gravenhage, 24 april 1986 drs. R.W.R. Dee Algemeen Directeur
ir. J.H. Bakker Voorzitter
Accountantsverklaring
65
Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening J985 van de Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland te 's-Gravenhage gecontroleerd. Op grond van dit onderzoek zijn wij van oordeel, dat deze jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de Stichting op 31 december 1985 en van het resultaat over 1985. 's-Gravenhage, 24 april 1986 KMG Klynveld Kraayenhol& Co.
66
Publikaties 1985 De onderstaande publikaties van ECNmedewerkers zijn ingedeeld in 7 categorieën: Algemeen, nucleair onderzoek, onderzoek van fossiele energiedragers en milieu-aspecten daarvan, stromingsenergie, energiestudies, onderzoek met behulp van reactorneutronen en niet-programmagebonden dienstverleningen en spin-off. In deze indeling ontbreken de werkgebieden materialen en informatica, omdat gekozen is voor het vermelden van publikaties over deze onderwerpen bij de andere werkgebieden. ALGEMEEN Chrysochoides, N.G., M.R. Cundy, P. von der Hardt, K. Husmann, R.J. Swanenburg de Veye and A. Tas. High tlux testing reactor Petten. Replacement of the reactor vessel and connected components. Overall report. Luxembourg, Office for Official Publications of the European Communities, 1985. Rapport EUR10194-EN. Davids, J.A.G. (red.), et a!. Energie uit biologische systemen. Voordrachten uitgesproken tijdens het symposium 'Bio-energie', Amsterdam, 20 januari 1984. Wageningen, Pudoc, 1985. Biologische Raad reeks. Energieonderzoek Centrum Nederland. Jaarverslag 1984, 's-Gravenhage, ECN, 1985. Goedkoop, J.A. Over een reactorcentrum. Energiespectrum, 9(1985), 4-10. Hardt, P. van der, en R.J. Swanenburg de Veye. De Pettense Hoge Flux Reactor in een nieuwe levensfase. Energiespectrum, 9(1985), 268-276. Over, J.A. Interactie tussen energiegebruik, emissies en kosten. Energiespectrum, 9(1985), 120-128. Pelser, J. ECN en de industrie. Energiespectrum, 9(1985), 11-14. Pelser, J., J.A.G. Davids en F.M. de Meulemeester. Kwart eeuw Lage Flux Reactor. Energiespectrum, 9(1985), 239-245.
Vate, J.F. van de. Deeltjes in de aardse atmosfeer: heil en onheil. Energiespectrum, 9(1985), 60-69. NUCLEAIR ONDERZOEK Aardweg, G.J.M.J. van den, A.L. de Ruiter-Bootsma, M.F. Kramer and J.A.G. Davids. Spermatogenetic development in the CBA mouse after neutron irradiation. Influence of dose, dose fractionation and animal age. Int. J. Radial. Biol., 46(1984), p. 801. Akkermans, J.M. and H. Gruppelaar. Analysis of continuum gamma-ray emission in precompound-decay reactions: Phys. Lett., 157B(I985), 95-100. Akkermans, J.M. and H. Gruppelaar. Comments on the state densities and the transition rates in the preequilibrium exciton model. Z. Phys., A, 321(1985), 605-612. Bach, P.W. and A.C.A. van Wees. High critical current density with low current sharing in a multifilament Nb55w/oTi superconductor. In: Applied superconductivity conference, San Diego, 10-13 September 1984. IEEE Trans. Magn., MAG-21(1985), 351-354. Barten, H. and E.H.P. Cordfunke. Thermochemical properties of uranyl arsenates. 1. Arsenic oxide dissociation pressures. Thennochim. Acta, 90(1985), 177-187. Beek, M.E.A.B. van, J.A.G. Davids and D.G. de Rooij. Relation between the radiosensitivity of spermatogonial stem cells and their proliferative activity. Int. J. Radiat. Biol., 48(1985), p. 289. Bergsma, J., R.B. Helmholdt and R.J. Heijboer. Radiation dose deposition and colloid formation in a rock salt waste repository. Nucl. Techhol., 71(1985), 597-607. Boer, T.C. de, S.B. van der Molen, J.P.A. van den Bogaard, V. Vonka, F.W.B.M. Gaijee, J.R.C. Maarleveld and H. Hoogland. Heat transfer to a dispersed two phase flow and detailed quench front veloci-
67
ty research. Luxembourg, CEC, 1985. Report EUR-10074-EN(1985). Boersma-Klein, W., F. Kelling, J. Kistemaker and R.J. Heijboer. Thermodynamic performance of a gas core fission reactor. J. Nucl. Mater., 130(1985), 418-425. Cordfunke, E.H.P. Basic thermodynamic data in nuclear technology: new developments, old problems. J. Nucl. Mater., 130(1985), 82-93. Cordunke, E.H.P., R. Cluistra and J.C. van Miltenburg. The thermodynamic properties of six compounds in (tellurium + oxygen + hydrogen) from 10 to 1000 K. J. Chem. Thermodyn., 17(1085), 1079-1089. Cordfunke, E.H.P., R.P. Muis, G. Wijbenga, R. Burriel, M. To, H. Zainel and E.F. Westrum. Thermodynamics of uranium intermetallic compounds. I. Heat capacities of URu, and URh3 from 5 to 850 K. J. Chem. Thermodyn., 17(1985), 1035-1044. Cordfunke, E.H.P., W. Ouweltjes and G. Prins. Standard enthalpies of formation of uranium compounds. 11. Lithium uranates (VI). J. Chem. Thermodyn., 17(1985), 19-22. Cordfunke, E.H.P. and W. Ouweltjes. Standard enthalpies of formation of' uranium compounds. 12. Anhydrous phosphates. J. Chem. Thermodyn., 17(1985), 465-471. Cordfunke, E.H.P. and G. Prins. The thermochemical properties of caesium iodide. 1: Thermodynamic functions of solid Csl. Thermochim. Acta, 90(1985), p. 169. Cordfunke, E.H.P., P. van Vlaanderen, K. Goubitz and B.O. Loopstra. Pentauranium(V) chloride dodecaoxide U5O12C1. J. Solid State Chem., 56(1985), 166-170. Cullen, D.E., W.L. Zijp and R.E. MacFarlane. Verification of nuclear cross section processing codes. In: Proceedings of the ANS topical meeting on advances
in reactor physics and core thermal hydraulics, Kiamesha Lake, 22-24 September 1982. Volume 2, 1078-1083. Rapport DE82906282; NUREG/CP0034, Vol. 2. (gepubl. 1985). Dalen, A. van, and J. Wijkslra. Distribution and diffusion measurements in deep ocean sediment samples. Radiochim. Acta, 38(1985), 141-144. Elen, J.D. Fusion technology program. Semiannual report January-June 1984. ECN-171(1985). Elen, J.D. Fusion technology projects. Semiannual progress report July-December 1984. ECN-177(1985). Franken, W.M.P. Toroïdale spoelen en geleider voor NET. In: Toegepaste supergeleiding in Nederland. Minisymposium, Nijmegen, 26 juni 1985, 64-77. Nijmegen, Smit, 1985. Goedkoop, J.A. Het Europese onderzoekprogramma fusiereactortechnologie. Energiespectrum, 9(1985), 99-105. Gruppelaar, H. and J.M. Akkermans. The GRAPE code system for the calculation of precompound and compound nuclear reactions; GRYPHON code description and manual. ECN-164(1985). Gruppelaar, H. and P. Nagel. Pre-equilibrium effects. An international nuclear model and code comparison. N.E.A. Data Bank Newsletter no.32. Rapport NEANDC-204"U"; 1NDC(NEA)6 (1985). Harry, R.J.S. Superphénix and US-Euratom agreements. Bull. At. Sci., 41(1985), 3, 62-63. Harry, R.J.S. International enrichment CRMs for gamma spectrometry and safeguards. ESARDA Bull., 9(1985), 13-15. Huiskamp, R., W. van Ewijk, J.A.G. Davids and O. Vos. The effect of graded doses of fission neutrons or X-rays on the lymphoid
68
compartment ot' the murine thymus. Int. J. Radial. Biol., 46(1984), p. 800. Huiskamp, R. and W. van Ewijk. Repopulation oi' the mouse thymus alter sublethal fission neutron irradiation. 1. Sequential appearance of thymoeyte subpopulations. J. Immunol., 134(1985), 4, 2161-2169. Huiskamp, R., E. van Vliet and W. van Ewijk. Repopulation of the mouse thymus after sublethal fission neutron irradiation. 2. Sequential changes in the thymic microenvironment. J. Immunol., 134(1985), 4, 2170-2178. Janssen, A.J., H. Gruppelaar, R.J. Heijboer, N. Karouby-Cohen, L. Martin-Deidier, G. Rimpault and M. Salvatores. Integral-data test of JEF-1 fissionproduct cross sections. ECN-176(1985). Kennedy, P., A.J. Flipot, R. Conrad and H. Kwast. EXOTIC; development of ceramic tritium breeding materials. Annual progress report 1984. ECN-I67(I985). Keverling Buisman, A.S. On the frequency of whole-body counter monitoring. In: Assessment of radioactive contamination in man 1984. Proceedings of an international symposium, Paris, 19-23 November 1984, 177-182. Vienna, IAEA, 1985. (IAEA-SM-276/09). Kitamura, M. and E. Turkean. Empirical modelling approach to fault detection and identification in nuclear power plant. In: 7th IFAC/1FORS symposium on identification and system parameter estimation, York, 3-7 July 1985, 693-698. Oxford, Pergamon Press, 1985. Klippel, H.T. Dynamic response of (NTOT/NET blankets after coolant tube rupture. In: Transactions of the 8th International conference on structural mechanics in reactor technology, Brussels, 19-23 August 1985. Volume N, 163-168. Amsterdam, North-Holland, 1985. Kwast, H., R. Conrad and J.D. Elen. EXOTIC, an experimental programme on the development of ceramic tritium
breeding materials. In: First international conference on fusion reactor materials (ICFRM-1), Tokyo, 3-6 December 1984. J. Ni-d. Mater., 133 + 134(1985), 246-250. Linde, A. van der. Onderzoek aan splijtstofstaven voor licht-watergekoelde reactoren. Energiespectrum, 9(1985), 160-169.
Oguma, R. and E. Türkcan. Application of an improved muhivariable noise analysis method to investigation of PWR noise; signal transmission path analysis. In: Reactor noise - SMORN IV meeting, Dijon, 15-19 October 1984. Prog. Nucl. Energy, 15(1985), 863-873. Piksaikin, V. and W.L. Zijp. Planning for the REAL-84 project on adjustment procedures. Report of an IAEA Consultants' meeting, Hamburg, 26 September 1984. Report INDC(NDS)- 165/GR. Vienna, IAEA, 1985. Pruimboom, H., E. Lijbrink, K. van Otterdijk and R.J. Swanenburg de Veye. Status report on the irradiation testing and post-irradiation examination of low enriched U3O8-A1 and UAIx-Al fuel element by the Netherlands Energy Research Foundation (ECN). In: Proceedings of the international meeting on reduced enrichment for research and test reactors, Tokai, Ibaraki, 24-27 October 1983, 148-202. Tokyo, Japan Atomic Energy Research Inst., 1984. Rapport JAERI-M-84-073. Pruimboom, H. and A. Tas. Comparison of thermohydraulie and nuclear aspects in a standard HEU core and a typical LEU core for the HFR Petten. A case study. In: Proceedings of the 1984 International meeting on reduced enrichment for research and test reactors, Argonne, 15-18 October 1984, 300-322. Argonne, ANL, 1985. Rapport ANL/RERTR/ TM-6; CONF-8410I73. Prij, J. and J. Klok. On the global behaviour of a cylindrical salt dome with a HLW repository. ECN-180(1985).
69
Schaaf, B. van der. Mechanical properties of the European 316L reference heat for NET first wall and blanket materials R. and D. In: 13th Sv posium on fusion technology, Varese, 24-28 September 1984. Vol. 2, 1045-1051. Luxembourg, CEC, 1984. Rapport EUR-9I83-EN. Schaaf, B. van der. Low dose irradiation effects on creep properties of type 304 stainless steel weld metal, heat-affected zones and welded joints. In: 12th International symposium on effects of radiation on materials, Williamsburg, 18-20 June 1984. Vol. 2, 703-719. Philadelphia, ASTM, 1985. ASTM STP 870. Stoop, P.M., J.P.A. van den Boogaard and H. Koning. Dynamic loads on an RPV vent line piping system during hydrogen relief. Int. J. Press. Vessels Piping, 18(1985), 3, 183-208. Swanenburg de Veye, R.J. Irradiation testing of advanced lowenriched fuel for research reactors. Nucl. Eur., 5(1985), 6, 19-22. Szondi, E.J. and H.J. Nolthenius. Technical note: additional data and information for the REAL-84 exercise. Report INDC(NDS)-I67. Vienna, IAEA, 1985. Tjoa, G.L., F.P. van den Broek and B.A.J. Schaap. Automated test methods for fatigue crack growth and fracture toughness tests on irradiated stainless steels at high temperature. In: Symposium on automated test methods for fracture and fatigue crack growth, Pittsburgh, 7-8 November 1983, 197-212. Philadelphia, ASTM, 1985. Special Technical Testing Publication ASTM 877. Türkcan, E., R. Oguma and K. Hayashi. Application of noise analysis to the study of the thermal and mechanical behaviour during the pre-irradiation of a transient over-power (TOP-II) fuel pin experiment. In: Reactor noise SMORN IV meeting, Dijon, 15-19 October 1984. Prog. Nucl. Energy, 15(1985), 135-146.
Türkcan, E. On-line monitoring of a PWR for plant surveillance by noise analysis. In: Reactor + noise - SMORN IV meeting, Dijon, 15-19 October 1984. Prog. Nucl. Energy, 15(1985), 365-378. Türkcan, E. and M. Kitamura. Analysis of time-varying characteristics of signals from Borssele reactor. In: Reactor noise - SMORN IV meeting, Dijon, 15-19 October 1984. Prog. Nucl. Energy, 15(1985), 853-861. Türkcan, E. and A.T.J.M. Overtoom. On-line reactor monitoring system for the Borssele power plant (PWR). Report 1AEA-TECDOC-334, p. 141 (1985). Vate, J,F. van de. Aerosols and leaking concrete containment walls. In: Proceedings of the 2. workshop on containment integrity, Crystal City, USA, 13-15 June 1984, 257-270. AUraquerque, Sandia National Labs-, 1984. Rapport NUREG/ CP-0056. Verdingh, V. and W.L. Zijp. Repeatability and reproducibility of gravimetric uranium determinations in UO2 pellets. Commission of the European Communities, Nuclear science and technology, Communication No. 4182. Luxembourg, CEC/Dir.-Gen. for Science, Research and Development, 1985. (COM-4182). Vliet, J. van, M. Billaux and R. Vennink. Progress in the development and benchmarking of the COMETHE code for fuel rod behaviour prediction. In: Water reactor fuel element performance computer modelling; proceedings of a specialists' meeting, Bowness-onWindermere, 9-13 April 1984, 224-237. Vienna, IAEA, 1984, Rapport IWGFPT-19. Vries, M.I. de, and B. Schaap. Experimental observations of ductile crack growth in type 304 stainless steel. In: Elastic-plastic fracture test methods: the user's experience, 183-195. Philadelphia, American Society for Testing and Materials, 1985. ASTM-STP-856.
70
Vries, M.I. de, and DJ. Michel. Fatigue crack growth in neutron irradiated type 304 and type 316 stainless steel. In: 12th International symposium on effects of radiation on materials, Williamsburg, 18-20 June 1984. Vol. 2, 803-819. Philadelphia, ASTM, 1985. ASTM STP 870. Witzenburg, W. van, and A. Mastenbroek. Effect of cold work on void swelling in aluminium at high neutron fiuences. In: First international conference on fusion reactor materials (1CFRM-1), Tokyo, 3-6 December 1984. J. Nucl. Mater., 133 + 134(1985), 553-557. Zijp, W.L., E.M. Zsolnay and D.E. Cullen. Information sheet for the REAL84 exercise. Report INDC(NDS)-166. Vienna, IAEA, 1985. ONDERZOEK FOSSIELE ENERGIEDRAGERS EN MILIEUASPECTEN DAARVAN Ackers, J.G., J.F. den Boer, P. de Jong and R.A. Wolschrijn. Rac.ioactivity and radon exhalation rates of building materials in The Netherlands. Sci Total Environ., 45(1985), 151-156. Dongen, R. van, and J.R.D. Stoute. Outdoor natural background radiation in The Netherlands. Sci. Total Environ., 45(1985), 381-388. Feliks, W.A. Bedrijfservaringen met de 2 MW AFBC-ketel bij ECN. Symposium Schone verbranding van steenkool, Noordwijkerhout, 16-17 januari 1985. Den Haag, ECN, 1985. Heil, J.A., P.T. Alderliesten, F.C. Poot en J. de Koning. Milieu-aspecten van kolenverbranding bij kleine industriële installaties. Symposium Schone verbranding van steenkool, Noordwijkerhout, 16-17 januari 1985. Den Haag, ECN, 1985. Janssen, A.J. en H.M. ten Brink. De samenstelling van neerslag onder een rookgaspluim: modellering, berekening en validatie. Plume wash-out: modelling, calculation and validation. ECN-170(1985).
Koster, H.W., H.P. Leenhouts, A.W. van Weers and M.J. Frissel. Radioecological model calculations for natural radionuclides released into the environment by disposal of phosphogypsum. Sci Total Environ. 45(1985), 47-53. Koster, H.W. en A.W. van Weers. Radio-ecologie van en stralingsbelasting door Nederlands afvalgips in het buitenmilieu. Rapport RIVM248305001 (1985). Kuijpers, A., G.J. de Lange, H.A. van der Sloot and J. Zonderhuis. Element composition of quarternary sediments from the Madeira Abyssal Plain, Eastern North Atlantic. In: Geological studies in the Eastern North Atlantic 183-198. Den Haag, Staatsuitgeverij, 1984. Mededelingen Rijks Geologische Dienst, volume 38-2. Lans, I. v.d., D.D.L. Daamen en C.J.H. Midden. Inventarisatie kleinschalige koleninstallaties in Nederland. Interimrapport 1: Project: De kleinschalige verbranding van steenkool. ESC-WR-85-25(1985). Machielse, L.A.H. The 15 m vertical axis wind turbine Pionier I - description and experiments. In: European wind energy conference 1984. Proceedings of an international conference, Hamburg, 22-26 October 1984, 138-144. Bedford, H.S. Stephens and Assoc, 1985. Mallant, R.K.A.M. en J. Slanina. ECN en de 'zure regen'. Energiespectrum, 9(1985), 214-223. Masuch, G., A. Kettrup, R. Mallant und J. Slanina. Wirkungen von wasserstoffperoxidhaltigem saurem Nebel auf die Laubblatter junger Buchen (Fagus sylvatica L.). In: Waldschaden: Einflussfaktoren und ihre Bewertung. Kolloquium, Goslar, 18-20 Juni 1985, 761-776. Düsseldorf, VDI Verlag, 1985. VDI Berichte 560. Masuch, G., A. Kettrup, R. Mallant and J. Slanina. Histological effects of H 2 O 2 on the structure of beech leaves and spruce needles. In: International workshop on physiology and biochemistry of stressed plants, Neuherberg, 20-21 May
71
1985, 14-24. München, GSF, 1985. GSF-Bericht 44/85. Oostvoorn, F. van, en B.H. Tangena. Verzuring optimaal bestrijden. Lucht Omgeving, 2(1985), 40-45. Rang, M. en H.A. van der Sloot. Is één normindex nuttig? Chem. Mag., (1985), juli, 393-395. Slanina, J. Onzekerheden in de relatie tussen emissies en effecten. Energiespectrum, 9(1985), 133-137. Sloot, H.A. van der, D. Hoede, J. Wijkstra, J.C. Duinker and R.F. Nolting. Anionic species of V, As, Se, Mo, Sb, Te and W in the Scheldt and Rhine estuaries and the Southern Bight (North Sea). Estuar. Coast. Shelf Sci., 21(1985), 633-651. Sloot, H.A. van der, and B.J.T. Nieuwendijk. Release of trace elements from surfaceenriched fly ash in seawater. In: Energy wastes in the ocean. Wastes in the ocean, Volume 4, 449-465. New York, John Wiley, 1985. Sloot H.A. van der, en A.J. de Groot. Milieu-onderzoek aan granulaten op basis van fosforzuurgips, vliegas en bindmiddel. Ministerie VROM, rapportno. M1909. Den Haag, Staatsuitgeverij, 1985. Publikatiereeks Milieubeheer 85-14. Sloot, H.A. van der, E.G. Weyers, D. Hoede and J. Wijkstra. Physical and chemical characterization of pulverized-coal ash with respect to cement-based applications. ECN-178(1985). Sloot, H.A. van der, J. Wijkstra, C.A. van der Stigt and D. Hoede. Leaching of trace elements from coal ash and coal-ash products. In: Energy wastes in the ocean. Wastes in the ocean, Volume 4, 467-497. New York, John Wiley, 1985. Vermetten, A.W.M., W.A.H. Asman, E. Buijsman, W. Mulder, J. Slanina and A. Waijers-Upelaan. Concentrations of NH 3 and NH 4 over the Netherlands. In: Waldschaden:
Einflussfaktoren und ihre Bewertung. (•Colloquium, Goslar, 18-20 Juni 1985, 241-251. Düsseldorf, VD1 Verlag, 1985. VDI Berichte 560. Vleeskens, J.M. Kwaliteitskenmerken van steenkool voor wervelbedverbranding. Energiespectrum, 9(1985), 146-153. Vleeskens, J.M. Kolenkarakterisering bij ECN. In: Steenkool voor de energievoorziening. Nationaal Onderzoekprogramma Kolen (NOK), 34-35. Utrecht, PEO, 1985. Vleeskens, J.M., P. Bos, C.H. Kos and M. Roos. Pyrite association and coal cleaning. An optical image analysis study. Fuel, 64(1985), 342-347. Vleeskens, J.M. Mechanical causes of fuel loss from fluidized-bed combustors. Fuel, 64(1985), 1606-1610. Wees, F.G.H. van. Brandstofverbruikende installaties bij de Nederlandse industrie. Bijgewerkt: Basisjaar 1981. ESC-WR-85-2K1985). STROMINGSENERGIE Beurskens, H.J.M. Het Nationaal Onwikkelingsprogramma Windenergie 1981-1984. Een inventarisatie van uitgevoerde projecten en resultaten. Utrecht PEO, 1985. Beurskens, H.J.M. European research and development program, electricity generating wind energy systems. In: Conferencia internacional de fuentas alternas para la generacion de electricidad, Caracas, 11-16 December 1983. Tomo 2, chapter 6.4. Caracas, Fundacion para el Desarrollo de Las Ciencias Fisicas, Matematicas y Naturalas, 1985. Beurskens H.J.M. Electricity generating wind energy systems; technical and economic aspects. In: Proceedings of the workshop on wind energy applications for small electrical networks, Casaccia (Rome), 8 March 1984, 103-115. Rome, ENEA, 1985.
72
Bonte, J.A.N. de. The Dutch autonomous wind diesel system. In: European wind energy conference 1984. Proceedings of an international conference, Hamburg, 22-26 October 1984, 685-689. Bedford, H.S. Stephens and Assoc, 1985. Bruijn, A. de, WJ. Stam and W.B. de Wolf. Determination of the acoustic source power levels of wind tubines. In: European wind energy conference 1984. Proceedings of an international conference, Hamburg, 22-26 October 1984, 889-894. Bedford, H.S. Stephens and Assoc., 1985. Curvers, A., F. van Hulle and W.J. Stam. Assessment and testing of wind turbines and their applications in the Netherlands. In: European wind energy conference 1984. Proceedings of an international conference, Hamburg, 22-26 October 1984, 772-780. Bedford, H.S. Stephens and Assoc., 1985. Dragt, J.B. Long fluctuations and response of rotor systems in turbulent wind fields. ECN-172(1985). Dragt, J.B. The spectra of wind speed fluctuations met by a rotating blade, and resulting load fluctuations. In: European wind energy conference 1984. Proceedings of an international conference, Hamburg, 22-26 October 1984, 453-458. Bedford, H.S. Stephens and Assoc., 1985. Gerbers, D. Verslag van het project 'Verzameling ervaringsgegevens windturbines 1983/1984' over de periode januari 1983 tot december 1984. ESC-WR-85-04 (1985). Gerbers, D. Verzameling ervaringsgegevens windturbines 1983/1984. Resultaten, evaluatie en conclusie. ESC-WR-85-20 (1985). Hulle F. van. Windex: maandelijks de energie van de wind in één cijfer. Duurzame Energ., (1985), 1, p. 20. Jehee, J.N.T. Rotorloads on a horizontal axis windturbine at stochastic wind velocities.
In: European wind energy conference 1984. Proceedings of an international conference, Hamburg, 22-26 October 1984, 801-806. Bedford, H.S. Stephens and Assoc., 1985. Machielse, L. Verticale as-windturbines. De eigenschappen van molens die anders draaien. Duurzame Energ., (1985), 1, 11-14. Machielse, L.A.H, en F.J.L. van Hulle. Windwijzer: gids voor onderzoekers en adviseurs in de windenergie in Nederland. Petten, NEWIN, 1985. Oei, T.D., A. Curvers and H. van de Hee. Energy production estimation and parameter sensitivity analysis for WECS. ECN-165(1985). Roorda, B. Beproeving bij ECN van vliegwielen voor energie-opslag. Energiespectrum, 9(1985), 70-76. Stam, W.J. Requirements for wind turbine safety systems. In: European wind energy conference 1984. Proceedings of an international conference, Hamburg, 22-26 October 1984, 333-335. Bedford, H.S. Stephens and Assoc., 1985. Valter, G.P. and T.D. Oei. The asynchronous generator with enlarged slip used for grip coupled wind turbines. In: European wind energy conference 1984. Proceedings of an international conference, Hamburg, 22-26 October 1984, 553-558. Bedford, H.S. Stephens and Assoc., 1985. ENERGIESTUDIES Arkel, W.G. van. Haalbaarheidsstudie Nederlandse Energie Data Bank. ESC-WR-85-16 (1985). Boer, A.A. de. Herstructurering van de elektriciteitsvoorziening: een SIBAS-studie. Elektrotechniek, 63(1985), 879-882. Boer, A.A. de, B.K. Tjioe, B.J. Kruijswijk en L.C. Verstegen. Herstructurering van de energievoorziening in de provincie Utrecht. Delft, SIBAS, 1985.
73
Boonekamp, P.G.M. Uitbreiding en herspecificatie van het energiemodel SELPE t.b.v. de berekeningen voor het EZ-Referentiescenario 1984. ESC-WR-85-01(1985). Boonekamp, P.G.M. Verslag bezoek USA i.v.m. opzet elektriciteitsmodel. ESC-WR-85-17(198S). Boswinkel, H.H., N.J. Koenders and A.L. Roos. The outlook for industrial cogeneration in Western Europe (gasturbines in the early nineties). Presented at the European conference on gas and electricity markets in Europe. Prospects and policies, Luxembourg, 23-25 September 1985. ESC-WR-85-28(I985). Bruggink, J.J.C. Na-isolatie, werkgelegenheid en besparingen in het noorden des lands; analyse en evaluatie. ESC-32(1985). Bruggink J.J.C. Na-isolatie, werkgelegenheid en besparingen in het noorden des lands. Analyse en evaluatie. ESC-WR-85-O3 (1985). Bruggink, J.J.C. The theory of economic growth and thermodynamical laws. Contribution to International workshop on Energy and time in the economic and physical sciences, Wolfheze, The Netherlands, 21-25 May 1984. ESC-WR-85-05(l985). Bruggink, J.J.C. The theory of economic growth and thermodynamical laws. In: Energy and time in the economic and physical sciences. Papers and comments workshop Wolfheze, June 1984, 135-145. Amsterdam, North-Holland, 1985. Daamen, D.D.L., C.J.H. Midden and B. Verplanken. Lay estimates of annual fatality rates. A critical review. ESC-WR-85-O8(1985). Energie Studie Centrum; Rijksuniversiteit Utrecht. Kostenbesparingen in de elektriciteitsvoorziening door introductie van windvermogen. ESC-WR-85-18(1985). Ester, P. and C.J.H. Midden. Local energy conservation programs: the household and community context. ESC-WR-85-14(198S).
Gaskell, G., B. Joerges, P. Ester, C.J.H. Midden and E. Monnier. Consumer energy conservation policies: a multinational study. Paper presented at the 2nd International conference 1985, April 10-12, Versailles. ESC-WR-85-I3U985). Gaskell, G., B. Joerges, C.J.H. Midden, et al. Consumer energy conservation policies. A multi-national study. Berlin, Internationales Institut fiir Umwelt und Gesellschaft/Wissenschaftszentrum Berlin, 1985. HUG Report 85-1. Gooi, W. van, J.J.C. Bruggink, J.A. Over and J.L, Sweeney. Energy and time in the economic and physical sciences. Papers and comments workshop Wolfheze, June 1984. Amsterdam, North-Holland, 1985. Hengst-van der Hoek, H. den. Beschrijving van 'Multi-objective linear program' (MOLP) t.b.v. SELPE. ESCWR-85-22(1985). Hengst-van der Hoek, H. den. Onderzoek naar de dynamisering van het energiemodel SELPE. ESC-WR-8523 (1985). Hisschemoller, M., C.J.H. Midden en P.J. Stallen. Het kiezen van lokaties voor gevaarlijk (radioactief) afval. Bestuurlijke en psychologische aspecten. 's-Gravenhage, Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrij f, 1985. Min. VROM/Directie Stralenbescherming, rapport 6. Jansen, J.C., W.H. Diemont and N.J. Koenders. Peat development for power generation in West Kalimantan. An ecological and economic appraisal. Rotterdam, Netherlands Economic Institute, 1985. Kok, M. Optimaliseren met meervoudige doelstellingen in het energiemodel SELPE. ESC-WR-85-19(l985). Kram, T. Nieuwe energiebronnen in Japan. Opzet en uitvoering van energieonderzoekprogramma's. ESC-31(1985). Kruijswijk, B.J. Herstructurering van de energievoorziening in Utrecht; enige financieel-econo-
74
mische evaluaties betreffende PEGUS en STAMIN. ESC-WR-85-IO(1985). Kruijswijk, B.J. Vergoedingsregelingen in verband met decentraal elektrisch produktievermogen in de provincie Zuid-Holland. ESC-WR-85-29(1985). Midden, C.J.H., D.D.L. Daamen en B. Verplanken. Voorstelbaarheid en de evaluatie van risico's: kernenergie en kolenverbranding vergeleken. ESC-WR-85-02(l985). Midden, C.J.H., D.D.L. Daamen en B. Verplanken. Voorstelbaarheid en evaluatie van risico's: kernenergie en kolenverbranding vergeleken. In: Toegepaste sociale psychologie. Deel 1, 220-234, Lisse, Swets en Zeitlinger, 1985. Midden, C.J.H. Energiebesparing door consumenten: de effectiviteit van een aantal beleidsinstrumenten. (Herschreven versie van ESC-WR-84-IO). ESC-WR-85-09 (1985). Midden, C.J.H., D.D.L. Daamen en B. Verplanken. Houdingen tegenover energie-technologieën, de beoordeling en waardering van risico's en voordelen van de opwekking van elektriciteit met uraan, kolen en wind. In: Technologische risico's, onderzoek en beleid. Werkbijeenkomst Raad voor het Milieu- en Natuuronderzoek, Programmerings- en Studiegroep Milieu en Veiligheid, Oosterbeek, 23-24 januari 1985, 100107. Rijswijk, RMNO, 1985. Midden, C.J.H., M. Hisschemöller, P.J. Stallen, H.T.U. van Rijn, J.J. Schwarz en D.A. Zanstra. Het kiezen van lokaties voor gevaarlijk (radioactief) afval. Bestuurlijke en psychologische aspecten. Delft, SIBAS, 1985. Midden, C.J.H., W.H. Weenig en T. Schmidt. Buurtgerichte voorlichting over energiebesparing. Interim-rapport 1: De sociale diagnose. ESC-WR-85-24(1985). Oost voorn, F. van. Strategies for cost optimal control of acid rain. In: The energy industries in transition 1985-2000. Proceedings 6th
Annual North American meeting, San Francisco, 5-7 November 1984. Part 1, 679-690. Washington, D.C., International Association of Energy Economists, 1984. Oostvoorn, F. van. Dutch Research Institute of Health (RIVM), Energy Study Centre (ESC), and Technica Consulting Scientists and Engineers. Strategies for cost optimal control of acid rain. Comprehensive overview of a study made for the Dutch Ministry of Environment (VROM). ESC-WR-85-11(1985). Oostvoorn, F. van, W.G. van Arkel and A.V.M, de Lange. The use of the modelling language GAMS for the LP energy model SELPE. ESC- WR-85-260985). Over, J.A. Modellering van energie/milieu/economie interacties. ESC-WR-85-07(1985). Over, J.A. Interactie tussen energiegebruik, emissies en kosten. Algemene inleiding. Lezing t.g.v. de conferentie 'Energie en zure regen', 19 maart 1985 te Utrecht. ESC-WR-85-12(1985). Scheele, D. Gevolgen van het milieubeleid voor het particulier personenvervoer. Rapport ESC-WR-85-27. Tevens in: Dynamiek en evenwicht in verkeer en mobiliteit. Colloquium Vervoersplanologisch speurwerk 1985, Den Haag, 28-29 november 1985. Schwarz, J.J., M. Hisschemöller, C.J.H. Midden en G. Moek. Risico's, risico-onderzoek en besluitvorming. Een verkennende studie naar besluitvorming en het gebruik van risico-onderzoek daarbij. Delft, SIBAS, 1985. Wees, F.G.H, van, H.H. Boswinkel, K.A. Duijves, D. Gerbers B.J. Kruijswijk en J.C. van der Veen. Projectrapportage. Investeren in energiekostenbesparing. Een onderzoek naar de leverantie door het Nederlandse bedrijfsleven. Rapport ESC-WR-8506(1985). ESC-WR-85-06B: Bijlagen.
75
ONDERZOEK MET BEHULP VAN REACTORNEUTRONEN Abrahams, K., F. Stecher-Rasmussen and M.J.W. Weel. Replacement of the vessel and beam tubes of the High Flux Reactor in Petten. A1P Conf. Proc, 125(1985), p. 930. Benedek, R., R. Prasad, S. Manninen, B.K. Sharma, A. Bansil and P.E. Mijnarends. Compton profiles for polycrystalline CuxNi, x alloys: theory and experiment. Phys. Rev., B, 32(1985), 7650-7658.
tracer experiments on washing and leaching. Hair and nails as monitors of external trace element burdens. In: Health-related monitoring of trace element pollutants using nuclear techniques, p. 51. Vienna, IAEA, 1985. IAEA-TECDOC-330.
Dikken, B.J., A.F.M. Arts, H.W. de Wijn, W.A.H.M. Vlak and E. Frikkee. Magnetic order in the diluted antiferromagnet ^Fe^Zn.!.,^ studied with Mössbauer spectroscopy and neutron diffraction. Phys. Rev., B, 32(1985), p. 5600. Groot, G.J. de.
Bleeker, E.J., U. Dahlborg, B. Nilsson, J. Skold and W.B. Yelon. Upgrading thermal neutron beams of light-water-moderated research reactors by reflector optimization. In: Neutron scattering in the 'nineties. Proceedings of a conference, Jiilich, 14-18 January 1985, 377-383. Vienna, IAEA, 1985 (ST1/PUB/694). Bouwstra, J.A., A. Schouten, J. Kroon and R.B. Helmholdt. Structural studies of the system transstilbene/trans-azobenzene. 3. The structures of three mixed crystals of trans-azobenzene/trans-stilbene; determinations by X-ray and neutron diffraction. Acta Crystallogr., Sect. C, C410985), 420-426. Chrien, R.E., J. Kopecky, H.f. Liou, O.A. Wasson, J.B. Garg and M. Dritsa. Distribution of radiative strength from neutron capture by 239Pu. Nucl. Phys., A, 436(1985), 205-220. Das, H.A., D. Hoede, B.J.T. Nieuwendijk, H.A. van der Sloot, G.J.A. Teunissen and J.R.W. Woitliez. Determination of arsenic, selenium and antimony by neutron activation analysis. Application to hair samples. Hair and nails as monitors of external trace element burdens. In: Health-related monitoring of trace element pollutants using nuclear techniques, p. 52. Vienna, IAEA, 1985. IAEA-TECDOC-330. Das, H.A., D. Hoede, H.A. van der Sloot, M. Dejkumhang and R.M.F. Herber. Instrumental neutron activation analysis of human hair and related radio-
Fast Fourier transformation filter program as part of a system for processing chromatographic data with an Apple II microcomputer. Trends Anal. Chem., 4(1985), 134-137.
Groot, G.J. de, H.A. Das en C.L. de Ligny. A system for HPLC with on-line radiometric detection and data processing. Int. J. Appl. Radiat. Isot., 36(1985), 349-355. Higgins, S.A., W.A.H.M. Vlak, M. Hagen, R.A. Cowley, A.F.M. Arts and H.W. de Wijn. Magnetic excitations in K2CoxFeixF4: a mixed system with competing spin anisotropies. In: Proceedings ASI 'On scaling phenomena and disordered systems', Geilo, 10-21 April 1985. New York, Plenum, 1985. Kok, P.J.J., K. Abrahams, H. Postma and W.J. Huiskamp. Investigation of excited states of 7Li by means of thermal neutron capture. Nucl. Instrum. Methods Phys. Res., Sect. B, 12(1985), 325-330. Kopecky, J.
Averaged neutron capture data and their applications to nuclear structure and reaction mechanism. AIP Conf. Proc, 125(1985), p. 318. Mijnarends, P.E. and A. Bansil. The positron state in Cu-based random alloys. In: Positron annihilation. Proceedings of the 7th international conference, New Delhi, 6-11 January 1985, p. 58. Singapore, World Scientific Publishing Co., 1985.
76
Nieuwendijk, B.J.T., J.R.W. Woittiez and H.A. Das. Correction for residual dead-time losses in INAA based on short-lived radionuclides. J. Radioanal. Nucl. Chem., 89(1985), 465-472. Nieuwkerk, H.J. van, H.A. Das, U.A.T. Brinkman and R.W. Frei. Low-level radiometric detection in LC using solvent segmentation and an effluent storage loop. Chromatographia, 19(1984), 137-144. Oberli, L., A.A. Manuel, R. Sachot, P. Descouts, M. Peter, L.P.L.M. Rabou, P.E. Mijnarends, T. Hyodo and AT. Stewart. Higher-momentum components of the e + and e ~ wave functions in Li and K. Phys. Rev., B, 31(1985), 1147-1149. Oberli, L. A.A. Manuel, R. Sachot, P. Descouts, M. Peter, L.P.L.M. Rabou, P.E. Mijnarends, T. Hyodo and A.T. Stewart. Positron annihilation in alkali metals. In: Positron annihilation. Proceedings of the 7th international conference, New Delhi, 6-11 January 1985, p. 251. Singapore, World Scientific Publishing Co., 1985. Rabou, L.P.L.M. and P.E. Mijnarends. The approximate validity of the LCW theorem in positron annihilation. In: Positron annihilation. Proceedings of the 7th international conference, New Delhi, 6-11 January 1985, p .68. Singapore, World Scientific Publishing Co., 1985. Sietsma, J. and C. van Dijk. A deeper look into the structure of amorphous Fe40Ni40"B20. In: Rapidly quenched metals. Proceedings of the Fifth International conference, Wiirzburg, 3-7 September 1984. Volume 1, 463-466. Amsterdam, North- Holland, 1985.
High Flux Reactor in Petten. AIP Conf. Proa, 125(1985), p. 933. Stecher-Rasmussen, F., et al. An investigation of parity-nonconservation in the '°B(n, gamma) reaction. AIP Conf. Proa, 125(1985), p. 897. Vlak, W.A.H.M. Phase transitions in the mixed quadratic-layer antiferromagnets with competing anisotropies K1Co,Fe|.xF4. ECN-169 (1985). Rijksuniversiteit Utrecht, 25 september 1985. Vlak, W.A.H.M., B.J. Dikken, A.F.M. Arts and H.W. de Wijn. Mössbauer spectroscopy study of the randomly mixed two-dimensional antiferromagnet with competing spin anisotropies KiCovFe, XF4. Phys. Rev., B, 31(1985), 4496-4501. Zwart, P., L.P.L.M. Rabou, G.J. Langedijk, A.P. Jeavons, A.P. Kaan, H.J.M. Akkerman and P.E. Mijnarends. The new two-dimensional angular correlation apparatus at ECN. In: Positron annihilation. Proceedings of the 7th international conference, New Delhi, 6-11 January 1985, p. 297. Singapore, World Scientific Publishing Co., 1985. NIET-PROGRAMMAGEBONDEN DIENSTVERLENINGEN EN SPINOFF Beckers, G.J.J. HGMS-experimenien bij ECN. In: Toegepaste supergeleiding in Nederland. Minisymposium, Nijmegen, 26 juni 1985, 100-107. Nijmegen, Smit, 1985. Beunk, F.F., J.H. Baker and J.G. van Raaphorsl. A Sm-Nd isotope study of the 1.85 Ga Hjülsjö volcano-pluionic complex. Terra Cognita, 5(1985), p. 278.
Smeets, J.P.M., E. Frikkee, W.J.M, de Jonge and K. Kopinga. Magnetic ordering processes in the quasi-one-dimensional metamagnets RbFeCl,.2aq and CsFeCl3.2aq (aq=H 2 O,D 2 O). Phys. Rev., B, 31(1985), 7323-7334.
Das, H.A. Precision and accuracy of radiotracer measurements of marine sand flowrates, J. Radioanal. Nucl. Chem., 90(1985), 69-75.
Stecher-Rasmussen, F. Upgrading the beam facilities of the
Helmholdt, R.B., User-friendly application of the RT-11
77
operating system in minicomputer instrument control. ECN-163 (1985). Lingerak, W.A., A.M. van WensveenLouter and J. Slanina. The determination of zinc, cadmium, lead and copper in precipitation by computerized differential pulse voltametry. Int. J. Environ. Anal. Chem., 19(1985), 85-98. Meijer, H.C., H. Postma and W.B. Bloem. Test and analysis of a liquid 3He target for intermediate energy physics experiments. Nucl. Instrum. Methods Phys. Res., Sect. A., 234(1985), 421-425. Plomp, A. Performance of commercial atomisers for therapeutic and diagnostic use as compared to a newly developed atomiser. In: International conference on liquid atomisation and spray systems, London, 8-10 July 1985. Vol. 1, p. I1IB/4/1-1IIB/4/9. London, Institute of Energy, 1985. Skorupa, M. and J. Prij. A state of the art report on fatigue life evaluation of notched components and welded joints. ECN-166(1985). Slagter, W. and H. Koning. Finite element, stream function-vorticity solution of secondary flow in the cross-plane of non-circular channels. ECN-1750985). Slanina, J., C.A.M. Schoonebeek, D. Klockow and R. Niessner. Determination of sulfuric acid and ammonium sulfates by means of a computer-controlled thermodenuder system. Anal. Chem., 57(1985), 19551960. Spit, F.H.M, en H.A. Das. Diffusie-metingen van fosfor-32 in silicium. Chem. Mag., (1985), nov., 731733. Tjoa, G.L. and R. den Boef. A remote controlled calibration device for displacement transducers. ECN-173 (1985). Vleeskens, J.M. en G. Hamburg. Röntgenspectrochemische analyse van heterogene vaste stoffen bij ECN. Energiespectrum, 9(1985), 15-22.
Vonka, V., J. Hoornsira and P. Boersma. Experimental investigation of secondary flow vortices in a rod cluster. ECN-174(1985). Zijp, W.L. On the statistical evaluation of inconsistent measurement results illustrated on the example of the "°Sr half-life. ECN-179(1985).
Voordrachten van ECN-medewerkers op uitnodiging
78
Medewerker
Titel voordracht
Conferentie
Plaats en datum
The Use of Key-Figures in R&D centres
International Structural Comparison (ISC)
Petten 7-9 oktober 1985
E.H.P. Cordfunke
Thermochemie en de veiligheid van kernreactoren
KNCV, sectie anorg. lys. chemie
Petten 18 oktober 1985
H.A. Das
On-line Radiometry in HPLC
General Assembly International Union of Pure and Applied Chemistry (IVPAC)
Lyon 26-30 augustus 198S
H.A. Das
Anti-coincidence Counting in Activation Analysis
Annual Meeting European Society lor Nuclear Methods in Agriculture (ESNA)
Warszawa 9-14 september 1985
H. Oruppelaar
A New Code System for the Calculation of Double Differential Reaction Cross Sections
Conf. on Nuclear Data for Basic and Applied Science
Santa Fé 13-17 november 1985
H. Gruppelaar
The Present Status of the European Fusion File
Seminar on Nuclear Data Cross Section Libraries and their Application in Nuclear Technology
Bonn 1-2 oktober 1985
H. Gruppelaar
Inelastic Scattering Cross Sections in the Fission-product Mass Range
OECD Specialists' Meeting on the Use of Neutron Cross Sections Below 20 MeV
Parijs 13-15 november 1985
H.Th. Klippel
Fusietechnologie
Internationale Conferentie over Plasmachemie
Nieuwegein 4 juli 1985
F.M. de Meulemeester
Operation and Utilization of the Argonaut Type Low Flux Reactor
IAEA Consultant's Meeting on the Technology and Use of Low Power Research Reactors
Beijing (China) 30 april-3 mei 1985
J. Prij
Modelling of the Thermomechanical Behaviour of Rock Salt
Secom' European Community Conference on Radioactive Waste Management
Luxemburg 22-26 april 1985
K.A. Verschuur
Calculations of Neutron Spectra and Spatial Flux Distributions of the JET Torus
JET, Third Workshop on Neutron and Charged Particles Diagnostics
Culham 19-21 november 1985
L.H. Vons
Specific Investigations Related to Rock Salt Behaviour
Second European Community Conference on Radioactive Waste Management
Luxemburg 22-26 april 1985
Algemeen J.Chr. Groeneveld
Nucleair onderzoek
Onderzoek fossiele energiedragers en milieu-aspecten daarvan R.K.A-M. Mallant
Experiments on H,O,-containing for Exposures on Young Trees
Second International US-Dutch Symposium on Aerosols
Williamsburg, VS 19-24 mei 1985
J. Slanina
Onzekerheden in de relaties tussen Emissies en Effekten
Energie en Zure Regen
Utrecht 19 maart 1985
J. Slanina
Data Collection and Data Treatment for Deposition Measurements
Ie Congresso Brasileiro de Quimica Ambuntal
Bahia 19-21 juni 1985
J.F. van de Vate
Sources of Aerosols; Acidic Aerosols in The Netherlands: not a Special case
Second International US-Dutch Symposium on Aerosols
Williamsburg, VS 19-24 mei 1985
J.F. van de Vate
De toekomst van het aerosolonderzoek - gezien vanuil het onderzoek
Jaarvergadering Vereniging Lucht, sectie Aerosolen
Mol, België 23 januari 1985
79
Medewerker
Titel voordracht
Conferentie
Plaats en datum
H.J.M. Beurskens
Zonder energie-onderzoek geen rendabele energie-opwekking met windturbines
Total Energy Symposia
Rotterdam 10 mei 1985
H.J.M. Beurskens
Introductie Windenergie en Economische Aspecten
World Conference on Emerging Technologies in the Fats and Oils Industries
Cannes 4 november 1985
F.J.L. van Hulle
Prospects of Wind Energy
Meeting of the Benelux Association of Energ) Economists
Rotterdam 31 oktober 1985
N. van der Kleij
Industrie en Onderzoek; Windenergiebeleid
Nationale Windenergie Conferentie
Noord» ijkerhout 17, 18 en 19 december 1985
H.H. Boswinkel, N.J. Koenders en A.L. Roos
The Outlook for Industrial Cogeneration in Western Europe - Gasturbines in the Early Nineties
The European Conference on Gas and Electricity Markets in Europe (Prospects and Policies)
Luxemburg 23-25 september 1985
J.J.C. Bruggink
Oil Substitution in ECN Scenario Studies
1EA Energy Policy Review Committee Meeting
Den Haag 5-9 september 1985
J.J.C. Bruggink
The Energy Aid Programme of the Netherlands
AIT-ESCAP Regional Energy Planning Workshop
Bangkok 30 septr4 okt. 1985
J.J.C. Bruggink
The Economic Aspects of the Nuclear Power Decision
The Nuclear Power Decision in The Netherlands
Rotterdam 31 januari 1985
C.J.H. Midden
Consumer Energy Conservation Policies: a Multinational Study
2nd International Conference on Consumer Behaviour and Energy Policy
Versailles 10-12 april 1985
C.J.H. Midden
Lay Estimates of Annual Fatality Rates - a Critical Review
10th International Conference on Subjective Probability, Utility and Decision Making
Helsinki 24-28 augustus 1985
F. van Oostvoorn en B. de Lange
An Application of a Modelling Language called General Algebraic Modelling System (GAMS) for Large Scale LP Modelling of the Energy Sector
Seventh European Congress on Operational Research
Bologna 16-20 juni 1985
J.A. Over
Interactie tussen energiegebruik, emissies en kosten - Algemene inleiding
Energie en Zure Regen
Utrecht 19 maart 1985
D. Scheele
Gevolgen van hel milieubeleid voor het particulier personenvervoer
Colloquium Vervoersplanologisch Speurwerk 1985
Den Haag 28-29 november 1985
Stromingsenergie
Energiestudies
Onderzoek met behulp van reactorneutronen J. Kopecky
Study of the Distribution of Ml Radiative Strength from Resonance-Averaged Neutron Data
Phys. Dept. Colloquium
Brookhaven 8 mei 1985
P.E. Mijnarends
The Electron Momentum Density in Solids
30. Bunsen-Kolloquium "Impulsdichte der Elektronen in Molekülen und Festkörpern
Konstanz 3-4 oktober 1985
80
Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland
Lijst van afkortingen Algemene Energie Raad Wervellaagverbranding onder atmosferische druk Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval Centraal Planbureau Duits-Belgisch-Nederlandse samenwerking Energieonderzoek Centrum Nederland Electricité de France Europese Gemeenschap European Safeguards Association Energie Studie Centrum Regional Energy Development Programme Ministerie van Economische Zaken Fysisch-dynamisch Onderzoek, Technische Adviseurs BV Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (van de EG) Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale Dodewaard GROte Horizontale As Turbine Gesellschaft für Strahlen- und Umweltforschung Horizontale As Turbine Hoge Flux Reactor International Atomic Energy Agency International Energy Agency Integraal Landelijk Onderzoek Nucleair Afval Innovatiegerichte Onderzoek Projecten Industriële Raad voor Energie- en Milieutechnologie Interuniversitair Reactor Instituut Joint European Torus NV tot Keuring van Elektrotechnische Materialen Kern-Fysische Dienst Kon. Shell Laboratorium Amsterdam LFR Lage Flux Reactor LSO Laboratorium voor Sterk-radioactieve Objecten MARIN Maritiem Research Instituut Nederland NEA Nuclear Energy Agency NEOM Nederlandse Energie Ontwikkelings Mij. NET Next European Torus NIKHEF Nationaal Instituut voor Kern- en Hoge-energiefysica NIL Nederlands Instituut voor Lastechniek NLR Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium NOW Nationaal Onderzoekprogramma Windenergie OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling PEO Projectbeheerbureau Energieonderzoek RAAF Rotor As Aandrijf Faciliteit RIVM Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieuhygiëne RIZA Rijksinstituut voor de Zuivering van Afvalwater SI BAS Samenwerkende Instellingen t.b.v. beleidsanalytische studies SCK-Mol Studie Centrum voor Kernenergie-Mol SIN Schweizerisches Institut für Nuklearforschung SLE Supergeleiding Lips-ECN BV TNO Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek UKAEA UK Atomic Energy Authority USNRC US Nuclear Regulatory Commission VAT Verticale As Turbine VROM Ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer VU Vrije Universiteit WL Waterloopkundig Laboratorium ZWO Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek
AER AFBC COVRA CPB DeBeNe-samenwerking ECN EdF EG ESARDA ESC ESCAP EZ FDO FOM GCO GKN GROHAT GSF HAT HFR IAEA 1EA ILONA IOP IREM IRI JET KEMA KFD KSLA
Foto's:
Grafieken en vormgeving: Druk:
Aris Homan Fotobureau Meijer COVRA BV Reginald Lindemans Reprografische Dienst ECN